Subsidieregeling bestrijding onderwijsachterstanden gemeente Dordrecht

Geldend van 31-07-2025 t/m heden

Intitulé

Subsidieregeling bestrijding onderwijsachterstanden gemeente Dordrecht

Het COLLEGE van BURGEMEESTER en WETHOUDERS van de gemeente DORDRECHT;

gezien het voorstel inzake Wijzigingen subsidieregeling Bestrijding Onderwijsachterstanden;

overwegende dat de Dordtse onderwijsvisie 2020-2030 is vastgesteld op 7 oktober 2019;

gelet op de bepalingen in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 2 t/m 4 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht;

B E S L U I T :

vast te stellen de navolgende Subsidieregeling bestrijding onderwijsachterstanden gemeente Dordrecht

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    asv: algemene subsidieverordening Dordrecht;

  • b.

    blootstellingsachterstand: een taalachterstand door onvoldoende blootstelling aan de eerste, dat is meest gesproken, taal van een kind;

  • c.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Dordrecht;

  • d.

    doelgroeppeuter: een kind dat voldoet aan de criteria zoals vermeld in artikel 9 lid 2;

  • e.

    Dordts leerprogramma: programma voor scholen met een grote achterstandsscore die middels dit programma met subsidie van de gemeente Dordrecht extra lestijd aanbieden op taal- en rekenonderwijs;

  • f.

    eenmalige subsidie: een subsidie voor activiteiten met een eenmalig of projectmatig karakter;

  • g.

    gemeentelijke indexatie: indexatie zoals jaarlijks vastgesteld door de gemeenteraad bij het vaststellen van de begroting;

  • h.

    horizontale groep: opvanggroep met kinderen tussen de 2 en 4 jaar oud;

  • i.

    hoofdverzorger: de ouder die het grootste deel van de dagelijkse zorg voor het kind op zich neemt. Als ouders niet aanwezig zijn in het leven van het kind, worden anderen buiten het gezin, zoals grootouders/pleegouders, als hoofdverzorger beschouwd;

  • j.

    houder van een kindercentrum: degene aan wie een onderneming als bedoeld in de Handelsregisterwet toebehoort en die met die onderneming een kindercentrum exploiteert;

  • k.

    ISK: internationale schakelklas; hier worden kinderen van 5 tot 13 jaar die nog maar kort in Nederland zijn onderwezen, met als doel om hen na uiterlijk twee jaar intensieve les Nederlands als tweede taal door te laten stromen naar het reguliere basis- of voortgezet onderwijs;

  • l.

    Jong kind: dit betreft een kind vanaf de zwangerschap tot en met 6 jaar oud;

  • m.

    kalenderjaarsubsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die gedurende een of meer kalenderjaren worden uitgevoerd;

  • n.

    kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang;

  • o.

    landelijk maximum uurtarief: het maximum uurtarief waarover kinderopvangtoeslag kan worden aangevraagd voor de dagopvang;

  • p.

    NT2: Nederlands als tweede taal;

  • q.

    NT2-bovenbouw plusklas: klas voor verlenging van NT2-onderwijs voor leerlingen waarvoor plaatsing in regulier basisonderwijs niet reëel is gezien het leerniveau van de leerling.

  • r.

    Passende kinderopvang: een programma binnen de kinderopvang waarin wordt gestreefd naar een passende plek binnen de reguliere kinderopvang 0-4 door te voorzien in de ondersteuningsbehoefte van een individueel kind;

  • s.

    peutermonitor: dashboard waarin gegevens verzameld worden van gemeente, het consultatiebureau en VE-aanbieders over het bereik van de VE-opvang;

  • t.

    peuteropvang: een in het Landelijk Register Kinderopvang (LRK) geregistreerde voorziening waar kinderen van 2 tot 4 jaar worden opgevangen;

  • u.

    schooljaarsubsidie: een subsidie die wordt verstrekt voor activiteiten die gedurende een of meer schooljaren worden uitgevoerd en die wordt bedoeld als boekjaarsubsidie zoals genoemd in de Algemene Subsidieverordening Dordrecht. Een schooljaar loopt van 1 augustus t/m 31 juli;

  • v.

    schoolgewicht: de zwaarte van risico's op onderwijsachterstanden op basis van de berekening van het CBS. Deze wordt weergegeven op een schaal van 20 t/m 40;

  • w.

    sterrenmeter: een instrument waarmee inzichtelijk kan worden gemaakt hoe de gezonde leefstijlthema’s zijn opgenomen binnen de kinderopvang en basisschool;

  • x.

    verticale groep: opvanggroep met kinderen tussen de 0 en 4 jaar oud;

  • y.

    VE: voorschoolse educatie;

  • z.

    VE-groep: Een stamgroep in de hele dagopvang waarbinnen VE voor doelgroeppeuters wordt aangeboden of een groep in de peuteropvang waarbinnen VE voor doelgroeppeuters wordt aangeboden en die tenminste 640 uur per jaar geopend is voor 9-16 peuters per dag;

  • aa.

