Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742788
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742788/1
Geldend van 25-07-2025 t/m heden
1 Samenvatting
1.1 Aanleiding
In verband met de toename in mobiele communicatie en de groeiende behoefte aan dekking en capaciteit, stelt de gemeente Barendrecht het Programma antenne-installaties op. Dit document biedt een overzicht van de beleidsuitgangspunten met betrekking tot de plaatsing van antenne-installaties. Dit programma is gericht op het waarborgen van connectiviteit, een verantwoorde ruimtelijke inpassing en het naleven van wettelijke verplichtingen.
1.2 Reikwijdte van het Programma antenne-installaties
Dit programma richt zich voornamelijk op vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie die hoger zijn dan 5 meter. Het plaatsen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie hoger dan 5 meter is een activiteit waar een omgevingsvergunning voor is vereist. Het college van B&W is het bevoegd gezag. Bij een antenne-installatie hoger dan 40 meter is tevens sprake van adviesrecht van de gemeenteraad. Bij plaatsing van een antenne-installatie op een gebouw of een ander bouwwerk is toestemming nodig van de eigenaar. Bij een vrijstaande antennemast is toestemming nodig van de grondeigenaar.
Voor vergunningsvrije antenne-installaties, zoals beschreven in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), gelden de algemene criteria voor de plaatsing van antenne-installaties (paragraaf 5.1).
1.3 Algemene beleidsuitgangspunten
In alle gevallen van plaatsing (zowel vergunningsvrij als vergunningplichtig) van een antenne-installatie gelden onderstaande criteria. Deze criteria sluiten aan op het Antenneconvenant 2021-2025.
-
Het uitgangspunt is om, waar mogelijk, site sharing toe te passen. Dit betekent dat meerdere aanbieders dezelfde mast delen, waardoor het aantal nieuw te plaatsen masten wordt beperkt.
-
Antenneplaatsing moet zorgen voor verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk.
-
De antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.
-
De antenne-installatie moet voldoen aan de welstandseisen, zoals omschreven in de Welstandsnota.
-
De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.
-
Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.
-
Bij de plaatsing van een antenne-installatie moet gestreefd worden naar een minimale impact op de ondergrond. Aansluitingen op de ondergrondse infrastructuur moeten zo veel mogelijk worden gerealiseerd in de directe nabijheid van bestaande ondergrondse voorzieningen, met zo min mogelijk ruimtebeslag en graafwerkzaamheden.
1.4 Prioriteringsladder
Bij de plaatsing van antenne-installaties gelden niet alleen de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 5.1, maar ook een vaste voorkeursvolgorde: de prioriteringsladder. Plaatsing op locaties die voldoen aan de criteria bovenaan de lijst heeft de voorkeur. Zodra plaatsing op een andere locatie aan de orde is moet door de telecomaanbieder gemotiveerd worden aangetoond dat plaatsing op een locatie met een hogere prioriteit niet mogelijk is gebleken, bijvoorbeeld door een probleem in de dekking. De volgorde die telecomaanbieders hierbij moeten hanteren is als volgt:
1. Site sharing bij bestaande antenne-installaties
2. Gebruik van bestaande infrastructuur en hoge gebouwen zonder woonfunctie
3. Plaatsing op gebouwen met een woonfunctie
4. Plaatsing van vrijstaande nieuwe masten, waarbij onderscheid wordt gemaakt tussen
vier gebiedstypen:
- Infrastructuur en werkgebieden;
- Buitengebied;
- Centra, parken en woongebieden;
- Cultuurhistorische gebieden.
Niet elk gebied is even geschikt of wenselijk voor het plaatsen van nieuwe vrijstaande masten. De voorkeur gaat uit naar locaties met zo min mogelijk impact op de leefomgeving en het landschap.
1.5 Gezondheid en antenne-installaties
De Nederlandse Gezondheidsraad en Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) geven aan dat negatieve gezondheidseffecten door elektromagnetische velden van antenne-installaties en antennemasten niet zijn aangetoond. Voorwaarde is dat de blootstellinglimieten niet worden overschreden. Deze limieten zijn opgesteld door een onafhankelijke groep internationale wetenschappers, de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling (ICNIRP). Nederland hanteert deze ICNIRP-limieten, zoals ook aanbevolen door de Nederlandse Gezondheidsraad en de Europese Unie.
2 Inleiding
2.1 Uitgangspunten antenne-installaties
De uitgangspunten voor antenne-installaties sluiten aan bij de algemene doelen van de Omgevingswet. Deze wet richt zich op een evenwichtige verdeling van functies over locaties, met aandacht voor zowel het beschermen als het benutten van de fysieke leefomgeving.
De gemeente Barendrecht streeft naar een duurzame, veilige en leefbare omgeving voor haar inwoners. Daarmee sluit zij aan bij de doelen van de Omgevingswet, zoals het waarborgen van een goede omgevingskwaliteit en het bevorderen van gezondheid en veiligheid.
Tegelijkertijd erkent de gemeente de groeiende maatschappelijke behoefte aan betrouwbare en toegankelijke mobiele communicatie. Antenne-installaties zijn daarbij onmisbaar. Door antenne-installaties zorgvuldig in het landschap en de bebouwde omgeving te integreren, streeft de gemeente naar een evenwicht tussen technologische vooruitgang en het behoud van een prettige leefomgeving.
2.2 Aanleiding
De digitale samenleving ontwikkelt zich in hoog tempo. Met de opkomst van 5G en andere technologische innovaties groeit de behoefte aan betrouwbare mobiele communicatie in de openbare ruimte. Ook in Barendrecht neemt het aantal verzoeken toe voor de plaatsing van antenne-installaties hoger dan 5 meter, die noodzakelijk zijn om de mobiele dekking te waarborgen. In het licht van deze toenemende vraag onderstreept de Milieuopgave Barendrecht 2023-2026 de behoefte aan een lokaal programma voor antenne-installaties.
Dit programma heeft als doel om duidelijke kaders en uitgangspunten te formuleren voor de plaatsing van deze antenne-installaties, zodat de groei van mobiele netwerken wordt gefaciliteerd op een manier die in overeenstemming is met de ruimtelijke ordening en de belangen van de gemeenschap. Het programma ondersteunt zowel de wettelijke verplichtingen van de gemeente als de behoeften van de telecomaanbieders en dient als basis voor het verlenen of weigeren van een omgevingsvergunning voor het plaatsen van een antenne-installatie.
2.3 Afbakening thema
Dit programma richt zich voornamelijk op vergunningplichtige antenne-installaties voor mobiele communicatie hoger dan 5 meter. Voor vergunningsvrije antenne-installaties, zoals beschreven in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl), gelden de algemene criteria voor de plaatsing van antenne-installaties (paragraaf 5.1).
3 Antenne-installaties en regelgeving
3.1 Antenne-installatie en communicatienetwerken
Om draadloos te kunnen communiceren, zet een antenne een elektrisch signaal om in een elektromagnetisch veld. Dit veld heeft een bepaalde frequentie: het aantal trillingen per seconde uitgedrukt in hertz (symbool: Hz). Andere antenne-installaties vangen deze velden op en zetten ze om in informatie, zoals spraak, beeld en data. Mobiele communicatie kan niet zonder antennes tot stand komen. De benodigde zendkracht hangt af van de afstand tussen zender en ontvanger en de gebruikte frequentie. Hoe groter de afstand, hoe krachtiger het zendvermogen moet zijn.
Antenne-installaties voor mobiele communicatie maken deel uit van een netwerk, waarbij de installaties zorgvuldig op elkaar worden afgestemd om een soepele verbindingsoverdracht te garanderen. Deze netwerken werken volgens een cellulaire structuur, vergelijkbaar met een honingraatpatroon. Elke cel, oftewel antenne, bedient een beperkt aantal gebruikers. Naarmate het aantal gebruikers toeneemt, worden meer cellen met kleinere verzorgingsgebieden benodigd om de dekking en kwaliteit te waarborgen.
3.2 Vergunningplicht en antenne-installaties
Voor het plaatsen van antenne-installaties gelden verschillende regels, afhankelijk van de hoogte en de locatie van de installatie. Antenne-installaties hoger dan 5 meter vereisen doorgaans toestemming van de gemeente. Als een antenne-installatie op een gebouw of ander bouwwerk wordt geplaatst, is daarnaast toestemming vereist van de eigenaar van dat bouwwerk. Bij een antennemast is toestemming nodig van de grondeigenaar én is een omgevingsvergunning voor de bouwactiviteit vereist van de gemeente. Een antennemast wordt gedefinieerd als een vrijstaande (vakwerk)mast die als opstelpunt gebruikt kan worden door meerdere antenne-eigenaren met verschillende toepassingen. In een antennemast kunnen meerdere antenne-installaties geplaatst worden. Daarnaast kan de plaatsing van een antenne-installatie een zogenoemde omgevingsplanactiviteit zijn, bijvoorbeeld als het gebruik of uiterlijk van het bouwwerk wijzigt in strijd met het omgevingsplan. In dat geval is ook voor deze activiteit een omgevingsvergunning nodig. Of voor een specifieke situatie een vergunning nodig is, staat vermeld in het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) en het geldende omgevingsplan van de gemeente. Voor een vergunningcheck kun je terecht bij het omgevingsloket, Vergunningcheck - Omgevingsloket.
3.3 Vergunningsvrije antenne-installaties
Vergunningsvrije antenne-installaties zijn installaties die zonder omgevingsvergunning geplaatst mogen worden (zie Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)). Dit betreft doorgaans antenne-installaties tot 5 meter hoog, geplaatst op bouwwerken met een hoogte van minimaal 9 meter. Uitzonderingen hierop zijn onder andere monumenten, beschermde stads- of dorpsgezichten en Natura 2000-gebieden, waar wel een vergunning vereist is.
3.4 Beschikbaarheid gemeentelijke eigendommen
Voor de plaatsing van een kleine installatie met klein bereik dat onderdeel is van een mobiel netwerk (small cells) is de gemeente verplicht gebouwen en publieke infrastructuur zoals straatmeubilair, verkeerslichten en lantaarnpalen beschikbaar te stellen na een redelijk verzoek van een aanbieder. Dat volgt uit de Europese Telecomcode en Telecommunicatiewet. Bij een verzoek tot medegebruik van onder haar zeggenschap staande publieke infrastructuur voor de aanleg en exploitatie van small cells hanteert de gemeente de landelijke Leidraad medegebruik gemeentelijke infrastructuur bij plaatsing small cells voor plaatsen small cells.
De voorwaarden waaronder dit plaatsvindt zijn afhankelijk van de locatie en het type antenne. De algemene voorwaarden zijn vastgelegd in paragraaf 5.1, specifieke voorwaarden worden in contracten met de gebruikers vastgelegd. Per geval worden daarbij afspraken gemaakt over verhuurtarief of opstalrecht en over eventuele aanpassingen door wijzigingen in gemeentelijk beleid of infrastructuur. Uitgangspunt daarbij is dat de aanbieder voor eigen kosten noodzakelijke wijzigingen aanbrengt, antennes verwijdert of verplaatst. Voor de verhuur van gemeentelijke eigendommen of gronden streeft de gemeente naar een marktconforme vergoeding. Voor de afhandeling van verzoeken en beschikbaarstelling van gemeentelijke infrastructuur rekent de gemeente een kostendekkende vergoeding (leges).
3.5 Nationaal Antennebeleid en Antenneconvenant
Het Nationaal Antennebeleid, opgesteld door het Ministerie van Verkeer en Waterstaat, heeft als doel om de plaatsing van antenne-opstelpunten te bevorderen binnen heldere kaders die rekening houden met volksgezondheid, milieu en veiligheid. Het beleid richt zich op drie belangrijke partijen: de burgers, de gemeentelijke overheden en de telecomaanbieders. Het belangrijkste doel is een balans te vinden tussen volksgezondheid en milieu, en de maatschappelijke behoefte aan een snelle en betrouwbare uitrol van draadloze netwerken.
In het kader van het Nationaal Antennebeleid is op 27 juni 2002 een convenant gesloten tussen het Rijk, de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de vijf grootste mobiele telecomaanbieders (Antenneconvenant 2021-2025). Hierin zijn afspraken gemaakt over de plaatsing van antenne-installaties waar geen omgevingsvergunning voor nodig is.
3.6 Plaatsingsplan
Eén van de afspraken uit het convenant betreft het jaarlijks versturen van een plaatsingsplan aan gemeenten. Aanbieders zijn verplicht om gezamenlijk een plaatsingsplan op te stellen waarin alle bestaande en geplande antenne-installaties binnen een gemeente zijn opgenomen. Concreet betekent dit een kaart van de gemeente met bestaande en beoogde antenne-installaties plus een toelichting. Naast het plaatsingsplan ontvangen gemeenten van Monet (Vereniging van Nederlandse netwerkoperators met een landelijke vergunning voor mobiele telecommunicatie) een uitnodiging voor een plaatsingsplangesprek met telecomaanbieders, zoals vastgelegd in het Antenneconvenant. Tijdens dit overleg worden de volgende zaken besproken:
-
De ontwikkelingen binnen de telecom;
-
De voorgenomen antenneplaatsing;
-
De voorgenomen nieuwbouwprojecten in de gemeente;
-
De voorgenomen evenementen;
-
Mogelijke antennelocaties;
-
Mogelijkheden rond visuele inpasbaarheid;
-
Communicatieactiviteiten;
-
Eventuele knelpunten bij plaatsing;
-
De uitgangspunten van het gemeentelijk Programma antenne-installaties.
Dit proces draagt bij aan een transparante en evenwichtige uitrol van de mobiele infrastructuur.
4 Antennes en gezondheid
4.1 Elektromagnetische velden en gezondheid
Het bevoegd gezag op het gebied van elektromagnetische velden (EMV) en gezondheid ligt bij de Rijksoverheid. Blootstelling aan elektromagnetische straling, zoals die van antenne-installaties, is veilig zolang deze binnen de gestelde blootstellingslimieten blijft. Deze limieten zijn vastgesteld door de Internationale Commissie voor Bescherming tegen Niet-Ioniserende Straling (ICNIRP), een onafhankelijke groep internationale wetenschappers. Nederland hanteert deze ICNIRP-limieten, zoals ook aanbevolen door de Nederlandse Gezondheidsraad en de Europese Unie.
De blootstellingslimieten gelden voor álle bronnen van elektromagnetische velden, waaronder wifi, radio-omroep, C2000 en alle generaties mobiele communicatie (2G/3G/4G/5G/6G). Deze limieten bevatten een ruime veiligheidsmarge (blootstellingslimieten voor de bevolking zijn een factor 50 lager dan de grenswaarde), waarbij met name rekening is gehouden met kwetsbare groepen zoals kinderen en mensen met een zwakkere gezondheid.
Tot op heden is niet aangetoond dat elektromagnetische straling van antenne-installaties negatieve gezondheidseffecten veroorzaakt, mits de blootstelling onder de limieten blijft. Zowel de Gezondheidsraad als de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) baseren zich hierbij op wereldwijd uitgevoerd wetenschappelijk onderzoek. De Rijksoverheid houdt deze onderzoeken nauwlettend in de gaten en neemt indien nodig passende maatregelen.
De gemeente Barendrecht verwijst inwoners met vragen naar de volgende betrouwbare informatiebronnen:
-
Het Antennebureau (voor informatie en voorlichting van de Rijksoverheid over antennes);
-
De GGD (voor onafhankelijk advies over gezondheidsvraagstukken, Zendmasten en 5G);
-
Het Kennisplatform Elektromagnetische velden en gezondheid (voor wetenschappelijke inzichten).
Voor gezondheidsvragen over antenne-installaties kunnen inwoners terecht bij de GGD Rotterdam-Rijnmond.
4.2 Wet- en regelgeving
De basisrestricties voor radiofrequente elektromagnetische velden (EMV) ter bescherming van de volksgezondheid zijn vastgelegd in het Frequentiebesluit 2013. Dit besluit zorgt voor een landelijk EMV-regime. Gemeenten hebben hierin géén bevoegdheid en kunnen dus geen strengere of soepelere normen hanteren. Er gelden ook geen specifieke afstandseisen tussen antenne-installaties en bijvoorbeeld woningen of scholen, omdat de landelijke normen overal bescherming bieden.
4.3 Toezicht en transparantie
De frequentiegebruikers moeten zich houden aan de basisrestricties voor radiofrequente EMV en de Rijksinspectie Digitale Infrastructuur is de toezichthouder. De rijksinspectie meet regelmatig de elektromagnetische straling en toetst of de optelsom van alle bronnen van radiofrequente elektromagnetische straling onder de blootstellingslimieten blijft (cumulatieve vermogensdichtheid). De resultaten van deze metingen zijn openbaar en te vinden in het Antenneregister. In dit register staat niet alleen waar welke antenne-installaties zich bevinden, maar ook de resultaten van de uitgevoerde EMV-metingen. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid biedt aanvullende, onafhankelijke informatie en duiding van wetenschappelijk onderzoek op dit gebied.
5 Uitgangspunten en prioriteringsladder antenneplaatsing
5.1 Algemene beleidsuitgangspunten antenneplaatsing
In deze paragraaf staan de criteria die toegepast worden bij het toestaan van een antennemast.
Evenwichtige toedeling
De Omgevingswet vereist dat gemeentelijke regels zorgen voor een evenwichtige toedeling van functies aan locaties. Een antenne-installatie is in planologische zin geen zelfstandige activiteit. Een antenne-installatie heeft hoogte én rondom vrije ruimte nodig. Dat is noodzakelijk voor een goede verbinding met mobiele apparaten die zich op straatniveau bevinden. Een antennemasthoogte tot 40 meter biedt doorgaans voldoende ruimte om van drie aanbieders de afzonderlijke antenne-installaties onder elkaar te plaatsen (site sharing).
Het plaatsen van een antenne-installatie voor mobiele communicatie hoger dan 5 meter, tot 40 meter is een activiteit waar een omgevingsvergunning voor is vereist (zie Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl)). Het college van B&W is het bevoegd gezag. Bij een antenne-installatie hoger dan 40 meter is tevens sprake van adviesrecht van de gemeenteraad (zie Lijst van gevallen toepassing adviesrecht Omgevingswet). Bij plaatsing van een antenne-installatie op een gebouw of een ander bouwwerk is toestemming nodig van de eigenaar. Bij een vrijstaande antennemast is toestemming nodig van de grondeigenaar.
Algemene criteria plaatsing antenne-installaties
In alle gevallen van plaatsing (zowel vergunningsvrij als vergunningplichtig) van een antenne-installatie gelden onderstaande criteria. Deze criteria sluiten aan op het Antenneconvenant.
-
Het uitgangspunt is om, waar mogelijk, site sharing toe te passen. Dit betekent dat meerdere aanbieders dezelfde mast delen, waardoor het aantal nieuw te plaatsen masten wordt beperkt.
-
Antenneplaatsing moet zorgen voor verbeterde dekking en/of capaciteit van een mobiel netwerk.
-
De antenne-installatie wordt zoveel mogelijk uit het zicht geplaatst.
-
De antenne-installatie moet voldoen aan de welstandseisen, zoals omschreven in de Welstandsnota.
-
De antenne-installaties, de bijbehorende technische installaties en de bedrading moeten door middel van zorgvuldige materiaal- en kleurkeuze in de omgeving ingepast worden.
-
Bij de locatiekeuze van antenne-installaties en opstelpunten (een bouwwerk waarop één of meerdere antenne-installaties geplaatst wordt) moet zoveel mogelijk worden aangesloten bij bestaande hoge bebouwing en/of hoge verticale elementen binnen en buiten de bebouwde kom.
-
Bij de plaatsing van een antenne-installatie moet gestreefd worden naar een minimale impact op de ondergrond. Aansluitingen op de ondergrondse infrastructuur moeten zo veel mogelijk worden gerealiseerd in de directe nabijheid van bestaande ondergrondse voorzieningen, met zo min mogelijk ruimtebeslag en graafwerkzaamheden.
5.2 Prioriteringsladder
Plaatsing van een antenne-installatie wordt getoetst aan de volgende criteria: stedenbouwkundige,
landschappelijke, bouwtechnische, welstand, monumentale en maatschappelijke aspecten,
waaronder het belang van mobiele connectiviteit. Bij de plaatsing van antenne-installaties
gelden niet alleen de algemene beleidsuitgangspunten uit paragraaf 5.1, maar ook een vaste volgorde van voorkeur, de zogenaamde prioriteringsladder. Plaatsing
op locaties die voldoen aan de criteria bovenaan de lijst heeft de voorkeur. Zodra
plaatsing op een andere locatie aan de orde is moet de telecomaanbieder gemotiveerd
aantonen dat plaatsing op een locatie met een hogere prioriteit niet mogelijk is gebleken,
bijvoorbeeld door een probleem in de dekking. De volgorde die telecomaanbieders hierbij
moeten hanteren is als volgt:
1 Site sharing bij bestaande antenne-installaties
Het uitgangspunt is om, waar mogelijk, site sharing toe te passen. Dit betekent dat
meerdere aanbieders dezelfde mast delen, waardoor het aantal nieuw te plaatsen masten
wordt beperkt. Ook als meerdere telecomaanbieders met elkaar een integrale aanvraag
indienen voor de plaatsing van een nieuwe mast dienen zij deze ladder te doorlopen.
Dit houdt in dat de telecomaanbieders voor de aanvraag van een nieuwe mast gezamenlijk
moeten nagaan of aansluiten bij een bestaande mast mogelijk is.
2 Gebruik van bestaande infrastructuur en hoge gebouwen zonder woonfunctie
Indien site sharing niet mogelijk is, gaat de voorkeur uit naar het plaatsen van een
vergunningsvrije antenne-installatie op een hoog gebouw zonder woonfunctie, of op
bestaande infrastructuur zoals hoogspanningsmasten, reclamemasten, snelwegportalen
of spoorwegportalen. Bij plaatsing op een gebouw verdient het de voorkeur de antenne-installatie
centraal op het dak te positioneren, of zorgvuldig te camoufleren aan de gevel of
in een hoek van het gebouw, met inachtneming van de uitgangspunten uit de Welstandsnota.
Gebouwen op bedrijventerreinen hebben daarbij de voorkeur boven gebouwen in andere
gebieden.
3 Plaatsing op gebouwen met een woonfunctie
Wanneer er geen geschikte hoge gebouwen zonder woonfunctie beschikbaar zijn, kan worden
gekeken naar het plaatsen van een vergunningsvrije antenne-installatie op gebouwen
met een woonfunctie. Volgens het geldende convenant is plaatsing niet toegestaan als
minstens 50% van de huishoudens binnen het pand bezwaar maakt. De verantwoordelijkheid
om dit aan te tonen ligt bij de aanbieder.
4 Plaatsing van nieuwe masten
Als er geen bestaande infrastructuur of gebouwen beschikbaar zijn, kan bij hoge uitzondering
een nieuwe mast worden geplaatst. Voor de plaatsing van nieuwe masten wordt gebruik
gemaakt van de gebiedsindeling van Barendrecht (zie Afbeelding 1). Niet elk gebied
is even geschikt of wenselijk voor de plaatsing van nieuwe masten. In dit programma
maken we onderscheid tussen 4 gebieden.
1. Infrastructuur en werkgebieden (Groen)
De plaatsing van antenne-installaties heeft de voorkeur op locaties bij belangrijke
infrastructurele knooppunten, zoals kruispunten van wegen, spoorwegen en kanalen,
of op bestaande bedrijventerreinen. Onder ‘infrastructuur’ vallen onder andere de
Rijkswegen A15 en A29, evenals het treinspoor. ‘Werkgebieden’ zijn speciaal aangewezen
gebieden met een concentratie van bedrijven. Dit betreft de volgende locaties: BT-Oost,
Reijerwaard, Vaanpark, Middelweg, Bijdorp, Cornelisland, De Punt en Velo. Voor plaatsingen
langs infrastructurele knooppunten en in werkgebieden verleent de gemeente in principe
haar medewerking.
2. Buitengebied (Lichtgroen)
Indien de plaatsing van een antenne-installatie niet mogelijk blijkt langs infrastructurele
knooppunten of in werkgebieden, kan worden uitgeweken naar het buitengebied. De gemeente
streeft naar een landschappelijke inpassing die zo gunstig mogelijk is, zonder dat
dit ten koste gaat van de natuur- of landschapswaarden in de omgeving. Antenne-installaties
moeten daarom zo worden geplaatst dat ze zo min mogelijk zichtbaar zijn en de horizon
zo weinig mogelijk verstoren.
3. Centra, parken en woongebieden (Oranje)
Het gebied ‘centra’ omvat verschillende zones, waaronder het Oude Dorp, de Middenbaan
en Carnisse Veste. Ook kleinere voorzieningenclusters zoals het Muziekplein, De Driesprong,
de Spoorlaan, de Campus en het NS-station Barendrecht behoren hiertoe. Onder de woongebieden
valt Woongebied Oost, Woongebied West en De Stationstuinen. Voor centra, parken en
woongebieden geldt dat de plaatsing van antenne-installaties in principe wordt vermeden,
tenzij dit noodzakelijk is voor het behoud van voldoende netwerkdekking.
4. Cultuurhistorische gebieden (Rood)
Sommige gebieden komen slechts bij hoge uitzondering in aanmerking voor de plaatsing
van een mast. Dit betreft onder andere dijken, polderwegen, oude kernen, de oude haven,
beschermde dorpsgezichten en monumenten. In cultuurhistorisch waardevolle gebieden
zijn antenne-installaties in principe ongewenst, omdat ze het historische aanzicht
en de karakteristieke waarde van het landschap of erfgoed kunnen aantasten. Alleen
wanneer plaatsing op een alternatieve locatie aantoonbaar niet mogelijk is, volgt
de gemeente zoveel mogelijk de leidraad van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed:
Plaatsing van telecommunicatieapparatuur op, in en aan monumentale gebouwen. Plaatsing van een antenne-installatie op, aan of in de nabijheid van een monument
of cultuurhistorisch waardevol gebied vereist daarom een zorgvuldige afweging, met
vroegtijdige betrokkenheid van relevante gemeentelijke afdelingen en de Commissie
Ruimtelijke Kwaliteit (CRK).

Provinciale beperkingen
Voor antenneplaatsing in Natuurnetwerk Nederland gebieden waaronder Natura 2000-gebieden
geldt terughoudendheid en moeten aanvragen worden afgestemd met de provincie als bevoegd
gezag.
5.3 Gebieden met minder dekking
Voor gebieden met een verminderde mobiele dekking of capaciteit door een gebrek aan antenne-installaties gaat de gemeente zo nodig (aanvullend op het plaatsingsgesprek) het gesprek aan met telecomaanbieders en maakt zij gebruik van de Handreiking mobiele bereikbaarheid gemeenten.
5.4 Tijdelijke antenneplaatsing
Er zijn verschillende situaties denkbaar waarbij tijdelijke of kortdurende antenneplaatsing gewenst is om de mobiele bereikbaarheid te garanderen. Op basis van jurisprudentie geldt een periode tot 31 dagen in elk geval als kortdurend. Voor langdurige plaatsing vraagt een aanbieder een (tijdelijke) omgevingsvergunning aan.
Calamiteiten
Als een aanbieder op een locatie tijdelijk geen dekking kan bieden door overmacht,
zoals stormschade, is kortdurende antenneplaatsing mogelijk na overleg met de gemeente.
Evenementen
Bij grote evenementen en op feestdagen is kortdurende antenneplaatsing vaak noodzakelijk
voor extra netwerkcapaciteit en het waarborgen van 112-bereik.
Ruimtelijke herontwikkeling
Door ruimtelijke herontwikkeling moet een vergunningsvrije antenne-installatie soms
verplaatst worden. In afwachting van een geschikte locatie kan een telecomaanbieders
ter overbrugging een tijdelijke omgevingsvergunning aanvragen
6 Communicatie en Participatie
6.1 Communicatie
De plaatsing van antenne-installaties in de openbare ruimte kan bij inwoners vragen of zorgen oproepen, bijvoorbeeld over gezondheidsaspecten, ruimtelijke inpassing of het ontbreken van inspraak. Hoewel veel antenne-installaties onder landelijke regelgeving vallen en vergunningsvrij kunnen worden geplaatst, merkt de gemeente Barendrecht dat zij toch vaak als eerste aanspreekpunt fungeert bij dit soort ontwikkelingen. Inwoners wenden zich tot ambtenaren, raadsleden of bestuurders wanneer zij een antenne-installatie geplaatst zien worden in hun directe leefomgeving, ook al is de gemeente vaak formeel geen partij in het besluitvormingsproces.
Onbekendheid, geen invloed op besluitvorming en geen direct individueel voordeel kan invloed hebben op de beleving bij antenneplaatsing. Het vooraf betrekken van belanghebbenden kan het draagvlak bevorderen en bijdragen aan een zorgvuldige belangenafweging door de gemeente. Het communicatiebeleid dat de gemeente met betrekking tot antenne-installaties voor ogen heeft, is gebaseerd op het verstrekken van goede informatie en het betrekken van bewoners bij de locatiekeuze van antenne-installaties. De gemeente streeft per geval, in samenwerking met de initiatiefnemer, naar maatwerk in de communicatie.
De communicatierol van de gemeente verschilt per type antenneplaatsing:
Vergunningsvrije plaatsing
Bij vergunningsvrije antenne-installaties, zoals bij small cells heeft de gemeente
geen formele bevoegdheid om eisen te stellen aan de communicatie. Alleen wanneer plaatsing
op gemeentelijk eigendom plaatsvindt, kan de gemeente aanvullende voorwaarden stellen.
De gemeente maakt dan met de antenne-eigenaar afspraken over de communicatie.
Plaatsing op woongebouwen
Bij plaatsing van antenne-installaties op een woongebouw is afgesproken dat de telecomaanbieders
de eigenaar en/of verhuurder informeren waar informatiemateriaal te vinden is voor
bewoners.
Grootschalige plaatsing op gemeentelijke infrastructuur
Bij plaatsing van antenne-installaties op gemeentelijke infrastructuur maakt de gemeente
afspraken met de antenne-eigenaar over de communicatie aan omwonenden en andere belanghebbenden.
Daarbij wordt maatwerk toegepast, afgestemd op de schaal, locatie en verwachte impact.
Vergunningplichtige plaatsing
In deze gevallen geldt een wettelijke publicatieplicht van de omgevingsvergunning.
Aanvullend beoordeelt de gemeente per aanvraag of extra communicatie-inspanningen
nodig zijn om omwonenden goed te informeren of hen eventueel de mogelijkheid te geven
hun zienswijze te geven.
De gemeente verwijst bij vragen of zorgen van inwoners actief naar betrouwbare, landelijke informatiebronnen, waaronder:
-
Het Antennebureau (voor informatie en voorlichting van de Rijksoverheid over antennes);
-
De GGD (voor onafhankelijk advies over gezondheidsvraagstukken, Zendmasten en 5G);
-
Het Kennisplatform Elektromagnetische velden en gezondheid (voor wetenschappelijke inzichten).
Deze bronnen dragen bij aan feitelijke, objectieve en actuele informatievoorziening, waarmee misverstanden en ongerustheid deels kunnen worden weggenomen.
6.2 Participatie
De gemeente Barendrecht vindt het belangrijk dat de plaatsing van antenne-installaties zorgvuldig en in goed overleg met de omgeving gebeurt. Participatie draagt bij aan transparantie, begrip en acceptatie, en kan waardevolle lokale kennis opleveren die bijdraagt aan betere besluitvorming. Daarom stimuleert de gemeente telecomaanbieders nadrukkelijk om bewoners, ondernemers en andere belanghebbenden actief te betrekken bij hun plannen.
Het vroegtijdig betrekken van de omgeving bij de keuze voor een locatie voor een antenne-installatie helpt om zorgen en bezwaren in een vroeg stadium te signaleren en mee te nemen. Dit vergroot het draagvlak en voorkomt vertragingen of juridische procedures later in het traject. De gemeente fungeert hierbij als procesbegeleider en denkt mee met de initiatiefnemer over een passende aanpak voor participatie, afgestemd op de aard en impact van het initiatief.
De gemeente stimuleert initiatiefnemers om hun communicatie- en participatieaanpak af te stemmen op het gemeentelijk participatiebeleid. Dit houdt in dat belanghebbenden vroegtijdig worden geïnformeerd, dat er ruimte is voor dialoog, en dat opgehaalde signalen worden meegenomen in de afwegingen – voor zover de regelgeving dat toelaat. De gemeente ondersteunt dit proces waar mogelijk en denkt mee over de vorm en inhoud van de communicatie. Om initiatiefnemers te ondersteunen, heeft de gemeente een Handreiking participatie voor initiatiefnemers opgesteld. Hierin staan praktische handvatten en voorbeelden voor het vormgeven van participatie bij plannen of activiteiten in de leefomgeving. Telecomaanbieders wordt geadviseerd deze handreiking te raadplegen bij de voorbereiding van een aanvraag voor plaatsing van een antenne-installatie.
Participatie op beleidsniveau
Naast participatie op projectniveau biedt de gemeente ook ruimte voor invloed op beleidsontwikkeling.
Bij het opstellen of actualiseren van dit programma worden inwoners, de GGD, het Antennebureau
en de telecomaanbieders (KPN, Odido en Vodafone) betrokken. Dit gebeurt onder andere
via:
-
Een consultatieronde, waarin het conceptprogramma openbaar wordt gemaakt en alle belanghebbenden de mogelijkheid hebben om schriftelijk te reageren;
-
Een duidelijke terugkoppeling waarin wordt toegelicht hoe de ontvangen reacties zijn verwerkt in het definitieve programma.
Resultaat consultatie
Tijdens de consultatieperiode zijn enkele reacties binnengekomen omtrent zorgen over
de gezondheidsrisico’s ter gevolg van de plaatsing van antenne-installaties. De gemeente
heeft aangegeven dat het niet mogelijk is om af te wijken van het landelijk beleid.
De landelijke normen zijn namelijk vastgesteld door de Rijksoverheid en zijn gebaseerd
op adviezen van instanties als de Gezondheidsraad en de Wereldgezondheidsorganisatie
(WHO). Dit houdt in dat de gemeente geen strengere regels mag hanteren dan wat landelijk
is vastgesteld op het gebied van gezondheid en straling.
7 Uitvoering
7.1 Beoordeling en indieningsvereisten
De daadwerkelijke uitvoering van dit programma vereist duidelijke richtlijnen voor de beoordeling van aanvragen, toetsingscriteria en een heldere rolverdeling binnen de organisatie. Deze paragraaf beschrijft het proces van een vergunningaanvraag en welke eisen worden gesteld aan indiening.
Het proces voor de plaatsing van vergunningplichtige antenne-installaties omvat de volgende stappen:
1. Initiatief en aanvraag
De initiatiefnemer dient via Aanvraag of melding indienen - Aanvragen - Omgevingsloket een aanvraag in bij de gemeente met een tekening van het bouwplan inclusief afmetingen,
een onderbouwing van de noodzaak en de locatiekeuze. Daarnaast levert de initiatiefnemer
het verslag van het meest recente plaatsingsplan aan.
2. Vooroverleg/conceptaanvraag
De gemeente beoordeelt de (concept)aanvraag als een vooroverleg. Bij een positief
advies gaat de initiatiefnemer in overleg met belanghebbenden om de locatie en ruimtelijke
inpassing te bespreken (participatie).
3. Vergunningaanvraag en toetsing
De definitieve vergunningsaanvraag wordt getoetst aan de Omgevingswet, het omgevingsplan,
de gemeentelijke welstandscriteria, de technische eisen uit het Besluit bouwwerken
leefomgeving (Bbl) en de uitgangspunten zoals uitgewerkt in het hoofdstuk ‘Uitgangspunten
antenneplaatsing’ (hoofdstuk 5).
4. Publicatie
De ingediende vergunningaanvraag wordt gepubliceerd.
5. Besluitvorming en vergunningverlening
De gemeente neemt een besluit en verleent of weigert de vergunning op basis van de
inhoudelijke beoordeling. Het besluit wordt gepubliceerd en ligt voor de bezwaarmogelijkheid
zes weken ter inzage.
6. Uitvoering en monitoring
Daarna start de uitvoering van de plaatsing. De gemeente houdt toezicht en controleert
of de installatie conform de vergunningsvoorwaarden wordt uitgevoerd.
Dit proces waarborgt een transparante en zorgvuldige plaatsing van antenne-installaties binnen de gemeente Barendrecht, in overeenstemming met de Omgevingswet.
Om een aanvraag in behandeling te nemen, dient naast de standaard indieningsvereisten aanvullend het volgende te worden ingediend:
-
Een onderbouwing van de keuzeafweging, aan de hand van de prioriteringsladder;
-
Indien een antenne-installatie op een grond van een derde is beoogd, dient schriftelijk aangetoond te worden dat de (grond)eigenaar akkoord is;
-
Indien een antenne-installatie nabij de grens van twee gemeenten is beoogd, dient de aanvrager een vooroverleg aan te vragen met beide gemeenten;
-
Indien de antenne-installatie in strijd is met de voorschriften van het omgevingsplan, moet een aanvraag voor een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA) worden ingediend. Deze aanvraag moet vergezeld gaan van een motivering van de strijdigheden, waarin wordt aangetoond dat sprake is van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties (ETFAL);
-
Documentatie waaruit blijkt dat na vergunningverlening ten minste één antenne-installatie zal worden geplaatst.
Incomplete aanvragen worden niet in behandeling genomen. De indiener ontvangt in dat geval een verzoek tot aanvulling.
7.2 Uitvoering
Voor een effectieve uitvoering van dit programma zijn vervolgstappen noodzakelijk, aangezien dit programma zelfbindend is. De uitgangspunten uit dit programma worden vertaald naar het omgevingsplan om het beleid juridisch te verankeren. De voorkeursladder en de aangewezen gebieden worden gekoppeld aan planregels, zodat een concrete en toetsbare grondslag ontstaat.
Het opnemen van algemene regels in het omgevingsplan biedt de mogelijkheid om antennemasten tot 40 meter hoog – die voorheen onder de kruimelgevallenregeling vielen (artikel 4 Bijlage II Bor) – onder voorwaarden toe te staan. In lijn met bestaand beleid kunnen deze installaties planologisch worden toegelaten, waarbij een vergunningplicht wordt ingesteld. Dit zorgt voor duidelijkheid vooraf voor initiatiefnemers én belanghebbenden over de toegestane situaties, de indieningsvereisten (zoals technische tekeningen of onderbouwing van alternatieven) en de toetsingscriteria.
Belangrijk is dat de weigeringsgronden helder en objectief worden geformuleerd in de planregels, zodat aanvragen kunnen worden beoordeeld op basis van toetsbare voorwaarden. Dit draagt bij aan rechtszekerheid en transparantie. De gemeente moet bij elke vergunningverlening of -weigering voldoen aan de motiveringsplicht, waarbij helder moet worden onderbouwd waarom een aanvraag wel of niet aan de gestelde eisen voldoet.
8 Monitoring en evaluatie
8.1 Inleiding
Een effectief Programma antenne-installaties vraagt om voortdurende alertheid en bijstelling. De technologische ontwikkelingen binnen de telecommunicatie gaan snel, en ook de maatschappelijke context verandert voortdurend. Daarom is het van belang om het beleid periodiek te monitoren en te evalueren. Dit waarborgt niet alleen de actualiteit en uitvoerbaarheid, maar versterkt ook het draagvlak in de samenleving.
8.2 Monitoring
De gemeente voert jaarlijks een monitoring uit van alle relevante aspecten rondom het Programma antenne-installaties. Doel hiervan is het vroegtijdig signaleren van trends, knelpunten en behoeften die aanleiding kunnen geven tot beleidsaanpassing.
De monitoring omvat onder andere gesprekken met de telecomaanbieders KPN, Odido en Vodafone om het proces en verloop van de vergunningaanvragen door te nemen. Vergunningaanvragen aangepast moesten worden of geweigerd zijn, worden ook meegenomen.
De uitkomsten van de monitoring worden verwerkt in een jaarlijks verslag. Dit verslag dient als input voor bestuurlijke besluitvorming en wordt gedeeld met de gemeenteraad en relevante stakeholders.
8.3 Evaluatie
Elk jaar wordt het Programma antenne-installaties geëvalueerd en waar nodig herzien. Dit biedt ruimte voor reflectie op zowel de beleidsinhoud als de uitvoering. De evaluatie wordt uitgevoerd op basis van de resultaten van de jaarlijkse monitoring, gesprekken met relevante stakeholders, en maatschappelijke of technologische ontwikkelingen. Bij de evaluatie worden onder andere de volgende vragen gesteld:
-
Praktische uitvoerbaarheid: Is het beleid werkbaar gebleken voor zowel de gemeente als de indieners van aanvragen?
-
Technologische actualiteit: Sluiten de beoordelingscriteria en procedures aan bij de nieuwste technologische ontwikkelingen, zoals 5G of toekomstige netwerktechnologieën
-
Afweging van belangen: Is de balans tussen maatschappelijke belangen (zoals bereikbaarheid en digitale inclusie), volksgezondheid, leefomgeving en ruimtelijke kwaliteit voldoende gewaarborgd?
-
Wet- en regelgeving: Zijn er relevante veranderingen in nationale of Europese regelgeving die gevolgen hebben voor het gemeentelijk beleid?
-
Draagvlak en transparantie: Wordt het beleid gedragen door inwoners en belanghebbenden, en zijn de procedures voldoende transparant en uitlegbaar?
Indien de evaluatie daartoe aanleiding geeft, wordt een voorstel tot beleidswijziging opgesteld. Dit voorstel wordt ter besluitvorming voorgelegd aan het college van B&W.
Doorlopende verbetering
Om het beleid wendbaar en toekomstgericht te houden, wordt er naast de periodieke
evaluatie ook ruimte geboden voor tussentijdse bijstellingen indien zich urgente ontwikkelingen
voordoen. Denk hierbij aan wijzigingen in landelijke regelgeving, ingrijpende technologische
innovaties of maatschappelijke onrust.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl