Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR744095
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR744095/1
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 2 september 2025 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Kennis en informatie 2025
Geldend van 16-09-2025 t/m heden
Intitulé
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 2 september 2025 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Kennis en informatie 2025Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Gelet op artikel 1.3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2022;
Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 2.10 van de Regeling Europese landbouwsubsidies provincies Fryslân 2023 - 2027;
BESLUITEN
Het volgende openstellingsbesluit vast te stellen:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In aanvulling op de definities als bepaald in artikel 1.1 van de regeling, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:
- a.
kennisaanbieder: degene die de kennisoverdracht verstrekt en faciliteert aan landbouwers;
- b.
duurzame toegevoegde waardeketen: duurzame keten van activiteiten waarbij waarde aan de producten wordt toegevoegd op het moment dat deze een volgende activiteit in een keten passeren en waarbij de keten als geheel het product toegevoegde waarde geeft;
- c.
landbouwproduct: alle producten die zijn genoemd in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de werking van de EU van 35 maart 1957;
- d.
regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023 – 2027;
- e.
verdienmodel: manier waarop geld verdiend kan worden met een bepaalde activiteit.
- f.
landbouwbeleidsbrief ‘Noflik buorkje in Fryslân 2025-2030’: het beleidskader van de provincie Fryslân te vinden op: Noflik Buorkje yn Fryslân, Beliedsbrief Lânbou Fryslân 2025-2030;
- g.
water- en bodemopgaven: opgaven met betrekking tot het verbeteren van waterkwaliteit, waterkwantiteit, (water)kringlopen, nutriëntenbalans, verzilting en bodemopgaven zoals beschreven in hoofdstuk 5 van de Friese bodemagenda https://cuatro.sim-cdn.nl/fryslan/uploads/bodemagenda_fryslan.pdf?cb=D-sfrqIAbodemagenda fryslan.pdf.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
-
1. In afwijking van artikel 2.10.1 lid 1 van de regeling kan alleen subsidie worden verstrekt voor trainingen, workshops, coaching, voorlichtingsacties en/of demonstratieactiviteiten aan groepen van landbouwers.
-
2. Het kennisproject dient betrekking te hebben op de voortbrenging van landbouwproducten of handel in landbouwproducten als bedoeld in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
-
3. In afwijking van artikel 2.10.1 lid 2 van de regeling moet de kennis en informatie activiteit betrekking hebben op één of meerdere van de volgende thema’s:
- a.
ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;
- b.
vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering;
- c.
ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;
- d.
bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;
- e.
bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;
- f.
bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;
- a.
-
4. Subsidie kan uitsluitend worden verstrekt voor activiteiten uit lid 3 die bijdragen aan water en/of bodemopgaven, zie ook artikel 1, sub g, en de toelichting.
Artikel 3 Doelgroep
Conform artikel 2.10.2 lid 1 van de regeling kan subsidie als bedoeld in artikel 2 lid 1 van dit openstellingsbesluit worden verstrekt aan een kennisaanbieder of een samenwerkingsverband van kennisaanbieders.
Artikel 4 Openstellingsperiode
-
1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 15 september 2025 9:00 uur tot en met 28 november 2025 17:00 uur.
-
2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal (http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27).
Artikel 5 Subsidieplafond
Het subsidieplafond dat beschikbaar is in de periode zoals bepaald in artikel 4, is vastgesteld op € 2.000.000,-- (samengesteld uit €860.000,-- Europese middelen (ELFPO) en €1.140.000,-- nationale cofinanciering).
Artikel 6 Hoogte subsidie
-
1. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 50.000,-- en maximaal € 500.000,--.
-
2. De hoogte van de subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten.
-
3. Subsidie wordt verstrekt op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de regeling.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
-
1. In afwijking op artikel 1.8 van de regeling komen alleen kosten als bedoeld in artikel 1.8 onder a, b en e voor subsidie in aanmerking.
-
2. De subsidiabele kosten worden berekend volgens de in artikel 1.9a, eerste lid onder a, tweede lid en derde lid of artikel 1.9d.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Conform artikel 2.10.4 van de regeling en onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de regeling wordt geen subsidie verstrekt voor:
- a.
de ontwikkeling van nieuwe kennis;
- b.
kennisaanbod dat deel uitmaakt van reguliere programma's of leergangen in het middelbaar- of hoger beroepsonderwijs of het wetenschappelijk onderwijs;
- c.
eigen uren door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.
Artikel 9 Aanvraagvereisten
Onverminderd artikel 1.6 van de regeling en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de regeling:
- 1.
Dient een subsidieaanvraag te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkelde webportal dat bereikbaar is via de website van http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.
- 2.
Wordt de aanvraag voor subsidie ingediend met gebruikmaking van een volledig, door SNN verstrekt, ingevuld projectplan format, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. In aanvulling op artikel 1.6 van de regeling bevat de aanvraag in elk geval:
- a.
een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd en een toelichting op de relatie met water en/of bodemopgaven;
- b.
een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- c.
een toelichting of onderbouwing op de begroting, eventueel door middel van één of meerdere offertes;
- d.
een aantoonbare oriëntatie op reeds bestaande initiatieven omtrent het betreffende thema waarover kennis zal worden gedeeld;
- e.
een omschrijving waaruit blijkt dat de aanvrager beschikt over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders en over middelen om de activiteit succesvol uit te kunnen voeren;
- f.
het verwachte aantal personen en landbouwbedrijven dat profiteert van ontvangen steun voor advies, opleiding, kennisuitwisseling ter verbetering van de prestaties op het gebied van duurzame economische, sociale, milieu-, klimaat- en hulpbronnenefficiëntie;
- g.
het verwachte aantal in AKIS geregistreerde adviseurs die betrokken worden.
- a.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
-
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de regeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren:
- a.
de mate van effectiviteit van de activiteit;
- b.
de haalbaarheid van de activiteit;
- c.
de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit.
Selectiecriterium
Weging
Te behalen punten
Maximum per criterium
a.
Effectiviteit
3
0-5
15
b.
Haalbaarheid/ kans op succes
2
0-5
10
c.
Efficiëntie
3
0-5
15
Maximumaantal te behalen punten
40
- a.
-
2. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1) Effectiviteit, 2) Efficiëntie en 3) Haalbaarheid. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.
Artikel 11 Bevoorschotting
In afwijking op artikel 1.17 en conform 2.10.7 van de regeling wordt geen voorschot verstrekt.
Artikel 12 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien:
- a.
de aanvrager niet voldoet aan de omschrijving onder artikel 3 van dit openstellingsbesluit;
- b.
de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 4 van dit openstellingsbesluit;
- c.
niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 9 van dit openstellingsbesluit en artikel 1.6 van de regeling;
- d.
na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 50.000,--;
- e.
overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de regeling wordt een aanvraag met minder dan 24 punten niet gehonoreerd.
Artikel 13 Verplichtingen
-
1. In aanvulling op artikel 1.15 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteit(en) uit te voeren binnen twee jaar na datum subsidieverlening en uiterlijk op 30 juni 2028.
-
2. In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18 van de regeling bevat een voortgangsverslag en deelbetalingsverzoek het totaal aantal deelnemers tot dan toe.
-
3. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.21 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht om na afloop van de activiteiten te rapporteren over het totaal aantal deelnemers.
Artikel 14 Slotbepalingen
Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
Artikel 15 Citeertitel
Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB-NSP Kennisverspreiding en informatie water en bodem 2025 Fryslân.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 2 september 2025.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok,
Secretaris drs. ing. J.J. Algra
Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Kennisverspreiding en informatie water en bodem 2025 Fryslân
Algemeen
Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Regeling Europese landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023 – 2027. Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 10 uit hoofdstuk 2 van de Regeling – de maatregel Kennis en informatie – opengesteld. De artikelen 2.10.1 tot en met 2.10.8 van paragraaf 10 uit hoofdstuk 2 van de regeling moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de regeling ook van toepassing op een aanvraag.
Dit is een openstelling in de Provincie Fryslân waarmee we kennisaanbieders en landbouwers willen stimuleren om te voorzien in de behoefte om via kennisverspreiding, bewustwording en informatie ondernemers te ondersteunen op hun ontwikkelpad om te voldoen aan de eisen van de toekomst. Een duidelijk (ontwikkel)perspectief voor agrariërs is een belangrijke sleutel om de doelen op het gebied van natuur, water en klimaat en doelen voor de landbouw (provinciaal landbouwbeleid is beschreven in de Landbouwbeleidsbrief ‘Noflik buorkje in Fryslân 2025-2030") te kunnen halen. Hiervoor dienen de adviezen toegespitst te worden op de specifieke omstandigheden van het landbouwbedrijf. Agrarische ondernemers leren op verschillende manieren. Met voorliggend openstellingsbesluit wordt maatwerk per doelgroep nagestreefd om zo de effectiviteit van kennisverspreiding zo groot mogelijk te maken.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Thema’s van de activiteiten
Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de opgaven water en/of bodem. Onderstaande thema’s kunnen ook worden toegepast in relatie tot andere gerelateerde opgaven zoals weidevogelbeheer waarbij de bodemgesteldheid en waterhuishouding cruciaal zijn en daardoor ook (in)directe verbetering voor water en/of bodem optreedt. Voor provinciale bodemopgaven kan gekeken worden naar de Bodemagenda: bodemagenda_fryslan.pdf. Men kan kennisprojecten aanvragen op bijvoorbeeld de volgende thema’s (niet limitatief):
Kennisdeling in relatie tot ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers – ten behoeve van water- en/of bodemopgaven.
- ▪︎
Het leveren van ecosysteemdiensten op water en bodem;
- ▪︎
Koolstof- en bodemcertificaten;
- ▪︎
Water- en bodemvriendelijke (alternatieve) teelten;
- ▪︎
Sluiten van waterkringlopen op het bedrijf of gebied;
- ▪︎
Gewasinvloed op de waterbalans.
Kennisdeling in relatie tot vergroten van de marktgerichtheid en het concurrentievermogen van landbouwbedrijven door meer aandacht voor onderzoek, nieuwe technologieën of digitalisering – ten behoeve van water- en/of bodemopgaven.
- ▪
Precisielandbouw;
- ▪
Satellietdata;
- ▪
Beslissingsondersteunende systemen (DSS);
- ▪
Artificial Intellegence (AI).
Kennisdeling in relatie tot het ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert – ten behoeve van water- en/of bodemopgaven.
- ▪
Datagedreven beloning;
- ▪
Certificering en transparantie;
- ▪
Positionering;
- ▪
Tegengaan van uitspoeling van nutriënten op bedrijfs- op gebiedsniveau.
Bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen – ten behoeve van water- en/of bodemopgaven.
- ▪
Vergroten organisch stofgehalte van de bodem;
- ▪
Vermindering bodemverdichting;
- ▪
Waterinfiltratie;
- ▪
Zoetwaterlenzen in verziltingsgevoelige gebieden;
- ▪
Vergroten zoetwatervoorraad;
- ▪
Verhogen van grondwaterstanden;
- ▪
Koolstofvastlegging in de bodem;
- ▪
Waterbuffering- en opslag ten behoeve van droge- en natte periodes.
Bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen – ten behoeve van water- en/of bodemopgaven.
- ▪
Afspoeling van gewasbeschermingsmiddelen beperken.
Bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen – ten behoeve van water- en/of bodemopgaven.
- ▪
Bodemleven en microbiologische activiteit (stimuleren).
Vorm van de activiteiten
Trainingen, workshops, coaching, voorlichtingsacties en/of demonstratieactiviteiten aan groepen van landbouwers hebben een collectief karakter, maar als onderdeel hiervan kunnen individuele activiteiten (zoals ondernemerscoaching) aan meerdere landbouwers tegelijk worden opgenomen in het project.
Het gaat met name om activiteiten gericht op landbouwers, zoals trainingen, workshops, ondernemerscoaching, voorlichtingsacties en demonstratieactiviteiten. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om landbouwers te informeren over nieuwe, maar bestaande (en dus nog niet breed aanwezige), kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. Een project kan enkel gericht zijn op het delen van bestaande kennis over innovaties om deze innovaties verder te brengen en is daarmee niet gericht op het ontwikkelen van nieuwe kennis. Tegelijk kan een project ook geen deel uitmaken van reguliere programma’s en leergangen uit het reguliere onderwijs (MBO-, HBO-, en WO-onderwijs).
Artikel 3 Doelgroep
De aanvrager is een kennisaanbieder of samenwerkingsverband van kennisaanbieders die de kennisoverdracht levert en faciliteert. Veel ervaring en kennis wordt opgebouwd doordat landbouwbedrijven samenwerken met kennis- en/of onderwijsinstellingen en/of bedrijfs- of teeltadviseurs. Daarom wordt aanbevolen alle mogelijke andere relevante partijen bij de uitvoering van het project te betrekken. Dit om kennis en ervaringen met elkaar te delen en om verbindingen tussen boeren, bedrijven, onderwijs- en onderzoeksinstellingen te versterken.
Artikel 6 Hoogte subsidie
Er geldt een subsidiepercentage van 80%. Het minimale subsidiebedrag betreft € 50.000,-- en maximaal € 500.000,--.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit loonkosten, kosten van eigen arbeid en overige kosten derden. Voor de werkelijke kosten (zie artikel 1.9a van de regeling) dienen alle kosten te worden begroot en verantwoord.
Kennisinstellingen kunnen kiezen om gebruik te maken van IKS (integrale kostensystematiek). De IKS is een manier om directe en indirecte kosten toe te rekenen aan kostendragers, zoals arbeidsuren of machine-uren. De kennisinstelling kan de IKS tarieven gebruiken voor het opstellen van de begroting, in plaats van de tarieven zoals benoemd in artikel 1.9a van de regeling. De uitvoering van IKS is belegd bij de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Kennisinstellingen van wie de IKS reeds is goedgekeurd kunnen deze inzetten voor voorliggende subsidieopenstelling. Kennisinstellingen die gebruik willen maken van IKS maar waarvan deze nog niet is goedgekeurd, moeten zich eerst tot RVO wenden.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Er wordt géén subsidie verstrekt voor ontwikkeling van nieuwe kennis alsmede kennisaanbod dat deel uitmaakt van reguliere programma’s of leergangen in het mbo, hbo of wo. Ook zijn eigen uren besteed door landbouwers om als deelnemer aan de kennisoverdrachtactiviteit deel te nemen niet subsidiabel. Ingezette arbeidsuren van het in het samenwerkingsverband participerende bedrijf (kennisaanbieder/ aanvrager) worden wel vergoed. Het inhuren van andere landbouwbedrijven (zijnde géén partner in het samenwerkingsverband) voor het laten plaatsvinden van demonstratieactiviteiten op hun bedrijf is ook subsidiabel, mits dit gefactureerd wordt naar het samenwerkingsverband dat het project uitvoert.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn drie selectiecriteria benoemd in artikel 2.10.6 van de regeling. Het bepalen van de scores van de selectiecriteria vindt als volgt plaats. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld.
- I.
Effectiviteit(maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)
De effectiviteit is gerelateerd aan de doelstelling van de openstelling. Bij de bepaling wat de bijdrage is die het ingediende project aan de doelstelling van de openstelling levert, wordt gelet op de volgende aspecten:
- a.
de bijdrage die het project levert aan het bereiken van de beleidsdoelstelling/mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelen van de openstelling zoals beschreven in artikel 2, lid 4 van dit openstellingsbesluit.
- b.
de integraliteit van de te verspreiden kennis. Kennisverspreiding op meerdere onderdelen (bijv. mogelijke maatregelen voor verhogen weidevogels en klimaatadaptatie) geniet de voorkeur boven één specifiek onderdeel (bijv. peilverhoging op aantal percelen in weidevogelgebied).
- c.
bereik van de activiteit. Hierbij wordt gekeken naar:
- •
aantal bijeenkomsten,
- •
aantal verwachte vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer,
- •
aantal verwachte deelnemers,
- •
aantal verwachte deelnemende landbouwbedrijven,
- •
breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties,
- •
aantal contacturen per deelnemer
- •
- d.
wijze waarop en mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd.
- e.
de mate waarin de kennisbehoefte bekend is en hoe hierop wordt ingespeeld.
- a.
- II.
Haalbaarheid(maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10)
De haalbaarheid van een project wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:
- a.
de kwaliteit van de aanbieder van de kennis. De volgende aspecten worden daarbij bezien:
- •
de aanbieder moet aantoonbaar gekwalificeerd zijn voor het werk,
- •
de mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk van de docenten – kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen,
- •
- b.
de kwaliteit van het projectplan. Hierbij wordt gekeken naar:
- •
hoe realistisch is het plan,
- •
zijn relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken,
- •
kent het project een realistische planning, opzet en begroting,
- •
zijn risico’s geïdentificeerd en gereduceerd.
- •
- c.
Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven passen.
- a.
- III.
De mate van efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15)
De efficiëntie van een project wordt bij kennisoverdrachtsacties door verschillende aspecten beïnvloed. Deze aspecten zullen in samenhang worden bezien. Er zal in gelijke mate worden getoetst op:
- a.
gegeven de resultaten van het project, hoe redelijk zijn de opgevoerde kosten en in hoeverre wordt op een goede manier gebruik gemaakt van reeds bestaande bronnen (kennis, kunde, middelen).
- b.
zijn de gemaakte kosten relevant, ofwel worden ze aan de juiste zaken besteed?
- c.
aandeel overhead in relatie tot de andere kosten/activiteiten?
- d.
samenstelling van het samenwerkingsverband ten opzichte van in te huren externe expertise.
- a.
Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 40. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk adviescommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 40 punten = minimaal 24 punten). Indien een aanvraag minder dan 24 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.
Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. efficiëntie en 3. haalbaarheid. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.
Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:
- -
0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;
- -
1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;
- -
2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;
- -
3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;
- -
4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;
- -
5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.
Artikel 13 Verplichtingen
Indien de periode van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten meer dan twaalf maanden bedraagt dient een voortgangsverslag te worden overlegd. Dit verslag dient niet te worden aangeleverd indien in de afgelopen twaalf maanden een deelbetaling is aangevraagd waarbij ook een voortgangsverslag is aangeleverd. Vanaf dit moment geldt wederom dat iedere twaalf maanden een voortgangsverslag dient te worden ingediend. Bij elk voortgangsverslag en deelbetalingsverzoek dient het aantal deelnemers tot dan toe te worden vermeld. Na afloop van de activiteiten dient te worden gerapporteerd over het totaal aantal deelnemers.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl