Beleidsregels saneringskredieten gemeente Midden-Delfland

Geldend van 25-07-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2025

Intitulé

Beleidsregels saneringskredieten gemeente Midden-Delfland

Burgemeester en wethouders Gemeente Midden-Delfland;

overwegende dat het gewenst is om een beleidsregel vast te stellen omdat:

  • zij op grond van artikel 3 van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening de taak hebben schuldhulpverlening te bieden aan haar inwoners;

  • duidelijkheid en eenduidigheid binnen de schuldhulpverlening belangrijk is en hiermee kaders worden vastgesteld voor het verstrekken van saneringskredieten;

gelet op artikel 4:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht en artikel 3, eerste lid, onder a, van de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;

besluiten vast te stellen de Beleidsregels saneringskredieten gemeente Midden-Delfland.

Artikel 1 Begrippen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

  • a.

    afloscapaciteit: het geldbedrag dat cliënt maandelijks kan aflossen. Dit geldbedrag is gebaseerd op een verrekening van de inkomsten van de cliënt met het vrij te laten bedrag (VTLB) volgens de normen van het Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet;

  • b.

    kredietverstrekker: Kredietbank Nederland;

  • c.

    opdracht: signaal van consulent aan kredietverstrekker dat er een saneringskrediet mag worden verstrekt aan client;

  • d.

    problematische schuldsituatie: de situatie waarin van een natuurlijk persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden, of waarin hij heeft opgehouden te betalen;

  • e.

    Saneringskrediet: een krediet dat wordt verstrekt in het kader van schuldhulpverlening om problematische schulden van een cliënt af te kopen en om deze om te zetten in één schuld bij de kredietverstrekker;

  • f.

    verzoeker: de persoon van 18 jaar of ouder die in de Basisregistratie Personen van de gemeente Midden-Delfland is ingeschreven en die tot de schuldhulpverlening is toegelaten en in aanmerking komt voor een saneringskrediet;

  • g.

    Waarborgfonds Saneringskredieten: fonds waar gemeenten het risico dat een saneringskrediet niet (geheel) wordt afgelost kunnen onderbrengen.

Artikel 2 Uitgangspunt saneringskrediet

Indien sprake is van een problematische schuldensituatie streeft het college er naar om deze zo snel mogelijk namens cliënt af te kopen met behulp van een saneringskrediet. Indien de individuele omstandigheden daartoe aanleiding geven kan het college er voor kiezen om een ander instrument in te zetten. Deze instrumenten zijn genoemd in de Beleidsregels Schuldhulpverlening gemeente Midden­Delfland 2025 of diens opvolger.

Artikel 3 Voorwaarden saneringskrediet

  • 1. Een saneringskrediet kan worden verstrekt als:

    • a.

      naar het oordeel van het college aannemelijk is dat de afloscapaciteit gedurende de looptijd van het saneringskrediet stabiel blijft; en

    • b.

      het college heeft vastgesteld dat er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt het saneringskrediet terugbetaalt.

  • 2. Er is in ieder geval sprake van een gegronde reden als:

    • a.

      er beschermingsbewind is uitgesproken; en/of

    • b.

      er sprake is van vrijwillig of professioneel budgetbeheer;

    • c.

      er sprake is van vrijwillig of professioneel financieel beheer.

Artikel 4 Weigering saneringskrediet

  • 1. Een saneringskrediet kan worden geweigerd als er naar het oordeel van het college gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt het saneringskrediet niet (volledig) terugbetaalt.

  • 2. Er is in ieder geval sprake van een gegronde reden als:

    • a.

      cliënt een actieve verslaving heeft, voorlopig niet middelenvrij is en hierdoor de aflossing van het saneringskrediet in gevaar komt; en/of

    • b.

      cliënt een ernstige psychiatrische of verstandelijke beperking heeft die de verwachting rechtvaardigt dat cliënt het saneringskrediet niet of niet volledig zal terugbetalen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is een gegronde reden niet aanwezig als de cliënt onder bewind of professioneel budgetbeheer staat.

Artikel 5 Beoordeling, verstrekking en voortgang

  • 1. De consulenten beoordelen namens burgemeester en wethouders of de cliënt aan de voorwaarden van artikel 2 voldoet en onderbouwen dit oordeel in een beschikking.

  • 2. Als de consulent van oordeel is dat de cliënt voldoet aan de voorwaarden van artikel 2, en cliënt gebruik wil maken van een saneringskrediet, geeft de consulent een opdracht aan de kredietverstrekker tot het verstrekken van het saneringskrediet.

  • 3. De consulent stelt een plan van aanpak op, waarin onder andere de begeleiding van de cliënt wordt vastgelegd (zoals bijvoorbeeld de frequentie van contactmomenten, beschermingsbewind, budgetbeheer, afbouw begeleiding, nazorg, etc.).

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen ook tijdens de looptijd van het saneringskrediet nog verplichtingen opleggen die gericht zijn op duurzame gedragsverandering die bijdragen aan het voorkomen van het ontstaan van schulden, bijvoorbeeld het verbeteren van financiële vaardigheden.

Artikel 6 Hoogte saneringskrediet

  • 1. Het saneringskrediet bedraagt maximaal de maandelijkse afloscapaciteit (berekend met de VTLB-calculator) maal 18 maanden.

  • 2. De rente die cliënt moet betalen aan de kredietverstrekker wordt verwerkt in het saneringskrediet. Het rentepercentage wordt vastgesteld door de kredietverstrekker en wordt vastgelegd in de kredietovereenkomst.

Artikel 7 Aflossing van het saneringskrediet

  • 1. Cliënt betaalt het saneringskrediet terug aan kredietverstrekker.

  • 2. Het saneringskrediet wordt in beginsel in 18 maanden terugbetaald. Indien tijdens de looptijd blijkt dat cliënt door omstandigheden (tijdelijk) minder of niet kan aflossen kan de termijn worden verlengd.

  • 3. Het college kan tijdens de looptijd van het saneringskrediet nadere verplichtingen opleggen die gericht zijn op gedragsverandering en vaardigheden ten aanzien van het beheren en regelen van de financiën. Dit om nieuwe schulden te voorkomen. Voorbeeld van zo’n instrument is budgetbegeleiding.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college van burgemeester en wethouders kan in bijzondere gevallen ten gunste van cliënt afwijken van de bepalingen in deze beleidsregels, indien onverkorte toepassing van de beleidsregels tot onbillijkheden van overwegende aard leiden.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking per 1 juli 2025. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels saneringskredieten gemeente Midden-Delfland 2025”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld bij besluit van 15 juli 2025

De gemeentesecretaris

M.A.I. Born

De burgemeester

F.I. Noordermeer – Van Slageren

Toelichting Beleidsregels saneringskredieten Midden-Delfland

Algemeen

Bij een reguliere schuldbemiddeling maakt een schuldenaar 18 maanden lang zijn afloscapaciteit over aan zijn schuldeisers. Aan het einde van het traject worden de afloscapaciteit en de aflossingen gecontroleerd. De gemeentelijke schuldhulpverlening begeleidt en controleert dit traject, de schuldeisers houden drie jaar lang het schuldendossier open.

Bij een saneringskrediet wordt het bedrag van de schuldregeling (de afloscapaciteit x 18) in één keer overgemaakt naar de schuldeisers. Hiervoor wordt een lening afgesloten bij de Kredietbank Nederland. De schuldenaar lost vervolgens 18x zijn afloscapaciteit af aan de lening bij de Kredietbank. De gemeente staat borg voor de aflossing door de schuldenaar.

Voordeel voor de schuldenaar is dat hij in één keer van al zijn schuldeisers af is, alleen de Kredietbank Nederland blijft over als schuldeiser. Dat neemt direct veel stress weg en geeft rust en ruimte voor de client. Daarnaast heeft hij direct financieel voordeel als hij (meer) gaat werken en verdienen.

Voordeel voor de schuldeiser is dat ze in één keer het geld van de schuldregeling ontvangen en niet drie jaar lang de boeken moeten openhouden.

Voordeel voor de gemeentelijke schuldhulpverlening is een afname van de administratieve lasten van de controles, zodat meer de focus gelegd kan worden op begeleiding van de schuldenaar.

Het saneren van schulden leidt vaker tot een ‘schone lei’ dan een schuldbemiddeling. Daarom kiest de gemeente Midden-Delfland er voor om saneringskredieten beschikbaar te stellen voor onze schuldhulpverlening. Ondanks de verschillende voordelen blijft het verstrekken van een saneringskrediet een van de mogelijke vormen van schuldhulpverlening; dit instrument is niet in alle situaties inzetbaar of wenselijk.

Met deze beleidsregel beogen burgemeester en wethouders aan te geven onder welke omstandigheden zij een saneringskrediet als mogelijke schuldhulpverlening ziet.

Procedure

Na aanmelding voor schuldhulpverlening wordt in eerste instantie dezelfde procedure gevolgd als bij een schuldbemiddeling. De gemeentelijke schuldhulpverlener beoordeelt de situatie van de schuldenaar en brengt de schulden en financiële situatie in kaart. Als de situatie stabiel genoeg is voor een traject wordt de afloscapaciteit berekend. Deze afloscapaciteit wordt vervolgens voorgelegd aan de Kredietbank Nederland die de aanvraag voor het saneringskrediet controleert. Als ze akkoord zijn komt er een goedkeuring voor het saneringskrediet. Dit wordt vervolgens voorgelegd aan de schuldeisers die moeten instemmen met het voorstel. Pas dan is de schuldsanering ‘rond’ en worden de schuldeisers uitbetaald. De gemeentelijke schuldhulpverlening maakt het krediet over naar de schuldeisers en de schuldenaar lost af op het krediet bij de Kredietbank Nederland.

Borgstelling

Hoewel het slagingspercentage bij saneringskredieten hoog ligt (minimaal 95%) bestaat het risico dat de schuldenaar zijn lening bij de Kredietbank Nederland niet (volledig) aflost. Dit risico wordt voor de Kredietbank Nederland afgedekt doordat de gemeente borg staat voor de aflossing van het krediet. En deze borgstelling wordt door de gemeente afgedekt door het storten van een bedrag in het Landelijk Garantiefonds Saneringskrediet. Dit fonds is door de Rijksoverheid (in samenwerking met de NVVK) opgericht om saneringskredieten te stimuleren en is sinds april 2022 beschikbaar via de Kredietbank Nederland. De Rijksoverheid draagt bij aan de kosten van borgstelling zodat gemeenten voor iedere borgstelling nog maar 1% van de kredietsom in het fonds hoeft te storten.

Toelichting per artikel

Artikel 1 Begrippen

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 2 Uitgangspunt saneringskrediet

Uitgangspunt van onze schuldregeling is de inzet van het saneringskrediet: “saneringskrediet, tenzij”. Voorwaarde is wel dat de (financiële) situatie van schuldenaar stabiel genoeg is om dit traject aan te gaan. Er zijn namelijk situaties denkbaar dat een schuldregeling met saneringskrediet (nog) niet aan de orde kan zijn of dat een ander traject meer geëigend is om de schuldensituatie op te lossen. Dit is ter beoordeling van de schuldhulpverlener van de gemeente, waarbij de bepalingen uit deze beleidsregels (met name artikelen 3 en 4) leidend zijn.

Artikel 3 Voorwaarden saneringskrediet

In artikel 3 wordt gesproken over afloscapaciteit in plaats van inkomen. Afloscapaciteit sluit beter aan bij de realiteit van schulden aflossen. Een inkomen kan namelijk stijgen, maar door deze stijging kunnen bepaalde toeslagen dalen, waardoor de afloscapaciteit hetzelfde blijft. Het gaat het er om wat cliënt feitelijk maandelijks kan missen om af te lossen.

Er moet een inschatting worden gemaakt of er gedurende de looptijd van een saneringskrediet een wijziging te verwachten is in de afloscapaciteit, zowel of er een toename of een afname te verwachten valt. In het eerste geval kunnen bij een saneringskrediet schuldeisers tekort worden gedaan. In het tweede geval komt de cliënt in financiële problemen omdat er niet meer voldaan kan worden aan de aflossingsverplichting.

Het is in ieder geval aannemelijk dat de inkomenssituatie en daarmee de afloscapaciteit niet wijzigt in de situaties waar een cliënt in een uitkeringssituatie is vrijgesteld van de sollicitatieverplichting. Dat geldt bijvoorbeeld voor cliënten met een Wajong, WIA of AOW-uitkering. Maar ook bij cliënten met een Participatiewet uitkering kan dit aan de orde zijn als de kans op uitstroom klein is of de uitstroom plaatsvindt naar een baan met een minimuminkomen (daling toeslagen, extra kosten zoals reiskosten). Nadrukkelijk staat een saneringskrediet ook open voor cliënten met betaald werk, waarbij de kans op een hoger inkomen gedurende de looptijd van het saneringskrediet klein is (bijvoorbeeld door leeftijd, opleidingsniveau, gezinssamenstelling, bepaalde beperkingen, etc.).

Artikel 3 gaat ook over de betrouwbaarheid van de cliënt als het gaat om het terugbetalen van het saneringskrediet. Nadat is vastgesteld dat de cliënt feitelijk gedurende de looptijd een bepaalde afloscapaciteit heeft, moet worden vastgesteld of cliënt gedurende de looptijd ook blijft aflossen (gedrag).

Artikel 4 Weigering saneringskrediet

Niet in alle gevallen is het wenselijk om een saneringskrediet te verstrekken. Het college moet een redelijke mate van zekerheid hebben dat het krediet ook daadwerkelijk wordt terugbetaald. Daarom kan het college bij een gegronde reden het saneringskrediet niet inzetten. Het is uiteraard wel mogelijk dat de cliënt van andere producten uit het aanbod gebruik kan maken.

Artikel 5 Beoordeling, verstrekking en voortgang

Dit artikel behoeft geen toelichting

Artikel 6 Hoogte saneringskrediet

De hoogte van het saneringskrediet bedraagt maximaal de maandelijkse afloscapaciteit vermenigvuldigd met de looptijd van het saneringskrediet.

De rente die berekend wordt over het saneringskrediet wordt in mindering gebracht op de aflossing aan schuldeisers. Het voordeel voor schuldeisers is dat ze na het verstrekte saneringskrediet hun administratie ten aanzien van de schuld meteen kunnen afsluiten en daar verder geen kosten meer aan hebben.

Artikel 7 Aflossing van het saneringskrediet

De verantwoordelijkheid van het aflossen van het saneringskrediet ligt bij de schuldenaar. Als deze in gebreke blijft zal de Kredietbank Den Haag in contact treden met de schuldenaar om de reden te achterhalen om ervoor te zorgen dat de aflossing wordt hervat. Het is voorstelbaar dat de financiële situatie van schuldenaar kan verslechteren waardoor (volledige) aflossing niet meer mogelijk is. In deze situaties wordt door de Kredietbank Den Haag in overleg met de schuldenaar per situatie beoordeeld hoe de aflossing van het krediet vervolgd kan worden. Hier kan op voorhand geen blauwdruk of termijn voor worden afgegeven, dit is maatwerk. Dit maatwerk wordt ook geleverd als blijkt dat er nog een schuld is bijgekomen nadat het saneringskrediet is afgesloten. Per situatie wordt dan naar een oplossing gezocht. De gemeente speelt hierbij een ondersteunende rol in het contact met de schuldenaar om te voorkomen dat er een beroep moet worden gedaan op het Waarborgfonds Saneringskrediet.

De uitkeringsvoorwaarden van de borgstelling heeft het Waarborgfonds Saneringskredieten vastgelegd. Uitgangspunt is altijd de Gedragscode Sociale Kredietverlening. Het Waarborgfonds Saneringskredieten wil voorkomen dat vanwege de garanties die zij bieden, kredietbanken minder inspanningen gaan leveren om kredieten te innen omdat het risico grotendeels afgedekt wordt door het Waarborgfonds Saneringskredieten.

Het Waarborgfonds gaat ervan uit dat een kredietbank al het nodige in het werk heeft gesteld om vanuit een warme relatie met de cliënt, de betrokken gemeente en/of hulpverlener in gesprek te gaan over de persoonlijke situatie van de hulpvrager en afspraken te maken over terugbetaling. Iedere kredietbank geeft dit op een eigen manier vorm.

Er zijn verschillende situaties denkbaar waarin er sprake is van een oninbaar saneringskrediet en het Waarborgfonds over kan gaan tot uitkering. Het saneringskrediet kan door de kredietbank als oninbaar opgegeven worden als de aflossing nog niet volledig is voldaan en er bijvoorbeeld sprake is van overlijden van de cliënt, verhuizing van de cliënt naar een onbekend adres en na herhaalde pogingen niet traceerbaar is, de cliënt geen betalingen meer verricht en de kredietbank heeft geprobeerd het geld te innen door in ieder geval vanuit de warme relatie met de cliënt contact te zoeken en afspraken te maken, een herinnering te sturen, een aanmaning per brief te sturen aan de cliënt voordat deze formeel in gebreke wordt gesteld en een laatste poging te doen om de schuld nog (deels) te innen. Ook kan de afloscapaciteit van de cliënt tussentijds zijn gedaald (dit moet officieel berekend zijn en geaccordeerd door de kredietbank) waardoor na het verstrijken van de looptijd van het krediet nog een resterend bedrag aan schuld openstaat. Hierbij geldt: als de kredietbank ervoor kiest om het saneringskrediet te verlengen, blijft de borgstelling geldig.

Artikel 8 Hardheidsclausule

In bijzondere gevallen kan het college ten gunste van de client afwijken van de bepalingen uit deze beleidsregels, maar niet van de in de wet zelf genoemde bepalingen. Hierbij moet worden opgemerkt dat dit alleen in bijzondere, zeer dringende, gevallen kan. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet worden beschouwd als uitzondering, en niet als regel. In verband met precedentwerking moet dan ook duidelijk worden gerapporteerd waarom in een bepaalde situatie afwijkend van de beleidsregels wordt beslist.

Artikel 9 Inwerkingtreding en citeertitel

Dit artikel behoeft geen toelichting.