Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742694
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742694/1
SUBSIDIEREGELING JONGERENWERK LEIDSCHENDAM- VOORBURG 2026
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-01-2026
Intitulé
SUBSIDIEREGELING JONGERENWERK LEIDSCHENDAM- VOORBURG 2026Het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
Gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 160 van de Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2026;
Besluit vast te stellen de navolgende:
Subsidieregeling Jongerenwerk Leidschendam-Voorburg 2026
Hoofdstuk 1: ALGEMENE BEPALINGEN
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
- 1.
De begripsomschrijvingen zoals opgenomen in de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2026 zijn ook op deze subsidieregeling van toepassing.
- 2.
Aanvullend op het eerste lid betekent in deze subsidieregeling:
- •
Asv: de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2026;
- •
Beleidsdoel: een doel dat zich richt op binnen een termijn beoogde concrete (meetbare) veranderingen in een situatie of bij een doelgroep;
- •
Beleidskader: een door de gemeenteraad vastgesteld document waarin de beleidsdoelen zijn vastgesteld. Het vormt het kader waarbinnen alle (keuzes voor) inspanningen en beoogde resultaten plaats dienen te vinden;
- •
College: het college van burgemeester en wethouder van de gemeente Leidschendam-Voorburg;
- •
Erkende interventies: door het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) goedgekeurde methoden, bewezen effectief en gericht op de ondersteuning en ontwikkeling van jongeren;
- •
Exposing: het zonder instemming verspreiden van intiem beeldmateriaal vergezeld van persoonsgegevens via sociale media om de afgebeelde persoon te schande te maken bij haar of zijn sociale omgeving;
- •
Hoofdaannemer: de hoofdaannemer is de centrale partij die verantwoordelijk is voor zowel de uitvoering van de werkzaamheden als het beheren van de subsidie. Andere partijen kunnen betrokken zijn, maar dragen niet de hoofdverantwoordelijkheid;
- •
Jeugdhulp: jeugdhulp omvat alle vormen van hulp en ondersteuning variërend van licht ambulant tot en met intensieve, zeer gespecialiseerde zorg in een al dan niet gesloten setting;
- •
Jongeren: inwoners in de leeftijd van 10 tot en met 23 jaar;
- •
Mentale gezondheid: het emotioneel welbevinden en de veerkracht van jongeren om dagelijkse uitdagingen en tegenslagen aan te kunnen, met steun van hun omgeving;
- •
Vroegsignalering: in een vroeg stadium trends en ontwikkelingen signaleren, waaronder individuele en groepsproblematieken, exposing, vechtpartijen en middelengebruik.
- •
Artikel 1:2 Reikwijdte subsidieregeling
- 1.
Het in deze subsidieregeling bepaalde is enkel van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college voor de activiteiten genoemd in hoofdstuk 2.
- 2.
De Asv is, tenzij daar in deze subsidieregeling nadrukkelijk van wordt afgeweken, van toepassing.
Artikel 1:3 Algemene bepalingen
- 1.
Een subsidieaanvraag die naar oordeel van het college niet of niet in voldoende mate voldoet aan 1 of meerdere criteria van deze subsidieregeling, komt niet voor subsidie in aanmerking.
- 2.
De verhouding tussen de verwachte resultaten van een activiteit en de subsidie die hiervoor wordt gevraagd, moet realistisch zijn.
Hoofdstuk 2: DOELSTELLING EN DOELGROEP
Artikel 2:1 Doelstelling en doelgroep
- 1.
Het college verstrekt subsidie voor activiteiten die een bijdrage leveren aan het realiseren van de in het tweede lid genoemde doelstelling. Op grond van deze regeling kunnen organisaties subsidie aanvragen.
- 2.
Deze subsidieregeling heeft tot doel;
- a.
De mentale gezondheid van jongeren te bevorderen;
- b.
Een startkwalificatie, werk of dagbesteding te behalen en schooluitval te voorkomen;
- c.
De inzet van specialistische jeugdhulp te voorkomen en te verkorten;
- d.
Bijdragen aan een leefbare, veilige wijk, daar waar jongeren betrokken zijn;
- a.
- 3.
Subsidie is beschikbaar voor jongeren en jongvolwassenen die in uitdagende (thuis) situaties opgroeien, met een leeftijd van 10 tot en met 23 jaar.
Hoofdstuk 3 ALGEMENE ACTIVITEITEN SUBSIDIEREGELING EN WIJZE VAN SUBSIDIËREN
Artikel 3:1 Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen
- 1.
Het college verstrekt uitsluitend subsidies voor activiteiten die onderbouwd bijdragen aan de in deze subsidieregeling opgenomen beleidsdoelen. Deze doelen dienen in samenhang met de door de gemeenteraad vastgestelde geldende beleidskaders, ambities, beleidsdoelen, uitgangspunten etcetera te worden bezien. De voor deze subsidieregeling relevante beleidskaders betreffen in ieder geval:
- a.
Visie Jongerenwerk Leidschendam- Voorburg 2026-2030
- b.
Sociaal Kompas 2017-2020 (1821889)
- c.
Aanscherping Sociaal Kompas (2217)
- d.
Visie op de sociale basis (3898)
- e.
Lokale Educatieve Agenda (3230)
- f.
Actieplan Jeugd (3975)
- a.
- 2.
Het college kan, overeenkomstig artikel 7, tweede lid van de Asv, binnen deze subsidieregeling een eenjarige of meerjarige subsidie verstrekken voor activiteiten die maximaal 24 aaneengesloten maanden kunnen worden gesubsidieerd met een optie tot verlenging. Subsidie kan verstrekt worden voor de volgende activiteiten:
- a.
Activiteiten gericht op het bevorderen van de mentale gezondheid: activiteiten richten zich op het versterken van de mentale weerbaarheid van jongeren en helpen hen verantwoordelijkheid te nemen voor hun eigen leven. Dit gebeurt in ieder geval met de negen erkende interventies van het NJi voor het jongerenwerk; groepswerk, individuele begeleiding, ambulant jongerenwerk, de inloop, informatie en advies, talentgericht werken, meidenwerk, peer- to- peer en Youth Organizing.
- b.
Activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van schooluitval en het vergroten van het behalen van een startkwalificatie, werk of dagbesteding: door huiswerkbegeleiding, ontwikkeling van talenten en vaardigheden, loopbaanoriëntatie en begeleiding naar stages of werk helpt het jongerenwerk jongeren bij hun ontwikkeling en toekomstperspectief.
- c.
Activiteiten die specialistische jeugdhulp voorkomen en/ of verkorten: activiteiten dragen bij aan het voorkomen van problematieken waar jeugdhulp op wordt ingezet. De activiteiten zijn gericht op het doorverwijzen van jongeren naar andere hulpverlening, zoals vrij toegankelijke zorg en vrijwilligersorganisaties, voor laagdrempelige ondersteuning.
- d.
Activiteiten die bijdragen aan een leefbare, veilige wijk, daar waar jongeren betrokken zijn: de activiteiten dragen bij aan gedragsverandering bij jongeren en groepen jongeren die (dreigen) af te glijden naar crimineel gedrag en helpen overlastsituaties door jongeren te verminderen. Er vinden ook activiteiten bij scholen plaats om de veiligheid op en rond scholen te verbeteren.
- a.
- 3.
Incidentele subsidies worden alleen verstrekt voor activiteiten die bijdragen aan de in artikel 2: 1 genoemde beleidsdoelen.
- 4.
In navolging op het tweede lid kunnen ook andere, niet nader gespecificeerde activiteiten die bijdragen aan de realisatie van de beleidsdoelen, in aanmerking komen voor een subsidie. Dit kan in de volgende gevallen:
- a.
In een situatie zoals bedoeld in artikel 2, vierde lid van de Asv, waarbij op het subsidieplafond aanvullende middelen beschikbaar worden gesteld;
- b.
In het geval dat er naar oordeel van het college een gegronde reden is waarom de betreffende activiteit niet eerder is benoemd in het overzicht zoals opgenomen in het eerste lid.
- a.
- 5.
In gevallen zoals bedoeld in het vierde lid kan het college bij subsidiebeschikking afwijken van de in deze subsidieregeling opgenomen bepalingen als dit noodzakelijk is voor de uitvoering of verantwoording van de betreffende activiteit.
Artikel 3:2 Bijzondere bepalingen
- 1.
Het college geeft uitvoering dan wel kan uitvoering (laten) geven aan voorzieningen als programma’s, pilots, proeftuinen en overige initiatieven, die inzet (kunnen) vragen van subsidieontvangers.
- 2.
Bij het uitvoeren van een activiteit uit hoofde van deze subsidieregeling wordt, mits deze geheel of deels plaatsvindt in een buurt, wijk of gebied waarin een voorziening zoals bedoeld in het eerste lid aanwezig is, verwacht dat:
- a.
De subsidieontvanger aandacht heeft voor en, voor zover hier een beroep op wordt gedaan, een bijdrage levert aan de uitvoering van de voorziening (of activiteiten die hieruit voortkomen) zoals bedoeld in het eerste lid. Deze bijdrage bedraagt maximaal 5% (uitgedrukt in euro’s) van de voor 1 of meerdere activiteiten verleende subsidie zoals bedoeld in artikel 3:1.
- b.
De subsidieontvanger een actieve bijdrage levert aan het signaleren van kansen en knelpunten die (mogelijk) effect hebben op de realisatie van de doelen en resultaten van de voorziening zoals bedoeld in het eerste lid.
- c.
De bijdrage van de subsidieontvanger, zoals bedoeld onder a en b, vorm krijgt binnen de voor de voorziening geldende beleidskaders.
- a.
- 3.
In het geval dat de voor de voorziening benodigde inzet het maximum zoals omschreven in het tweede lid onder a overstijgt, gaat aan verdere inzet eerst overleg tussen de subsidieontvanger en het college vooraf.
- 4.
Het jongerenwerk wordt uitgevoerd op basis van de volgende uitgangspunten:
- a.
Vraaggericht: Jongerenwerkorganisaties werken vraag- en niét aanbodgericht. Dit betekent dat de behoeften van jongeren centraal staan bij het opzetten en uitvoeren van activiteiten, met aandacht voor wat uitvoerbaar en doelgericht is.
- b.
Integraal werken: Jongeren zijn onderdeel van een groter geheel. Het jongerenwerk is een van de schakels tussen de driehoek thuis, school/werk en vrije tijd. Bij het integraal werken is het volgende van belang;
- •
Leefgebieden: het jongerenwerk dient in te spelen op de diverse leefgebieden van jongeren. Leefgebieden verwijzen naar de verschillende domeinen die invloed hebben op het leven van jongeren, zoals school, gezin, vrienden, vrije tijd, gezondheid en online gedrag.
- •
Samenwerking: Jongerenwerkers werken niet alleen met jongeren in de wijk, maar trekken samen op met ouders, scholen, sportclubs, culturele instellingen, werkgevers en welzijnsorganisaties. Samen met deze partijen wordt er een pedagogisch klimaat geboden waarin jongeren kansen krijgen en beschermd worden tegen negatieve invloeden zoals criminaliteit.
- •
Levensfasegerichte ondersteuning: Het jongerenwerk biedt begeleiding tijdens overgangsmomenten, zoals de stap van school naar werk, of van 18- naar 18+. Zo blijven jongeren in beeld en krijgen ze de begeleiding die past bij hun ontwikkelingsfase.
- •
Multifunctionele accommodaties: Het jongerenwerk deelt voor de activiteiten de wijkaccommodaties met andere wijkbewoners. De verantwoordelijkheid voor het gebruik en beheer van de accommodatie wordt zoveel mogelijk bij de jongeren en andere wijkbewoners neergelegd.
- •
- c.
Jongeren doen mee/ talentontwikkeling: Het jongerenwerk ondersteunt jongeren in het ontdekken en ontwikkelen van hun eigen competenties en talenten. Dit wordt ook bereikt door jongeren de kans te geven om activiteiten te bedenken, organiseren, uitvoeren en evalueren. Het jongerenwerk helpt hen daarbij door te ondersteunen in de praktische zaken en randvoorwaarden.
- a.
- 5.
In de uitvoering van het jongerenwerk moet minimaal 75% van de inzet bestaan uit gekwalificeerde jongerenwerkers. Onder gekwalificeerd wordt verstaan dat de jongerenwerker is geregistreerd in het Register Kinder- en Jongerenwerkers. Dit waarborgt een professionele aanpak en de kwaliteit van de ondersteuning. Voor de overige 25% is ruimte voor de inzet van ‘anderen’, zoals vrijwilligers en ervaringsdeskundigen. Het inzetten van ‘anderen’ sluit aan bij het leidende principe ‘vergroten van de maatschappelijke kracht’ uit de Sociale Basis.
- 6.
De jongerenwerkorganisatie heeft ruime ervaring in het jongerenwerk en beschikt over aantoonbare expertise in het begeleiden en ondersteunen van jongeren. Zij is bekend met de lokale partijen, heeft goede kennis van de sociale kaart en/of toont aan op welke wijze zij deze bekendheid en kennis verwerft voor aanvang van de opdracht.
- 7.
De subsidiepartner handelt incidenten af volgens eigen protocollen en afspraken met eventuele inspecties.
- 8.
Incidenten worden gemeld bij de afdeling Veiligheid, Toezicht en Handhaving, team OOV van de gemeente .
- 9.
De subsidiepartner zorgt voor continuïteit in de uitvoering en garandeert een volledige bezetting van personeel, inclusief vervanging bij ziekte, verlof of uitdiensttreding.
- 10.
Alle medewerkers moeten beschikken over een geldige VOG (maximaal 1 jaar oud). Het jongerenwerk maakt gebruik van medewerkers met een diverse achtergrond, waardoor het beter aansluit bij de uiteenlopende culturele, sociale en persoonlijke achtergronden van de doelgroep.
- 11.
Subsidiepartner zet een mix tussen MBO en HBO geschoold personeel in.
- 12.
De jongerenwerkers werken cultuursensitief.
Hoofdstuk 4: AANVRAAG
Artikel 4:1 Uitgangspunten bij subsidieverstrekking
De subsidieaanvrager committeert zich door het indienen van een aanvraag aan de uitgangspunten ten behoeve van de samenwerking opgenomen in bijlage I.
4:2 Aanvraagtermijn
- 1.
Conform artikel 9 van de Asv kan een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie vanaf 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar dan wel de kalenderjaren waarop de aanvraag betrekking heeft, worden ingediend.
- 2.
Een aanvraag voor een incidentele subsidie kan het gehele jaar door worden ingediend, doch uiterlijk 10 weken voorafgaand aan de aanvang van de activiteit.
- 3.
Indien zich een situatie voordoet zoals omschreven in artikel 10 van de Asv en (aanvullende) middelen beschikbaar worden gesteld, kan het college- in afwijking van het eerste lid- een nieuwe aanvraagtermijn openstellen. Daarbij geldt dat:
- a.
Het college activiteiten kan benoemen waarvoor de (aanvullende) middelen die beschikbaar komen, zijn bestemd.
- b.
Het college een andere dan in het eerste lid genoemde termijn kan benoemen waarbinnen de (aanvullende) subsidieaanvraag moet zijn ingediend.
- c.
De beslistermijnen zoals opgenomen in artikel 11 van de Asv onverminderd van kracht blijven.
- a.
Artikel 4:3 Uitsluiting gezamenlijke aanvragen
Een aanvraag dient te worden ingediend door één zelfstandige partij. Gezamenlijke indiening door meerdere partijen, zoals bedoeld in artikel 8, vijfde lid van de Asv, is niet mogelijk. Er wordt één hoofdaannemer aangewezen.
Hoofdstuk 5: VERLENING
Artikel 5:1 Beoordeling subsidieaanvraag
- 1.
Subsidieaanvragen voor de activiteiten opgenomen in artikel 2:1 van deze subsidieregeling worden beoordeeld op basis van de verdelingsregels zoals opgenomen in artikel 6, vierde lid van de Asv. Daarbij worden aanvragen gescoord, gerangschikt en, mits de aanvraag aan de eisen gesteld in de Asv en in deze subsidieregeling voldoet, toegekend in volgorde van hoogst tot laagst scorend, tot het voor de activiteit(en) beschikbaar bestelde budget zoals opgenomen in artikel 4:2, vierde lid van deze subsidieregeling, besteed is.
- 2.
In aanvulling op deze verdelingsregels worden subsidieaanvragen tevens beoordeeld op:
- a.
Financiële gezondheid: De mate waarin de begroting naar oordeel van het college realistisch lijkt;
- •
De mate waarin de subsidieaanvrager naar oordeel van het college aan heeft getoond een solide organisatie te zijn.
- •
De mate waarin aanspraak wordt gemaakt of wordt beoogd aanspraak te maken op andere financieringsbronnen;
- •
- b.
Gebiedsgerichte aanpak (van toepassing op activiteiten zoals bedoeld in artikel 3:1, tweede lid a t/m d), oftewel de mate waarin er volgens de subsidieaanvrager sprake is of kan zijn van een ketenaanpak van activiteiten in eenzelfde gebied, wijk of buurt.
- a.
- 3.
Het college hanteert bij de beoordeling het volgende model:
Criterium |
Maximale score |
De mate waarin de aanvrager bij kan dragen aan de te realiseren beleidsdoel(en) |
15 punten |
De mate waarin de aanvrager bereidheid toont om continuïteit van de dienstverlening te waarborgen |
10 punten |
De mate waarin nog geen aanbod aanwezig is dat voorziet in de realisatie van de beleidsdoel(en) |
5 punten |
De mate waarin de aanvrager aantoonbaar beschikt over de benodigde kennis en expertise om de activiteiten uit te kunnen voeren |
15 punten |
De mate waarin de aanvrager beoogt samen te werken dan wel samenwerkt met andere partijen |
10 punten |
De mate van lokale binding |
5 punten |
De prijs-kwaliteitverhouding |
5 punten |
Innovatie |
5 punten |
De onderdelen zoals benoemd in hoofdstuk 3:1 en 3:2 |
32 punten, als volgt verdeeld: Artikel 3: 1 Lid 2 a. 5 punten Lid 2 b. 5 punten Lid 2 c. 5 punten Lid 2 d. 5 punten Artikel 3:2 Lid 4 a: 4 punten Lid 4 b: 4 punten Lid 4 c: 4 punten |
- 4.
Een aanvraag moet beoordeeld worden met een score van minimaal 70 punten om een positieve beoordeling te verkrijgen. Aanvragen die beoordeeld worden met een score van minder dan 70 punten, worden niet toegekend.
- 5.
In gevallen waarin 2 of meer aanvragen voor soortgelijke activiteiten met precies hetzelfde aantal punten worden beoordeeld, worden de subsidieaanvragers uitgenodigd voor een gesprek met het college. In dit gesprek lichten zij hun aanvraag toe. Het college beoordeelt dit gesprek met een score van maximaal 10 punten en weegt deze score mee, waarbij geldt dat de subsidieaanvrager met de hoogste score in beginsel de subsidie toegekend krijgt.
Artikel 5:2 Financiering
- 1.
Het beschikbare budget voor de in deze subsidieregeling genoemde activiteiten is het door het college vastgestelde subsidieplafond.
- 2.
Het subsidieplafond wordt jaarlijks bekend gemaakt door het college, voorafgaand aan het kalenderjaar waarop het subsidieplafond betrekking heeft.
- 3.
Het aangevraagde subsidiebedrag is inclusief eventueel verschuldigde BTW en betreft maximaal 100% van de te maken kosten. Het college verleent geen subsidie voor:
- a.
Kosten voor eten, drinken of andere consumpties.
- b.
Kosten van feesten of jubilea.
- c.
Kosten van fondsenwerving of investeringen.
- d.
Kosten van gebruiksvoorwerpen of andere voorzieningen die niet in verhouding staan tot het tijdvak van de aangevraagde subsidie.
- e.
Andere kosten die naar oordeel van het college niet bijdragen aan de realisatie van de activiteit.
- f.
Activiteiten waarvan de kosten het door het college beschikbaar gestelde budget overstijgen.
- g.
Activiteiten en voorzieningen die op andere wijze door het college worden gefinancierd, bijvoorbeeld via een aanbesteding.
- a.
- 4.
Het beschikbare budget is verdeeld over de thema’s zoals vermeld in artikel 2:1, tweede lid. Per thema is per kalenderjaar maximaal beschikbaar:
- a.
Activiteiten gericht op het bevorderen van de mentale gezondheid: 25% van het subsidieplafond behorend bij deze subsidieregeling.
- b.
Activiteiten die de leefbaarheid en veiligheid in de wijk verbeteren: 25% van het subsidieplafond behorend bij deze subsidieregeling.
- c.
Activiteiten die gericht zijn op het voorkomen van schooluitval en het vergroten van het behalen van een startkwalificatie, werk of dagbesteding: 25% van het subsidieplafond behorend bij deze subsidieregeling.
- d.
Activiteiten die specialistische jeugdhulp voorkomen en/ of verkorten: 25% van het subsidieplafond behorend bij deze subsidieregeling.
- a.
- 5.
In aanvulling op het bovenstaande lid geldt dat activiteiten worden beoordeeld op basis van de regels zoals opgenomen in artikel 8, tweede lid van de Asv en artikel 4:1 van deze subsidieregeling. Na beoordeling worden aanvragen, mits ze aan alle in de Asv en in deze subsidieregeling gestelde eisen voldoen, gerangschikt en in volgorde van hoogst naar laagst scorend toegekend tot het beschikbare budget per categorie uitgeput is. Wordt het budget niet volledig uitgeput, dan kan het college een beroep doen op artikel 3:2, derde lid van deze subsidieregeling.
Artikel 5:3 Uitbetaling
- 1.
De bevoorschotting wordt, na de subsidieverlening, als volgt uitbetaald:
- a.
Bij subsidies lager dan € 20.000: in 1 keer uitbetaald.
- b.
Bij subsidies hoger dan € 20.000: in 4 gelijke delen met een interval van 3 maanden.
- a.
- 2.
Conform artikel 8, zevende lid van de Asv kunnen aanvragen van een subsidieontvanger voor meerdere activiteiten door het college worden samengevoegd tot 1 aanvraag. Ten aanzien van het bovenstaande lid wordt de wijze van bevoorschotting afgestemd op de totale optelsom van eventueel samengevoegde aanvragen.
Hoofdstuk 6: MONITORING
Artikel 6:1 Verantwoording
- 1.
In aanvulling op artikel 20, derde lid onder a, van de Asv dient het inhoudelijk verslag dat aangeleverd wordt bij de aanvraag tot vaststelling, informatie te bevatten over:
- a.
De doelgroep, waaruit blijkt welke doelgroep is bereikt en waarbij een eventueel verschil met de beoogde doelgroep wordt toegelicht.
- b.
Het effect van de werkwijze van de jongerenorganisatie op de mentale gezondheid van jongeren, zoals blijkt uit jaarlijks door henzelf uitgevoerd kwalitatief onderzoek.
- c.
Het aantal jongeren en andere betrokkenen, zoals het netwerk van de jongere en melders van overlast en/ of omwonenden, dat bereikt is in het kader van het jongerenwerk dat zich richt op veiligheid.
- d.
Aantal doorverwijzingen en contacten naar en van ketenpartners rondom veiligheid.
- e.
Het aantal doorverwijzingen naar ketenpartners zoals WIJZ, met als doel voortzetten school en/ of behalen startkwalificatie.
- f.
Het aantal jongeren dat is ondersteund met de thema's scholing en werk en wat het resultaat van de ondersteuning was, bijvoorbeeld behaalde certificaten en/ of ontwikkelde vaardigheden zoals presentatie- of organisatievaardigheden.
- g.
Tenminste halfjaarlijks organiseren van een ‘evaluatie' gesprek over wat er leeft onder jongeren met stakeholders, zoals politie/school/lokale kamer/JGZ/ leerplicht enz. De opbrengst van het overleg wordt met de gemeente gedeeld en leidt zo nodig tot aanpassing van de opdracht.
- h.
Het aantal samenwerkingsverbanden bijvoorbeeld tussen zorg, onderwijs en welzijn en 18+ stakeholders, bijvoorbeeld met woningcorporaties, volwassenzorg of opleidingen en opbrengst van deze samenwerking voor doelgroep.
- i.
Het aantal gezamenlijk uitgevoerde initiatieven: en opbrengst van de activiteiten voor de doelgroep.
- j.
In geval van inzet van onderaannemers wordt jaarlijks, en zo nodig vaker, wat de inzet van de onderaannemer inhoudt, wat de resultaten waren en hoe is gestuurd op de kwaliteit van de inzet van onderaannemers.
- k.
Het jaarlijks uitvoeren van een kwaliteit/ tevredenheidsonderzoek over het geheel aanbod uitgezet bij jongeren, ouders en samenwerkingspartners. Het tevredenheidsonderzoek wordt tenminste afgenomen bij 40% van de jongeren en samenwerkingspartners en dient tenminste te gaan over: de ondersteuning, de mentale gezondheid en de samenwerking.
- a.
- 2.
De subsidieontvanger beschikt over een actueel overzicht van overlast gevende (groepen) jongeren, die gedeeld wordt met veiligheidspartners en waar- periodiek, maar tenminste per kwartaal- een kwalitatieve analyse met de gemeente wordt gedeeld, zodat de gemeente tijdig kan inspelen op actuele ontwikkelingen.
- 3.
De bepalingen uit het eerste en tweede lid gelden tevens voor subsidies van € 100.000 of meer zoals bedoeld in artikel 21 van de Asv. Daarnaast zijn de overige bepalingen zoals opgenomen in artikel 21 van de Asv onverminderd van toepassing.
- 4.
Van bovenstaande leden kan worden afgeweken wanneer hier naar oordeel van het college dringende redenen voor zijn.
Artikel 6:2 Tussentijdse rapportage
- 1.
In aanvulling op artikel 17 van de Asv, verplicht het college subsidieontvangers die een subsidie van € 50.000 of meer en/of uitvoering geven aan een activiteit met een looptijd van meer dan 12 maanden, een tussentijdse rapportage te overleggen.
- 2.
De subsidieontvanger doet de tussentijdse rapportage op eigen initiatief en binnen 2 maanden na afloop van de eerste 6 maanden van een kalenderjaar toekomen aan het college. De subsidieontvanger doet dit ieder kalenderjaar gedurende de looptijd van de subsidie.
- 3.
De tussentijdse rapportage bevat dezelfde informatie als opgenomen in artikel 5:1, eerste lid van deze subsidieregeling.
- 4.
Van bovenstaande leden kan worden afgeweken wanneer hier naar oordeel van het college dringende redenen voor zijn.
Artikel 6:3 Tussentijds bijstellen
- 1.
Conform artikel 7, eerste lid onder d van de Asv moeten activiteiten waarvan de uitvoering meer dan 24 maanden in beslag neemt, tussentijds kunnen worden bijgesteld zodat ze aan blijven sluiten op de maatschappelijke behoefte waar ze in voorzien. Het tussentijds bijstellen gebeurt op basis van:
- a.
De door de subsidieontvanger aangeleverde informatie zoals omschreven in artikel 5:1 en artikel 5:2 van deze subsidieregeling;
- b.
Een gesprek tussen de subsidieontvanger en het college. Dit gesprek vindt ieder kalenderjaar plaats, nadat de subsidieontvanger de tussentijdse rapportage zoals bedoeld in artikel 5:2 van deze subsidieregeling heeft aangeleverd.
- a.
Artikel 6:4 Onderzoek
- 1.
Het college kan jaarlijks onderzoek naar 1 of meerdere maatschappelijke thema’s uitvoeren, met als doel meer inzicht te verkrijgen in de effectiviteit van geboden voorzieningen.
- 2.
Het college maakt de gekozen thema’s halverwege het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin onderzoek gedaan wordt naar de betreffende thema’s, bekend.
- 3.
Door het indienen van een aanvraag gaan subsidieontvangers akkoord met het verlenen van hun medewerking aan een onderzoek zoals bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 7: OVERIGE EN SLOTBEPALINGEN
Artikel 7:1 Uurtarieven
- 1.
De inzet van professionals moet kwalitatief en kwantitatief in verhouding staan tot de te organiseren activiteiten, en wordt ingezet tegen een realistische kostprijs.
- 2.
De kostprijs is bepaald op basis van een integrale kostprijs, en is herleidbaar opgebouwd uit de volgende elementen:
- a.
personele lasten;
- b.
huisvestingslasten;
- c.
overhead;
- d.
activiteitenlasten;
- e.
organisatielasten.
- a.
Artikel 7:2 Hardheidsclausule
Het college kan van 1 of meer artikelen of artikelleden uit deze subsidieregeling afwijken als het vasthouden hieraan gevolgen voor een aanvrager of subsidieontvanger heeft die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn tot de daarmee te dienen belangen.
Artikel 7:3 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
- 1.
Deze subsidieregeling treedt in werking op 1 januari 2026.
- 2.
Op subsidieaanvragen die betrekking hebben op een tijdvak beginnend vóór 1 januari 2026 is de volgende bepaling van toepassing: voor activiteiten zoals omschreven in hoofdstuk 3 zijn de Nadere regels subsidieverstrekking gemeente Leidschendam-Voorburg 2019 van toepassing;
Artikel 7:4 Citeertitel
Deze subsidieregeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Jongerenwerk Leidschendam-Voorburg 2026.
Ondertekening
Ondertekening
Aldus vastgesteld door burgemeester en wethouders van de gemeente Leidschendam-Voorburg, in de vergadering van 20 mei 2025,
De burgemeester, De secretaris,
M.W. Vroom, R.J. den Haan
bijlage
ALGEMENE TOELICHTING
Met ingang van 1 januari 2026 treedt de nieuwe subsidiesystematiek in werking. De nieuwe systematiek vervangt de subsidietafels die in 2019 zijn geïntroduceerd. Onder andere naar aanleiding van de evaluatie van de subsidietafels legt de nieuwe systematiek onder andere meer nadruk op de gemeentelijke regierol, wordt onderlinge samenwerking tussen partijen gestimuleerd en wordt gedifferentieerd op basis van omvang van subsidies. Ook is de nieuwe systematiek meer adaptief.
Naast een verandering in systematiek, wordt ook een inhoudelijke aanscherping doorgevoerd. Binnen (de aanscherping van) het Sociaal Kompas en de gemeentelijke visie op de sociale basis staat het volgende streefbeeld centraal:
- •
Het lukt de inwoner om zichzelf te redden op alle levensterreinen met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg (zelfredzaamheid);
- •
De inwoner redt zich met behulp van zijn sociale netwerk (samenredzaamheid);
- •
De inwoner heeft het gevoel dat hij de baas is over zijn eigen leven (zelfregie).
Het geheel van vrij toegankelijke voorzieningen in het sociaal domein (de sociale basis), waar ook de activiteiten die onder deze subsidieregeling vallen onderdeel van uitmaken, draagt bij aan het realiseren van dit streefbeeld. Daarbij wordt toegewerkt naar het versterken en beter benutten van de maatschappelijke kracht in de gemeente, oftewel, de kracht die in de gemeenschap en bij inwoners zelf aanwezig is. Dit is dan ook het uitgangspunt in (de uitvoering van) de activiteiten die onder deze subsidieregeling vallen.
Jongerenwerk
Binnen deze subsidieregeling staat centraal dat kinderen en jongeren gezond, veilig en kansrijk opgroeien. Dat gaat echter niet vanzelf. Uitdagingen in de opvoeding horen bij het leven, en opvoeden en opgroeien kan gepaard gaan met vallen en opstaan. Wat belangrijk is, is dat kinderen en jongeren leren hoe je samenleeft, dat ze normen en waarden ontwikkelen, dat ze de ruimte krijgen om hun talenten te ontplooien op een manier die bij hen past, en dat ze leren om te gaan met tegenslagen maar ook met successen. Thuis, maar ook in hun netwerk (familie, vrienden, buren, enzovoorts).
Activiteiten die binnen deze subsidieregeling worden uitgevoerd, moeten eraan bijdragen dat:
Kinderen en jongeren gezond, veilig en kansrijk kunnen opgroeien en zich kunnen ontwikkelen. Ouders, scholen en andere betrokken partijen spelen een cruciale rol in het creëren van een pedagogische basis die deze ontwikkeling optimaal ondersteunt
Ouders in staat zijn hun gezamenlijke en primaire verantwoordelijkheid voor de zorg, begeleiding en opvoeding van het kind te dragen, in lijn met de Rechten van het Kind
Betrokken organisaties goed gewogen en tijdig ondersteuning organiseren in situaties die daarom vragen, en in overige situaties actief op zoek gaan naar andere, beter passende oplossingen
Met deze subsidieregeling wil de gemeente de beweging die in gang is gezet op het gebied van jeugdhulp, versterken. In plaats van te kijken naar problemen, kijken naar mogelijkheden. Niet langer de focus leggen op het individu, maar kijken naar de context waarin een jeugdige opgroeit. De leefwereld van jeugdigen en gezinnen staat dan ook centraal in het doen en (samen)werken.
De ambitie is om in 2030 het aantal jeugdigen met jeugdhulp ten opzichte van 2024 te hebben gehalveerd.
Samenhang
Deze subsidieregeling bevat nadere regels behorend bij de Algemene subsidieverordening Leidschendam-Voorburg 2026 en maakt deel uit van een totaalpakket aan subsidieregelingen. Geen enkele subsidieregeling staat op zich; ze moeten in samenhang met elkaar bezien worden. Het college stimuleert samenwerking binnen én buiten de diverse regelingen, om zo de onderlinge samenwerking en synergie te versterken.
ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING
Artikel 1:1 Begripsomschrijvingen
Lid 2, het begrip ‘college’
In de uitvoering van deze subsidieregeling wordt het college, op grond van de Mandaatregeling Leidschendam-Voorburg 2024 of een daarvoor in de plaats komende regeling, vertegenwoordigd door 1 of meerdere medewerkers van de gemeente.
Artikel 1:2 Reikwijdte subsidieregeling
Behoeft geen toelichting.
Artikel 1:3 Algemene bepalingen
Behoeft geen toelichting.
Artikel 2:1 Doelstelling en doelgroep
Lid 2
Voor de definitie van mentale gezondheid in lid 2a maken we gebruik van de definitie zoals deze is onderzocht door het Trimbos instituut en het RIVM is opgesteld: “Mentale gezondheid is de manier waarop je je verhoudt tot jezelf en tot anderen en hoe je omgaat met de uitdagingen in het dagelijks leven. Tegelijkertijd gaat het ook over hoe jij en anderen in de samenleving dit ervaren”. De mentale gezondheid van jongeren hangt samen met hun emotionele welbevinden. Met jongeren gaat het goed als zij het leven aankunnen: als zij niet alleen gericht zijn op successen, maar ook kunnen omgaan met tegenslagen. Want dan hebben ze veerkracht. Voor het ontwikkelen van die veerkracht hebben ze thuis, op school en in hun vrije tijd de steun van anderen nodig. Veel dingen gaan vanzelf, maar soms lukt het even niet zo goed. Dan moeten zij over hun ervaringen kunnen praten en hulp kunnen krijgen. Zeker op momenten dat ze door omstandigheden extra kwetsbaar zijn.
Artikel 3:1 In aanmerking komende activiteiten
Lid 1
In het eerste lid is een overzicht opgenomen van geldende beleidskaders. Dit overzicht is niet limitatief. Bovendien geldt dat, bijvoorbeeld door het vaststellen van een nieuw beleidskader (zoals een beleidsplan voor een volgende periode), vanzelfsprekend uit wordt gegaan van de vastgestelde, voor de genoemde kaders in de plaats komende beleidskaders.
Als een subsidieaanvrager een aanvraag indient die naar oordeel van het college bijdraagt aan de realisatie van de beleidsdoelen van de beleidskaders genoemd in artikel 2:1, eerste lid van iedere subsidieregeling, kan het college ervoor kiezen om de ingediende aanvraag te beoordelen op basis van de betreffende subsidieregeling en de daarin opgenomen bepalingen.
Lid 2
In het tweede lid zijn activiteiten benoemd waarvoor het college sowieso een aanvraag wenst te ontvangen.
De activiteiten rondom mentale gezondheid omvatten het (vroegtijdig) bespreken van vragen en problemen van jongeren en het in perspectief plaatsen hiervan en het bieden van informatie en advies. Door vroegsignalering wordt escalatie voorkomen en wordt, waar nodig, snel gestart met een aanpak in samenwerking met maatschappelijke partners, jeugdprofessionals en andere relevante lokale partijen. Waar passend worden jongeren gewezen op de mogelijkheid om deel te nemen aan sport- en cultuuractiviteiten ter vergroting van hun mentale (en fysieke) weerbaarheid. Online activiteiten worden ingezet om ook jongeren te bereiken die zich prettiger voelen bij digitale vormen van contact, bijvoorbeeld omdat zij waarde hechten aan anonimiteit, hun eigen tempo willen bepalen of zich online makkelijker durven uiten. Jongeren wordt een plek geboden waar zij meermaals per week kunnen samenkomen.
De activiteiten rondom het voorkomen van schooluitval en het vergroten van een startkwalificatie, werk of dagbesteding richten zich op het versterken van perspectief, het bieden van ondersteuning en het stimuleren van actieve deelname aan de samenleving, waarmee het jongerenwerk bijdraagt aan de re-integratie van jongeren. Dit gebeurt bijvoorbeeld door maatschappelijke stages, trajectbegeleiding, het stimuleren van ondernemerschap, de inzet van ervaringsdeskundigen en het werken met rolmodellen.
Bij de activiteiten gericht op het voorkomen en/ of verkorten van specialistische jeugdhulp gaat het onder andere om; gedragsproblematiek, mentale problematiek, verslavingsproblematiek, gezinsproblematiek en identiteitsproblematiek. Jongerenwerkers leggen contact met ouders/verzorgers en versterken de band tussen hen en de jongere. Het bredere sociale netwerk, zoals familie en vrienden, wordt betrokken om een stabiele ondersteuning te bieden, zodat specialistische hulp minder (lang) nodig is. Ook het jongerenwerk biedt activiteiten die bijdragen aan de snellere afschaling van zorg (nazorg).
De activiteiten die bijdragen aan een leefbare, veilige wijk zijn mede gericht op de aanpak van problematische jeugdgroepen en problematisch groepsgedrag. Met deze aanpak wordt zowel de fysieke als sociale veiligheid bevorderd. De activiteiten zijn outreachend (op straat/ huisbezoek) en vinden plaats op de momenten die het meest nodig zijn, zoals in de avonduren en, waar nodig, ’s nachts, bijvoorbeeld tijdens oud en nieuw. Jongerenwerkers gaan in gesprek met alle betrokkenen waaronder buurtbewoners, ouder(s)/ verzorger(s), politie en andere partijen, zodat snel en effectief kan worden ingegrepen. Door online aanwezig te zijn en/ of (big) data te analyseren wordt overlastgevend en crimineel gedrag tijdig gesignaleerd. Er vinden ook activiteiten bij scholen plaats om de veiligheid op en rond scholen te verbeteren. Dit omvat het signaleren van veiligheidsproblemen en het inzetten van passende interventies. Daarnaast worden op scholen activiteiten uitgevoerd om de kennis en vaardigheden van leerlingen, ouders/verzorgers en professionals te vergroten over veiligheidsthema's, zoals wapens en straatcultuur.
In aanvulling op artikel 7, tweede lid van de Asv wordt in deze subsidieregeling in het tweede lid aangegeven hoe lang een activiteit wordt gesubsidieerd. Als het om een looptijd van maximaal 12 maanden gaat, betreft het een eenjarige subsidie. Bij activiteiten met een looptijd van minimaal 12 maanden en maximaal 48 maanden betreft het een meerjarige subsidie.
De verwoording “maximaal [aantal] maanden” of “aaneengesloten maanden” betekent niet dat de subsidie eenmalig wordt verstrekt of slechts 1 maal aan te vragen is. Het college verstrekt de subsidie voor een maximale periode (met als uiterste maximaal 48 maanden), waarna de subsidie opnieuw kan worden aangevraagd. Dan kunnen ook eventuele andere partijen die uitvoering aan de betreffende activiteit willen geven, een aanvraag indienen. De aanvraag of aanvragen worden dan op dezelfde wijze beoordeeld zoals aangegeven in deze subsidieregeling. De maximaal beschikbare budgetten voor de diverse thema’s zijn opgenomen in artikel 5:2.
Het werken met i.i.g. de negen erkende interventies van het NJi zorgt voor meer kwaliteit en effectiviteit binnen het jongerenwerk. Deze interventies zijn onderbouwd en bewezen effectief, waardoor gerichter en onderbouwd kan worden gewerkt aan de ontwikkeling en ondersteuning van jongeren. Dit maakt de inzet beter toetsbaar en verantwoordbaar.
Bij de activiteiten gericht op de leefbaarheid en veiligheid in de wijken is het belangrijk dat de verschillende partijen samenwerken aan de veiligheid en het welzijn van jongeren, zowel zichtbaar als op de achtergrond. Betrokken partijen, zoals jongerenwerk, politie, (jeugd) boa’s, docenten en hulpverlening, stemmen af wanneer dat nodig is en handelen vanuit het belang van de jongere. Partijen maken goede afspraken over ieders rol bij de (overdracht) van (overlastgevende) meldingen. Elke partij vervult een eigen rol en brengt specifieke kennis en ervaring in. Door te werken vanuit onderling vertrouwen, korte lijnen en gerichte doorverwijzing ontstaat een samenhangend netwerk. Deze manier van samenwerken draagt bij aan het vroegtijdig signaleren van zorgen, het voorkomen van escalatie en het bieden van passende ondersteuning.
Bij alle activiteiten zoals genoemd in Lid 2 is het belangrijk dat het jongerenwerk de samenwerking opzoekt. Daar waar jongeren terecht kunnen bij diensten van de gemeente of andere voorliggende voorzieningen, dienen zij te worden doorverwezen. Het jongerenwerk is helder naar partners waar ze wel en niet van zijn. Als er sprake is van jeugdhulp dan wordt contact gezocht met een casemanager om te kijken of inzet van het jongerenwerk kan bijdragen aan het verkorten van de jeugdhulp. De inzet na of voorafgaand aan jeugdhulp draagt op deze wijze bij aan het normaliseren van jeugdproblematieken. Het jongerenwerk speelt hierin een belangrijke rol door een laagdrempelige en vertrouwde omgeving te bieden.
Lid 3
In navolging op het tweede lid, zijn incidentele subsidies (in tijd afgebakende activiteiten met een maximale duur van 48 aaneengesloten maanden) opgenomen in het derde lid. Subsidie voor incidentele activiteiten wordt alleen verstrekt als de activiteit een bijdrage levert aan de in het tweede lid opgenomen beleidsdoelen.
Lid 4
Het kan voorkomen dat er aanvullend middelen beschikbaar komen, of dat een activiteit die niet eerder is voorzien ook in aanmerking komt voor subsidie. In dergelijke gevallen kan het college op grond van dit lid subsidie verstrekken.
Artikel 3:2 Bijzondere bepalingen
De gemeente geeft uitvoering aan (of kan uitvoering geven aan) diverse voorzieningen als programma’s, proeftuinen, pilots et cetera. Denk bijvoorbeeld aan het versterkingsprogramma Sterk voor Noord of de in het Actieplan Jeugd aangekondigde acties. Vaak vragen deze voorzieningen ook inzet van subsidiepartners die vrij toegankelijke voorzieningen bieden in het sociaal domein (oftewel, de sociale basis). In dit artikel zijn bepalingen opgenomen die ervoor zorgen dat de balans tussen de activiteiten waarvoor partijen subsidie ontvangen en de inzet die daarbuiten gepleegd wordt, bewaakt blijft. Ook de samenhang tussen de uit hoofde van deze regeling gesubsidieerde activiteiten en de inzet die daarbuiten gepleegd wordt, krijgt met dit artikel meer vorm.
Lid 2
Onder a is aangegeven dat de inzet voor een voorziening maximaal 5% van de verleende subsidie bedraagt. Hiermee wordt bedoeld 5% in geld uitgedrukt. Daarnaast geldt dat, wanneer een subsidieontvanger meewerkt of mee wil werken aan meerdere voorzieningen, dit maximum niet stapelt. Dat wil zeggen, als een subsidieontvanger aan 3 voorzieningen meewerkt, hier nog steeds een maximum van 5% geldt en niet een maximum van 3 x 5 = 15%.
Lid 4
Door vraaggericht te werken, sluiten de activiteiten beter aan bij de leefwereld van jongeren, voelen zij zich meer betrokken en bereikt het jongerenwerk effectiever zijn doelen. Het jongerenwerk weet wat jongeren belangrijk vinden, hoe en waarover ze communiceren en hoe ze op elkaar reageren. Het jongerenwerk is aanwezig op de plekken waar de jongere is in de driehoek van thuis, school/ werk en vrije tijd. Online activiteiten worden ingezet om ook jongeren te bereiken die beter tot hun recht komen in een digitale omgeving. Outreachend moeten ze ook aan de slag, verwacht wordt dat de jongerenwerker erop uittrekt. Vraaggericht werken houdt ook in dat er wordt gekeken waar de inzet van het jongerenwerk het meest noodzakelijk is, bijvoorbeeld in afstemming met scholen, zodat dubbeling in de inzet wordt voorkomen.
Vanuit het vraaggerichte werken zet het jongerenwerk zich daar in waar de inzet het meest noodzakelijk is. Om de noodzakelijkheid te bepalen wordt afstemming gezocht met de gemeente en belangrijke ketenpartners zoals het onderwijs, veiligheidspartners etc. Op deze manier wordt voorkomen dat het jongerenwerk inzet pleegt op terreinen waarvoor elders al verantwoordelijkheden en financiering zijn georganiseerd.
Het jongerenwerk richt zich op meerdere leefgebieden. Het focust niet op één aspect van het leven van een jongere. Zo kan het jongerenwerk bijvoorbeeld helpen bij schoolproblemen, problematisch middelengebruik, sociale contacten versterken, of jongeren begeleiden in het omgaan met thuis- of gezondheidsproblemen
Activiteiten voor jongeren worden zo veel mogelijk in verbinding met de wijk, haar bewoners, organisaties en verenigingen uitgevoerd, zoals via projecten voor jong en oud. Sommige activiteiten zijn al elders belegd, zoals; onderwijs en arbeidsmarkt, Zorg en welzijn, Wonen, Inkomen en schulden. Het jongerenwerk geeft wel informatie over deze zaken, maar werkt ernaartoe dat een jongere hulp accepteert van een andere partij. Dat kan bijvoorbeeld school zijn bij het zoeken van een stage, de doorstroomcoaches, de afdeling Werk en Inkomen, Jeugd en Zorg (WIJZ) van de gemeente bij het zoeken naar werk of hulp bij schulden. Er dient actief te worden samengewerkt met andere organisaties, zoals de bibliotheek die ook een opdracht hebben in de overgang van 18- naar 18+
Het jongerenwerk ondersteunt jongeren in het ontdekken en ontwikkelen van hun eigen competenties en talenten. Dat gebeurt onder andere door jongeren de kans te geven om zelf activiteiten te bedenken, organiseren, uitvoeren en evalueren. Het jongerenwerk biedt hierbij ondersteuning in de praktische zaken en de randvoorwaarden. Talentontwikkeling is meer dan alleen het aanleren van vaardigheden. Het gaat ook om het bieden van perspectief: jongeren laten ervaren dat ze ertoe doen, dat ze invloed hebben op hun omgeving, en dat hun toekomst ertoe doet. Dat helpt hen om veerkrachtig en gemotiveerd te blijven, ook als het tegenzit.
Artikel 4:1 Uitgangspunten bij subsidieverstrekking
Het college hecht er waarde aan dat inwoners kunnen vertrouwen op kwaliteit van de dienstverlening. Daarom heeft het college uitgangspunten ten behoeve van samenwerking opgesteld waarin is aangegeven wat het college verwacht van de subsidieaanvrager dan wel subsidieontvanger en de activiteit(en), maar ook hoe het college daarbij ondersteunt. Het college verwacht dat een subsidieaanvrager zich committeert aan deze uitgangspunten en zich als subsidieontvanger inspant deze uitgangspunten na te leven.
Artikel 4:2 Aanvraagtermijn
Behoeft geen toelichting.
Artikel 4:3 Uitsluiting gezamenlijke aanvragen
Om te komen tot een efficiënter en doelmatiger jongerenwerk wordt gekozen voor het werken met één partij, de zogeheten hoofdaannemer. Dit draagt bij aan de centrale regie en verantwoordelijkheidsstructuur. De hoofdaannemer is primair verantwoordelijk voor de kwaliteit, continuïteit en samenhang van het jongerenwerk, zoals beschreven in de subsidieregeling. De hoofdaannemer dient in de aanvraag aan te geven of zij van plan is om andere partijen in te zetten. De hoofdaannemer moet toelichten waarom deze keuze wordt gemaakt en hoe dit bijdraagt aan het behalen van de gestelde doelen. Als er geen andere partijen worden ingezet, dient dit gemotiveerd te worden. Kan de hoofdaannemer bijvoorbeeld helder aangeven waar zij wel en geen expertise in heeft en hoe zij eventuele lacunes in de eigen specialismes kan ondervangen door andere partijen in te zetten. Ook geeft de hoofdaannemer aan op welke wijze zij de kwaliteit van de andere partijen borgt en hoe daarop gerapporteerd wordt naar de gemeente.
Artikel 5:1 Beoordeling subsidieaanvraag
Lid 1
In de Asv zijn verdelingsregels opgenomen. Aanvullend hierop heeft het college een weegmodel (zie het derde lid) opgesteld, op basis waarvan de subsidieaanvragen gescoord worden. De verdelingsregels en het weegmodel worden, tenzij anders aangegeven, voor alle subsidieaanvragen die binnen deze subsidieregeling worden ingediend, gehanteerd.
Aanvragen worden, mits zij aan alle in de Asv en in deze subsidieregeling gestelde eisen voldoen, conform de verdelingsregels en het weegmodel beoordeeld en gerangschikt. Daarna worden zij in volgorde van hoogst naar laagst scorend toegekend. Dit wel steeds met inachtneming van eerdergenoemde verdelingsregels. Als de activiteit met de hoogste score wordt toegekend, is de op 1 na hoogst scorende activiteit nog steeds onderhevig aan de in de verdelingsregels opgenomen criteria.
1 van de situaties die het college met de verdelingsregels en het weegmodel wil voorkomen, is het ontstaan van overlap tussen activiteiten. Als er al aanbod in de gemeente aanwezig is dat vergelijkbaar is met de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zal een aanvraag zeer waarschijnlijk niet worden toegekend. Hier kan in meerdere situaties sprake van zijn:
- 1.
Als er sprake is van overlap met bestaand aanbod (gesubsidieerd of anderszins door de gemeente gefinancierd). Daarbij geldt dat subsidies die tot en met 2025 door de gemeente verleend zijn, niet meetellen als ‘bestaand aanbod’. Uitzondering hierop zijn subsidies die de gemeente sowieso verleent, zoals begrotingssubsidies
- 2.
Als er sprake is van een grote mate van overlap tussen de hoogst scorende activiteit en de op 1 na hoogst scorende activiteit, zal de op 1 na hoogst scorende activiteit niet worden toegekend omdat er (met het toekennen van subsidie voor de hoogst scorende activiteit) soortgelijk aanbod aanwezig is in de gemeente. Is er geen sprake van overlap en zijn de 2 activiteiten wezenlijk anders, dan is er, afhankelijk van de scores op de overige criteria en het wel/niet voldoen aan alle eisen, nog wel een mogelijkheid dat de op 1 na hoogst scorende activiteit wordt toegekend.
Aanvragen kunnen worden toegekend tot het beschikbaar gestelde budget besteed is. Als na toekenning van aanvragen die aan de gestelde eisen voldoen blijkt dat het budget nog niet geheel besteed is, wordt niet automatisch overgegaan tot het toekennen van aanvragen die onvoldoende scoren en/of niet aan de gestelde eisen voldoen.
Lid 2 en lid 3
In het tweede en derde lid is een aantal criteria opgenomen. Daarbij wordt verstaan onder:
- •
Van symptoombestrijding naar versterking van de (sociale) en pedagogische basis: in plaats van telkens ingrijpen als het al misgaat – zoals bij schooluitval, mentale problemen of onveilige situaties – is het beter om deze problemen te voorkomen. Dat doet het jongerenwerk door te investeren in een sterke basis: goede begeleiding, een veilige omgeving en positieve relaties in de buurt, school en thuis. Zo wordt voorkomen dat jongeren vastlopen en steeds zwaardere hulp nodig hebben;
- •
Gebiedsgerichte aanpak: de mate waarin de activiteit een gebiedsgerichte (bijvoorbeeld op buurt- of wijkniveau) beoogt. Niet iedere activiteit leent zich voor een gebiedsgerichte aanpak, of is juist gericht op ondersteuning van inwoners uit de gehele gemeente. In dergelijke gevallen is dit criterium niet van toepassing. Daarbij wordt het maximaal te behalen aantal punten (100) verminderd met het aantal punten dat aan dit criterium verbonden is; - De mate waarin al aanbod aanwezig is dat voorziet in de realisatie van de beleidsdoel(en): hiermee wordt al het door de gemeente gefinancierde aanbod bedoeld, inclusief niet-vrij toegankelijke zorg en ondersteuning;
- •
De mate van onafhankelijkheid en toegankelijkheid van de dienstverlening: de aanvrager toont aan dat de dienstverlening toegankelijk is voor alle jongeren in de wijk of gemeente, ongeacht achtergrond, netwerk of sociale verbanden. De organisatie waarborgt dat jongeren zich vrij voelen om gebruik te maken van het aanbod, zonder risico op ongewenste bekendheid van hun situatie in hun directe omgeving. De organisatie heeft aandacht voor een evenwichtige en neutrale positionering in de wijk, waarbij wordt voorkomen dat de onafhankelijkheid of het vertrouwen in de dienstverlening door sociale verhoudingen onder druk komt te staan.
- •
De mate waarin de aanvrager bereidheid toont om continuïteit van de dienstverlening te waarborgen: het college hecht grote waarde aan het waarborgen van de continuïteit van de dienstverlening. Jongerenwerkers hebben vaak een hechte en persoonlijke band met de doelgroep. Het college is zich bewust van het feit dat de continuïteit in gevaar kan komen door het wisselen van de uitvoerende partij. Middels dit criterium wordt beoogd om de continuïteit van de dienstverlening te waarborgen door de persoonlijke banden die bestaan tussen de huidige jongerenwerkers en de doelgroep, ook in de nieuwe systematiek te handhaven;
- •
De mate van lokale binding: de mate waarin een activiteit ingebed is of ingebed kan worden in de gemeente.
Artikel 5:2 Financiering
Lid 3
Voor de in dit lid genoemde zaken wordt geen subsidie verleend. Daarbij wordt verstaan onder:
- •
Kosten voor eten, drinken of andere consumpties: kosten van consumpties die uitsluitend voor de organisatie en diens medewerkers zijn bedoeld. Wanneer een vergoeding wordt gevraagd voor een bijeenkomst waar inwoners bij aanwezig zijn, komen de kosten alleen voor subsidie in aanmerking wanneer ze naar oordeel van het college realistisch zijn en bijdragen aan de realisatie van de activiteit;
- •
Kosten van feesten en jubilea: kosten van feesten of jubilea die uitsluitend voor de organisatie en diens medewerkers worden georganiseerd. Het kan voorkomen dat een feest wordt ingezet om het bereik van een activiteit onder inwoners te vergroten; in dergelijke situaties kunnen de kosten wel in aanmerking komen voor subsidiëring mits ze naar oordeel van het college realistisch zijn en bijdragen aan de realisatie van de activiteit.
Als hier wel subsidie voor wordt aangevraagd, wordt het aangevraagde bedrag door het college verminderd met de kosten die voor deze zaken zijn begroot (als het zaken uit sub a tot en met e betreft). Als er sprake is van een situatie zoals verwoord in sub f, wordt de subsidieaanvrager in de gelegenheid gesteld om de aanvraag binnen 2 weken op dusdanige wijze te herzien dat deze wel binnen het beschikbare budget past. Maakt de aanvrager hier geen gebruik van of wordt een herziene aanvraag pas na 2 weken ingediend, dan wordt deze niet in behandeling genomen.
Lid 4
De verdeling in categorieën creëert binnen het subsidieplafond een soort subplafonds, wat ervoor zorgt dat er financiële ruimte beschikbaar is voor alle genoemde beleidsdoelen en voorkomt dat 1 activiteit een onevenredig beroep doet op de in totaal beschikbare middelen. De budgetten zijn uitgedrukt in percentages van het subsidieplafond.
Artikel 5:3 Uitbetaling
Behoeft geen toelichting.
Artikel 6:1 Verantwoording
Behoeft geen toelichting.
Artikel 6:2 Tussentijdse rapportage
Behoeft geen toelichting.
Artikel 6:3 Tussentijds bijstellen
Lid 2
Onder dringende reden wordt bijvoorbeeld verstaan: als maatschappelijke ontwikkelingen of omstandigheden in de uitvoering hierom vragen.
Lid 3
Onder flexibiliteit wordt verstaan: lichte aanpassingen in de uitvoering van de activiteit, bijvoorbeeld een kleine verschuiving in beoogde doelgroepen. Het gaat hier om aanpassingen die geen financiële consequenties met zich meebrengen. Dergelijke aanpassingen kunnen op initiatief van de subsidieontvanger én op initiatief van het college worden aangebracht, maar altijd na onderling overleg.
Artikel 6:4 Onderzoek
Behoeft geen toelichting.
Artikel 7:1 Uurtarieven
Behoeft geen toelichting.
Artikel 7:2 Hardheidsclausule
Behoeft geen toelichting.
Artikel 7:3 Inwerkingtreding en overgangsbepaling
In 2025 vindt de implementatie van de subsidiesystematiek zoals deze vanaf 1 januari 2026 in werking treedt, plaats. Omdat tot 1 januari 2026 wachten met het bekendmaken of subsidieaanvragers wel of geen subsidie van de gemeente ontvangen voor activiteiten die zij met ingang van diezelfde datum dienen uit te voeren mogelijk negatieve gevolgen heeft voor de continuïteit van dienstverlening aan inwoners, geeft het college subsidieaanvragers de mogelijkheid om in 2025 al een aanvraag in te dienen. Het college besluit vervolgens tevens in 2025 op deze aanvragen, zodat subsidieaanvragers c.q. subsidieontvangers voldoende tijd hebben om eventuele aanpassingen in hun dienstverlening door te voeren. Daarbij beroept het college zich op artikel 4:23, derde lid onder a van de Algemene wet bestuursrecht. Vanaf het kalenderjaar 2026 en verder gelden de periode c.q. termijnen die zijn opgenomen in de Asv (artikel 9, eerste lid en artikel 11, eerste lid).
Artikel 7:4 Citeertitel
Behoeft geen toelichting.
BIJLAGE I.
Uitgangspunten ten behoeve van samenwerking
Door het aanvragen en toekennen van een subsidie, gaan de gemeente en de subsidieaanvrager c.q. subsidieontvanger een relatie aan. Meer dan ooit tevoren is daarbij aandacht voor het aangaan van een duurzame en langdurige relatie. Dat brengt logischerwijs ook verwachtingen met zich mee. Met deze uitgangspunten wil het college vorm geven aan de verwachtingen richting de subsidieontvanger, maar ook duidelijk maken waar de subsidieontvanger vanuit de gemeente op mag rekenen.
Subsidieaanvrager/subsidieontvanger
Ongeacht om welke activiteit het gaat, vindt de gemeente het wenselijk dat de subsidieaanvrager c.q. subsidieontvanger:
- •
Voor alle inwoners, en in het bijzonder voor de beoogde doelgroep, actuele en begrijpelijke informatie biedt over de eigen organisatie en de geboden activiteit(en), zowel digitaal als op papier, en inwoners proactief wijst op mogelijk interessant of relevant aanbod in de rest van de gemeente/in de directe nabijheid van de inwoner. Dit ook wanneer de subsidieontvanger niet degene is die uitvoering geeft aan dit aanbod;
- •
Werkt vanuit de gedachte ‘van curatief naar preventief’ en er naast de mogelijkheid tot opschalen (inzet van zwaardere, geïndiceerde zorg) ook mogelijkheid is tot het afschalen van ondersteuning;
- •
De eigen signalerende functie naar behoren uitvoert. Dit betekent onder andere dat:
- •
Uitvoerende partijen inwoners uit de in deze regeling benoemde doelgroepen proactief benaderen;
- •
Uitvoerende partijen die actief zijn in de sectoren gezondheidszorg, onderwijs, kinderopvang, maatschappelijke ondersteuning, jeugdhulp en/of justitie de meldcode Huiselijk geweld en kindermishandeling vaststellen en hanteren, zoals bedoeld in artikel 3.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- •
Uitvoerende partijen die (signalen van) problemen opmerken, vroegtijdig handelen. Waar nodig worden inwoner(s) tijdig (warm) doorverwezen naar een andere instantie (dit kan ook de gemeente zijn) of wordt deze tijdig betrokken zodat verergering van problematiek wordt voorkomen;
- •
- •
Het eigen aanbod kenbaar maakt bij andere uitvoerende partijen en met hen samenwerkt, zowel binnen als buiten de keten waarin zij zich bevinden en zowel preventief als curatief. Na subsidieverlening levert de uitvoerende partij dan ook informatie aan ten behoeve van de Sociale Kaart, en zorgt de uitvoerende partij ervoor dat deze informatie tijdig wordt bijgewerkt als hier aanleiding toe is;
- •
Deelneemt aan (al dan niet door de gemeente georganiseerde) netwerkbijeenkomsten
- •
Meewerkt aan kennisdeling tussen (medewerkers en/of vrijwilligers van) uitvoerende partijen (onderling) en de gemeente, zowel preventief als curatief. In het bijzonder stellen uitvoerende partijen levensbrede deskundigheid beschikbaar aan de partij die onafhankelijke cliëntondersteuning biedt aan inwoners, zodat alle groepen (kwetsbare) inwoners bediend kunnen worden;
- •
Een toegankelijke en onafhankelijke klachtenprocedure heeft en jaarlijks (of eerder indien hier aanleiding toe is) melding maakt bij de gemeente van de ontvangen klachten.
Activiteiten
In de uitvoering van activiteiten (waarmee ook zaken als inlooppunten en ontmoetingsplekken worden bedoeld) vindt de gemeente het, ongeacht de doelgroep, belangrijk dat:
- •
De activiteit waar mogelijk integraal is en in samenhang met andere activiteiten (al dan niet op andere leefgebieden) wordt uitgevoerd;
- •
De activiteit zoveel als mogelijk bijdraagt aan het vergroten van:
- •
Zelfredzaamheid van de inwoner(s): het vergroten van bewustwording bij inwoners over de verantwoordelijkheid voor hun eigen leven en toekomst;
- •
Samenredzaamheid van de inwoner(s): het met respect en begrip voor de situatie stimuleren van inwoners om een steunnetwerk op te bouwen van anderen die kunnen helpen, of om het bestaande steunnetwerk te versterken;
- •
De mogelijkheden van de inwoner(s) om regie over het eigen leven te voeren;
- •
- •
De activiteit voldoet aan de volgende criteria:
- •
Betrouwbaar: de activiteit biedt continuïteit voor de inwoner(s) waarop de activiteit gericht is. Dit betekent dat het voor de inwoner duidelijk is wanneer en, indien van toepassing, met welke regelmaat een activiteit plaatsvindt;
- •
Toegankelijk: de activiteit is goed bereikbaar en is laagdrempelig. Toegankelijk betekent ook dat de activiteit inclusief is en in beginsel openstaat voor alle inwoners;
- •
Op maat: de activiteit sluit aan op de behoefte van de inwoner(s) en stelt deze centraal. De activiteit sluit daarnaast aan op de talenten, kansen en mogelijkheden van de doelgroep, en is erop gericht om het potentieel van de inwoner(s) verder te ontplooien;
- •
- •
Ondersteuning, zeker in gevallen waarin de vraag het aanbod overstijgt, terecht komt bij inwoners die deze het hardst nodig hebben;
- •
Er waar mogelijk gewerkt wordt met bewezen effectieve interventies (evidence of practice based);
- •
Er flexibiliteit is in de uitvoering om in te kunnen spelen op de situatie van de inwoner(s), trends en maatschappelijke ontwikkelingen;
- •
Er bij activiteiten die zich hiervoor lenen, zoveel mogelijk groepsgewijs wordt gewerkt;
- •
Er waar mogelijk ervaringsdeskundigen, rolmodellen en sleutelfiguren worden ingezet;
- •
Er, als het gaat om een vorm van (individuele) begeleiding of ondersteuning, ruimte is voor nazorg;
- •
De activiteit waar mogelijk inzet van zwaardere, geïndiceerde zorg voorkomt;
- •
Activiteiten waar mogelijk wijk- of buurtgericht zijn. Dit kan op twee manieren worden ingevuld:
- •
De activiteiten zijn gericht op 1 of meerdere specifieke vraagstukken die prevaleren in 1 of meerdere wijken dan wel buurten;
- •
De activiteiten in 1 of meerdere wijken dan wel buurten worden door verschillende subsidieontvangers in samenhang uitgevoerd, om zo een integrale aanpak te realiseren;
- •
- •
Er binnen de activiteiten aandacht is voor het stimuleren van onderling contact en wederzijds begrip tussen inwoners.
Ondersteuning door de gemeente
In het kader van deze (en eventueel andere) subsidieregeling(en) mag een subsidieontvanger het volgende verwachten van de gemeente:
- •
Organisatie van netwerkbijeenkomsten;
- •
Ondersteuning bij het inzichtelijk krijgen van voor subsidieaanvragers andere beschikbare financieringsmogelijkheden (zoals fondsen);
- •
Een vast aanspreekpunt in de vorm van een accounthouder, in ieder geval voor organisaties die een subsidie van meer dan € 100.000 ontvangen. De accounthouder is onder andere betrokken bij de aanvraag, monitoring, tussentijdse bijstelling en verantwoording van de subsidie, maar ook beschikbaar voor tussentijdse informele afstemming.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl