Beleidsregel Wet Bibob gemeente Voorschoten 2025

Geldend van 26-07-2025 t/m heden

Intitulé

Beleidsregel Wet Bibob gemeente Voorschoten 2025

Inleiding

De Wet Bibob is een belangrijk instrument om te voorkomen dat de gemeente Voorschoten – via haar bestuursorganen – onbewust strafbare feiten faciliteert of dat crimineel verkregen geld wordt gebruikt bij gemeentelijke processen. Door middel van een zogenaamde Bibob-toets onderzoekt de gemeente de integriteit van aanvragers van vergunningen, subsidies, vastgoedtransacties of overheidsopdrachten. Op basis van de uitkomsten van dit onderzoek kan het bevoegd bestuursorgaan besluiten om een aanvraag te weigeren of een eerder besluit in te trekken. Ook kan worden besloten om een overeenkomst niet aan te gaan of te ontbinden, of een overeenkomst niet aan te gaan.

De Wet Bibob biedt gemeenten beleidsruimte: ruimte om zelf te bepalen in welke gevallen en op welke wijze deze toets wordt toegepast. Deze beleidsregel geeft invulling aan die ruimte en beschrijft wanneer en hoe de gemeente Voorschoten van de Wet Bibob gebruikmaakt.

De burgemeester en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Voorschoten, ieder binnen hun eigen bevoegdheden;

Overwegende dat de gemeente Voorschoten alleen zaken wil doen met integere en betrouwbare partijen;

Gelet op de Wet Bibob, artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht, en de relevante bepalingen in onder andere de Alcoholwet, de Omgevingswet, de Huisvestingswet, de Algemene plaatselijke verordening, de Jeugdwet, de Wet maatschappelijke ondersteuning, de gemeentelijke subsidieverordeningen en subsidieregelingen, de Aanbestedingswet 2012 en het Burgerlijk Wetboek;

Besluiten vast te stellen de: “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Voorschoten 2025”.

Hoofdstuk 1: Algemeen

Artikel 1.1: Begripsbepalingen

In deze beleidsregel worden diverse begrippen en definities gebruikt. In deze beleidsregel zijn de definities zoals deze genoemd zijn in artikel 1.1 van de Wet Bibob van overeenkomstige toepassing.

Daarnaast worden in deze beleidsregel nog een aantal andere begrippen gebruikt.

In deze beleidsregel wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvraag: een aanvraag zoals bedoeld in artikel 1:3, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb);

  • b.

    Advies: het advies als bedoeld in artikel 9 van de Wet Bibob;

  • c.

    APV: Algemene plaatselijke verordening Voorschoten 2020 of de dan vigerende opvolger hiervan;

  • d.

    Vergunning: een besluit van een bestuursorgaan dat op een individueel geval is gericht, zijnde een beschikking als bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, waaronder bijvoorbeeld een vergunning of subsidie;

  • e.

    Het Bevoegd gezag: de burgemeester onderscheidenlijk het college van burgemeester en Wethouders van de gemeente Voorschoten ieder voor zover het hun publiek- als ook privaatrechtelijke bevoegdheden betreft;

  • f.

    Betrokkene(n): betrokkene zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2° van de wet;

  • g.

    Bibob-onderzoek: een onderzoek uitgevoerd krachtens de wet door het bestuursorgaan;

  • h.

    Bibob-vragenformulier: het formulier dat is vastgesteld krachtens artikel 7a, vijfde lid, van de wet;

  • i.

    Bureau: het Landelijk Bureau Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, als bedoeld in artikel 8 van de wet;

  • j.

    Eigen ambtelijke informatie: informatie die binnen de gemeentelijke organisatie aanwezig is en die de gemeente in het kader van het eigen onderzoek kan gebruiken en/of informatie waarover de gemeente op verzoek over kan beschikken, zoals omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

  • k.

    Eigen (Bibob) onderzoek: de wijze waarop de gemeente Voorschoten in beginsel toepassing geeft aan artikel 7a van de wet. Het eigen onderzoek is nader omschreven in de toelichting van deze beleidsregel;

  • l.

    Overheidsopdracht: een opdracht als bedoeld in artikel 1.1 van de Aanbestedingswet 2012;

  • m.

    Gemeente: de publiekrechtelijke rechtspersoon met een overheidstaak, zijnde de gemeente Voorschoten;

  • n.

    RIEC: het Regionaal informatie- en expertisecentrum, het regionaal samenwerkingsverband zoals bedoeld in artikel 28 lid 2 onder d van de wet;

  • o.

    Vastgoedtransactie: een transactie zoals bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de wet;

  • p.

    Verbonden partij: een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke organisatie waarin de gemeente Voorschoten een bestuurlijk en een financieel belang heeft;

  • q.

    Wet Bibob: de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur, hierna te noemen "de Wet".

Artikel 1.2 Weigering volledig invullen Bibob-vragenformulieren

  • 1. Indien het Bibob-vragenformulier niet volledig ingevuld en ondertekend wordt geretourneerd, wordt de betrokkene in de gelegenheid gesteld om binnen een redelijke termijn de ontbrekende gegevens aan te leveren.

  • 2. Indien de betrokkene volhardt in het niet verstrekken van de gevraagde gegevens:

    • a.

      wordt een aanvraag om een vergunning of subsidie buiten behandeling gesteld op grond van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht;

    • b.

      kan in het kader van een vastgoedtransactie of aanbestedingsprocedure worden besloten de procedure niet voort te zetten, dan wel de betrokkene uit te sluiten van verdere deelname.

  • 3. Bij verleende vergunningen zal een weigering op grond van artikel 4 lid 1 van de Wet Bibob worden beschouwd als een ernstige mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. De betreffende vergunning kan als gevolg daarvan worden ingetrokken.

Artikel 1.3 Uitzonderingen op het toepassingsbereik bij vergunningen

Een Bibob-onderzoek wordt in beginsel niet toegepast op aanvragen van:

  • a.

    (semi)Overheidsinstanties; of

  • b.

    wettelijk: woningbouwcorporaties die met een daartoe verstrekte vergunning zijn toegelaten en op grond van de Woningwet zijn aangewezen als instellingen voor de volkshuisvesting.

Hoofdstuk 2: TOEPASSING VAN DE WET BIJ VERGUNNINGEN

In dit hoofdstuk wordt aangegeven wanneer de Wet Bibob door het bevoegd gezag wordt ingezet bij publiekrechtelijke vergunningen. Het inzetten van de Wet Bibob start met het uitvoeren van het eigen onderzoek.

Artikel 2.1: toepassingsbereik bij een aanvraag om een vergunning

  • 1. Bij de volgende aanvragen om een vergunning wordt door de gemeente een eigen onderzoek uitgevoerd:

    • a.

      Alcoholwetvergunningen (artikel 3 Alcoholwet), met uitzondering van slijterijen;

    • b.

      Alcoholwetvergunningen voor paracommerciële rechtspersonen zoals bedoeld in artikel 4 van de Alcoholwet) waarbij de exploitatie van de horeca-activiteiten niet in eigen beheer plaatsvinden;

    • c.

      Bijschrijving leidinggevende op de Alcoholwetvergunning (artikel 30a Alcoholwet);

    • d.

      Aanwezigheidsvergunning voor kansspelautomaten (artikel 30b Wet op de kansspelen);

    • e.

      Exploitatievergunning openbare inrichting (artikel 2:28 APV Voorschoten);

    • f.

      Evenementenvergunning (artikel 2:25 APV Voorschoten), mits het gaat om evenementen:

      • georganiseerd door commerciële partijen of namens hen,

      • of die bedrijfsmatig worden georganiseerd, en

      • die plaatsvinden in risicogebieden of onder risicocategorieën zoals vermeld in Bijlage1;

    • g.

      Exploitatievergunning speelgelegenheid (artikel 2:39 APV);

    • h.

      Seksinrichtingen en escortbedrijven (artikel 3:5 APV);

    • i.

      Vergunningen op grond van een aanwijzingsbesluit zoals bedoeld in artikel 2:81, tweede lid, van de Algemene plaatselijke verordening Voorschoten 2020, indien het gebouw, gebied of de activiteit is aangewezen in het kader van risicogericht toezicht op integriteit;

    • j.

      Omgevingsvergunning voor een bouwactiviteit of een planologische omgevingsplanactiviteit (artikel 5.1, eerste lid onder a en/of tweede lid onder a van de Omgevingswet), indien de aanvraag betrekking heeft op activiteiten of locaties die zijn genoemd in Bijlage 1 bij deze beleidsregel (risicocategorieën en risicogebieden).

  • 2. Bij de volgende aanvragen om een vergunning wordt een eigen onderzoek gestart naar aanleiding van:

    • a.

      eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC;

    • b.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet;

    • c.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet;

    • d.

      informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke vergunning is aangevraagd;

Artikel 2.2: toepassingsbereik bij verleende vergunningen

  • 1. Het bevoegd gezag start een eigen onderzoek bij verleende vergunningen indien:

    • a.

      sprake is van een melding als bedoeld in artikel 5:37 van de Omgevingswet (wijziging tenaamstelling) en de activiteit(en) waar deze vergunning op ziet in Bijlage 1 van deze beleidsregel, en/of het object is gesitueerd in een in diezelfde bijlage genoemd risicogebied;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

    • e.

      informatie dat ten aanzien van betrokkene in een andere gemeente bij een Bibob-onderzoek een ernstige mate van gevaar is geconstateerd en door betrokkene alhier een soortgelijke vergunning is aangevraagd;

  • 2. Het bevoegd gezag kan een eigen onderzoek starten bij een verleende vergunning indien:

    • a.

      de activiteit of locatie waarop de vergunning ziet, na afgifte van de vergunning is aangewezen als risicocategorie of risicogebied op grond van Bijlage 1.

Hoofdstuk 3: Privaatrechtelijke transacties

Artikel 3.1: Toepassingsbereik bij vastgoedtransacties

  • 1. De gemeente past de Wet Bibob toe bij vastgoedtransacties als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder 2° van de Wet Bibob, waarbij de gemeente als civiele partij betrokken is, indien:

    • a.

      het vastgoedobject wordt gebruikt of gebruikt zal worden voor één of meerdere activiteiten die genoemd zijn in Bijlage 1 van deze beleidsregel, en/of het object is gesitueerd in een in diezelfde bijlage genoemd risicogebied;

    • b.

      het een beeldbepalend vastgoedobject betreft;

    • c.

      bij een snel groeiend vastgoedbedrijf dan wel korter dan twee jaar geleden opgerichte rechtspersoon;

    • d.

      de transactie of overeenkomst een waarde van € 20.000 of meer vertegenwoordigt;

    • e.

      tevens sprake is van een aanvraag om een vergunning als genoemd in hoofdstuk 2 van deze beleidsregel;

    • f.

      uit eigen ambtelijke informatie, informatie van een van de partners van het samenwerkingsverband RIEC, of andere relevante bronnen blijkt, of redelijkerwijs kan worden vermoed, dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of vermoedelijk zullen worden gepleegd;

    • g.

      een tip is ontvangen van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet Bibob;

    • h.

      een tip is ontvangen van de officier van justitie, een ander bestuursorgaan of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van de Wet Bibob, als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob;

De gemeente zal de wederpartij ervan in kennis stellen dat een eigen onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. In de overeenkomst wordt een integriteitsclausule opgenomen, op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding, opzegging, vernietiging of opschorting van de overeenkomst. Indien de Bibob-procedure niet is afgerond voor het sluiten van de overeenkomst, zijn hieromtrent ontbindende voorwaarden in de overeenkomst opgenomen.

Hoofdstuk 4: TOEPASSING VAN DE WET BIJ SUBSIDIES

Artikel 4.1 Toepassingsbereik bij aanvragen om (verleende) subsidies

  • 1. Uitvoering van het Bibob-onderzoek vindt plaats bij aanvragen om subsidie door commerciële partijen of partijen met een winstoogmerk, waarmee nog geen bestaande subsidierelatie bestaat.

  • 2. Het bevoegd gezag start een eigen onderzoek met betrekking tot een aanvraag om een subsidie dan wel een reeds vastgestelde of verleende subsidie, indien:

    • a.

      de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd valt onder één of meer van de in de Bijlage 1 genoemde risicocategorieën en/of risicogebieden dan wel;

    • b.

      uit eigen ambtelijke informatie en/of informatie afkomstig van één van de partners van het samenwerkingsverband RIEC hier aanleiding toe is;

    • c.

      een tip van het Landelijk Bureau Bibob als bedoeld in artikel 11 van de Wet is ontvangen;

    • d.

      een tip van de officier van justitie, een tip van een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, als bedoeld in artikel 26 van de Wet is ontvangen;

Hoofdstuk 5: TOEPASSING VAN DE WET BIJ OVERHEIDSOPDRACHTEN

Artikel 5.1: Toepassingsbereik bij aanbestedingen

  • 1. De gemeente Voorschoten past de Wet Bibob in beginsel toe bij de geselecteerde inschrijver (de uiteindelijk te contracteren ondernemer) van overheidsopdrachten als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012, indien:

    • a.

      de opdracht of de bijbehorende activiteiten behoren tot een door de gemeente Voorschoten als risicocategorie aangemerkte sector, zoals opgenomen in bijlage 1; of

    • b.

      er redelijke twijfel bestaat over de integriteit van de betrokkene en/of diens potentiële, huidige of voormalige Bibob-relaties als bedoeld in artikel 3, vierde lid, van de Wet Bibob, dan wel over de organisatiestructuur of de wijze van financiering, op grond van:

      • eigen ambtelijke informatie;

      • informatie verkregen van het Landelijk Bureau Bibob (artikel 11 of 11a van de Wet Bibob);

      • informatie uit het Bibob-register;

      • informatie verkregen vanuit het OM conform artikel 26 van de Wet Bibob (OM-tip);

      • informatie van partners binnen het RIEC-samenwerkingsverband.

  • 2. In de aanbestedingsstukken:

    • a.

      wordt de mogelijkheid van onderzoek vermeld, in welk geval betrokkene gehouden is om een Bibob-vragenformulier in te vullen als daarom wordt verzocht en om eventuele nadere vragen te beantwoorden;

    • b.

      worden, in verband met toepassing van de wet en de gevolgen daarvan, alle ter zake doende uitsluitingsgronden en geschiktheidseisen opgenomen;

    • c.

      wordt, in verband met toepassing van de wet, opgenomen dat een onderzoek zich erop richt of een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet zich voordoet en worden, indien aan de orde, de gevolgen daarvan omschreven, en;

    • d.

      wordt als voorwaarde gesteld dat een onderaannemer niet zonder toestemming van de gemeente wordt gecontracteerd en wordt in het kader van die voorwaarde het recht voorbehouden om een eigen onderzoek te doen en aan het Bureau een advies te vragen.

  • 3. In de tekst van de overeenkomst, of de daarop van toepassing zijnde algemene voorwaarden, die wordt aangegaan bij een procedure tot gunning van een overheidsopdracht:

    • a.

      worden voorwaarden opgenomen op basis waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst, indien zich een van de situaties als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet voordoet;

    • b.

      wordt opgenomen dat een Bibob-onderzoek zich richt op de vraag of zich een of meer van de situaties voordoen als bedoeld in artikel 9, tweede lid, van de wet. Indien dat het geval is, worden de gevolgen daarvan in de aanbestedingsstukken omschreven.

    • c.

      wordt een voorwaarde opgenomen op grond waarvan kan worden overgegaan tot ontbinding van de overeenkomst indien door de betrokkene niet of niet volledig wordt voldaan aan het bepaalde in artikel 7a, tweede en derde lid, respectievelijk artikel 12, derde lid, van de wet.

  • 4. Indien een Bibob-onderzoek wordt gestart naar aanleiding van een procedure tot gunning van een overheidsopdracht, komt er geen gunningsbeslissing of daarmee beoogde overeenkomst tot stand zolang het onderzoek niet of niet volledig is afgerond, tenzij partijen dat nadrukkelijk anders overeenkomen.

  • 5. Ter ondersteuning van de toepassing van dit artikel hanteert de gemeente Voorschoten een standaardclausule Bibob bij aanbestedingen. Deze clausule wordt als zelfstandig document toegevoegd aan de aanbestedingsstukken en maakt deel uit van de overeenkomst. In deze clausule zijn onder meer bepalingen opgenomen over de medewerkingsplicht, de inzet van onderaannemers en de gevolgen van een negatief Bibob-advies.

Hoofdstuk 6: Slotbepalingen

Artikel 6.1: Intrekken oude beleidsregel

De Beleidslijn 2016 voor de toepassing van de Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door de gemeente Voorschoten, vastgesteld op 25 april 2016, wordt ingetrokken.

Artikel 6.2: Invoeringsdatum

  • 1. Deze beleidsregel kan worden aangehaald als “Beleidsregel Wet Bibob gemeente Voorschoten 2025”.

  • 2. Dit besluit treedt in werking op de eerste dag nadat het is bekendgemaakt in het Gemeenteblad.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 8 juli 2025

het college van burgemeester en wethouders,

E.A. van Wattingen,

gemeentesecretaris

mw. drs. N. Stemerdink,

burgemeester

Bijlage I Risicocategorieën en risicogebieden

Risicocategorieën

In deze bijlage zijn activiteiten opgenomen, waarbij er een risico aanwezig is dat met die activiteiten strafbare feiten worden gepleegd, dan wel dat die activiteit wordt gebruikt om onrechtmatig verkregen voordelen te benutten. De lijst met risicocategorieën is tot stand gekomen op basis van een verhoogd risico op misstanden bekend vanuit het samenwerkingsverband RIEC.

Het benoemen van onderstaande activiteiten betekent niet dat voor deze activiteiten ook een vergunningplicht geldt of gaat gelden. Wanneer er activiteiten (gaan) plaatsvinden waarvoor geen vergunning dient te worden afgegeven of geen overeenkomst wordt aangegaan die onder de werking van de Wet Bibob valt, kan er ook geen Bibob-toets kunnen plaatsvinden.

Risicocategorieën waarbij door de gemeente Voorschoten in beginsel de Wet Bibob zal worden toegepast:

  • Hotels/pensions

  • Omzetten/splitsen van woningen/panden voor kamerverhuur of realisatie van (meerdere) woonruimten

  • Transformatie kantoorpanden (naar woningen en/of kamers)

  • Recreatieparken en jachthavens

  • Garageboxen/opslagruimtes

  • Bedrijfsverzamelgebouwen

  • Darksstores

  • Horecabedrijven

  • Coffeeshops

  • Shisha-lounges

  • Smartshops/Headshops/Giftshops

  • Prostitutie- en seksbedrijven, escortbedrijven, seksbioscopen, erotische massagesalons Sekswinkels

  • Vechtsportgala’s (of vergelijkbare evenementen)

  • Ride outs motorclubs (of vergelijkbare evenementen)

  • OMG (Outlaw Motorcycle gangs)

  • Speelautomatenhallen/Gamecenters

  • Afvalbewerkings- en -verwerkingsbedrijven

  • Afvalrecyclingbedrijven

  • Inrichtingen voor het reinigen van drukhouders, insluitsystemen, ketels, vaten, mobiele tanks, tankauto's, tank- of bulkcontainers

  • Verhuur van transportmiddelen (auto’s, (bestel)bussen, deelvoertuigen)

  • Sloopbedrijven/asbestverwijderingsbedrijven

  • Autodemontagebedrijven

  • Vuurwerkbranche

  • Wellnesscentra/zonnestudio’s

  • Kappers/Barbershops/Nagelstudio’s/Tattooshops

  • Fitnessbedrijven/sportscholen

  • Sporthallen/complexen

  • Religieuze instellingen

  • Scholen

  • Energieproducenten (w.o. (mest)vergisters, windmolens, zonneparken, etc.)

  • Zorgbureaus/zorgaanbieders (inclusief aanbieden van zorgwoningen)

  • Reïntegratiebedrijven en/of activiteiten

  • Verkoop van bedrijfskavels waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • Verhuur gemeentelijke vastgoed waarop één of meerdere van in deze Bijlage 1 genoemde activiteiten plaatsvinden of zullen gaan plaatsvinden

  • Verkoop (voormalige) overheidsgebouwen

Bovenstaande opsomming van risicocategorieën is niet-limitatief, maar geeft een indicatie van mogelijke risicocategorieën. Deze opsomming kan aangepast worden, indien ontwikkelingen hiertoe aanleiding geven.

Risicogebieden

De gemeente kan bepaalde gebieden aanwijzen waar het wenselijk is om een eigen Bibob-onderzoek te starten, indien sprake is van een aanvraag om een vergunning, een reeds verleende vergunning, een voorgenomen vastgoedtransactie of het voornemen tot het gunnen van een overheidsopdracht.

Dit kan met name aan de orde zijn bij nieuw te ontwikkelen bedrijventerreinen, gebieden in transformatie of revitalisatie, of locaties waar sprake is van (vermoedens van) ondermijnende activiteiten.

Aangewezen risicogebieden:

Nader te bepalen door het college.

Bijlage 2: Uitvoering van de Bibob-toets door de gemeente Voorschoten

1 Beoordeling door de gemeente

  • 1.

    Nieuw ingediende aanvragen om een vergunning worden eerst aan de reguliere eisen getoetst.

  • 2.

    Wanneer aan de reguliere eisen wordt voldaan, zal of kan de gemeente een Bibob-toets uitvoeren, zoals aangegeven in hoofdstuk 2 van dit beleid.

  • 3.

    Wanneer er vermoedens zijn dat door de betrokkene(n) in een Bibob onderzoek valsheid in geschrifte is gepleegd, wordt door de gemeente een afweging gemaakt of het passend is hiervan aangifte te doen.

2 Eigen onderzoek

  • 1.

    De Bibob-toets start met een eigen onderzoek door de gemeente.

  • 2.

    Het onderzoek naar het zich voordoen van de mate van gevaar als bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob bestaat uit:

    • a.

      het beoordelen van de aanvraag tot het verlenen van een vergunning, dan wel het beoordelen van een reeds verleende vergunning of een (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht en de daarbij overgelegde gegevens, mede aan de hand van de bij de gemeente bekende feiten en omstandigheden; en

    • b.

      het verzamelen, bewerken en analyseren van informatie die, al dan niet door middel van de gegevens zoals vermeld in het Bibob vragenformulier en bijbehorende bijlagen, is verstrekt door de betrokkene, alsmede van gegevens die zijn verkregen uit informatiebronnen van de partners van het RIEC en andere bronnen die de gemeente volgens de Wet Bibob kan raadplegen.

  • Concreet betekent dit in ieder geval:

    • controle en analyse op het Bibob vragenformulieren inclusief bijlagen, en de door de betrokkene daarbij aangeleverde documenten;

    • de controle en analyse van eventuele extra, op verzoek van de gemeente door betrok- kene overlegde documenten of informatie;

    • open bronnenonderzoek (zoals Kamer van Koophandel, Kadaster etc.) ten aanzien van de betrokkene en mogelijke relevante Bibob-relaties;

    • bevragen van politiegegevens ten aanzien van de betrokkene(n) op grond van artikel 4.3 onder L van het Besluit politiegegevens (al dan niet via het RIEC);

    • opvragen van Justitiële gegevens op grond van de Wet Bibob (artikel 15 Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens) over de volgende personen:

      • o

        de betrokkene, bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Wet Bibob;

      • o

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • o

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de vergunning die is aangevraagd of is gegeven;

      • o

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene.

    • de officier van justitie, een ander bestuursorgaan dat of een rechtspersoon met een overheidstaak die bevoegd is tot toepassing van deze wet, en die beschikt over gegevens die erop duiden dat een betrokkene in relatie staat tot strafbare feiten die reeds gepleegd zijn of naar redelijkerwijs kan worden vermoed gepleegd zullen worden, gevraagd worden of er aanleiding is om ten aanzien van deze betrokkene een eigen onderzoek te starten en eventueel daarna het Bureau Bibob om een advies te vragen;

  • En indien hier aanleiding toe is:

    • opvragen van Belastingdienst informatie (volgens de gestelde richtlijnen van de Belastingdienst, al dan niet via het RIEC) over de volgende personen;

      • o

        de betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • o

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de vergunning die is aangevraagd of is gegeven;

      • o

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

    • opvragen artikel 11a bericht bij het Bureau over de volgende personen;

      • o

        de betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • o

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de vergunning die is aangevraagd of is gegeven;

      • o

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

      • o

        Justitiële gegevens opvragen ten aanzien van de volgende personen:

      • o

        de betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect leiding geeft of heeft gegeven aan betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect zeggenschap heeft of heeft gehad over betrokkene;

      • o

        degene die direct of indirect vermogen verschaft of heeft verschaft aan betrokkene;

      • o

        degene die als leidinggevende, beheerder, bedrijfsleider of vervoersmanager is of zal worden vermeld op de vergunning die is aangevraagd of is gegeven;

      • o

        degene die redelijkerwijs met betrokkene gelijk kan worden gesteld op grond van zijn feitelijke invloed op de betrokkene;

    • ondersteuning/advisering van het RIEC.

  • 3.

    Ten aanzien van de financiering van het project/ activiteit geldt dat de financiering aannemelijk en transparant dient te zijn. Om de financiering aannemelijk en transparant te maken, gelden ten aanzien van de financiering nog de volgende bepalingen:

    • o

      bij financiering door middel van eigen vermogen dient de aanwezigheid en de herkomst van dit eigen vermogen aangetoond te worden;

    • o

      wanneer sprake is van financiering uit eigen vermogen door middel van contante gelden, dient de aanwezigheid en de herkomst van het contante geld aannemelijk en inzichtelijk te worden gemaakt door de betrokkene(n);

    • o

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient altijd een (in het Nederlands dan wel vertaalde) leningsovereenkomst overlegd te worden waaruit de financiering blijkt en onder welke voorwaarden deze financiering is verstrekt;

    • o

      bij financiering door middel van vreemd vermogen dient de identiteit van de vermogensverschaffer aangetoond te worden door middel van een geldig Identiteitsbewijs, geboorteplaats, geboortedatum en actuele adres- en woonplaatsgegevens van de vermogensverschaffer. Bij financiering door rechtspersonen dienen de uiteindelijk natuurlijke personen (bestuurders en aandeelhouders) achter deze rechtspersonen inzichtelijk gemaakt te worden;

    • o

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van contante gelden dient de geldstroom van de vermogensverschaffer naar betrokkene(n) volledig inzichtelijk en aannemelijk te worden gemaakt;

    • o

      wanneer financiering van vreemd vermogen plaatsvindt door middel van crowdfunding dan wel vergelijkbare financiering, kan de gemeente het betreffende platform verplichten de identiteit van de uiteindelijke vermogensverschaffers kenbaar te maken aan de gemeente.

  • 4.

    Wanneer het eigen onderzoek onvoldoende uitsluitsel geeft over de mate van gevaar, zoals vermeld in artikel 3 van de Wet Bibob, kan advies worden gevraagd bij het Bureau (artikel 9 van de wet).

3 Informatieverstrekking door betrokkene

  • 1.

    Als de gemeente besluit om een Bibob-toets uit te voeren bij een aangevraagde vergunning, (voorgenomen) vastgoedtransactie, of (gunning van) een overheidsopdracht moet betrokkene, naast de standaard aanvraagformulieren, ook het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragen- formulier volledig invullen en, voorzien van de benodigde bijlagen, bij de gemeente indienen.

  • 2.

    Om een verleende vergunning te kunnen beoordelen, vult betrokkene het door de gemeente vastgestelde Bibob-vragenformulier volledig in en levert deze bij de gemeente in.

  • 3.

    Wanneer het Bibob-vragenformulier niet volledig wordt ingevuld, dan wel de gegevens zoals genoemd onder b (financiering) niet volledig zijn verstrekt, wordt de aanvraag op grond van artikel 4:5 Algemene wet bestuursrecht buiten behandeling gesteld, nadat aanvrager de gelegenheid heeft gehad binnen een door de gemeente gestelde termijn aan te vullen. Een weigering om gevraagde extra informatie aan te leveren dan wel onvolledig aan te leveren kan leiden tot het buiten behandeling stellen van de aanvraag dan wel de mogelijkheid tot het intrekken van de verleende vergunning;

  • 4.

    In het geval van een (voorgenomen) vastgoedtransactie zal geen overeenkomst tot stand komen, wanneer:

    • betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • betrokkene heeft nagelaten de op grond van artikel 12 Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

  • 5.

    In het geval van een (voorgenomen) overheidsopdracht gunt de gemeente een overheidsopdracht niet, indien de betrokkene heeft nagelaten:

    • de op grond van artikel 7a van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door de gemeente zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door de gemeente gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden;

    • de wijze van financiering, zoals genoemd onder b van stap 1 (financiering) door de betrokkene(n) onvoldoende aannemelijk en inzichtelijk is gemaakt;

    • de op grond van artikel 12 van de Wet Bibob gevraagde gegevens en bescheiden te verschaffen en/of heeft nagelaten de vragen die hem door het Bureau zijn gesteld op basis van dat artikel binnen de door het Bureau gestelde termijn volledig en naar waarheid te beantwoorden.

  • 6.

    Er hoeft geen Bibob-vragenformulier ingediend te worden door betrokkene wanneer dit naar het oordeel van de gemeente niet noodzakelijk is voor het uitvoeren van het eigen onderzoek.

4 Ondersteuning door het Bureau

  • 1.

    Aanvullend op het eigen onderzoek zoals benoemd in artikel 3.2 van deze beleidsregels, kan een advies bij het Bureau worden aangevraagd als:

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over omstandigheden in de persoon van de aanvrager en/of daarmee in verband te brengen betrokkenen, de financier van de betreffende activiteiten en/of onderneming of de eigenaar van het pand waarin de onderneming is gevestigd;

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de bedrijfsstructuur van aan de uitvoering van de vergunning te verbinden onderneming(en);

    • na het eigen onderzoek vragen blijven bestaan over de financiering van de aan de betreffende vergunning te verbinden activiteiten;

    • de officier van justitie de gemeente de tip geeft om in een bepaalde zaak een Bibob advies aan te vragen;

    • het Bureau de gemeente adviseert om, ten aanzien van een betrokkene, advies aan te vragen, zoals bedoeld in artikel 11 van de Wet.

  • 2.

    Een toetsing aan de Wet Bibob met behulp van een advies van het Bureau geldt als uiterst middel om de integriteit van een betrokken (rechts)persoon te controleren. Bij deze zware inbreuk op de privacy moet het bevoegd gezag de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit in acht nemen. Deze eisen brengen mee dat het bevoegd gezag eerst gebruik moet maken van de eigen instrumenten (zoals uitgewerkt in artikel 2 van deze bijlage). Het vragen van een advies aan het Bureau moet evenredig zijn gelet op de mate van gevaar en de ernst van de strafbare feiten.

  • 3.

    De adviesaanvraag bij het Bureau is geen vergunning in de zin van de Awb. Hiertegen staat geen bezwaar of beroep open. Wel is het de aanvrager van een vergunning altijd toegestaan de aanvraag in te trekken.

  • 4.

    De gemeente kan een ontvangen advies van het Bureau vijf jaar lang gebruiken bij een andere beslissing.

5 Adviestermijn van het Bureau

  • 1.

    Als de gemeente een advies aanvraagt bij het Bureau, wordt (op grond van artikel 31 van de Wet Bibob) de wettelijke termijn waarbinnen de vergunning moet worden gegeven, opgeschort voor de duur van de periode die begint met de dag waarop het advies door het Bureau in behandeling wordt genomen en eindigt op de dag waarop het advies is ontvangen. Deze opschorting duurt niet langer dan de termijn zoals genoemd in artikel 15, lid 1 van de Wet Bibob.

  • 2.

    Wanneer het Bureau het advies niet binnen de in artikel 15, lid 1 van de Wet Bibob gestelde termijn kan geven, heeft het de mogelijkheid om op (grond van artikel 15, derde lid van de Wet Bibob), de termijn te verlengen. Deze verlenging is niet langer dan de termijn genoemd in artikel 15, lid 3 van de Wet Bibob.

  • 3.

    Het bestuursorgaan informeert betrokkene direct over een verlenging zoals hierboven bedoeld.

  • 4.

    De verlenging van de adviestermijn van het Bureau, en eventuele tijdelijke opschorting van de adviestermijn van het Bureau zoals bedoeld in artikel 15, lid 2 van de Wet, leiden tot een verdere opschorting van de wettelijke beslistermijn op de vergunning.

6 Informatieplicht naar betrokkene

  • 1.

    De gemeente informeert betrokkene schriftelijk over een adviesaanvraag aan het Bureau. Betrokkene wordt daarbij gewezen op de opschorting van de beslistermijn (zoals bedoeld in artikel 15, tweede lid, van de Wet Bibob).

  • 2.

    In geval een advies van het Bureau leidt tot:

    • het voornemen om een gevraagde vergunning te weigeren,

    • een eerder verleende vergunning in te trekken,

    • om aan een aangevraagde of reeds verstrekte vergunning aanvullende voorschriften te verbinden,

    • niet mee te werken aan een vastgoedtransactie, deze te ontbinden, of hier voorwaarden aan te verbinden,

    • of een gegadigde van een overheidsopdracht uit te sluiten, de overeenkomst te ontbinden of hieraan voorwaarden te verbinden, wordt aan betrokkene de mogelijkheid geboden om een kopie van het adviesrapport te ontvangen.

  • 3.

    In aanvulling op het tweede lid wordt betrokkene door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). Betrokkene ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het adviesrapport een geheimhoudingsverklaring.

  • 4.

    In het geval een derde wordt genoemd in het advies, dan wordt deze derde de mogelijkheid geboden om over een kopie van het onderdeel van het adviesrapport te beschikken, voor zover dit betrekking heeft op deze derde.

  • 5.

    In aanvulling op het vierde lid wordt deze derde door de gemeente gewezen op zijn geheimhoudingsplicht (zoals bedoeld in artikel 28 van de wet). De derde ondertekent voor de ontvangst van een kopie van het onderdeel van het adviesrapport dat op hem betrekking heeft een geheimhoudingsverklaring.

7 Weigering/intrekking

  • 1.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld van de Wet Bibob, kan het de gevraagde vergunning weigeren, de verleende vergunning intrekken of extra voorwaarden stellen.

  • 2.

    Als de gemeente op basis van het eigen onderzoek in het kader van de Wet Bibob genoeg aanwijzingen heeft om in redelijkheid te kunnen aantonen dat er sprake is van een ernstige of mindere mate van gevaar als bedoeld in de Wet, kan dit aanleiding zijn om de (voorgenomen) overheids- opdracht of vastgoedtransactie niet aan te gaan, de overeenkomst te ontbinden, op te schorten of extra voorwaarden te stellen.

  • 3.

    De gemeente zal in beginsel bij vastgoedtransacties overgaan tot het afbreken van de onderhandelingen, indien uit het eigen onderzoek en/of een eventueel daarop afgegeven advies van het Bureau blijkt dat ten minste één van de onderstaande situaties zich voordoet:

    • er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten;

    • er is sprake van ten minste een mindere mate van gevaar dat in of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd;

    • er is sprake van feiten en omstandigheden die erop wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat betrokkene in relatie staat tot ernstige strafbare feiten die naar het oordeel van de gemeente een integriteitsrisico vormen (ongeacht de mate van gevaar);

    • er is sprake van feiten en omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd;

    • In de gevolgen van een Bibob-onderzoek dat is gestart nadat de vastgoedtransactie is aan- gegaan, wordt bij overeenkomst voorzien.

  • 4.

    In geval van een inschrijving op een overheidsopdracht, kan de informatie uit het Bibob-onderzoek dienen als onderbouwing van een of meerdere uitsluitingsgronden als genoemd in de Aanbestedingswet 2012.

  • 5.

    Als de gemeente van plan is negatief te beslissen op de aanvraag van de vergunning, inschrijving op een overheidsopdracht of het aangaan van een vastgoedtransactie, kan de betrokkene daartegen een zienswijze in te brengen.

  • 6.

    Tegen een beslissing genomen door de gemeente op grond van de Wet Bibob kan beroep en bezwaar worden ingediend.

8 Weigering/intrekking andere vergunningen van dezelfde betrokkene en sluiting

  • 1.

    Wanneer een advies wordt gevraagd ten aanzien van een betrokkene, dan heeft dit verzoek betrekking op alle aan de betrokkene binnen de gemeente verleende vergunningen, die onder de reikwijdte van de wet vallen. Dat betekent dat in het geval dat de gemeente een negatief advies van het Bureau overneemt, in een keer de aanvraag wordt geweigerd en alle reeds verstrekte vergunningen worden ingetrokken.

  • 2.

    Als een onderneming - van een betrokkene - die onder de reikwijdte van de Wet Bibob valt ten tijde van de weigering of intrekking nog geopend is, zal direct tot sluiting worden overgegaan tenzij zwaarwegende belangen aanwezig zijn die sluiting niet rechtvaardigen.

9 Informatie-uitwisseling met andere gemeenten en/of rechtspersonen

  • 1.

    Indien sprake is van een zelfstandige gevaarsbeoordeling (zonder advies van het Bureau Bibob) of sprake is van een vermoeden dat de betrokkene(n) zich terugtrekt vanwege het Bibob-onderzoek, dan zal de gemeente hiervan melding zoals bedoeld in artikel 7a lid 7 en lid 8 van de Wet Bibob.

  • 2.

    De gemeente zal indien hier aanleiding toe is gebruik maken van haar tipbevoegdheid als bedoeld in artikel 26 van de Wet Bibob.

  • 3.

    De gemeente zal op verzoek de informatie verkregen op grond van de Wet Bibob verstrekken aan andere gemeenten en/ of rechtspersonen zoals bedoeld en onder de voorwaarden als genoemd in artikel 28 lid 2 onder m van de Wet.

Toelichting Beleidsregels Wet Bibob gemeente Voorschoten 2025

Doel van de Wet Bibob voor de gemeente

De Wet Bibob geeft de gemeente de mogelijkheid de achtergrond van een aanvrager van bijvoorbeeld een vergunning, subsidie of vastgoedtransactie met de gemeente te onderzoeken. Als gevaar dreigt dat een vergunning of subsidie wordt misbruikt voor criminele activiteiten of dat crimineel vermogen wordt geïnvesteerd, kan de gemeente de aanvraag weigeren, de afgegeven vergunning of subsidie intrekken of overheidsopdrachten of overeenkomsten ontbinden.

Doel van de Wet Bibob is om te voorkomen dat geld afkomstig uit criminele activiteiten gebruikt wordt of dat bijvoorbeeld een vergunning misbruikt wordt voor criminele activiteiten. Door toepassing van deze wet kan de gemeente voorkomen dat ze criminele activiteiten faciliteert door bijvoorbeeld het verlenen van een vergunning. Zo kan de gemeente bij een aanvraag van de Alcoholwetvergunning screenen op het strafrechtelijke verleden van de aanvrager en de leidinggevenden. De gemeente onderzoekt bij een Bibob toets verder de financiering en de achtergrond van de onderneming.

Doel van de beleidsregels

De gemeente is verantwoordelijk voor de uitvoering van de Wet Bibob. Door het implementeren van een beleidsregel biedt de gemeente meer structuur en zekerheid in haar werkwijze aan zowel medewerkers, inwoners, ondernemers en andere initiatiefnemers.

De beleidsregel is zo opgesteld, dat in dat geval in een zo vroeg mogelijk stadium de Wet Bibob wordt ingezet. Wanneer er bijvoorbeeld plannen zijn om een nieuw hotel te realiseren, waarbij er en sprake is van kavelverkoop, bouwactiviteiten en uiteindelijk ook een Alcoholwetvergunning wordt aangevraagd, dan zal eerst gekeken worden of bij de kavelverkoop een Bibob-toets zal worden gestart. Dit voorkomt dat een initiatiefnemer te maken krijgt met meerdere Bibob-toetsen en dat pas in een laat stadium de integriteit van de initiatiefnemer wordt getoetst. Belangrijk hierbij wel is dat inzichtelijk is wie (uiteindelijk) zeggenschap heeft over de activiteiten (eindgebruiker) en hoe de financiering van het volledige project gaat plaatsvinden. Wanneer de initiatiefnemer niet de uiteindelijk eindgebruiker/ betrokkene is, of wanneer de financiering nog niet (volledig) bekend is, kan het zijn dat er uiteindelijk meerdere toetsmomenten zijn. Bijvoorbeeld wanneer de eigenaar van het hotel die de vastgoedtransactie aangaat en het bouwwerk realiseert een andere partij is dan de gebruiker van het hotel die de Drank- en horecavergunning aanvraagt, of wanneer projecten in delen worden verkocht waarbij vooraf niet alle kopers nog bekend zijn.

De kan- en zal- bepaling

In de Bibob beleidsregel wordt onderscheid gemaakt tussen de zal- en kan- bepaling. De zal-bepaling houdt in dat de gemeente er op stuurt dat ten aanzien van dat onderdeel steeds aan de Wet Bibob wordt getoetst. Het niet toepassen van de beleidsregel dient nader te worden gemotiveerd. De zal-bepaling geeft een duidelijke lijn aan waardoor er geen willekeur ontstaat. Daarnaast heeft het een preventief karakter. Personen die een vergunning willen misbruiken voor criminele activiteiten zullen minder snel een vergunning aanvragen bij de gemeente wanneer zij zien dat de Wet Bibob actief toegepast wordt.

Niet alle toepassingsgebieden zijn in de gemeente even kwetsbaar voor criminaliteit. Het staat daarom niet in verhouding om bij alle aanvragen altijd een Bibob-toets te starten. Voor de toepassingsgebieden die onder de kan- bepaling vallen, geldt dat de gemeente in ieder geval de Wet Bibob toepast als ze daartoe een tip krijgt van het Openbaar Ministerie of een signaal ontvangt van een van de partners binnen het RIEC samenwerkingsverband. Dit is een meer reactieve toepassing van de Wet Bibob.

Toelichting per toepassingsgebied

Voor de toepassing van de Wet Bibob is gebruikgemaakt van het regionale ondermijningsbeeld (2019) en het Bibob-model van het RIEC. De beleidsregel is opgesteld in samenwerking met omliggende gemeenten om het waterbedeffect te beperken en het Bibob-instrument zo doelgericht mogelijk in te zetten. Uitgangspunt is om de Wet Bibob niet generiek, maar op risicogestuurde wijze toe te passen. Per toepassingsgebied is afgewogen of een zal- of een kan-bepaling passend is.

Horeca & kansspelen

Verschillende elementen maken de horecabranche kwetsbaar voor ondermijnende criminaliteit:

  • De sociale functie (bijvoorbeeld een ontmoetingsplek voor criminelen);

  • Financiële kenmerken (bijvoorbeeld gebruik voor witwassen);

  • Kwetsbaarheden rond wet- en regelgeving (denk aan vergunningsvrije horeca).

Ook speelautomatenhallen en speelgelegenheden worden in verband gebracht met witwassen en het faciliteren van ontmoetingen binnen het criminele milieu. Om die reden is gekozen voor een zal-bepaling bij deze vergunningen.12

Seksinrichtingen

De prostitutiebranche is kwetsbaar voor mensenhandel, witwassen en drugscriminaliteit. Bibob-toepassing bij deze vergunningen is belangrijk voor de bescherming van kwetsbare groepen en voor het tegengaan van criminele inmenging. Dit rechtvaardigt een zal-bepaling.3

Evenementen bij risicocategorieën

Bij commerciële of bedrijfsmatig georganiseerde evenementen in risicocategorieën – zoals vechtsportgala’s of bijeenkomsten van Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s) – is er een verhoogd risico op witwassen, illegale financiering en verstoring van de openbare orde. De Wet Bibob wordt daarom toegepast bij deze evenementen op basis van een zal-bepaling, mits voldaan is aan de voorwaarden in Bijlage 1.

Bouw & milieu bij risicocategorieën

Niet alle bouw- of planologische initiatieven zijn gevoelig voor criminele inmenging. De gemeente past de Wet Bibob daarom alleen toe bij aanvragen om een omgevingsvergunning die vallen onder een in Bijlage 1 genoemde risicocategorie of zijn gelegen in een aangewezen risicogebied. Deze afbakening waarborgt proportionaliteit en uitvoerbaarheid. Voor deze categorieën geldt een zal-bepaling: de gemeente voert in beginsel een Bibob-toets uit, tenzij gemotiveerd wordt afgezien van toetsing.

Huisvesting

De gemeente past de Wet Bibob in beginsel niet toe op woningcorporaties of woningbouwcorporaties. Deze categorie is op grond van het beleid uitgesloten van reguliere toetsing, vanwege het maatschappelijk karakter en het bestaande toezichtkader. Een Bibob-toets kan alsnog worden uitgevoerd indien sprake is van een concrete aanleiding, zoals een signaal van het OM, het RIEC of het Landelijk Bureau Bibob, of indien de aanvraag valt binnen een in Bijlage 1 genoemde risicocategorie of risicogebied.

Vastgoedtransacties

Bij vastgoedtransacties waarbij de gemeente partij is (zoals verkoop, verhuur of verpachting), wordt een Bibob-toets uitgevoerd indien de transactie een waarde van € 20.000 of meer vertegenwoordigt, of indien sprake is van aanvullende risicofactoren. Denk hierbij aan snelgroeiende vastgoedondernemingen, beeldbepalende panden of signalen afkomstig uit het RIEC-netwerk.

Voor deze categorie geldt een zal-bepaling: de gemeente voert standaard een Bibob-toets uit, tenzij in het specifieke geval gemotiveerd kan worden afgezien van toetsing.

Subsidies

Niet alle subsidieverlening is even kwetsbaar voor misbruik of criminele inmenging. De gemeente Voorschoten past de Wet Bibob daarom selectief toe op subsidies die worden aangevraagd of verstrekt aan:

  • commerciële partijen of partijen met winstoogmerk,

  • waarmee nog geen bestaande subsidierelatie bestaat,

  • én indien sprake is van een risicocategorie, risicogebied of relevante signalen.

Bibob-toepassing kan plaatsvinden bij de beoordeling van een subsidieaanvraag, maar ook bij een reeds verleende of vastgestelde subsidie. Dit volgt uit de bevoegdheid van het bestuursorgaan om ook tijdens of na subsidieverlening een Bibob-onderzoek te starten, indien daar aanleiding toe is op basis van bijvoorbeeld signalen van het OM, het RIEC of het Landelijk Bureau Bibob.

Hiermee wordt gericht toegewerkt naar het uitsluiten van integriteitsrisico’s bij subsidies waar sprake is van financiële omvang, onbekende partijen of kwetsbare sectoren..

Overheidsopdrachten

Bij aanbestedingen biedt de Wet Bibob een extra middel om de integriteit van inschrijvers te toetsen. Aangezien de Aanbestedingswet 2012 al waarborgen kent, is in het beleid gekozen voor een kan-bepaling. Dit geeft ruimte om alleen in te grijpen bij risicocategorieën of signalen van bijvoorbeeld het OM of Bureau Bibob. Op termijn kan dit onderdeel worden omgezet naar een zal-bepaling.

Ter ondersteuning van de toepassing van de Wet Bibob bij aanbestedingen hanteert de gemeente een standaardclausule. Deze clausule wordt als zelfstandig document bij de aanbestedingsstukken gevoegd en maakt onderdeel uit van de overeenkomst. Hierin zijn onder meer bepalingen opgenomen over medewerkingsplichten, onderaannemers en de gevolgen van een negatief Bibob-advies.


Noot
1

Regionaal informatie- en expertisecentrum Midden-Nederland, april 2022. Horeca en georganiseerde ondermijnende criminaliteit.

Noot
2

CCV, geraadpleegd op 28-11-2022 via Kansspelen en illegaal gokken - Het CCV.

Noot
3

WODC, 10 december 2021. De Nederlandse seksbranche. Een onderzoek naar omvang en aard, beleid, toezicht en handhaving.