    VE-peuteropvang: een peuteropvang waar gebruik wordt gemaakt van VE-programma's, die voldoet aan de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van de kinderopvang en aan de basisvoorwaarden voor de kwaliteit van voorschoolse educatie zoals opgenomen in de Wet Kinderopvang en is ingeschreven als VE-locatie in het LRK;

  • bb.

    VE-programma: een programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling van kinderen wordt gestimuleerd op het gebied van taal, rekenen, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling;

  • cc.

    Wettelijk sociaal minimum: het normbedrag wat ieder half jaar wordt vastgesteld door de rijksoverheid wat aangeeft welk inkomen minimaal nodig is om in iemands levensonderhoud te kunnen voorzien;

  • dd.

    Wijkavontuur: een samenhangend programma in een wijk in Dordrecht voor kinderen tussen de 4 en 12 jaar oud waarbij talentontdekking en -ontwikkeling centraal staat

Artikel 2 Doelstelling subsidieregeling

Deze subsidieregeling heeft tot doel onderwijsachterstanden te verkleinen om kinderen de optimale kans te geven zichzelf, hun talenten en mogelijkheden en de wereld om hen heen te ontdekken en op die manier kansengelijkheid te stimuleren. De regeling kent de volgende subdoelen die het hoofddoel dichterbij moeten brengen.

  • 1.

    Het toeleiden van peuters met een risico op een taalachterstand naar VE-peuteropvang.

  • 2.

    Het versterken van de kwaliteit van de VE-peuteropvang.

  • 3.

    Het versterken van de pedagogische basis rondom het jonge kind.

  • 4.

    Het versterken van onderwijs voor NT2-leerlingen.

  • 5.

    Het bevorderen van talentontdekking en -ontwikkeling.

Hoofdstuk 2 Procedurele bepalingen

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Het college kan subsidie verlenen voor:

  • a.

    een bijdrage in de kosten van (VE-)peuteropvang;

  • b.

    het werken met VE-programma’s ten behoeve van peuters voor scholing van pedagogisch medewerkers, vervangingsuren van pedagogisch medewerkers, de inzet van een groepshulp of aanschaf van materialen;

  • c.

    de inzet van hiertoe opgeleide hbo'ers in de VE, ter verbetering van de pedagogische kwaliteit voor peuters in de groepen, voor coaching van pedagogisch medewerkers op de groep, opbrengstgericht werken, coördinatie van ouderbetrokkenheid of coördinatie van de doorgaande lijn;

  • d.

    de inzet van VE-thuis, of vergelijkbare programma's voor peuters, ter bevordering van hun onderwijskansen, met het accent op het vergroten van de woordenschat en leesbeleving en het bevorderen van een ondersteunend en stimulerend gezinsklimaat door scholing, vervangingsuren van pedagogisch medewerkers of de aanschaf van themaboekjes en werkmaterialen;

  • e.

    Interventies in het kader van passende kinderopvang, die binnen een voorziening voor kinderopvang plaatsvinden en gericht zijn op het herkennen, vroegtijdig signaleren en begeleiden van kinderen en ouders die extra ondersteuning nodig hebben;

  • f.

    het realiseren van een ISK binnen het primair onderwijs voor NT2-onderwijs. Deze activiteit wordt per schooljaar gesubsidieerd;

  • g.

    de coördinatie en/of uitvoering van het wijkavontuur;

  • h.

    een bewezen of goed onderbouwde op het onderwijs aanvullende interventie gericht op kinderen (2 t/m 12 jaar) met een (verhoogd risico op een) onderwijsachterstand met als doel om deze achterstand te verkleinen;

  • i.

    activiteiten of programma's die zijn gericht op kennisontwikkeling en –deling die bijdragen aan de doelstelling zoals vermeld in artikel 2;

  • j.

    een eenmalige activiteit, die een aantoonbare directe relatie heeft met de in artikel 2 genoemde doelstelling. De activiteit moet voor het indienen worden afgestemd met de betreffende beleidsafdeling van gemeente.

Artikel 4 Subsidievormen

Het college kan, afhankelijk van de genoemde opties per hoofdstuk, op grond van deze regeling de volgende subsidies verstrekken:

  • a.

    kalenderjaarsubsidie;

  • b.

    schooljaarsubsidie;

  • c.

    eenmalige subsidie.

Artikel 5 Subsidieplafond

Het college kan voor deze regeling per subsidiabele activiteit, zoals opgenomen in artikel 3, een subsidieplafond vaststellen. Dit kan zij doen vóór 1 augustus voorafgaand aan het betreffende kalenderjaar.

Artikel 6Wijze van verdeling

  • 1.

    Honorering van alle overige aanvragen die in aanmerking komen voor subsidie, geschiedt in volgorde van de door het college aangebrachte rangschikking, totdat het subsidieplafond is bereikt.

  • 2.

    Bij de rangschikking van de aanvragen kent het college punten toe aan de hand van de volgende aspecten en tot het daarbij vermelde maximum puntenaantal:

    • a.

      de activiteit draagt bewezen effectief bij aan de bestrijding van onderwijsachterstanden en/of de effectiviteit wordt gedurende de looptijd hierop gemonitord (30);

    • b.

      in de realisatie van de activiteit wordt samengewerkt met lokale partners (20);

    • c.

      de activiteit is vernieuwend ten opzichte van bestaande activiteiten, bijvoorbeeld doordat het domeinoverstijgend is of door een onderbouwde aanpak (20);

    • d.

      de activiteit bereikt de kinderen met een onderwijsachterstand. Hoe meer kinderen worden bereikt, hoe hoger de score (10);

    • e.

      de activiteit wordt medegefinancierd uit andere inkomstenbronnen, zoals fondsen of deelnemersbijdragen (10);

    • f.

      het aantal te bereiken kinderen in verhouding tot de impact die de activiteit maakt en de kosten van de activiteit (10).

  • 3.

    Indien het subsidieplafond ontoereikend is om alle aanvragen op grond van artikel 3 te honoreren, hebben de aanvragen die uitvoering geven aan de wettelijke taken van de gemeente, namelijk het aanbod VE-opvang en de ISK, voorrang op aanvragen voor overige onderdelen.

Artikel 7 Aanvrager

Op grond van deze regeling kan het college subsidie verstrekken aan:

  • a.

    een houder van een kindercentrum voor alle activiteiten zoals genoemd in artikel 3, met uitzondering van sub f;

  • b.

    de basisscholen met een schoolgewicht van 31 of hoger die geen deel uitmaken van het Dordts Leerprogramma. Zij kunnen subsidie aanvragen voor activiteiten die vallen onder artikel 3 sub h t/m j;

  • c.

    de uitvoerder van de ISK binnen het primair onderwijs in Dordrecht voor activiteiten zoals vermeld in artikel 3 sub f;

  • d.

    een natuurlijk persoon of rechtspersoon die activiteiten uitvoeren zoals omschreven in artikel 3 sub g t/m j van deze regeling;

  • e.

    in afwijking van het bepaalde in artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht kan voor activiteiten zoals genoemd in artikel 3 sub a t/m e ook een natuurlijk persoon een subsidie vanaf € 30.000,- tot € 200.000,- aanvragen.

Artikel 8 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een aanvraag voor een schooljaarsubsidie wordt uiterlijk op 1 juli in het jaar voorafgaande aan het schooljaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend.

  • 2.

    Een aanvraag voor een kalenderjaarsubsidie wordt, in afwijking van artikel 9 lid 1 van de Algemene Subsidieverordening uiterlijk op 1 november in het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft, ingediend.

  • 3.

    Een aanvraag voor een eenmalige subsidie wordt uiterlijk 8 weken voor aanvang van de activiteiten te ingediend.

Hoofdstuk 3 Subsidie voor uren VE- en reguliere peuteropvang

Artikel 9 Definiëring doelgroep

  • 1.

    Het consultatiebureau stelt vast of een kind een doelgroeppeuter is. Wanneer dit het geval is, geeft het een indicatie af waarmee het kind recht heeft op VE-peuteropvang. Een doelgroeppeuter heeft wettelijk recht op 960 uur VE-opvang vanaf 2,5 tot 4 jaar. Daarnaast is het met deze subsidie mogelijk om een doelgroeppeuter al VE-peuteropvang aan te bieden vanaf 2,25 jaar.

  • 2.

    Er is sprake van een doelgroeppeuter wanneer wordt voldaan aan de volgende criteria:

    • a.

      het opleidingsniveau van de hoofdverzorger is mbo-1 niveau of lager. Dat is: VMBO-GL&TL/MAVO, vmbo-kader, vmbo-basis, praktijkonderwijs, mbo 1, entree-opleiding of vergelijkbaar, of

    • b.

      de hoofdverzorger verblijft korter dan vijf jaar in Nederland; en

    • c.

      in de thuissituatie is het aanbod in de eerste taal van het kind onvoldoende stimulerend (blootstellingsachterstand). Dit wordt met behulp van de afgestemde methodiek vastgesteld door het consultatiebureau.

Artikel 10 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Het landelijk maximum uurtarief geldt als het reguliere uurtarief waar in de subsidie mee wordt gerekend.

  • 2.

    Het college stelt jaarlijks vóór 30 september een apart subsidietarief vast per doelgroeppeuter per uur voor het volgende kalenderjaar.

  • 3.

    Het college subsidieert:

    • a.

      voor niet-doelgroepkinderen van 2 - 4 jaar en voor doelgroepkinderen van 2 - 2,25 jaar van ouders zonder kinderopvangtoeslag: maximaal 320 uur per jaar maal het landelijke maximum uurtarief minus de ouderbijdrage over dit tarief. Daarbij geldt de uitzondering zoals genoemd in artikel 11 lid 2;

    • b.

      voor doelgroepkinderen van 2,25 - 4 jaar van ouders zonder kinderopvangtoeslag: 640 uur per jaar maal het subsidietarief doelgroeppeuters minus de ouderbijdrage over 320 uur. Daarbij geldt de uitzondering zoals genoemd in artikel 11 lid 2;

    • c.

      voor doelgroepkinderen van 2,25 – 4 jaar van ouders met kinderopvangtoeslag: 320 uur maal het verschil tussen het hogere subsidietarief voor doelgroeppeuters en het landelijke maximum uurtarief plus 320 aanvullende uur per jaar maal het hogere subsidietarief voor doelgroeppeuters;

    • d.

      voor doelgroeppeuters in de dagopvang van 2,25 – 4 jaar die vanaf 2,25 jaar over tenminste drie verschillende dagen per week verspreid minimaal 640 uur per jaar afnemen: 320 uur maal het verschil tussen het hogere subsidietarief voor doelgroeppeuters en het landelijke maximum uurtarief;

    • e.

      voor doelgroeppeuters in de dagopvang van 2,25 - 4 jaar, die in de periode direct voor de leeftijd van 2,25 jaar aantoonbaar over minder dan drie verschillende dagen per week hele dagopvang afnamen en vanaf 2,5 jaar contractueel tenminste 640 uur per jaar afnemen, verdeeld over tenminste drie verschillende dagen per week: 320 uur per jaar maal het hogere subsidietarief voor doelgroeppeuters;

    • f.

      voor doelgroeppeuters die later dan 2,5 jaar geïndiceerd worden, geldt, in aanvulling op artikel 10 lid 3 sub b, c, d en e, dat voor hen aanvullende subsidiabele uren aangevraagd kunnen worden om tot 960 uur aan VE-aanbod te komen. In de invulling van deze extra uren aanbod dienen de wettelijke kaders in acht genomen te worden;

    • g.

      voor alle peuters die, met toestemming van het college , na het bereiken van de leeftijd van 4 jaar op de kinderopvang blijven (verlengd spelen): tot maximaal 16 uur per week tegen het reguliere uurtarief.

  • 4.

    De subsidie wordt bepaald op basis van de plaatsingsperiode per peuter. Indien een peuter slechts gedurende een halfjaar gebruik maakt van VE, wordt de subsidie voor deze peuter vastgesteld op de helft van de jaarsubsidie.

Artikel 11 Ouderbijdrage

  • 1.

    Aan ouders van doelgroepkinderen tussen 2,25 en 4 jaar met recht op kinderopvangtoeslag en die gemiddeld 640 uur per jaar afnemen, wordt een ouderbijdrage in rekening gebracht op basis van 320 uur per jaar maal het landelijk maximum uurtarief.

  • 2.

    Aan ouders zonder recht op kinderopvangtoeslag wordt een ouderbijdrage in rekening gebracht volgens de gemeentelijke ouderbijdragetabel peuteropvang, die de tabel van de belastingdienst volgt. Daarbij geldt dat de inkomenscategorieën tot en met 130% van het wettelijk sociaal minimum geen ouderbijdrage betalen en dat die kosten volledig subsidiabel zijn.

Artikel 12 Aanvullende aanvraageisen

  • 1.

    Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3 sub a bevat naast de in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht genoemde gegevens, in ieder geval:

    • a.

      het door de gemeente verstrekte format 'uren peuteropvang', in hetzelfde bestandstype als waarin deze is verstrekt, waarin het volgende is opgenomen:

      • i.

        een inschatting van het aantal uren dat kinderen gebruik maken van de peuteropvang per type peuter;

      • ii.

        een opgave van het aantal VE-groepen;

      • iii.

        een opgave van het uurtarief, tot een maximum als vermeld in artikel 9, waartegen het (VE‑)aanbod geleverd wordt;

      • iv.

        het bedrag aan te innen ouderbijdrage, conform de onderverdeling als vermeld in artikel 10.

    • b.

      een activiteitenplan met daarin o.a.:

      • i.

        meetbare activiteiten om aan ouderbetrokkenheid te werken;

      • ii.

        de meetbare doelstellingen om te werken aan een doorgaande lijn en de overdracht van peuteropvang naar basisscho(o)l(en);

    • c.

      een opleidingsplan.

  • 2.

    In aanvulling op de in lid 1 van dit artikel genoemde gegevens, dient een aanvrager bij de aanvraag het wettelijk verplichte pedagogisch plan in wanneer:

    • a.

      een aanvrager voor het eerst subsidie aanvraagt voor activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub a;

    • b.

      het pedagogisch plan van de aanvrager is gewijzigd ten opzichte van de aanvraag van het voorgaande jaar.

Artikel 13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Onverminderd de verplichtingen uit de artikelen 13 en 14 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht voldoet de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 3 sub a, aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      de aanvrager werkt samen met de Sociale Wijkteams, het consultatiebureau en basisscholen;

    • b.

      de aanvrager werkt mee aan de monitoring door de gemeente Dordrecht en/of de Inspectie van het Onderwijs;

    • c.

      de aanvrager levert per kwartaal digitale gegevens aan over het aantal kinderen dat in de betreffende periode is bereikt met VE. Deze gegevens worden in het format 'kwartaalcijfers bereik VE' aangeleverd;

    • d.

      de aanvrager heft een ouderbijdrage (inden geen sprake is van het bepaalde in artikel 10 lid 2);

    • e.

      de aanvrager stelt samen met de samenwerkende basisschool of basisscholen een gezamenlijk (VE-)opleidingsplan op voor het personeel;

    • f.

      de aanvrager voert een gericht ouderbeleid;

    • g.

      de aanvrager werkt met een kind-volgsysteem;

    • h.

      de aanvrager werkt op elke VE-locatie met een door het Nederlands Jeugd Instituut of Centrum voor Sport en Bewegen erkende beweeginterventie of met het gemeentelijke sportprogramma;

    • i.

      de aanvrager neemt op elke VE-locatie minimaal een keer per vier jaar de sterrenmeter af. De resultaten hiervan worden jaarlijks besproken in de stuurgroep jonge kind. Men streeft naar een minimum van vier sterren;

    • j.

      de aanvrager werkt samen met de bibliotheek aan (professionaliseren van) leesbevordering gericht op ouders, kinderen en/of professionals, door middel van afname VVE Thuis programma of het product BoekStart in de Kinderopvang.

  • 2.

    In het geval van een pilot mag in overleg met het college worden afgeweken van de basisvoorwaarden VE-peuteropvang.

Artikel 14 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht wordt de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd indien, de aanvrager de kosten als bedoeld in artikel 9 bij de ouders van de kinderen in rekening kan brengen op basis van de Wet kinderopvang.

  • 2.

    De aanvraag kan geweigerd worden wanneer niet wordt voldaan aan de verplichtingen zoals genoemd in artikel 12.

  • 3.

    Wanneer de gemeente geen toestemming heeft gegeven voor de activiteit zoals beschreven in artikel 10 lid 3 g, is er geen subsidie mogelijk voor deze activiteit.

Hoofdstuk 4 Subsidie voor investeringen in kwaliteit VE

Artikel 15 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie die voor een VE-groep kan worden aangevraagd als vergoeding voor investeringen in de kwaliteit van VE is een vast bedrag, dat jaarlijks wordt geïndexeerd met de indexatie die door de gemeenteraad voor het betreffende jaar wordt vastgesteld. Voor 2025 bedraagt dit bedrag voor:

    • a.

      een horizontale groep € 10.800,-;

    • b.

      een verticale groep € 2.469,-.

  • 2.

    Kinderopvangorganisaties die deelnemen aan stuurgroep-overleggen van de Dordtse onderwijsvisie en die actief zijn binnen het Nationaal Programma Leefbaarheid & Veiligheid Dordt-West kunnen daarvoor een subsidie aanvragen ter hoogte van € 4.000,- per jaar per deelnemer.

Artikel 16 Aanvullende aanvraageisen

  • 1.

    Een VE-groep komt alleen in aanmerking voor subsidie voor de activiteit zoals omschreven in artikel 3 lid 3 sub b t/m d wanneer de afgelopen drie jaar gemiddeld per jaar minimaal twee VE-geïndiceerde kinderen gebruik maakten van de VE-opvang op de betreffende groep.

  • 2.

    Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3 sub b t/m d bevat naast de in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht genoemde gegevens, in ieder geval:

    • a.

      een activiteitenplan met daarin o.a.:

      • i.

        meetbare doelstellingen om aan ouderbetrokkenheid te werken;

      • ii.

        meetbare doelstellingen om te werken aan een doorgaande lijn en de overdracht van peuteropvang naar basisscho(o)l(en);

    • b.

      een opleidingsplan;

    • c.

      het ingevulde format 'financiële cijfers kwaliteit VE'; aan te leveren in het door de gemeente verstrekte bestandstype.

  • 3.

    In aanvulling op de in lid 2 van dit artikel genoemde gegevens, dient een aanvrager het wettelijk verplichte pedagogisch plan in bij de aanvraag wanneer:

    • a.

      een aanvrager voor het eerst subsidie aanvraagt voor activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub b t/m d;

    • b.

      het pedagogisch plan van de aanvrager is gewijzigd ten opzichte van de aanvraag van het voorgaande jaar.

Artikel 17 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    Onverminderd de verplichtingen uit de artikelen 13 en 14 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht voldoet de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 3 sub b t/m d aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      de aanvrager werkt samen met de Sociale Wijkteams, het consultatiebureau en basisscholen;

    • b.

      de aanvrager geeft in haar aanvraag weer wie de contactpersoon binnen haar organisatie is die meedenkt over inhoudelijke thema's betreffende de subsidie.

  • 2.

    Daarnaast voldoet de aanvrager van een subsidie als bedoeld in artikel 3 sub b t/m d aan de volgende verplichtingen:

    • a.

      de aanvrager levert de gevraagde informatie aan voor de monitoring door de gemeente Dordrecht en/of de Inspectie van het Onderwijs;

    • b.

      de aanvrager levert per kwartaal digitale gegevens aan over het aantal kinderen dat in de betreffende periode is bereikt met voorschoolse educatie. Deze gegevens worden in het format 'kwartaalcijfers bereik VE' aangeleverd.

  • 3.

    Wanneer het monitorprogramma van de Peutermonitor is geïmplementeerd; vervalt het tweede lid en worden de aanvragers die hieronder vallen geacht hun gegevens elk kwartaal te actualiseren binnen de Peutermonitor.

