Verordening lokaal eigendom bij grootschalige energie-opwek gemeente Deventer

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2026

Intitulé

Verordening lokaal eigendom bij grootschalige energie-opwek gemeente Deventer

De raad van de gemeente Deventer;

gelezen het voorstel van het college d.d. 1 juli 2025, nummer 2025-457;

gelet op artikel 6.12, derde lid, van de Energiewet,

overwegende, dat het van belang is om bij de realisatie van wind- en zonprojecten het maatschappelijk draagvlak voor de energietransitie te vergroten en de ontwikkeling van lokale energiesystemen en energiegemeenschappen te bevorderen en in het Klimaatakkoord het streven naar 50 procent lokaal eigendom is afgesproken;

overwegende, dat de gemeenteraad van Deventer in de aangenomen motie Lokale bezit energie-initiatieven d.d. 20 maart 2024 heeft opgenomen dat het eigendom van energie-initiatieven voor minimaal 50 procent lokaal eigendom moet zijn;

overwegende, dat het gewenst is gebruik te maken van de mogelijkheid in de Energiewet om regels te stellen over de wijze van motivering over welke inspanningen zijn verricht voor het streven naar lokaal eigendom en welk percentage mede-eigendom is overeengekomen;

BESLUIT:

Vast te stellen de "Verordening lokaal eigendom bij grootschalige energie-opwek gemeente Deventer".

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening (en de daarop berustende bepalingen) wordt (mede) verstaan onder

  • 1.

    College: het college van burgemeester en wethouders van Deventer;

  • 2.

    Initiatief voor grootschalige energie-opwek: de aanleg of uitbreiding van een grootschalige installatie voor de opwek van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen;

  • 3.

    Onder een grootschalige installatie voor de opwek van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet wordt in ieder geval verstaan:

    • a.

      een zonnepark met een capaciteit van ten minste 1 megawatt (MW);

    • b.

      een windturbine met een capaciteit van ten minste 2 megawatt (MW).

Artikel 2. Inspanningsverplichting lokaal eigendom

  • 1. Bij de aanleg of uitbreiding van de installatie wordt door de producent, bedoeld in artikel 1.1 van de Energiewet, gestreefd naar een zo hoog mogelijk percentage lokaal eigendom met een minimum van 50 procent.

  • 2. Er is in ieder geval niet voldaan aan de inspanningsverplichting als:

    • a.

      er geen aantoonbaar en verifieerbaar contact is geweest met een georganiseerde vorm van partijen als bedoeld in artikel 2, derde lid, zoals de wijk- of dorpsraad of een lokale energiecoöperatie; of,

    • b.

      er niet meer dan één bijeenkomst met die partijen is geweest waarin de mogelijkheden voor lokaal eigendom zijn voorgelegd of verkend;

    • c.

      er is geen reële termijn gegeven aan de omgeving om lokaal eigendom te bereiken; of

    • d.

      er geen economisch realistisch aanbod is gedaan.

  • 3. Onder lokaal eigendom wordt verstaan het juridisch en economisch eigenaarschap van de installatie door:

    • a.

      omwonenden

    • b.

      inwoners vertegenwoordigd in een lokale energiegemeenschap, als bedoeld in artikelen 1.1 en 2.4 van de Energiewet.

  • 4. Onder omwonenden als bedoeld in het derde lid, onder a, wordt verstaan:

    • a.

      inwoners wonend in de gemeente Deventer; of

    • b.

      voor zover het gaat om windenergie, omwonenden binnen een straal van 10 keer de tiphoogte gemeten vanaf de voet van de windturbine.

Artikel 3. Motivering inspanningsverplichting lokaal eigendom

De producent motiveert bij de aanleg of uitbreiding van de installatie:

  • a.

    welke inspanningen hij heeft verricht om mede-eigendom ten aanzien van de voorgenomen installatie en de exploitatie daarvan door partijen als bedoeld in artikel 2, derde en vierde lid, te bevorderen;

  • b.

    welk percentage mede-eigendom is overeengekomen;

  • c.

    en voor zover minder dan 50 procent mede-eigendom is overeengekomen, wat de redenen daarvan zijn en of er andere vormen van financiële participatie zijn overeengekomen.

Artikel 4. Gegevens en motivering

  • 1. Voor de motivering, bedoeld in artikel 3, aanhef en onder a, worden de volgende gegevens en bescheiden door de producent verstrekt:

    • a.

      de methoden gebruikt voor de communicatie over het project;

    • b.

      welke informatie is gedeeld en hoe deze informatie beschikbaar is gesteld;

    • c.

      ten aanzien van de inwoners en omwonenden als bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid:

    • d.

      hoe deze is gedefinieerd;

    • e.

      op welke wijze deze partijen bij het project zijn betrokken;

    • f.

      op welke wijze de wensen van deze partijen zijn verkend; en

    • g.

      hoe deze partijen de mogelijkheid hebben gehad om te participeren.

  • 2. Voor de motivering, bedoeld in artikel 3, aanhef en onder b, worden de volgende gegevens en bescheiden door de producent verstrekt:

    • a.

      welke afspraken met deze partijen zijn gemaakt; en

    • b.

      hoe de afspraken met deze partijen zijn vastgelegd;

    • c.

      een getekende overeenkomst tussen de producent en de inwoners en omwonenden bedoeld in artikel 2, tweede en derde lid, al dan niet vertegenwoordigd door de lokale energiegemeenschap, waarin de gemaakte afspraken over lokaal eigendom zijn vastgelegd;

    • d.

      een projectstructuurbeschrijving met daarin opgenomen de financiële- en eigendomsstructuur van het project;

    • e.

      een overzicht van de verdeling van de eigendoms- en zeggenschapsverhouding binnen het project; en

    • f.

      een overzicht van de taakverdeling.

  • 3. Voor de motiveringsplicht, bedoeld in artikel 3,aanhef en onder c:

    • a.

      een overzicht van andere vormen van financiële participatie die zijn toegepast; en

    • b.

      de redenen waarom 50 procent lokaal eigendom niet haalbaar is.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking gelijktijdig met de inwerkingtreding van artikel 6.12 van de Energiewet.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als “Verordening lokaal eigendom bij grootschalige energie-opwek gemeente Deventer”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 september 2025.

De raad voornoemd,

de griffier,

A. Kerver

de voorzitter,

R.C. König

Toelichting

Algemene toelichting

De gemeente Deventer vindt het belangrijk dat alle inwoners in brede zin profiteren van grootschalige opwekking van elektriciteit binnen de gemeente. Het uitgangspunt van de gemeente is dan ook om te streven naar een zo hoog mogelijk percentage lokaal eigenaarschap, met een minimum van 50 procent per project. Dit is onderdeel van de aangenomen motie Lokale bezit energie-initiatieven d.d. 20 maart 2024. Het streven naar 50 procent lokaal eigendom is daarnaast vastgelegd in het Nationaal Klimaatakkoord. Ook staat het belang van lokaal eigendom beschreven in de Regionale Energie Strategie (RES) West-Overijssel 1.0 vastgesteld door de raad op 7 juli 2021.

De grondslag van deze verordening is artikel 6.12, derde lid, van de Energiewet.

Artikel 1 Begripsbepalingen

Dit artikel regelt het toepassingsbereik van de regels uit deze verordening. De verordening is van toepassing op de aanleg of uitbreiding van grootschalige installaties voor de opwek van elektriciteit uit de hernieuwbare bronnen. De bepaling in artikel 1, sub c benoemt specifiek zon en wind als hernieuwbare bron. De Energiewet hanteert een bredere definitie. In de RES zijn specifieke afspraken gemaakt omtrent zon en wind, om meer draagvlak te creëren. Wat naast zon- en windprojecten onder grootschalige installaties voor de opwek van elektriciteit wordt verstaan kan door de gemeente Deventer worden verruimd. Met het invoeren van een drempel worden kleinere windturbines of zonnevelden die zijn aangelegd voor eigen gebruik uitgesloten van het toepassingsbereik van deze verordening.

Artikel 2 Inspanningsverplichting lokaal eigendom

In het eerste lid is een inspanningsverplichting opgenomen: bij de aanleg of uitbreiding van de installatie, bedoeld in artikel 1, moet de producent streven naar 50 procent lokaal eigendom. Er wordt geen resultaatsverplichting opgelegd, omdat niet kan worden afgedwongen dat de lokale omgeving mede-eigenaar wil zijn van een dergelijke installatie. De producent moet echter wel aantonen dat hij zich afdoende heeft ingespannen om 50 procent lokaal eigendom te realiseren.

Van de producent wordt een aantoonbare inspanning verwacht. Het opmerken dat er bij een informatieavond met omwonenden geen animo was voor lokaal eigendom volstaat dus niet. De producent moet een deugdelijke motivering aanleveren waaruit blijkt dat ondanks de verrichte inspanningen, niet genoeg interesse was vanuit de lokale omgeving. Verder is in het tweede lid een niet limitatieve opsomming opgenomen van voorbeelden wanneer er in ieder geval geen sprake is van gegronde redenen waardoor lokaal eigendom niet haalbaar zou zijn geweest. Daarbij kan worden gedacht aan een onrealistische termijn voor de instap van één of twee weken of een inkoopregeling met dermate hoge inkoopprijzen dat deze niet in een paar jaar terug te verdienen zijn uit de revenuen van het energieproject. Tot slot dient ook een verantwoord rendement te worden geboden en dient het instapbedrag niet te hoog te zijn voor huishoudens uit de omgeving.

In het derde lid wordt lokaal eigendom gedefinieerd als het juridisch en economisch eigenaarschap van de installatie en het juridisch bezitten van een energieproject en de daarmee gegenereerde elektriciteit. Dit houdt in dat er economisch zowel de lusten als de lasten worden gedragen en dat er zeggenschap over de installatie is. Deze definiëring sluit aan bij de definitie opgesteld door het ministerie van Klimaat en Groene Groei in de monitor Financiële Participatie Hernieuwbare Energie op Land. Lokaal eigendom kan bestaan uit omwonenden of lokale energiecoöperaties die bijvoorbeeld deelnemen in de ontwikkel B.V. van een zon- of windproject.

Het vierde lid bepaalt wat onder ‘omwonenden’ wordt verstaan als bedoeld in het tweede lid, onder a. Het gaan om personen wonend in de gemeente Deventer. Deze kunnen als individu of door middel van een energiegemeenschap – zoals gedefinieerd in de Energiewet – eigenaar worden van de installatie. Daarbij kan het, zoals gesteld in artikel 2, tweede lid onder b, voorkomen dat een inwoner uit een andere gemeente dan Deventer of een buurgemeente binnen een straal van 10 keer de tiphoogte of op minimaal 2.500 meter vanaf de windturbine woont. In dat geval vallen zij ook onder de definitie van lokaal eigendom in de gemeente Deventer. Hierbij wordt ook aangesloten bij de jurisprudentie van het belanghebbende begrip in het omgevingsrecht: gevolgen van enige betekenis kunnen aanwezig worden geacht binnen een afstand van tien keer de tiphoogte van de dichtstbijzijnde windturbine, gemeten vanaf de voet van de windturbine (ABRvS, 21 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:616, Windpark de Drentse Monden en Oostermoer, r.o. 7; ABRvS, 19 december 2018, ECLI:NL:RVS:2018:4198, Windpark Zeewolde, r.o. 7).

Artikel 3 Motivering inspanningsverplichting lokaal eigendom

De producent is verplicht om bij de aanleg of uitbreiding van een grootschalige installatie voor de opwek van elektriciteit uit hernieuwbare bronnen te motiveren hoe is voldaan aan de inspanningsverplichting tot het streven naar lokaal eigendom. Op het moment van de aanvraag van een omgevingsvergunning zal de producent in een ver genoeg stadium zijn om de financiële haalbaarheid van het project aan te tonen. Daarnaast is er de mogelijkheid geweest voor het doorlopen van een participatietraject.

Deze bepaling sluit aan bij artikel 6.12, derde lid, van de Energiewet. Kamerstukken II 2023-2023, 36378, nr. 23 (Amendement lid Rooderkerk).

Artikel 4. Gegevens en motivering

In dit artikel is omschreven welke gegevens en bescheiden de producent moet aanleveren voor de motivering van de inspanningsverplichting. In het eerste lid wordt opgesomd welke stukken nodig zijn om de inspanning te motiveren die de producent heeft geleverd voor het streven naar lokaal eigendom. Daarbij kan een geografische kaart als hulpmiddel dienen om de lokale omgeving die benaderd is af te bakenen. Verder kunnen gegevens door middel van onderstaand tabel gestructureerd worden aangeleverd:

afbeelding binnen de regeling

Door: VNG

In lid 2 is opgenomen welke stukken de producent moet aanleveren om het percentage lokaal eigendom te onderbouwen. Deze verplichting geldt ook als 50 procent lokaal eigendom wél wordt behaald.

De vereiste stukken zijn een overzicht van de afspraken die zijn gemaakt met de lokale omgeving in de vorm van een samenwerkings- of omgevingsovereenkomst waarin de gemaakte afspraken over lokaal eigendom zijn vastgelegd. Daarnaast wordt een projectstructuurbeschrijving met daarin de financiële- en eigendomsstructuur en de verdeling van de eigendoms- en zeggenschapsverhouding aangeleverd. Hierin is ook opgenomen wie de zeggenschap heeft over (welk deel van) de geproduceerde stroom. Daarnaast bevat het een overzicht van de afspraken die zijn gemaakt over welke kosten door wie worden gedragen, een overzicht van de taakverdeling en de overeenkomst tussen de producent en de in artikel 2, derde en vierde lid omschreven partijen. Lokaal eigendom houdt in dat omwonenden in alle opzichten betrokken kunnen zijn bij de ontwikkeling en besluitvorming, dat is dus niet puur financieel. De gevraagde stukken geven inzicht in de onderlinge verhouding tussen de kring van bedoelde omwonenden en de producent.

In het geval dat de producent niet 50 procent lokaal eigendom heeft behaald, wordt in lid 3 stukken gevraagd ter onderbouwing waarom 50 procent lokaal eigendom niet is behaald en welke andere vormen van financiële participatie zijn toegepast. Uit de stukken over de haalbaarheid van 50 procent lokaal eigendom moet de producent deugdelijk motiveren dat deze ondanks alle verrichte inspanningen niet haalbaar was.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

De wettelijke grondslag voor deze verordening is opgenomen in artikel 6.12, derde lid, van de Energiewet. Daarom treedt deze verordening gelijktijdig in werking met de Energiewet, zoals opgenomen in het eerste lid.