Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742968
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742968/1
Geldend van 25-07-2025 t/m heden
Programma Erfgoed, gemeente Horst aan de Maas
1 Inleiding
1.1 Kader
1.1.1 Wortels van het beleid
In dit stuk presenteert de gemeente Horst aan de Maas haar erfgoedbeleid. Dit erfgoedbeleid geldt als programma onder de Omgevingswet en vervangt het archeologiebeleid 2015. De keuze om te komen tot een nieuw erfgoedbeleid heeft haar wortels in een tweetal beleidsmatige ontwikkelingen.

De eerste beleidsmatige ontwikkeling is de ontwikkeling van de omgevingsvisie, waarvan het opstellen gelijktijdig liep met het formuleren van het erfgoedbeleid. Bij de ontwikkeling van de omgevingsvisie is de ambitie uitgesproken om erfgoed beter te beschermen door het als integraal onderdeel van de leefomgeving mee te nemen in ruimtelijke afwegingen. Tevens is de ambitie uitgesproken het erfgoed beleefbaar en toegankelijk te maken voor inwoners en bezoekers. Erfgoed heeft immers een belangrijke rol in de identiteit en beleving van de gemeente. Het zorgt voor een aantrekkelijke landelijke en bebouwde omgeving, voor gemeenschapsgevoel onder de inwoners en draagt daarmee als een van de kernkwaliteiten van de gemeente bij aan brede welvaart. Niet alleen voor inwoners, maar bijvoorbeeld ook voor ondernemers in de toeristisch recreatieve sector als drager van activiteiten en functies.
Door nieuwe functies, bijvoorbeeld bij herbestemming van gebouwen, mogelijk te maken kan tegelijk geïnvesteerd worden in behoud en beleving van het erfgoed zelf. Daarbij is het behoud van het ensemble waar het erfgoed deel van uitmaakt net zo belangrijk als het erfgoed zelf.
De tweede beleidsmatige ontwikkeling is de veranderde reikwijdte van het begrip cultureel erfgoed, gecombineerd met de zorgplicht voor dit erfgoed zoals vastgelegd in de Omgevingswet. Dit programma betreft het erfgoed conform de definitie zoals die in de begripsbepalingen van de Omgevingswet is vastgelegd: archeologische monumenten (archeologie – te verwachten en bekende waarden in het bodemarchief), cultuurlandschappen (cultuurlandschap – de structuur en elementen in het bovengrondse landelijk gebied), en monumenten en stads- en dorpsgezichten (hierna te noemen gebouwd erfgoed, waaronder zowel bouwkunst als stedenbouwkundige ensembles).
1.1.2 Wettelijke plicht
Enerzijds is er dus de ambitie vanuit de omgevingsvisie, en anderzijds is er de plicht via de Omgevingswet om de omgang met het erfgoed te borgen in het omgevingsplan. Het doel is daarbij niet om een stolp over de waarden in onze omgeving te leggen, maar om zorg te dragen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Hierbij wordt de koppeling gelegd met andere gemeentelijke ambities, zoals die op het vlak van toerisme, economie, milieu en natuur.
De wetgever vraagt daarbij om een inhoudelijke sturing van de belangenafweging, zodat de zorgvuldige omgang met erfgoedwaarden wordt geborgd via een afweging op waardevolle locaties op basis van beschikbare, gedegen kennis.
1.1.3 De basis: overzicht van het erfgoed
Om op een juiste wijze uitwerking en uitvoering te kunnen geven aan de ambities en wettelijke verplichtingen, was een nieuwe inventarisatie en waardering van het erfgoed in Horst aan de Maas nodig. De gemeente heeft hiervoor aan RAAP opdracht gegeven. Dit onderzoek is in 2024 afgerond, met gebruikmaking van eerdere inventarisaties. Hierbij zijn nieuwe erfgoedkaarten opgesteld voor het archeologisch bodemarchief, het cultuurlandschap en het gebouwd erfgoed. Hiermee wordt voldaan aan de vereisten van de Omgevingswet en is aangesloten bij de recente ontwikkelingen in het werkveld. Dit onderzoek ligt aan de basis van voorliggend programma.

1.2 Positie in de beleidscyclus
Zoals hiervoor is toegelicht zijn al vroeg in het proces voor de omgevingsvisie enkele ambities geformuleerd op het gebied van erfgoed. Binnen de omgevingsvisie worden deze ambities uitgewerkt tot lange termijn doelen en hoofdkeuzes in het beleid. Het in de vorige paragraaf genoemde onderzoek is mede ingezet om daar een kwalitatieve en onderbouwde uitwerking aan te geven.
Voorliggend erfgoedbeleid is opgesteld als programma onder de Omgevingswet, waarin we de inventarisatie, waardering en uitwerking van het beleid op het thema erfgoed presenteren, gevolgd door maatregelen ten behoeve van de uitvoering.
De wisselwerking tussen de omgevingsvisie, deze en volgende programma's en het omgevingsplan dient vervolgens de integraliteit van de belangenafweging in de fysieke leefomgeving. Daarnaast zijn dwarsverbanden met beleidsterreinen als toerisme/recreatie en aspecten van het sociaal domein, zoals welzijn, cultuur en samenleving onmisbaar voor een toekomst voor het erfgoed van Horst aan de Maas.
Na vaststelling van de omgevingsvisie wordt voorliggend programma erfgoed samen met landschap in één programma gevoegd en bijgesteld voor zover de definitieve versie van de omgevingsvisie dit vereist. Binnen het programma is voorzien in de actualisatie van erfgoedinformatie, in maatregelen gericht op het verzamelen van informatie en in regelmatige bijstelling van de uitvoeringsagenda. Hiermee wordt uitvoering gegeven aan de beleidscyclus zoals bedoeld onder de Omgevingswet.
2 Waar vertrekken we?
2.1 Aanleiding
In dit hoofdstuk volgt een korte schets van de aanleiding, aanpak en resultaten van het onderzoek dat ten grondslag ligt aan dit programma.
2.1.1 Archeologie
De ontwikkelingen op het vakgebied van archeologie gaan razendsnel. In de eerste plaats is de wetgeving aangepast, waardoor er nieuwe eisen aan archeologische informatie voor gemeentelijk beleid bestaan. Daarnaast hebben ook nieuwe onderzoeksmethoden én vijftien jaar wetenschappelijk archeologisch onderzoek veel veranderd. Daarom is de archeologische waarden- en verwachtingskaart volledig nieuw opgebouwd. Allereerst is de kartering van het aardkundig landschap, inclusief de dynamiek door de tijd heen, geactualiseerd. Vervolgens zijn de bekende vindplaatsen en de verspreiding daarvan tegen die ondergrond afgezet en is een aangepast archeologisch verwachtingsmodel opgesteld. Per landschappelijke eenheid is nu in beeld welke resten uit welke archeologische periode te verwachten zijn, en welke voorwaarden daarvoor gelden. De archeologische rijkdom van Horst aan de Maas en de variatie in archeologisch erfgoed zijn daaruit duidelijk naar voren gekomen.
2.1.2 Cultuurlandschap en gebouwd erfgoed
De cultuurhistorische informatie, voor cultuurlandschap en gebouwd erfgoed, was vooral ondergebracht in het lijvige werk van Bolhuis en de daarmee samenhangende GIS-lagen van BügelHajema. Alhoewel de inhoud zeer degelijk en bruikbaar was en is, is de digitale component verouderd en niet toegerust op het opzetten van gemeentelijk erfgoedbeleid dat past in de werkwijze die op de Omgevingswet aansluit. Daarnaast zijn er, vooral op gebouwd vlak, expliciete hiaten geconstateerd. Zo was het Interbellum (1918-1940) niet volwaardig vertegenwoordigd en is de aandacht voor het naoorlogs erfgoed, zowel wederopbouw als Post65, beperkter dan op dit moment wenselijk wordt geacht. Ook waren delen van de gemeente niet of op uiteenlopende wijze geïnventariseerd, als gevolg van de gemeentelijke herindeling. Tot slot ontbrak in de bestaande informatie de digitale werkwijze conform de Erfgoedregistratiestandaard (ERS) zoals die als standaard voor erfgoedinformatie steeds gangbaarder wordt en als standaard door de rijksoverheid is aangenomen. Daarom is een nieuwe, grondgebied dekkende inventarisatie en waardering uitgevoerd voor zowel cultuurlandschap als het gebouwd erfgoed, waarbij beide thematisch en ruimtelijk door het ERS aan elkaar gekoppeld zijn. Zowel voor cultuurlandschappen, als voor gebouwde objecten, als voor gebouwde ensembles is een waardering uitgesproken waarvan de totstandkoming uit de achterliggende database af te leiden is.
2.2 Welk erfgoed hebben we?
2.2.1 Een landschappelijke basis voor alle erfgoedthema's
Meer nog dan het hierna te behandelen erfgoed is het archeologisch bodemarchief sterk gekoppeld aan de natuurlijke ondergrond. Kennis over welke landvormen in de gemeente aanwezig zijn, hoe en wanneer deze zijn ontstaan en hoe dit van invloed is geweest op de gebruiksmogelijkheden voor de mens is dus essentieel om het archeologisch erfgoed te kunnen begrijpen. De gemeente beslaat een grote oppervlakte en strekt zich uit over veel verschillende landschappen die elk een eigen ontwikkeling hebben doorgemaakt.

Daarbij is op het hoogste niveau onderscheid gemaakt in:
-
a.
Het Peelveen, waar het landschap wordt bepaald door de resten van hoogveen en de rechtlijnige sporen van de turfwinning. Het hoogveen heeft zowel de mogelijkheden voor menselijk gebruik beperkt als later in de vorm van winning mogelijk gemaakt.
-
b.
De Peelheide, was ooit ook bedekt met veen, maar dat is in de afgelopen eeuwen volledig gewonnen voor de turf. Daardoor ligt het onderliggende zand weer aan het maaiveld.
-
c.
Ten oosten daarvan liggen de oude akkercomplexen. Hier glooit het landschap en vertoont dankzij de ingesneden beekdalen kenmerken van een plateaulandschap. De vruchtbare plateaus hadden sterke aantrekkingskracht voor de landbouw en zijn daarom al millennia lang agrarisch in gebruik. De oude dorpen hier liggen op de overgang van de plateaus naar de beekdalen.
-
d.
Aan weerszijden van de oude akkers liggen de zandvlaktes. Vrij vlakke zandgronden die voor de landbouw duidelijk minder in trek waren, wat ook blijkt uit het feit dat hier vooral bossen, jonge heideontginningen en stuifzanden voorkomen. Uitzondering vormt ten eerste de rand naar de Maasvallei. Deze sterke gradiënt had een sterke aantrekkingskracht, ongeacht de ondergrond. De tweede uitzondering zijn de oudere ontginningen van Melderslo en omgeving.
-
e.
De Maasvallei zelf kenmerkt zich door getrapte rivierterrassen. De akkercomplexen en dorpen liggen op de hoge terrasruggen omringd door gebogen stelsels van verlaten Maasgeulen. Het contrast met de Peel kon niet groter zijn. Hoewel, ook hier heeft het landschap grote veranderingen doorgemaakt. Niet alleen door de groei van veen (in de verlaten geulen), maar vooral doordat de Maas zich in de loop der tijd steeds nadrukkelijker meldde en in de loop van het Holoceen oudere landvormen - die voorheen nog aan het maaiveld lagen - bedekte met jongere sedimenten.
-
f.
Deze eenheden worden doorsneden door verschillende grotere en kleinere beekdalen die ontspringen op de Peel en via de Grote Molenbeek uiteindelijk afstromen naar de Maas. De natuurlijke waterlopen waren de corridors waarlangs men migreerde in de tijd dat er nog geen A73, Midden-Peelweg, Peelstraat en Horsterdijk waren.
2.2.2 Archeologie: de mens in het landschap
Gedurende lange tijd in de geschiedenis waren de mensen in sterke mate gebonden aan het natuurlijk landschap en de ontwikkelingen die het doormaakte. Ook de mens zelf veranderde echter, van zich voortdurend door het landschap verplaatsende jager-verzamelaars, via meer plaatsvaste landbouwers, tot de mens die vanaf de middeleeuwen actief in het landschap ingrijpt en het naar zijn hand zet.
In de steentijd (tot 4900 v.Chr.) trokken jager-verzamelaars rond door een zandlandschap dat grotendeels was gevormd door de wind en werd doorsneden met smeltwater-, beek- en rivierdalen. Gradiëntsituaties hadden hierin een sterke aantrekkingskracht. Daarom hield men zich graag op langs de oevers van de Maas die zich trapsgewijs had ingesneden, langs de (beek)dalen, langs de terrasranden en op de landduinen grenzend aan uitblazingsbekkens. Vuursteenvindplaatsen uit de steentijd komen veelvuldig voor in de gemeente.
Een belangrijke verandering deed zich voor met de start van het neolithicum (4900 v. Chr.). De mensen gingen vanaf dit moment over van rondtrekkende jager-verzamelaars in meer plaatsvaste landbouwers. De Maas speelde een belangrijke rol in de verspreiding van deze nieuwe leefwijze die vanuit Zuid-Limburg kwam opzetten. Als gevolg van de toenemende ontbossing, nam echter ook de rivierdynamiek toe, waardoor in de loop van de late prehistorie het holocene Maasdal te risicovol werd om te bewonen. Geleidelijk zocht men daarom de hogere terrasniveaus op, waar veel vindplaatsen uit deze periode voorkomen. Ook de lemige dekzandplateaus rondom Horst en Sevenum waren in trek, evenals de rand van het dekzandgebied naar de Maasvallei, getuige de vele Celtic Fields die hier liggen. Op de Peel breidde het veendek zich steeds verder uit om rond de start van de jaartelling aan te sluiten op het veen dat in de beekdalen tot ontwikkeling was gekomen. Zo raakte het westelijk deel van de gemeente met veen bedekt. In dit moerassige gebied had de landbouwende mens weinig te zoeken, al werden de hoogtes mogelijk wel als doorgangsroute benut. In de Romeinse tijd was sprake van meer systematische bewoning gekoppeld aan de wegen die het gebied parallel aan de Maas doorsneden. In de vroege middeleeuwen liep het bevolkingsaantal in deze periode terug (blijkens ook de lagere aantallen vroeg middeleeuwse vindplaatsen), waardoor natuurlijke bossen zich regenereerden. Hoewel in deze periode de basis ligt voor de bezitsverhoudingen van de adel en de eerste van de huidige dorpen ontstonden, werden erven nog regelmatig verplaatst en waren sterk gekoppeld aan de hoge delen van het landschap. Deze periode lijkt daardoor veel meer op de prehistorie dan op de navolgende volle middeleeuwen.
Die middeleeuwen vormden een nieuw kantelpunt door het ontstaan van staatssamenlevingen. Het gebied was bestuurlijk gezien in deze periode een lappendeken van kleine heerlijkheden, waarbij elke heer zijn eigendommen wilde beschermen, onder andere resulterend in het ontstaan van grenzen en versterkingen. Hierdoor kwamen woonlocaties steeds meer vast te liggen, resulterend in de huidige dorpen. Om de groeiende bevolking te voeden brak een periode van explosieve agrarische expansie aan, waardoor enerzijds grote open akkercomplexen ontstonden en daarnaast nadrukkelijk ook de lagere delen van het landschap in gebruik werden genomen. Dit is vooral te zien rondom Horst en Sevenum en de vele archeologische vindplaatsen die hier sterk gekoppeld zijn aan de beekdalen. Dit lijkt op het heuvellandmodel uit Zuid-Limburg. De mens greep grootschalig en definitief in het landschap in en zette het steeds meer naar zijn hand. Dit komt maximaal tot uiting in de Peel, waar het veen werd afgegraven voor de turf. Sporen hiervan zijn zowel boven- als ondergronds bewaard gebleven. De zandgronden die door het turfsteken vrij kwamen werden vervolgens grootschalig ontgonnen voor de landbouw. Deze uitgestrekte jonge ontginningen domineren het westelijk deel van de gemeente. De natuur sloeg soms echter keihard terug. Door het afgraven van het veen daalde de grondwaterstand, wat op de hoge zandgronden in combinatie met overexploitatie resulteerde in het ontstaan van de uitgestrekte stuifzanden bij Schadijk, Schatberg en Swolgen. Dat hier waardevolle begraven landschappen met archeologische sporen onder schuil kunnen gaan is wel gebleken bij de Schatberg waar onder het stuifzand voetstappen en vuursteenvindplaatsen zijn aangetroffen. Ook in het Maasdal zijn in deze periode prehistorische landschappen en vindplaatsen begraven geraakt, die bij de onderzoeken in het kader van de gebiedsontwikkeling Ooijen-Wanssum weer zijn blootgelegd.

2.2.3 Cultuurlandschappen
De nu nog zichtbare cultuurlandschappen van Horst aan de Maas kwamen grotendeels vanaf de vroege tot volle middeleeuwen tot stand. Dat geldt in de eerste plaats voor de hogere, droge gronden, waar kleine akkertjes in de loop der eeuwen tot grotere, open velden uitgroeiden. Naarmate het grondgebruik intensiever moest worden vanwege de toenemende bevolking, verdwenen steeds meer kavelgrenzen en werden het ‘open fields’. Langs de randen ervan groeiden de kleine agrarische nederzettingen uit tot dorpskernen, waar kerken in de late middeleeuwen vaak de kiemcel voor de dorpsontwikkeling vormden. De aangrenzende lagere gronden bleven nog langere tijd ongebruikt, maar werden vanaf de late middeleeuwen geprivatiseerd en als hooiland in gebruik genomen. Plaatselijk bleef dat gebruik altijd redelijk extensief, en werden ze vooral in de laatste eeuw weer ‘aan de natuur teruggegeven’. De drogere woeste gronden die dicht bij de nederzettingen lagen, raakten door overexploitatie uitgeput, waardoor vooral in de vroege nieuwe tijd het zand ging stuiven. Dit stuifzand veroorzaakte zoveel problemen, dat deze gebieden in de vroege 20e eeuw in het vizier kwamen om te worden bebost. Naaldhout was op de internationale markt gevraagd, wat de aanplanting aanmoedigde. Ondertussen had nieuwe wetgeving er samen met de ontwikkeling van kunstmest voor gezorgd, dat de minder stuifgevoelige heidevelden rond de dorpskernen eerst langzaam, maar in de loop van de 19e eeuw steeds grootschaliger ontgonnen konden worden. Daardoor ontstonden uitgestrekte nieuwe landbouwgronden, die niet zelden onbebouwd bleven, omdat ze vanuit boerderijen buiten de heideontginningen bestierd werden. Het hoogveenmoeras van de Peel werd al eeuwenlang kleinschalig gebruikt door boeren, die er hun turfkuilen hadden. Vanaf het midden van de 19e eeuw volgden industriële verveners, waardoor het veen op achtereenvolgens verschillende logistieke manieren afgegraven en afgevoerd werd. De afgeveende vlakte bood daarna nieuwe mogelijkheden voor ontginningen.
2.2.4 Bouwkunst en stedenbouw
Deze gevarieerde landbouwgeschiedenis veroorzaakte in een gebied in verschillende invloedssferen een zeer gevarieerde verzameling aan agrarisch gebouwd erfgoed. Het gaat dan zowel om verschillende boerderijtypen als om typen uit verschillende perioden, van de oudste boerderijen met een eeuwenoude geschiedenis tot de naoorlogse ontginningsboerderijen. Tegelijk leverde ook de ontwikkeling van de dorpen een rijk palet aan erfgoed op, vooral in de sfeer van de woonhuizen. Veel van de aanwezige woonbebouwing heeft een traditioneel karakter; vernieuwende stijlen als de Nieuwe Zakelijkheid hadden geen grip op het grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas. Verder vermelden we hier ook nog het rijke erfgoed van het rooms-katholicisme, in de vorm van de vele kruizen, kapellen en dergelijke verspreid door de gemeente.
Waar dit gebouwde erfgoed relatief gaaf bewaard gebleven is en er sprake is van een duidelijke ruimtelijke samenhang, is sprake van stedenbouwkundige ensembles. Vrijwel alle dorpen en gehuchten in de gemeente hebben een - zij het uiteenlopende - cultuurhistorische waarde. Griendtsveen is daarvan het enige rijksbeschermde dorpsgezicht, maar ook andere kernen hebben een hoge waarde. Onder meer de dorpskernen langs de Maas hebben nog veel (steden)bouwkundige kwaliteit behouden, ondanks (of dankzij?) de modernisering over de jaren.
De ontstaansgeschiedenis van deze dorpen is heel divers. Kernen als Griendtsveen, Evertsoord en America zijn nog relatief jong. Zij vinden hun oorsprong in de 19e- en 20e-eeuwse vervening van het hoogveen en de ontginning van de heide. De oude dorpen zoals Horst en Sevenum gaan terug op een middeleeuwse kerklocatie (al dan niet op een oud domeingoed) op hoogtes langs een (beek)dal, net zoals dat de kleinere dorpen als Meterik en Hegelsom zijn ontstaan aan dit type landschappelijke laagtes. De Maasdorpen zoals Grubbenvorst bevinden zich op strategische locaties, waar oude Maasmeanders uitkomen op het laagterras van de Maas. Het heuvellandmodel zoals hiervoor besproken gaat hier ook deels op. Door de geleidelijke groei van agrarische gehuchten ontstonden lintnederzettingen langs de open velden, die dorpen als Horst en Meterik met elkaar verbonden.

3 Wat is er nu geregeld?
3.1 Inleiding
Regelgeving en beleid ten aanzien van erfgoed is verdeeld over het rijks-, het provinciaal en het gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk behandelen we welk beleid en welke regels er op dit moment voor erfgoed gelden op deze niveaus. Daarnaast is het waterschap als publiekrechtelijke instelling relevant. Zij hebben taken die raken aan het behoud van het erfgoed in brede zin. In onderstaande tekst gaan we in op de meest relevante wets- en beleidsdocumenten die van betekenis zijn voor de erfgoedzorg in de gemeente Horst aan de Maas.
3.2 Rijksoverheid
3.2.1 Beleid
Lange beleidslijnen
Op rijksniveau zijn de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) en de Nationale Omgevingsvisie Extra (NOVEX) opgesteld. De NOVI (2020) is ontwikkeld in nauwe samenwerking met overheden en maatschappelijke partijen, waarbij ook erfgoed in de belangenafweging is meegenomen. Bij (stedelijke) groei, verdichting, transformatie of krimp moet rekening worden gehouden met unieke landschappelijke structuren en objecten, cultuurlandschappen (of onderdelen daarvan), archeologische monumenten, gebouwde of aangelegde monumenten, beschermde stads- en dorpsgezichten en (genomineerde) werelderfgoederen en wederopbouwgebieden van nationaal belang. In de NOVEX (2023) komen alle overheden samen om een plan voor de inrichting van Nederland te maken. Op basis van een lijst met doelen en belangen van het Rijk zijn de provincies met andere overheden aan de slag gegaan om te komen tot een voorstel voor de toekomstige inrichting. Sinds eind 2023 wordt gewerkt aan heldere uitvoeringsagenda’s. Cultureel erfgoed wordt hierin meegenomen als uitwerking van de Erfgoed Deal. De Erfgoed Deal is een beleidsprogramma waarin jaarlijks nieuwe projecten op het gebied van grote ruimtelijke opgaven worden bekostigd. De gemeente Horst aan de Maas ligt in het NOVEX-gebied De Peel.
Trends en ontwikkelingen
Op rijksniveau is in de beleidsvorming een aantal trends waarneembaar. Allereerst wordt participatie en de rol van het publiek bij erfgoedkeuzes steeds belangrijker. Deels komt dat voort uit het Verdrag van Faro (zie bijlage 3). Op erfgoedgebied wordt maritiem erfgoed in Rijkswateren meer naar voren geschoven. In den brede hebben ontwikkelingen op klimaatbeleid, zoals ten aanzien van zonne- en windenergie, uitwerking op de lokale cultuurlandschappen. Hetzelfde geldt voor de deels nog ongewisse aanpak van problematiek op het gebied van stikstof en de kwaliteit van het oppervlaktewater. Keuzes die hierin gemaakt gaan worden hebben directe uitwerking op het cultuurlandschap. [Boeren als] Dragers van het prachtige cultuurlandschap worden door de huidige regering gekoesterd. Door de aanleg van landschapselementen door agrarische ondernemers wordt ‘onze cultuurhistorie’ ondersteund, is hun voornemen. Agrarisch natuurbeheer zal volgens de regering sowieso meer worden ondersteund. In hoeverre de uitwerking daarvan in lijn is met het perspectief van het landschappelijke erfgoed wordt uit dit algemene voornemen niet duidelijk.
3.2.2 Wet- en regelgeving
Omgevingswet (2024)
In de Omgevingswet is de rol die de gemeente ten aanzien van erfgoed is toebedeeld, nader uitgewerkt. Dat deze rol op het vlak van planologische borging ligt en dat deze rol zowel gebouwd erfgoed als landschappen betreft, vloeit met name voort uit het Verdrag van Granada (1985) [1] en de rijksbeleidslijn Modernisering Monumentenzorg (MoMo) uit het begin van deze eeuw. Ook andere internationale verdragen hebben een rol in de ontwikkeling van het huidige stelsel gespeeld, zoals het Europees Landschapsverdrag (2000) en het Verdrag van Faro (2005). Voor specifiek archeologie ligt de basis van de wetgeving in het Verdrag van Malta (1992). Alle genoemde verdragen zijn verdragen van de Raad van Europa.
In de jaren die aan de invoering van de Omgevingswet in 2024 vooraf gingen heeft de Rijksoverheid een uitgebreid proces tot wetswijziging doorlopen. Doel was om alle wetten en andere regelingen met betrekking tot de fysieke leefomgeving in één wet onder te brengen. Dat leidde tot het ontstaan van de Omgevingswet.[2] De Omgevingswet heeft, met het oog op duurzame ontwikkeling, de bewoonbaarheid van het land, en bescherming en verbetering van het leefmilieu, als doelstelling het bereiken van een balans tussen het beschermen en het benutten van de fysieke leefomgeving. Concreet is de wet gericht op het in onderlinge samenhang bereiken en in stand houden van een veilige en gezonde fysieke leefomgeving en een goede omgevingskwaliteit, ook vanwege de intrinsieke waarde van de natuur, en [op het in onderlinge samenhang] doelmatig beheren, gebruiken en ontwikkelen van de fysieke leefomgeving ter vervulling van maatschappelijke behoeften.[3] Dit beleid past binnen die doelstellingen. Bovendien ligt het bewaken van de kwaliteit van de fysieke leefomgeving op het bordje van de gemeente.[4] Onder meer de omgevingskwaliteit dient erop vooruit te gaan.[5]
Cultureel erfgoed als onderdeel van de fysieke leefomgeving is, net als afzonderlijk nog het werelderfgoed, in de Omgevingswet gedefinieerd.[6] Het behoud van cultureel erfgoed is als taak van de gemeente vastgelegd, en de gemeente is dienaangaande verplicht om instructieregels van het rijk te volgen, zoals met betrekking tot rijksbeschermde stads- of dorpsgezichten.[7] Tot erfgoed in de zin van de Omgevingswet worden de volgende onderdelen gerekend:
-
a.
monumenten (zoals (bouw)werken, tuinen en parken);
-
b.
(bekende of verwachte) archeologische monumenten;
-
c.
stads- en dorpsgezichten;
-
d.
(delen van) cultuurlandschappen;
-
e.
roerend of immaterieel cultureel erfgoed, wanneer dat verbonden is aan specifieke locaties in het omgevingsplan.
De Omgevingswet regelt het rekening houden met cultureel erfgoed in het omgevingsplan, de instelling van een adviescommissie, vergunningen voor archeologische rijksmonumenten, zaken ten aanzien van beschermde stads- en dorpsgezichten, de regels omtrent archeologische toevalsvondsten en de (mogelijkheid tot) instelling van provinciale en gemeentelijke monumenten.
Relevante instrumenten onder de Omgevingswet zijn de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan. Kort gezegd bevat de visie de grote toekomstlijnen voor de gemeente, het programma de voornemens op een specifiek beleidsterrein of voor een bepaald gebied en het omgevingsplan de planologische regelingen op perceelsniveau.
Er bestaat een duidelijke scheiding ten aanzien van wat er in de Erfgoedwet is vastgelegd. Die is voor het gemeentelijk beleid eveneens van belang, maar iets meer op de achtergrond, en daarom in bijlage 3 opgenomen.
Met het opstellen van de omgevingsvisie en dit erfgoedbeleid als programma daaronder werkt de gemeente Horst aan de Maas aan de vertaling van de Omgevingswet naar de gemeentelijke instrumenten die daarbij horen.
[1] https://www.cultureelerfgoed.nl/onderwerpen/internationaal/verdragen
[2] https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/omgevingswet
[3] https://iplo.nl/regelgeving/woordenlijst/maatschappelijke-doelen/
[4] Memorie van Toelichting Omgevingswet. p. 22/23
[5] Memorie van Toelichting Omgevingswet. p. 64
[6] Artikel 1.2
[7] Artikelen 2.1 en 2.34
3.3 Provincie
3.3.1 Beleid
Landschaps- en cultuurbeleid
De Provincie Limburg heeft uitgebreid beleid op het vlak van erfgoed. Daarnaast wordt het landschapsbeleid van de provincie in combinatie met natuur gepresenteerd, maar de facto gaat het ook om erfgoed: het historisch cultuurlandschap. Op provinciaal niveau gaat het om het Programma Landschap[1], het Landschapskader Noord- en Midden-Limburg[2] en de Omgevingsverordening.[3]. In bijlage 2 worden deze documenten nader toegelicht. Hetzelfde geldt voor een toelichting op het Beleidskader 2024-2027 over het cultuur- en erfgoedbeleid van de Provincie Limburg.
Omgevingsvisie Limburg 2021 [4]
De omgevingsvisie voor de provincie Limburg formuleert de toekomstvisie waar het ruimtelijk gezien met Limburg naar toe gaat in de periode 2030-2050. Daarin wordt aangeknoopt op ‘Limburgse principes' en wordt een provinciaal belang geformuleerd. Onderdeel van die principes zijn ‘de kenmerken en identiteit van gebieden staan centraal’ en ‘meer stad, meer land’. De groenblauwe mantel, voorheen de bronsgroene landschapszone en zilvergroene natuurzone, staat centraal in het landelijk gebied. In deze mantel wordt onder meer het hergebruik van reeds aanwezige monumentale en beeldbepalende gebouwen belangrijk gevonden. Aan gemeenten wordt de motiveringsplicht opgelegd om aan te geven hoe met de bescherming en versterking van de kernkwaliteiten wordt omgegaan (zie ook § 3.3.2). In zijn algemeenheid is de goede kwaliteit van de leefomgeving een belangrijk begrip, ook in landelijke kernen.
[1] https://www.limburg.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/landschap/
[2] https://www.limburg.nl/onderwerpen/natuur-en-landschap/landschap/
[3] https://www.limburg.nl/onderwerpen/omgeving/omgevingsverordening-limburg/
[4] Op moment van schrijven ligt de ontwerp Provinciale Omgevingsvisie Limburg ter inzage. De voorgestelde inhoudelijke wijzigingen zijn ten aanzien van erfgoed vooralsnog beperkt, daarom wordt hier verwezen naar de vigerende Povi met de daarin gehanteerde naamgeving van de door de provincie onderscheiden zones.
3.3.2 Wet- en regelgeving
Omgevingsverordening Limburg 2021
In de Omgevingsverordening Limburg 2021, die gelijktijdig met de invoering van de Omgevingswet per 1 januari 2024 van kracht is geworden, zijn de provinciale regels ten aanzien van erfgoed vastgelegd. Hoofdstuk 7 bevat de regels ten aanzien van landschappen, en hoofdstuk 11 gaat in op cultureel erfgoed (hier heel specifiek alleen monumentale en beeldbepalende gebouwen).
Hoofdstuk 7
Relevant in hoofdstuk 7 voor erfgoed in de gemeente Horst aan de Maas zijn de regels voor de groenblauwe mantel (zie afdeling 7.3). In Bijlage VIII zijn de kernkwaliteiten van de Groenblauwe Mantel beschreven. Het gaat concreet om:
-
a.
het groene karakter;
-
b.
het visueel-ruimtelijk karakter;
-
c.
het cultuurhistorisch erfgoed;
-
d.
het reliëf;
-
e.
ruimte voor waterberging in de laagten en beekdal.
De verordening geeft vervolgens instructieregels voor wat de motivering bij een omgevingsplan voor een gebied binnen de groenblauwe mantel moet bevatten, onder andere ten aanzien van cultuurhistorisch erfgoed. Daarmee is de groenblauwe mantel een zone waar de provincie van heeft vastgesteld dat het cultuurhistorisch erfgoed een kernkwaliteit is. De gemeente Horst aan de Maas is verplicht deze instructieregels te volgen, waarbij wel moet worden opgemerkt dat een deel van de groenblauwe mantel in gebieden ligt waar de cultuurhistorische waarden relatief beperkt zijn (zie beleidskaart cultuurlandschap).
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 11 geeft aan dat een omgevingsplan waarin nieuwe activiteiten worden toegestaan de mogelijkheid moet betrekken deze activiteiten in leegstaande monumentale gebouwen onder te brengen. Lukt dat niet, dan moet ook naar beeldbepalende gebouwen worden gekeken. Op beide aspecten moet het omgevingsplan een motivatie bevatten.
3.4 Gemeente
3.4.1 Beleid
Omgevingsvisie
De gemeente Horst aan de Maas is in het kader van de Omgevingswet bezig met het ontwikkelen van een omgevingsvisie. Dit is een document waarin het kenbaar maakt welke ambities en beleidsdoelen de gemeente heeft voor de fysieke leefomgeving op de lange termijn (Horst aan de Maas 2040). Aan de hand van programma’s wordt het beleid binnen bepaalde gebieden of thema’s verder uitgewerkt in nauwe samenwerking met de inwoners en partners van een gebied. De omgevingsvisie van Horst aan de Maas wordt naar verwachting eind 2025 vastgesteld.
De omgevingsvisie is nog in ontwikkeling maar geeft wel een voorlopige richting die als volgt kan worden samengevat. De omgevingsvisie benoemt erfgoed als een van de kernkwaliteiten van de gemeente. Het erfgoed heeft een belangrijke rol in de identiteit en beleving van de gemeente en kan dienen als drager van toeristisch-recreatieve activiteiten en functies. Daarvoor is het nodig erfgoed beleefbaar en toegankelijk te maken. Om waardevol erfgoed te bewaren voor de toekomst is maatwerk nodig, deels via bescherming en deels via behoud door ontwikkeling. Hierbij wordt het erfgoed op basis van goede kennis bekeken in samenhang met de gebouwde omgeving of het landschap. Bij de uitvoering werken we als gemeente samen met de samenleving.