Artikel 18 Weigeringsgrond

De aanvraag kan geweigerd worden wanneer niet wordt voldaan aan de verplichtingen zoals genoemd in artikel 17.

Hoofdstuk 5 Subsidie voor passende kinderopvang

Artikel 19 Aanvraagvereisten

Een subsidieaanvraag zoals beschreven in artikel 3 lid e bevat de volgende informatie:

  • 1.

    Een plan van aanpak, met daarin aandacht voor:

    • a.

      het (vroegtijdig) herkennen van kinderen met een extra ondersteuningsvraag;

    • b.

      de samenwerking met het gezin van het kind;

    • c.

      de samenwerking met andere professionals rondom het kind;

    • d.

      hoe het handelingsperspectief om kinderen beter te ondersteunen wordt uitgebreid en geborgd;

    • e.

      de samenwerking van de verschillende functies of rollen binnen de organisatie om passende kinderopvang te realiseren.

  • 2.

    Voor subsidieaanvragen die worden ingediend vóór 1 oktober 2026 wordt gevraagd om een plan hoe wordt toegewerkt naar de nieuwe kaders in 2027 voor passende kinderopvang.

Artikel 20 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Per groep op is een bedrag beschikbaar van maximaal € 19.000 in 2026. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd met de gemeentelijke indexatie. De aanvrager stelt een eigen begroting op, waarin een onderbouwing wordt gegeven van de kosten per activiteit.

  • 2.

    De volgende activiteiten komen in aanmerking voor subsidie:

    • a.

      trainingen van personeel;

    • b.

      vervangingskosten voor het personeel dat deelneemt aan deze trainingen;

    • c.

      materiaal dat bijdraagt aan expertise of het handelingsperspectief vergroot;

    • d.

      uren voor intern casusoverleg;

    • e.

      uren voor overleg met ouders;

    • f.

      uren voor overleg met ketenpartners (inclusief andere kinderopvang);

    • g.

      uren voor coaching;

    • h.

      uren voor de transitie naar de nieuwe eisen (alleen beschikbaar in 2026);

    • i.

      inzet van een zorgcoördinator.

  • 3.

    Bij het opvoeren van uren als bedoeld in het eerste lid, wordt de volgende aanvullende informatie geleverd:

    • a.

      welke functies zijn bij de activiteiten betrokken;

    • b.

      hoeveel uur de opgevoerde functies al in dienst waren vóórdat de subsidiemogelijkheid voor passende kinderopvang beschikbaar was.

Artikel 21 Subsidieverplichtingen

  • 1.

    De subsidie wordt ingezet met het doel om zoveel mogelijk te kunnen voldoen aan de ondersteuningsbehoefte van een kind binnen de reguliere kinderopvang, zodat het zich kan ontwikkelen binnen een normale, alledaagse setting. Dit geldt ook voor wanneer een kind op de wachtlijst staat voor observatie of een specialistische voorziening.

  • 2.

    Alleen de locaties voor kinderopvang in Dordt-West (Crabbehof, Krispijn, Wielwijk) of waar aantoonbaar meer dan de helft van de kinderen uit Dordt-West komt, kunnen opgevoerd worden in de subsidieaanvraag.

  • 3.

    De aanvrager neemt deel aan de gezamenlijke overleggen met andere aanbieders van passende kinderopvang.

  • 4.

    De aanvrager heeft een actieve rol en houding ten opzichte van de lokale opgaven die direct in verbinding staan met (de) passende kinderopvang en werkt mee aan monitoring en evaluatie.

Artikel 22 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht kan de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd worden indien:

  • a.

    het plan ingaat tegen het doel van passende kinderopvang;

  • b.

    de subsidie niet ten gunste komt van het doel van passende kinderopvang;

  • c.

    in de aanvraag locaties worden opgevoerd buiten het NPLV-gebied (Dordt-West);

  • d.

    één van de genoemde activiteiten in artikel 19 niet zijn opgenomen in het plan van aanpak;

  • e.

    de aanvrager geen plan van aanpak heeft om toe te werken naar de nieuwe eisen per 2027;

  • f.

    de aanvrager niet voldoet aan de verplichtingen zoals genoemd in artikel 20.

Hoofdstuk 6 Subsidie voor internationale schakelklassen

Artikel 23 Aanvraagtermijn

Een aanvraag voor een schooljaarsubsidie op grond van dit hoofdstuk wordt ingediend uiterlijk 1 juli in het schooljaar voorafgaand aan de subsidieperiode.

Artikel 24 Kosten die voor subsidie in aanmerking komen

  • 1.

    Een ISK biedt haar leerlingen de hele week ondersteuning in de Nederlandse taal als tweede taal. Een ISK kan maximaal de kostprijs per klas aan subsidie ontvangen. Dit bedrag wordt jaarlijks met de aanbieder geëvalueerd en bij de verantwoording vastgesteld.

  • 2.

    Daarnaast kan een ISK subsidie ontvangen voor het vervoer van leerlingen, eventuele extra huurkosten, een onderwijsassistent in de NT2-bovenbouw plusklas en voor de inzet van tolken. Ook hiervoor geldt dat het slechts gaat om de kostprijs en dat deze jaarlijks met de aanbieder geëvalueerd wordt.

Artikel 25 Aanvullende aanvraageisen

Een aanvraag voor een subsidie als bedoeld in artikel 3 sub f (ISK) bevat naast de in artikel 7 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht genoemde gegevens, in ieder geval:

  • a.

    de groepen waarvoor een ISK wordt georganiseerd;

  • b.

    een begroting waarin onderscheid wordt gemaakt tussen kosten per ISK-klas en algemene kosten voor de ISK;

  • c.

    het aantal kinderen per ISK.

Hoofdstuk 7 wijkavontuur

Artikel 26 Hoogte van de subsidie

Aanvragen zoals bedoeld in artikel 3 sub g kunnen bestaan uit de volgende onderdelen met de daarbij behorende maximaal te subsidiëren bedragen:

  • 1.

    Elke aanvrager kan per wijk naar rato van het minimum aantal uren aanbod aanspraak maken op het basisbedrag van € 62.160,- (2025) + de indexatie van de jaren daarna.

  • 2.

    Wanneer een activiteitenaanbod wordt aangeboden in de schoolvakanties, is er naar rato maximaal € 1.554,- (2025) + indexatie van de jaren daarna aan te vragen per vakantieweek, waarbij gemiddeld 4 uur aanbod per week wordt aangeboden.

  • 3.

    Daarnaast kunnen Krispijn, Crabbehof en Wielwijk aanspraak maken op budget voor activiteiten voor de leeftijdsgroep 0-4 jaar voor maximaal € 10.360,- (2025) + de indexatie van de jaren daarna per wekelijks uur aanbod per jaar. Tot een maximum van 2 uur aanbod per week.

  • 4.

    Naast de in het eerste, tweede en derde lid genoemde bedragen worden er geen kosten vergoed.

  • 5.

    Bij alle maximale bedragen geldt dat de kostprijs leidend is tot het maximaal aan te vragen bedrag.

Artikel 27 Aanvraagvereisten

Een subsidieaanvraag bevat de volgende informatie:

  • 1.

    Een omschrijving van de rol die de aanvrager wil innemen in de wijk.

  • 2.

    Een overzicht van de partijen waarmee wordt samengewerkt.

  • 3.

    Een omschrijving van de samenwerking met scholen en met welke scholen afspraken zijn gemaakt.

  • 4.

    Een omschrijving van de doelgroep en hoe het aanbod daarop is afgestemd.

  • 5.

    Een omschrijving van de wensen tot samenwerking met wijkoverstijgende voorzieningen.

  • 6.

    Een omschrijving hoe ouders betrokken worden bij het aanbod en de communicatie van het aanbod.

  • 7.

    Een omschrijving van de samenwerking met andere wijkcoördinatoren.

Artikel 28 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Het programma van het wijkavontuur biedt gedurende de schoolweken minimaal 4 uur aanbod per week, verspreid over minimaal twee momenten binnen de leeftijdsgroep 4 t/m 12 jaar en twee locaties in de wijk. De ambitie van het aanbod is om dit uit te breiden tot 6 uur activiteiten per week verdeeld over drie momenten.

  • 2.

    Binnen het wekelijkse activiteitenprogramma dienen verschillende thema’s aan bod te komen. De verschillende thema’s zijn: sport, spel, natuur, cultuur, duurzaamheid, techniek en wetenschap, welbevinden, gezondheid en voeding, burgerschap, taal, huiswerkbegeleiding.

  • 3.

    Elke activiteit wordt ingevoerd op de daarvoor door het college aangewezen webpagina.

  • 4.

    Bij elke activiteit wordt communicatie ingezet volgens het met het college afgestemde communicatieplan (dit betreft afspraken over inzet webpagina, socials, site, beachflags, flyers, etc.).

  • 5.

    Het bereik en het aantal uren aanbod wordt minimaal per kwartaal ingevuld via het daarvoor ontwikkelde format.

  • 6.

    De uitvoerders van een activiteit beschikken over een VOG.

  • 7.

    Van elke wijk is een coördinator aanwezig tijdens de gezamenlijke overleggen.

  • 8.

    Elke organisatie is zelf verantwoordelijk om op de hoogte te blijven van de gezamenlijke afspraken.

  • 9.

    De coördinatoren bepalen zelf de duur, frequentie en inhoud van de gezamenlijke overleggen. Zij kunnen zo hun grenzen bewaken wanneer er een te groot beroep op hen gedaan wordt.

Artikel 29 Weigeringsgronden

  • 1.

    Onverminderd artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht wordt de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd indien de wijk waarop de plannen betrekking hebben al is voorzien van een coördinator voor het wijkavontuur.

  • 2.

    Een aanvraag kan geweigerd worden wanneer niet wordt voldaan aan de verplichtingen zoals genoemd in artikel 28.

Hoofdstuk 8 Aanvullende programma's t.b.v. onderwijs, ouderbetrokkenheid, kennisontwikkeling en –deling en eenmalige activiteiten

Artikel 30 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    Een subsidieaanvraag voor activiteiten als bedoeld in artikel 3 sub h t/m j wordt in overleg met het college voorbereid en ingediend. De hoogte van het bedrag wordt hierin ook meegenomen.

  • 2.

    Activiteiten als beschreven in artikel 3 sub h t/m j worden op basis van de kostprijs gesubsidieerd.

Artikel 31 Beoordelingscriteria

De aanvragen voor de activiteiten als beschreven in artikel 3 sub h t/m j worden beoordeeld volgens de volgende criteria:

  • a.

    het programma draagt bewezen bij aan het hoofddoel zoals geformuleerd in artikel 2, of het programma wordt gedurende de subsidietermijn getoetst op de mate waarin zij bijdraagt aan deze doelstelling;

  • b.

    de aanvrager werkt actief samen met relevante partners in de wijk en stad;

  • c.

    de opgevoerde kosten komen zoveel mogelijk ten gunste van de uitvoering.

Artikel 32 Weigeringsgronden

Onverminderd het gestelde in artikel 11 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht kan de aanvraag geheel of gedeeltelijk geweigerd worden indien:

  • a.

    de activiteit op basis van een andere subsidieregeling van de gemeente Dordrecht in aanmerking komt voor subsidie;

  • b.

    de aanvraag niet voldoet aan de criteria zoals genoemd in artikel 31.

Hoofdstuk 9 Verantwoorden subsidie

Artikel 33 Aanvullende/afwijkende verantwoordingseisen

  • 1.

    In aanvulling op de Algemene subsidieverordening Dordrecht legt de subsidieaanvrager verantwoording af door de volgende informatie aan te leveren:

    • a.

      voor onderdelen die vallen onder artikel 3 sub a (VE-opvang):

      • i.

        het aantal doelgroepkinderen waarbij VE-opvang is gerealiseerd;

      • ii.

        het ingevulde format 'financiële cijfers VE-opvang' met de gerealiseerde cijfers;

      • iii.

        de wijze waarop is gewerkt aan ouderbetrokkenheid en doorgaande lijn;

    • b.

      voor onderdelen die vallen onder artikel 3 sub b t/m d (investeringen kwaliteit VE):

      • i.

        het aantal doelgroepkinderen dat is bereikt met de gesubsidieerde activiteiten;

      • ii.

        het ingevulde format 'financiële cijfers kwaliteit VE' met de gerealiseerde cijfers;

      • iii.

        de wijze waarop is gewerkt aan ouderbetrokkenheid en doorgaande lijn;

    • c.

      voor de onderdelen die vallen onder artikel 3 sub e (passende kinderopvang):

      • i.

        het aantal geholpen kinderen;

      • ii.

        een terugblik op de onderdelen uit de aanvraag, zoals genoemd in artikel 19;

    • d.

      voor de onderdelen die vallen onder artikel 3 sub f (ISK):

      • i.

        het aantal bereikte kinderen per ISK;

      • ii.

        de wijze waarop wordt samengewerkt met het expertisecentrum NT2;

    • e.

      voor de onderdelen die vallen onder artikel 3 sub g (wijkavontuur):

      • i.

        een terugblik op de onderdelen uit de aanvraag, zoals genoemd in artikel 27;

    • f.

      voor de onderdelen die vallen onder artikel 3 sub h t/m j (aanvullende programma's t.b.v. het onderwijs; activiteiten rondom kennisdeling en –ontwikkeling; wijkprogramma's; eenmalige activiteiten):

      • i.

        de wijze waarop de activiteit heeft bijgedragen aan de doelstellingen van deze subsidieregeling;

      • ii.

        het bereik (in bijv. kinderen, uren, trainingen, etc.)

      • iii.

        de partijen waarmee is samengewerkt.

  • 2.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 17 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht, geldt de daar beschreven eindverantwoording vanaf € 30.000,- tot € 200.000,-.

  • 3.

    In afwijking van het bepaalde in artikel 18 van de Algemene subsidieverordening Dordrecht, geldt de daar beschreven eindverantwoording vanaf € 200.000,-.

Hoofdstuk 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 34 Hardheidsclausule

Het college kan, in bijzondere gevallen, een of meerdere artikelen van deze subsidieregeling, met uitzondering van artikelen 1 t/m 3, 9 t/m 12, 25, 30, 34, 35 buiten toepassing laten of daarvan afwijken, indien onverkorte toepassing ervan gelet op het belang van de aanvrager leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard. De reden voor het toepassen van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit.

Artikel 35 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    Deze regeling wordt aangehaald als "Subsidieregeling bestrijding onderwijsachterstanden gemeente Dordrecht".

  • 2.

    De Subsidieregeling bestrijding onderwijsachterstanden gemeente Dordrecht, vastgesteld op 19 september 2023, wordt ingetrokken.

  • 3.

    De Subsidieregeling bestrijding onderwijsachterstanden gemeente Dordrecht, zoals vastgesteld op 19 september 2023, blijft van kracht voor de subsidies die op basis van deze regeling zijn verstrekt.

  • 4.

    Deze regeling treedt in werking de dag na de bekendmaking.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van dinsdag 24 juni 2025.

Het college van Burgemeester en Wethouders

C.H.W.M. Post, N. Mol

secretaris, burgemeester