Beleidsregels vorderingen ouder dan 20 jaar Participatiewet, WWB, nAbw, Abw, RWW, Wwik. WIJ, IOAW, IOAZ, en RZ, BZ en Bbz 2004 Zaffier

Geldend van 03-10-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2024

Intitulé

Beleidsregels vorderingen ouder dan 20 jaar Participatiewet, WWB, nAbw, Abw, RWW, Wwik. WIJ, IOAW, IOAZ, en RZ, BZ en Bbz 2004 Zaffier

Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Zaffier

gelet op

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 160 eerste lid onder a van de Gemeentewet;

  • -

    de artikelen 54, 58 tot en met 60c van de Participatiewet, de artikelen 17, 25, 28 en 29a van de IOAW/IOAZ en artikel 12, tweede lid, sub c van het Bbz 2004;

  • -

    de artikelen in de WWB, nAbw, Abw, RWW, Wwik, WIJ, RZ, BZ met eenzelfde strekking als de artikelen 54, 58 tot en met 60c van de Participatiewet en artikel 12, tweede lid, sub c van het Bbz 2004;

BESLUIT

vast te stellen

Beleidsregels vorderingen ouder dan 20 jaar Participatiewet, WWB, nAbw, Abw, RWW, Wwik. WIJ, IOAW, IOAZ, en RZ, BZ en Bbz 2004 Zaffier

Hoofdstuk 1 ALGEMEEN

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, IOAW, IOAZ, RZ, BZ, Bbz 2004, nAbw, Abw, RWW, Wwik en WIJ en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      Zaffier: het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Zaffier;

    • b.

      Awb: Algemene wet bestuursrecht;

    • c.

      Pw: Participatiewet;

    • d.

      Wwb: Wet werk en bijstand;

    • e.

      nAbw: nieuwe Algemene bijstandswet;

    • f.

      Awb: algemene bijstandswet;

    • g.

      Wwik: Wet werk inkomen kunstenaars;

    • h.

      RWW: Rijksgroepsregeling werkloze werknemers;

    • i.

      WIJ: Wet Investering Jongeren;

    • j.

      IOAW: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • k.

      IOAZ: Wet Inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • l.

      RZ: Rijksgroepsregeling Zelfstandigen;

    • m.

      BZ: Bijstand voor Zelfstandigen;

    • n.

      Bbz 2004: Besluit bijstandsverlening zelfstandigen;

    • o.

      besluitdatum: datum waarop de terugvorderingsbeschikking is afgegeven;

    • p.

      inlichtingenplicht: verplichting genoemd in artikel 17, eerste lid Pw, artikelen 13 eerste lid IOAW/IOAZ en artikel 30c, tweede en derde lid van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen;

    • q.

      bedrijfskapitaal: lening ingevolge artikel 20 of 24 van de Bbz 2004;

    • r.

      uitkering: de verleende bijstand voor levensonderhoud in het kader van de Pw, Wwb, nAbw, Abw, Wwik, en WIJ en de Bbz 2004 dan wel voorziening op grond van de IOAW of IOAZ;

    • s.

      vordering: vastgesteld bedrag betreffende ten onrechte of tot een te hoog bedrag ontvangen uitkering of teruggevorderde leenbijstand ingevolge de Pw, WWB, nAbw, Abw, RWW, Wwik en WIJ of IOAW/IOAZ of een teruggevorderde lening of bedrijfskapitaal verstrekt ingevolge de RZ, het BZ of Bbz 2004;

Artikel 2. Algemene bepaling met betrekking tot gebruikmaking van de wettelijke bevoegdheid

Het bepaalde in artikel 2 sub b van de Beleidsregels terug- en invordering Participatiewet, IOAW, IOAZ, Bbz 2004, Tozo en invordering bestuurlijke boete Zaffier is van overeenkomstige toepassing op deze beleidsregels.

Artikel 3. Reikwijdte

Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op een vordering of dat deel van een vordering:

  • 1.

    die is ontstaan als gevolg van schending van de inlichtingenplicht voor zover:

    • a.

      de besluitdatum is vanaf 1 januari 2013;

    • b.

      de besluitdatum is van voor 1 januari 2013 en deze (mede) is ontstaan door maatschappij ondermijnende activiteiten, zoals een hennepkwekerij of andere criminele activiteiten of een samenloop daarvan met oneigenlijk gebruik of misbruik van de uitkering.

  • 2.

    waarvoor een zekerheidsstelling is afgegeven in de vorm van een krediethypotheek, een hypothecaire zekerheidsstelling of pandrecht.

Hoofdstuk 2 KWIJTSCHELDING VORDERINGEN MET EEN BESLUITDATUM LANGER DAN 20 JAAR GELEDEN

Artikel 4. Debiteuren die niet (meer) betalen

  • 1. Met inachtneming van het gestelde in artikel 3 van deze beleidsregels worden (restant)vorderingen met een besluitdatum, die 20 jaar of ouder is, zonder dossieronderzoek ambtshalve dan wel op verzoek van belanghebbende kwijtgescholden als:

    • a.

      de ontstaansgrond van de vordering overeenkomt met artikel 58, tweede lid Pw, ongeacht de oorspronkelijke hoogte van de vordering;

    • b.

      de vordering alleen nog bestaat uit rente en kosten omdat de hoofdsom al is voldaan.

    • c.

      de ontstaansgrond van de vordering overeenkomt met artikel 58, eerste lid Pw en de hoogte van de oorspronkelijke vordering lager was dan € 25.000,00;

    • d.

      de ontstaansgrond van de vordering overeenkomt met artikel 58, eerste lid Pw, de oorspronkelijke hoogte van de vordering tussen de € 25.000,00 en € 50.000,00 lag en aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

      • o

        debiteur staat in het RNI-register of zijn/haar verblijfplaats is onbekend; of

      • o

        debiteur had geen aflossingsruimte in de afgelopen 12 maanden door een andere betalingsverplichting aan Zaffier; of

      • o

        debiteur zit in de gevangenis of heeft TBS; of

      • o

        debiteur heeft de AOW- gerechtigde leeftijd bereikt; of

      • o

        debiteur is overleden en heeft geen partner die ook aansprakelijk is voor de vordering.

  • 2. Met inachtneming van het gestelde in artikel 3 van deze beleidsregels vindt bij (restant)vorderingen met een besluitdatum, die 20 jaar of ouder is, de ontstaansgrond van de vordering overeenkomt met artikel 58, eerste lid Pw en deze vorderingen niet vallen onder het gestelde in voorgaand lid onder c en d. wel altijd een dossieronderzoek plaats.

  • 3. Het dossieronderzoek uit voorgaand lid omvat onderzoek naar de huidige persoonlijke en financiële (gezin)situatie van de debiteur.

  • 4. Zaffier beoordeelt op basis van de bevindingen uit dit onderzoek, met inachtneming van het gestelde in artikel 6 van deze beleidsregels, of de invordering wel of niet wordt voortgezet.

Artikel 5. Debiteuren die wel betalen

  • 1. Met inachtneming van het gestelde in artikel 3 van deze beleidsregels worden (restant)vorderingen met een besluitdatum, die 20 jaar of ouder is, en waarop wel nog wordt afgelost is en:

    • a.

      de ontstaansgrond van de vordering overeenkomt met artikel 58, tweede lid; of

    • b.

      de ontstaansgrond van de vordering overeenkomt met artikel 58, eerste lid Pw en de oorspronkelijke vordering lager was dan € 25.000,00;

      dan wordt de invordering zonder nader dossieronderzoek stopgezet en wordt de restant vordering kwijtgescholden.

  • 2. Bij (restant)vorderingen, waarop nog wel wordt afgelost, maar die niet vallen onder voorgaand lid onder a en b, vindt altijd dossieronderzoek plaats.

  • 3. Het dossieronderzoek uit voorgaand lid omvat een onderzoek naar de huidige persoonlijke en financiële (gezin)situatie van de debiteur.

  • 4. Zaffier beoordeelt op basis van de bevindingen uit dit onderzoek, met inachtneming van het gestelde in artikel 6 van deze beleidsregels, of de invordering wel of niet wordt voortgezet.

Artikel 6. Afwegingskader bij dossieronderzoek

Bij het dossieronderzoek in de situaties van artikel 4, tweede lid en artikel 5, tweede lid van deze beleidsregels vindt een afweging plaats op basis van:

  • a.

    de ontstaansgrond en hoogte van de vordering;

  • b.

    de (mate van) verwijtbaarheid van de vordering;

  • c.

    aantoonbare bereidheid bij doen aflossingen;

  • d.

    naar draagkracht hebben afgelost en duur van de aflossing;

  • e.

    de huidige persoonlijke en financiële situatie van de debiteur;

  • f.

    tenminste 1 jaar de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt;

  • g.

    een inkomen heeft < 120% van de bijstandsnorm en geen vermogen heeft van meer dan € 5.000,00;

  • h.

    bereidheid tot medewerking aan schuldhulpverleningstraject.

Artikel 7. Gevallen waarin de beleidsregels niet voorzien

Inzake de onderwerpen, die vallen onder de discretionaire bevoegdheid van Zaffier, waarin deze beleidsregels niet voorzien, beslist Zaffier.

Artikel 8. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 juli 2024.

  • 2. Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels vorderingen ouder dan 20 jaar Participatiewet, WWB, nAbw, Abw, RWW, Wwik. WIJ, IOAW, IOAZ, en RZ, BZ EN Bbz 2004 Zaffier’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 11 september 2025 te Alkmaar

Het dagelijks bestuur van het openbaar lichaam Zaffier,

R. te Beest

J. Mokveld

Toelichting op de beleidsregels

Aanleiding

De praktijk laat zien dat inning van vorderingen een complex traject is.

Vorderingen met een besluitdatum van meer dan 20 jaar geleden zijn nog lastiger om te innen.

Er gaat onevenredig veel tijd in incassopogingen op het oude vorderingenbestand zitten, terwijl die tijd beter besteed kan worden aan inning van vorderingen van een jongere datum en met name op het inzetten van meer contactmomenten met de debiteur vanaf het moment van ontstaan van de vordering. Er is dan meer tijd om de inning te begeleiden en in gesprek te gaan met de debiteur als er zich wijzigingen voordoen welke invloed kunnen hebben op de aflossingsmogelijkheden. Het inningstraject wordt dan meer een traject op maat met meer mogelijkheden tot persoonlijk contact. Dit kan leiden tot het sneller afbetalen van de vordering, zodat de debiteur eerder geen betalingsverplichting meer heeft.

Inleiding

Achtergrond oude vorderingen

Het gaat bij vorderingen ouder dan 20 jaar in de regel om hoge)re bedragen aan teveel of ten onrechte ontvangen uitkering met vaak een (verwijtbare) schending van de inlichtingenplicht als ontstaansgrond.

Deze vorderingen zijn altijd juist gestuit en dus niet verjaard. Dit betekent dat we de vorderingen ook na 20 jaar in principe nog kunnen blijven incasseren.

Welk beleid is van toepassing?

Conform onder andere de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (ECLI:CRvB:2023:1458) is het beleid van toepassing dat gold ten tijde dat de vordering is ontstaan.

De vorderingen waar het omgaat zijn vóór 1 januari 2013 ontstaan. Het gevolg is dat bij toetsing of van verdere inning kan worden afgezien niet getoetst mag worden aan het huidige wetgeving, dat soepeler is.

Toetsing mag alleen aan de hand van artikel 58 van de Wet werk en bijstand (WWB). In artikel 58 van de WWB was echter niets geregeld over de bevoegdheid om geheel of gedeeltelijk af te zien van (verdere) invordering. Het toen geldende (strengere) beleid vormt dus de grondslag.

Sommige vorderingen zijn van voor de WWB. Gelet op het ontbreken van overgangsrecht bij de inwerkingtreding van de WWB, moet er in dit geval toch aan de bepalingen van de WWB worden getoetst. Dit volgt uit eerdere rechtspraak.

Zaffier mag de beoordeling tot verder afzien van invordering voor deze vorderingen dus alleen toetsen aan de WWB en de beleidsregels die golden ten tijde van de ontstaansdatum van de vordering.

Deze beperkte armslag doet geen recht aan de huidige maatschappelijke ontwikkelingen en is dus niet wenselijk in de huidige tijdsgeest. Het is niet passend bij de visie, missie en dienstverlening van Zaffier.

Daarbij wordt in de huidige rechtspraak meer de nadruk gelegd op het evenredigheidsbeginsel en zijn daaromtrent veel ontwikkelingen. Dit betekent dat zowel in beleid als bij de toepassing daarvan in het individuele geval een belangenafweging dient plaats te vinden. In jurisprudentie spelen naast herstel in de rechtmatige situatie door terug- en in te vorderen, rechtvaardigheid en daarmee behoud draagvlak voor het sociale zekerheidsstelsel ook de oudheid van de vordering en het bieden van perspectief op een schuldenvrije toekomst een rol bij het maken van de belangenafweging. Vanuit die zienswijzen is deze beleidsregel vorm gegeven.

Effect kwijtschelding overheidsvordering op debiteur

Het bieden van een schuldenvrije toekomst is weliswaar het argument als het gaat om het belang van de debiteur, maar dit belang moet wel in ruimer perspectief geplaatst worden.

De Universiteit van Leiden heeft een onderzoek gedaan waaruit blijkt dat er geen echte effecten van de kwijtschelding zijn te vinden op het hebben van betaalde arbeid, het looninkomen, het gebruik van bijstand en medicijngebruik voor mentale gezondheidsproblemen. De meerderheid van de debiteuren heeft namelijk ook nog andere schulden naast een bijstandsvordering.

Maatwerk is in deze ook weer de sleutel. Bij het onderzoek is kijken naar mogelijkheden voor een oplossing voor alle schulden leidend om de schuldenproblematiek geheel aan te pakken en tot een sluitende oplossing en daarmee een schone lei te komen.

Artikelsgewijze toelichting, waar nodig

Artikel 3, eerste lid sub a

Deze beleidsregels hebben een werkingsduur tot maximaal 1 januari 2033. Voor vorderingen met een ontstaansdatum na 1 januari 2013 geldt namelijk de wettelijke verplichting dat voldaan moet zijn aan minimaal 120 termijnen aflossing naar draagkracht om van verdere inning te kunnen afzien of kwijtschelding te geven.

Deze wettelijke verplichting geldt niet voor vorderingen ontstaan vóór 1 januari 2013.

Artikel 3, eerste lid sub b

Maatschappij ondermijnende activiteiten hebben negatieve en verstrekkende gevolgen voor de samenleving. Het past niet binnen een congruent overheidsbeleid als dit niet streng in samenhang wordt aangepakt. Uiteraard wordt wel meegenomen in deze overweging of de ondermijnende activiteiten het gevolg zijn van het door criminelen gebruiken van kwetsbare personen en de debiteur dus tegelijkertijd dader en slachtoffer is. Dit blijkt uit het proces verbaal. Is dit laatste het geval dan kan worden afgezien van verdere invordering mits is voldaan aan een van de voorwaarden of als dit uit de belangenoverweging voortvloeit.

Artikel 3, tweede lid

Indien tegenover een vordering een zekerheidsstelling staat, dan wordt deze zekerheidsstelling altijd uitgewonnen en wordt daarmee de vordering voldaan. Daarom vallen dit soort vorderingen niet onder deze beleidsregels.

In sommige gevallen kan het meerdere decennia duren voordat de zekerheidsstelling openvalt.