Archeologie
De gemeente kent sinds 2009 een beleidssystematiek voor archeologie waarin beleidscategorieën met vrijstellingsgrenzen worden gedefinieerd. Deze systematiek wordt grotendeels aangehouden, maar op inhoud verbeterd en vereenvoudigd. Dit wordt nader toegelicht in § 4.2.
Erfgoedinventarisatie Horst aan de Maas
In 2020 is een uitgebreide inventarisatie van het erfgoed in Horst aan de Maas uitgevoerd. Het product daarvan is een uitgebreid rapport en een digitale waardenkaart, die online ontsloten is.[1] Deze digitale kaart bevat een groot aantal waardevolle (beschermde) panden en objecten, en daarnaast de archeologische maatregelenkaart (zie hiervoor).[2] Deze inventarisatie vormde een belangrijke bron voor het huidige proces om te komen tot een nieuwe erfgoedinventarisatie.[3]
Landschapsontwikkelingsplan
In 2011 is het landschapsontwikkelingsplan van de gemeente Horst aan de Maas gereed gekomen. Hierin is onder meer een kartering van de landschappen van de gemeente opgenomen. Het LOP gaat uit van een vijftiental waardevolle gebieden of ‘parels’ (Dorp Griendtsveen, De Zwarte Plak, Molen Eendracht maakt Macht, Castenraysche Vennen, De Brommèr, Kasteelpark Ter Horst, Lummeriksbroek, Hooge heide, Kaldenbroek, Het Gebroken Slot, Knibbershof, Kasteel De Borggraaf, Kasteel Broekhuizen, Landgoed De Kolk, Kasteel Ooijen, en Landgoed Breukers). Het LOP is formeel nog steeds geldend beleid, maar in de praktijk wordt er nauwelijks gebruik van gemaakt. Cultuurhistorie is één van de aspecten in de landschappelijke benadering onder het LOP.
Welstand
Een aanvraag voor een omgevingsvergunning wordt in de gemeente Horst aan de Maas getoetst aan de welstandsnota (generiek) en eventueel aan een beeldkwaliteitsplan, van toepassing op een specifiek gebied. Hier wordt niet alleen ingezet op het voorkomen van aantasting, maar ook het verbeteren van de bestaande kwaliteit. Voor de toetsing bestaat een processchema in de welstandsnota.[4] Op basis van het erfgoedbeleid zal de welstandsnota worden aangepast.
[1] https://www.horstaandemaas.nl/erfgoed-in-horst-aan-de-maas
[2] Bolhuis 2020
[3] Bij vaststelling van voorliggend document en na het doorlopen van het proces zoals omschreven in § 4.4 wordt genoemde digitale kaart vervangen. De publicatie van Bolhuis blijft beschikbaar.
[4] https://horstaandemaas.raadsinformatie.nl/document/139656/1
3.4.2 Wet- en regelgeving
Omgevingsplan
Het huidige omgevingsplan is per 1 januari 2024 de jure samengesteld uit de toen vigerende bestemmingsplannen. Daarin hebben zowel archeologie, als cultuurlandschap, als bouwkunst en stedenbouw nu al beschermende regels, deels gekoppeld aan toetsingskaders. In de jaren tot 2032 wordt het omgevingsplan van rechtswege omgebouwd tot een omgevingsplan dat voldoet aan de vereisten onder de Omgevingswet.
Verordeningen
De gemeente werkt momenteel met de Erfgoedverordening gemeente Horst aan de Maas 2023. Deze verordening bevat regels ten aanzien van de aanwijzing, wijziging en intrekking van de bescherming van cultureel erfgoed, en gaat bovendien in op aspecten als voorbescherming.
Ook een instandhoudingsplicht, de aanwijzing van een gemeentelijk beschermd stads- of dorpsgezicht, handhaving en toezicht en een vangnet archeologie komen aan de orde.
De verordening dient nog aangepast te worden aan de Omgevingswet en/of geïntegreerd in het omgevingsplan.
Tot dat moment kan gewerkt worden op grond van deze regeling. Gemeenten kunnen er echter ook meteen voor kiezen om nieuwe gemeentelijke monumenten te beschermen in het omgevingsplan.
4 Wat willen we regelen?
4.1 Algemeen
4.1.1 Inleiding
In dit programma volgen we meerdere sporen. Hiermee geven we enerzijds uitwerking en uitvoering aan de wettelijke verplichting om de omgang met en het behoud van het erfgoed juridisch te borgen, anderzijds aan de ambities zoals deze zijn geformuleerd tijdens de ontwikkeling van de omgevingsvisie.
Samengevat kiezen we voor:
-
a.
Kwaliteit en identiteit, waarbij we inzetten op herkenbare aantrekkelijke landschappen en eigenheid en kwaliteit van ensembles en historische kernen.
-
b.
Beleefbaar en toegankelijk, waarbij we het belangrijk vinden om mensen voor erfgoed te enthousiasmeren en kennis te ontsluiten. De gemeente zet daarom in op de toegankelijkheid van die kennis over ons verleden en op publiekscommunicatie.
-
c.
Maatwerk en behoud, waarbij goede kennis, over bekende en te verwachten archeologische waarden en de kwaliteiten en kenmerken van het cultuurlandschap, de bouwkunst en de historische stedenbouw, aan de basis staan van ontwerp en maatwerk in de beoordeling.
Deze uitgangspunten worden in § 4.2, 4.3 en 4.4 uitgewerkt voor archeologie, cultuurlandschap, bouwkunst en stedenbouw, waarbij per onderwerp de voorgenomen maatregelen ten behoeve van de uitvoering zijn opgenomen. In onderstaande paragrafen zijn allereerst de algemene maatregelen opgenomen, voor erfgoed als geheel.
4.1.2 Ambtelijke taken
Ten behoeve van maatwerk en behoud is voldoende ambtelijke capaciteit op de drie disciplines nodig, met een op inhoud verbrede rol voor de gemeentelijke adviescommissie. De samenwerking tussen alle actoren wordt intern geborgd via een centraal aanspreekpunt voor erfgoedzaken.
Vanuit erfgoed wordt deelgenomen aan de intaketafel en de omgevingstafel, waarbij cultuurlandschap, gebouwd erfgoed en archeologie in de ontwerpfase van initiatieven kunnen worden geïntegreerd (BOPA en WOP).
Handhaving op instandhouding, op de aanwezigheid van een vergunning en op de juiste uitvoering van de werkzaamheden naar aanleiding van een verleende vergunning is een gemeentelijke taak die de gemeente Horst aan de Maas serieus neemt.
Interne taken zijn verder onder andere projectbegeleiding, met aandacht voor erfgoed bij eigen initiatieven; advisering bij initiatieven van derden en advisering in geval van toezicht en handhaving. Eventuele stimuleringsregelingen moeten worden beheerd en uitgevoerd. Tot slot ligt er een rol ten aanzien van communicatie en publieksbereik, de lokale en regionale samenwerking, participatie en de afstemming tussen overheden.
4.1.3 Participatie
Erfgoed is de drager van verhalen, geschiedenis en identiteit (inclusiviteit, integraliteit) en raakt daarmee vele facetten in de samenleving. Daarom ziet de gemeente een belangrijke rol voor de erfgoedgemeenschap, zoals deze in het Verdrag van Faro wordt genoemd. Op allerlei vlakken is samenwerking denkbaar, zoals in verdere uitwerking van dit beleid, maar ook in de dagelijkse samenwerking en de informatievoorziening ten behoeve van de taken van de gemeente. Eén van de maatregelen in dit programma is dan ook het voornemen om de rol van de erfgoedgemeenschap nader te definiëren en uit te werken, in het licht van zowel de Omgevingswet, als het Verdrag van Faro, als de beleidsvoornemens in deze nota. Kern is een vroegtijdige participatie voor een optimaal resultaat.
Daarbij geldt dat bij het opstellen van de gemeentelijke instrumenten zoals de omgevingsvisie, het programma en het omgevingsplan participatie een rol dient te spelen (zie H10 Omgevingsbesluit). De werkwijze bij de totstandkoming van dit programma is samengevat in bijlage 2. Bij de uitvoering van de diverse maatregelen, zoals de voorgenomen wijziging omgevingsplan, wordt gewerkt conform het gemeentelijk participatiebeleid. Hierbij zullen in ieder geval de erfgoedpartners worden betrokken.
4.1.4 Immaterieel en roerend erfgoed
Voor de uitwerking van het aspect van tradities en verhaal, het immaterieel erfgoed, en voor de omgang met het roerend erfgoed verwijzen we naar het cultuurprogramma van de gemeente Horst aan de Maas. Het immaterieel, roerend en cultureel erfgoed zijn verbonden op het niveau van de omgevingsvisie. Het immaterieel en roerend erfgoed zijn niet zodanig verbonden aan een specifieke locatie in de fysieke leefomgeving dat deze locaties bescherming nodig hebben. Wanneer in voorkomend geval blijkt dat sprake is van ‘ander’ erfgoed (volgens de definities van Omgevingswet en Erfgoedwet) dat van belang is voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties in het omgevingsplan wordt dit meegenomen via een van de ‘fysieke’ disciplines archeologie, cultuurlandschap of gebouwd erfgoed/ stedenbouw.
4.1.5 Actualisatie van de erfgoedinformatie
De erfgoedkaarten zijn opgesteld, maar zijn niet eeuwig actueel. Niet alleen verandert de ruimte waardoor waarden kunnen verdwijnen, ook worden er nieuwe onderzoeken gedaan op de verschillende erfgoedvelden, of komen er nieuwe aandachtsgebieden op het gebied van erfgoed (zoals erfgoed van de ruilverkaveling). Het is daarom raadzaam om de erfgoedkaarten periodiek te (laten) actualiseren. Werkbaar is een kleine bijwerkingsronde elke twee jaar indien deze noodzakelijk wordt geacht (zoals het nalopen van de omgevingsvergunningen uit die periode), en elke vijf jaar een grotere ronde op de hiervoor genoemde aspecten.
Maatregelen:
-
a.
Formatie op erfgoed toetsen aan de verwachte werkzaamheden naar aanleiding van de borging van waarden (inclusief de boven genoemde taken).
-
b.
Toetsen van de capaciteit op handhaving en solide werkafspraken toezicht en handhaving.
-
c.
Toetsen van de taak en de samenstelling van de gemeentelijke adviescommissie, met name ten aanzien van de toetsende rol op cultuurlandschap.
-
d.
Inregelen van de periodieke vijfjaarlijkse actualisatie van de erfgoedkaarten.
-
e.
Borgen van kennis bij de medewerkers.
-
f.
Zoeken van koppelingen met toeristisch-recreatieve kansen.
-
g.
Voor een breder publiek ontsluiten van kennis die in opdracht van de gemeente wordt vervaardigd, zoals onderzoeksrapporten.
-
h.
Uitwerken en nader definiëren van de rol van de erfgoedgemeenschap in het licht van de Omgevingswet en het Verdrag van Faro.
-
i.
Organiseren van participatie in lijn met de gemeentelijke participatieaanpak.
4.2 Archeologie
4.2.1 Planologische bescherming
Inleiding
De archeologische verwachtingskaarten en de toelichting daarop zoals gepresenteerd in RAAP-rapport 6999 geven een kijk in de rijke geschiedenis van de gemeente Horst aan de Maas. Door de nauwkeurige kartering van verwachtingen en waarden is het mogelijk om het archeologisch belang op genuanceerde wijze in het ruimtelijk proces te borgen. Daarvoor worden aan de verwachtingswaarden beleidslijnen en vrijstellingsgrenzen gekoppeld. Op de archeologische verwachtingskaarten (kaartbijlagen 4, 5, 6 en 7) is echter sprake van een dermate grote differentiatie dat niet in één oogopslag te achterhalen is welke archeologische waarde/verwachting een gebied kent. Dit maakt de kaarten als beleidsinstrument niet eenvoudig bruikbaar. Daarom is een extra slag gemaakt door alle onderscheiden waarden en verwachtingen in een beperkt aantal beleidscategorieën onder te brengen. Aan elke beleidscategorie is vervolgens op de beleidskaart (kaartbijlage A8) een eigen kleur toegekend. Dit is gedaan in een van de verwachtingenkaart afwijkend kleurenpallet, zodat de kaart duidelijk als een op zichzelf staand beleidsinstrument herkenbaar is. De beleidskaart dient primair om te bepalen, waar en wanneer archeologische onderzoek nodig is (aan de hand van vrijstellingsgrenzen). Om te achterhalen welke vorm van onderzoek geschikt is (afgestemd op de aard en kenmerken van de aanwezige of verwachte archeologie), kan vervolgens worden teruggevallen op de gedifferentieerde achterliggende periodekaarten.
Het beleid
Vertrekpunt voor het beleid is eenduidig en voorspelbaar handelen: een zo klein mogelijk aantal beleidscategorieën waaraan vrijstellingsgrenzen worden gekoppeld. In onderstaande tabel 1 is de beleidsindeling gepresenteerd en de uitwerking daarvan is weergegeven in figuur 11 en op de beleidskaart (kaartbijlage A8). Deze indeling is gebaseerd op de mate van waarschijnlijkheid dat bij een ruimtelijke ontwikkeling waardevolle archeologische resten worden aangetroffen. De hoogste waarde is zodoende toegekend aan monumenten, vervolgens aan bekende waarden, gevolgd door hoge verwachtingen en tot slot lagere verwachtingen.
Aan de waarden zijn een beleidslijn en vrijstellingsgrenzen gekoppeld om te bepalen in welk geval deze beleidslijn gevolgd moet worden. Een ruimtelijke ontwikkeling is dus vrijgesteld van archeologisch onderzoek, wanneer deze in omvang en verstoringsdiepte onder de vrijstellingsgrenzen blijft. Als een ontwikkeling zich op de grens tussen twee waarden bevindt, dan geldt de hoogste waarde. De omvangsgrenzen (m2) zijn gebaseerd op het reeds geldende beleid in de gemeente Horst aan de Maas en sluiten daarmee ook aan op de omringende gemeenten. De dieptegrenzen (cm -mv) zijn afgestemd op de specifieke aard van de aanwezige en te verwachten archeologische resten. Voor waarde-1 geldt 0 cm –mv, omdat hier altijd vooraf met de gemeente contact opgenomen moet worden. Voor waarde-2 geldt 30 cm –mv, omdat hier reeds archeologische waarden zijn vastgesteld. Dat maakt een strenger regime wenselijk dan bij de verwachtingen (waarvan de aanwezigheid (nog) niet is vastgesteld) en die veelal in landbouwgebied liggen, waar wordt uitgegaan van een gemiddelde bouwvoordikte van 40 cm.
Waarde |
Archeologische waarde / verwachting |
Beleidslijn |
Opp. |
Diepte |
1 |
a.Beschermd archeologisch monument, Rijks- of gemeente; b.Terreinen van zeer hoge archeologische waarde; c.Archeologische structuur betreffende Celtic Fields, grafheuvels en schansen; d.Archeologische structuur uit historische bron betreffende moated sites, omgrachte terreinen, schansen, kastelen en begraafplaatsen; e.WOII locaties bekend en van waarde (loopgraaf, kazemat, versperring, ingraving, werkkamp, schuilplaats, exacte crashsites, gevulde bomkraters); |
Neem contact op met de gemeente. |
0 m2 |
0 cm -mv |
2 |
a.WOII semi exacte crashsites b.Historische kernen en erven c.Terreinen van (hoge) archeologische waarde; d.Archeologische structuren uit historische bron, betreffende waterstaat (grachten, (molen)vijvers en poelen); e.Archeologische vindplaatsen (incl. buffer); f.Archeologische vindplaatsen uit historische bron (incl. eventuele buffer); |
Onderzoek in vroege fase van de planvorming indien vrijstellingsgrens wordt overschreden. |
100 m2 |
30 cm -mv |
3 |
a.Overige archeologische structuren betreffende verkavelingen, karrensporen en wegen; b.Zoekgebied (Romeinse) wegen/routes c.Hoge kans op vindplaatsen gerelateerd aan bewoning uit één van de archeologische perioden; d.Hoge kans op vindplaatsen gerelateerd aan de natte context |
Idem |
500 m2 |
40 cm -mv |
4 |
Kans op vindplaatsen gerelateerd aan bewoning uit één van de archeologische perioden; |
Idem |
2500 m2 |
40 cm -mv |
4* |
Kans op door stuifzand afgedekt landschap. |
Verkennend onderzoek |
2500 m2 |
50 cm -mv |
5 |
a.Kans op vindplaatsen gerelateerd aan de natte context; b.kans op vindplaatsen gerelateerd aan (watergebonden) economische activiteiten. |
Afstemming in vroege fase planvorming om te bepalen wat de dreiging voor de verwachte archeologie is en waar binnen de ontwikkeling mogelijkheden voor archeologische waarnemingen liggen (maatwerk). |
10.000 m2 en/of M.E.R.-plichtige projecten |
40 cm -mv |
6 |
a.Lage kans op vindplaatsen; b.Verstoorde gebieden; c.Opgegraven gebieden. |
Geen restricties |
nvt |
nvt |
Aanduiding |
a.Archeologisch vooronderzoek b.WOII Bomkraters en indicatieve crashsites c.Linies (Peel en Maas) WOII d.Vergraven gebieden |
Op deze plek is extra aandacht vereist voor het betreffende onderwerp. |
nvt |
nvt |
Tabel 1 Beleidscategorisering
4.2.2 Toetsing
De archeologische waarden- en verwachtingskaart brengt de aanwezige en te verwachten archeologische monumenten[1] in beeld. Op basis daarvan is de beleidskaart met de hiervoor genoemde beleidscategorieën opgesteld. Deze beleidskaart dient als toetsingskader voor buitenplanse initiatieven en wijzigingen van het omgevingsplan. Deze kaart zal worden vertaald naar het omgevingsplan. De deskundige van het bevoegd gezag gaat bij iedere aanvraag voor een vergunning of wijziging van het omgevingsplan na of de plannen niet in strijd zijn met de regels in het omgevingsplan of het beleid en of een archeologisch onderzoek dient uitgevoerd te worden.
De onderzoeksplicht begint met een inventariserend en waarderend archeologisch onderzoek, met een verfijning tot op perceelsniveau. Op basis hiervan wordt een uitspraak gedaan hoe waardevol de resten zijn en hoe behoudenswaardig deze zijn. Dit wordt een selectieadvies genoemd. De aanvrager moet dit advies bij zijn vergunningaanvraag voorleggen aan de gemeente. Op basis hiervan neemt de gemeente een selectiebesluit: de gemeente geeft aan of de archeologische waarden behouden moeten worden en welke maatregelen daarvoor nodig zijn. Behoud in de ondergrond heeft de voorkeur. Bij ontwikkeling van een terrein zullen de waarden echter vaak door onderzoek moeten worden veiliggesteld. Dit wordt dan in de vergunning geregeld. Wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is, is de gemeente (meestal) bevoegd gezag. Zij stelt de randvoorwaarden op voor de inhoud en uitvoering van het onderzoek en ziet in regiefunctie toe op de controle daarvan. Het onderzoek moet door de initiatiefnemer worden geregeld. De archeologisch deskundige namens het bevoegd gezag houdt in regierol toezicht op uitvoering en oplevering van het onderzoek. Toezichthouders van de gemeente zien toe op de eisen die zijn neergelegd in het omgevingsplan, en voorschriften die zijn verbonden aan omgevingsvergunningen, ontheffingen en projectbesluiten. Voor de aangewezen beschermde archeologische monumenten draagt het Rijk de zorg voor de bestuursrechtelijke handhaving van het bepaalde bij of krachtens de Omgevingswet.
Om de toetsing te vergemakkelijken is het als gemeente wenselijk om een GISviewer te gebruiken om diverse gegevens (data) te beheren, analyseren en te delen met anderen. Zo kunnen bijvoorbeeld de plangebieden waarvoor een omgevingsvergunning wordt aangevraagd, gemakkelijk geprojecteerd worden op het omgevingsplan en de gemeentelijke beleidskaarten. Vervolgens kunnen ook gebieden waarvoor reeds archeologische onderzoeken zijn uitgevoerd, gemakkelijk op een kaart geïnventariseerd worden, gekoppeld aan bijvoorbeeld de selectiebesluiten. Op deze manier beschikt de gemeente steeds over een actueel overzicht over te onderzoeken gebieden, reeds onderzochte en /of vrijgegeven gebieden (vrijgave van ingrepen of vrijgave van het hele terrein).
Maatregelen:
-
a.
Aanpassing juridische regeling met nieuwe beleidscategorieën met vrijstellingsgrenzen.
-
b.
Registratie uitgevoerde onderzoeken met bijbehorend selectiebesluit.
[1] Archeologische monumenten zijn terreinen die deel uitmaken van cultureel erfgoed vanwege de daar aanwezige overblijfselen, voorwerpen of andere sporen van menselijke aanwezigheid in het verleden, met inbegrip van die overblijfselen, voorwerpen en sporen. Hieronder vallen onder meer aan het maaiveld zichtbare huisterpen en grafheuvels, in de bodem verborgen sporen (verkleuringen) en vondsten (scherven, botten, scheepswrakken).
4.2.3 Onderzoeksrichtlijnen
Het archeologisch onderzoek dient te allen tijde uitgevoerd te worden volgens de vigerende versie van de Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie (KNA). De KNA bestaat uit een aantal protocollen die ieder een deel van het archeologisch werk beschrijven. De KNA-protocollen bevatten de minimale inhoudelijke en ambachtelijke eisen die worden gesteld aan archeologische werkzaamheden van inventariserend onderzoek tot aan depotbeheer (het bewaren van archeologisch vondstmateriaal).[1]
Daarnaast kan de gemeente bijkomende onderzoeksrichtlijnen opstellen waaraan archeologische onderzoeken binnen de gemeente Horst aan de Maas moeten voldoen.
Naast eigen onderzoeksrichtlijnen kan de gemeente ook een gemeentelijke onderzoeks- of inspiratieagenda opstellen. Hierin wordt een beeld geschetst van de kennis op lokaal, regionaal en nationaal niveau. Vanuit deze stand van zaken kunnen belangrijke onderzoeksthema’s, -accenten en lacunes worden aangegeven waarop extra gemeentelijke aandacht kan worden gericht.
De gemeente Horst aan de Maas zal de wenselijkheid van onderzoeksrichtlijnen of een inspiratieagenda onderzoeken.
Maatregelen:
-
a.
Beoordelen van de wenselijkheid van eigen onderzoeksrichtlijnen en/of een handreiking onderzoeksmethoden voor complexe eenheden.
-
b.
Beoordelen van de wenselijkheid van een gemeentelijke onderzoeks- of inspiratieagenda.
[1] https://www.sikb.nl/archeologie/werkproces-archeologie/kna.
4.2.4 Stimulering
De gemeente vraagt van initiatiefnemers om archeologie in een vroegtijdig stadium van de planvorming te betrekken, zodat hierop tijdens het proces eventueel nog bijgestuurd kan worden. Door middel van planaanpassing kan het zijn dat archeologisch onderzoek niet hoeft uitgevoerd te worden en dat eventuele vindplaatsen in situ (ter plekke in de bodem) bewaard kunnen blijven.
Daarnaast kan de gemeente initiatiefnemers, waaronder ook de gemeente zelf, stimuleren om de archeologische kennis van een gebied te benutten om het verhaal van de plek te vertellen. Een voorbeeld is de opgraving van het Meteriks Veld in Meterik waarbij nederzettingsresten uit de late bronstijd, ijzertijd, de vroege/volle middeleeuwen en de nieuwe tijd zijn gevonden. De gemeente heeft, in samenwerking met LGOG Kring Ter Horst, de Heemkunde Vereniging Meterik en de Dorpsraad Meterik zijn schouders gezet onder de PR en de publiekswerking. Doelgroep waren lokale bewoners, medewerkers van de gemeente Horst aan de Maas, leden van de Heemkundekring Meterik en andere geïnteresseerden. Ook werd er met behulp van de gemeente een kleine tentoonstelling georganiseerd.
Maatregelen:
4.3 Cultuurlandschap
4.3.1 Waardering als basis voor bescherming
Het gehele grondgebied van de gemeente Horst aan de Maas is verdeeld in enkele honderden kleine deelgebiedjes met een eigen typering en waardering. Tijdens het onderzoek zijn deze afzonderlijke eenheden geïnventariseerd, is er door typering een clustering per landschapstype ontstaan, en zijn de afzonderlijke eenheden vervolgens gewaardeerd. Bij deze waardering zijn de gebieden op drie deelaspecten bekeken:
-
a.
Gaafheid van de ruimtelijke structuur;
-
b.
Gaafheid van de opgaande dimensie, zoals bebouwing en groen;
-
c.
Aanwezigheid van bijzondere of zeldzame kenmerken/structuren/elementen.
Op elk criterium kan een score van 1 tot 5 gegeven worden. Het gemiddelde geeft de uiteindelijke score: tot 2,6 basis, 2,7-3,6 positief, 3,7-4,6 hoog en 4,7-5 zeer hoog. De volledige methodiek is in de methodische toelichting op het inhoudelijke product opgenomen.[1] Een toelichting op de waardering van elk individueel deelgebied is in de GIS-database opgenomen.


[1] Keunen e.a. 2024
4.3.2 Planologische bescherming
Zonering
Om de kwaliteit van de fysieke leefomgeving van de gemeente Horst aan de Maas te optimaliseren en tegelijk voldoende ruimte voor ontwikkeling te scheppen werken we vanuit het principe van erfgoed in een levend en functionerend landschap. Dit landschap heeft zich in de loop van eeuwen ontwikkeld en zal blijven veranderen. De omgang met het erfgoed begint bij een goed ontwerp, waarbij erfgoed wordt beschouwd met specifieke aandacht voor de omgeving en de eventuele samenhang tussen elementen. Om dit te bereiken is de gemeente, op basis van de cultuurhistorische waardering, in drie beleidszones verdeeld.[1]
Beleidszone 1: In gebieden met een zeer hoge waarde op basis van de cultuurhistorische waardenkaart heeft het cultuurlandschap een zeer hoge prioriteit ten opzichte van andere belangen. Een omgevingsvergunning kan alleen worden verleend als de cultuurhistorische waarden op de betreffende locatie niet onevenredig worden aangetast en bij voorkeur nog verder versterkt.[2] Conflicteren belangen, dan gaat het cultuurlandschappelijke belang voor mits er geen conflicterende wetgeving op een hoger bestuursniveau bestaat. Deze aanpak dient in de uitwerking te worden afgestemd met de andere vormen van landschapswaarden.
Beleidszone 2: In gebieden met een hoge waarde op basis van de cultuurhistorische waardenkaart heeft het erfgoedbelang een hoge prioriteit ten opzichte van andere belangen. Ontwikkelingen zijn mogelijk, maar er dient te worden gezocht naar een invulling die de cultuurhistorische betekenis versterkt, maar op zijn minst recht doet aan de cultuurhistorie van de omgeving, de genius loci. Een beperkte aantasting van cultuurhistorische waarden op ondergeschikte aspecten[3] is toelaatbaar mits een compensatie van gelijkwaardige aard kan worden gevonden op cultuurhistorische gronden in de directe omgeving, of wanneer dit niet mogelijk is, elders. Is een impact van een ontwikkeling groot, dan is de mogelijkheid tot compensatie elders niet mogelijk.
Beleidszone 3: In gebieden met een positieve en basiswaarde geldt dat het cultuurhistorisch belang als één van de deelbelangen in de afweging meedoet. Bijzondere aandacht hebben we daar voor kansen die ontstaan om de kwaliteit in gebieden met een positieve waarde te verbeteren. Specifieke aandacht bestaat hier voor de landschapselementen die op de cultuurhistorische waardenkaart in deze deelgebieden zijn weergegeven.
Naast deze gemeentelijke beleidszones speelt nog de groenblauwe mantel vanuit de provinciale omgevingsverordening. Ook de waarden die in die gebieden aanwezig zijn moeten, met inachtneming van de provinciale instructieregels, planologisch worden geborgd (zie § 3.3).
Onderbouwing en toetsing
De toetsing (zie ook § 4.3.3) richt zich zowel op gebiedskenmerken (openheid/geslotenheid etc.) als op het behoud van aanwezige en herstel van herkenbare of verdwenen cultuurhistorische landschapselementen. Initiatiefnemers dienen in het kader van de omgevingsvergunning op beide aspecten, gebiedskenmerken en elementen/structuren, te verantwoorden hoe zij hiermee in hun plan omgaan. Hierbij moet naast de gebiedsspecifieke kwaliteiten indien relevant ook aandacht worden geschonken aan bijzondere kwaliteiten van het landschap in Horst aan de Maas over de volle breedte, zoals het voorkomen van relatief gezien een groot areaal aan landschap waar geen of heel weinig bebouwing voorkomt (‘lege gebieden’); het aanwezige bijzondere groen, zoals dat op landgoederen, buitenplaatsen en begraafplaatsen; (de intactheid van) historische laanstructuren; en het voorkomen van eventuele oude boskernen (m.n. zuidelijk van Grubbenvorst en ten westen van Lottum).[4]
Bij initiatieven in linten c.q. waar historische bebouwingsstructuren en cultuurlandschappelijke waarden elkaar raken dient mede op basis van cultuurhistorische argumenten afgewogen te worden hoe zal worden omgegaan met nog bestaande zichtrelaties c.q. open ruimtes tussen de weg en het (open) landschap achter de lintbebouwing. Dit vragen we om te voorkomen dat bebouwing en erfinrichting in linten zodanig aaneengroeien dat de ruimtelijke en visuele relatie tussen de weg en het landschap verdwijnt.
Rolverdeling initiatiefnemer en bevoegde overheid
Een initiatiefnemer dient aan te tonen dat hij de aanwezige waarden niet onevenredig aantast. De waardenkaart biedt daarvoor de basis. Het beleidsvoornemen is om voor de meest waardevolle gebieden een gedetailleerde gebiedsbeschrijving op te stellen, ter ondersteuning van initiatiefnemers. Mogelijk is dat als één integraal kader, of als serie gebiedspaspoorten gekoppeld aan de cultuurhistorische waardenkaart.
Voor alle zones geldt dat de initiatiefnemer gebruik kan maken van de algemene landschapskarakteristieken gekoppeld aan de aanwezige fysische landschappen (veenlandschap, dekzandlandschap, rivierterraslandschap). Deze zijn op moment van schrijven nog vastgelegd in artikel 47.1 van het Bestemmingsplan Buitengebied, onderdeel van het tijdelijk omgevingsplan, en de bijbehorende inspiratieboekjes.
Afhankelijk van de aard van de ingreep kan verdiepend onderzoek in opdracht van de initiatiefnemer nog wenselijk zijn, ter beoordeling door de deskundige namens het bevoegd gezag.

Maatregelen:
-
a.
Vertalen van de zonering in de waarderingskaart van cultuurlandschap c.q. de beleidskaart voor cultuurlandschap naar een planologische regeling in het omgevingsplan, rekening houdend met verplichtingen vanuit de provincie t.a.v. erfgoed en in afstemming met verplichtingen die in strijd met de beoogde planologische regeling kunnen zijn, zoals de gewenste focus op erfgoed in Natura2000-gebieden.
-
b.
Nader uitwerken van de cultuurhistorische kwaliteitskenmerken per zeer hoog gewaardeerd deelgebied in redengevende omschrijvingen/gebiedsbeschrijvingen.
-
c.
Onderzoeken van de mogelijkheid om bijdragen aan een landschapsfonds vanuit ingrepen in zeer hoog gewaardeerde gebieden in te zetten ter verbetering van cultuurhistorische landschapswaarden.
-
d.
Aanpassen van artikel 47.1 van het Bestemmingsplan Buitengebied en de beschikbare inspiratieboekjes aan de informatie op de cultuurhistorische waardenkaart, in de vorm van een inspiratiekader of gebiedspaspoort voor initiatiefnemers. Deze krijgen, gekoppeld aan de voornoemde planologische zones, een formele status.
-
e.
Een nadere analyse welke gebieden door beperkte kwaliteitsimpulsen een hogere cultuurhistorische waarde zouden kunnen bereiken[5], en onderzoeken van de mogelijkheid tot het opzetten van een stimulerings- of investeringsbudget, gekoppeld aan het landschapsfonds voor ontwikkelingen in zeer hoog gewaardeerde gebieden.
[1] Om te snappen waarom we de onderstaande regeling voorstellen, is het goed om even terug te kijken naar wat nu leidend is. Volgens de huidige planologische regeling geniet het volledige buitengebied een zekere bescherming op het gebied van cultuurhistorie, als één van de toetsingsgronden. Artikel 47.1 van het Bestemmingsplan Buitengebied (in het tijdelijk deel van het omgevingsplan) vormt een toetsingskader voor nieuwe ontwikkelingen in het (agrarisch) cultuurlandschap.
[2] Het is nauwelijks generiek te formuleren op welke manier ontwikkelingen wel of niet onevenredig de bestaande waarden aantasten. De voorstellen in deze alinea zijn daarom naar analogie van het gebouwd erfgoed waarbij een adviescommissie de ingediende plannen op basis van maatwerk en specifieke gebouwkarakteristieken toetst. Ondersteunend daarbij zijn de redengevende omschrijvingen, en we stellen dan ook voor die eveneens voor de meeste waardevolle, dus zeer hoog gewaardeerde landschappen op te stellen. Zie verderop in deze alinea.
[3] De aard hiervan is maatwerk en ter beoordeling van de deskundige namens het bevoegd gezag en/of de adviescommissie. In het laatste geval is zitting van een deskundige op het gebied van historisch cultuurlandschap in de commissie van belang.
[4] Zie hiervoor https://rce.webgis.nl/nl/map/erfgoedatlas
[5] Voorbeeld: het herstellen van de openheid van een veld.
4.3.3 Toetsing
Aanvragen voor een omgevingsvergunning of wijziging omgevingsplan worden aan de deskundige namens het bevoegd gezag voorgelegd. Bij hogere waarden en complexere ingrepen wordt de gemeentelijke adviescommissie gevraagd om te adviseren. Werkprocessen hiervoor dienen nog nader te worden uitgewerkt. Daartoe dient in de commissie een deskundige op het gebied van het historisch cultuurlandschap aanwezig te zijn.
Maatregelen:
4.3.4 Stimulering
Naast een verplichting tot het rekening houden met het landschappelijk erfgoed zet de gemeente Horst aan de Maas in op stimulering van gebruik van cultuurhistorische informatie. Daartoe zullen we de beschikbaar gekomen informatie voor het publiek ontsluiten. Naar de technisch meest passende manier zal nog nader worden gekeken.
Maatregelen:
4.4 Bouwkunst en stedenbouw
4.4.1 Bouwkunst
Actualisatie en herijking
De gemeente Horst aan de Maas telt momenteel 83 objecten die ingeschreven staan in het register van rijksmonumenten en er zijn 146 objecten aangewezen als gemeentelijk monument.24 Het beleid heeft als doel om te komen tot een goede representatie van het gebouwd erfgoed in de lijst met beschermde objecten.
Onderbouwing inventarisatie
Als eerste stap is hiertoe een inventarisatie uitgevoerd, waarbij gebouwde objecten en complexen in hun omgeving zijn onderzocht. Het betreft niet alleen gebouwen, maar ook objecten als kruisen en kapellen, hekwerken, herinneringsmonumenten, weidemolens, et cetera.
De inventarisatie is gemeentebreed (omvat dus de kernen en het buitengebied) en is categoriaal uitgewerkt, zodat onderlinge vergelijking van uiteenlopende erfgoedcategorieën en voor de gemeente Horst aan de Maas specifieke thema’s mogelijk is.
Op basis van een aantal criteria zijn scores toegekend. Het onderzoek met behulp van een beperkte set criteria is indicatief en de score-toekenning resulteert in een indeling van het object in één van vier verschillende schaalniveaus met een potentiële waarde:
De selectie van de cultuurhistorisch waardevolle objecten en de uiteindelijke klassering in deze vier waarden vindt plaats via een toetsing aan de hand van zes ruimtelijke en cultuurhistorische waarderingscriteria.
-
a.
Stedenbouwkundige en ensemblewaarde: het belang van het object als onderdeel van de ontwikkelingsgeschiedenis van het gebied of een bijzondere stedenbouwkundige ontwikkeling of planvorming; en/of als onderdeel van cultuurhistorische gebiedskarakteristiek en/of ensemblewaarde, bijvoorbeeld in relatie tot een beschermd stads- of dorpsgezicht, een waardevol gebied en beschermde monumenten;
-
b.
Beeldbepalende waarde: het belang van het object vanwege de bijzondere betekenis voor het beeld van zijn omgeving (bijvoorbeeld: markant onderdeel lintbebouwing, opmerkelijke (hoek)ligging, zichtlijn, landmark);
-
c.
Historische waarde, representatiewaarde: het belang van het object vanwege de herkenbaarheid van het oorspronkelijke concept en de oorspronkelijke (bijzondere) functie, in relatie tot de ontwikkelingsgeschiedenis en de historische gelaagdheid van het gebied; relatie met voor de gemeente Horst aan de Maas belangrijke personen, gebeurtenissen en activiteiten;
-
d.
Gaafheid: het belang van het object wegens de authenticiteit van hoofdvorm, gevelindeling en/of detaillering;
-
e.
Architectuur- en bouwhistorische waarde: het belang van het object vanwege een kenmerkende / bijzondere bouwstijl, typologie, vorm, materiaalgebruik en constructie; het belang binnen het oeuvre van een architect;
-
f.
Zeldzaamheidswaarde: in architectuur- en/of bouwhistorisch, stedenbouwkundig, typologisch, functioneel of historische opzicht.
Scores
Per criterium kunnen de volgende indicatieve scores worden gehaald:
De optelsom van deze scores leidt tot het formuleren van een eindwaardering in vier gradaties:
Gemiddelde score |
Waardering |
Totaalscore 11 of 12 |
Z: Zeer hoge erfgoedwaarde of (potentiële) monumentwaarde |
Totaalscore 9 of 10 |
H: Hoge erfgoedwaarde of (potentiële) monumentwaarde |
Totaalscore 5, 6, 7 of 8 |
P: Positieve (middelhoge) of karakteristieke erfgoedwaarde |
Totaalscore minimaal 2, 3 of 4 |
B: Basis erfgoedwaarde of beeldondersteunende waarde |
Totaalscore 0 of 1 |
0: Geen waarde |
Alle rijks- en gemeentelijke monumenten en de karakteristieke objecten zijn volgens de genoemde methodiek geïnventariseerd. Hiermee is sprake van een uniforme werkwijze, wordt inzichtelijk of de status nader onderzocht moet worden en of de aanwijzing bijdraagt aan een evenredige verdeling van objecten.
Naast de rijks- en gemeentelijke monumenten (samen 229 stuks) en 850 objecten met de status karakteristiek is een groot aantal nieuwe objecten in de inventarisatie opgenomen, in totaal 451 stuks. Deze nieuwe inventarisaties zijn naar voren gekomen op basis van veldwerk, studie van relevante literatuur, landelijke en lokale erfgoedlijsten en input van de historische kringen.25
In totaal zijn daarmee 1530 objecten geïnventariseerd.
De indicatieve waardering geeft een helder inzicht in de aard en omvang van het totaal aan gebouwd erfgoed in Horst aan de Maas, in relatie tot de huidige status. De inventarisatie brengt erfgoed onder de aandacht, dat in de eerdere aanwijzingsrondes en inventarisaties onderbelicht is gebleven. Te denken valt aan erfgoed uit de periode van het interbellum en die uit de wederopbouwtijd.
Inventarisatie CHWK |
Totaal |
Z |
H |
P |
B |
- |
Rijksmonumenten |
83 |
74 |
7 |
2 |
0 |
0 |
Gemeentelijke monumenten |
146 |
67 |
70 |
9 |
0 |
0 |
Karakteristieke objecten |
850 |
34 |
130 |
628 |
58 |
14 |
Nieuwe inventarisaties CHWK |
451 |
35 |
199 |
311 |
5 |
0 |
Tabel 2. Tabel met aantallen geïnventariseerde rijks- en gemeentelijke monumenten, karakteristieke objecten en nieuwe items (Z = zeer hoge waarde, H = hoge waarde, P = positieve waarde, B = basiswaarde, - = niet opgenomen in de chw).
Bijzondere categorieën erfgoed
Gebouwd erfgoed komt in allerlei soorten en maten in de gemeente Horst aan de Maas voor. Dat geldt bijvoorbeeld voor het agrarisch erfgoed en het erfgoed van de wooncultuur. Een bijzondere plek is er voor het religieus erfgoed zoals kerken en begraafplaatsen en voor het klein religieus erfgoed: veldkruisen, wegkapellen, Mariabeelden en andere objecten. Deze objecten zijn niet alleen onderdeel van ons cultureel-religieus verleden, maar vormen ook vandaag de dag nog herkenningspunten in het landschap en plekken van beleving en verbondenheid. Enkele maatregelen zijn met het oog op landelijke trends specifiek gericht op de toekomst van agrarisch erfgoed, kerken, historische begraafplaatsen en kerkhoven. Het klein religieus erfgoed loopt mee met de aanpak zoals hierna omschreven, met dien verstande dat oververtegenwoordiging binnen deze categorie niet aan de orde is.
Vervolg actualisatie en herijking
Bij de inventarisatie is geen rekening gehouden met eventuele (onder- of over)vertegenwoordiging van bepaalde categorieën, bouwtypen of tijdsperiodes in de lijst of een eventuele hoge zeldzaamheidswaarde van specifieke objecten.
De inventarisatie dient daarom als startpunt voor een vervolgonderzoek naar (onder/over)vertegenwoordiging. Hierna kan een selectie gemaakt worden van objecten die in aanmerking komen voor een nadere waardering. Een dergelijke waardering betreft bijvoorbeeld aanvullend bouwdossieronderzoek of uitgebreider veldwerk met ex- en interieurbezoek. Met deze informatie kunnen redengevende omschrijvingen worden samengesteld.
Het onderzoek leidt tot een voorstel tot aanpassing van de monumentenlijst en lijst karakteristieke panden, met objecten die in aanmerking komen om van de lijst te worden afgevoerd of aan de lijst te worden toegevoegd. In de voorbereiding van betreffend voorstel wordt contact opgenomen met de betrokken eigenaren, waarna gewerkt wordt conform de procedure zoals vastgelegd in de Erfgoedverordening.

Toetsing en rolverdeling initiatiefnemer en bevoegde overheid
Aanvragen voor een omgevingsvergunning of wijziging omgevingsplan die betrekking hebben op gebouwd erfgoed worden aan de deskundige namens het bevoegd gezag voorgelegd. Bij hogere waarden en complexere ingrepen wordt de gemeentelijke adviescommissie gevraagd om te adviseren.
Een initiatiefnemer dient aan te tonen dat hij de aanwezige waarden niet onevenredig aantast. Om de initiatiefnemer hierin te faciliteren is het beleidsvoornemen om toe te werken naar een uniforme redengevende omschrijving, de bestaande beschrijvingen te verbeteren en ontbrekende beschrijvingen toe te voegen voor de gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden.
Tot het moment dat deze gereed zijn, wordt getoetst op basis van de huidig beschikbare informatie. Afhankelijk van de aard van de ingreep kan verdiepend onderzoek in opdracht van de initiatiefnemer nog wenselijk zijn, ter beoordeling door de behandelend ambtenaar.
Stimulering
Naast een verplichting tot het rekening houden met de aanwezige waarden zet de gemeente Horst aan de Maas in op stimulering van gebruik van cultuurhistorische informatie door initiatiefnemers. Daartoe zullen we de beschikbaar gekomen informatie voor het publiek ontsluiten. De technisch meest passende manier zal worden onderzocht. Een vorm van ontsluiting in combinatie met publieksbereik is bijvoorbeeld ook het opstellen van paspoorten voor (een selectie van) monumenten.
De gemeente zal tot slot diverse maatregelen onderzoeken om eigenaren/ initiatiefnemers te ondersteunen, waaronder nieuwe vormen voor een tegemoetkoming in de kosten, zoals een subsidieregeling, en praktische handreikingen zoals een overzicht van mogelijkheden tot verduurzaming.
Maatregelen:
-
a.
Algemeen:
-
b.
Uitwerking van:
-
1.
beelden bij functieverandering boerenerven en agrarisch erfgoed.
-
2.
transformatiekader kerken.
-
3.
instandhouding historische begraafplaatsen en kerkhoven.
-
4.
Format redengevende omschrijving gevolgd door redengevende omschrijving van alle gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden.
-
5.
Publieksbereik bijvoorbeeld via een paspoort van (een selectie van) monumenten.
-
1.
-
c.
Gemeentelijke monumenten:
-
d.
Karakteristieke panden:
-
1.
Nader onderzoek ten behoeve van herijking lijst karakteristieke panden.
-
2.
Nader onderzoek ten behoeve van bescherming van karakteristieke panden tegen sloop en bouw- of verbouwactiviteiten.
-
3.
Onderzoeken van mogelijkheid tot onderzoeksverplichting bij complexe bouwkundige ingrepen en bij transformaties van karakteristieke panden.
-
1.
4.4.2 Waardevolle ensembles (stedenbouw)
In de waardenkaart zijn 32 bijzondere (steden)bouwkundige ensembles geselecteerd en gewaardeerd. Hieronder bevindt zich ook het beschermde dorpsgezicht Griendtsveen.
Inventarisatie ensembles CHWK |
Totaal |
Z |
H |
P |
B |
- |
Beschermd dorpsgeicht |
1 |
1 |
0 |
0 |
0 |
- |
Ensembles |
31 |
10 |
12 |
9 |
0 |
- |
Tabel 5. Tabel met aantallen geïnventariseerde ensemble en scores (Z= zeer hoge waarde, H = hoge waarde, P = positieve waarde, B = basiswaarde, - = niet opgenomen in de chw).
Conform de methode bij landschappen kiest de gemeente Horst aan de Maas voor een bescherming van de zeer hoog en hoog gewaardeerde stedenbouwkundige gebieden/ensembles.
Beleidszone 4: In ensembles met een zeer hoge cultuurhistorische waarde krijgt het erfgoedbelang een zeer hoge prioriteit bij ruimtelijke ontwikkelingen. De aanwezige kwaliteiten worden vastgelegd in redengevende omschrijvingen die per ensemble zullen worden opgesteld. Bescherming van de kernkwaliteiten wordt geborgd door opname van regels in of bij het omgevingsplan, volgend uit de redengevende omschrijvingen. Daarbij kunnen regels gesteld worden voor specifieke (ruimtelijke) kenmerken, zoals bijvoorbeeld bouwhoogtes en bouwvolumes, historische rooilijnen, stedenbouwkundige verkaveling, beeldbepalende panden, dakvormen, kleurgebruik, tuinen en parken en groenelementen- en structuren. De adviescommissie [1] zal bij gebieden met een zeer hoge cultuurhistorische waarde om advies gevraagd worden.
Beleidszone 5: In ensembles met een hoge cultuurhistorische waarde krijgt het erfgoedbelang een hoge prioriteit bij ruimtelijke ontwikkelingen. De aanwezige kwaliteiten worden vastgelegd in beknopte omschrijvingen per ensemble, waarbij vooral de hoofdlijn wordt benoemd. Aan deze hoofdlijnen zal worden getoetst. De toetsing zal bij gebieden met een hoge cultuurhistorische waarde ambtelijk worden uitgevoerd door de inhoudelijk deskundige namens het bevoegd gezag. Bij complexere ingrepen wordt de gemeentelijke adviescommissie gevraagd om te adviseren.
Maatregelen:
- Opstellen van redengevende omschrijvingen per ensemble voor de zeer hoog gewaardeerde ensembles.
- Opstellen van beknopte omschrijvingen per hoog gewaardeerd ensemble.
- Opstellen van planologische regeling inclusief vergunningplicht, indien nodig met aanpassing van welstandsnota, ten aanzien van de zeer hoog en hoog gewaardeerde ensembles.
Toetsing en rolverdeling initiatiefnemer en bevoegde overheid
Aanvragen voor een omgevingsvergunning of wijziging omgevingsplan worden aan de deskundige namens het bevoegd gezag voorgelegd. Bij hogere waarden en complexere ingrepen wordt de gemeentelijke adviescommissie gevraagd om te adviseren, zoals hiervoor geschetst.
Een initiatiefnemer dient aan te tonen dat hij de aanwezige waarden niet onevenredig aantast. Om de initiatiefnemer hierin te faciliteren is het beleidsvoornemen om toe te werken naar gebiedsbeschrijvingen zoals hiervoor omschreven. Afhankelijk van de aard van de ingreep kan verdiepend onderzoek in opdracht van de initiatiefnemer nodig zijn, ter beoordeling door de behandelend ambtenaar.
Tot het moment dat de voorgenomen maatregelen gereed zijn, wordt getoetst op basis van de huidig beschikbare informatie en conform de systematiek zoals opgenomen in paragraaf 3.4 Welstandsnota.
[1] ‘Gemeentelijke adviescommissie’ is de officiële benaming. In de gemeente Horst aan de Maas draagt deze commissie de naam ‘commissie ruimtelijke kwaliteit’.
5 Uitvoeringsagenda
Monitoring en evaluatie vormen onderdeel van de beleidscyclus onder de Omgevingswet. Zoals in hoofdstuk 1 toegelicht betreft de beleidscyclus onder andere de wisselwerking tussen omgevingsvisie, de verschillende programma’s en het omgevingsplan. Enkele maatregelen zijn daarom gericht op het verzamelen en actueel houden van informatie ten behoeve van beleidsontwikkeling.
Daarnaast vindt monitoring op het programma plaats, op de voortgang en effectiviteit van de maatregelen. Hierbij is een mogelijke werkwijze om prestatie-indicatoren vast te leggen. In de tabel hierna zijn als eerste aanzet hiertoe alle maatregelen uit hoofdstuk 4 op volgorde van aanpak geplaatst en voorzien van een planning. Dit deel van het programma zal jaarlijks geactualiseerd worden en per ronde aangepast worden aan de dan geldende gemeentebrede monitoringsafspraken.
Maatregel |
Omschrijving |
Planning eerste activiteit |
Algemeen |
Formatie op erfgoed toetsen aan de verwachte werkzaamheden naar aanleiding van de borging van waarden. |
3-2025 |
Algemeen |
Toetsen van de taak en de samenstelling van de gemeentelijke adviescommissie, met name voor de toetsende rol op cultuurlandschap. |
3-2025 |
Algemeen |
Borgen van kennis bij de medewerkers. |
Doorlopend, start 3-2025 |
Cultuurlandschap |
Verkenning van de technische mogelijkheden en vervolgens bouwen van een omgeving waarin de opgeleverde cultuurhistorische gegevens kunnen worden getoond. |
3-2025 |
Gebouwd |
Uitwerking van transformatiekader kerken. |
3-2025 |
Algemeen |
Toetsen van de capaciteit op handhaving en solide werkafspraken toezicht en handhaving. |
3-4 2025 t.b.v. UTH 2026 |
Cultuurlandschap |
Onderzoeken van de mogelijkheid om bijdragen aan een landschapsfonds vanuit ingrepen in zeer hoog gewaardeerde gebieden in te zetten ter verbetering van cultuurhistorische landschapswaarden. |
4-2025 |
Archeologie |
Aanpassing juridische regeling met nieuwe beleidscategorieën met vrijstellingsgrenzen. |
Voorbereiding 2025 Besluitvorming 2026 |
Cultuurlandschap |
Vertalen van de zonering in de waarderingskaart van cultuurlandschap c.q. de beleidskaart voor cultuurlandschap naar een planologische regeling in het omgevingsplan, rekening houdend met verplichtingen vanuit de provincie t.a.v. erfgoed en in afstemming met verplichtingen die in strijd met de beoogde planologische regeling kunnen zijn, zoals de gewenste focus op erfgoed in Natura2000-gebieden. |
Voorbereiding 2025 Besluitvorming 2026 |
Ensembles |
Opstellen van planologische regeling inclusief vergunningplicht, indien nodig met aanpassing van welstandsnota, ten aanzien van de zeer hoog en hoog gewaardeerde ensembles. |
Voorbereiding 2025 Besluitvorming 2026 |
Algemeen |
Organiseren van participatie ten aanzien van de planologische vertaling in lijn met de gemeentelijke participatieaanpak. |
4-2025 |
Archeologie |
Registratie uitgevoerde onderzoeken met bijbehorend selectiebesluit. |
Format en werkafspraken 1-2026 |
Gebouwd |
Format redengevende omschrijving gevolgd door redengevende omschrijving van alle gemeentelijke monumenten en karakteristieke panden. |
1-2026 |
Gebouwd |
Nader onderzoek ten behoeve van herijking gemeentelijke monumentenlijst. |
1-2026 |
Cultuurlandschap |
Nader uitwerken van de cultuurhistorische kwaliteitskenmerken per zeer hoog gewaardeerd deelgebied in redengevende omschrijvingen/gebiedsbeschrijvingen. |
1-2026 |
Cultuurlandschap |
Inregelen van de gemeentelijke adviescommissie op de taak ten aanzien van het (historisch) cultuurlandschap. |
1-2026 |
Gebouwd |
Opnemen van mogelijkheid tot onderzoeksverplichting bij complexe bouwkundige ingrepen en transformatie van monumenten. |
2-2026 |
Gebouwd |
Nader onderzoek ten behoeve van bescherming van karakteristieke panden tegen sloop en bouw- of verbouwactiviteiten. |
2-2026 |
Gebouwd |
Onderzoeken van mogelijkheid tot onderzoeksverplichting bij complexe bouwkundige ingrepen en bij transformatie van karakteristieke panden. |
2-2026 |
Algemeen |
Definiëren en uitwerken rol erfgoedgemeenschap |
3-2026 |
Archeologie |
Beoordelen van de wenselijkheid van eigen onderzoeksrichtlijnen en/of een handreiking onderzoeksmethoden voor complexe eenheden. |
3-2026 |
Ensembles |
Opstellen van redengevende omschrijvingen per ensemble voor de zeer hoog gewaardeerde ensembles. |
2026 |
Gebouwd |
Onderzoek naar mogelijkheden stimuleringsregeling, zoals subsidie of handreiking initiatiefnemers. |
2026 |
Gebouwd |
Onderzoek mogelijkheden verduurzaming, eventueel met handreiking initiatiefnemers. |
2026 |
Gebouwd |
Uitwerking van instandhouding historische begraafplaatsen en kerkhoven. |
1-2027 |
Cultuurlandschap |
Aanpassen diverse beschrijvingen aan de informatie op de cultuurhistorische waardenkaart, in de vorm van een inspiratiekader of gebiedspaspoort voor initiatiefnemers. Deze krijgen, gekoppeld aan de voornoemde planologische zones, een formele status. |
2027 |
Cultuurlandschap |
Een nadere analyse welke gebieden door beperkte kwaliteitsimpulsen een hogere cultuurhistorische waarde zouden kunnen bereiken en onderzoeken van de mogelijkheid tot het opzetten van een stimulerings- of investeringsbudget, gekoppeld aan het landschapsfonds voor ontwikkelingen in zeer hoog gewaardeerde gebieden. |
2027 |
Ensembles |
Opstellen van beknopte omschrijvingen per hoog gewaardeerd ensemble. |
2027 |
Gebouwd |
Nader onderzoek ten behoeve van herijking lijst karakteristieke panden. |
2027 |
Gebouwd |
Publieksbereik bijvoorbeeld via een paspoort van (een selectie van) monumenten. |
2027/2028 |
Archeologie |
Beoordelen van de wenselijkheid van een gemeentelijke onderzoeks- of inspiratieagenda. |
1-2028 |
Gebouwd |
Uitwerking van beelden bij functieverandering boerenerven en agrarisch erfgoed. |
1-2028 |
Algemeen |
Voor een breder publiek ontsluiten van kennis die in opdracht van de gemeente wordt vervaardigd, zoals onderzoeksrapporten. |
2028 |
Algemeen |
Inregelen van de periodieke vijfjaarlijkse actualisatie van de erfgoedkaarten. |
1-2029 |
Gebouwd |
Integreren juridische regeling gemeentelijke monumenten en erfgoedverordening. |
2029 |
Archeologie |
Stimuleren om archeologie in een vroege fase van de planvorming te betrekken. |
doorlopend |
Archeologie |
Stimuleren om archeologie in een vroege fase van de planvorming te betrekken. |
doorlopend |
Overzicht van figuren, tabellen, bijlagen en appendices
Figuren:
Figuur 2. Contouren van de gemeente Horst aan de Maas.
Figuur 3. Fysisch-geografische onderverdeling van het landschap van Horst aan de Maas.
Figuur 4. Villa Sphagnum in de veenkolonie Griendtsveen.
Figuur 5. Een boerderij in het landschap van Horst aan de Maas.
Figuur 7. Waardering van de cultuurlandschappen.
Figuur 8. Het landschap van de Peel. Op de hogere delen van het Peelgebied komt heide voor.
Figuur 9. Bouwkunst in het landschap.
Figuur 10. De relatie tussen de Erfgoedwet en de Omgevingswet.
Figuur 11. De nieuwe beleidskaart versus de oude. Voor de legenda wordt verwezen naar
kaartbijlage A8.
Voor de leesbaarheid zijn op deze verkleinde afbeelding de ‘aanduidingen’ niet weergegeven
Figuur 13. Archeologie van de Tweede Wereldoorlog.
Tabellen:
Tabel 1. Beleidscategorisering.
Tabel 2. Tabel met aantallen geïnventariseerde rijks- en gemeentelijke monumenten, karakteristieke objecten en nieuwe items (Z = zeer hoge waarde, H = hoge waarde, P = positieve waarde, B = basiswaarde, - = niet opgenomen in de chw).
Tabel 3. Tabel met aantallen geïnventariseerde ensemble en scores (Z= zeer hoge waarde, H = hoge waarde, P = positieve waarde, B = basiswaarde, - = niet opgenomen in de chw).
Bijlagen:
Bijlage 1. Methodische verantwoording: de kaarten
Bijlage 2. Beleid en wetgeving
Bijlage 3. De rol van erfgoed in andere beleidsvelden
Appendices
Kaartbijlage A8. Beleidskaart archeologie.
Kaartbijlage B3. Beleidskaart stedenbouw/ensembles.
Kaartbijlage C3. Beleidskaart cultuurlandschap.
Bijlagen
Bijlage 1. Methodische verantwoording: de kaarten
De archeologische kaarten
Basiskaarten
De studie heeft uiteindelijk geresulteerd in een set verschillende kaarten. Op de basiskaarten (kaartbijlage A1 t/m A3) staan de geïnventariseerde en gekarteerde gegevens die aan de basis liggen van de archeologische verwachtingskaarten en de totstandkoming daarvan. Op kaartbijlage A1 is de landschappelijke basis weergegeven, zoals die speciaal voor de gemeente op hoog detailniveau in kaart is gebracht. Dit is gebeurd met behulp van bestaande landschappelijke kaarten en verder verfijnd op basis van het Actueel Hoogtebestand Nederland (AHN), waarop op de centimeter nauwkeurig de hoogteligging van het maaiveld in Nederland is weergegeven. Op kaartbijlage A2 staan alle archeologische gegevens die reeds in de gemeente bekend zijn. Het gaat dan om vindplaatsen uit ARCHIS3, vindplaatsen afkomstig van de heemkundekringen, over archeologische monumenten, over archeologische structuren zoals herkend op het AHN en over de grenzen van de uitgevoerde onderzoeken. Daarnaast is een inventarisatie gedaan van vindplaatsen op basis van historische bronnen. Deze cultuurhistorische basisgegeven zijn opgenomen op kaartbijlage A3, geprojecteerd op de historische kaart van omstreeks 1900.
Verwachtingskaarten
Op basis van alle verzamelde gegevens is duidelijk geworden dat onderbouwd valt te voorspellen welke delen van het landschap in welke periode bij de mens in trek waren voor welke vorm van landgebruik en waar dus nog onontdekte archeologische resten vallen te verwachten. Zoals uit de voorgaande toelichting over de mens en het landschap is gebleken, valt hier voor de gemeente Horst aan de Maas een zeer duidelijke driedeling te maken tussen de mens uit de periode van de jager-verzamelaars, uit de periode van de landbouwers en uit de periode van de staatssamenlevingen. Voor elk van deze perioden is op basis van een combinatie van wetenschappelijke inzichten en een gebiedseigen ruimtelijke analyse een specifiek archeologische verwachtingsmodel opgesteld. De weerslag hiervan is kaartbijlage A4 is voor de jager-verzamelaars, kaartbijlage A5 voor de landbouwers en kaartbijlage A6 voor de staatssamenlevingen. Deze kaarten laten zien waar al archeologische waarden bekend zijn, maar ook waar deze nog te verwachten zijn.
Voor jager-verzamelaars geldt de hoogste verwachting voor de gradiëntzones, waar hoog/droog grenst aan laag/nat. Het gaat concreet om de hoge flanken van de beekdalen, oude Maasgeulen en natte laagtes. Daarnaast geldt een hoge verwachting voor de uitgesproken terrasrand van het dekzandgebied naar de Maasvallei. Daarbuiten is de kans op vindplaatsen lager, wat niet wil zeggen dat er geen vondsten uit deze periode voorkomen. Deze zijn echter eerder te beschouwen als de achtergrondruis van vele eeuwen/millennia menselijke aanwezigheid in dit gebied tussen Peel en Maas. Voor de landbouwers geldt de hoogste verwachting voor de gronden die vanwege hoge vruchtbaarheid en goede ontwatering geschikt waren voor beakkering en de daaraan gerelateerde bewoning. Het gaat dan met name om de dekzandplateaus centraal in de gemeente, de terrasrand van het dekzandgebied naar de Maasvallei en de hoge ruggen in de Maasvallei. In de overige delen van het landschap (mits in deze periode niet met veen bedekt) zijn resten te verwachten gerelateerd aan economische activiteiten waarbij het zowel kan gaan om puntlocaties (bijvoorbeeld houtskoolmeilers) als uitgestrekte patronen (zoals Celtic Fields en wegen). In de natte en moerassige delen van het landschap geldt een verwachting voor vindplaatsen (eventueel organisch) gerelateerd aan de natte context, met name waar deze grenzen aan bekende woonlocaties uit de landbouwersperiode. De verwachting voor vindplaatsen van de staatssamenlevingen toont overeenkomsten met die van de landbouwers, maar hier komen vooral historische bewoningskernen als ontginningsbasis sterk naar voren. In het gebied van de oude akkercomplexen centraal in de gemeente zijn deze gekoppeld aan de flanken van de beekdalen en in de Maasvallei aan de samenvloeiingspunten van de grote meanderbochten. Sporen van economische activiteiten vallen vrijwel overal te verwachten, omdat in deze periode van sterke bevolkingsgroei vrijwel alle delen van het landschap werden benut.
Combinatiekaart
De drie periode-kaarten zijn gecombineerd in een archeologische verwachtingenkaart voor alle perioden (kaartbijlage A7). Deze kaart is een optelsom van alle onderliggende data per periode en is nodig als tussenstap voor de beleidskaart.
De cultuurhistorische kaarten
Kenmerkenkaarten
De kenmerkenkaarten voor bouwkunst en stedenbouw (B1) en landschap (C1) bevatten de feitelijke informatie over de aard en ligging van de aanwezige relicten, en voor landschap voor een gedeelte ook inmiddels verdwenen relicten. De kaarten zijn steeds opgebouwd uit een gebiedsgerichte component (de ensembles en de landschapstypen) en een objectgerichte component (de gebouwde objecten en de landschapselementen). Voor elk van de onderdelen hebben we een eigen selectiekader gebruikt, dat wordt toegelicht in het hoofdstuk over bronnen en methoden. Inherent aan de materie vullen de kaarten voor bouwkunst en stedenbouw en voor landschap elkaar aan: de eerste categorie richt zich vooral op de kernen maar bevat ook de relevante waardevolle bouwkunst in het buitengebied, de tweede categorie heeft meer focus op het buitengebied, maar bevat ook de structuren als wegen en waterlopen die in het bebouwd gebied doorlopen.
Waarderingskaarten
Voor zowel bouwkunst en stedenbouw (B2) als voor landschap (C2) zijn ook waarderingskaarten opgesteld. Die bevatten, op basis van disciplinespecifieke waarderingsmethoden, een waardering van de aanwezige gebiedskwaliteiten (stedenbouw, landschap) en van de objectwaarden (bouwkunst). Daaruit komt naar voren dat de belangrijkste landschappelijke waarden zich bevinden in onder meer het rivierterrassenlandschap en de aangrenzende jonge ontginningen op het zandlandschap, in de velden bij de kernen Horst en Sevenum en in de Peel en de aangrenzende jonge ontginningen. Daarentegen zijn bijvoorbeeld de oudste heideontginningen meer aangetast. Op het gebied van de stedenbouw bevinden de waarden zich zowel in een groot aantal historische dorpskernen als in gehuchten in het buitengebied. Nu is daarvan maar één gebied expliciet beschermd, namelijk het rijksbeschermd dorpsgezicht Griendtsveen. Op het gebied van de bouwkunst bevinden belangrijke waarden zich in de boerderijen, de woonhuizen en het aanwezige religieus en funerair erfgoed. Een groot aantal waardevolle objecten heeft nu nog geen beschermde status.
Bijlage 2. Beleid en wetgeving
Verdrag van Faro
In 2005 heeft de Raad van Europa het Verdrag van Faro vastgesteld. Dat verdrag, met de titel De Waarde van Cultureel Erfgoed voor de Samenleving, richt zich op de relatie tussen de mens en het erfgoed. Letterlijk zegt de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed daarover: Het verdrag stelt dat erfgoed meer dan nu een functie kan hebben voor de samenleving. Niet alleen de historische plek zelf, het voorwerp, de traditie enz. is belangrijk, maar vooral ook de verschillende betekenissen en het gebruik ervan. Erfgoed is bovendien een bron voor ruimtelijke, sociale, economische en democratische ontwikkeling als alle belanghebbenden daar een betrokkenheid bij hebben. Het verdrag is een oproep tot beleidsvorming. Nederland heeft het verdrag nog niet geratificeerd, maar wel ondertekend, op 10 januari 2024. De RCE werkt aan een uitvoeringsprogramma. In het verdrag is onder meer het begrip ‘erfgoedgemeenschap’ vastgelegd, die bestaat […] uit mensen die waarde hechten aan specifieke aspecten van cultureel erfgoed die zij, binnen het kader van publieke actie, wensen te behouden en aan toekomstige generaties over te dragen.

Erfgoedwet (2016)
De Erfgoedwet verving per 1 juli 2016 de oude Monumentenwet, en regelt een groot aantal zaken met betrekking tot beheer en behoud van erfgoed. De wet bundelt eerdere wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van cultureel erfgoed in Nederland, en legt de verantwoordelijkheden vast.
Aspecten die in de Erfgoedwet zijn vastgelegd, zijn onder meer de certificering voor archeologische bedrijven en het opgravingsverbod, de manier waarop met archeologische vondsten dient te worden omgegaan, de regels omtrent archeologische depots, de aanwijzing van (archeologische) rijksmonumenten en het beheer van een rijksmonumentenregister, evenals de aanwijzing van zaken als beschermde cultuurgoederen of beschermde verzamelingen. Ook zijn de rollen van gemeenten en provincies ten aanzien van hun eigen verordeningen en erfgoedregisters vastgelegd, en komt ook het internationaal en Europees cultuurgoed aan de orde.
Provinciaal landschapsbeleid
Kern van dit landschapsbeleid is het Programma Landschap, dat in december 2022 door Gedeputeerde Staten is vastgesteld. De kerndoelen bestaan onder meer uit behoud van landschapswaarden, bevorderen van kwaliteit via grote gebiedsontwikkelingen, verbeteren van het beheer, het uitbouwen van de beleving en het versterken van het verhaal van het landschap.
Daarnaast geldt het Landschapskader Noord- en Midden-Limburg, waarin handvatten voor ontwikkelingen worden gegeven. Dit kader is gekoppeld aan het Provinciaal Omgevingsplan (POVI 2021). Initiatiefnemers van zowel aan landbouw en natuur (groene), aan water (blauwe), als aan bebouwing en infrastructuur (rode) gerelateerde ontwikkelingen, kunnen aan de hand van het Landschapskader nagaan welke ontwikkelingen op een bepaalde plek landschappelijk gezien wenselijk en mogelijk zijn. Het Landschapskader en het Handvat kernkwaliteiten bieden een handreiking voor initiatiefnemers van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen om antwoord te geven op de motiveringsvraag van de landschappelijke kernkwaliteiten uit de Omgevingsverordening Limburg 2014. Per 1 januari 2024 is de Omgevingsverordening Limburg 2021 in werking getreden.
In de Omgevingsverordening bij het Provinciaal Omgevingsplan (POVI 2021) wordt de initiatiefnemer van een ruimtelijk plan gevraagd om een beschrijving te geven van de kernkwaliteiten van de te ontwikkelen locatie en haar omgeving. De initiatiefnemer geeft daarbij aan op welke wijze de voorgenomen ontwikkeling zorgt voor het behoud of de ontwikkeling van de aanwezige kernkwaliteiten en hoe eventuele negatieve effecten worden gecompenseerd.
Provinciaal cultuur- en erfgoedbeleid
Het vigerende cultuur- en erfgoedbeleid van de Provincie Limburg is vastgelegd in het Beleidskader 2024-2027. Hierin heeft de provincie haar doelstellingen ten aanzien van behoud en bescherming van monumenten vastgelegd, evenals uitgangspunten voor de wijze waarop de verhalen van erfgoed verteld worden. Het beleid besteedt onder meer aandacht aan de rol van elke Limburger in het erfgoed, het actueel houden van erfgoed en de verduurzaming van erfgoed in een veranderende wereld. Concreet wordt er ingezet op de fysieke instandhouding van gebouwd erfgoed, op duurzaamheid en op herbestemming van ensembles, aan grote en complexe opgaven, op restauratiekwaliteit en op de versterking van archeologisch beleid.
Gemeentelijke structuurvisie
De nu geldende structuurvisie Horst aan de Maas dateert uit 2013. Ondanks dat de nieuwe omgevingsvisie in ontwikkeling is, geldt de structuurvisie op moment van schrijven nog steeds en hebben we deze daarom hier toch behandeld. Archeologie en cultuurhistorie (zowel landschap als bebouwing) zijn op verschillende plekken opgenomen als mee te nemen aspecten, zoals bij particuliere woningbouw binnen en buiten de bebouwde kom, en hergebruik van vrijkomende agrarische bebouwing door niet-agrarische bedrijven en herbouw ervan. Het wordt beschouwd als een onderdeel van de omgevingskwaliteit. Ook worden toeristische ambities ten aanzien van cultuurhistorische waarden gepresenteerd. De gemeente nam zich voor een Kwaliteitsfonds buitengebied in te stellen en zette in op kwaliteitsverbeterende maatregelen. Daarbij bestond een koppeling met het LOP en de (groen)structuurvisies van de verschillende kernen.
Een belangrijk gebied voor de regio is Greenport Venlo, het grootste en meest gevarieerde land- en tuinbouwgebied van Europa. Het geografische hart van Greenport Venlo wordt gevormd door het Klavertje 4-gebied. Het doel van Greenport Venlo is het realiseren van een ruimtelijk-economische structuurversterking, geïnspireerd door de C2C-principes. Daarvoor is een intergemeentelijke structuurvisie ‘Klavertje-4 gebied’ opgesteld. In de visie geven de drie gemeenten (Horst aan de Maas, Peel en Maas en Venlo) en de provincie aan wat zij willen bereiken met de ontwikkeling van Greenport Venlo en het Klavertje 4-gebied. Hierbij staan centraal: het ontwikkelen van een economisch netwerk, het stimuleren van samenwerking en innovatie en het op duurzame wijze – geïnspireerd door de C2C-pincipes[1] - creëren van een hoogwaardig klimaat en landschap om in te werken, wonen en recreëren.
Gemeentelijk omgevingsplan
Het huidige omgevingsplan is per 1 januari 2024 de jure samengesteld uit de toen vigerende bestemmingsplannen. In het bestemmingsplan buitengebied is het erfgoed overwegend beschermd door middel van de dubbelbestemmingen Waarde - Archeologie 2 tot en met Waarde - Archeologie 9 voor het archeologisch bodemarchief, de enkelbestemming Agrarisch met waarden en de dubbelbestemmingen Waarde - Beschermd dorpsgezicht Griendtsveen, Waarde - Landgoed, Waarde - Zone bronsgroene landschapszone voor waardevol landschappelijk en stedenbouwkundig erfgoed en diverse regels voor het borgen van de waarden van karakteristieke panden, met name ten aanzien van splitsing. Ook is er in de toelichting een beschrijving van de historische ontwikkeling opgenomen.
De enkelbestemming voor ‘Agrarisch met waarden’ is (nagenoeg) vlakdekkend voor het hele buitengebied, voor archeologie zijn vooral de middelhoge en hoge verwachting van toepassing. Voor het stedelijk gebied zijn naast het beschermd dorpsgezicht Griendtsveen enkele vergelijkbare regelingen voor andere kernen. Daarnaast zijn er algemene aanduidingsregels voor de verschillende landschappen opgenomen: overige zone – heideontginning, overige zone – beekdal, overige zone – bos- en mozaïeklandschap, overige zone – hoogveen, overige zone – kampen, overige zone – peelbossen, overige zone – rivierdal, overige zone – veenontginning, en overige zone – velden. In artikel 47.1 van de toelichting op het bestemmingsplan zijn alle landschappen afzonderlijk gekarakteriseerd. Deze kenmerken worden gebruikt bij de toetsing van ingrepen in de verschillende landschappen waar een gebiedsaanduiding geldt. Deze gebiedsaanduidingen zijn net als de enkelbestemming ‘Agrarisch met waarden’ vlakdekkend in het buitengebied aanwezig.
Oud versus nieuw archeologiebeleid
In figuur 11 is behalve de beleidskaart ook de tot nu toe door de gemeente gehanteerde maatregelenkaart uit 2014 afgebeeld om het verschil tussen beiden te duiden. Op het eerste gezicht lijken de veranderingen beperkt, maar de daadwerkelijke aanpassingen zijn legio. Zo is te zien dat de zones met een hoge verwachting (oranje op de nieuwe kaart, zalmroze op de oude) veel gedifferentieerder zijn aangeduid. Bovendien zijn deze veel exacter begrensd, dankzij de nauwkeurige archeo-landschappelijke basiskaart die hieraan ten grondslag ligt (kaartbijlage A1). Verder is te zien dat grote zones met een middelhoge verwachting (geel op beide kaarten) zijn terug gebracht tot veel kleinere gebieden. De grote groene gebieden zijn iets in omvang toegenomen. Belangrijk verschil is dat hier - als gevolg van voortschrijdend inzicht - geen lage verwachting meer aan is toegekend. Door onderzoek in de voorbije 10 jaar is duidelijk geworden dat het landschap ook buiten de woonplaatsen op verschillende wijzen werd gebruikt. De sporen hiervan zijn minder rijk en in lagere dichtheden, maar ze kunnen van grote waarde kunnen zijn voor het verhaal van het gebied. Denk bijvoorbeeld aan de sporen van de turfwinning of het ontginnen van de eerste akkers rond de oudste dorpen. Het documenteren hiervan kan echter met extensievere vormen van archeologisch onderzoek, resulterend in een milde onderzoekslast bij grootschalige ingrepen.

[1] Cradle2Cradle (C2C). Economische filosofie waarin duurzaam (door)ontwikkelen, realiseren, beheren en transformeren uitgangspunt is. C2C gaat uit van het creëren van continue kringlopen (biologisch, technologisch), waarbij geen verlies optreedt. Het doel is waardetoevoeging: niet recyclen maar upcyclen. https://plannen.horstaandemaas.nl/NL.IMRO.1507.SVGRKLAVERTJEVIER-VA01/db_NL.IMRO.1507.SVGRKLAVERTJEVIER-VA01_index.html#_3.5_Cradle2CradleC2C
Bijlage 3. De rol van erfgoed in andere beleidsvelden
Inleiding
Regels ten behoeve van het behoud en de versterking van erfgoedwaarden zijn belangrijk, maar zijn niet het enige wat nodig is om het aanwezige erfgoed, het DNA van de gemeente Horst aan de Maas, conform de Omgevingswet een integraal onderdeel van de leefomgeving te laten zijn. Het is minstens zo belangrijk om het erfgoedbelang volwaardig mee te nemen in complexe ruimtelijke opgaven. In deze bijlage worden ontwikkelingen opgesomd waarin erfgoed een rol speelt. Per onderwerp dient dit, in de integraliteit van dat onderwerp, nader te worden uitgewerkt. In de tabel is opgenomen welke bijdrage erfgoed kan leveren, met daarnaast de aandachtspunten voor de toekomst. Onder iedere tabel is ter inspiratie een overzicht opgenomen van mogelijke maatregelen behorend bij de kansen en aandachtspunten voor de toekomst. Een deel van deze maatregelen is vervolgens in het beleid opgenomen en gepland.

Algemeen
Op algemeen gebied zien we de volgende ontwikkelingen, kansen en aandachtspunten voor de toekomst:
Ontwikkeling |
Kansen |
Toekomst |
Wetgeving (o.a. Omgevingswet) |
Met het oog op de Omgevingswet is het noodzakelijk om af te stemmen met andere beleidsthema’s, zoals klimaatopgaven (duurzaamheid/energie), biodiversiteit/natuur, economie en ondernemen, verkeer/vervoer en waterkundige zaken, zodat tegenstrijdige ambities kunnen worden afgewogen en een keuze kan worden verantwoord. Dit in de aanloop naar de omgevingsvisie. Het integraal borgen van cultureel erfgoed en de onderlinge afstemming met de vakdisciplines daarover, draagt bij aan een goede belangenafweging en vergroting van het draagvlak voor veranderingen en/ of wijzigingen. Dat traject draagt bij aan de versterking van de fysieke leefomgeving. |
Om vergunningaanvragen te kunnen beoordelen is specialistische kennis noodzakelijk op gebied van landschap en cultuurhistorie. De gemeente zal kennis inhuren als die niet aanwezig is, en niet alleen aan het einde van het ruimtelijk proces. Ze moet hierbij voldoen aan de kwaliteitscriteria (versie 2.2) vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) omgevingsrecht. Het is belangrijk en efficiënt in processen om het cultuurhistorische belang goed en vroegtijdig mee te wegen. Dat levert doorgaans de beste eindresultaten op, en zorgt ervoor dat cultuurhistorie een meerwaarde in plaats van een hindermacht kan zijn. |
Ontsluiten erfgoedinformatie |
Het belangrijkste instrument tot behoud van erfgoed blijft het creëren van bewustwording en draagvlak bij inwoners en eigenaren van erfgoed. Als mensen begrijpen hoe het landschap en de bebouwde omgeving ontstaan zijn, kan dat voor meer betrokkenheid zorgen. Kiezen van een permanente ontsluiting van de erfgoedinformatie, al dan niet gekoppeld aan informatiepunten in het veld. Maar denk ook aan (niet alleen taken van de gemeente): - Publicaties en brochures - Rondleidingen bij opgravingen - Tentoonstellingen en lezingen - Open Monumentendag en Nationale Archeologiedagen - Social media - Ambtenarencursus over erfgoed in verleden, heden en toekomst - 3D reconstructie/animatie filmpjes van de historische parels - Beheer klein erfgoed met hulp van lokale erfgoedclubs - Zichtbaar maken van archeologische monumenten |
Jaarlijks worden er vele archeologische en cultuurhistorische onderzoeken gedaan in de gemeente ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Deze onderzoeken leveren verhalen op over de geschiedenis van de gemeente Horst aan de Maas. Te vaak nog verdwijnen deze verhalen na het onderzoek in de kast. De kennis wordt niet openbaar, laat staan inzichtelijk. Het is de wens de vertaling van de nieuw verworven kennis in het project een vast onderdeel te laten zijn binnen de projectontwikkeling van de gemeente, waarvoor aan de voorkant van het proces aandacht wordt gevraagd en financiële middelen voor moeten worden gereserveerd. |
Verdieping erfgoedidentiteiten |
Gebruik de informatie, de verhaallijnen en de gepresenteerde bijzondere plekken, deels met een erfgoedkarakter (“Plekskes van geluk”, “Mooie en interessante plekken”) van de website landschaphorstaandemaas.nl om naar burgers en bezoekers toe de historische identiteit van de gemeente te versterken. Het gaat om natuur, landschap en overige erfgoed, kloosters, kerken en begraafplaatsen, kruisen en kapellen, kastelen en landgoederen, molens, oorlogsmonumenten, kunst in de openbare ruimte). Hierbij is een dwarsverbinding te leggen met toeristisch-recreatief beleid, maar zeker ook met het gemeentelijk cultuurbeleid. Erfgoed is uiteraard onderdeel van de (lokale) cultuur, en partijen als musea, heemkundeverenigingen etc. werken op het snijvlak van de twee om de verhalen van erfgoed beleefbaar te maken en draagvlak te genereren. |
- |
Te overwegen maatregelen:
-
Inbrengen van het erfgoedbelang in de werkgroep die zich met de samenstelling van omgevingsvisie en omgevingsplan bezig houdt.
-
Opstellen van een PR-plan ten aanzien van erfgoed, waarin bewustwording en draagvlak concreet worden gemaakt.
-
Opzetten van een GIS-viewer voor het beheer en analyse data en het ontsluiten hiervan naar derden.
-
Sterkere integratie van erfgoed in het toeristisch-recreatieve en cultuurbeleid van de gemeente en het voor het voetlicht brengen van de mogelijkheden van erfgoed bij samenwerkingspartners.
Archeologie
Op het gebied van archeologie zien we de volgende ontwikkelingen, kansen en aandachtspunten voor de toekomst:
Te overwegen maatregelen:
-
Voorzien van erfgoedexpertise in het kader van een goede belangenafweging ten behoeve van de fysieke leefomgeving.
-
Onderzoeken wat de impact is van toekomstige natuurontwikkelingen op eventuele archeologische vindplaatsen.
-
Opstellen van beschermingsmaatregelen (behoud in situ) voor archeologische vindplaatsen binnen de agrarische ontwikkelingen en woningbouw in de gemeente
-
Het creëren van bewustwording en draagvlak bij inwoners en eigenaren van erfgoed
-
Eventueel opstellen van een onderzoeksagenda ter ondersteuning van archeologische beleidskeuzes.

Cultuurlandschap
Op het gebied van cultuurlandschap zien we de volgende ontwikkelingen, kansen en aandachtspunten voor de toekomst:
Ontwikkeling |
Kansen |
Toekomst/problematiek |
Zonne-energie |
Zorgvuldige landschappelijke inpassing, zonneparken ‘gebruiken’ om tegelijk landschap blijvend te versterken op basis van historisch-landschappelijke structuren (ingrepen voor lange termijn, zoals herstel paden en aanplant groen). Uitwerken van een visie op zonne-energie met aandacht voor landschapskwaliteit: waar kan het (“ja, mits”, “nee, tenzij” en “nee”). |
Grootschalige ‘afdekking’ landschap, industrialisering landschapsbeeld, plaatsing zonder inachtneming kwetsbaarheid/weerbaarheid landschap (‘wat kan een landschap hebben’) [zie kans die een visie op dit onderwerp biedt] Overigens laat rijksbeleid sinds enige tijd grootschalige zonneweides op landbouwgrond niet meer toe. |
Natuurontwikkeling |
Versterking van ecologische kwaliteiten in relatie tot het historisch cultuurlandschap; herstel vegetaties die in specifieke agrarische cultuurlandschappen passen. Versterking van ecologische kwaliteiten in relatie tot landschappelijke waarden, bijvoorbeeld door herstel watermolenlandschappen, oude gegraven waterlopen en voorden, maar ook ontzien van gebieden met een hoge cultuurlandschappelijke waarde bij natuurontwikkeling. Teruggrijpen op historische structuren en visualisatie van eventuele archeologische vondsten. |
Grootschalige procesnatuur met actief of passief uitwissen van gegroeide historische structuur gebied (“uitwissen” historisch gegroeide menselijke rol in gebied). Cultuurtechnische maatregelen bij natuurontwikkeling kunnen leiden tot aantasting van essentiële kwaliteiten van het historisch cultuurlandschap, zoals het historisch reliëf of de aard van meandering van waterlopen. |
Schaalvergroting in de landbouw (akkerbouw, veehouderij, kassenbouw) |
Begeleiding omvorming gebieden die zich niet/minder voor schaalvergroting lenen. Zorgen voor een zorgvuldige locatiekeuze en landschappelijke inpassing. Indien aan de orde, zoeken naar concentratiegebieden om de impact op de omringende landschappen te beperken. |
Industrialisering van het landschap, slechte inpassing van nieuwe bebouwing, verdwijnen van de ‘kleine schaal’ van landschappen, sluipenderwijs verdwijnen van historische infrastructuur en/of groen, fragmenteren/verrommelen van het landschap zonder concentratie, verdwijning van de openheid van vanouds open landschappen. |
Omvorming naar natuurinclusieve landbouw |
Proces gebruiken voor afgewogen landschapsherstel op basis van historische kennis – landschapsbeheer waar mogelijk als tegenprestatie voor ontwikkelingen vragen (evt. via verevening). |
Ongecoördineerde ontwikkelingen die leesbaarheid landschap niet ten goede komen. |
Woonfuncties en omvorming (voormalige) agrarische bedrijven in het buitengebied |
Aangrijpen voor landschapsherstel, herbestemming agrarische bebouwing, aansluiting van ontwikkeling op bestaande/bekende historische processen / bekende waarden – inzetten erfgoedkaarten en andere kennis als kennisbasis voor ontwikkeling. |
Versnippering / verrommeling van landschapsbeeld, ‘iedereen zijn eigen poel’, verdwijnen historische bebouwing/boerenerven (agrarische karakter) van het landschap, verstening en andersoortige niet-passende invullingen van erven in het buitengebied, toename hekwerken in het landschap. |
Klimaatadaptie (waterberging) |
Herstel van beekdalvegetaties, versterking landschappelijke contrasten tussen beekdalen en hogere gronden. |
Beekdalen als ‘waterbassins’: aanleg van kades, geen historische landschapsbeelden als referenties (gemiste kansen). |
Woningbouw |
Zorgvuldige inpassing of zelfs reconstructie van historische structuren in bebouwd gebied. Waar nodig beschermen van specifieke randzones van de kern waar nieuwbouw/uitbreiding unieke landschappelijke aspecten zou uitwissen. |
Verdwijnen agrarisch cultuurlandschap onder nieuwbouw die ‘niets’ met historische structuur landschap doet. |
Inbreiding / herontwikkelingen in bestaande bebouwde kom |
Herstel van (verdwenen) historische structuren, behoud bebouwing die ontstond in landschappelijke context. |
Bouwen/ontwikkelen zonder referentie naar historische ontwikkeling. |
‘Leesbaar maken van landschap in bebouwde kom’ |
Door middel van kunst, visualisaties, informatiepanelen etc. met een ‘eigen huisstijl’ verwijzen naar unieke historische plekken in bebouwd gebied, al dan niet met koppeling naar informatie via een erfgoedviewer. Naar wens kan ook gekozen worden voor geheel of gedeeltelijk digitale oplossingen, gezien het gevaar van verrommeling van de openbare ruimte. Een tussenvorm kan een eenvoudige (reconstructie)tekening ter prikkeling in combinatie met een QR-code zijn. vgl. informatiezuilen Vianen |
Verrommeling van de openbare ruimte door informatiepanelen en -zuilen. |
Gericht stimuleren initiatieven landschapsherstel |
Koppeling van pro-actief landschapsbeleid en (voor bijzondere locaties) deelgebiedvisies aan karakterisering in landschapslaag erfgoedkaart. Koppeling daarbij ook met de waardevolle kernen! Opzetten “inspiratiecatalogus” met voorbeelden voor diverse typen ruimtelijke ontwikkelingen, zoals erfinrichting, herstel landschappelijke randen/overgangen, etc. Deze handleidingen kunnen als voorbeelden aan de landschapslaag van de erfgoedkaart gekoppeld worden (In welk landschap woon ik? Dan krijg ik deze ideeën aangereikt). => ‘Inspiratie bieden’ past als principe bij de ontwikkeling richting Omgevingswet. |
Kan een oplossing zijn voor verrommeling van het landschap door ongecontroleerde particuliere projecten [zie hiervoor] |
Te overwegen maatregelen:
-
Invoegen van erfgoedbelang in het beleid ten aanzien van zonne-energie.
-
Versteviging van de eigen erfgoedrol in natuurontwikkelingsopgaven en versterking van de rol als gesprekspartner met ‘erfgoedbagage’ in natuurontwikkelingsprojecten of andersoortige projecten waarbij een natuurontwikkelingsopgave bestaat.
-
Inbrengen van erfgoedbelang in gebiedsproces t.a.v. transformatie van de landbouw en de toekomst van het buitengebied.
-
Ruimhartig beleid in nieuwe functies, maar secuur in de vorm waarin, ten aanzien van de herbestemming van vrijkomende agrarische bebouwing met een cultuurhistorische waarde.
-
Inbrengen van het erfgoedbelang bij afstemming van water(bergings)projecten door het waterschap.
-
Zorgvuldige omgang met bestaande structuren bij stedelijke uitbreiding, stedenbouwkundige structuur laten aansluiten op bestaande landschappelijke structuur en reconstructie van verdwenen structuren als vertrekpunt nemen.
-
Visualisatie en educatie ten aanzien van bestaande en verdwenen cultuurlandschappen bij stedelijke ontwikkeling.
-
Uitwerken van het erfgoedbelang in een proactief landschapsbeleid, met als doel de versteviging en kwaliteitsverbetering van het historisch cultuurlandschap en de historische contrasten daarin.
Bouwkunst en stedenbouw
Op het gebied van bouwkunst en stedenbouw zien we de volgende ontwikkelingen, kansen en aandachtspunten voor de toekomst:
Ontwikkeling |
Kansen |
Toekomst/problematiek |
Verduurzaming cultuurhistorisch waardevolle bebouwing |
Verduurzaming is het toekomstbestendig maken van historische bebouwing. De kern van energiebesparing bestaat uit een goede isolatie en een efficiënt verbruik. Het isoleren van cultuurhistorisch waardevolle bebouwing is altijd maatwerk en vereist specifieke deskundigheid. Een optie is om in te zetten op het stimuleren van deskundige advisering over verduurzaming van monumenten c.q. hulp van eigenaren. |
Aantasting en verrommeling van historische bouwsubstantie en gevelbeeld door niet-passende isolerende beglazingen, isolatiedaken, etc. Nieuw en in spouw optrekken van buitenmuren waarbij historisch metselwerk verloren gaat. Een ongezond binnenklimaat, schimmel en vocht door gebruik van verkeerde of onjuist toegepaste isolatie. |
Zonne-energie (zonnepanelen op daken) |
Uitwerken van een positief ingestoken visie op zonne-energie (plaatsing zonnepanelen) met aandacht voor cultuurhistorische waarden bebouwing: waar kan het (“ja, mits”, “nee, tenzij” en “nee”), waarbij toetsing van de aanvraag gewenst is, op locatie, patroon, grootte en kleur van de panelen. Voorts dient schade aan historische constructies en dakbedekkingen te worden voorkomen Hoofdlijn is dat hoe minder zichtbaar vanaf de openbare weg, hoe meer er mogelijk is. |
‘Afdekking’ van karakteristieke historische dakvlakken en dakbedekkingen; plaatsing zonder inachtneming van cultuurhistorische kwaliteiten bebouwing en dorpsgezichten. |
Functieverandering platteland (vrijkomen historische boerderijen door beëindiging bedrijf of plaatsing nieuwe woning/bijgebouwen) |
Zinvol hergebruik van historische boerderijen en bijgebouwen: nieuwe kansen voor voortbestaan. Dat hoort bij de revitalisering platteland. Dat kan door planologische ruimte voor extra functies te maken en tegelijkertijd door extra woningen mogelijk te maken als gevolg van splitsing van erven of gebouwen (veelal boerderijen). In het omgevingsplan dient dit mogelijk gemaakt te worden of te blijven. |
Transformatie naar nieuwe functies of invoegen extra woningen kan door slechte planvorming de oorspronkelijke karakteristiek van de landelijke bebouwing aantasten. Boerderijsplitsing kan leiden tot verlies van afleesbaarheid vroegere agrarische functies. Een voorbeeld is het verbouwen van stalgedeelten tot woningen, waarbij in de gevels de vroegere functie niet meer herkenbaar is. Extra woningen op een boerenerf vraagt om een nieuwe erfindeling, inritten, afscheidingen, privéruimten voor terras, tuin, autostalling, berging etc. Dit kan tot een grote verrommeling leiden. |
Schaalvergroting in de landbouw (veehouderij, kassenbouw) |
Begeleiding omvorming gebieden die zich niet/minder voor schaalvergroting lenen. Koppelen aan transformatieopgave in het buitengebied. |
Industrialisering van het landschap, slechte inpassing van nieuwe bebouwing, verdwijnen van de ‘kleine schaal’ van landschappen en bebouwing, sluipenderwijs verdwijnen van historische infrastructuur, groen en kleinschalige gebouwde elementen (denk aan kleine boerderijen, erfbebouwing, veldschuurtjes, etc.). |
Kasteelterreinen |
Optimaal benutten van uniciteit van de complexen. Fysiek beheren en toeristisch-educatief presenteren van gebieden als ‘historische buitenplaats’ (met bijbehorende ruimtelijke kwaliteit) i.s.m. particuliere eigenaren. Gerichte kennisvergroting door specifieke onderzoeksprojecten. |
Verkoop van onderdelen zonder duidelijke voorwaarden (desintegratie van eenheid, zowel in bezit als ruimtelijk). |
Inbreiding / herontwikkelingen in bestaande bebouwde kom |
Herstel / versterking van (verdwenen) historische structuren, stedenbouwkundige ontwerpprincipes, zichtlijnen, etc. |
Bouwen/ontwikkelen zonder referentie naar historische ontwikkeling en inachtneming van historische bebouwingskarakteristiek in kernen én voor- en naoorlogse dorpsuitbreidingen. |
Ontkerkelijking, vrijkomen van religieus erfgoed |
Hergebruik van historische kerkgebouwen en kerkelijke bijgebouwen: nieuwe kansen voor voortbestaan religieus erfgoed. Kerken behouden centrale functie in dorpsgemeenschappen. Ontwikkel Kerkenvisie samen met erfgoedspecialisten/maatschappelijke partijen, lokale historici, eigenaars, gebruikers en omwonenden. Visie biedt perspectief op toekomst, waarden, kansen en bedreigingen. |
Sloop van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen wanneer herbestemmingsinitiatief ontbreekt. Aantasting van cultuurhistorisch waardevolle gebouwen en hun interieurs door niet onvoldoende optimaal transformatieplan of niet passend programma. |
Ontwikkelingen in moderne exploitatie begraafplaatsen en kerkhoven |
Beschermen en instandhouden van cultuurhistorisch waardevolle begraafplaatsen, kerkhoven en daarin aanwezige structuren, groenelementen, bebouwingen en graftekens. Hergebruik historische graftekens. Richtlijnen opstellen voor invoegen nieuwe graftekens in waardevolle ensembles historische graven (locatie, richting, vormgeving, materiaalgebruik, uitstraling). Inzette lokale vrijwilligers bij instandhouding. |
Verdwijnen van cultuurhistorisch waardevolle graven en graftekens. Verstoren van oorspronkelijke structuren, groen, zichtlijnen |
Gericht stimuleren adequate instandhouding gebouwd erfgoed |
Opzetten van een informatieve en inspirerende handleiding met uitvoeringsvoorschriften en tips voor behoud en herstel van beschermde monumenten en karakteristieke panden. Te gebruiken als leidraad bij restauratie, opknappen en herbestemming van dit erfgoed, én als toetsingsinstrument door de gemeente. Eventueel te koppelen aan de eerder genoemde “inspiratiecatalogus”. => ‘Inspiratie bieden’ past als principe bij de ontwikkeling richting Omgevingswet. Toezicht op monumenten optimaliseren, bijvoorbeeld in samenwerking met Monumentenwacht. In speciale gevallen voorschrijven van doen van aanvullend en verdiepend cultuurhistorisch onderzoek (bouwhistorisch, interieurhistorisch, kleurhistorisch, tuinhistorisch onderzoek) om kwaliteiten en waarden beter te duiden; onderzoeksresultaten inzetten bij planvorming en plantoetsing; onderzoek biedt inspirerende én kaderstellende informatie, en ten slotte aanvulling op lokale historische kennis. |
Kan een oplossing zijn voor verrommeling en (onbewust) vernietigen van het bouwkundig erfgoed door onvoldoende gecontroleerde (particuliere) projecten. Verdwijnen van waardevolle bouwconstructies en interieurs. |
Herkenbaarheid monumenten |
Herkenbaar maken van monumenten door het beschikbaar stellen van een gemeentelijk (en rijks) monumentenschild. |
- |
Samengepakt gaat het om de volgende visies of onderwerpen:
-
Ontwikkel afwegingskader voor omgang met verduurzaming en energietransitie met betrekking tot historische bebouwing en ensembles en dus het toekomstig-bestendig maken van dit erfgoed. Uitwerken van een visie op maatwerkoplossingen t.a.v. het energiesysteem met actuele duurzame technieken.
-
Voor panden die vanwege specifieke erfgoedwaarden niet of marginaal verduurzaamd kunnen worden krijgen wordt een maatwerkoplossing gezocht, en dat kan een ontheffing zijn als andere technische oplossingen niet haalbaar zijn.
-
Ontwikkel visie op functieverandering boerenerven en agrarisch erfgoed. De visie dient zicht te geven op passend hergebruik en nieuwe functies van erven, boerderijen en bijgebouwen; tevens op welke wijze de transformatie plaats vindt binnen de cultuurhistorische waarden en karakteristieken en hoe om te gaan met erfinrichting, bouwkundige ingrepen, etc.
-
Ontwikkel Kerkenvisie met het oog op actueel proces van ontkerkelijking en vrijkomen van religieus erfgoed. RCE, Provincie Limburg en maatschappelijke partners bieden instrumentarium en kaders. Maak de Kerkenvisie samen met erfgoedspecialisten, lokale historici, eigenaars, gebruikers en omwonenden. De visie biedt perspectief op toekomst, waarden, kansen en bedreigingen.
-
Ontwikkel visie op instandhouding van historische begraafplaatsen en kerkhoven, met het oog op de huidige en toekomstige exploitatie van deze terreinen. Overweeg bescherming van de meest waardevolle terreinen en daarin aanwezige elementen en objecten.
-
Stel een informatieve en inspirerende handleiding met uitvoeringsvoorschriften en tips voor behoud en herstel van beschermde monumenten en karakteristieke panden. Deze handleiding is te gebruiken als leidraad bij restauratie, opknappen en herbestemming van dit erfgoed, én als toetsingsinstrument door de gemeente. De handleiding biedt technische uitvoeringsvoorschriften, maar geeft ook inspirerende informatie over materiaal- en kleurgebruik.
-
Overweeg een onderzoeksplicht via verdiepend cultuurhistorisch deelonderzoek. Een deelonderzoek kan bestaan uit een waardenstellend gebiedsonderzoek, een cultuurhistorische verkenning, bouwhistorisch onderzoek of kleur- en interieuronderzoek. Ook kan een onderzoek naar groen (parken, tuinen, groenstructuren in wijken) waardevol zijn. Door dit verdiepend onderzoek in een vroeg stadium in te zetten in het planproces kunnen aanwezige bekende én nu nog onbekende waarden (beter) worden geborgd en ingepast. Het onderzoek optimaliseert de plantoetsing. Tevens levert het verdiepende onderzoek vaak inspirerende informatie voor de ontwerper en is het een verrijking van de historische kennis in de gemeente Host aan de Maas.
-
Waar nodig beleidsmatig verankeren van leges-regelingen.
-
Stel voor (deellocaties binnen) stedenbouwkundige ensembles waar sprake is van complexe opgaven of een hoge ruimtelijke dynamiek een transformatiekader op. Met behulp van dit instrument kunnen erfgoedwaarden in een vroegtijdig stadium van een plan-, ontwerp- en besluitvormingsproces in beeld worden gebracht en verankerd. In een transformatiekader wordt de zoekruimte voor interventie vastgelegd en wordt een leidraad geformuleerd voor de omgang met (beschermde) erfgoedwaarden en het toevoegen van nieuwe kwaliteiten aan een gebied.
Te overwegen maatregelen:
-
Uitwerken duurzaamheidsvisie met een regeling waarbij eigenaren met verduurzamingsadvies worden ondersteund. Te denken valt aan het gratis aanbieden van maatwerkadvies met betrekking tot verduurzaming van monumenten en indien mogelijk ook karakteristieke panden. Toevoegen van een erfgoedbelang aan het beleid ten aanzien van ‘zon op dak’, met als vertrekpunt dat er meer mogelijk is op plekken waar minder van het dakvlak vanuit de openbare ruimte zichtbaar is.
-
Uitwerken van een visie op het in het leven roepen van een gemeentelijke restauratiesubsidie voor monumenten.
-
Uitwerken van een visie op het in het leven roepen van een subsidieregeling voor karakteristieke panden, bij voorbeeld voor bijzondere dakbedekkingen (riet, leien) of karakteristieke en sterk beeldbepalende bouwelementen (erkers, (hoek)torentjes, balkons).
-
Visieontwikkeling en ruimte maken voor functieverandering en splitsing van historisch waardevolle bebouwing in het buitengebied en tegelijk bewaken van de kwaliteit van de wijze waarop dit wordt uitgevoerd. Inbrengen van het erfgoedbelang ten aanzien van de ‘kleinschalige agrarische bebouwing’ bij de transformatie van het platteland.
-
Voortzetten van beleid ten aanzien van het toekomstig gebruik en behoud van erfgoedwaarden van religieus erfgoed (transformatiekader kerken)
-
In samenwerking met kerkelijke partners ontwikkelen van beleid ten aanzien van behoud en versterking van cultuurhistorische waarden op kerkhoven en begraafplaatsen.
-
Opstellen van een kwalitatieve handleiding ten aanzien van behoud en herstel van monumenten en karakteristieke panden, te gebruiken als leidraad bij restauratie, opknappen en herbestemming, en tegelijk gebruik als toetsingsinstrument door de gemeente.
-
Bij ingrijpende verbouwingen en herbestemmingen voorschrijven van aanvullend en verdiepend cultuurhistorisch onderzoek van diverse aard. Opzetten van een regeling voor tegemoetkoming in de advies- en onderzoekskosten, vergelijkbaar met die van het rijk.
-
Legesregelingen bij omgevingsplanactiviteiten tbv erfgoed beleidsmatig verankeren.
-
Toezicht op monumenten optimaliseren, bijvoorbeeld ten aanzien van bouwkundige staat). Samenwerking met Monumentenwacht optimaliseren.
-
Uitwerken (per ensemble) van te behouden of versterken elementen tbv transformatiekader.
-
Aandacht voor bestaande en herstel van verdwenen (stedenbouwkundige) structuren bij ontwerpopgaven in het stedelijk gebied.
-
Toeristisch-recreatief benutten van de vele kasteelterreinen in de gemeente als erfgoedparels waar het verleden beleefbaar is.
-
Herkenbaar maken van monumenten door het beschikbaar stellen van een gemeentelijk (en rijks)monumentenschild.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl