Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742969
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742969/1
Nota Uiterlijk van Bouwwerken Schiedam 2025
Geldend van 29-07-2025 t/m 18-12-2025
Intitulé
Nota Uiterlijk van Bouwwerken Schiedam 2025- 1.
De 'Nota Uiterlijk van Bouwwerken Schiedam 2025' vast te stellen;
- 2.
De Welstandsnota Schiedam 2019 in te trekken.
Hoofdstuk 1 INLEIDING
Stroomschema
Inleiding
De gemeente Schiedam heeft in 2019 een welstandsnota vastgesteld zoals aangegeven in de toenmalige wetgeving. Hierin zijn beoordelingskaders opgenomen voor gebieden en objecten, die hun grondslag vinden in de samenhang van het bebouwingsbeeld, stedenbouwkundige kenmerken en landschappelijke structuren. Met deze herziening en de komst van de Omgevingswet, wil de gemeente het beleid voor het uiterlijk van bouwwerken (nieuwe benaming voor welstand) actualiseren en waar mogelijk vereenvoudigen. Hierbij wordt aangesloten op de landelijke en gemeentelijke trend van het verminderen van regeldruk in combinatie met meer vrijheid en verantwoordelijkheid voor de burger.
Uitgangspunten
Doel van de toets voor het uiterlijk van bouwwerken, is het behartigen van het publieke belang door de lokale overheid, waarbij de individuele vrijheid van de burger of ondernemer wordt afgewogen tegen het aanzien van hun omgeving als algemene waarde.
Doel van het dit beleid is de beoordeling en het toezicht op het uiterlijk van bouwwerken helder onder woorden te brengen en op een effectieve en controleerbare wijze in te richten. Daarbij is het van belang aanvragers door middel van deze nota van tevoren op de hoogte te stellen van de aspecten die een rol spelen bij de beoordeling. Het beleid op het uiterlijk van bouwwerken geeft de gemeente de mogelijkheid om cultuurhistorische, stedenbouwkundige en architectonische waarden een rol te geven bij de ontwikkeling en beoordeling van bouwplannen.
Evenwicht
Schiedam zoekt naar een evenwicht tussen de bouwmogelijkheden voor burgers en bedrijven enerzijds en het aanzien van de gemeente anderzijds. De toets op het uiterlijk van bouwwerken moet bijdragen aan de omgevingskwaliteit van Schiedam. De basisgedachte is dat er meer vrijheid moet komen. Op plekken die minder bepalend zijn voor deze kwaliteit kan het aantal regels sterk beperkt worden. Dit betekent dat in de historisch waardevolle gebieden een hoge uiterlijke kwaliteit uitgangspunt is en de toets op het uiterlijk van bouwwerken moet bijdragen aan de omgevingskwaliteit. Voor bestaande woongebieden en bedrijventerreinen wil de gemeente zich wat dit betreft terughoudend opstellen, en waar mogelijk ruimte laten voor particulier initiatief.
Gebruik van de nota
De nota is opgesteld als praktisch beoordelingskader met criteria voor het bespreken en beoordelen van plannen. Wie wil weten welke criteria op een aanvraag van toepassing zijn, doorloopt het stroomschema op pagina 6. De criteria betreffen het bouwwerk op zichzelf en gezien in zijn omgeving. De foto’s in de nota zijn bedoeld als illustratie bij de beschrijvingen, niet als afbeelding van de gewenste eigenschappen.
Niveaukaart
|
Uitsnede Historische Kethel |
|
Uitsnede Binnenstad |
Beleidskaarten
Ter ondersteuning van het beleid is een niveaukaart gemaakt. Zie pagina 8. Deze kaart is een vertaling van de uitgangspunten ten behoeve van de toetsing van het uiterlijk van bouwwerken op zichzelf en in hun omgeving.
Niveaukaart
Voor elk gebied in Schiedam is het benodigde toetsingsniveau aangegeven om de gewenste kwaliteit van de omgeving te regelen.
- •
Vrij (behoudens uitzonderingen)
In de gebieden met dit niveau is de wens om zoveel mogelijk vrij te geven vertaald in een minimale toets. Het merendeel van de bebouwing ligt in gebied met een vrij niveau. Dit betreft alle woongebieden, groengebieden en bedrijventerreinen, met uitzondering van de Binnenstad en Historisch Kethel.
In woongebieden en bedrijventerreinen betekent vrij dat plannen in beginsel alleen op excessen worden getoetst. Uitzondering hierop zijn plannen vanaf 5 grondgebonden woningen, appartementen en gebouwen met andere functies zoals scholen. Dit geldt zowel voor nieuwbouw als transformatie en wordt getoetst aan de algemene criteria zoals beschreven in hoofdstuk 4.
- •
Bijzonder (Binnenstad en Historisch Kethel)
De Binnenstad en Historisch Kethel hebben een bijzonder niveau. In deze gebieden is het uiterlijk van de bebouwing van aanzienlijk belang voor de identiteit van Schiedam. Hier is extra inspanning ten behoeve van het behoud en de eventuele versterking van de uiterlijke kwaliteit van het historisch straatbeeld gewenst. De nota bevat voor gebieden met een bijzonder niveau uitgebreide gebied- en objectcriteria, die in woordkeuze en bandbreedte aansturen op een zorgvuldige inpassing van bouwplannen in het gebied. Een plan moet een bijdrage leveren aan de kwaliteit van het straatbeeld. De cultuurhistorische kwaliteit is hier mede bepalend voor het uiterlijk van bouwwerken.
- •
Ontwikkelingskaders
Enkele beeldkwaliteitsplannen en/of (voorheen) welstandsparagrafen zijn aanvullend van toepassing tijdens de (her)ontwikkeling van de betreffende gebieden. Deze plannen staan ingetekend op de niveaukaart. Na oplevering van de laatste woning vervalt het beeldkwaliteitsplan en/of welstandsparagraaf en worden de relevante criteria uit deze nota van toepassing.
Hoofdstuk 2 CRITERIA OBJECTEN
Criteria objecten
De gemeente streeft ernaar veel voorkomende bescheiden objecten snel te beoordelen. Het gaat daarbij om relatief eenvoudige en meetbare criteria, die de planindiener vooraf zo veel mogelijk duidelijkheid geven. Objectcriteria zijn opgesteld voor: aanbouwen, bijgebouwen, dakkapellen, dakopbouwen, reclame, erfafscheidingen, dakramen, installaties & zonnepanelen en wijzigingen van of aan gevels en gelden alleen binnen toetsniveau bijzonder (Binnenstad en Historisch Kethel) en indien het bouwwerk vergunningplichtig is.
Vergunning
De bovengenoemde bouwwerken zijn deels vergunningvrij binnen bepaalde randvoorwaarden. Dat betekent dat een deel van deze plannen niet wordt getoetst aan het uiterlijk van bouwwerken. Indien een bouwwerk vergunningplichtig is, is een toets op het uiterlijk van het bouwwerk nodig. In dat geval treedt het omgevingsplan in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen. Als het omgevingsplan geen bezwaar oplevert, wordt het bouwplan getoetst aan de objectcriteria. Voldoet het bouwplan niet aan deze criteria of is er sprake van een bijzondere situatie waarbij twijfel bestaat aan de toepasbaarheid van de criteria, dan wordt bij de beoordeling van het bouwplan tevens gebruik maakt van de gebiedscriteria of de algemene criteria.
Standaardplan
Een standaardplan is een plan, dat in vergelijkbare situaties als uitgangspunt gehanteerd kan worden. Ook als deze enigszins afwijkt van de criteria op de volgende bladzijden. Het zijn plannen die navolging verdienen, waarbij met name een gelijke uitvoering van belang is, met overeenkomstige architectonische verhoudingen, materialen en kleuren. Niet ieder bouwwerk is automatisch een standaardplan. Een eerder op dezelfde woning of hetzelfde bouwblok goedgekeurd plan is dit in de regel wel. Ook een als zodanig vastgestelde trendsetter of oorspronkelijke optie voldoet hieraan. Een standaardplan is van toepassing op bouwblok, ensemble, cluster of groter gebied.
Voor- en achterkant
In de criteria wordt onderscheid gemaakt in voorkanten en achterkanten. Deze begrippen zijn gekoppeld aan de algemene criteria (de relatie tussen een bouwwerk en zijn omgeving) en de excessenregeling. Naarmate een bouwwerk meer in het zicht staat en de openbare ruimte van groter belang is voor het aanzicht van de stad of het landschap is er eerder sprake van een exces. Naarmate een bouwwerk of bouwdeel nadrukkelijker zichtbaar is vanuit de openbare ruimte, des te hoger zijn de eisen die mogen worden gesteld aan de uiterlijke kwaliteit. Een uitbouw op een achterterrein achter een gesloten straatwand bijvoorbeeld zal in de regel worden beschouwd als een bouwwerk aan de achterkant, terwijl aanpassingen aan een kerktoren (zoals het aanbrengen van reclame) rondom vanuit de openbare ruimte zichtbaar zijn en vanuit het oogpunt van omgevingskwaliteit zullen worden beschouwd als voorkant.
Onder voorkant worden in dit verband verstaan de bebouwing en het erf in zoverre duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Onder achterkant wordt in dit verband verstaan de bebouwing en het erf in zoverre niet duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte. Duidelijk zichtbaar vanaf één punt is voldoende om een plan als nadrukkelijk zichtbaar te kunnen bestempelen. Aankleding met opgaand groen leidt in de regel niet tot een achterkantsituatie voor de objecten achter dit groen.
Aanbouw
Een aanbouw is een grondgebonden toevoeging aan een gebouw zoals een uit- bouw, erker, serre of garage. Het omgevingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen van deze bouwwerken.
Beoordeling
Een aanbouw moet voldoen aan een standaardplan of aan de onderstaande criteria. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de andere criteria.
Criteria
Aanbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
aanbouwen zijn ondergeschikte toevoegingen aan het hoofdgebouw;
- •
diepte erker aan voorgevel hoogstens 1,00 m en breedte maximaal 2/3 van de gevel;
- •
vormgeven in één bouwlaag met in beginsel een rechthoekige plattegrond;
- •
bij geschakelde woningen een overgang toepassen door bijvoorbeeld een muurdam met horizontale bovenbeëindiging op de erfgrens.
Plaatsing en aantal
- •
in beginsel achter het hoofdgebouw plaatsen of naast hoofdgebouw in de straatwand opnemen;
- •
direct tegen hoofdmassa plaatsen of in identieke vormgeving vergroten;
- •
hoogstens één aanbouw per gevel.
Vorm en maat
- •
aanbouwen afstemmen op de architectuur van het hoofdgebouw. Indien een kap wordt toegepast, zelfde helling als het hoofdgebouw;
- •
geleding van gevels aan voorkanten afstemmen op gevels hoofdgebouw;
- •
de detaillering is bescheiden, eventuele overstekken, boeiborden en ornamenten afstemmen op hoofdgebouw;
- •
materialen en kleuren bij voorkeur gelijk aan hoofdgebouw;
- •
goothoogte maximaal 0,30 m boven vloer eerste verdieping en niet hoger dan de bovenzijde van de goot van het hoofdgebouw.
Bijgebouw
Een bijgebouw is een grondgebonden bouwwerk van in beginsel één bouwlaag los van het hoofdgebouw, zoals een garage, schuur of overkapping. Het omgevingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van de andere criteria.
Beoordeling
Een bijgebouw moet voldoen aan een standaardplan of aan de onderstaande criteria. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van andere criteria.
Criteria
Bijgebouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
het bijgebouw is ondergeschikt aan het hoofdgebouw;
- •
vormgeven in één bouwlaag met in beginsel een rechthoekige plattegrond;
- •
plat afdekken of met een van hoofdgebouw afgeleide kapvorm, -helling en - richting;
- •
de detaillering is bescheiden, eventuele overstekken, boeiborden en ornamenten afstemmen op hoofdgebouw;
- •
geleding gevels aan voorkanten afstemmen op gevels hoofdgebouw.
materialen en kleuren
- •
bijgebouw in de straatwand heeft hoofdzakelijk gevels van baksteen (of vergelijkbaar steenachtig materiaal), grotere bijgebouwen hebben een kap;
- •
bijgebouw achter de voorgevel heeft gevels van hout in een donkere en gedekte kleur of zijn van baksteen;
- •
bij integratie in erfafscheiding materialen en kleuren gelijk aan deze erfafscheiding of gelijk aan het oorspronkelijke hoofdgebouw.
- 1.
Een dakkapel is een ondergeschikte toevoeging op een kap (dus niet op een wolfs eind plaatsen)
- 2.
Bij schilddaken de kleinste afstand hante ren voor de plaatsing in het dakvlak
- 3.
Dakkapel in mansardekap in het onderste dakvlak plaatsen en aansluiten op de knik
Dakkappel
Een dakkapel is een in beginsel bescheiden uitbouw in de kap. Dakkapellen kunnen bepalend zijn voor het straatbeeld en moeten een ondergeschikte toe- voeging zijn aan een dakvlak.
Beoordeling
Een dakkapel moet voldoen aan een standaardplan of aan de onderstaande criteria. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toe pasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere criteria.
Criteria
Dakkapellen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
de dakkapel is een ondergeschikte toevoeging aan het dakvlak;
- •
meerdere exemplaren op een gebouw of in hetzelfde bouwblok regelmatig rangschikken op horizontale lijnen;
- •
dakkapellen naast elkaar plaatsen (en dus niet boven elkaar);
- •
minstens 0,50 m dakvlak boven en aan beide zijden van de dakkapel;
- •
plaatsen op het voordakvlak of op een zijdakvlak op minstens 1,00 m afstand tot de voorgevellijn.
- -
plaatsing vrij op het dakvlaktussen 0,50 m en 1,00 m dakvlak onder de dakkapel;
- -
totale breedte is maximaal 50% van het betreffende dakvak;
- -
- •
plaatsing in de goot:
- -
de borstwering is minstens 0,80 m;
- -
afstand tot hart woningscheidende muren is minstens 0,50 m;
- -
- •
hoogte dakkapel is maximaal 1,50 m;
- •
plat afdekken of aankappen in het verlengde van de kap hoofdgebouw;
- •
gevelgeleding, materialen en kleuren afstemmen op hoofdgebouw;
- •
in een mansardekap in het onderste dakvlak plaatsen aansluitend op de knik;
- •
dakkapellen raken de gootlijn als dit bijdraagt aan de architectuur van de gevel als onderdeel van de straatwand;
- •
dakkapellen zijn staand (hoger dan breed);
- •
boeiboord hoogstens 0,30 m en eventueel een klein overstek;
- •
dichte panelen in het voorvlak slechts beperkt toepassen;
- •
zijwangen uitvoeren in zink of lood of bekleden met horizontale (houten) delen in gedekte kleur of de kleur van het houtwerk.
Dakopbouw
Een dakopbouw wordt op een gebouw geplaatst, waarbij een nieuwe ruimte ontstaat of een bestaande ruimte wordt vergroot. Bij meerdere dakopbouwen op één doorgaand dakvlak wordt gestreefd naar een herhaling van uniforme exemplaren en een regelmatige rangschikking op een horizontale lijn. Het omgevingsplan treedt in eerste instantie regelend op voor wat betreft de rooilijnen en maximale afmetingen en hoogten.
Beoordeling
Een dakopbouw moet voldoen aan een standaardplan of aan de onderstaande criteria. Kleine afwijkingen zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere criteria.
Criteria
Dakopbouwen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
de opbouw is gelijk in plaatsing, oriëntatie, vorm en uitwerking aan eerder geplaatste dakopbouwen op het betreffende dakvlak van het bouwblok, mits deze een positieve beoordeling hebben gehad;
- •
het hoofdgebouw heeft een plat dak of een zadeldak met een helling van hoogstens 35 graden;
- •
direct op hoofdmassa plaatsen en regelmatig rangschikken op horizontale lijn;
- •
over de gehele breedte van de woning aanbrengen;
- •
één dakopbouw per woning;
- •
nokverhogingen zijn niet toegestaan in deelgebieden ‘bijzonder’.
Opbouw op plat dak
- •
plaatsen op een dak van een samenhangende rijwoning of vrijstaande woning;
- •
opbouw met plat dak:
- -
terugleggen van voorgevel met nieuwe gootlijn minimaal 1 meter terugliggend;
- -
totale hoogte van de opbouw is maximaal 3,30 m;
- -
- •
opbouw met (bescheiden) kap:
- -
in de voorgevellijn plaatsen, met de kap bij voorkeur haaks op de gevel;
- -
goothoogte opbouw maximaal 2,00 m en nokhoogte maximaal 5,00 m;
- -
- •
dakopbouw in stijl, afwerking en kleur afstemmen op hoofdgebouw;
- •
doorgaande elementen als dakgoten en daklijsten behouden.
Reclame
Reclame is een publieke aanprijzing van een bedrijf, een product of een dienst. Reclames op borden, lichtreclames, raamstickers en spandoeken of vlaggen vormen een belangrijk en beeldbepalend element van de openbare ruimte. In gebieden met commerciële functies zijn reclames op zijn plaats en verhogen ze de visuele aantrekkingskracht van de omgeving, hoewel daar een kritische grens aan verbonden is.
Beoordeling
Een reclame moet voldoen aan een standaardplan of aan de onderstaande criteria. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere criteria.
Criteria
Reclames worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
alleen reclame voor diensten of producten die in het pand plaatsvinden, respectievelijk worden verkocht;
- •
loodrecht op, of evenwijdig en vlak aan de gevel, op bouwlagen met winkel- of bedrijfsbestemming (voorkom hinder voor bovengelegen woningen);
- •
reclame plaatsen met behoud van uitzicht op of vanaf de openbare ruimte (voorkom hinder voor voetgangers en ander verkeer);
- •
vorm en maat afstemmen op hoofdgebouw en architectuur van de gevel (bij voorkeur naamsvermelding uit losse letters), kleuren zijn ingetogen;
- •
billboards alleen bij de stadsentree, OVhaltes en aan doorgaande routes;
- •
kleuren in openbare ruimte voldoen aan Handboek openbare ruimte;
- •
reclame zoveel als mogelijk beperken en in maat en vormgeving afstemmen op historische waarde omgeving dan wel architectuur van gebouw of object.
Plaatsing en aantal
- ▪︎
vrijstaande reclame niet toegestaan binnen niveau bijzonder;
- ▪︎
ondergeschikt aan het hoofdgebouw (niet op het dak);
- ▪︎
aanbrengen per pand en zoveel als mogelijk beperken;
- ▪︎
platte reclame centreren onder de borstwering van de eerste verdieping;
- ▪︎
minstens 0,50 m afstand tot de hoeken van een pand aanhouden;
- ▪︎
hoogstens één vlakke/evenwijdige en één uitstekende reclame per gevel;
- ▪︎
hoogstens één vrijstaande reclame per erf, aantal vlaggenmasten afhankelijk van grootte van het pand en het erf;
- ▪︎
reclame aanbrengen in de daartoe (vaak oorspronkelijke) aangegeven reclamevelden en/of koofborden, voor zover aanwezig of afleesbaar;
- -
plaatsen onder de onderdorpel van raamopening(en) van eerste verdieping;
- -
alleen reclame op luifels van minstens 0,30 m hoogte aanbrengen, integreren in de constructie en in één lijn met belendende reclames plaatsen;
- -
historische reclame is toegelaten en wordt niet meegeteld als reclame (restauratie historische gevelreclame alleen op basis van historisch onderzoek);
- -
naamsvermelding op de volant van zonwering wordt niet als reclame gezien.
- -
Vormgeving en maatvoering
- ▪︎
uniformiteit is de leidraad voor reclame in de openbare ruimte;
- ▪︎
onverlicht of constant verlicht, daarnaast zijn bescheiden LED-schermen mogelijk (geen mechanisch bewegende delen of veranderlijk licht);
- ▪︎
op mupi’s zijn lichtkranten mogelijk (dus niet aan gevels);
- •
vlakke reclame tot een breedte van 50% van het pand of de luifel met een maximum van 5,00 m en een hoogte van niet meer dan 0,30 m;
- -
steekt hoogstens 0,25 m uit de gevel;
- -
bij voorkeur uitvoeren in losse letters direct op of boven de etalagepui;
- -
eventuele verlichting is sober en ingetogen (bijbehorende installaties en leidingen in de reclame integreren of zorgvuldig afstemmen op de gevel);
- -
- •
haakse reclame is hoogstens 0,50 bij 0,50 m en steekt maximaal 0,70 m uit de gevel;
- •
reclame boven luifels heeft een vaste hoogte van 0,40 m;
- •
dikte van het object is hoogstens 0,20 m (inclusief bevestigingsconstructie);
- •
te koop/huur bord uitvoeren als V-bord of plat bord van maximaal 0,50 m²;
- •
duurzaam en weerbestendig materiaal voor reclames en reclamedragers;
- •
voorkom beschadiging aan gevels en kozijnen bij bevestiging van reclame.
- •
criteria voor banieren:
- -
alleen bij de ingang van culturele instellingen, gebouwen met tentoonstel- ingen en bij evenementen;
- -
panden tot 10,00 m breed één banier, overige panden tot twee banieren;
- -
bovenzijde banier op maximaal 5,00 m boven de straat;
- -
hoogte maximaal 2,00 m, breedte maximaal 0,60 m en steekt in totaal maximaal 0,70 m uit de gevel;
- -
onverlicht;
- -
- •
aan of bij woningen met praktijk aan huis in totaal hoogstens 0,50 m² bestaande uit naam- en beroepsaanduiding (onverlicht).
Erfafscheiding
Een erfafscheiding is een gebouwde voorziening bedoeld om een tuin of erf af te scheiden. Zoals een rasterwerk waarlangs beplanting groeit. Een natuurlijke erfafscheiding, zoals een gegroeide haagbeuk, is vergunningvrij te plaatsen.
Beoordeling
Een erfafscheiding moet voldoen aan een standaardplan of aan de onderstaande criteria. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten en ander erfgoed, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere criteria.
Criteria
Erfafscheidingen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
de erfafscheiding heeft een duurzame en deugdelijke uitvoering;
- •
terughoudende kleuren gebruiken afgestemd op het hoofdgebouw of uitvoeren in donkere kleurtinten;
- •
erfafscheiding aan de voorkant is:
- -
onderdeel van een gesloten straatwand;
- -
in beginsel deels gemetseld en deels transparant;
- -
- •
materialen als metselwerk, hout of (begroeibaar) draadstaal gebruiken en daarbij aansluiten op erfafscheidingen van naastgelegen percelen;
- •
erfafscheiding van hout of ijzerwerk schilderen in een donkere en gedekte tint (bijvoorbeeld zwartgroen) eventueel met witte accenten.
Installaties en zonnepanelen
Zonnepanelen en installaties zijn toevoegingen aan een dakvlak of gevel en in vele gevallen vergunningvrij. Uitzondering hierop is het plaatsen ervan in, aan, op of bij een monument en in panden in de bijzondere gebieden. De gemeente Schiedam wil, met oog voor erfgoedwaarden, plaatsing van zonnepanelen in de bijzonder gebieden en op monumenten meer mogelijk maken. De toelaatbaarheid van zonnepanelen in het beschermd stadsgezicht en bij monumenten hangt samen met de vraag of de plaatsing van de zonnepanelen niet onevenredig verstorend is. Dit is vertaald in een kader voor beoordeling en in criteria voor toetsing. Met zonnepanelen worden PV-panelen, PVT-panelen en zonnecollectoren van gangbare diktes bedoeld. De huidige energietransitie vraagt ook om andere types installaties zoals airco’s en warmtepompen. Het beoordelingskader geldt ook voor dergelijke installaties. In de uitzonderlijke situatie dat de criteria niet voldoen, wordt op basis van het beoordelingskader maatwerk geleverd.
Toepassing van het kader op beschermde monumenten
Het beoordelingskader en de criteria zijn toepasbaar op gemeentelijke monumenten en zij vormen ook voor Rijksmonumenten het uitgangspunt. Er vindt in het geval van beschermde monumenten altijd een aanvullende ‘monumenten-toets’ plaats. Een ingreep mag de monumentale waarden niet wezenlijk aantasten en geen (vervolg)schade veroorzaken.
Beoordeling
Algemene uitgangspunten
- •
Zonnepanelen en installaties worden, indien mogelijk, uit het zicht geplaatst gezien vanaf de openbare weg.
- •
Indien niet-zichtbare plaatsing onmogelijk is op een ander dakvlak of op het erf of een bijgebouw, is zichtbare plaatsing mogelijk als het beeld en de karakteristiek van het historische gebouw en/of het historisch straat/stadsbeeld niet onevenredig verstoord wordt.
- •
Het uitgangspunt om zonnepanelen en installaties niet onevenredig verstorend te laten zijn kan tot gevolg hebben dat extra investeringen nodig zijn om een installatie in te passen of dat niet de gewenste hoeveelheid zonnepanelen met optimale oriëntatie ten opzichte van de zon mogelijk is.
Uitgangspunten bij bepaling van de mate van verstoring
Bij het bepalen van onevenredige verstoring zijn de volgende aspecten van belang, die voor zonnepanelen ook in criteria zijn uitgewerkt:
- •
De visuele verstoring van het historische stadsbeeld of het monument, gezien vanuit de openbare weg. Hierbij wegen naast de mate van zichtbaarheid ook het belang van de locatie binnen het beschermd stadsgezicht en dakkarakteristiek mee.
- •
De visuele verstoring van het dakvlak door de plaatsingswijze. Dit omvat de positionering en de bevestiging op het dakvlak en het ontwerp (kleur, glansgraad, afwerking, maatvoering detaillering).
Zichtbaarheid
De mate van zichtbaarheid kent drie categorieën:
- •
Nadrukkelijk zichtbaar = zichtbaar binnen 50 meter afstand vanaf de openbare weg
- •
Niet nadrukkelijk zichtbaar = zichtbaar op meer dan 50 meter afstand vanaf de openbare weg
- •
Niet zichtbaar = niet zichtbaar vanaf de openbare weg
Hierbij geldt: ‘gezien vanaf de openbare weg, vanaf een hoogte van 1.80 m’, waarbij gemeten wordt in het platte vlak, zonder daarbij rekening te houden met bomen en andere opgaande beplanting’.
Locatie
De gemeente wil op de meest historische waardevolle locaties in de bijzondere gebieden verstoring van het historische beeld voorkomen. Op die locaties zijn nadrukkelijk zichtbare panelen en installaties niet toegestaan en zeker niet op voordakvlakken of aan een voorgevel. Dat betreft de Lange Haven, de Korte Haven, de Dam rond de Korenbeurs, de Schie, de Grote Markt, de Lange Kerkstraat, het Oude Kerkhof en de Plantage (Lange Nieuwstraat en Tuinlaan). In Kethel geldt dit voor de oude dorpskern. Op die locaties is plaatsing op zijdakvlakken, achterdakvlakken en op platte daken indien niet of niet nadrukkelijk zichtbaar wel mogelijk.
Dakkarakteristiek
Zichtbare zonnepanelen en installaties op daken met een bijzondere dakvorm (rond, spits veelhoekig) of op daken met bijzondere of kwetsbare dakbedekking (zoals riet, leien, zink, lood) of een bijzonder of decoratief legpatroon zijn te verstorend en daarom in principe niet wenselijk.
Plaatsingswijze
De plaatsingswijze bepaalt hoe visueel storend zonnepanelen en installaties zijn. Hoe zichtbaarder de panelen en installaties zijn hoe meer eisen er aan het ontwerp gesteld worden om de verstoring te beperken en daarmee evenredig te maken.
Criteria
Deze criteria zijn van toepassing op de plaatsing van zonnepanelen en bij vervanging of uitbreiding van bestaande zonnepanelen.
|
Plaatsingscriteria voor niet zichtbare zonnepanelen |
|
Platte daken
Hellende daken
|
|
Plaatsingscriteria voor niet nadrukkelijk zichtbare zonnepanelen |
|
Platte daken
Hellende daken
|
|
Plaatsingscriteria voor nadrukkelijk zichtbare zonnepanelen |
|
Platte daken
Hellende daken
|
|
Overige specifieke plaatsingscriteria zonnepanelen |
|
Mansardekappen
Dakkapellen
Dakbedekking met geïntegreerde pv-cellen
Nieuwbouw
Erven
|
Dakramen
Dakramen, zijn toevoegingen aan een dakvlak, die in het straatbeeld niet snel zullen storen en die mede daarom in veel gevallen vergunningsvrij zijn. Uitzondering hierop is het plaatsen van dakramen, in, aan, op of bij een monument, een cultuurhistorisch waardevol pand of in het beschermd stads- en dorpsgezicht.
Beoordeling
Dakramen bij een monument, een cultuurhistorisch waardevol pand of in het beschermd stads- en dorpsgezicht voldoen wanneer deze geplaatst worden op een dak(vlak) en niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte. Zichtbaarheid wordt beoordeeld op basis van de zichtlijn, op grond waarvan de zichtbare gedeeltes van het dakvlak worden bepaald. De zichtlijn is gedefinieerd als alles wat zichtbaar is binnen een straal van 50 m vanuit de openbare ruimte, vanaf een hoogte van 1,80 m (zonder daarbij rekening te houden met bomen en andere opgaande beplanting).
Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere criteria.
Criteria
Dakramen worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
het dakraam voldoet aan het gebiedsgerichte beoordelingskader van het gebied waar het dakraam geplaatst gaat worden.
plaatsing en aantal:
- •
bij meerdere dakramen in hetzelfde bouwblok regelmatige rangschikking op horizon¬tale lijn, dus in beginsel niet boven elkaar gerangschikt;
- •
bij individuele woning/pand gecentreerd in het dakvlak of afgestemd op geleding voorgevel;
- •
minimaal 0.50 m dakvlak boven, onder en ter weerszijden van het dakraam, afstand tot zijkant gemeten aan de bovenzijde van het dakraam (bij kilkepers gemeten aan de onderzijde/voet van het dakraam);
- •
bij meerdere dakramen een tussenruimte van minimaal 0.50 m;
- •
maximaal twee dakramen op voordakvlak en vier dakramen op achter- en zijdakvlak, tot in totaal maximaal 50% van het oppervlak van het betreffende dakvlak is bebouwd.
maatvoering:
- •
afstemmen op hoofdgebouw;
- •
bij meerdere dakramen identieke maatvoering aanhouden;
- •
vormgeving afgestemd op de architectuur van het hoofdgebouw:
- -
eenvoudige vormgeving, geen overmaat aan detailleringen, dus bescheiden kozijnenprofielen.
- -
materiaal en kleur
- •
eenvoudig en bescheiden kleurgebruik, geen opvallend en/of contrasterend kleurgebruik.
Gevels
Wijzigingen in de gevel zijn bijvoorbeeld het veranderen of verplaatsen van kozijnen, kozijninvullingen of gevelpanelen. Ook kunnen elementen aangebracht worden zoals luifels, zonweringen, rolluiken en schotelantennes.
Beoordeling
Een wijziging van of aan de gevel voldoet, indien deze deze gelijk is aan een standaardplan of als aan onderstaande criteria wordt voldaan. Aansluiten op bouwplannen van buren heeft de voorkeur bij gelijke woningen in rijen of clusters. Kleine afwijkingen van de criteria zijn denkbaar om herhalingen mogelijk te maken. Voldoet het plan niet aan de objectcriteria of is er twijfel aan de toepasbaarheid daarvan zoals bij monumenten, dan wordt bij de beoordeling ook gebruik gemaakt van eventuele andere criteria.
Criteria
Wijzigingen van of aan gevels worden beoordeeld aan de hand van onderstaande criteria:
- •
historische materialen, details en ornamenten zoveel mogelijk behouden en in het zicht laten;
- •
bakstenen gevels in beginsel niet schilderen;
- •
bij gestucte of al geschilderde gevels terughoudende kleuren toepassen passend in de historische omgeving;
- •
kozijnen, goten en boeilijsten in bakstenen gevels hebben lichte kleuren;
- •
in bakstenen gevels ramen en deuren in donkerder kleuren schilderen dan kozijnen, goten en boeilijsten;
- •
plinten zijn grijs, antraciet of zwart en muurankers zijn zwart of wit;
- •
gevelpuien zijn uniek vormgegeven of deel van een serie;
- •
bij samenvoeging meerdere panden individuele parcellering behouden;
- •
hoeken van panden hebben penanten met een maat die past bij het pand
- •
eventuele installaties integreren in gevelontwerp.
Aanvullend op bovenstaande geldt voor (voormalig) winkelgevels en –puien:
- •
huisstijlen van bedrijf of winkelketen zijn ondergeschikt in de gevel en voegen zich in de architectuur van gevel en omgeving:
- •
het pui ontwerp sluit aan op de oorspronkelijke hoogte van de begane grond;
- •
verhoudingen en geledingen in de pui afstemmen op de gehele gevel;
- •
eventuele installaties integreren in gevelontwerp.
luifels (niet combineren met een zonwering of markies)
- •
alleen plaatsen in de historische hoofdstructuur van de Binnenstad;
- •
afstemmen op belendende luifels;
- •
plaatsen onder de bovenzijde van de verdiepingsvloer en minstens 2,20 m boven het maaiveld;
- •
dikte maximaal 0,25 m, uitval hoogstens 1,50 m.
zonwering en markiezen (niet combineren met een luifel)
- •
plaatsen onder de bovenzijde van de verdiepingsvloer en minstens 2,00 m boven het maaiveld;
- •
de uitval is hoogstens 1,00 m;
- •
kleuren zijn traditioneel of terughoudend.
rolluiken
- •
in beginsel alleen aan de binnenzijde van de pui plaatsen;
- •
voor minstens 70% bestaand uit glasheldere doorkijkopeningen;
- •
rolkasten, geleidingen en rolhekken in de gevel inpassen;
- •
kleuren zijn terughoudend of afgestemd op de gevel.
Hoofdstuk 3 CRITERIA GEBIEDEN
Criteria gebieden
De gebiedsgerichte criteria worden gebruikt voor bouwplannen binnen bijzonder niveau (binnenstad en historisch Kethel).
Voor deze twee gebieden zijn gebiedsbeschrijvingen opgesteld. Daarnaast zijn een aantal toetsingscriteria opgenomen. Deze gebiedsgerichte criteria moeten worden gezien als de gewenste eigenschappen van het bouwplan. De criteria zijn onderverdeeld in criteria betreffende de relatie met de omgeving van het bouwwerk, de bouw- massa, de architectonische uitwerking, materiaal en kleur.
Op basis van de gebiedscriteria kan binnen de grenzen van het bestemmings- plan een gewogen oordeel gevormd worden over bouwplannen. In aanvulling op de tekst zijn foto’s opgenomen, die een impressie van het gebied geven.
Gebruiksregel
In de advisering kan het nodig zijn de beschrijvingen, uitgangspunten en criteria te interpreteren om redelijkerwijs tegemoet te komen aan de eigenschappen en karakteristieken van de omgeving. Dit kan het geval zijn als een object of ensemble afwijkt van de directe omgeving of als een perceel op de grens van twee gebieden of niveaus ligt
Binnenstad
De binnenstad van Schiedam bestaat hoofdzakelijk uit stenige straten met een stedelijk karakter en bebouwing uit diverse periodes. Een groot deel van de bebouwing draagt bij aan het historische karakter van de stad.
De straten zijn stenig met aaneengesloten straatwanden met individuele pan- den en korte rijen woningen. Woningen staan direct aan de weg, soms is er een overgang door middel van een stoep. Voortuinen komen vrijwel niet voor.
De rooilijn van de bebouwing volgt de weg en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. De binnenstad heeft veel verschillende functies. Woningen worden afgewisseld met winkels, bedrijven en instellingen als kerken en musea. De gevarieerde bebouwing is overwegend georiënteerd op de weg en heeft een individueel karakter, hoewel bij rijen en blokken herhaling voorkomt. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd, waarbij bouwmassa’s van twee of drie lagen met variërende kappen de toon zetten. Gebouwen van één en vier lagen, veelal ook met kap, komen in mindere mate voor. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor. De bebouwing heeft een grote diversiteit aan architectuurstijlen. Oorspronkelijke gevels hebben veel accenten terwijl de detaillering van nieuwere panden vaak sober is. Bijgebouwen zijn in de regel eenvoudiger gedetailleerd dan het hoofdgebouw. Materialen en kleuren zijn divers, terug- houdend en overwegend traditioneel. Typerend en behoudenswaardig is het door de branderijen vervuilde metselwerk in de gevels.
Sferen
Binnen de hoofdstructuur van de binnenstad zijn diverse sferen aan te wijzen.
- •
Historische hoofdstructuur
Aan straten als de Lange en Korte Haven, Dam en Korte Dam, Oude Sluis en Nieuwe Sluisstraat, Hoogstraat, Grote Markt, Boterstraat, Lange Kerkstraat, Nieuwstraat en Westvest is het historische karakter goed bewaard gebleven. Het historisch patroon van waterlopen, dijken, straten en stegen in samenhang met de schaal van de bebouwing is nog goed afleesbaar vanuit de openbare ruimte. De bebouwing is georiënteerd op het water en staat direct aan de straat of heeft een stoep met stoeppalen of smeedijzeren hekken. De verwevenheid van wonen en werken levert een afwisselend beeld op van functiegebonden architectuur. De breedte en hoogte van de panden varieert enigszins per straat, afhankelijk van de ligging in de structuur.
De Hoogstraat is van oorsprong een zeewering en heeft een historisch bepaalde, sterk gebogen vorm met een vrij smal profiel. De bebouwing is geordend door rechte en vloeiend verlopende voorgevelrooilijnen. De bebouwing staat aan weerszijden op de oorspronkelijke, smalle kavels van 4 tot 5 m breedte. De historische kavelmaat is in de gevels af te lezen. Door de verschijningsvorm van de individuele gevels en de gesloten straatwanden ontstaat een levendig straatbeeld. Hier en daar is de perceelsgewijze opbouw op de begane grond bij samenvoeging van winkelpuien verloren gegaan.
Bij de achterkanten van de historische stad, de randen langs de singels, was de oorspronkelijke bebouwingsstructuur in mindere mate aaneengesloten. Enkele panden staan ook nu nog vrij op het erf. In de loop der tijd is hier op diverse plekken bebouwing gekomen met een grotere maat en schaal dan de historische bebouwing, waaronder de appartementenblokken aan de Westvest.
De bebouwing heeft in de regel een zorgvuldige veelal rijke detaillering. Siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en kozijnen komen voor. Materialen en kleuren zijn in de regel traditioneel en voegen zich in het beeld van de historische stad. Gevels zijn van baksteen in aardtinten, soms van natuursteen of in een lichte tint gepleisterd.
Kappen zijn gedekt met keramische pannen. Kozijnen zijn gewoonlijk uitgevoerd in geschilderd houtwerk.
- •
Brandersbuurt
Dit gebied is een menging van historische structuren en objecten met structu- ren en bebouwing uit de jaren ‘70 en ‘80. De singels en grachten in deze buurt, zoals aan de Breedstraat/Raam, zijn in de loop der tijd gedempt, een groot deel van de bebouwing is vervangen. De sfeer wordt enerzijds bepaald door de nog aanwezige branderijen en andere vormen van bedrijvigheid en anderzijds door de diverse appartementengebouwen met stedelijke voorzieningen op de bega- ne grond en daaronder vaak een eigen parkeergarage. Deze gebouwen hebben een maat die de kleinschaligheid van de oorspronkelijke buurt overstijgt. De opbouw bestaat uit drie of vier lagen met in de regel een kap. De detaillering is eenvoudig en per blok in samenhang. De gebruikte kleuren hebben veel schakeringen en zijn enigszins afgestemd op de kleurstellingen in de historische stad.
- •
De Plantage
De Plantage vormt een schiereiland met een centraal gelegen stadspark. Aan het plantsoen wordt het beeld bepaald door voorname herenhuizen met stevige bouwmassa’s, hoge verdiepingen en flinke kappen. De uitwerking en detail- lering zijn overwegend zorgvuldig en rijk met veel ornamenten als siermetselwerk, gevelstenen en bijzondere gevelbeëindigingen.
Op de achterterreinen staan van oorsprong bedrijven en pakhuizen. Het huidige beeld wordt daarnaast bepaald door achtertuinen tot aan het water en flinke woningbouwprojecten van recente datum. Deze zone heeft van ouds- her een perceelsgewijze invulling met een industrieel en sober karakter. De woningblokken doorbreken dit patroon met een verzorgde en samenhangende uitwerking die over grote lengtes is toegepast.
Het verschil in karakter tussen de bebouwing aan het plantsoen en de achterge- legen bebouwing langs het water is kenmerkend voor de Plantage.
- •
Gewijzigde structuren
Het aaneengroeien van Schiedam en Rotterdam en de ontwikkeling van de stadsas over de Broersvest, Gerrit Verboonstraat en Oranjestraat heeft geleid tot een grootstedelijk stadsbeeld. Aan deze as staan flinke woningblokken, voornamelijk uit de eerste helft van de twintigste eeuw. In de oostelijke gevel- wand van de Broersvest staan diverse beeldbepalende panden uit die periode. De westelijke gevelwand is minder samenhangend en heeft een mix van kleinschalige, individuele panden en enkele grotere appartementenblokken, beiden van wisselende kwaliteit. De plinten aan beide zijden van de straat zijn ingevuld met winkelpuien.
Van recente datum is het Stadserf met een formeel plein tussen kerk en entree van de binnenstad. De lange zijden van het plein worden gevormd door het stadskantoor en een appartementenblok met een plint van bedrijfsfuncties. Ten westen van de Broersvest wordt het plein beëindigd met een halfrond bouwblok met horeca en winkels in de plint en woningen op de verdieping.
Het moderne stedelijke karakter komt onder meer naar voren in de brede straat- profielen en overwegend hoge straatwanden. De maat en schaal van zowel de bebouwing als de openbare ruimte is groter dan in de rest van de binnenstad.
- •
De Bagijnhof
Aan en in de omgeving van de Bagijnhof is de historische stedenbouwkundige structuur fundamenteel gewijzigd. In de jaren ‘70 is de bebouwing in dit gebied gesloopt en ingevuld met een gewijzigd stratenplan en bijbehorende bebouwingsopzet. Toegevoegde elementen zijn pleintjes, plantsoenen en bescheiden voortuinen.
De huidige bebouwing bestaat uit eengezinshuizen en appartementen, geclusterd in samenhangende rijen en gesloten blokken van veelal drie of vier lagen en een plat dak. Rooilijnen zijn recht en worden deels doorbroken door elementen als stoepen en uitkragende balkons en erkers op de verdiepingen. Een deel van de bebouwing is uitgevoerd met een schijnkap.
De detaillering is eenvoudig en seriematig. Baksteenarchitectuur voert de boventoon, een klein deel van de gevels is ingevuld met puien. Accenten beperken zich tot elementen als uitkragende goten en lateien in een lichte tint.
- •
De passages
In de binnenstad zijn twee passages aangelegd. De eerste is een verbinding tussen Broersvest en Broersveld uit 1932 van de architect P. Sanders. Op de verdiepingen van deze passage wordt gewoond. Dit gebouw heeft een symmetrische voorgevel en de voor de architect kenmerkende zorgvuldige uitwerking, die rijk is aan bijzondere elementen waaronder siermetselwerk en bijzondere raampartijen.
Deze passage is later aangevuld met enkele blokken winkels aan het Broersveld, al dan niet met appartementen op de verdieping, en recent met de ontwikkeling van de Nieuwe Passage.
De Nieuwe Passage is een flink gebouw van twee lagen met overwegend gesloten gevels. De winkels zijn naar binnen gericht, met uitzondering van de winkels in de plint aan het Broersveld. De ingang aan de Hoogstraat ligt terug van de historische rooilijn en is aangezet met een architectonisch gebaar.
Tussen de twee passages staat een parkeergarage van meerdere verdiepingen, deels bovengronds, die bereikbaar is vanaf de Koemarkt.
Uitzonderingen
Bijzondere elementen zijn gebouwen en objecten met een bijzondere functie, zoals de het (voormalige) Stadhuis, de kerken, Korenbeurs, stellingmolens en de omgeving van de ruïne van het Huis te Riviere. Deze gebouwen bepalen het silhouet van het beschermd gezicht en vormen accenten door hun ligging in het stedelijk weefsel en de afwijking in massa, opbouw en uitwerking.
Uitgangspunten
De binnenstad heeft een bijzonder niveau. Het gebied heeft een rijke geschiedenis en een groot deel is door het Rijk aangewezen als beschermd gezicht. De waarde van de binnenstad is in ieder geval gelegen in het stedelijk weefsel met het overwegend kleinschalige en afwisselende beeld van de straat- wanden. Veel objecten zijn cultuurhistorisch waardevol.
Enkele deelgebieden zijn in de loop der tijd zodanig verbouwd, dat de historische waarden hoogstens op structuurniveau afleesbaar zijn.
Het beleid is gericht op het behoud en eventueel herstel van het historisch beeld dat in ieder geval bestaat uit de oorspronkelijk structuurelementen en de cultuurhistorische bebouwing. De wens is dat de kwaliteit van de bebouwing ondersteunend is aan de ambitie om de binnenstad uit te laten groeien tot een aantrekkelijk stadscentrum.
Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de omgevingskwaliteit van het historisch straatbeeld. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit. De uitgangspunten van de Ontwikkelingsvisie Binnenstad zijn aanvullend van toepassing op ontwikkelingen in dit gebied.
Criteria
Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Ligging
- •
het kleinstedelijke karakter van het gebied behouden;
- •
hoofdgebouwen oriënteren op de belangrijkste openbare ruimte (er is een duidelijk onderscheid in voor- en zijgevels);
- •
rooilijnen van de hoofdmassa’s volgen de weg en verspringen enigszins ten opzichte van elkaar, bij rijen is de rooilijn in samenhang;
- •
historische perceelsbreedten en samenhangende straatwanden behouden;
- •
gevels zijn deel van straatwanden, waaraan de perceelsbreedte is af te lezen;
- •
hoofdmassa’s staan direct aan de weg of zijn voorzien van een stoep;
- •
bijgebouwen staan in beginsel uit het zicht en achter de voorgevelrooilijn.
Massa
- •
de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het kleinstedelijke karakter van het gebied en afgestemd op de oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm, breedte en nokrichting);
- •
gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met een eenvoudige rechthoekige plattegrond;
- •
de individuele woning binnen een rij of complex is deel van het geheel;
- •
gebouwen hebben in beginsel één tot drie lagen met eenduidige kap, afgestemd op de context;
- •
de nok staat in beginsel loodrecht op de voorgevel of is evenwijdig aan de weg;
- •
de entree ligt in beginsel aan de belangrijkste openbare ruimte;
- •
uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa;
- •
bijgebouwen zijn ondergeschikt aan het hoofdvolume en hebben bij voorkeur een eenvoudige kap van minstens 30 graden;
- •
gebouwen met bijzondere functies mogen afhankelijk van hun positie in het gebied afwijken van gebruikelijke massa, opbouw en vorm.
Architectonische uitwerking
- •
architectonische uitwerking en detaillering zijn zorgvuldig en evenwichtig;
- •
de architectuur volgt het beeld van de kleinstedelijke bebouwing;
- •
gevelcomposities zijn samenhangend en afgestemd op de bestaande situatie;
- •
de begane grondlaag van het gebouw afstemmen op de geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel;
- •
elementen in de gevel zoals deuren en ramen in een logische verhouding tot elkaar en de gevel als geheel plaatsen;
- •
gevelopeningen zijn staand of verticaal onderverdeeld;
- •
kozijnen, dakgoten, daklijsten, windveren en dergelijke zorgvuldig detailleren;
- •
wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume.
Materiaal en kleur
- •
materialen en kleuren zijn ingetogen, verouderen mooi, harmoniëren met belendingen en passen in het traditionele straatbeeld;
- •
gevels in hoofdzaak uitvoeren in baksteen, eventueel aangevuld met andere traditionele materialen danwel in een lichte tint gepleisterd of gekeimd, etalages hebben een gesloten plint;
- •
hellende daken dekken met matte, keramische pannen;
- •
kozijnen, lijsten en dergelijke in beginsel uitvoeren in hout;
- •
kleuren harmoniëren met de omgeving en zijn in beginsel traditioneel of afgestemd op de architectuur van het pand.
Overig
- •
installaties, zoals airco’s:
- -
uit het zicht van de openbare ruimte plaatsen;
- -
indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, niet nadrukkelijk in het zicht van de openbare ruimte plaatsen.
- -
Dorp Kethel
Historisch Kethel heeft kleinschalige bebouwing uit diverse periodes in een gegroeide structuur met als basis het individuele pand met een dorps karakter. Ten noorden van het dorp zorgt het bijbehorende landschapspark voor een her- kenbaar beeld van de voormalige, agrarische kern op een kruispunt van wegen. Historisch Kethel is inmiddels omringd door uitbreidingswijken.
Het gebied heeft smalle, stenige straten met (vrijwel) aaneengebouwde panden. De uitlopers worden groener als gevolg van voortuinen en de toenemende ruimte tussen de panden. Een deel van de bebouwing bestaat uit voormalige boerderijen en andere elementen uit het agrarische verleden.
De rooilijn van de bebouwing volgt de weg of het oorspronkelijke polderpatroon en heeft kleine verspringingen. Bij rijen is de rooilijn in samenhang. Bebouwing is in de regel georiënteerd op de weg en staat hier direct aan of heeft een voortuin. Er is sprake van enige functiemenging.
De bebouwing is in de regel bescheiden van formaat en heeft een gevarieerd en individueel karakter. Bij- en bedrijfsgebouwen staan veelal achter het hoofd- gebouw. De opbouw is eenvoudig tot gedifferentieerd en bestaat veelal uit één, bij uitzondering twee, lagen met variërende kappen. De nokrichting is gelijnd aan de weg of de (inmiddels verdwenen) verkavelingsrichting. Gevels hebben in het algemeen een traditionele opbouw met verticale gevelopeningen. Er komen veel verschillende op- en aanbouwen voor.
Er is een grote diversiteit aan architectuurstijlen. De detaillering van de panden is in de regel zorgvuldig en varieert van sober tot rijk. Met name de oudere gevels hebben een verfijnde uitwerking met veel accenten, zoals siermetselwerk, fijn gedetailleerde gootklossen, daklijsten en muurankers. Dakkapellen zijn veelal uitgevoerd met schouderstukken. Ramen zijn onderverdeeld met stijl en regelwerk.
Materialen en kleuren zijn divers en terughoudend. Gevels zijn van klein formaat baksteen zoals IJsselsteentjes, soms geverfd of gepleisterd in een lichte tint. De plint is in de regel van hardsteen of stucwerk. De kap is gedekt met keramische pannen zoals Oud Hollandse pannen of leien. Kozijnen zijn in de regel uitgevoerd in geschilderd houtwerk in traditionele kleuren. De begane grondlaag van winkels en bedrijven heeft veelal een afwijkende invulling.
Uitgangspunten
Historisch Kethel heeft een bijzonder niveau. Het goed behouden historische karakter met als basis de combinatie tussen de oorspronkelijke structuurelementen en de afwisselende lintbebouwing geeft het gebied een waarde- volle betekenis voor Schiedam. Veel panden en objecten zijn cultuurhistorisch waardevol. Het beleid is gericht op het behoud van het historisch beeld dat in ieder geval bestaat uit de oorspronkelijke structuurelementen, het gegroeide bebouwingspatroon en de cultuurhistorische bebouwing.
Het uitgangspunt is dat bouwplannen een positieve bijdrage leveren aan de omgevingskwaliteit van het gevarieerde, kleinschalige straatbeeld. In verband hiermee wordt verwacht dat er in ieder geval aandacht geschonken wordt aan de hoofdoriëntatie van de bebouwing en de mate van afwisseling en individualiteit in de massa in combinatie met een zorgvuldige en gevarieerde vormgeving met gebiedseigen ornamenten en traditioneel gebruik van materialen en kleuren. Ook bij vervanging van panden is een hedendaagse interpretatie van traditionele vormgeving het uitgangspunt.
Criteria
Bij de bespreking van bouwplannen wordt in samenhang met beschrijving en uitgangspunten getoetst aan de hand van de volgende criteria:
Ligging
- •
het dorpse karakter van de lintbebouwing behouden;
- •
gebouwen met de voorgevel richten op de belangrijkste openbare ruimte(n);
- •
overige bebouwing is ondergeschikt en staat in beginsel op achtererven;
- •
rooilijnen verspringen onderling, volgen weg of verkaveling en zijn afgestemd op aangrenzende bebouwing;
- •
doorzichten behouden.
Massa
- •
de bouwmassa is evenwichtig, in harmonie met het gebiedskarakter en afgestemd op oorspronkelijke bebouwingskenmerken (hoofdvorm en nokrichting);
- •
gebouwen zijn individueel en afwisselend en hebben een eenvoudige tot gedifferentieerde opbouw met in beginsel een rechthoekige plattegrond;
- •
per kavel is er één hoofdmassa, die afgestemd is op aangrenzende bebouwing;
- •
aansluiting op maaiveld en gevelbeëindiging zorgvuldig vormgeven;
- •
gebouwen hebben in beginsel één laag met kap;
- •
uitbreidingen zoals aanbouwen en dakkapellen vormgeven als toegevoegd ondergeschikt element of opnemen in de hoofdmassa;
- •
gebouwen met bijzondere functies kunnen afhankelijk van hun ligging afwijken van de gebruikelijke massa, opbouw en vorm.
Architectonische uitwerking
- •
de architectonische uitwerking is zorgvuldig en evenwichtig;
- •
de architectuur volgt het beeld van de dorpse bebouwing met individuele panden en bescheiden ensembles;
- •
de hoofdmassa zet de toon, heeft een fijne detaillering en een heldere, in de regel verticale geleding;
- •
bijgebouwen hebben een bescheiden vormgeving;
- •
begane grondlaag afstemmen op geleding, ritmiek en stijl van de hele gevel;
- •
wijzigingen en toevoegingen in stijl en afwerking afstemmen op hoofdvolume.
Materiaal en kleur
- •
materialen en kleuren zijn traditioneel of terughoudend, zoals IJsselsteentjes, geelgrijze of roodbruine baksteen en Oud Hollandse, keramische dakpannen of leien;
- •
materialen en kleuren afstemmen op aangrenzende bebouwing;
- •
aandacht voor variatie in kleurgebruik tussen de panden.
Overig
- •
installaties, zoals airco’s:
- -
uit het zicht van de openbare ruimte plaatsen;
- -
indien dit aantoonbaar niet mogelijk is, niet nadrukkelijk in het zicht van de openbare ruimte plaatsen.
- -
Hoofdstuk 4 OVERIGE CRITERIA
Overige Criteria
De criteria voor gebieden en objecten gaan uit van de aanwezige kwaliteit en geven richtlijnen voor veranderingen, die redelijkerwijs passen in hun omgeving. Het kan voorkomen, dat een bouwwerk of een plan afwijkt van zijn omgeving. In dat geval kan er gebruik worden gemaakt van de algemene criteria of van de criteria voor excessen. Daarnaast is een toelichting op de omgang met grote bouwplannen die afwijken van de gangbare structuur opgenomen en een toelichting op de omgang met plannen binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed.
Algemene criteria
De algemene criteria richten zich op het vakmanschap. In bijzondere situaties wanneer de gebiedsgerichte en de objectgerichte criteria ontoereikend zijn, kan het nodig zijn expliciet terug te grijpen op de algemene criteria. Dit kan zijn als een bouwplan past binnen de criteria voor objecten of gebieden en toch duidelijk onder de maat blijft of als het afwijkt van de omgeving maar door bijzondere schoonheid wél voldoet.
- •
Relatie tussen vorm, gebruik en constructie
Van een bouwwerk wordt verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.
- •
Relatie tussen bouwwerk en omgeving
Van een bouwwerk wordt verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.
- •
Betekenissen van vormen in sociaal-culturele context (C)
Van een bouwwerk wordt verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.
- •
Evenwicht tussen helderheid en complexiteit
Van een bouwwerk mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.
- •
Schaal en maatverhoudingen
Van een bouwwerk mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.
- •
Materiaal, textuur, kleur en licht
Van een bouwwerk mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.
Excessen
Bij het opstellen van deze nota is de gemeente ervan uitgegaan dat initiatiefnemers bij het maken van hun plannen aansluiten op het karakter van de omgeving en rekening houden met de aanwezige kwaliteiten. Schiedam vertrouwt erop dat een ieder verantwoording neemt voor het aanzien van de gemeente. Een plan zal redelijkerwijs moeten aansluiten op wat gebruikelijk is. De initiatiefnemer heeft vrijheid binnen de structuur en architectuur van het bestaande gebied.
Wie rekening houdt met zijn omgeving voorkomt dat plannen afbreuk doen aan de aanwezige kwaliteiten. Als er bij het maken van een plan onvoldoende rekening wordt gehouden met de structuur en architectuur van het gebied kan er sprake zijn van een exces.
Daarbij geldt, dat er eerder sprake is van exces naarmate een bouwwerk meer zichtbaar is vanuit de openbare ruimte. Een aanbouw aan de achterzijde van een woning in een bouwblok is minder van invloed op het aanzien van de gemeente dan een aanbouw aan de zijgevel van een vrijstaande woning aan een doorgaande route. Ook is er eerder sprake van een exces bij cultureel erfgoed. De hier opgenomen criteria zijn niet bedoeld om de plaatsing van een bouwwerk tegen te gaan. De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de omgevingskwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:
- •
Het visueel of fysiek afsluiten van een bouwwerk voor zijn omgeving
De plaatsing van een schuur of hoge schutting voor de voorgevel of het dicht- timmeren van gevelopeningen kan het zicht op een bouwwerk hinderen. Dit geldt ook voor het plaatsen van een (flink) bijgebouw naast een klein monument.
- •
Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden Aanpassingen aan een bouwwerk kunnen de architectonische bijzonderheden van een pand zodanig beschadigen dat het in strijd is met de omgevingskwaliteit waaronder het uiterlijk van bouwwerken. Een toegevoegd wezensvreemd element dat de architectuur van een pand ontkent, kan het oorspronkelijk karakter van een bouwwerk (deels) teniet doen, net als achterstallig onderhoud aan de buitenzijde van een bouwwerk. Van een andere orde zijn bouwwerken die door een calamiteit geheel of gedeeltelijk onherstelbaar zijn beschadigd. Het in stand laten van dit soort objecten kan een exces zijn.
- •
Armoedig materiaalgebruik
Omdat materialen die niet geschikt zijn als bouwmateriaal kunnen leiden tot een armoedige en ook gevaarlijke situaties, kan de gemeente verlangen dat een ander materiaal wordt gebruikt.
- •
Felle of contrasterende kleuren
Het toepassen van felle kleuren of kleuren die contrasteren met de directe omgeving, kan leiden tot een onrustig beeld en is daarom ongewenst. Ook het schoonmaken van typerende beroete gevels in de binnenstad kan leiden tot een ongewenst contrast met de omgeving.
- •
Te opdringerige reclames
Een veelheid of hinderlijk in het oog springende reclame kan een exces zijn. Dat geldt niet alleen voor extern aangebrachte reclames, maar ook voor intern aan- gebrachte reclames die het uiterlijk van een gebouw beïnvloeden zoals beplak- te glazen puien. Of er daadwerkelijk sprake is van een exces is onder andere afhankelijk van de ligging en de omvang van het gebouw.
- •
Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is
Een gevel kan door een veelvoud van kleine toegevoegde elementen te veel uit de toon vallen. Daarnaast kunnen een of meerdere nieuwe gebouwen de samenhang in een gebied verstoren doordat de kenmerken hiervan teveel afwijken van wat gebruikelijk is.
Aan de hand van de gebiedsgerichte criteria kan bekeken worden wat redelijkerwijs verwacht kan worden van een nieuw gebouw. Bij de beoordeling of een object al dan niet een exces is, wordt hiermee rekening gehouden. De excessenregeling geldt voor de hele gemeente en kan zowel vooraf (als minimale ambtelijke toets) als achteraf (bij handhaving, bijvoorbeeld van vergunningsvrije bouwwerken) ingezet worden.
Ontwikkelingen
Ook nieuwbouwplannen en herontwikkelingsprojecten vereisen een bijzondere inzet. De nota bevat echter geen criteria voor grotere (her)ontwikkelingsprojecten die de bestaande ruimtelijke structuur en karakteristiek doorbreken. Dit is het geval indien sprake is van een functiewijziging ten opzichte van de gebiedenkaart waarbij de gebiedsgerichte criteria voor het betreffende gebied niet toereikend zijn voor een goede beoordeling. Dergelijke criteria voor het uiterlijk van bouwwerken kunnen niet worden opgesteld zonder dat er een concreet stedenbouwkundig plan, bijvoorbeeld in de vorm van een beeldkwaliteitsplan, aan ten grondslag ligt.
Het opstellen van criteria voor het uiterlijk van bouwwerken (beeldkwaliteitsplan of een (voorheen) welstandsparagraaf) voor (her)ontwikkelingsprojecten kan een onderdeel zijn van de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De criteria worden in dat geval opgesteld door de gemeente of in overleg met de commissie. De gemeenteraad stelt de criteria voor het uiterlijk van bouwwerken vervolgens vast ter aanvulling op deze nota, waarbij de inspraak gekoppeld kan worden aan de inspraakregeling bij de stedenbouwkundige planvoorbereiding. De bedoeling is dat deze gelden, tot de oplevering van de laatste woning.
Erfgoed
Schiedam combineert een veranderlijk karakter met de wens cultuurhistorisch waardevolle bouwwerken als monumenten en beeldbepalende bouwwerken te behouden. De gemeente heeft een aanzienlijke hoeveelheid cultureel erfgoed, waarbij het industriële erfgoed met onder meer branderijen, pakhuizen en de kring van stellingmolens het meest kenmerkend is. Naast monumenten aangewezen door het Rijk zijn er gemeentelijke monumenten en overige cultuurhistorisch waardevolle panden. Een aanzienlijk deel van het erfgoed staat in de binnenstad, die door het Rijk is aangewezen als beschermd stadsgezicht. In de toelichting op het aanwijzingsbesluit staat een uitgebreide beschrijving van de te beschermen waarden.
Het erfgoed van Schiedam is zeer divers, maar heeft tegelijkertijd een aantal overeenkomsten die bijvoorbeeld voortvloeien uit traditionele technieken en of voortkomen uit het landschap. Wat in ieder geval overeenkomt, is de wens van de gemeente dit erfgoed te koesteren.
De meeste historische objecten hebben een lange geschiedenis van aanpassingen en uitbreidingen achter zich, waardoor een beschrijving van de eigenschappen van deze objecten moeilijk is. Er zijn echter wel enkele grote lijnen te duiden. Allereerst is er de relatie met het landschap of de structuur van de stad. Waar de boerderijen vooral op de kreekruggen in het buitengebied te vinden zijn en vrij staan in ruime tuinen, geldt voor de woonhuizen in bijvoorbeeld het historisch centrum in de regel dat ze dicht op belendingen staan en een aaneen- gesloten rooilijn volgen met kleine verspringingen.
Een andere lijn bestaat uit de bouwmassa en architectuur van het object op zich, waartussen in de regel een duidelijke samenhang bestaat. Een woonhuis is kleiner van maat dan een pakhuis of publiek gebouw als een kerk. Hierdoor is de architectuur van het eerste in de regel meer afhankelijk van één hoofdkeuze. Een woning zal veelal meer bescheiden zijn gedetailleerd dan een publiek gebouw. Naarmate een pand groter is, zullen er vaker meer bouwdelen zijn met ruimte voor variatie
Waarde en beleid
Van belang voor cultureel erfgoed is allereerst de waarde van het object op zich. Elk pand of bouwwerk heeft een eigen architectuur en daarmee wat betreft de vormgeving een eigen logica. Daarnaast is er veelal sprake van ensemble-waarde, die voor (voormalige) boerderijen een andere logica heeft dan voor een kerk met pastorie of sociale woningbouw rond een plantsoen. door middel van de gebieds- en objectgerichte criteria stelt de gemeente daarom eisen aan plannen voor en binnen de invloedssfeer van monumenten en cultuurhistorisch waardevolle panden. Dit is om recht te doen aan de bijzondere waarde van objecten en gebieden. De gemeente wenst de ontwikkeling in beginsel te beperken tot het versterken of herstellen van historisch wenselijke eigenschappen danwel het faciliteren van nieuw gebruik met als doel het behoud van de panden. Aanpassingen betreffen in de regel kleine wijzigingen, die het aanzien van de gebouwen niet schaden zoals bescheiden dakkapellen aan de achterzijde of bijgebouwen uit het zicht vanuit de openbare ruimte. Meer ingrijpende wijzigingen zijn uitzonderingen, die in de regel zorgvuldig en terughoudend in het bestaande beeld moeten worden ingepast.
De gemeente zet in op behoud danwel versterking van het cultuurhistorisch karakter van de gebouwen, waarbij voor kleine wijzigingen een gelijke architectuur uitgangspunt is maar voor grotere wijzigingen een meer eigentijdse architectuur eveneens passend kan zijn.
Bij de beoordeling van kleinere wijzigingen zal de commissie onder meer de inpassing daarvan in de ordening op het erf en het karakter van het pand bezien waarbij onder meer aandacht zal worden geschonken aan de architectonische uitwerking met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik.
Bij de beoordeling van eventuele grotere wijzigingen zal de commissie met name aandacht schenken aan een grote mate van terughoudendheid met een nadruk op de plaatsing ten opzichte van enerzijds de openbare ruime met inbegrip van het landschap en anderzijds het object of ensemble op zich, een terughoudende vormgeving met inbegrip van materiaal- en kleurgebruik. Zonder wijzigingen en nieuwbouw onmogelijk te maken, heeft herstel van historisch wenselijke eigenschappen prioriteit.
Omdat monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle panden vragen om een specifieke benadering zal bij de beoordeling eveneens kunnen worden teruggegrepen op het vakmanschap van de ontwerper zoals bedoeld en beschreven in de algemene criteria. Aangezien monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle panden vaak een relatie hebben met hun omgeving, zijn er in dit verband ook criteria opgenomen voor bouwen binnen de invloedssfeer van deze objecten. De reikwijdte van de invloedssfeer varieert per object. Bij een hooiberg betreft de invloedssfeer in de regel het gehele erf. Het pand naast een klein monument is daarentegen meestal geen onderdeel van de invloedssfeer, omdat de hoofdsfeer gaat over individuele panden die naast elkaar staan.
Kenmerkend erfgoed
Schiedam heeft een grote variatie aan historisch waardevolle gebouwtypen. Hieronder volgt voor enkele veelvoorkomende typen een korte beschrijving en een aantal aandachtspunten bij de beoordeling.
- •
Oude stadswoningen komen voornamelijk in de historische binnenstad voor waar zij afwisselende straatwanden vormen. Tussen straat en voorgevel ligt vaak een stoep. De woningen zijn veelal kleinschalig en in beginsel voorzien van een rijke detaillering met bijvoorbeeld gevelstenen en ornamenten aan dakkapellen en goten. Zijgevels in het zicht zijn regelmatig voorzien van een muurschildering. Aandachtspunten bij de beoordeling zijn onder meer het behoud van de hoofdoriëntatie van de bebouwing en het kleinschalige historische karakter. Ornamenten kunnen alleen worden aangebracht als deze binnen de historische context van het betreffende object passen.
- •
Pakhuizen en branderijen herinneren aan de jenever- en wijnindustrie in Schiedam. Pakhuizen en branderijen hebben een vergelijkbare opbouw en detaillering. Een pakhuis bestaat uit meerdere verdiepingen en een ruime zolderverdieping. Voor een branderij is de gevelindeling van de begane grond kenmerkend. Deze is asymmetrisch vanwege de typerende branderij-inrichting.
De bakstenen gevel is voorzien van oorspronkelijk met luiken gesloten grote gevelopeningen in een centrale of decentrale as en kleinere vensters in de zijassen. De grote openingen liggen onder een topgevel met in de regel een hijsbalk. Vensters hebben veelal een toogvorm. De vorm van de topgevel en afwerking van de dakrand varieert afhankelijk van de leeftijd van de branderij. Het zijn robuuste gebouwen met een variërende detaillering. Pakhuizen worden regelmatig verbouwd tot woonhuizen. Bij deze verbouwing zal het pakhuiskarakter behouden blijven. Aandachtspunten bij de beoordeling zijn onder meer behoud van de hiërarchie en samenhang in de gevel in combinatie met een zorgvuldige detaillering en een traditioneel kleur- en materiaalgebruik.
- •
Solitaire objecten met een bijzondere functie als kerken en molens hebben een specifieke vorm die gerelateerd is aan de functie van het betreffende object en de periode waarin het gebouwd is. Deze objecten vormen door hun vrije ligging en massa van oudsher accenten in het silhouet van de stad of wijk. Aandachtspunten bij de beoordeling zijn onder meer behoud van het individuele karakter en de voor het object kenmerkende architectonische uitwerking, sober tot rijk, met traditioneel materiaal- en kleurgebruik.
- •
De boerderijen maken deel uit van linten en zijn vooral in het buitengebied en historisch Kethel te vinden. Hier vormen de boerderijen met de bijbehorende bijgebouwen duidelijke door veel groen omgeven clusters in het open landschap. In Schiedam hebben de meeste boerderijen hun oorspronkelijke functie verloren. Boerderijen liggen meestal iets terug van weg en bestaan uit een hoofdgebouw en enkele teruggelegen bijgebouwen als stallen, schuren en hooibergen. Het hoofdgebouw staat in principe met de kop- of langsgevel gericht naar de hoofdweg. Aandachtspunten bij de beoordeling zijn onder meer de plaatsing van bebouwing op en inrichting van het erf in combinatie met een zorgvuldige detaillering en een traditioneel kleur- en materiaalgebruik.
Uitgangspunten
Bij aanpassingen aan monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle panden gelden de volgende algemene uitgangspunten:
- •
bij verbouwing en herbouw de bestaande goothoogtes, nokhoogtes en dakhellingen handhaven;
- •
wijzigingen spelen in beginsel een ondergeschikte rol in het straatbeeld en in het aanzien van het object;
- •
wijzigingen in stijl, maat, schaal en detaillering zorgvuldig afstemmen op de (cultuurhistorische delen van) de omgeving en het hoofdgebouw, waarbij voor kleinere wijzigingen een historiserende vormgeving in de regel de juiste keuze is en voor meer ingrijpende wijzigingen in de regel een terughoudende eigentijdse vormgeving passend zal zijn;
- •
bij aanpassingen blijft de hoofdvorm van het gebouw duidelijk herkenbaar;
- •
het zicht op de monumenten en andere cultuurhistorisch waardevolle panden vrij laten.
Binnen de invloedssfeer van cultureel erfgoed geldt daarnaast, dat een bouw- plan geen afbreuk mag doen aan de historische waarden. Dit wordt gewogen aan de hand van de volgende criteria:
- •
het bouwplan dient zich te voegen in zijn omgeving en de historische context zoveel mogelijk te respecteren;
- •
het cultureel erfgoed niet visueel of fysiek afsluiten van zijn omgeving;
- •
het bouwplan mag geen afbreuk doen aan de omgeving door onzorgvuldige detaillering, armoedig materiaalgebruik of contrasterende kleuren.
Monumententoets
Aanvullend op de toets op uiterlijk van bouwwerken, krijgen bouwplannen aan of bij monumenten een monumententoets. Met deze toets wordt specifiek gekeken naar de monumentale waarden. Dit kan leiden tot aanvullende eisen, aangezien ook de waar- den die niet zichtbaar zijn vanuit de openbare ruimte bij de beoordeling worden betrokken.
Ondertekening
Bijlagen
Begrippen
Aanbouw grondgebonden ondergeschikte toevoeging aan een hoofdgebouw
Aangekapt met kap bevestigd aan dakvlak
Achterkant de bebouwing en het erf in zoverre niet duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte
Afdak dak dat is aangebracht tegen een muur of gebouw om tegen neerslag te beschermen
Authentiek overeenstemmend met het oorspronkelijke, origineel, eigen ken- merken dragend, oorspronkelijk
Band horizontale versiering in de gevel in afwijkend materiaal, meestal natuur- steen of baksteen
Bedrijfsbebouwing gebouwen ten behoeve van bedrijven zoals hallen, werk- plaatsen en loodsen; hebben meestal een utilitair karakter
Beeldbepalendpand historisch pand dat geen monument is, maar waarvan het uiterlijk bijdraagt aan de kwaliteit van het pand en zijn omgeving (is in het omgevingsplan bestemd of aangeduid als historisch waardevol)
Beschermdstadsgezicht gebied dat vanwege de ruimtelijke en/of cultuur- historische waarde 27 mei 2005 is aangewezen tot beschermd gebied krachtens de Monumentenwet 1988
Beschermd stads- of dorpsgezicht (Gemeentelijk) gebied dat vanwege de ruimtelijke en/of cultuurhistorische waarde op basis van de Erfgoedverordening Schiedam is aangewezen tot beschermd gebied.
Beschot afwerking van een wand met planken, schroten of rabatdelen
Omgevingsplan door de gemeenteraad vastgesteld plan waarin gebruik van grond en bebouwingsvoorschriften zijn vastgelegd
Bijgebouw ondergeschikt gebouw dat bij een hoofdgebouw hoort en los van het hoofdgebouw op het erf of kavel staat; meestal bedoeld als schuur, tuinhuis of garage
Blinde muur of gevel muur of gevel zonder raam, deur of andere opening
Borstwering lage dichte muur tot borsthoogte
Boeibord opstaande kant van een dakgoot of dakrand, meestal uitgevoerd in hout of plaatmateriaal
Boerderij gebouw of gebouwen op een erf met een (oorspronkelijk) agrarische functie en het daarbij horende woonhuis
Bouwblok een aan alle zijden door straten en wegen begrensde groep gebou- wen, die een stedenbouwkundige eenheid vormt
Bouwlaag verdieping van een gebouw (met inbegrip van de begane grond), door vloeren of balklagen begrensd
Bovenbouw het bovendeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de schuine kap van een huis met de daarbij behorende kopgevels
Buitengebied buiten de bebouwde kom gelegen gebied, ook wel landelijk gebied genoemd
Bungalow meestal vrijstaande woning waarvan alle vertrekken op de begane grond zijn gesitueerd
Buurtschap verzameling woningen of boerderijen buiten de bebouwde kom
Carport afdak om de auto onder te stallen, meestal bij een woning
Cultuurhistorische waardevolle panden verzamelterm voor cultuurhistorisch waardevolle panden (en objecten) waaronder in ieder geval begrepen: als monument aangewezen panden, als cultuurhistorisch waardevol of beeldbepalend benoemde panden op cultuurhistorische waardenkaarten of in het omgevingsplan en overige historische beeldbepalende panden die bijdragen aan het historisch karakter in een beschermd stadsgezicht
Dak afdekking van een gebouw, vlak of hellend, waarop dakbedekking is aan- gebracht
Dakhelling de hoek van het dak ten opzichte van een horizontale vlak
Dakkapel uitbouw op een hellend dakvlak
Dakopbouw een toevoeging aan de bouwmassa door het verhogen van de nok van het dak, die het silhouet van het oorspronkelijke dak verandert
Dakraam raam in een hellend dak
Detail ontmoeting van verschillende bouwdelen zoals gevel en dak of gevel en raam
Detaillering uitwerking, weergave van de verschillende onderdelen of aan- sluitingen
Drager en invulling de drager is de constructie van een gebouw, waaraan de invulling is toegevoegd om te beschermen tegen weer en wind (heeft vooral betrekking op gebouwen uit de jaren vijftig en zestig, waarbij het verschil tus- sen drager en invulling werd gebruikt om de woning in een groot gebouw of rij huizen te onderscheiden)
Ensemble architectonisch en stedenbouwkundig compositorisch geheel van meerdere panden
Erf het perceel exclusief hoofdgebouwen, waarbij voor kleine bouwwerken onderscheid te maken is tussen erven aan een voorkant en aan een achterkant
Erker ondergeschikte toevoeging van ten hoogste één bouwlaag aan de gevel van een gebouw, meestal uitgevoerd in hout en glas
Flat groot kantoor- of woongebouw met meerdere verdiepingen
Galerij gang aan de buitenkant van een (flat)gebouw die toegang verschaft tot de afzonderlijke woningen
Geleding verticale of horizontale indeling van de gevel door middel van inspringingen
Gepotdekseld gedeeltelijk over elkaar gespijkerde planken om inwatering tegen te gaan
Gevel buitenmuur van een gebouw (afhankelijk van de plaats de voor-, zij- of achtergevel)
Gootklos in de muur bevestigd stuk balk ter ondersteuning van een goot
Groengebied gebied met veel beplanting zoals parken, plantsoenen, sportter- reinen en natuurgebieden
Handboek openbare ruimte document van de gemeente Schiedam dat stu- ring geeft aan de totstandkoming van de openbare ruimte bij ontwikkelingen en reconstructies, zodat het gewenste kwaliteitsniveau bereikt en in stand gehou- den wordt en de openbare ruimte ook in de toekomst beheerbaar blijft
Historische panden cultuurhistorisch waardevolle panden waaronder in ieder geval begrepen de als monument aangewezen panden en beeldbepalende panden in het beschermd stadsgezicht
Hoofdgebouw een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken
Hoogbouw gebouwen van meer dan vier lagen
Individueel gebouw zelfstandig, op zichzelf staand gebouw
Industriebebouwing gebouwen met een industriële bestemming
Industriegebied gebied bestemd voor de vestiging van industrie
Kap een afdekking van een gebouw met één of meer schuine zijden of in een gebogen vorm
Kavel grondstuk, kadastrale eenheid
Kern centrum van een dorp of stad
Klossen uit de muur stekende houten of gemetselde blokjes ter ondersteuning van uitstekende onderdelen van een gebouw zoals dakgoten
Kop in het algemeen gebruikt om de smalle kant van een rechthoekige vorm aan te duiden, bijvoorbeeld bij een gebouw
Laag zie bouwlaag
Laagbouw gebouwen van één of twee lagen met of zonder kap
Lak afwerklaag van schilderwerk
Landelijk gebied zie buitengebied
Latei draagbalk boven gevelopening
Lessenaardak dak met één hellend, niet onderbroken, dakvlak
Lichtkoepel raamconstructie in een plat dak, in de vorm van een koepel
Lijst een al dan niet versierde en geprofileerde rand als bekroning van de bovenzijde van een gevel
Lineair rechtlijnig, langgerekt
Lint langgerekte weg met daarlangs overwegend vrijstaande bebouwing in een gegroeide structuur met variërende dichtheden. Linten komen voor in de pol- ders, langs dijken en in de dorpen (oude invalswegen).
Luifel een plat uitgebouwd afdak, vaak boven een deur
Maaiveld bovenzijde van het terrein dat een bouwwerk omgeeft, de grens tus- sen grond en lucht
Mansardekap dakvorm waarbij het onderste deel van het dak steiler is dan het bovenste deel waardoor een geknikte vorm ontstaat
Massa volume van een gebouw of bouwdeel
Metselverband het zichtbare patroon van metselwerk
Middelhoogbouw gebouwen van drie of vier lagen met of zonder kap
Middenstijl verticaal deel in het midden van een deur- of raamkozijn
Monument aangewezen onroerend goed als bedoeld in artikel 3.1 van de Erfgoedwet, zoals deze luidt op het tijdstip van het in ontwerp ter inzage leggen van het ontwerp van dit plan of aangewezen onroerend goed als bedoeld in de gemeentelijke Erfgoedverordening
Negge het vlak of de maat tussen de buitenkant van de gevel en het kozijn
Nok horizontale snijlijn van twee dakvlakken, de hoogste lijn van het dak
Onderbouw het onderdeel van een gebouw; heeft meestal betrekking op de begane grond van een huis met een zadeldak
Ondergeschikt voert niet de boventoon
Ontsluiting de toegang tot een terrein of een gebouw
Oriëntatie de richting van een gebouw
Oorspronkelijk origineel, aanvankelijke vorm, authentiek
Orthogonaal rechthoekig
Overstek bouwdeel dat vooruitsteekt ten opzichte van het eronder gelegen deel
Paneel rechthoekig vlak, geplaatst in een omlijsting
Peil
- a.
voor gebouwen waarvan de toegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoog- te van de weg ter plaatse van de hoofdtoegang.
- b.
in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld.
Plaatmateriaal bouwmateriaal dat in plaatvorm geleverd wordt, zoals hout (triplex en multiplex), kunststof (onder andere trespa) of staal (vlak of met profiel)
Planmatige bebouwing groep gebouwen herkenbaar uitgevoerd volgens een vooraf opgesteld plan
Plint een duidelijk te onderscheiden horizontale lijn aan de onderzijde van een gebouw
Portiek gemeenschappelijk trappenhuis
Piramidedak dak bestaande uit vier gelijk hellende vlakken die elkaar boven- aan in een punt ontmoeten
Renovatie vernieuwing van een gebouw
Rijtjeshuis huis als onderdeel van een reeks aaneengebouwde, gelijkende woningen
Ritmiek regelmatige herhaling
Rollaag horizontale rij stenen boven een gevelopening of aan de bovenzijde van een gemetselde wand
Rooilijn lijn die de grens aangeeft waarbinnen gebouwd mag worden
Sanering herinrichting door middel van sloop en vervangende nieuwbouw
Schilddak dak met vier hellende vlakken waarvan twee grote en twee kleine vlakken
Schuur bijgebouw ten behoeve van opslag
Situering de plaats van een bouwwerk in zijn omgeving
Stads- en dorpsvernieuwing maatregelen voor de verbetering of vervan- ging van bebouwing en de openbare ruimte daaromheen
Stijl architectuur of vormgeving uit een bepaalde periode of een bepaalde stro- ming
Textuur de voelbare structuur van een materiaal (bij metselwerk dus de onef- fenheden van de steen en het voegwerk)
Voorgevellijn denkbeeldige lijn die strak loopt langs de voorgevel van een bouwwerk
Voorkant de bebouwing en het erf in zoverre duidelijk zichtbaar vanuit de openbare ruimte
Windveer plank aan weerskanten van een pannendak, bevestigd langs de bui- tenste rij pannen
Wolfseind meestal een zadeldak waarvan één of beide dakschilden op de kop een afgeknot dakschild heeft
Zadeldak dak met twee tegenoverliggende dakvlakken die bij de nok samen- komen
Zichtlijn alles wat zichtbaar is binnen een straal van 100 m vanuit de openbare ruimte, vanaf een hoogte van 1,80 m (zonder daarbij rekening te houden met bomen en andere opgaande beplanting)
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl