Bomenverordening 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-08-2025

Intitulé

Bomenverordening 2025

De raad van de gemeente Huizen;

in vergadering bijeen op 11 juli 2025, welke een voortzetting was van de raadsvergadering van 10 juli 2025;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 2 juni 2025;

gelet op de artikel 147 en 149 Gemeentewet,

b e s l u i t :

de volgende 'Bomenverordening 2025' vast te stellen:

Hoofdstuk 1: Algemene bepalingen

Artikel 1: Begripsomschrijvingen

  • 1. Ambitieleeftijd: de gewenste minimale eindleeftijd van een boom. Voor gemeentelijke bomen is dit 40 tot 60 jaar, voor bomen met een monumentale status is dit 80 jaar;

  • 2. BAL: Besluit activiteiten leefomgeving;

  • 3. Belanghebbenden: degenen wiens belang rechtstreeks bij een besluit omgevingsvergunning is betrokken en daarom bezwaar daarop mogen maken, te weten eenieder die woonachtig is binnen een straal van 100 meter vanaf de betreffende boom en/of die zicht heeft op de betreffende boom, of een belangenvereniging met een relevante, specifieke doelstelling;

  • 4. Beplanting: alle houtopstanden en overige al dan niet overblijvende gewassen, waaronder heesters, struiken, bloemen en planten;

  • 5. Beschermd dorpsgezicht: een samenhangende groep van objecten, gebouwen en monumenten met een cultuurhistorische waarde die als zodanig zijn aangeduid in het (tijdelijk) omgevingsplan en die behouden moet blijven. De bescherming is bedoeld om de cultuurhistorische kwaliteiten te behouden bij ruimtelijke ontwikkelingen of (her)inrichting van het gebied;

  • 6. Beschermwaardige boom: individuele boom die beschermwaardig is vanwege zijn leeftijd of stamdiameter, locatie, of die als gedenkboom is aangeplant en zodanig gemarkeerd is. Ook een boom die is geplant in het kader van herplantplicht na het vellen van een beschermwaardige boom wordt vanaf aanplant beschouwd als beschermwaardige boom;

  • 7. Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een aanvraag voor een omgevingsvergunning of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning;

  • 8. BKL: Besluit kwaliteit leefomgeving;

  • 9. Bomen Effect Analyse (BEA): een gestandaardiseerde beoordeling door een boomtechnisch deskundige, van de mogelijk nadelige effecten van een ruimtelijke ontwikkeling of (her)inrichting nabij bomen. Hierbij wordt de bestaande situatie van de bomen geanalyseerd en worden alle risico’s voor het te handhaven bomenbestand geïnventariseerd;

  • 10. Boom: een gewas met doorgaans een meervoudig of enkele, stevige, houtige en zich secundair verdikkende, overblijvende stam, die zich pas op zekere hoogte boven de grond vertakt tot een kroon;

  • 11. Boomsparende/mitigerende maatregelen: ‘verzachtende’ maatregelen die in stand te houden bomen beschermen tijdens de uitvoeringsfase van een ruimtelijke ontwikkeling of (her)inrichting;

  • 12. Boomstructuur: een lijn- of vlakvormige groep bomen die als eenheid te herkennen is, met bijvoorbeeld een ecologische, landschappelijke of historische functie;

  • 13. Boomtechnisch deskundige: een theoretisch en praktisch deskundige op het gebied van bomen, een gecertificeerd Boomveiligheidscontroleur, Data inspecteur bomen (DIB), European Tree Worker (ETW) of European Tree Technician (ETT). Het is een vakbekwame specialist met minimaal het certificaat Boomveiligheid van Groenkeur of een gelijkwaardige certificering;

  • 14. Boomvormers: nog kleine, jonge bomen, vaak ontsproten door natuurlijke verjonging, die uiteindelijk tot een volwassen boom kunnen uitgroeien;

  • 15. Boomwaarde: de financiële waarde die wordt toegekend aan een boom berekend volgens de methode beschreven in het vigerende bomenbeleid;

  • 16. Bosplantsoen: Een houtopstand welke zich bevindt op een door bevoegd gezag als bosplantsoen aangewezen locatie;

  • 17. College: het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Huizen, in veel gevallen het bevoegd gezag;

  • 18. Cultuurhistorische waarde: aan een boom of een gebied toegekende waarde gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan door het gebruik of de geschiedenis gekoppeld aan die boom of dat gebied;

  • 19. DIB: Het certificaat Data Inspecteur Bomen van het Norminstituut Bomen;

  • 20. Dunnen: het verwijderen van boomvormers uit een houtopstand als onderhoudsmaatregel, ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand, waarbij geen oppervlakte verloren gaat van de betreffende houtopstand. Dunnen is een beheersmaatregel en wordt niet onder het begrip ‘vellen’ geschaard;

  • 21. Bomenfonds: gemeentelijk fonds voor de financiële compensatie van bomen die met vergunning voor vellen zijn verwijderd en niet herplant kunnen worden, of onrechtmatig zonder vergunning zijn verwijderd en niet herplant kunnen worden, of onrechtmatig zijn verwijderd (beschadiging van andermans eigendom), en voor gemeentelijke bomen die conform beleid zijn verwijderd en niet herplant kunnen worden;

  • 22. Ecologische waarde: natuurwaarde, waarde door het bijdragen aan het behoud van fauna en flora;

  • 23. Groene waarde: Een van de groene waarden die aan bomen worden toegekend zoals omschreven in het vigerende bomenbeleid;

  • 24. Groene zones: het totaal van gebieden waarin de aanwezige bomen, als punt, vlak of lijn, vanwege de groene waarde voor de omgeving beschermwaardig zijn;

  • 25. Griend: bosvegetatie op moerasachtige ondergrond, vooral bestaand uit pollen waaruit boomvormers (wilg en els) kunnen groeien;

  • 26. Hakhout: een of meer bomen die na te zijn geveld, opnieuw op de stronk uitlopen;

  • 27. Handboek Bomen: de meest recente versie van Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen;

  • 28. Houtopstand: een zelfstandige eenheid van bomen, boomvormers, struiken, hakhout of griend;

  • 29. Kandelaberen: het voor de eerste maal afzetten van een bestaande, regulier uitgroeiende kroon, middels het ingrijpend innemen van de gesteltakken tot ‘takstompen’, met als doelstelling het ingrijpend reduceren (35-50%) van de bestaande kroonomvang;

  • 30. Kroonprojectie: De loodrechte projectie van de kroon op de bodem;

  • 31. Knotten: het periodiek terugzetten van de gehele kroon tot op de centrale knot, middels het verwijderen van opnieuw uitgelopen loten, twijgen en takken;

  • 32. Kappen: het geheel of grotendeels bovengronds verwijderen van een boom of houtopstand;

  • 33. Landschappelijke waarde: een zekere waarde die wordt ontleend aan een beeld dat de boom of boomstructuur biedt op grond van grootte en zichtbaarheid;

  • 34. Monumentale boom: Een boom die een leeftijd bereikt heeft van minimaal 80 jaar;

  • 35. Nazorg: het periodiek controleren van bomen in de eerste 3 jaar na aanplant op onder meer vochtbehoefte en zuurstofwaarden en eventueel andere essentieel te treffen maatregelen om de boom een gezonde start te geven. Wanneer een boom gedurende een nazorgperiode van 3 jaar niet of niet goed aanslaat, is betreffende plantplichtige verplicht de boom te vervangen voor dezelfde soort en plantmaat en gaat opnieuw een periode van 3 jaar nazorg in;

  • 36. Plantplichtige: Degene die volgens de regels in deze verordening een verplichting tot het planten van een boom of houtopstand is opgelegd of diens rechtsopvolger;

  • 37. QuickScan: een vooronderzoek wanneer ruimtelijke ontwikkeling of (her)inrichting gaat plaatsvinden, waarbij bomen betrokken zijn en wordt bepaald of de beoogde ontwikkelingen en daaraan gekoppelde activiteiten van invloed zijn op de in of bij het gebied aanwezige bomen;

  • 38. Ruimtelijke ontwikkeling: een ingreep in de inrichting van de fysieke leefomgeving;

  • 39. Taxateur: een gecertificeerd deskundige die schades aan bomen of boomgroepen uitdrukt in geld en officieel als zodanig geregistreerd staat bij een beroepsvereniging zoals de Nederlandse Vereniging van Taxateurs van Bomen of in het Verenigd Register Taxateurs;

  • 40. Vellen: handelingen, zoals rooien, kappen, rigoureus snoeien (meer dan 25 procent van het kroonvolume) bijvoorbeeld voor de eerste keer knotten of kandelaberen of kandelaren van een boom of houtopstand, met inbegrip van verplanten, alsmede het verrichten van handelingen, zowel boven- als ondergronds, die de dood of ernstige beschadiging van de boom of houtopstand tot gevolg kunnen hebben.

Artikel 2: Toepassingsbereik

  • 1. Deze verordening is van toepassing op alle bomen en houtopstanden binnen de gemeentelijke grenzen van Huizen met in achtneming van de regels en instructies zoals neergelegd in het Bal en Bkl.

Artikel 3: Toegestane afstand tussen bomen/houtopstanden en de grenzen van naburige erven

  • 1. De toegestane afstand tot de erfgrens van 2 meter voor bomen en 0,5 meter voor heesters en heggen, als bedoeld in artikel 42, eerste en tweede lid van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek, bedraagt in de daartoe op de Groene Kaart aangewezen gebieden in afwijking op de bepaling voor bomen 0,5 meter en voor heesters en heggen nihil.

Hoofdstuk 2: Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving

Artikel 4: Aanwijzing bebouwingscontour houtkap

  • 1. De bebouwingscontour houtkap van de gemeente, als bedoeld in artikel 5.165b, van Besluit kwaliteit leefomgeving, beslaat het gebied binnen de grenzen van de bebouwde kom zoals bedoeld in Artikel 4 lid 4 van het Aanvullingsbesluit natuur Omgevingswet.

Artikel 5: Aanwijzing groene zones

  • 1. Als groene zone worden aangemerkt de gebieden met een conform het geldende bomenbeleid hoge landschappelijke, ecologische, en/of cultuurhistorische waarde.

  • 2. De in de groenstructuur, als onderdeel van de Omgevingsvisie Huizen, vastgelegde lijnen en vlakken met bomen zijn onderdeel van de groene zones.

  • 3. Het wijzigen van de groene zone is een bevoegdheid van en door het college.

Artikel 6: Aanwijzing beschermwaardige bomen

  • 1. Alle aanwezige bomen, binnen de door het college aangewezen groene zones met een stamdiameter van 20 centimeter of groter, gemeten op 130 centimeter boven maaiveld, zijn beschermwaardig.

  • 2. Alle aanwezige bomen buiten de op de plankaart vastgelegde groene zones met een stamdiameter van 50 centimeter of groter, gemeten op 130 centimeter boven maaiveld, zijn beschermwaardig.

  • 3. Alle individueel geregistreerde gemeentelijke bomen zijn beschermwaardig ongeacht de stamdiameter.

  • 4. Bomen geplant in het kader van herplantplicht zijn vanaf het moment van aanplant beschermwaardig, ongeacht de stamdiameter.

  • 5. In afwijking op het lid 1, 2 en 3 van dit artikel zijn sparren (Picea spp) en schubconiferen (Chamaecyparis spp, Cupressus spp, Thuja spp, Juniperus) niet aangemerkt als beschermwaardig, indien zij kennelijk bedoeld zijn als haag of erfafscheiding.

Hoofdstuk 3: Activiteiten

Artikel 7: Verbod op vellen beschermwaardige bomen en verwijderen van bosplantsoen

  • 1. Het is verboden zonder een door het college verleende vergunning beschermwaardige bomen te vellen of doen vellen.

  • 2. In aanvulling op het bepaalde in lid 1 van dit artikel is het verboden zonder een door het college verleende vergunning bosplantsoen te verwijderen.

  • 3. Het in het eerste en tweede lid gestelde verbod geldt niet voor:

    • a.

      laan- en straatbomen in eigendom en beheer van gemeente Huizen, die uit oogpunt van veiligheid geveld moeten worden;

    • b.

      bomen die moeten worden geveld in het kader van de Plantgezondheidswet;

    • c.

      bomen die moeten worden geveld op bevel van de burgemeester of diens gemandateerde in het kader van de openbare orde en veiligheid;

    • d.

      bomen die moeten worden geveld in het kader van artikel 14, het bestrijden van boomziekten;

    • e.

      het terugbrengen van een bosplantsoen naar de meest recentelijk door bevoegd gezag bepaalde rand.

    • f.

      naaldbomen, kennelijk bedoeld om te dienen als kerstbomen, als deze niet ouder zijn dan 20 jaar;

    • g.

      kweekgoed;

    • h.

      uit populieren, wilgen, essen of elzen bestaande beplantingen die kennelijk zijn bedoeld voor de productie van houtige biomassa.

  • 4. In geval van een vrijstelling in het kader van het derde lid van dit artikel, sublid a t/m d, blijft het bepaalde in de artikelen 11 (herplantplicht) en 12 (compensatieplan) onverminderd van toepassing.

Artikel 8: Weigeringsgronden

  • 1. Bij activiteiten aan of bij beschermwaardige bomen wordt het belang van deze activiteit afgewogen tegen de voor gemeente Huizen belangrijke groene waarden die op de betreffende locatie gelden, zoals vastgelegd in het geldende bomenbeleid en op de plankaart. Een vergunning kan worden geweigerd in het belang van:

    • a.

      Monumentale leeftijd / grootte;

    • b.

      Ecologische waarde;

    • c.

      Cultuurhistorische waarde;

    • d.

      Landschappelijke / beeldbepalende waarde.

  • 2. In uitzondering op het bepaalde in lid 1, gelden in dit artikel gestelde weigeringsgronden b en d niet voor:

    • a.

      bomen buiten de bebouwingscontour houtkap in rijen van 21 of meer gerekend over het totaal aantal rijen en;

    • b.

      Houtopstanden buiten de bebouwingscontour houtkap van meer dan 10 are.

Artikel 9: QuickScan en Bomen Effect Analyse bij ruimtelijke ontwikkeling

  • 1. In de initiatieffase van vergunningsplichtige ruimtelijke ontwikkelingen moet een QuickScan op bomen worden uitgevoerd, indien:

    • a.

      in het te ontwikkelen gebied en/of binnen een straal van 50 meter van de projectgrens bomen staan die redelijkerwijs negatief beïnvloed kunnen worden door de ontwikkelingen;

    • b.

      binnen de kroonprojectie van beschermwaardige bomen, plus 1,5 meter daarbuiten, wordt gegraven;

    • c.

      langs mogelijke aanrijroutes van bouwverkeer bomen staan;

    • d.

      er sprake is van bronbemaling.

  • 2. Indien uit de QuickScan blijkt dat bomen aanwezig zijn én deze redelijkerwijs negatief beïnvloed kunnen worden door de ruimtelijke ontwikkeling en/of werkzaamheden daaromtrent, moet een volledige Bomen Effect Analyse (BEA) worden uitgevoerd door een boomtechnisch deskundige op basis van zowel het Voorlopig Ontwerp als het Definitief Ontwerp.

  • 3. De BEA omvat in ieder geval een duidelijke beschrijving van de ruimtelijke ontwikkeling, de aanwezige bomen, de locatie van het project en een reële planning, en wordt opgesteld door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de bomen en/of beplanting te beschikken.

  • 4. Voor beschermwaardige bomen die geveld moeten worden in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling kan de vergunningsprocedure ingezet worden indien bevoegd gezag uit de BEA kan herleiden dat:

    • a.

      er geen afbreuk wordt gedaan aan een gunstige staat van instandhouding van de bomen, eventueel door toepassing van mitigerende maatregelen, waarbij ook wordt getoetst aan beleid;

      of:

    • b.

      de compenserende maatregelen in de vorm van een compensatieplan voldoen aan de eisen voor herplant zoals benoemd in artikel 11 (herplantplicht) en 12 (compensatieplan);

      of:

    • c.

      er sprake is van dwingende redenen van groot openbaar belang, met inbegrip van redenen van sociale en economische aard, met voor de groene waarden gunstige effecten.

Artikel 10: Indienen vergunningaanvraag

  • 1. Een vergunning als bedoeld in artikel 7 (verbod op vellen beschermwaardige bomen en verwijderen van bosplantsoen) wordt aangevraagd door de rechthebbende of gemachtigde daarvan van de betreffende boom/bomen.

  • 2. De aanvrager levert bij de aanvraag in ieder geval de volgende stukken en documenten:

    • a.

      een kaart én foto waarop de betreffende boom/bomen en de huidige situatie zijn aangegeven;

    • b.

      een bewijs van machtiging in geval de aanvrager handelt vanuit machtiging door de rechthebbende;

    • c.

      welk belang van de aanvrager zwaarder weegt dan het belang van het in stand houden van de beplanting op grond van de groene waarden als bedoeld in artikel 8;

    • d.

      welke alternatieven voor het behouden van de boom/bomen, in de vorm van boomsparende maatregelen, verplanting, of mitigerende maatregelen, zijn onderzocht en niet houdbaar zijn bevonden;

      Een compensatieplan (artikel 12) met een voorstel voor duurzame, kwalitatieve compensatie, conform beleid, van de verloren gaande boom/bomen, door middel van gelijkwaardige herplant en/of financiële compensatie.

  • 3. In aanvulling op het bepaalde in lid 2 levert de aanvrager aan:

    • a.

      een afschrift van een recente boomveiligheidscontrole van maximaal 3 jaar oud, in opdracht van de aanvrager uitgevoerd door een boomtechnisch deskundige met minimaal certificaat Boomveiligheid van Groenkeur of gelijkwaardig, als de aanvraag is ingediend voor vellen vanwege sterk teruglopende kwaliteit of conditie, gelet op het belang van het voorkomen van letsel of ernstige schade;

      of

    • b.

      een rapportage van een recente Bomen Effect Analyse (BEA) van maximaal 1 jaar oud, in opdracht van de aanvrager uitgevoerd door een boomtechnisch deskundige met minimaal het certificaat Boomveiligheid van Groenkeur of gelijkwaardig, als de aanvraag is ingediend voor vellen van een boom in het kader van een ruimtelijke ontwikkeling, wat aantoonbaar niet op een boomsparende manier kan worden uitgevoerd.

Artikel 11: Herplantplicht, instandhoudingsplicht, illegale kap en overige voorschriften

  • 1. Het bevoegd gezag verbindt aan de vergunning een herplantplicht met voorschriften.

  • 2. Bij de uitvoer van de werkzaamheden gelden de richtlijnen van de actuele versie van het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen.

  • 3. Bij het verlenen van een vergunning voor vellen wordt als voorschrift opgenomen dat deze vergunning 4 weken na bekendmaking inwerking treedt.

  • 4. Bij een gecombineerde aanvraag, dat wil zeggen een omgevingsaanvraag die uit meerdere activiteiten bestaat, wordt in ieder geval het voorschrift opgenomen dat de activiteit vellen pas mag starten als ook voor de andere onderdelen van de aanvraag toestemming is verleend.

  • 5. Herplant van te vellen bomen vindt plaats volgens de voorschriften in het geldende bomenbeleid, met bomen die op basis van de soortkeuze en de groeiplaatsinrichting potentieel dezelfde of betere groene waarden hebben als de te verwijderen bomen.

  • 6. Herplant vindt plaats binnen één jaar na vellen, tenzij het vellen onderdeel is van een ruimtelijke ingreep. In dat geval wordt een andere, passende herplanttermijn voorgeschreven.

  • 7. Herplant wordt door de vergunningaanvrager binnen twee weken na uitvoer bij bevoegd gezag gereed gemeld.

  • 8. In het geval de herplant één of meerdere bomen betreft, zijn deze na afloop van een succesvolle nazorgperiode direct vergunningsplichtig, ongeacht de stamdiameter.

  • 9. In gevallen waarin herplant na onderzoek niet (volledig) mogelijk blijkt, volgens de in het geldende bomenbeleid vastgelegde Vervangingsladder, kan de herplantverplichting worden omgezet in een financiële compensatie, op basis van een waardebepaling conform het beleidskader.

  • 10. Bij het vellen van een boom of meerdere bomen zonder benodigde vergunning als bedoeld in artikel 7 (verbod op vellen beschermwaardige bomen), legt het college een herplantplicht op waarmee de gevelde boomwaarde wordt gecompenseerd. Hiervoor gelden de richtlijnen uit de actuele versie van het Handboek Bomen van het Norminstituut Bomen.

  • 11. Indien herplant in natura niet mogelijk is, is een financiële compensatie van de boomwaarde conform onderstaande vervangingsladder verplicht.

    Vervangingsladder

    Bij het verwijderen van een beschermwaardige of gemeentelijke boom dient herplant plaats te vinden:

    1. Op dezelfde plek (1:1 of conform compensatiematrix). Is dit niet mogelijk, dan volgt:

     

    2. Binnen dezelfde locatie/perceel/structuurdeel. Is dit niet mogelijk, dan volgt:

     

    3. Grenzend aan de locatie. Is dit niet mogelijk, dan volgt:

     

    4. Elders in de gemeente. Is dit niet mogelijk, dan volgt:

     

    5. Financiële compensatie ten gunste van het gemeentelijk bomenbestand (via Bomenfonds).

Artikel 12: Compensatieplan

  • 1. Een compensatieplan maakt deel uit van:

    • a.

      de te verlenen omgevingsvergunning voor het vellen van beschermwaardige bomen;

    • b.

      het planontwerp in geval van een ruimtelijke ontwikkeling;

    • c.

      het jaarlijkse gemeentelijke kap- en herplantprogramma in het kader van beheer en veiligheid.

  • 2. In het compensatieplan wordt het volgende bepaald:

    • a.

      Waar zal worden herplant, op hetzelfde perceel of in de nabije omgeving, aangegeven op een voldoende gedetailleerde kaart, of met x- en y-coördinaten;

    • b.

      Een omschrijving van de te herplanten beplanting (soortnaam, maatvoering), inclusief een aanduiding van de groene waarde daarvan conform de uitwerking daarvan in het geldende bomenbeleid;

    • c.

      Een onderbouwing dat de kwalitatieve waarde van de aanplant gelijk blijft of verbetert ten opzichte van de te vellen boom/bomen, gebaseerd op de gemeentelijke groene waarden;

    • d.

      Een omschrijving van de groeiplaats (bovengronds en ondergronds) met onderbouwing dat deze groeiplaats van voldoende kwalitatieve waarde is om de te herplanten beplanting, conform het gestelde wenselijke eindbeeld ter plaatse, duurzaam te handhaven;

    • e.

      Een beheerplan voor de eerste drie jaren, gerekend vanaf de aanplant, waarin onder andere is opgenomen de termijn voor de eerste aanplant, inboetperioden, aanwijzingen voor plantgatvoorbereiding, verzorging- en groeibevorderende maatregelen, welk plantmateriaal, welke soort, de stamomtrek en het aantal;

    • f.

      Indien sprake is van kap van 30 procent of meer van een als eenheid te herkennen structuur, de wijze waarop fasering van de kap en herplant over meerdere groeiseizoenen zal worden toegepast.

Artikel 13: Bomenfonds

  • 1. Het college beheert een Bomenfonds.

  • 2. Op de algemene rekening worden financiële bijdragen met het label ‘Bomenfonds’ gestort, door:

    • a.

      Vergunninghouders ter uitvoering van een voorschrift dat is opgenomen in de omgevingsvergunning voor het vellen van bomen;

    • b.

      Rechthebbenden en/of overtreders in situaties als bedoeld in artikel 7 en artikel 15.

  • 3. Als aan de omgevingsvergunning voor het vellen van bomen het voorschrift is verbonden dat de waarde van de beplanting geheel of gedeeltelijk moet worden gecompenseerd, dan moet deze financiële compensatie in het Bomenfonds worden gestort.

  • 4. Het Bomenfonds wordt gebruikt voor de versterking van het bomenbestand en andere vormen van waardevol groen in de gemeente, door te voorzien in meer, kwalitatief goede aanplant, en (groeiplaats)verbetering van bestaande bomen.

  • 5. De waardebepaling van de bomen wordt gedaan op basis van de methodiek zoals opgenomen in het geldende bomenbeleid.

  • 6. Als de waarde van de beplanting niet kan worden bepaald door middel van de richtlijnen in het geldende bomenbeleid, of bij onduidelijkheid of onenigheid over de daaruit voortvloeiende waarde, wordt een aanvullende waardebepaling uitgevoerd door een boomtechnisch deskundige in het bezit van het DIB certificaat, conform de meest recente richtlijnen van Handboek bomen.

  • 7. Het kan voorkomen dat de vergunning voorschrijft dat de compensatie deels plaatsvindt op basis van het compensatieplan en deels via het storten van een financiële compensatie in het Bomenfonds.

Artikel 14: Bestrijding van boomziekten

  • 1. Indien zich op een terrein één of meer bomen bevinden die naar het oordeel van het college gevaar opleveren van verspreiding van een boomziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders, zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het college is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn de boom of houtopstand te vellen.

  • 2. De gevelde boom of houtopstand dient conform de richtlijnen van de gemeente, direct zodanig te worden behandeld dat verspreiding van de boomziekte wordt voorkomen. Het is verboden gevelde bomen of delen daarvan voorhanden of in voorraad te hebben of te vervoeren, indien het een boomsoort betreft die een boomziekte of de schadelijke gevolgen daarvan kan verspreiden.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het onder het tweede lid van dit artikel gestelde verbod.

  • 4. Het niet voldoen aan de in het eerste lid bedoelde aanschrijving biedt een basis voor de toepassing van bestuursdwang, waarbij de noodzakelijke werkzaamheden, voor risico en voor rekening van aangeschrevene, door of namens de gemeente kunnen worden verricht.

Hoofdstuk 4: Beschadiging, toezicht en handhaving

Artikel 15: Beschadiging van bomen

  • 1. Het is verboden om bomen, die gemeentelijk eigendom zijn:

    • a.

      te vellen, beschadigen, te bekladden of te beplakken;

    • b.

      daaraan snoeiwerk te verrichten, behoudens door de gemeente opgedragen onderhoudstaken.

Artikel 16: Toezicht en handhaving

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast de bij besluit van het bevoegd gezag aangewezen en aan te wijzen personen.

Artikel 17: Strafbepaling

  • 1. Overtreding van het bepaalde in de artikelen van deze verordening en de krachtens deze artikelen gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of een geldboete van de tweede categorie.

  • 2. Lid 1 is niet van toepassing voor zover de Wet economische delicten en Omgevingswet van toepassing zijn.

Hoofdstuk 5: Slotbepalingen

Artikel 18: Citeertitel en inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: Bomenverordening 2025.

  • 2. Zij treedt in werking op de 8e dag na bekendmaking in het gemeenteblad.

  • 3. De vergunningsaanvragen die zijn ingediend voor de in artikel 1 lid 2 van dit artikel genoemde datum van inwerkingtreding, vallen onder de verordening die van kracht was voorafgaande aan deze verordening.

Ondertekening

Aldus gewijzigd besloten in de openbare vergadering van 11 juli 2025, welke een voortzetting was van de raadsvergadering van 10 juli 2025.

de griffier,

de voorzitter,