Uitvoeringsregels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2025

Geldend van 19-09-2025 t/m heden

Intitulé

Uitvoeringsregels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2025

Burgemeester en wethouders van Baarn;

gelet op dat:

de gemeenteraad van Baarn de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Baarn 2024 heeft vastgesteld;

in artikel 26 van deze verordening is gesteld dat het college in aanvulling op de verordening nadere regels kan stellen;

BESLUIT:

de Uitvoeringsregels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2025 vast te stellen.

Citeertitel

Deze uitvoeringsregels worden aangehaald als Uitvoeringsregels Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp Baarn 2025.

afbeelding binnen de regeling

Hoofdstuk 1 Algemeen

1.1 Waarom deze uitvoeringsregels en toelichting?

Deze richtlijnen zijn opgesteld om de Verordening Maatschappelijke Ondersteuning en Jeugdhulp Baarn 2024 te verduidelijken en in de juiste context te plaatsen. Ze zijn niet alleen vereist door de wet, maar ook bedoeld om de inwoners te informeren over de taken van de gemeente en wat de gemeente verwacht van de inwoners die een beroep doen op de gemeente.

Deze regels zijn vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn op 17 december 2024. En treden in werking op 1 januari 2025. De ‘Nadere regels maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Baarn 2019’ worden per die datum ingetrokken.

Als het in deze uitvoeringsregels over de gemeente gaat, wordt hiermee bedoeld het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Baarn.

1.2 Uitgangspunten

Deze regels en uitleg geven invulling aan bepalingen van de verordening. Voor de meeste regels is een korte uitleg toegevoegd. Niet voor elke bepaling in de verordening is ook een uitvoeringsregel nodig.

Als iemand zich met een hulpvraag voor maatschappelijke ondersteuning of jeugdhulp meldt bij de gemeente, noemen wij die persoon de inwoner. Deze persoon woont dan hoofdzakelijk in de gemeente Baarn en valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente Baarn volgens het woonplaatsbeginsel. De gemeente zoekt samen met de inwoner en het sociale netwerk naar de meest passende oplossing voor de hulpvraag.

Om tot de meest passende oplossing te komen, zijn er richtlijnen nodig. Deze beschrijven we in deze uitvoeringsregels. Elke hulpvraag wordt namelijk op dezelfde manier bekeken. Bij het zoeken naar een passende oplossing staan de leefwereld en de eigen kracht van de inwoner centraal.

1.3 Ondersteuning vanuit de hulpvraag

De gemeente Baarn wil inwoners goed helpen via de Wmo en Jeugdwet. Dat betekent dat we niet alleen kijken naar wat iemand vraagt, maar ook naar andere problemen die er misschien zijn. Bijvoorbeeld eenzaamheid bij ouderen of problemen van ouders die het lastig vinden om met het gedrag van hun kind om te gaan. Om de juiste hulp te kunnen bieden, willen we graag verder kijken dan de vraag die u stelt. Daarom komen we soms bij u op huisbezoek om te zien wat er speelt. Waar het kan, maken we gebruik van voorzieningen die er voor iedereen zijn.

De gemeente heeft beperkte financiële middelen. Daarom is het belangrijk om samen met inwoners te kijken naar wat zij zelf kunnen, al zelf doen en al zelf gedaan hebben. Misschien kunnen mensen zelf al oplossingen bedenken of bepaalde voorzieningen aanschaffen. Op die manier werken we samen aan oplossingen en kunnen we zorgen dat de hulp goed wordt verdeeld.

Het is ook belangrijk dat de consulenten van de gemeente goed aanvoelen wanneer er meer nodig is dan wat wordt gevraagd. Door op tijd de juiste signalen op te pikken, kunnen we voorkomen dat problemen van de inwoner groter worden en zorgen we ervoor dat de gemeente haar middelen passend, op tijd en efficiënt inzet.

1.4 Integrale samenwerking

In Baarn werkt de gemeente samen als een team met zorgaanbieders, huisartsen en andere betrokken ketenpartners om effectievere manieren van ondersteuning te ontwikkelen. Het doel is om de kwaliteit van de zorg te verbeteren en beter aan te sluiten op de behoeften van elke inwoner. Deze methode stimuleert vernieuwing en creativiteit en bevordert een gezamenlijke aanpak van zorg en ondersteuning. Uiteindelijk willen we een betere en meer samenhangende dienstverlening bieden aan mensen die ondersteuning nodig hebben in de Wmo en jeugdhulp. Als er in een gezin tegelijkertijd iets anders speelt, zoals schulden, pakken we dat ook meteen op. We laten niet de wet, maar het bredere belang van de gemeente leidend zijn. Alles bekijken we situatiegericht, niet zwart-wit of te geïsoleerd, maar als een onderdeel binnen het bredere domein.

Hoofdstuk 2 Een maatwerkvoorziening is de afrondende schakel voor optimale zorg

Soms hebben inwoners ondersteuning nodig, zoals hulp voor deelname aan de samenleving of hulp bij de opvoeding van kinderen. Deze hulp kan op maat door de gemeente worden aangeboden vanuit de Jeugdwet of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Maar voordat we dat doen, bekijken we altijd eerst of de persoon zelf, met hulp van familie, vrienden, of met algemene voorzieningen, zijn of haar problemen kan verminderen. We streven ernaar om de situatie voor die persoon zo goed mogelijk te maken, ook al kunnen sommige problemen misschien niet helemaal verdwijnen.

2.1. Eigen kracht

Eén van de doelen van de Wmo en Jeugdwet is om gebruik te maken van de eigen kracht van jongeren, volwassenen en hun sociale netwerk, zodat hulp wordt gegeven aan inwoners in de meest kwetsbare situaties, waarbij de inzet van hulp noodzakelijk is omdat hun problemen te zwaar of te ingewikkeld zijn om zelf op te lossen.

Eigen kracht gaat over wat inwoners zelf kunnen doen, samen met hun omgeving, om problemen op te lossen. Het draait om wat iemand zelf kan doen om zelfstandig te blijven, mee te doen in de samenleving en om ervoor te zorgen dat kinderen veilig en gezond opgroeien. Dit betekent niet alleen kijken naar wat iemand fysiek of mentaal kan, maar ook naar wat de inwoner of de ouders/verzorgers financieel kunnen bijdragen.

De wetten voor maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp staan niet toe dat de gemeente iemands inkomen gebruikt om te bepalen of ze recht hebben op hulp. Maar inwoners die voldoende financiële middelen hebben, kunnen vaak zelf oplossingen regelen. Het is daarom belangrijk dat de gemeente met inwoners in gesprek gaat over hun financiële mogelijkheden om hun problemen (deels) zelfstandig op te lossen. Zo kan iemand met genoeg geld zelf iets kopen of regelen, zonder dat de gemeente dat voor hen hoeft te doen. Dit helpt om de beschikbare middelen eerlijk te verdelen, zodat de mensen die het niet kunnen betalen, de juiste hulp krijgen.

De Wmo en Jeugdwet, in samenwerking met partners in het veld, bieden verschillende vormen van hulp die kunnen worden ingezet, zodat mensen samen met hun omgeving hun eigen kracht beter leren kennen en gebruiken.

Voorbeelden van eigen kracht zijn:

  • Het zelf inschakelen van familie, vrienden of een vrijwilliger voor hulp bij opvoedproblemen of huishoudelijke klussen.

  • Het eerst gebruik maken van algemene voorzieningen, zoals een opvoedcursus of de seniorenbus.

  • Het gebruiken van een (aanvullende) zorgverzekering die al is afgesloten.

  • Het gebruiken van een app die helpt bij bijvoorbeeld het structureren van de dag.

  • Het eerst een beroep doen op andere voorliggende wetten zoals de Wet langdurige zorg.

  • Het zelf herinrichten van het huis of het verplaatsen van voorwerpen zodat de inwoner gemakkelijker in zijn of haar eigen huis kan leven.

  • Het zelf (in)kopen van een voorziening, zoals logopedie of een scootmobiel. De gemeente mag aan inwoners vragen om de voorziening zelf te betalen. Als de inwoner dat wil en kan, is dat een goede oplossing.

  • Wanneer iemand, vóór het doen van een aanvraag bij de Wmo en/of Jeugdwet, zelf al een voorziening heeft ingekocht, zoals bijvoorbeeld huishoudelijke ondersteuning of een aangepast bed, wordt deze niet toegekend vanuit de Wmo of jeugdwet.

Eigen kracht is niet vaststaand; het kan groeien door te leren en sterker te worden door moeilijke situaties. Tegelijkertijd kan het ook (tijdelijk) afnemen door ziekte, letsel of ouderdom.

2.2 Langdurig noodzakelijk

De voorzieningen of diensten moeten langdurig nodig zijn om beperkingen te ondersteunen. Dit betekent dat er eerst moet worden vastgesteld dat er daadwerkelijk ondersteuning nodig is vanwege beperkingen die het dagelijks leven belemmeren. De consulent of een medisch adviseur van de gemeente (een arts van een bureau voor sociaal-medisch advies) spelen hierbij een belangrijke rol. Zij beoordelen of voorzieningen medisch noodzakelijk zijn en of er sprake is van een langdurige behoefte.

Doorgaans wordt 'langdurig' gedefinieerd als langer dan 6 maanden of als een blijvende situatie, inclusief de terminale fase. Bij hulp bij het huishouden en begeleiding kan het ook om een kortere periode gaan, bijvoorbeeld na ontslag uit het ziekenhuis. De grens tussen kortdurend en langdurig kan per situatie verschillen. Als wordt verwacht dat de cliënt na verloop van tijd zonder de benodigde hulpmiddelen, ondersteuning of aanpassingen kan functioneren, wordt uitgegaan van een kortdurende medische noodzaak. Bij een wisselend ziektebeeld, met verbetering en terugval, wordt uitgegaan van een langdurige medische noodzaak.

In het algemeen wordt verwacht dat ouders, partners, inwonende kinderen en andere huisgenoten elkaar helpen bij tijdelijke situaties waarin zelfstandigheid en deelname aan de samenleving snel kunnen worden hersteld, meestal binnen drie maanden. Het criterium ‘langdurig noodzakelijk’ is gekozen omdat het de inwoner aanspoort om problemen zelf of met hulp van het netwerk op te lossen, vooral wanneer de problemen van tijdelijke aard zijn.

2.3 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is hulp die normaal gesproken verwacht kan worden van de partner, ouders, kinderen die bij de persoon thuis wonen, of andere huisgenoten. Een huisgenoot is iemand die samen met de persoon die hulp nodig heeft in hetzelfde huis woont, ofwel vanwege familiebanden, ofwel door een bewuste keuze om samen te wonen. Bijvoorbeeld, een inwonend kind of ouders worden beschouwd als huisgenoten.

Het is normaal dat naasten leren omgaan met iemand die een beperking, psychische of psychiatrische aandoening heeft. Ouders worden bijvoorbeeld verwacht professionals te instrueren over de specifieke behoeften van hun kind. In elk geval wordt zorgvuldig beoordeeld of de hulp die geboden wordt als gebruikelijk kan worden beschouwd.

De gemeente houdt wel rekening met de aard van de relatie tussen de huisgenoot en de persoon met de hupvraag. Dit betekent dat er verschil kan zijn in wat als gebruikelijke hulp wordt gezien tussen echtgenoten/partners, kinderen en andere huisgenoten zonder bloedverwantschap.

Het gaat bij gebruikelijke hulp om:

  • Het doen van het huishouden, zoals schoonmaken, de was doen, eten klaar maken en boodschappen doen.

  • Het doen van de administratie, zoals rekeningen betalen en de post verwerken.

  • Het meegaan naar persoonlijke afspraken zoals met familie, vrienden, huisartsen of specialisten.

  • Het aanmoedigen en ondersteunen bij dagelijkse activiteiten die de persoon zelf kan doen, zoals aan tafel gaan, eten, opruimen en persoonlijke verzorging. Het gaat er niet om dat de huisgenoot deze taken overneemt, maar dat ze worden gedaan.

  • Het begeleiden bij buitenactiviteiten zoals wandelen, winkelen, uit eten gaan, of deelnemen aan sport-, recreatie of culturele activiteiten.

  • Het helpen van een kind met eten, aankleden, wassen, naar bed brengen, etc.

  • Het bieden van structuur, veiligheid, toezicht houden, het geven van grenzen en regels aan kinderen.

  • Helpen met huiswerk, zorgen dat het kind op tijd naar school gaat, ouderavonden bijwonen.

  • Het bieden van troost, aanmoediging, en begeleiding bij de emotionele ontwikkeling.

2.3.1 Soort gebruikelijke hulp

In een huishouden zijn alle huisgenoten samen verantwoordelijk voor al het werk dat gedaan moet worden. Als één persoon niet in staat is om diens taken te doen, wordt van de andere huisgenoten verwacht dat ze die taken overnemen als zij daar wel toe in staat zijn. Ook bij taken die als begeleiding kunnen worden gezien, wordt vanaf 23 jaar ervan uitgegaan dat huisgenoten doen wat ze kunnen als ze aanwezig zijn.

Bij kinderen onder de 23 jaar wordt dit verdeeld op basis van leeftijd:

  • Kinderen van 0 tot 5 jaar: leveren geen bijdrage aan het huishouden.

  • Kinderen van 5 t/m 12 jaar (naar eigen mogelijkheden): kunnen helpen met opruimen, kunnen helpen met tafel dekken en tafel afruimen, kunnen helpen met de vaatwasser in- en uitpakken of afwassen en afdrogen, kunnen een boodschap doen en kunnen hun eigen kleding in de wasmand gooien.

  • Kinderen van 12 tot 23 jaar: kunnen, naast bovengenoemde taken hun eigen kamer op orde houden, d.w.z. rommel opruimen, stofzuigen, bed verschonen.

Vanaf 18 jaar wordt verwacht dat ze zelfstandig het huishouden van één persoon kunnen runnen. Vanaf 23 jaar gaat dit om een meerpersoonshuishouden. Dit geldt ook voor taken die typisch binnen een gezin horen, zelfs als de persoon met beperkingen er niet zou wonen. Bijvoorbeeld, de administratie moet worden bijgehouden en kinderen moeten naar school worden gebracht, net zoals ze samen naar de dokter of specialist moeten gaan.

2.3.2 Gebruikelijke hulp is niet optioneel

Gebruikelijke hulp is verplicht voor huisgenoten vanaf 18 jaar. Dit betekent dat het niet vrijblijvend is maar van hen mag worden verwacht. Er wordt geen onderscheid gemaakt op basis van geslacht, religie, cultuur, gezinssamenstelling, studie of werk. Zaken zoals hoe iemand zijn geld verdient, drukke werkschema’s, lange uren of persoonlijke opvattingen over het bieden van hulp zijn geen redenen om geen gebruikelijke hulp te bieden. Wel zijn er een aantal uitzonderingen:

  • Voor kinderen tot en met 12 jaar geldt dat zij niet verplicht zijn om gebruikelijke hulp te bieden. Dit stelt hen in staat zich te richten op wat belangrijk is voor hun ontwikkeling, zoals naar school gaan, spelen en sociale contacten onderhouden, zonder belast te worden met zorgtaken die niet bij hun leeftijd passen.

  • Als een huisgenoot minimaal een week fysiek afwezig is vanwege werk, wordt hiermee rekening gehouden in het onderzoek. De afwezigheid moet verplicht zijn vanwege het werk, zoals bij offshore werk, internationaal vrachtverkeer of werk in het buitenland.

  • Als een partner, ouder, volwassen kind of andere volwassen huisgenoot beperkingen heeft en/of niet beschikt over de nodige kennis en vaardigheden om hulp te bieden, en deze vaardigheden niet kunnen worden aangeleerd, dan wordt er niet van hen verwacht dat ze gebruikelijke hulp bieden.

2.3.3 Niet-gebruikelijke hulp

Als de hulp die iemand nodig heeft meer is dan wat normaal is binnen een huishouden, noemen we dat ‘niet-gebruikelijke hulp’. Als huisgenoten toch deze extra hulp bieden, dan mogen we van hen verwachten dat ze dat blijven doen, ook al is het niet gebruikelijk. Dit is omdat het gaat om hulp voor hun familielid of huisgenoot, waar ze toe in staat zijn en het lijkt redelijk om dit van hen te verwachten, zelfs als het niet gebruikelijk is.

Zelfs als iemand minder is gaan werken en dus minder geld verdient om deze extra hulp te bieden, wordt dit gezien als ‘eigen kracht’, zolang dit financieel nog acceptabel is. Het doel van ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet is niet om het verlies aan inkomen te compenseren.

De gemeente beoordeelt of niet-gebruikelijke hulp mogelijk is aan de hand van de volgende vragen:

  • 1.

    Is de huisgenoot beschikbaar om gebruikelijke hulp te bieden?

  • 2.

    Zijn er medische redenen waarom de huisgenoot niet kan helpen?

  • 3.

    Is de huisgenoot te zwaar belast of dreigt deze overbelast te raken?

  • 4.

    Hoe gaat de inwoner met zijn netwerk de eigen kracht vergroten?

  • 5.

    Is er professionele hulp nodig of voldoet de hulp van de huisgenoot?

Ook bij het beoordelen van niet-gebruikelijke hulp kijkt de gemeente naar wat de inwoner precies nodig heeft en wat hij of zij of de ouders/verzorgers zelf nog kunnen doen, de eigen kracht. Verder wordt gekeken naar hoeveel hulp er nodig is en voor hoelang. De mogelijkheden en de draagkracht van de huisgenoten spelen hierbij een grote rol, net als hoe het huishouden is samengesteld en waar ze wonen.

2.3.4 Overbelasting

Overbelasting kan ontstaan door verschillende lichamelijke en psychische oorzaken en wordt beïnvloed door interne en externe factoren. Dit betekent dat mensen in dezelfde situatie verschillend kunnen reageren: waar de ene huisgenoot overbelast raakt, heeft de andere daar minder of geen last van. Daarom is het belangrijk om zorgvuldig te onderzoeken hoeveel iemand aankan (belastbaarheid) en hoeveel van hen gevraagd wordt (belasting).

Als dreigende overbelasting wordt veroorzaakt door een combinatie van werk, gebruikelijke hulp en andere activiteiten, krijgen werk en gebruikelijke hulp voorrang. In de meeste gevallen bepaalt de gemeente wat passend is, maar soms is aanvullend medisch advies nodig. Factoren zoals bekendheid bij de huisarts of langdurige uitval op het werk worden hierbij meegewogen. Samen met de inwoner zoeken we naar een haalbare balans.

Als een ouder aangeeft overbelast te zijn door de zorg of hulp aan hun eigen kind, is dit een reden om die ouder niet als betaalde zorgverlener in te zetten. In dat geval wordt gezocht naar een andere oplossing, bijvoorbeeld door de benodigde zorg door iemand anders te laten uitvoeren.

2.3.5 Mantelzorg en respijtzorg

Mantelzorg is de zorg en hulp die vrijwillig en zonder betaling door inwoners wordt gegeven aan naasten met een beperking, of andersom. Het gaat om intensieve hulp die meestal meer dan acht uur per week duurt en voor een lange tijd wordt gegeven. Mantelzorg gaat verder dan gebruikelijke- en niet-gebruikelijke hulp, zowel in hoeveelheid als in intensiteit. Mantelzorgers hoeven niet per se samen te wonen met degene die hulp nodig heeft.

Gebruikelijke hulp kan door gemeente van je worden verwacht, mantelzorg niet. Als een mantelzorger dreigt overbelast te raken of wegvalt, kan de gemeente hulp bieden, bijvoorbeeld door voor de zorgvrager tijdelijk verblijf ergens anders in te zetten. Dit wordt ook wel ‘respijtzorg’ genoemd.

Als dank en erkenning voor deze vrijwillige inzet is voor de Baarnse mantelzorger jaarlijks het ‘mantelzorgcompliment1’ beschikbaar. Ook kan een mantelzorgconsulent helpen bij het organiseren van de zorg. Mantelzorgers kunnen ook training krijgen, bijvoorbeeld over hoe ze het beste voor iemand kunnen zorgen. Dit is kosteloos.

2.4 Algemeen gebruikelijke voorzieningen

De gemeente kijkt bij elke hulpvraag niet alleen of gebruikelijke hulp mogelijk is, maar ook of algemeen gebruikelijke hulpmiddelen of diensten een passende oplossing bieden.

Een algemeen gebruikelijke voorziening of dienst is:

  • niet specifiek bedoeld voor mensen met een beperking;

  • openbaar beschikbaar (bijvoorbeeld in een bouwmarkt);

  • helpend bij zelfredzaamheid of deelname aan de samenleving van de inwoner;

  • ook financieel haalbaar voor iemand met een minimuminkomen2 of bijvoorbeeld schulden.

Voorzieningen die op de lijst in bijlage 13 van deze uitvoeringsregels staan zijn algemeen gebruikelijk en komen daarom niet in aanmerking voor vergoeding vanuit de Wmo of Jeugdwet.

2.5 Algemene voorzieningen

Algemene voorzieningen zijn diensten of activiteiten die voor iedereen toegankelijk zijn en bedoeld zijn om inwoners te helpen opgroeien, zelfstandig te worden/blijven, en/of actief deel te nemen aan de samenleving. In Baarn wordt dit ‘het voorveld’ genoemd. Iedereen kan hiervan gebruikmaken zonder dat er uitgebreid onderzoek of toetsing nodig is naar behoeften of situatie. Dit soort diensten gaan altijd voor op hulp of ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet.

De volgende vormen van algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:

  • advies en informatie

  • signaleren van problemen

  • toeleiding naar hulpaanbod

  • collectief vrijwilligersvervoer (zoals de Seniorenbus)

  • voorzieningen gericht op:

    • i.

      ondersteuning bij opvoed- en -opgroeiproblemen

    • ii.

      (sociale) participatie van jeugdigen

    • iii.

      (mentale) weerbaarheid

    • iv.

      een positieve gezondheid van jeugdigen

    • v.

      ondersteuning door de POH Jeugd GGZ bij de huisarts

    • vi.

      begeleiding bij zelfredzaamheid en participatie

Welzijnsorganisatie Pit Baarn4 speelt hierin een grote rol, maar ook scholen, kerken, de bibliotheek en mkb’s zoals een kringloopwinkel.

2.6 Goedkoopst adequaat

Zodra er hulp of ondersteuning vanuit de wmo of Jeugdwet wordt ingezet, wordt altijd gekeken naar de meest passende en tegelijkertijd goedkoopste optie. Er zijn vaak verschillende oplossingen mogelijk, maar de keuze valt op de optie die het minst kost. Als een inwoner een duurdere optie wil die ook geschikt is, moet de inwoner de extra kosten zelf betalen.

2.7 Voorzienbaar- en vermijdbaarheid

Hulp vanuit de Wmo of Jeugdwet is bedoeld om inwoners te helpen mee te doen in de samenleving en zelfstandig(er) te worden. Het doel is dat inwoners zo lang mogelijk thuis kunnen blijven wonen. Alleen als er geen andere oplossing is voor de hulpvraag, kunnen mensen een zogenoemde ‘maatwerkvoorziening’ uit de Wmo (of Jeugdwet) krijgen. De gemeente verwacht dat inwoners nadenken over ouder worden of leven met beperkingen. Daarom kan iemand alleen een maatwerkvoorziening krijgen als:

  • de hulpvraag niet te voorkomen was, of

  • de hulpvraag wel te voorzien was, maar de persoon het niet kon voorkomen.

In de praktijk is voorzienbaar- of vermijdbaarheid geen harde weigeringsgrond voor jeugdhulp binnen de Jeugdwet. De Jeugdwet is bedoeld om kinderen en jongeren de hulp te bieden die zij nodig hebben, ongeacht fouten of nalatigheid van ouders in het verleden. Wel kan het invloed hebben op de manier waarop de gemeente de situatie beoordeelt en hoe zij de verantwoordelijkheid tussen ouders en gemeente verdeelt.

Bijvoorbeeld, als een gezin met kinderen verder van school verhuist en daarna vraagt om leerlingenvervoer. Of stel, iemand verhuist naar een nieuw huis, maar vergeet dat ze bepaalde dingen niet goed kunnen doen vanwege hun beperking. Bijvoorbeeld, iemand die moeite heeft met traplopen verhuist naar een huis waar ze vaak de trap op moeten naar de slaapkamer of badkamer. Dit is iets waar ze van tevoren over na hadden kunnen denken.

2.8 Afbakening andere wetten

Naast de Wmo en Jeugdwet zijn er andere wetten die ook ondersteuning bieden, zoals de Wet langdurige zorg (Wlz), de Zorgverzekeringswet (Zvw), de Participatiewet, en onderwijswetten zoals de Wet Passend Onderwijs. In sommige gevallen heeft hulp vanuit deze wetten voorrang op de Wmo of Jeugdwet. Als iemand om hulp uit de Wmo of Jeugdwet vraagt, terwijl er een andere wet van toepassing is, kan de gemeente de aanvraag weigeren, maar zal de inwoner wel doorverwezen worden naar de juiste ondersteuning. Het is belangrijk dat de verschillende vormen van ondersteuning goed op elkaar afgestemd worden, en soms is het nodig om meerdere vormen van hulp te combineren.

Hoofdstuk 3 Richtlijnen voor een maatwerkvoorziening

afbeelding binnen de regeling

Maatwerk betekent dat elke situatie anders is en dat telkens opnieuw wordt bekeken of en welke ondersteuning vanuit de Wmo of Jeugdwet nodig is. Er zijn richtlijnen voor maatwerkvoorzieningen, zodat zowel de inwoner als de consulent weet waar iemand recht op heeft.

3.1 Hulpmiddelen

Hulpmiddelen zijn spullen die bedoeld zijn om inwoners te helpen als ze moeite hebben met dagelijkse taken of om volledig mee te doen in de maatschappij. In bijlage 2 is een lijst met beschikbare hulpmiddelen in de gemeente Baarn opgenomen.

3.1.1 Rolstoel

Een rolstoel is bedoeld voor inwoners die moeite hebben met lopen en die daardoor niet goed kunnen bewegen in en rond hun huis. Hoewel een rolstoel geen vervoersmiddel is zoals een auto, kan het wel helpen bij activiteiten buiten huis, zoals boodschappen doen of sociale activiteiten bijwonen in de buurt.

Incidenteel rolstoelgebruik

Een rolstoel voor incidenteel gebruik, ook wel een transportrolstoel genoemd, is niet bedoeld om dagelijks te gebruiken als zitplaats. Meestal wordt deze gebruikt wanneer iemand ergens anders naartoe moet waar lopen niet mogelijk is, zoals tijdens een uitstapje. Het hangt af van de aanleiding voor het gebruik van de rolstoel en de mate van medische noodzaak of een inwoner deze vanuit de Wmo of de Zorgverzekeringswet kan krijgen; de Wmo is er voor deelname aan de samenleving en de Zorgverzekeringswet voor medische zorg.

Selectie van een rolstoel

Naast het onderzoeken of een rolstoel vanuit de Wmo passend is voor de situatie van de inwoner, kijkt de consulent ook naar welk type rolstoel het beste past. Hierbij wordt rekening gehouden met de volgende punten:

  • hoe de rolstoel gebruikt gaat worden;

  • waar de rolstoel gebruikt gaat worden;

  • hoe de rolstoel wordt aangedreven (door de gebruiker zelf met het eigen lichaam, door een mechanisme dat bedient wordt of door anderen geduwd worden);

  • de zithouding en hoeveel ondersteuning nodig is;

  • of de rolstoel gemakkelijk meegenomen moet kunnen worden;

  • de lichaamsmaten van de persoon die de rolstoel gaat gebruiken (antropometrische gegevens).

Economische en technische afschrijvingstermijn

Hulpmiddelen worden meestal over een periode van vijf tot tien jaar afgeschreven. Dit betekent dat de kosten van het hulpmiddel over deze periode worden verdeeld en via een maandelijkse eigen bijdrage worden betaald. De gebruiker betaalt nooit meer dan de afgesproken prijs. Zodra dit bedrag is bereikt, stopt de eigen bijdrage. Na de afschrijvingstermijn kan het hulpmiddel soms worden vervangen of opgeknapt, afhankelijk van de behoeften van de gebruiker en of het hulpmiddel nog aan de veiligheidsvoorschriften voldoet.

Hulpmiddelen worden niet vervangen zolang het huidige hulpmiddel goed werkt. Vervanging gebeurt alleen als het hulpmiddel technisch niet meer goed functioneert. De ‘technische levensduur’ van het hulpmiddel staat beschreven in de contracten tussen de gemeente en de leveranciers. Als een inwoner vindt dat het hulpmiddel niet meer voldoet, wordt dit eerst gecontroleerd aan de hand van de afspraken in die contracten.

3.2 Woonvoorzieningen

De Wmo biedt verschillende aanpassingen in huis om inwoners met een beperking te ondersteunen, zoals het weghalen van drempels, het verbreden van deuren voor rolstoelen, of het aanpassen van de badkamer voor meer veiligheid. Ook het plaatsen van een traplift of een verstelbaar bed valt hieronder. Slimme technologie, zoals automatische deuropeners, kan ook helpen om zelfstandig te blijven. Of iemand in aanmerking komt voor een aanpassing hangt af van de woning en de beperkingen van de persoon.

Er wordt onderscheid gemaakt tussen losse en bouwkundige voorzieningen:

  • Losse voorzieningen zijn verplaatsbaar, zoals een toiletstoel.

  • Bouwkundige voorzieningen zijn vaste aanpassingen, zoals een traplift.

Losse voorzieningen worden vaak eerst overwogen, omdat ze snel ingezet kunnen worden, vaak goedkoper zijn, en soms voor meerdere doeleinden gebruikt kunnen worden. Pas als dat niet genoeg is, wordt gekeken naar bouwkundige aanpassingen.

Normaal gebruik van de woning

Normaal gebruik van de woning betekent dat de essentiële functies mogelijk moeten zijn, zoals slapen, persoonlijke hygiëne, naar het toilet gaan, koken en eten, en zich binnen de woning verplaatsen. Ook moet de woning veilig zijn voor kinderen om in te spelen en toegang tot de tuin of het balkon mogelijk zijn. Niet-essentiële ruimtes zoals hobbykamers worden niet aangepast, en therapeutische voorzieningen zoals een dialyseruimte worden niet vergoed. De meeste zorgverzekeraars vergoeden dit wel. Ook een traplift naar een verdieping met niet-essentiële ruimtes wordt niet vergoed vanuit de Wmo.

Bezoekbare woning

Bezoekbaar maken van een woning betekent dat een inwoner met een beperking die in een instellint woont, de woning van bijvoorbeeld zijn ouders kan bezoeken. Dit gaat om toegang tot de woning, bijvoorbeeld de woonkamer en het toilet. Aanpassingen voor logeren worden niet vergoed. Dit geldt voor inwoners die in een instelling binnen de gemeente wonen, maar niet als de instelling buiten de gemeente ligt. De gemeente vergoedt zulke aanpassingen voor één woning per inwoner.

Gemeenschapelijke ruimtes

Als er een aanvraag wordt gedaan voor aanpassingen in gemeenschappelijke ruimtes van particuliere woningen, gaat de gemeente ervan uit dat bewoners zelf verantwoordelijk zijn voor de toegankelijkheid van hun woonomgeving. Dit kan geregeld worden via een VVE of de ontwikkelaar, en de Wmo kan hier niet voor gebruikt worden.

Bij woningen van een woningbouwvereniging is de woningbouwvereniging verantwoordelijk voor aanpassingen in de gemeenschappelijke ruimtes. Ook in dit geval kan de Wmo niet worden ingezet.

Collectief gebruik

Collectief aanbod zijn voorzieningen waarvan meerdere inwoners met een vergelijkbare hulpvraag gebruik kunnen maken. Zoals bijvoorbeeld:

  • een gemeenschappelijke vervoersvoorziening die door meerdere mensen met een mobiliteitsbeperking kan worden gebruikt, bijvoorbeeld de seniorenbus;

  • groepsbegeleiding in een dagbestedingscentrum voor ouderen of kinderen met een beperking;

  • een jeugdhulpvoorziening, zoals groepsgesprekken of gezamenlijke activiteiten voor jongeren met een specifieke ondersteuningsbehoefte;

  • één verrijdbare tillift in een verzorgingstehuis, met aparte tilbanden per cliënt.

Een consulent van de gemeente onderzoekt of collectief aanbod geschikt is voor een inwoner. Dit heeft altijd voorrang boven een individuele maatwerkvoorziening vanuit de Wmo of Jeugdwet.

3.2.1 Tilliften

Een tillift is een woonvoorziening dat helpt om inwoners met mobiliteitsproblemen op een veilige manier te verplaatsen, bijvoorbeeld van een bed naar een rolstoel of van een stoel naar het toilet. Er zijn zowel losse (verrijdbare) als vaste tilliften, waarbij de vaste tilliften aan de vloer, muur of wand worden vastgemaakt. Beide soorten tilliften kunnen op twee manieren worden gebruikt: passief (voor mensen die niet zelf kunnen staan) of actief (voor mensen die nog deels kunnen staan).

Bij het beoordelen of een tillift nodig is, kijkt een consulent naar:

  • de verwachte verplaatsingen;

  • de mogelijkheden van de inwoner;

  • de indeling van de woning;

  • de beschikbare ruimte.

3.2.2 Traplift

Een traplift is een woonvoorziening dat inwoners met mobiliteitsproblemen helpt om veilig van de ene verdieping naar de andere te gaan. Het bestaat uit een stoel of platform dat langs een rail over de trap beweegt. Onderhoud en het verwijderen van de traplift worden gedaan door de leverancier waarmee de gemeente een contract heeft.

Een traplift wordt niet geplaatst als:

  • het gaat om een traplift naar de tweede verdieping;

  • de trap te smal is, volgens de eisen in het Besluit Bouwwerken Leefomgeving5;

  • de inwoner niet in staat wordt geacht om de traplift veilig en zelfstandig te gebruiken, volgens medisch oordeel;

  • het gaat om een wenteltrap, omdat hier aan geen veilige bevestiging mogelijk is.

3.2.3 Drempelhulp

De gemeente kan voor een drempelhulp zorgen als een inwoner problemen heeft om zelf het huis in of uit te gaan vanwege een drempel. Ook kunnen drempels in huis het moeilijk maken om zelfstandig te verplaatsen met een hulpmiddel, zoals een rolstoel.

Een drempelhulp wordt niet geplaatst als:

  • een andere toegangsdeur tot de woning bruikbaar is. Bijvoorbeeld achterom of via een garage aan huis;

  • verhuizen naar een gelijkvloerse woning een passendere oplossing is;

  • drempels verwijderen of verlagen een passendere oplossing is.

3.2.4 Zorgunit

Bij grote woningaanpassingen, waarbij extra leefruimte nodig is die alleen met een aanbouw kan worden gemaakt, heeft een losse (herbruikbare) zorgunit de voorkeur. Dit komt door de lagere kosten en de mogelijkheid om de unit opnieuw te gebruiken. De zorgvrager moet naast de hulp van familieleden ook specialistische zorg nodig hebben. De zorgvrager woont in de unit, niet de zorgverlener.

Voorbeelden van zorgunits zijn een kamer voor een jeugdige met een verstandelijke beperking of gedragsproblemen, of een unit voor een ernstig demente ouder met de nodige voorzieningen zoals een slaapruimte, badkamer en toilet.

Een zorgunit heeft een vergunning nodig. Of iemand hiervoor in aanmerking komt, wordt beoordeeld bij het Omgevingsloket6 van de gemeente Baarn.

Het is belangrijk om het verschil tussen een zorgunit en een mantelzorgwoning te begrijpen. Bij een mantelzorgwoning woont de zorgverlener op het terrein van de zorgvrager, en hiervoor gelden andere regels. Raadpleeg hiervoor de huisvestingsverordening7 van Baarn.

3.3 Vervoersvoorzieningen

Inwoners die door een lichamelijke of psychische beperking geen gebruik kunnen maken van hun eigen vervoer, algemene voorzieningen zoals de seniorenbus of het openbaar vervoer, kunnen in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening vanuit de Wmo of Jeugdwet. Dit is niet afhankelijk van je leeftijd.

We maken onderscheid tussen drie soorten afstanden:

  • 1.

    Korte afstanden: Dit zijn afstanden die je lopend of op de fiets kunt afleggen, bijvoorbeeld om een brief te posten, kinderen naar school te brengen of naar de supermarkt te gaan.

  • 2.

    Middellange afstanden: Deze afstanden leg je normaal gesproken af met de fiets, brommer, auto of openbaar vervoer binnen de regio, zoals een bezoek aan het ziekenhuis of een avondje uit.

  • 3.

    Lange afstanden: Dit zijn reizen naar bestemmingen buiten de regio, meer dan 25 kilometer verder weg.

Een vervoersvoorziening wordt niet toegekend als de inwoner een auto heeft die hij gebruikt zonder problemen en die voldoet aan zijn lokale vervoersbehoefte.

3.3.1 Collectief vervoer lokaal/regionaal (Regiotaxi)

De Regiotaxi is een gedeelde taxi-dienst met busjes en taxi’s. Je kunt je loophulpmiddel, rolstoel of scootmobiel meenemen. De taxi rijdt binnen een gebied van 25 kilometer van je huis en haalt je op van deur tot deur. Je mag ook iemand meenemen, zoals een begeleider. Als je niet zelfstandig 800 meter kunt lopen, zelfs niet met een hulpmiddel, en het openbaar vervoer niet toegankelijk is voor jou, kun je mogelijk gebruikmaken van de Regiotaxi.

Inwoners van Baarn kunnen elk jaar tot 2400 kilometer met de Regiotaxi reizen. Met een Wmo-indicatie krijg je korting op de ritten. Het opstaptarief is dan €1,20 en je betaalt €0,30 per kilometer.

De Regiotaxi is bedoeld voor sociale en recreatieve ritten, zoals bezoekjes aan familie of uitstapjes. Het is niet bedoeld voor woon-werkverkeer of zakelijke ritten.

3.3.2 Valys

Valys is een taxidienst voor inwoners met een mobiliteitsbeperking die verder willen reizen dan 25 km binnen de eigen regio. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) beheert deze dienst. Als je een Wmo-indicatie hebt voor de Regiotaxi, kun je ook gebruikmaken van Valys voor ritten verder dan 25 kilometer vanaf je huis.

3.3.3 Vergoeding voor taxikosten

Als iemand geen gebruik kan maken van het openbaar vervoer of geen eigen auto heeft, zijn er verschillende opties voor sociaal-recreatief vervoer, afhankelijk van de afstanden en de benodigde ondersteuning. De mogelijke opties zijn:

  • individuele taxiritten.

  • individueel rolstoeltaxivervoer;

  • kilometervergoeding voor het gebruik van een eigen auto of een leenauto.

De tarieven hiervoor zijn te vinden in het financieel besluit van de gemeente Baarn8.

3.3.4 Aanpassingen aan je eigen auto

Voor aanpassingen aan de eigen auto van een inwoner is in Baarn een financiële tegemoetkoming mogelijk. Voorbeelden van aanpassingen zijn een handbediening voor gas en rem, een lift voor een rolstoel in de kofferbak, of oprijplaten. Alleen aanpassingen die speciaal voor mensen met een beperking zijn bedoeld, worden vergoed. De gemeente berekent de kosten voor aanpassingen aan een auto op basis van offertes die de aanvrager indient. Hoe dit precies werkt, staat beschreven in het Financieel Besluit van de gemeente Baarn.

3.3.5 Scootmobiel

Een scootmobiel is bedoeld voor korte en middellange afstanden en kan een handige aanvulling zijn op ander vervoer. Als je niet zelfstandig 800 meter kunt lopen, zelfs niet met een hulpmiddel, en het openbaar vervoer niet toegankelijk is voor jou, kun je mogelijk gebruikmaken van een scootmobiel. Om in aanmerking te komen voor een scootmobiel, moet er een goede plek zijn om hem te stallen, of er moet zo'n plek gemaakt kunnen worden. Deze plek moet schoon, droog en veilig zijn. Ook moet er een stopcontact zijn om de scootmobiel op te laden, omdat hij op elektriciteit werkt.

Omdat scootmobielen steeds vaker in gewone winkels te koop zijn, wordt verwacht dat ze in de toekomst als "normaal" worden gezien en als algemeen gebruikelijk.

3.3.6 Gesloten buitenwagen

Veel inwoners met mobiliteitsproblemen zien een gesloten buitenwagen als een goede oplossing, maar het is vaak niet de meest betaalbare optie. Alleen als medisch advies aangeeft dat andere opties niet geschikt zijn, wordt een gesloten buitenwagen overwogen.

3.3.7 Aangepaste fietsen

Er zijn speciale fietsen zoals de driewielfiets en de duofiets die ontworpen zijn voor mensen met een beperking en alleen verkrijgbaar zijn bij gespecialiseerde winkels.

Voor aangepaste fietsen gelden geen beperkingen van het gebruik als het gaat om sociaal recreatief of woon-werk vervoer.

3.4 Diensten

De Wmo en Jeugdwet bieden naast tastbare hulpmiddelen of voorzieningen ook ondersteuning in de vorm van diensten om langer thuis te kunnen wonen of deel te nemen aan de samenleving.

3.4.1 Hulp bij het huishouden

Hulp bij het huishouden is bedoeld om een schoon en leefbaar huis te behouden. Schoon betekent dat de basishygiëne op orde is, zodat het huis niet vies wordt en er geen gezondheidsrisico’s ontstaan. Leefbaar betekent dat het huis opgeruimd en functioneel is, zodat bijvoorbeeld valgevaar wordt voorkomen.

Hulp bij het huishouden wordt gegeven als een inwoner zelf, of met hulp van familie, het huis niet schoon en leefbaar kan houden. De veelgebruikte ruimtes, zoals de woonkamer, keuken, badkamer, slaapkamers en gangen, moeten regelmatig schoongemaakt worden, maar dat betekent niet dat alles elke week hoeft. Het gaat erom dat het huis netjes en hygiënisch blijft. Taken zoals ramen lappen of het verzorgen van huisdieren vallen niet onder deze hulp. Naast schoonmaken kan er ook geholpen worden bij het organiseren van het huishouden.

De gemeente bepaalt het aantal uren hulp die iemand krijgt op basis van wat nodig is om het huis schoon en leefbaar te houden. Dit wordt het ‘normenkader’ genoemd. Het normenkader dat de gemeente Baarn gebruikt is te vinden in bijlage 3.

Als iemand tijdelijk geen hulp nodig heeft, bijvoorbeeld door een ziekenhuisopname, kunnen de gemiste uren niet worden ingehaald, omdat het huis dan niet vervuild is.

Particuliere hulp bij het huishouden

Bij elke aanvraag voor hulp bij het huishouden wordt gekeken of iemand al een particuliere hulp heeft en hoeveel die hulp doet. (Extra) Hulp bij het huishouden via de Wmo kan alleen worden toegekend als:

  • de particuliere hulp niet alle taken overneemt en ook niet mogelijk is;

  • de particuliere hulp niet door kan gaan omdat de inwoner het niet meer kan betalen.

Overlijden van een partner

Als de inwoner op wiens naam hulp bij het huishouden voor een meerpersoonshuishouden staat komt te overlijden, mag de hulp nog maximaal 3 maanden doorgaan. Dit geeft de nabestaanden 3 maanden de tijd om de hulp op zijn of haar naam te zetten, als dat nodig is na onderzoek door de consulent. Het overlijden en andere veranderingen in de situatie moeten gemeld worden aan de gemeente. De zorgaanbieder helpt hierbij door de gemeente te informeren. Dit zorgt ervoor dat de naasten niet plotseling zonder hulp komen te zitten, en de gemeente het nodige onderzoek kan doen.

3.4.2 Begeleiding en daginvulling Wmo

Inwoners met een hulpvraag kunnen via de Wmo begeleiding krijgen bij dagelijkse taken. Dit kan bijvoorbeeld gaan om hulp bij administratie, afspraken, het leren van nieuwe vaardigheden, of deelname aan sociale activiteiten. Het doel is om inwoners zo zelfstandig mogelijk te laten functioneren en volwaardig mee te laten doen in de samenleving. Eerst wordt gekeken naar wat iemand zelf kan, eventueel met hulp van familie of vrienden. Pas daarna wordt professionele hulp ingezet, zodat de ondersteuning precies aansluit op wat nodig is.

Begeleiding speelt vaak een ondersteunende rol bij behandeling. Waar mogelijk wordt eerst onderzocht of behandeling een optie is. Begeleiding kan bijvoorbeeld helpen om tijdens de behandeling aangeleerde vaardigheden te oefenen. Daarom is een goede samenwerking en afstemming tussen behandelaar en begeleider van groot belang.

Individuele en groepsbegeleiding

Begeleiding en daginvulling kunnen zowel individueel als in groepsverband worden aangeboden. De voorkeur gaat uit naar de meest efficiënte oplossing. Groepsbegeleiding heeft daarom prioriteit als hiermee hetzelfde doel bereikt kan worden als met individuele begeleiding. In sommige situaties is een combinatie van beide nodig. Groepsbegeleiding kan thuis plaatsvinden (ambulant) of op een locatie voor dagactiviteiten. In Baarn wordt individuele begeleiding voornamelijk verzorgd door consulenten van het Lokaal Team, zowel thuis als op locatie.

Basis- en plusniveaus van begeleiding

Begeleiding en daginvulling worden onderscheiden in twee niveaus: basis en plus. Het basisniveau is het uitgangspunt en geschikt voor de meeste inwoners. Het plusniveau is bedoeld voor inwoners met complexe problemen of moeilijk gedrag, zoals een verstandelijke beperking, psychische problematiek of dementie. Dit niveau wordt alleen ingezet wanneer extra deskundigheid noodzakelijk is.

Voor begeleiding of daginvulling vanuit de Wmo geldt doorgaans een maximum van zes dagdelen per week. Extra dagdelen worden alleen toegekend als dit noodzakelijk is, bijvoorbeeld om mantelzorgers te ontlasten of om te voorkomen dat de zorgvraag toeneemt. Als blijkt dat er veel meer begeleiding nodig is, wordt onderzocht of ondersteuning vanuit de Wet Langdurige Zorg (WLZ) een passende oplossing is.

Vervoer naar groepsbegeleiding

Bij groepsbegeleiding wordt gekeken of de inwoner zelfstandig naar de locatie kan reizen, bijvoorbeeld met het openbaar vervoer, de fiets of een ander vervoermiddel. Hierbij kan oefening of begeleiding door mantelzorgers of vrijwilligers nodig zijn. Als zelfstandig reizen niet mogelijk is, wordt vervoer geregeld. Dit gebeurt in overleg met de aanbieder van daginvulling en houdt rekening met eventuele medische behoeften, zoals toezicht tijdens het vervoer. In specifieke gevallen kan de Zorgverzekeringswet (Zvw) worden ingeschakeld voor aanvullende ondersteuning.

Andere voorzieningen en ondersteuning

Thuiswonende inwoners met een WLZ-indicatie kunnen voor alle vormen van begeleiding een beroep doen op de WLZ. Daarnaast zijn er verschillende voorliggende voorzieningen beschikbaar die ondersteuning kunnen bieden. Dit kan bijvoorbeeld gaan om:

  • arbeidsvoorzieningen, zoals ondersteuning via de ziektewet, WIA of Wajong;

  • behandeling en zorg via de zorgverzekering;

  • collectief aanbod van Pit Baarn;

  • andere lokale initiatieven, zoals maatjesprojecten en bibliotheekactiviteiten, bieden laagdrempelige mogelijkheden voor sociale interactie en deelname aan activiteiten;

  • algemeen gebruikelijke voorzieningen, zoals computercursussen of kinderopvang;

  • gebruikelijke hulp van huisgenoten, zoals bij het regelen van thuisadministratie of het bieden van structuur in het dagelijks leven.

Met deze aanpak wordt voor iedere inwoner gezocht naar de beste oplossing, passend bij de persoonlijke situatie en behoeften.

3.4.3 Begeleiding en daginvulling Jeugd

In regio Amersfoort waar de gemeente Baarn onderdeel van is, wordt daginvulling voor jeugd tijdens schooltijd niet ingezet. Het uitgangspunt is om zorg rondom het kind te organiseren, zodat jeugdhulp wordt geboden binnen de school via Onderwijs-Zorgarrangementen (OZA). Slechts in uitzonderlijke situaties wordt hiervan afgeweken. Kinderen die naar dagbesteding gaan, keren vaak moeilijk terug naar onderwijs.

Onderwijs-Zorgarrangementen (OZA)

Een OZA is een samenwerking tussen onderwijs en jeugdhulp, gericht op kinderen met gecombineerde onderwijs- en zorgbehoeften. Hierin werken ouders, school, jeugdhulp en eventueel wijkverpleging samen. OZA’s worden afgestemd via multidisciplinair overleg (MDO) met onder andere het lokaal team van de gemeente, school, ouders, en andere relevante partijen. De nadruk ligt op een brede aanpak gericht op de jeugdige, de ouders en de school, wat meer effect heeft dan losse interventies.

Inclusiever Onderwijs

Inclusiever onderwijs, waarin leerlingen met en zonder ondersteuningsbehoeften samen onderwijs volgen, is het doel voor 2035. Samenwerkingsverbanden ondersteunen scholen met middelen, advies en expertise om een passend aanbod te realiseren. Scholen zijn verantwoordelijk voor de basisondersteuning; jeugdhulp en ondersteuningsspecialisten dragen bij vanuit hun expertise.

Zorgplicht en Vroege Ondersteuning

Scholen hebben een zorgplicht voor alle aangemelde leerlingen vanaf drie jaar. Voor jonge kinderen die nog niet instromen in regulier onderwijs, biedt het samenwerkingsverband expertise en opties zoals een Opstapklas. Brugfunctionarissen ontwikkelen samen met het samenwerkingsverband en het lokaal team al in de voorschoolse periode een ondersteuningsplan voor een goede start.

Maatwerk voor Thuiszitters

Voor leerlingen die tijdelijk geen volledig onderwijs kunnen volgen, wordt via de Variawet Passend Onderwijs deeltijdonderwijs geboden. Het uiteindelijke doel is volledige terugkeer naar school. Wanneer onderwijs niet haalbaar is, kan een leerling vrijstelling krijgen op medische gronden via het Team Ontwikkelingsmogelijkheden (TOM).

Regie en Samenwerking

Scholen hebben door hun zorgplicht de regierol in het organiseren van passend onderwijs. Zij schakelen ketenpartners zoals het lokaal team in wanneer nodig, maar blijven verantwoordelijk voor de voortgang. Goede samenwerking is essentieel voor succes.

Het bieden van jeugdhulp binnen de school bevordert inclusiviteit, voorkomt langdurige uitval, en draagt bij aan een optimale ontwikkeling van het kind. Professionals kunnen bij vragen terecht bij het Steunpunt Passend Onderwijs.

Voor begeleiding en dagactiviteiten voor jeugdigen zijn er diverse wettelijke en lokale voorzieningen beschikbaar die hier voorliggend aan zijn:

  • Onderwijs: Passend onderwijs voor jeugdigen.

  • Kinderopvang: Verantwoordelijkheid van ouders, werkgevers en overheid.

  • Zorgverzekering: Zorg en behandeling via de Zorgverzekeringswet.

  • Lokale initiatieven: Zoals PIT, maatjesprojecten, Joinus en de bibliotheek, gericht op sociale interactie en activiteiten.

3.4.4 Hulphond

Voor inwoners die beperkingen ervaren door bijvoorbeeld PTSS, een verstandelijke beperking of ASS kan een hulphond helpen bij gedragsregulatie, bijvoorbeeld door ondersteuning te bieden bij nachtmerries, herbelevingen of epileptische aanvallen. Dit wordt gezien als een therapeutisch doel en valt officieel niet onder de Wmo of Jeugdwet. Voor doelen gericht op participatie zijn de Wmo en Jeugdwet echter wél van toepassing, waarbij wetenschappelijk bewijs niet altijd noodzakelijk is, hoewel er inmiddels genoeg onderzoek is dat het nut van hulphonden aantoont.

Daarom heeft de gemeente Baarn ervoor gekozen om in sommige gevallen een hulphond wel te vergoeden, onder de volgende voorwaarden:

  • de hulphond moet een specifieke taak of functie vervullen die aansluit bij de behoeften van de inwoner, zoals het bieden van ondersteuning bij een lichamelijke beperking of het helpen bij gedragsregulatie bij psychische aandoeningen;

  • de inwoner moet in staat zijn om de hulphond op een goede manier te verzorgen en te trainen. Dit houdt in dat er voldoende tijd, ruimte en middelen moeten zijn om voor de hond te zorgen. De inwoner blijft altijd zelf verantwoordelijk voor de verzorging, voeding, medische en overige algemene kosten van de hond;

  • de hulphond mag geen vervanging zijn voor professionele medische of therapeutische zorg. Deze zorg of ondersteuning is voorliggend. De rol van de hulphond moet aanvullend zijn en niet als enige vorm van ondersteuning dienen, tenzij de inwoner uitbehandeld is en uit het onderzoek blijkt dat een hulphond de enige vorm van ondersteuning is;

  • de hulphond moet in een veilige en geschikte omgeving kunnen werken, en er mogen geen gezondheidsrisico's zijn voor de hond of de inwoner;

  • de gemeente vergoedt de te maken kosten enkel na nauwkeurig onderzoek en een goedgekeurde offerte en niet met terugwerkende kracht.

Blindengeleidehonden (voor blinden en slechtzienden), signaalhonden (voor slechthorenden en doven) en de ADL-honden (voor inwoners met een lichamelijke beperking) vallen niet onder de Jeugdwet of Wmo. De inzet van deze honden kan mogelijk vergoed worden op grond van de Zorgverzekeringswet.

3.4.5 Beschermd wonen en maatschappelijke opvang

Het komt voor dat een inwoner door psychische of fysieke beperkingen tijdelijk of blijvend niet zelfstandig kan wonen. Voor hen is beschermd wonen een oplossing. Dit kan in een instelling met 24/7 ondersteuning, in een woongroep (gemengd wonen), of zelfstandig thuis met intensieve begeleiding. In de regio valt beschermd wonen onder de centrale toegang van de centrumgemeente Amersfoort. Er zijn afspraken gemaakt om inwoners zo veel mogelijk te helpen naar zelfstandiger wonen.

Hoofdstuk 4 Overwegingsfactoren voor een maatwerkvoorziening

afbeelding binnen de regeling

Als een inwoner een melding bij de gemeente doet voor ondersteuning uit de Wmo of Jeugdwet start de onderzoeksperiode door een consulent van de gemeente. In dit hoofdstuk worden de meest voorkomende overwegingsfactoren die worden meegenomen in dit onderzoek beschreven. Het onderzoek is zodat maatwerkvoorzieningen effectief en efficiënt worden ingezet waar ze het meest nodig zijn.

Zowel de Jeugdwet als de Wmo hebben als uitgangspunt dat eerst gekeken wordt naar wat de inwoner zelf kan (Eigen Kracht), wat het eigen netwerk kan bijdragen (Gebruikelijke Hulp) en welke algemene voorzieningen (bv. Praktijk Ondersteuner Huisarts) beschikbaar zijn.

4.1 Ondersteunende en belemmerende factoren

Tijdens het onderzoek worden verschillende factoren die ondersteunen of belemmeren bekeken. Daarna wordt een besluit genomen. Soms zijn de belemmerende factoren zo groot dat er wordt besloten geen maatwerkvoorziening te geven.

4.1.1 Anti-revaliderend effect van een maatwerkvoorziening

Een voorbeeld van zo’n belemmerende factor is het ‘anti-revaliderende effect’. Dit betekent dat een maatwerkvoorziening of situatie ervoor kan zorgen dat iemand niet goed herstelt, of langzamer herstelt.

Denk dan aan:

  • 1.

    Slechte omgeving: Als een inwoner zich in een stressvolle of gevaarlijke omgeving bevindt, kan dat het herstel belemmeren. Bijvoorbeeld: iemand met een verslaving die in een huis woont met andere verslaafden.

  • 2.

    Verkeerde behandeling: Als de behandeling niet goed past bij wat de inwoner nodig heeft, kan dat het herstelproces moeilijker maken. Bijvoorbeeld: wanneer iemand traumatherapie nodig heeft, maar gedragstherapie krijgt.

  • 3.

    Weinig motivatie: Als een inwoner niet gemotiveerd is om beter te worden, gaat het herstel langzamer. Bijvoorbeeld: in relaties waarbij je er allebei aan moet werken, niet geholpen willen worden.

4.1.2 Passendheid van een maatwerkvoorziening

Bij het toekennen van maatwerkvoorzieningen wordt eerst gekeken naar de meest urgente hulpvraag. De consulent bepaalt de volgorde van aanpak, bijvoorbeeld als een jeugdige hulp nodig heeft, maar het systeem (zoals het gezin) vastloopt, wordt eerst de gezinsdynamiek aangepakt.

Daarnaast wordt de veiligheid van de voorziening bekeken. Een maatwerkvoorziening wordt niet gegeven als deze onveilig is, bijvoorbeeld wanneer het deelname aan het verkeer gevaarlijk maakt door verslaving of balansproblemen. Ook als de voorziening te veel risico’s met zich meebrengt, zoals overbelasting van de persoon of zijn omgeving, kan besloten worden om de voorziening niet in te zetten. Een voorbeeld is intensieve therapie, zoals Multi Disciplinair Family Therapy, die te zwaar kan zijn voor een gezin, waardoor de effectiviteit afneemt.

Als er meerdere vormen van hulp elkaar overlappen, bijvoorbeeld verschillende methodieken voor ouderbegeleiding of verschillende behandelingen voor gezinsleden met dezelfde problematiek, wordt gekeken naar een praktische oplossing. In sommige gevallen kan de oplossing simpelweg liggen in het aanbrengen van structuur, bijvoorbeeld bij het avondeten, in plaats van specialistische hulp.

4.1.3 Stapeling van voorzieningen

Als er al voldoende en passende hulp of ondersteuning beschikbaar is voor de hulpvraag, wordt er geen nieuwe maatwerkvoorziening toegekend, tenzij er sprake is van een verandering in de situatie. Bijvoorbeeld, als de gezondheid van een inwoner verslechtert en hij of zij tijdelijk niet meer zelfstandig kan reizen of dagelijkse taken kan uitvoeren, kan er extra ondersteuning worden ingezet. Dit kan bijvoorbeeld uitbereiding van behandelingsuren of aangepast vervoer zijn. Deze extra ondersteuning wordt gegeven als duidelijk is dat de huidige ondersteuning niet meer genoeg is om in de nieuwe behoeften te voorzien.

4.1.4 Effectiviteit is niet bewezen of niet goed onderbouwd

Als er wordt besloten dat iets "niet bewezen goed onderbouwd" is volgens de Wmo of Jeugdwet, dan betekent dit dat er niet genoeg (wetenschappelijk) bewijs of goede redenen zijn om te laten zien dat een bepaalde hulp echt helpend is. Bijvoorbeeld, als iemand vraagt om speciale ondersteuning, maar er zijn geen medische rapporten of professionele adviezen die laten zien dat die hulp echt helpt, dan kan de aanvraag worden afgewezen. Het is dus belangrijk om tijdens het onderzoek informatie te hebben die aantoont waarom de hulp noodzakelijk is en hoe het kan helpen. De aanbieders waarmee de gemeente contracten heeft voor hulp en ondersteuning vanuit de Wmo en Jeugdwet, beschikken over deze kennis en kunnen adviseren. Daarnaast heeft het Nederlands Jeugdinstituut (NJI) een databank met effectief bewezen jeugdinterventies9.

4.2 Meldingsdatum

Bij het toekennen van een maatwerkvoorziening is het belangrijk wanneer de inwoner zich meldt bij de gemeente. Volgens artikel 10c van de verordening geldt dat de gemeente geen kosten vergoedt voor hulp die al is gestart of afgerond voordat het besluit is genomen. Een uitzondering wordt gemaakt als de inwoner zich op tijd heeft gemeld, maar de gemeente te lang heeft gedaan over het onderzoek (langer dan 6 weken) of als het effect van het niet met terugwerkende kracht inzetten van hulp of ondersteuning op een gezin te groot is. In dit geval kon de inwoner niet wachten op het besluit en moest de hulp al starten. De gemeente kan dan de kosten met terugwerkende kracht vergoeden, maar dit mag maximaal 3 maanden terug zijn. Er zijn voorwaarden: het hulptraject mag nog niet zijn afgesloten, de noodzaak van de hulp moet te controleren zijn, en er moet nog ongeveer 6 weken onderzoek mogelijk zijn voordat het traject eindigt.

4.3 Woonplaatsbeginsel

Het woonplaatsbeginsel bepaalt welke gemeente verantwoordelijk is voor het bieden van hulp of ondersteuning aan een persoon. Volgens de Wmo en de Jeugdwet is de gemeente waar iemand ingeschreven staat in het BRP verantwoordelijk voor het leveren van passende hulp. Dit betekent dat als je hulp nodig hebt, de gemeente waar je staat ingeschreven verantwoordelijk is voor het regelen van die hulp. Als iemand een aanvraag doet en niet in Baarn is ingeschreven, zal de gemeente waar ze wel ingeschreven staan de ondersteuning verzorgen.

Het is belangrijk om de integrale verantwoordelijkheid van de gemeente te waarborgen en niet te weigeren op basis van het woonplaatsbeginsel, vooral niet als er druk of stress aanwezig is. In zo'n geval mag de persoon niet worden teruggestuurd of genegeerd.

Bijvoorbeeld: de gemeente waar een kind is ingeschreven, is verantwoordelijk voor de betaling van ambulante jeugdhulp. Voor jeugdhulp met verblijf ligt de verantwoordelijkheid bij de gemeente waar het kind was ingeschreven voordat het die hulp kreeg.

Hoofdstuk 5 Afspraken over het Persoonsgebonden budget

Een Persoonsgebonden Budget (Pgb) is een geldbedrag waarmee inwoners in samenwerking met de consulent zorg en ondersteuning kunnen regelen die past bij wat ze nodig hebben. Dat betekent dat ze zelf moeten zorgen voor de uitgaven, het beheer en de administratie van dit budget. De consulent moet inwoners informeren over de mogelijkheid van een Pgb, naast de optie voor Zorg in Natura (ZIN)..

afbeelding binnen de regeling

5.1 Pgb-beheer

Pgb-beheer betekent dat een inwoner goed op het geld let dat diegene krijgt voor het zelf inkopen van zorg of ondersteuning. Je moet kunnen uitleggen hoe je dat geld gebruikt. Het is belangrijk dat het geld op een goede manier wordt besteed en dat je duidelijk laat zien waar het naartoe gaat. Zo weet iedereen waar het geld naartoe gaat en dat het op de juiste manier wordt gebruikt. Pgb-beheer betekent dat je officieel de status van een werkgever krijgt als je bijvoorbeeld begeleiding of hulp bij het huishouden inkoopt. Je moet dus ook in staat zijn moeilijke gesprekken te voeren als je bijvoorbeeld niet tevreden bent over de kwaliteit.

5.1.1 Pgb-vaardigheid

Pgb-vaardigheid betekent dat je weet hoe je goed met een Persoonsgebonden Budget (Pgb) moet omgaan. Het gaat erom dat je begrijpt hoe je het geld uit moet geven en dit controleert om de juiste zorg en ondersteuning te krijgen. Ook is het belangrijk dat je weet hoe je de administratie moet bijhouden en goede afspraken moet maken met de mensen die je helpen. Kort gezegd, het gaat erom dat je goed in staat bent om je eigen budget te beheren. Als je een Pgb toegewezen krijgt, ben je zelf verantwoordelijk voor het aangaan van een overeenkomst met de leverancier of aanbieder. Er kunnen templates (voorbeelden) opgevraagd worden bij Sociale Verzekeringsbank (SVB), maar het blijft je eigen verantwoordelijkheid om dit goed te regelen.

5.1.2 Vertegenwoordiging

Bij vertegenwoordiging bij een Pgb neemt iemand namens de inwoner die het Pgb ontvangt de verantwoordelijkheid op zich voor het beheren van het budget en alle administratieve en organisatorische taken die daarbij horen. Dit gebeurt meestal wanneer de inwoner die het Pgb ontvangt dit niet zelfstandig kan doen, bijvoorbeeld vanwege een beperking, ziekte of ouderdom.

Een vertegenwoordiger zoals een familielid, bewindvoerder/curator of vertrouwenspersoon, heeft verschillende taken. Ze beheren het budget, zoeken en contracteren zorgverleners, houden de administratie bij, en fungeren als contactpersoon tussen de budgethouder en de gemeente en andere betrokkenen. Ze zorgen er ook voor dat de ingekochte zorg van goede kwaliteit is en voldoet aan de behoeften van de budgethouder.

Een vertegenwoordiger zorgt ervoor dat de budgethouder de juiste zorg en ondersteuning ontvangt, zonder dat zij zelf de administratieve en organisatorische taken hoeven te doen. Hierdoor worden de rechten van de budgethouder gewaarborgd en wordt het budget efficiënt en correct besteed.

5.2 Budgetplan

Een budgetplan is een plan dat door de inwoner zelf wordt gemaakt en laat zien hoe het Pgb wordt besteed. Het plan moet voldoen aan de regels van de Wmo en Jeugdwet.

Het budgetplan moet antwoord geven op de volgende vragen:

  • a.

    Welke hulp en ondersteuning heb je nodig?

  • b.

    Wat wil je met het Pgb kopen?

  • c.

    Waarom is zorg in natura geen geschikte oplossing?

  • d.

    Als iemand anders het Pgb gaat beheren, wie is hiervoor gemachtigd?

  • e.

    Hoe ga je de administratie bijhouden?

  • f.

    Hoe reageer je als er fouten worden ontdekt?

  • g.

    Als het Pgb duurder is dan zorg in natura, hoe ga je het verschil betalen?

Om ervoor te zorgen dat de ondersteuning van goede kwaliteit is, wordt in het budgetplan ook beschreven:

  • a.

    Welke aanbieder de hulp gaat geven.

  • b.

    Hoe de inwoner deze aanbieder heeft gekozen.

  • c.

    Wat de doelen zijn die bereikt moeten worden.

  • d.

    Welke stappen worden genomen om deze doelen te bereiken.

  • e.

    Waar en wanneer de ondersteuning plaatsvindt.

  • f.

    Wie de hulpverlener is.

  • g.

    Welke ervaring en kennis deze hulpverlener heeft.

  • h.

    Wie de hulpverlener vervangt als hij of zij er niet is.

  • i.

    Hoe de hulpverlener wordt aangestuurd.

  • j.

    Op welke manier wordt de hulp en ondersteuning gecontroleerd.

Iedereen die hulp nodig heeft, mag hulp krijgen bij het maken van een budgetplan. Dit kunnen familieleden, vrienden, zorgverleners of professionele ondersteuners zijn. Het belangrijkste is dat het plan goed past bij wat de inwoner nodig heeft en dat het voldoet aan de regels van het Pgb-programma.

De gemeente controleert altijd hoe het Pgb wordt besteed volgens het budgetplan. Ook wordt gecontroleerd of de persoon die het Pgb ontvangt nog steeds voldoet aan de voorwaarden ervan.

Het template voor een budgetplan dat Baarn gebruikt, is te vinden in bijlage 5.

5.3 Eigen bijdrage

Bij een Pgb kan het zijn dat je een eigen bijdrage moet betalen. Dit hangt af van hoeveel hulp je nodig hebt en hoeveel geld je verdient en bezit. Of je deze eigen bijdrage moet betalen wordt bepaald door het CAK (Centraal Administratie Kantoor) en kan verschillen op basis van je inkomen, bezittingen en gezinssituatie.

De eigen bijdrage mag nooit hoger zijn dan de echte kosten van de hulp of het hulpmiddel. Als er in een maand hulp wordt ontvangen, geldt er ook een eigen bijdrage voor die maand. Als er gedurende een volledige maand geen hulp wordt ontvangen, stopt de eigen bijdrage.

5.4 Besteding in het buitenland

Als je van plan bent om je Pgb in het buitenland te gebruiken, moet een inwoner toestemming krijgen van de gemeente. Zij beoordeelt of het gebruik van het Pgb in het buitenland passend en noodzakelijk is voor de zorg die je nodig hebt. Rechterlijke uitspraken laten zien dat je met een Pgb hulp mag inkopen in een ander EU-land, maar omdat controle lastig is, doet de gemeente dit zelden. Een uitzondering geldt als je al hulp in Nederland krijgt en dit maximaal 6 weken in het buitenland wilt voortzetten.

5.5 Pgb geheel of gedeeltelijk stopzetten

De gemeente kan aan de Sociale Verzekeringsbank vragen om betalingen uit het Pgb geheel of gedeeltelijk te stoppen, als ze denkt dat de persoon het Pgb op dat moment mogelijk niet op de juiste manier gebruikt. Bijvoorbeeld, als de persoon het Pgb gebruikt voor iets anders dan waar het eigenlijk voor bedoeld is. Die noemen we ‘oneigenlijk gebruik of misbruik’. Als er sprake is van oneigenlijk gebruik of misbruik, kan de gemeente het al betaalde Pgb-bedrag terugvorderen. De inwoner kan daarna niet meer opnieuw een Pgb aanvragen.

Als de persoon niet binnen drie maanden na het besluit contact heeft opgenomen met een zorgaanbieder, of als het Pgb niet binnen drie maanden is gebruikt voor het beoogde doel waarvoor het is verstrekt, kan de gemeente ook besluiten de betaling te stoppen.

5.6 Toelating en uitsluiting

Een Persoonsgebonden Budget wordt niet gegeven voor taken die normaal door vrienden, familie of buren worden gedaan. Dit gaat om:

  • samen leuke dingen doen;

  • boodschappen doen;

  • eenvoudige schoonmaakklusjes;

  • hulp bij papierwerk;

  • helpen bij het maken van afspraken en het meegaan naar doktersafspraken.;

  • vervoer naar doktersafspraken;

  • taken die bij ouderschap horen. Iedere ouder moet wel eens oppas voor een (langdurig) ziek kind regelen.

Daarnaast kan een Pgb helemaal of deels geweigerd worden:

  • als niet aan de voorwaarden in de regels van hoofdstuk 4 en 5 van de verordening wordt voldaan;

  • als er met spoed hulp en ondersteuning nodig is;

  • als het Pgb wordt gebruikt om extra inkomen te krijgen of om verlies aan inkomen op te vangen;

  • als de kosten voor de zorg die je met het Pgb wilt betalen hoger zijn dan de kosten voor dezelfde zorg via andere wegen.;

  • als degene die het Pgb beheert ook de zorgverlener is, of op een andere manier betrokken is bij de organisatie die de zorg verleent.;

  • als de gemeente denkt dat de persoon niet in staat is om de taken die bij het Pgb horen, goed uit te voeren. Dit kan bijvoorbeeld zijn als de persoon ernstige schulden heeft, verslaafd is, een ernstige beperking heeft, ernstig ziek is, een taalprobleem heeft, als één persoon te veel uren per week hulp biedt, als er in het verleden misbruik van een Pgb is gemaakt, of als de hulp die wordt gevraagd valt onder informele hulp.

Sommige vormen van hulp, zoals behandelingen in de jeugd-GGZ, kunnen alleen door professionele hulpverleners worden uitgevoerd. Informele hulp is daarvoor niet geschikt en hier kan dan ook geen Pgb voor worden ingezet.

5.7 Hoogte Pgb-tarieven

In het Financieel Besluit maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp van de gemeente Baarn staan de bedragen vermeld waarop het bedrag van het Pgb wordt berekend, verdeeld in formele en informele tarieven. In uitzonderlijke gevallen kan er, met een goede reden, van deze tarieven kan worden afgeweken. De tarieven voor het Pgb zijn gelijk aan de tarieven die de gemeente betaalt voor gecontracteerde zorg en zijn samengesteld uit verschillende kosten, zoals salaris, vervanging tijdens vakanties, verzekeringen en reiskosten. De hoogte van een Pgb wordt bepaald op basis van het plan waarin staat wat je met het Pgb wilt bereiken, het aantal uren of dagen dat je zorg nodig hebt en dus de tarieven die zijn vastgesteld voor de zorg die je wilt inkopen. Pgb-tarieven kunnen op ieder moment in het jaar gewijzigd worden.

De tarieven voor het Pgb zijn:

  • Maximaal 90% van het tarief voor gecontracteerde zorg in natura (ZIN) als de hulpverlener in dienst is bij een instelling.

  • Maximaal 75% van het tarief voor gecontracteerde zorg als de hulpverlener zelfstandig werkt.

  • Maximaal 50% van het tarief voor gecontracteerde zorg in natura (ZIN) als er informele hulp wordt ingeschakeld. De ondergrens is het hoogste bedrag dat in de CAO staat voor deze hulp, inclusief vakantiegeld en de waarde van verlofuren. Het tarief voor informele hulp is lager dan voor professionele hulp, omdat er geen extra kosten zijn, zoals personeel en overhead. Ook zijn de kwaliteitseisen en opleidingseisen minder streng.

De verschillende Pgb-percentages in zijn het resultaat van de verschillen in kosten, kwaliteitsnormen en doelen tussen formele instellingen en vrienden of familie die helpen.

De hoogte van het Pgb voor een maatwerkvoorziening wordt bepaald op:

  • Het bedrag van de goedkoopst passende voorziening die de gemeente heeft gecontracteerd, eventueel aangevuld met onderhouds- en reparatiekosten.

  • Het bedrag van de kosten volgens een geaccepteerde offerte als de gemeente geen contract heeft met een leverancier.

De hoogte van het Pgb voor individueel taxivervoer wordt jaarlijks vastgesteld op basis van gangbare tarieven in de regio. Dit is voor inwoners voor wie collectief vervoer niet passend, bijvoorbeeld inwoners met autisme die moeite hebben met sociale interactie en overgevoelig zijn voor prikkels zoals drukte en geluid. De consulent bepaalt of dit vervoer passend is of niet.

5.7.1 Trekkingsrecht

In de Wmo 2015 staat dat gemeenten Pgb's moeten uitbetalen via trekkingsrecht. Dit betekent dat het geld voor hulp en ondersteuning niet direct op de bankrekening van de persoon met het Pgb wordt gestort, maar op een rekening van de Sociale Verzekeringsbank (SVB). De kosten die de SVB maakt voor deze uitvoering worden niet doorberekend aan de persoon met het Pgb. Daarnaast hoeft de inwoner het geld dat de gemeente betaalt aan de SVB om hen in te huren niet te betalen.

De inwoner met het Pgb laat aan de SVB weten hoeveel hulp er is gegeven via declaraties of facturen, en dan zorgt de SVB ervoor dat het geld naar de zorgverlener wordt overgemaakt. Geld dat niet is uitgegeven, wordt na de verantwoordingsperiode door de SVB terugbetaald aan de gemeente.

Een uitzondering hierop geldt voor eenmalige Pgb's, bijvoorbeeld voor een hulpmiddel. Het geld wordt dan rechtstreeks naar de inwoner met het Pgb overgemaakt op basis van een geaccepteerde offerte. Die persoon moet binnen 6 maanden het hulpmiddel kopen en dit verantwoorden met een factuur.

5.7.2 Instellingstarief

Een organisatie die zorg verleent, zoals een verpleeghuis, thuiszorgorganisatie of andere zorgaanbieder is een ‘zorginstelling’. Bewoners van een zorginstelling kunnen ook kiezen voor een Pgb. Het bedrag dat een zorginstelling betaald krijgt voor de zorg die ze leveren aan iemand met een Pgb heet het ‘instellingstarief’. Hierbij sluit de budgethouder een overeenkomst met de zorginstelling.

De zorginstelling kijkt naar de complexiteit van de zorg, hun kosten, en de afgesproken zorguren, en stelt een tarief voor dat binnen de door de overheid vastgestelde maximumtarieven valt. De zorginstelling declareert de kosten bij de budgethouder. De budgethouder betaalt de instelling vanuit het Pgb via de SVB zoals eerder in dit hoofdstuk uitgelegd.

5.7.3 Zzp-tarief

Een persoon die zorg verleent zonder een arbeidsovereenkomst, maar als zelfstandige werkt is een ‘Zelfstandig Zorgverlener’ (zzp’er). Het zzp-tarief bij een Pgb wordt bepaald door het soort en de complexiteit van de zorg, de kwalificaties en ervaring van de zorgverlener, marktprijzen, en de afspraken tussen de budgethouder en de zzp'er.

De zzp'er kijkt naar de complexiteit van de zorg, zijn of haar eigen kwalificaties en ervaring, en marktprijzen om een passend tarief voor te stellen. Minder complexe zorg heeft vaak een lager tarief. Zorgverleners met gespecialiseerde opleidingen of certificaten kunnen hogere tarieven vragen.

De budgethouder moet ervoor zorgen dat het tarief past binnen het beschikbare Pgb. De zorgverlener moet kwalitatieve zorg leveren die voldoet aan de afspraken en verwachtingen.

5.8 Kwaliteitseisen formele of informele zorgaanbieders

Een inwoner mag met een Pgb zelf kiezen wie zij inhuurt voor de ondersteuning die zij nodig heeft. De zorgverlener moet wel aan kwaliteitseisen voldoen. Kwaliteitseisen gelden voor professionele en informele zorgverleners. Een professionele zorgverlener is bijvoorbeeld een bedrijf, instelling of zzp-er die alle diploma's en papieren heeft die een professionele zorgverlener moet hebben. Een informele zorgverlener is bijvoorbeeld een familielid of vriend. Alleen zorgverleners die aan alle kwaliteitseisen voldoen komen in aanmerking voor het professioneel (hogere) tarief. Voor professionele zorgverleners die al zorg leveren is er een overgangstermijn.

Algemene eisen voor alle zorgverleners

  • de zorgverlener biedt hulp die veilig, doeltreffend en cliëntgericht wordt verleend;

  • de zorgverlener werkt actief en integraal samen met andere hulpverleners en zorgaanbieders in het belang van de cliënt. ;

  • de zorgverlener werkt aantoonbaar (met een plan) aan de doelen van het ondersteuningsplan;

  • de zorgverlener moet, als dat wordt gevraagd, een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overhandigen;

  • de zorgverlener is niet bekend vanwege ondeskundige zorg, het handelen in strijd met relevante wetgeving of beleidsregels, misleiding of fraude;

Deze eisen worden in hoofdstuk 6 verder uitgelegd.

5.8.1 Arbeidstijdenwetgeving

De Arbeidstijdenwet10 (ATW) regelt werktijden, rusttijden en pauzes om de gezondheid en veiligheid van werknemers te beschermen. Bij zorg via een Persoonsgebonden Budget (Pgb) kunnen de ATW-regels van toepassing zijn.

5.8.2 Arbeidsrecht

Bij zorg met een Pgb zijn er twee arbeidsrelaties:

  • Formele arbeidsovereenkomst:

    • de zorgverlener is werknemer van de budgethouder;

    • de budgethouder betaalt loon, sociale premies en zorgt voor een veilige werkomgeving;

    • de zorgverlener heeft recht op loon bij ziekte en vakantie.

Bij een formele arbeidsovereenkomst moeten er schriftelijke afspraken zijn over loon, werktijden, pauzes, vakantie en ziekteverlof.

  • Zelfstandige zorgverlener (zzp'er):

    • de zorgverlener werkt zonder formele overeenkomst;

    • de zorgverlener regelt zelf belastingen en verzekeringen;

    • de zorgverlener heeft geen recht op loon bij ziekte.

5.8.3 Integriteit aanbieder

Integriteit van de zorgaanbieder bij een Pgb is belangrijk om goede zorg te garanderen, inwoners te beschermen, vertrouwen op te bouwen en transparantie te bevorderen. Om de integriteit te waarborgen:

  • heeft de aanbieder een goede reputatie en is gecertificeerd door relevante autoriteiten;

  • zijn inwoners tevreden over de ontvangen zorg;

  • zijn er geen klachten of meldingen van misstanden tegen de aanbieder.

Als de gemeente twijfelt aan de betrouwbaarheid van een zorgaanbieder, wordt er geen Pgb verstrekt voor ondersteuning door die aanbieder.

5.9 Overige regels Pgb

  • Een Pgb mag niet gebruikt worden om te betalen voor:

    • kosten voor het regelen van zorg via een bemiddelingsbureau;

    • administratiekosten;

    • beheerkosten voor het Pgb;

    • kosten voor opleidingen of lidmaatschappen;

    • uitkeringen voor feestdagen;

    • eenmalige uitkeringen.

  • Bij het Pgb is er geen vast bedrag dat vrijgesteld is van verantwoording.

  • Het is niet toegestaan om een vast maandloon af te spreken voor formele hulpverleners.

  • Tussenpersonen of mensen die belangen behartigen mogen niet betaald worden met het geld van het Pgb.

  • Als het Pgb al is gebruikt voor een voorziening, kan het éénmalig worden omgezet naar een voorziening in natura (ZIN). De inwoner moet daarna minstens 7 jaar wachten voordat hij of zij opnieuw een aanvraag voor wisseling kan doen.

Hoofdstuk 6 Kwaliteitskader voor zorgaanbieders

afbeelding binnen de regeling

De gemeente is verantwoordelijk voor de kwaliteit van zorg bij zowel Zorg in natura als bij Pgb’s. Daarom heeft de gemeente een kwaliteitskader met eisen. Dit kader is gebaseerd op de wettelijke eisen voor zorgaanbieders en leveranciers uit de Jeugdwet en de Wmo. Een kort overzicht van hoe deze worden vastgelegd en geborgd lees je in onderstaande matrix.

 

Wettelijk

Zorg in Natura

Pgb

Wmo (tot 2015)

Wmo 2015

Contractafspraken: Aelmo

Budgetplan

Wmo (vanaf 2015)

Wmo 2015 regionaal vastgesteld door toezichthoudende instantie: GGD Regio Utrecht

Contractafspraken: RISB Coördinatieteam

Budgetplan

Jeugdwet

Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd

Contractafspraken: MetMaya

Budgetplan

6.1 Kwaliteitskader

Het kwaliteitskader richt zich op de volgende 6 hoofdlijnen die gelden voor zowel Zorg in Natura als voor Pgb’s:

  • 1.

    De voorziening is veilig verstrekt. Denk hierbij aan een VOG, een calamiteitenprotocol en een kwaliteitscertificering van de aanbieder.

  • 2.

    De voorziening is doelmatig en doeltreffend verstrekt. Hiervoor stelt een aanbieder een zorgplan op.

  • 3.

    De voorziening is cliëntgericht verstrekt. De zorgaanbieder moet bij het inzetten van medewerkers rekening houden de vaardigheden van de medewerker die aan de cliënt wordt toegewezen.

  • 4.

    De voorziening is afgestemd op de reële behoefte van de cliënt en op andere vormen van zorg of hulp die de cliënt ontvangt.

  • 5.

    De voorziening wordt verstrekt in overeenstemming met de op de beroepskracht rustende verantwoordelijkheid, voortvloeiende uit de professionele standaard:

    • a.

      De hulpverlener mag niet ook de rol van Pgb-vertegenwoordiger vervullen

    • b.

      Het management en de medewerkers die de opdracht uitvoeren, moeten de Nederlandse taal goed genoeg beheersen om hun werk en contractuele verplichtingen goed uit te voeren.

  • 6.

    De voorziening wordt verstrekt met respect voor en in achtneming van de rechten van de cliënt. Denk hierbij aan een klachten- en privacyregeling van de aanbieder.

6.2 Algemene eisen

Een zorgaanbieder binnen zowel Zorg in natura en Pgb:

  • a.

    Moet volledige medewerking verlenen aan toezicht en onderzoek door de gemeente, zowel aangekondigd als onaangekondigd, om de kwaliteit van de zorg en de rechtmatigheid ervan te waarborgen.

  • b.

    Kan worden uitgesloten van het verlenen van hulp als er sprake is van:

    • ondeskundige zorg,

    • overtreding van wetgeving of beleidsregels,

    • misleiding, fraude, of overtredingen zoals belasting- of premieontduiking,

    • deelname aan criminele activiteiten, handelingen die ingaan tegen de openbare orde, witwassen, mensenhandel, schending van milieu-, sociaal- of arbeidsrechten,

    • onjuiste gegevens verstrekken of het niet verstrekken van gegevens,

    • faillissement,

    • belangen die niet gericht zijn op de zorg voor de cliënt,

    • en het doen van onrechtmatige beïnvloeding of het geven van giften of beloften buiten de zorgverleningsrelatie om.

Als een zorgaanbieder niet aan deze criteria voldoet, worden er gedurende één jaar geen Pgb's toegekend waarbij de betreffende zorgaanbieder betrokken is. Als het Zorg in natura betreft, wordt er gehandhaafd volgens de afspraken die in het contract met de aanbieder staan.

6.2.1 Toezichthouder kwaliteit Jeugdwet

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)11 houdt toezicht op de kwaliteit, veiligheid en toegankelijkheid van de zorg die de gemeente levert vanuit de Jeugdwet. De inspectie voert haar taak onpartijdig en deskundig uit. Daarnaast bewaakt zij de rechten van patiënten en cliënten.

Aanvullend op de rol die de IGJ vervult, heeft Baarn via het Regionaal Inkoop- en Subsidie Bureau van de regio Amersfoort kwaliteitseisen vastgelegd in het contract met jeugdhulpaanbieder MetMaya.

6.2.2 Toezichthouder kwaliteit Wmo

De GGD Regio Utrecht (GGDrU)12 houdt toezicht op de naleving van de kwaliteitseisen die worden gesteld vanuit de Wmo en gemeenten, aan de Wmo-voorzieningen. Dit zijn zowel gecontracteerde maatwerkvoorzieningen, voorzieningen die vanuit Pgb worden bekostigd en algemene of voorliggende voorzieningen.

6.2.3 Toezichthouder rechtmatigheid Jeugdwet & Wmo

Om toe te zien op een rechtmatige toekenning en rechtmatig gebruik van voorzieningen op grond van de Wmo en de Jeugdwet stelt de gemeente een toezichthouder rechtmatigheid aan.

Hoofdstuk 7 Wat verder belangrijk is bij maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp

afbeelding binnen de regeling

Dit hoofdstuk verzamelt artikelen die niet goed in de andere hoofdstukken passen. Zo kunnen we alle belangrijke regels en bepalingen opnemen zonder de verordening onoverzichtelijk te maken.

7.1 Verhouding tot de participatiewet

De Wmo en de Participatiewet zijn beide bedoeld om inwoners te helpen, maar ze richten zich op verschillende soorten hulp en deelname aan de samenleving. De Wmo helpt inwoners die door een beperking, ziekte of ouderdom ondersteuning nodig hebben om zelfstandig te blijven wonen en mee te doen in de samenleving door middel van diensten en hulpmiddelen. De Participatiewet helpt mensen zonder werk of met een arbeidsbeperking om werk te vinden en ondersteunt hen financieel als dat nodig is. Denk hierbij aan re-integratietrajecten, beschut werk, loonkostensubsidies of een bijstandsuitkering.

Als een ouder werkloos is en geholpen wordt door een werkconsulent om een baan te vinden, maar deze ouder wordt bij het Lokaal Team gezien als de enige stabiele factor in het gezin, is het belangrijk dat de consulenten hierover met elkaar communiceren. Dit is van belang omdat het mogelijk niet verstandig is om die ouder te pushen om snel aan het werk te gaan, gezien de stabiliteit die hij of zij biedt aan het gezin.

7.2 Verhouding tot Leerplicht

De Jeugdwet en de Leerplichtwet zijn beide bedoeld om inwoners van Nederland te helpen, maar ze richten zich op verschillende soorten hulp en deelname aan de samenleving. De Jeugdwet helpt mensen met een beperking, ziekte of ouderdom om zelfstandig te wonen en deel te nemen aan de samenleving. Dit gebeurt via diensten en hulpmiddelen. De Leerplichtwet zorgt ervoor dat kinderen van 5 tot 16 jaar naar school gaan, zodat ze zich goed kunnen ontwikkelen. Hoewel deze wet geen directe hulp biedt, kunnen scholen en gemeenten wel ondersteuning geven aan leerlingen die moeite hebben om naar school te gaan. Dit kan via extra begeleiding of hulp van leerplichtambtenaren.

Soms moeten de Jeugdwet en de Leerplichtwet samenwerken, bijvoorbeeld bij kinderen met een beperking die zowel hulp nodig hebben om thuis te wonen als om naar school te gaan. Gemeenten kunnen dan overleggen om te zorgen dat deze kinderen de juiste ondersteuning krijgen. Bijvoorbeeld, als een kind met een beperking moeite heeft om naar school te gaan, kunnen de Jeugdwet en de leerplichtambtenaar samen zorgen voor aangepaste hulp, zoals speciaal vervoer of begeleiding.

Soms kan het ook beter zijn voor een kind om even niet naar school te gaan. Het doel is dat kinderen zich ontwikkelen, en dat kan soms beter op een andere manier. Bijvoorbeeld, dagactiviteit kan een goed idee zijn als dat beter past bij het kind. Het gaat erom dat het doel centraal staat, niet de regels.

7.3 Duur indicatie

De duur van de indicatie hangt af van de aard van de hulpvraag en de te behalen resultaten en doelen. Als de beperking blijvend is en er geen verbetering wordt verwacht, bijvoorbeeld bij een dwarslaesie, kan de indicatie voor onbepaalde tijd worden afgegeven. Het is wel belangrijk om in contact te blijven met deze inwoner om te beoordelen of de maatwerkvoorziening nog passend is of niet. Afhankelijk van de wens van de situatie van de inwoner kan hiervoor jaarlijks of tweejaarlijks een contactmoment worden ingepland. Dit contactmoment is een vereiste.

Wanneer de beperking tijdelijk is en de indicatie gericht is op groei en ontwikkeling, wordt na een bepaalde periode beoordeeld of de hulp nog nodig is. Deze periode kan variëren van 3 maanden tot 2 jaar. Een indicatie via een persoonsgebonden budget (Pgb) of een financiële tegemoetkoming wordt voor maximaal 2 jaar afgegeven, tenzij het om een hulpmiddel gaat. Voor een hulpmiddel wordt de indicatie gelijkgesteld aan de periode van de economische afschrijving.

7.4 Eigen bijdrage

In hoofdstuk 6 artikel 1513 van het financieel besluit van de gemeente Baarn staat de maandelijkse eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening van de Wmo benoemd. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd en wordt betaald aan het CAK (Centraal Administratie Kantoor) van de overheid. Iedereen met een Wmo-voorziening moet dit betalen. Er zijn een aantal uitzonderingen:

  • je betaalt geen eigen bijdrage als je een partner hebt of getrouwd bent en één van jullie nog geen AOW ontvangt;

  • voor een voorziening uit de Jeugdwet hoeft geen eigen bijdrage te worden betaald;

  • je betaalt geen eigen bijdrage als je inkomen lager ligt dan 130% van het bijstandsniveau.

7.5 Waakvlamfunctie

Tijdens het verlenen van hulp en ondersteuning is het belangrijk om al te denken aan mogelijke nazorg en een "waakvlamfunctie" wanneer de hulp wordt afgerond. Deze waakvlamfunctie houdt in dat er iemand is die de situatie in de gaten houdt en kan ingrijpen indien nodig. In eerste instantie wordt gezocht naar gebruikelijke hulp en het sociale netwerk van de persoon. Soms wordt deze rol ook vervuld door de gemeente. De gemeente houdt regelmatig in de gaten of de behaalde resultaten nog steeds aanwezig zijn en of er aanvullende ondersteuning nodig is. Dit is een preventieve vorm van ondersteuning die kan worden gebruikt voor monitoring en incidentele hulp nadat de structurele, intensieve ondersteuning is afgerond.

7.6 Overgang 18-/18+

Jongeren zijn meerderjarig als ze 18 jaar zijn. Als jongeren die jeugdhulp ontvangen 18 jaar worden, stopt meestal de jeugdhulp. Van de ene op de andere dag moeten ze hun eigen zaken kunnen regelen. Niet alle jongeren zijn daartoe in staat. Het gaat bijvoorbeeld om jongeren zonder een goed netwerk, jongeren met psychische problemen en/of jongeren met een (licht) verstandelijke beperking. Goede begeleiding kan voorkomen dat deze jongeren later veelvuldig gebruik maken van voorzieningen en/of in de criminaliteit belanden. Vanaf 18 jaar zijn er zijn andere wetten waar ze mogelijk hulp kunnen krijgen, zoals de Wmo, de Zorgverzekeringswet of de Wet langdurige zorg.

De gemeente wil ervoor zorgen dat jongeren een soepele overgang hebben van jeugdhulp naar volwassenenondersteuning. Voordat een jongere 18 jaar wordt en het jeugdhulptraject eindigt, is het belangrijk om goed te kijken naar hoe veerkrachtig hij of zij is. De overgang van jeugdhulp naar volwassenenondersteuning wordt gerealiseerd door samen te werken tussen de Wmo, Participatiewet, Jeugdwet en andere relevante gebieden zoals huisvesting. Op deze manier proberen we, waar mogelijk, het gebruik van verlengde jeugdhulp te minimaliseren.

7.6.1 Verlengde jeugdwet

Soms kan de jeugdhulp worden verlengd, zodat het blijft vallen onder de Jeugdwet. Dit kan maximaal 5 jaar duren, tot de jongere 23 jaar is. Dit is alleen mogelijk als:

  • de jeugdhulp al is begonnen voordat de jongere 18 werd en nog niet is afgerond,

  • vóór de 18e verjaardag is vastgesteld dat jeugdhulp nodig is,

  • de jongere jeugdhulp had vóór de 18e verjaardag en binnen een half jaar nadat de hulp is gestopt, opnieuw hulp nodig heeft,

  • er geen vergelijkbare hulp op basis van een andere wet kan worden verkregen, of

  • de jeugdhulp onderdeel is van jeugdstrafrecht of jeugdreclassering.

De gemeente beslist of de jongere na zijn 18e verjaardag verlengde jeugdhulp kan krijgen.

7.7 Leerlingenvervoer

Het leerlingenvervoer staat los van de Wmo en Jeugdwet, maar er kunnen wel raakvlakken zijn tussen deze gebieden. Leerlingenvervoer regelt het vervoer van kinderen met een beperking naar school. Dit valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en is geregeld in de Wet Passend Onderwijs. Het doel is om ervoor te zorgen dat kinderen met een beperking toch naar school kunnen gaan.

Aan de andere kant zijn de Wmo en Jeugdwet gericht op het ondersteunen van inwoners met een beperking of speciale behoeften, zowel volwassenen als kinderen, in hun dagelijks leven en ontwikkeling. Hoewel deze gebieden verschillend zijn, kunnen ze overlappen. Bijvoorbeeld, een kind dat leerlingenvervoer nodig heeft vanwege een lichamelijke beperking, kan ook ondersteuning nodig hebben vanuit de Wmo of jeugdhulp, zoals thuiszorg of begeleiding.

In sommige gevallen kunnen de Wmo en jeugdhulp dus samenwerken met het leerlingenvervoer om ervoor te zorgen dat kinderen met speciale behoeften de juiste ondersteuning krijgen, zowel op school als thuis.

7.8 Intensieve Kind Zorg

Intensieve kindzorg, ook wel bekend als intensieve kinderthuiszorg, richt zich op de zorg en ondersteuning van kinderen met complexe medische of zorgbehoeften, die thuis wonen. Deze vorm van zorg kan variëren van medische verzorging tot intensieve begeleiding en therapieën. Kindzorg in de eigen omgeving valt onder ZVW en wordt vanuit het basispakket vergoed. Er geldt geen eigen bijdrage voor deze zorg. Ook het eigen risico geldt niet. Ouders of verzorgers kunnen zelf contact opnemen met een zorgaanbieder.

Hoewel intensieve kindzorg en de Wmo en Jeugdwet verschillende domeinen zijn, kunnen ze elkaar wel overlappen. Bijvoorbeeld, een kind dat intensieve kindzorg ontvangt vanwege een complexe medische aandoening, kan ook behoefte hebben aan ondersteuning vanuit de Wmo of Juegdwet, zoals aanpassingen in huis, psychosociale begeleiding, of onderwijsondersteuning.

In sommige gevallen werken deze verschillende domeinen samen om ervoor te zorgen dat het kind en het gezin de juiste en passende ondersteuning krijgen. Dit kan betekenen dat er afstemming plaatsvindt tussen zorgverleners, gemeentelijke instanties en andere betrokken partijen om een integrale en samenhangende aanpak te realiseren die aansluit bij de behoeften van het kind en het gezin.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van burgemeester en wethouders van 17 december 2024.

Burgemeester en wethouders van Baarn,

gemeentesecretaris

burgemeester

Bijlage 1 Lijst algemeen gebruikelijke artikelen

Vervoer

  • fiets [standaardfiets, fiets met verlaagde instap, fiets met trapondersteuning vanaf 16 jaar/hulpmotor2];

  • tandem [standaardtandem, tandem met trapondersteuning/hulpmotor, tandem met verlaagde instap];

  • bromfiets [ook bromfiets in speciale uitvoering zoals brommobiel bekend onder Canta] ;

  • kosten rijbewijs;

  • kosten rijlessen;

  • rollator;

  • APK

  • verzekeringen;

  • aanpassing achterbank t.b.v. kinderzitjes;

  • aanhanger;

  • een standaard buggy voor kinderen tot de leeftijd van 4 jaar;

  • een standaard bakfiets met trapondersteuning (tenzij aangeschafte bakfiets niet in de reguliere markt te verkrijgen is of passend is / aanpassing niet regulier te verwezenlijken is.);

  • fietskarretje voor kinderen (tenzij aangeschafte fietskar niet in de reguliere markt te verkrijgen is of passend is / aanpassing niet regulier te verwezenlijken is);

  • aankoppelfiets voor kinderen;

  • scooter;

  • reparatie verlichting, vervangen banden of fietszadel;

  • 4-wielscootmobiel;

  • Segway;

  • Tété Trike;

  • brommobiel 45 km;

  • opvouwbare scootmobiel;

Woonvoorzieningen:

  • toiletpot en verhoogd/hangend toilet;

  • toiletgelegenheid op de eerste etage;

  • renovatie (vervangen lavet door douche);

  • aanleg centrale verwarming;

  • douchecabine, douchecel, douchewand, seniorendouchebak;

  • airconditioning woonruimte;

  • kooktoestellen algemeen (zo ook keramische en inductie);

  • alle vormen van zonwering en bediening daarvan (binnen en buiten);

  • alle vormen van mechanische ventilatie;

  • alle vormen van kranen (eenhendel-mengkranen, thermostaatkranen en glijstangset);

  • intercom;

  • afzuigkap boven kooktoestel;

  • (teruggebogen) deurkrukken

  • losse toiletverhoger;

  • douchevoorzieningen (uitgesloten als het maatwerk betreft);

  • beugels (wand/vloer), grepen (wand/vloer) en drempelhulpen

  • toilet sta-op-hulp,

  • looprek sta-op-hulp;

  • renovatie/afschrijving (van bijvoorbeeld badkamer of keuken);

  • waterbed;

  • sta- en/of relaxstoel;

  • vormen van domotica (om bijv. ramen op afstand te kunnen openen, rolgordijnen en lampen);

  • alle soorten stofzuigers incl. alle type filters;

  • mobiele (huis) telefoon;

  • automatische deuropeners incl. voor garage, bij serviceflats voor senioren van 55 jaar en ouder/mensen met beperking (die de gemeenschappelijke zaak dient, zoals -gemeenschappelijke ruimten);

  • overige, vergelijkbare algemeen gebruikelijke woonvoorzieningen, waaronder ook de glazenwasser en tuinman;

  • oprijplaat voor rolstoel 90x90 cm;

  • losse oprijplaten;

  • Sanibroyeur (pomp om organisch afvalwater, fecaliën, en wc-papier af te kunnen voeren);

  • (tweede) trapleuning;

  • antisliptegels bij nieuwbouw of renovatie;

  • vervanging keukenapparatuur;

  • dakkapellen;

  • luchtbevochtigers en –ontvochtiger;

  • wasdroger;

  • meterkast met meerdere groepen;

  • ADL hulpmiddelen zelfzorg (ruggenkrabber, aangepast bestek, personenalarmering, etc.);

  • bewegingstrainer (compact);

  • bedbeugel.

Rolstoelen/scootmobielen:

  • accessoires die niet medisch noodzakelijk zijn, maar als wel nuttige accessoires aangeboden worden;

  • regenpakken, winterbekleding, been/voetenzak;

  • schootkleed en windscherm;

  • rolstoelhandschoenen;

  • accessoires als asbak, bandenpomp, bagagetas, rolstoelovertrek en spaakbeschermers;

  • stalling ten behoeve van (driewiel)fiets, scootmobiel of bakfiets

  • fietsmand.

Autoaanpassingen:

  • Uitneembare hoedenplank;

  • Derde of vijfde deur;

  • Geblindeerde ramen;

  • Elektrisch bedienbare portierruiten;

  • Verstelbare lendensteunen op de voorstoel;

  • Neerklapbare of inklapbare achterbank;

  • Rembekrachtiging;

  • Automatische transmissie;

  • De kosten van een APK;

  • Stuurbekrachtiging;

  • Airconditioning;

  • Cruise control;

  • Automatische deuropeners voor garagedeuren.

Overige:

  • boodschappenservice;

  • maaltijdvoorziening(en);

  • strijkvrije kleding en beddengoed.

Bijlage 2 Lijst met categorieën hulpmiddelen

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 3 Normenkader Hulp bij Huishouden

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 4 Budgetplan Persoonsgebonden budget

Budgetplan PGB Jeugdhulp en/of Wmo-diensten

(Onder Wmo diensten vallen: individuele begeleiding, kort verblijf / respijtzorg, dagbesteding/groepsbegeleiding met/zonder vervoer en huishoudelijke hulp)

U wilt bij de gemeente Baarn een persoonsgebonden budget (pgb) aanvragen waarmee u zelf Jeugdhulp en/of Wmo-diensten wilt inkopen. Als onderdeel van het onderzoek moet u een volledig ingevuld budgetplan opsturen.

Het budgetplan

U bent in gesprek geweest met iemand uit het Lokaal team of vanuit het Zorgloket en samen zijn jullie tot de conclusie gekomen dat hulp bij een niet ingekochte hulpverlener in uw situatie de meest passende hulp is. Deze hulp wordt betaald door middel van een Persoons Gebonden Budget (PGB).

Dit budgetplan is een hulpmiddel voor u om te laten zien hoe u het pgb wilt gaan besteden.

Let op! Met het indienen van dit formulier verklaart u akkoord te gaan met hetgeen in dit budgetplan wordt beschreven. Lees het daarom goed door.

Stappenplan:

  • 1.

    Vul het budgetplan in en maak hierbij gebruik van de uitleg onder de kopjes;

  • 2.

    Indien er sprake is van formele hulp, laat u de hulpverlener(s) bijlage 1 invullen en ondertekenen.

  • 3.

    Onderteken het budgetplan. De budgethouder, budgetbeheerder en zorgverlener zetten allemaal een handtekening. De budgethouder en budgetbeheerder kunnen dezelfde persoon zijn (zie uitleg onder punt 1);

  • 4.

    Maak een kopie van het ingevulde en ondertekende budgetplan voor uw eigen administratie;

  • 5.

    U stuurt het ingevulde en ondertekende budgetplan terug naar de gemeente Baarn of levert het formulier in bij het gemeentekantoor.

Gemeente Baarn

Postbus 1003

3740 BA Baarn

Let op: Ontvangt de gemeente het ondertekende budgetplan en/of het gespreksverslag/plan van aanpak later? Dan kan ook het besluit van de gemeente op uw aanvraag voor een voorziening middels een persoonsgebonden budget langer duren.

Vervolgstappen na het ontvangen van een getekend budgetplan:

  • 6.

    De medewerker van het Lokaal Team of Zorgloket checkt of het budgetplan volledig en goed is ingevuld.

  • 7.

    Wanneer de medewerker tevreden is, ontvangt u het besluit (de beschikking) per post. Daar staat onder andere de definitieve hoogte van het pgb in die u eerder al van de medewerker heeft ontvangen.

  • 8.

    Na ontvangst van de beschikking stelt u zelf een zorgovereenkomst op met de hulpverlener(s).

  • 9.

    De zorgadministratie van de gemeente Baarn zet uw budget door aan de SVB.

  • 10.

    Stuur zelf de ingevulde zorgovereenkomst naar de Sociale Verzekeringsbank (SVB). Gebruik altijd de modelovereenkomst van de SVB.

  • 11.

    Lever de facturen van de hulpverlener(s) aan bij de SVB.

  • 12.

    De SVB betaalt de hulpverlener(s) uit, uit het toegekende pgb.

Verantwoordelijkheden en verplichtingen

Bij het beheren van een pgb horen verantwoordelijkheden en verplichtingen. Deze staan hieronder kort genoemd. Het is belangrijk dat u deze goed doorleest en uzelf in staat acht om deze uit te voeren.

  • -

    U overziet uw eigen situatie;

  • -

    U bent op de hoogte van de regels en verplichtingen die horen bij een pgb;

  • -

    U bent in staat om de pgb-administratie bij te houden;

  • -

    U bent in staat zelfverzekerd met de betrokken partijen te communiceren;

  • -

    U bent in staat om zelfstandig te handelen en voor een hulpverlener(s) te kiezen

  • -

    U bent in staat om afspraken te maken en deze vast te leggen;

  • -

    U kunt beoordelen of de geleverde hulp van goede kwaliteit is

  • -

    U bent in staat om als werk- of opdrachtgever de hulpverlener(s) aan te sturen;

  • -

    U heeft voldoende (juridische) kennis over het werk- of opdrachtgeverschap of weet deze kennis te vinden.

Als u het lastig vindt om zelf uw administratie bij te houden en goede afspraken te maken met een hulpverlener, dan is een pgb voor u waarschijnlijk niet de beste optie. U kunt dan beter kiezen voor zorg in natura (ZIN).

Bij dit Budgetplan dient u de volgende documenten toe te voegen:

  • -

    een offerte van de hulpverlener(s);

    Let op, dit wordt alleen gevraagd wanneer er sprake is van formele hulp (niet bij informele hulp. In het geval er een PGB wordt aangevraagd voor formele hulp hanteert gemeente Baarn maximale tarieven en kan het dus voorkomen dat u nog eigen kosten heeft. Deze maximale tarieven kunt u terugvinden in het Financieel Besluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Baarn 2024:http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR717931

  • -

    een ingevulde en ondertekende verklaring van de formele hulpverlener(s), zoals is opgenomen in Bijlage 1.

  • 1.

    Gegevens budgethouder en de vertegenwoordiger

    De budgethouder is de persoon voor wie het pgb bestemd is. Het is mogelijk dat de budgethouder een vertegenwoordiger of gemachtigde heeft. Deze persoon heet de budgetbeheerder. We beoordelen of de budgethouder of de budgetbeheerder een pgb kan beheren.

    Gegevens budgethouder: voor wie is het pgb?

    Voorletters en achternaam budgethouder:

     

    Geboortedatum budgethouder:

     

    Gaat u als budgethouder zelf het pgb beheren?

    ☐ Ja, ik beheer het pgb zelf. Ga verder met de vraag 3.

    ☐ Nee, een wettelijk vertegenwoordiger of gemachtigde beheert het pgb voor mij. Vul dan onderstaande gegevens in.

    Gegevens budgetbeheerder (uw wettelijk vertegenwoordiger of gemachtigde)

    Is er sprake van een wettelijk vertegenwoordiger?

    ☐ Ja, vul hiernaast de gegevens in

    ☐ Nee, vul onderstaande gegevens in

    Om wat voor een wettelijk vertegenwoordiger gaat het?

    ☐ Mentor

    ☐ Bewindvoerder

    ☐ Curator

    ☐ Voogd

    ☐ Ouder

    ☐ anders, namelijk…

    Let op: Bewijsstuk toevoegen (behalve bij ouder).

    Naam vertegenwoordiger:

    Geboortedatum:

    Adres:

    Postcode:

    Woonplaats:

    U gaat iemand anders dan een wettelijk vertegenwoordiger machtigen om namens u afspraken te maken vul dan de gegevens hiernaast in

    Naam gemachtigde:

    Geboortedatum:

    Adres:

    Postcode:

    Woonplaats:

    Let op: Bewijsstuk toevoegen

  • 2.

    Type aanvraag

    Om wat voor aanvraag gaat het? (vink aan wat van toepassing is)

    ☐ Eerste pgb aanvraag bij de gemeente Baarn voor dit doel

    ☐ Wijziging van een nog lopend pgb waarvan de duur nog niet verstreken is

    ☐ Verlenging van een eerder door de gemeente verstrekt pgb dat afloopt op:

    ☐ Verlenging van een eerder door een andere instantie verstrekt pgb dat afloopt op:

    Welke hulp wilt u met uw PGB inkopen?

     

    Motivatie voor een PGB

    toelichting:

    U bent geïnformeerd over het ingekochte (Zorg in natura) zorgaanbod binnen de gemeente Baarn en bent er van op de hoogte dat dit aanbod voorliggend is. U wenst echter toch gebruik te maken van niet-ingekocht zorgaanbod, gefinancierd middels een Pgb. Om te beoordelen of u in aanmerking komt voor een Pgb vragen wij u te motiveren waarom u kiest voor een Pgb en waarom u het ingekochte zorgaanbod van Baarn niet passend vind om uw doel(en) te bereiken?

     

    Welke voorziening/dienst wilt u kopen met het PGB ? (indien van toepassing: bij meer ondersteuningsvormen, vink dan meer vakjes aan)

    Wmo-diensten:

    ☐ Begeleiding individueel

    ☐ Begeleiding groep / dagbesteding met of zonder vervoer

    ☐ Logeren (Kort Verblijf / Respijtzorg)

    ☐ huishoudelijke hulp

    ☐ Overig, namelijk….

    Jeugdhulp:

    ☐ Begeleiding individueel

    ☐ Persoonlijke verzorging

    ☐ Begeleiding groep / dagbesteding met of zonder vervoer

    ☐ Behandeling groep

    ☐ Behandeling individueel

    ☐ GGZ Behandeling

    ☐ Logeren / Kort Verblijf

    ☐ Overig, namelijk:

  • Gewenste omvang (in uren, dagdelen, etmalen) van bovenstaande zorg/ondersteuning:

    Gewenste ingangsdatum:

    Gewenste einddatum:

  • 3.

    Welke doelen wilt u behalen ten behoeve van uw ondersteuningsvragen?

    U heeft een ondersteuningsvraag. Daarbij horen doelen die u wilt behalen. U beschrijft hieronder:

    • welke doelen u wilt behalen;

    • Hoe u dit doel wilt behalen (met welke activiteit/inzet)?

    • Waar en wanneer deze activiteit zal plaatsvinden? (thuis/op locatie/elders en hoe vaak per week/maand etc.?)

    • Op welke termijn u verwacht dit doel te behalen?

Let op: We beoordelen of een pgb doeltreffend is. Dit betekent dat de activiteiten die u uit het pgb betaalt bijdragen aan uw doel(en).

Doel

Hoe te behalen (met welke activiteit)?

Waar en wanneer (locatie en frequentie)

Op welke termijn behaald?

1.

 
 
 

2.

 
 
 

3.

 
 
 

4.

 
 
 

5.

 
 
 

6.

 
 
 

  • 4.

    Bij wie koopt u deze hulp/ondersteuning?

  • Geef hieronder aan welke zorgverlener(s) u wilt betalen met het pgb. Bent u van plan meerdere diensten van één hulpverlener af te nemen? Vul dan voor elke dienst een aparte tabel in.

Zorgverlener 1:

Naam organisatie (indien van toepassing):

Naam zorgverlener:

 

Telefoonnummer:

 

e-mailadres:

 

Mijn zorgverlener is (vink aan wat van toepassing is en vul aan)

  • Professional in dienst van een instelling

    • -

      Deze zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen: ja/nee

    • -

      Het KvK-nummer van deze zorgaanbieder is:

    • -

      Indien van toepassing – in het geval van Jeugdhulp, het SKJ en/of BIG nummer van de zorgverlener:

    • -

      Vervaldatum SKJ/BIG registratie:

  • Zelfstandig ondernemer (vrijgevestigde zorgaanbieder) of freelancer (zzp’er)

    • -

      Deze zelfstandig ondernemer of freelancer voldoet aan de kwaliteitseisen: ja/nee

    • -

      Het KvK-nummer van deze zelfstandig ondernemer/freelancer is:

    • -

      Indien van toepassing – in het geval van Jeugdhulp, het SKJ en/of BIG nummer van deze zelfstandig ondernemer/freelancer is:

    • -

      Vervaldatum SKJ/BIG registratie:

  • iemand uit mijn eigen omgeving / sociaal netwerk (niet-professional)

    Het Burgerservicenummer (BSN) van deze persoon is:

    Onze relatie:

De kosten van mijn zorg of ondersteuning

Let op: de maximale tarieven die de gemeente Baarn hanteert voor de zorg en/of ondersteuning kunt u terugvinden in het Financieel Besluit Maatschappelijke ondersteuning en Jeugdhulp Baarn 2024 (http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR717931

Aantal uur / dagdelen / etmalen:

per week/maand/jaar

Kosten per uur/dagdeel/ etmaal

€ __________,__

Totale kosten:

 

Zorgverlener 2:

Naam organisatie (indien van toepassing):

Naam zorgverlener:

 

Telefoonnummer:

 

e-mailadres:

 

Mijn zorgverlener/contactpersoon is (vink aan wat van toepassing is en vul aan)

  • Professional in dienst van een instelling

    • -

      Deze zorgaanbieder voldoet aan de kwaliteitseisen: ja/nee

    • -

      Het KvK-nummer van deze zorgaanbieder is:

    • -

      Indien van toepassing (in het geval van Jeugdhulp) - SKJ en/of BIG nummer van de zorgverlener:

    • -

      Vervaldatum SKJ/BIG registratie:

  • Zelfstandig ondernemer (vrijgevestigde zorgaanbieder) of freelancer (zzp’er)

    • -

      Deze zelfstandig ondernemer of freelancer voldoet aan de kwaliteitseisen: ja/nee

    • -

      Het KvK-nummer van deze zelfstandig ondernemer/freelancer is:

    • -

      Indien van toepassing (in het geval van Jeugdhulp) - SKJ en/of BIG nummer van de zelfstandig ondernemer/freelancer is:

    • -

      Vervaldatum SKJ/BIG registratie:

  • Iemand uit mijn eigen omgeving / sociaal netwerk (niet-professional)

    Het Burgerservicenummer (BSN) van deze persoon is:

    Onze relatie:

De kosten van mijn zorg of ondersteuning

Aantal uur / dagdelen / etmalen:

per week/maand/jaar

Kosten per uur/dagdeel/ etmaal

€ __________,__

Totale kosten:

 

  • 5.

    PGB – houderschap

Heeft u of uw gemachtigde gelezen over de 10 punten van pgb-vaardigheid en bezit u deze vaardigheden? En zijn de rechten en plichten die aan het pgb verbonden zijn bij u bekend?

☐ ja ☐ nee

Als pgb-houder bent u verantwoordelijk voor het kopen van uw hulp of ondersteuning. Dit houdt in dat u zelf de kwaliteit van de zorg en ondersteuning moet bewaken. U stuurt uw zorgverlener aan en zorgt ervoor dat u de nodige zorg ontvangt. En bij ziekte van uw ondersteuner regelt u zelf de vervangende ondersteuning.

Gaat u hiermee akkoord?

☐ ja ☐ nee

Heeft u nagedacht met uw zorgverlener over vervangende ondersteuning? Zo ja, vul hiernaast de naam en contactgegevens van deze persoon in

☐ ja

Naam:

Contactgegevens:

☐ nee, omdat….

U bent zich er van bewust dat u zelfstandig uw administratie dient bij te houden en zelfstandig omgaat met onjuistheden rondom uw PGB.

☐ ja ☐ nee

Indien van toepassing

Wanneer de kosten van deze zorg/ondersteuning in de vorm van een pgb hoger zijn dan in Zorg in natura, bent u zich er dan van bewust dat u eigen kosten heeft?

☐ ja ☐ nee

  • 6.

    Ondertekening

Door ondertekening van dit budgetplan verklaar ik/verklaren wij:

  • -

    Dit budgetplan is naar waarheid ingevuld

  • -

    Ik sluit alleen zorgovereenkomsten af die passen binnen de afspraken van dit persoonlijk budgetplan

  • -

    Ik laat het SVB budgetoverzicht met de besteding van mijn pgb zien, als de gemeente hierom vraagt

  • -

    Als mijn situatie verandert en dit aanleiding kan zijn voor het aanpassen of stoppen van dit pgb, laat ik dit tijdig weten aan de gemeente

  • -

    Het is mijn verantwoordelijkheid om tijdig (uiterlijk 8 weken voor de einddatum van dit budgetplan) een nieuwe melding in te dienen voor een verlenging van mijn zorg. Alleen dan kan, wanneer nodig, een pgb aansluitend op de einddatum verlengd worden en kan de zorg doorlopen

  • -

    Ik heb kennis genomen van de toelichting op dit budgetplan en de bijlagen en ga akkoord met de inhoud en de gevolgen daarvan.

Naam budgethouder:

Datum:

Handtekening:

Naam budgetbeheerder:

Datum:

Handtekening:

Naam hulpverlener:

Datum:

Handtekening:

Bijlage 1: Kwaliteitseisen formele hulpverlener

Uw formele hulpverlener moet aan de hieronder benoemde eisen voldoen. De hulpverlener moet daarom middels de ondertekening van dit formulier bevestigen dat hij/zij aan alle hieronder vermelde eisen voldoet.

  • o

    Jeugdhulpverlener voldoet aan de kwaliteitseisen zoals opgenomen in de Jeugdwet;

    • De norm van verantwoorde zorg, inclusief de verplichting om geregistreerde professionals in te zetten

    • Gebruik van een ondersteuningsplan

    • Systematische kwaliteitsbewaking door de jeugdhulpverleners

    • Verklaring omtrent het gedrag (VOG)

    • De verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

    • De meldplicht calamiteiten en geweld

    • Verplichting om de vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen

  • o

    Inschrijving bij de KvK (Wmo/Jeugd);

  • o

    Jeugdhulpverleners beschikken over een registratie in het SKJ-register of het BIG-register;

  • o

    Wmo-hulpverleners beschikken over een registratie in het BIG-register (de noodzakelijkheid hiervan is ter beoordeling aan de consulent);

  • o

    Eerste- en tweedegraads familieleden14 zijn uitgesloten van formele hulp.

De hulpverlener:

  • 1.

    biedt verantwoorde hulp;

  • 2.

    moet zich zo organiseren (en voorzien van kwalitatief en kwantitatief personeel), dat verantwoorde hulp kan worden geboden (norm van de verantwoorde werktoedeling);

  • 3.

    moet werken met een ondersteuningsplan of plan van aanpak;

  • 4.

    dient een kwaliteitssysteem te hebben;

  • 5.

    de hulpverlener en zijn eventuele medewerkers beschikken over een geldig VOG;

  • 6.

    dient een verplichte meldcode te hebben voor huiselijk geweld en kindermishandeling;

  • 7.

    heeft een meldplicht bij een calamiteit;

  • 8.

    heeft beschikking over een klachtencommissie, of in geval u een ZZP’er bent heeft u een duidelijke klachtenprocedure opgesteld voor uw cliënten en maakt deze kenbaar aan de cliënt;

  • 9.

    moet beschikken over een cliëntenraad; geldt niet voor ZZP’ers;

  • 10.

    heeft de verplichting om een vertrouwenspersoon in de gelegenheid te stellen zijn taak uit te oefenen;

  • 11.

    geeft de budgethouder/budgetbeheerder te allen tijde inzage in de bewijsstukken van bovenstaande kwaliteitseisen.

Naam: ………………………………………………………………………………

Datum ondertekening:…………………………………………………………….

Plaats……………………………………………………………………………….

Handtekening:……………………………………………………………………...


Noot
1

Zie ‘Regeling Mantelzorgwaardering Baarn’

Noot
2

Een algemeen gebruikelijke voorziening kan betaald worden met een minimuminkomen, als de kosten daarvan binnen 36 maanden terugbetaald kunnen worden met een aflossing van 5% van het geld dat iemand krijgt als bijstandsuitkering. Dit wordt een draagkrachtberekening genoemd.

Noot
3

Deze lijst kan veranderen.

Noot
14

Eerstegraads familieleden: partner, ouders (ook adoptie- en stiefouders), schoonouders, kinderen (ook adoptie- en stiefkinderen), schoondochters- en zonen. Tweedegraads familieleden: broers en zussen (ook adoptie- en stiefbroers- en zussen),kleinkinderen, grootouders, schoonzussen en zwagers.