Nota parkeernormen Leudal 2025

Ruimtelijke ontwikkelingen brengen vrijwel altijd een behoefte aan parkeerplaatsen met zich mee. Het is belangrijk ervoor te zorgen dat deze parkeerbehoefte niet tot overlast in de omgeving leidt.

Om inzicht te krijgen in de parkeerbehoefte bij (her)ontwikkelingen en de wijze waarop hieraan invulling moet worden gegeven, heeft de gemeenteraad van Leudal in 2016 de Nota Parkeernormen vastgesteld.

De Nota uit 2016 bevat parkeernormen voor zowel auto's als fietsen, die de gemeente Leudal toepast bij nieuwe bouwplannen en (her)ontwikkelingen. De normen bepalen het aantal (fiets)parkeerplaatsen dat moet worden gerealiseerd om te voldoen aan de parkeerbehoefte van de ontwikkeling.

De Nota Parkeernormen is niet van toepassing op aanpassingen in de bestaande ruimte, zoals de reconstructie van een woonstraat, op plannen waarvoor de stadium een besluit heeft genomen, of op ruimtelijke ontwikkelingsplannen waarvoor geen vergunning vereist is.

Deze Nota uit 2016 is geactualiseerd om in te spelen op de volgende belangrijke punten:

Nieuwe landelijke kencijfers voor parkeernormen

In 2024 heeft het CROW, een onafhankelijk kenniscentrum voor infrastructuur, openbare ruimte en verkeer en vervoer, nieuwe landelijke kencijfers voor parkeernormen voor auto's en fietsen gepubliceerd (publicatie 744). Deze publicatie houdt beter rekening met de meest recente ontwikkelingen op het gebied van autobezit en -gebruik in vergelijking met de parkeernormen uit CROW-publicatie 317 (gepubliceerd in 2012), waarop de Nota uit 2016 is gebaseerd.

Versnelling van woningbouw

De Nota uit 2016 kan in sommige gevallen de bouw van nieuwe woningen belemmeren, terwijl het versnellen van de woningbouw in Leudal juist belangrijk is. In lijn met dit streven heeft het college een Versnellingsagenda Wonen opgesteld, met als doel de bouw van 750 woningen te realiseren.

In hoofdstuk 3 worden de uitgangspunten voor het toepassen van de geactualiseerde parkeernormen besproken. Hoofdstuk 4 gaat in op het toetsingskader. Hierin wordt uitgelegd hoe de parkeerbehoefte bij nieuwe bouwplannen en herontwikkelingen wordt vastgesteld en hoe de gemeente hiermee omgaat. De uitgangspunten voor de parkeernormen voor fietsparkeren komen in hoofdstuk 5 aan bod. Het laatste hoofdstuk besteedt aandacht aan het parkeren voor gehandicapten. In de bijlagen is de volgende informatie opgenomen: bijlage 1 bevat de normen voor auto's, bijlage 2 de normen voor fietsen, en bijlage 3 duidt de centrumgebieden in Leudal aan.

Bij de actualisatie van de Nota Parkeernormen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd.

Toepassing parkeernormen

De parkeernormen zijn gebaseerd op de meest recente kencijfers van het CROW (publicatie 744). Daarbij maakt het CROW onderscheid op basis van de stedelijkheidsgraad van een gemeente (zeer sterk stedelijk, sterk stedelijk, matig stedelijk, weinig stedelijk en niet stedelijk) en de locatie van de ontwikkeling (centrum, schil van het centrum, rest van de bebouwde kom en buitengebied). De parkeerbehoefte wordt bepaald door de mate van stedelijkheid en de locatie van de ontwikkeling. In het centrum van een zeer stedelijk gebied kan een lagere parkeernorm worden gehanteerd, omdat hier vaak een uitgebreid aanbod en hoge kwaliteit van alternatieve vervoersmiddelen beschikbaar zijn, zoals openbaar vervoer, fietsnetwerken en deelmobiliteit.

De stedelijkheidsgraad wordt vastgesteld op basis van de omgevingsadressendichtheid binnen de gemeente. Voor Leudal, met minder dan 500 adressen per km², geldt de classificatie "niet stedelijk”.

Voor Leudal worden de volgende zones gehanteerd: centrum, rest bebouwde kom en buitengebied. In de volgende kernen is een gebied als centrum aangeduid: Heythuysen, Haelen, Horn, Roggel, Neer, en Ittervoort. In bijlage 3 zijn de centrumgebieden van deze kernen aangegeven.

Voor het bepalen van de eis voor parkeerplaatsen voor auto’s bij een ontwikkeling worden aan de hand van een toetsingskader (figuur 1) de stappen uitgevoerd.

Figuur 1. Toetsingskader parkeerbalans

1.Normatieve parkeerbehoefte

De normatieve parkeerbehoefte wordt berekend door de functies van het plan af te zetten tegen de bijbehorende parkeernorm. Daarbij wordt ook rekening gehouden met de parkeernorm voor bezoekers.

Voor kleine ruimtelijke initiatieven die niet woongerelateerd zijn, is vrijstelling van de parkeereis mogelijk. Als de parkeereis voor een dergelijk initiatief maximaal twee parkeerplaatsen bedraagt, kan deze vrijstelling worden verleend.

2.Salderen parkeerbehoefte

De parkeernorm richt zich op de toekomstige parkeerbehoefte van nieuwe plannen. Als een plan bestaande functies vervangt (bij verbouwing of sloop-nieuwbouw), kan de parkeerbehoefte van vervallen functies worden gesaldeerd. Dit geldt alleen als bestaande parkeerplaatsen opnieuw bruikbaar zijn voor de nieuwe functies. Vervallen parkeerplaatsen tellen niet mee, en salderen is niet verplicht.

Het aantal te salderen parkeerplaatsen wordt bepaald op basis van de actuele parkeernorm, parkeeronderzoek. Parkeerplaatsen in de openbare ruimte kunnen in de nieuwe situatie opnieuw worden ingezet, tot het maximum volgens de norm.

Salderen is mogelijk tot vijf jaar. Als een gebouw of terrein langer dan vijf jaar ongebruikt is, wordt de parkeerbehoefte op nihil gesteld.

3.Effectieve parkeerbehoefte

Als minimaal twee verschillende voorzieningen dezelfde parkeergelegenheid kunnen delen, wordt de parkeerbehoefte berekend met behulp van aanwezigheidspercentages (Tabel 1). Deze methode bevordert het dubbelgebruik van parkeerplaatsen en voorkomt onnodige aanleg ervan. Voorwaarde is dat de parkeerplaatsen te allen tijde toegankelijk zijn voor alle betrokken voorzieningen.

Tabel 1. Aanwezigheidspercentages [bron: CROW-publicatie 744]

Afronding van getallen

De afronding vindt plaats na de berekening van de effectieve parkeerbehoefte. Resultaten lager dan 0,5 worden naar beneden afgerond, terwijl resultaten van 0,5 of hoger naar boven worden afgerond.

Het uitgangspunt is dat de effectieve parkeerbehoefte in eerste instantie op eigen terrein dient te worden opgevangen.

4.A Parkeerplaatsen op eigen terrein

Bij het bepalen van het parkeeraanbod op eigen terrein worden een garage en een oprit niet automatisch als twee volwaardige parkeerplaatsen beschouwd. In de praktijk wordt een garage vaak niet gebruikt om een auto te parkeren. Het volledig meetellen hiervan kan leiden tot parkeerproblemen in de openbare ruimte. Tabel 2 laat zien hoe parkeervoorzieningen bij woningen worden meegeteld.

Tabel 2. Berekeningsaantallen parkeervoorzieningen bij woningen

Voor de parkeeroplossingen op eigen terrein is de ontwikkelaar gebonden aan de volgende kwaliteitseisen:

• 1.

  Voor maatvoering van parkeerplaatsen op eigen terrein worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

  • o

    Langsparkeerplaatsen zijn minimaal 2,0 meter breed en minimaal 6,0 meter

  • o

    Haaksparkeerplaatsen zijn minimaal 2,5 meter breed en hebben een minimale lengte van 5,0 meter.

• 2.

  De richtlijn voor het ontwerpen van parkeervoorzieningen, vastgelegd in de NEN-2443, ‘Parkeren en stallen van personenauto’s op terreinen en in garages’ (publicatie: maart 2013). Zodra er een nieuwe versie van de NEN-2443 wordt gepubliceerd, geldt automatisch de meest recente versie. Voor Leudal geldt, als aanvulling op de NEN-2443, dat de richtlijnen voor het ontwerpen van parkeervoorzieningen ook van toepassing zijn op voorzieningen met minder dan 20 parkeerplaatsen.

4.B Private parkeerplaats

Als parkeren op eigen terrein niet mogelijk is, zelfs niet door de ontwikkeling kleinschaliger te maken, moet een private parkeerplaats in de omgeving worden gezocht. Hierbij speelt de loopafstand tussen de parkeerlocatie en de bestemming een belangrijke rol. In Tabel 3 wordt de maximaal acceptabele loopafstand voor de belangrijkste doelgroepen weergegeven. Deze afstand betreft de feitelijke looproute over het voor voetgangers toegankelijke wegennet, van de parkeerlocatie tot de toegang van het plangebied.

Tabel 3. Maximaal acceptabele loopafstand [bron: CROW-publicatie 744]

4.C Openbare parkeerplaatsen

Indien de parkeerbehoefte ook niet op private parkeerplaatsen kan worden opgevangen, is het mogelijk een beroep te doen op openbare parkeerplaatsen. Het benutten van de restcapaciteit in de openbare ruimte is alleen toegestaan als de parkeerdruk binnen de acceptabele loopafstand van het plan (zie Tabel 3) op maatgevende momenten, inclusief de nieuwe parkeerbehoefte, niet hoger is dan 85%. Deze grens van 85% wordt gehanteerd om het zoeken naar een parkeerplaats in de omgeving binnen de perken te houden.

5. Parkeerbalans

Als alle stappen van de parkeerbalans zijn doorlopen en de norm onevenredig toepasbaar blijkt, hebben burgemeester en wethouders de mogelijkheid om via een hardheidsclause gemotiveerd af te wijken van de Nota Parkeernormen. Dit is alleen mogelijk indien de normen uit de Nota Parkeernormen tot een zodanige hardheid lijden die niet door dringende redenen of noodzaak kunnen worden gerechtvaardigd. Uiteraard is het wenselijk om afwijking van de Nota Parkeernormen zo beperkt mogelijk te houden

In de afgelopen jaren is het gebruik van de fiets steeds verder toegenomen. Het is belangrijk dat fietsen aan het einde van de rit een geschikte parkeerplek hebben. Zonder actief beleid kan een groeiend aantal fietsen leiden tot ongewenste situaties, zoals geparkeerde fietsen op het trottoir die de doorgang belemmeren. Door bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen direct voldoende fietsparkeerplaatsen te realiseren, kunnen dergelijke problemen worden voorkomen.

Voor het bepalen van het benodigde aantal fietsparkeerplaatsen bij ontwikkelingen hanteert Leudal specifieke fietsparkeernormen. Deze normen zijn gebaseerd op de fietsparkeerkencijfers 2025 van CROW. De normen voor het parkeren van fietsen zijn weergegeven in bijlage 2.

Dit hoofdstuk beschrijft de uitgangspunten voor de aanleg van algemene gehandicaptenparkeerplaatsen, zowel op eigen terrein als in de openbare ruimte, evenals gereserveerde gehandicaptenparkeerplaatsen op kenteken in de openbare ruimte.

Algemene gehandicaptenparkeerplaatsen

Bij publieke voorzieningen, zoals een bioscoop, bibliotheek of gemeentehuis, moet minimaal vijf procent van de parkeerplaatsen worden gereserveerd als algemene gehandicaptenparkeerplaatsen. Deze parkeerplaatsen moeten zo dicht mogelijk bij de ingang van het gebouw liggen, met een loopafstand van maximaal 100 meter.

Op grote (openbare) parkeerterreinen en in parkeergarages moet voor elke 50 parkeerplaatsen minimaal één gehandicaptenparkeerplaats worden ingericht.

Gehandicaptenparkeerplaats op kenteken

Gehandicapten met een eigen auto kunnen in aanmerking komen voor een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken in de openbare ruimte, mits aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:

• 1.

  De aanvrager heeft geen mogelijkheid om op eigen terrein te parkeren.

• 2.

  De aanvrager bezit een Europese gehandicaptenparkeerkaart (bestuurderskaart).

• 3.

  De beschikbare parkeerplaatsen in de directe omgeving van de woning of bestemming zijn vaak zodanig bezet dat parkeren in de directe omgeving regelmatig niet mogelijk is.

• 4.

  De aanleg van een gehandicaptenparkeerplaats mag de verkeersveiligheid en het doelmatig gebruik van de weg niet verstoren.

De gemeente beoordeelt de aanvraag en de situatie en beslist of er al dan niet een gehandicaptenparkeerplaats op kenteken wordt aangelegd.