Voorbereidingsbesluit omgevingsplan bodemregels van de gemeente Gorinchem

Deze regeling is juridisch onderdeel van Omgevingsplan gemeente Gorinchem.
Geldend van 18-07-2025 t/m heden

Voorrangsbepaling

Deze voorbeschermingsregels gelden in het ambtsgebied aanvullend op de regels van het omgevingsplan van de gemeente Gorinchem. Voor zover de regels van de hoofdregeling van het omgevingsplan afwijken van deze voorbeschermingsregels gelden alleen de voorbeschermingsregels.

Hoofdstuk 1 Voorbeschermingsregels bodem

Afdeling 1.1 Toepassen van bouwstoffen

Artikel 1.1 Omgevingsvergunning toepassen van de bouwstoffen immobilisaten, AVI-bodemassen en staalslakken

  • 1

    Met het oog op het beschermen van het milieu is het, in aanvulling op paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verboden zonder omgevingsvergunning AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan, toe te passen.

  • 2

    De omgevingsvergunning, bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als:

    • a.

      de toepassing voldoet aan de eisen uit paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving;

    • b.

      de specifieke zorgplicht, als bedoeld in artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, tijdens en na het toepassen wordt gewaarborgd;

    • c.

      de toepassing verenigbaar is met het belang van:

      • 1.

        het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

      • 2.

        het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en

      • 3.

        het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen;

    • d.

      bij het bepaalde onder c rekening wordt gehouden met het waterbeheerprogramma, het regionale waterprogramma, het stroomgebiedsbeheerplan en het nationale waterprogramma die betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam;

    • e.

      de locatie van de toepassing zich niet in een waterwingebied bevindt, tenzij het de uitvoering van taken betreft door drinkwaterbedrijven als bedoeld in artikel 7 van de Drinkwaterwet;

    • f.

      de toepassing past bij de functie van de locatie;

    • g.

      de toepassing herkenbaar en beheersbaar is door voldoende schaalgrootte;

    • h.

      de AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan:

      • 1.

        zodanig worden toegepast dat deze vanaf het begin van de activiteit tot aan het buiten gebruik stellen van het werk boven de grondwaterstand (GHG) liggen en niet in contact komen met het grond- en oppervlaktewater; en

      • 2.

        worden toegepast onder gesloten verharding of op vergelijkbare manier worden afgedekt zodat contact met hemelwater wordt voorkomen;

    • i.

      indien de bouwstoffen met aanvullende toepassingseisen (zogenaamde 'wenken' voor de toepasser) worden geleverd, wordt voldaan aan de aanvullende toepassingseisen;

    • j.

      beschreven is welke voorzieningen of maatregelen worden genomen om te voorkomen dat de AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan, in de aanlegfase en in de gebruiksfase de kwaliteit of zuurgraad van het grondwater of nabijgelegen oppervlaktewater significant beïnvloeden; en

    • k.

      de toepassing in de aanlegfase en gebruiksfase geen nadelige gevolgen heeft voor veiligheid, gezondheid en milieu, waaronder de bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen.

  • 3

    Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit, als bedoeld in artikel 4.1258 van het Besluit activiteiten leefomgeving; 

    • b.

      een planning van de werkzaamheden; 

    • c.

      de RD-coördinaten van de ontvangende landbodem;

    • d.

      de ligging, de omvang en de dimensionering van de functionele toepassing, aangeduid in locatietekeningen en doorsneden; 

    • e.

      een onderbouwing van de toepassingshoogte na zetting van het werk ten opzichte van de grondwaterstand (GHG);

    • f.

      de hoeveelheid AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan, in kubieke meters die in totaal in het werk zal worden toegepast; 

    • g.

      de aanduiding van de functionele toepassing, als bedoeld in artikel 4.1260 Bal, in het kader waarvan de AVI-bodemassen, grondstabilisatie, immobilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan, worden toegepast; 

    • h.

      een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de toe te passen de AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan, die de kwaliteit duidt, aangevuld met de zuurgraad, geleidbaarheid en kritische parameters van deze bouwstof; 

    • i.

      de schriftelijke instemming van de eigenaar van de locatie; 

    • j.

      het akkoord van de opdrachtgever;

    • k.

      de gegevens van de verantwoordelijke voor de toepassing en nazorg in zowel de aanlegfase als in de gebruiksfase;

    • l.

      een beschrijving van de wijze waarop overlast voor de omgeving in de vorm van stofvorming wordt voorkomen en, indien de bouwstof met een toepassingseis gericht op het voorkomen van permanent in contact komen van de bouwstof met hemel-, grond- en oppervlaktewater wordt geleverd, ook de wijze waarop overlast voor de omgeving in de vorm van wateropvang als dit vrijkomt uit het materiaal wordt voorkomen;

    • m.

      bij het toepassen van immobilisaten: een beschrijving van de voorzieningen en maatregelen die worden getroffen om te voorkomen dat de toevoeging van de bindmiddelen aan de bodem de zuurgraad van het grondwater of nabijgelegen oppervlaktewater significant beïnvloeden;

    • n.

      bij het toepassen van immobilisaten: de hoeveelheid bindmiddelen en de exacte beschrijving en receptuur van het type immobilisaat die in totaal voor de immobilisatie of stabilisatie van de bodem zal worden toegepast; en

    • o.

      een beschrijving van de voorzieningen en de maatregelen die worden getroffen om te voorkomen dat de AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie, metaalslakken of bouwstoffen die voor meer dan 20 gewichtsprocenten uit AVI-bodemassen, immobilisaten, grondstabilisatie of metaalslakken bestaan, de kwaliteit of zuurgraad van het grondwater of nabijgelegen oppervlaktewater significant beïnvloeden.

Afdeling 1.2 Toepassen van thermisch gereinigde grond

Artikel 1.2 Omgevingsvergunning toepassen van thermisch gereinigde grond

  • 1

    Met het oog op het beschermen van het milieu is het, in aanvulling op paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving, verboden zonder omgevingsvergunning thermisch gereinigde grond toe te passen.

  • 2

    De omgevingsvergunning, als bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend  als:

    • a.

      de toepassing voldoet aan de eisen uit paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving; 

    • b.

      de specifieke zorgplicht, als bedoeld in artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, tijdens en na het toepassen wordt gewaarborgd; 

    • c.

      de toepassing verenigbaar is met het belang van: 

      • 1.

        het voorkomen en waar nodig beperken van overstromingen, wateroverlast en waterschaarste;

      • 2.

        het beschermen en verbeteren van de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen; en

      • 3.

        het vervullen van maatschappelijke functies door watersystemen; 

    • d.

      bij het bepaalde onder c rekening wordt gehouden met het waterbeheerprogramma, het regionale waterprogramma, het stroomgebiedsbeheerplan en het nationale waterprogramma die betrekking heeft op het betreffende krw-oppervlaktewaterlichaam of grondwaterlichaam; 

    • e.

      de toepassing past bij de functie van de locatie; 

    • f.

      de toepassing herkenbaar en beheersbaar is door voldoende schaalgrootte; 

    • g.

      de thermisch gereinigde grond: 

      • 1.

        zodanig wordt toegepast dat deze vanaf het begin van de activiteit tot aan het buiten gebruik stellen van het werk boven de grondwaterafstand (GHG) ligt en niet in contact komt met het grond- en oppervlaktewater; en

      • 2.

        wordt toegepast onder gesloten verharding of op vergelijkbare manier worden afgedekt zodat contact met hemelwater wordt voorkomen; 

    • h.

      de bovenafdichting waaronder de thermisch gereinigde grond wordt toegepast binnen 1 jaar na toepassing wordt aangebracht; en

    • i.

      de thermisch gereinigde grond wordt toegepast over een oppervlakte van minimaal 1.000 m2.

  • 3

    Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning, als bedoeld in het eerste lid, worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:

    • a.

      de verwachte datum van het begin van de activiteit, als bedoeld in artikel 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving; 

    • b.

      een planning van de werkzaamheden; 

    • c.

      een milieuverklaring bodemkwaliteit die betrekking heeft op de toe te passen grond of baggerspecie die overeenkomstig BRL SIKB 7500 is bewerkt in een grondreinigingsinstallatie, aangevuld met de zuurgraad, geleidbaarheid, kritische parameters van deze bouwstof en indien relevant de eisen van het productcertificaat; 

    • d.

      de ligging en de omvang van de toepassing, aangeduid in locatietekeningen en doorsneden; 

    • e.

      een identificatie en een beschrijving van de kritische aspecten en hoe hier de zorgplicht, als bedoeld in artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, wordt ingevuld, waaronder in ieder geval grondwater en oppervlaktewater in de nabijheid, zetting, PH-buffercapaciteit, kwetsbare objecten en ecologie; 

    • f.

      een beschrijving van de wijze waarop overlast voor de omgeving in de vorm van stofvorming wordt voorkomen en ook de wijze waarop overlast voor de omgeving in de vorm van wateropvang, als dit vrijkomt uit het materiaal, wordt voorkomen; 

    • g.

      een beschrijving van de voorzieningen en maatregelen die worden getroffen om te voorkomen dat grond en baggerspecie die overeenkomstig BRL SIKB 7500 is bewerkt in een grondreinigingsinstallatie de kwaliteit of zuurgraad van het grondwater of nabijgelegen oppervlaktewater significant beïnvloeden of anderszins in strijd met de specifieke zorgplicht, als bedoeld in artikel 2.11 van het Besluit activiteiten leefomgeving, worden toegepast; 

    • h.

      de toepassingshoogte ten opzichte van de grondwaterstand (GHG); 

    • i.

      de schriftelijke instemming van de eigenaar van de locatie; 

    • j.

      het akkoord van de opdrachtgever; 

    • k.

      de gegevens van de verantwoordelijke voor de toepassing en nazorg in zowel de aanlegfase als in de gebruiksfase; en 

    • l.

      de verwachte zetting voor de komende 100 jaar.

Artikelsgewijze Toelichting

Hoofdstuk 1 Voorbeschermingsregels bodem

Afdeling 1.1 Toepassen van bouwstoffen

Artikel 1.1 Omgevingsvergunning toepassen van de bouwstoffen immobilisaten, AVI-bodemassen en staalslakken

Artikel 1.1 lid 2 Omgevingsvergunning toepassen van de bouwstoffen immobilisaten, AVI-bodemassen en staalslakken: 

In deze beoordelingsregel is bepaald wanneer het bevoegd gezag de omgevingsvergunning verleent. 

Allereerst (lid a) wordt gecontroleerd of de toepassing voldoet aan de eisen uit paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving. In deze paragraaf staan algemeen geldende regels voor het toepassen van bouwstoffen. Zo wordt bijvoorbeeld getoetst of sprake is van een nuttige en functionele toepassing in een werk; bijvoorbeeld als fundatie onder infrastructuur of bouwwerk en wordt de kwaliteit van de bouwstof gecontroleerd. 

Daarnaast (lid b) wordt ook beoordeeld of de zorgplicht tijdens en na het toepassen wordt gewaarborgd. Bij de aanvraagvereisten worden gegevens gevraagd over specifieke aspecten die vaak voorkomen bij het werk. Deze gegevens worden in ieder geval beoordeeld in dit kader. 

Het belang zoals in lid c en d wordt omschreven is afkomstig uit de instructieregel in de Zuid Hollandse Omgevingsverordening (artikel 7.39g) voor milieubelastende activiteiten met gevolgen voor watersystemen. Dit belang is overgenomen aangezien de toepassing van deze bouwstoffen gevolgen kan hebben voor watersystemen. 

Ook lid e is overgenomen uit de Zuid Hollande Omgevingsverordening (artikel 3.103 (aanwijzing verboden gevallen)). Het is volgens de verordening verboden om in een waterwingebied de activiteit toepassen van een uitlogende bouwstof te verrichten. In artikel 3.18, tweede lid, van de ZHOV is bepaald dat afdeling 3.3 van de ZHOV niet geldt voor de uitvoering van taken door drinkwaterbedrijven als bedoeld in artikel 7 van de Drinkwaterwet. Met waterwingebied wordt bedoeld een waterwingebied zoals blijkt uit de geometrische begrenzing van grondwaterbeschermingsgebieden die is vastgelegd in bijlage II van de ZHOV. 

In lid f wordt overwogen of de toepassing bij de gebruiksfunctie van de locatie en omgeving past. De toepassing past bijvoorbeeld bij locaties gelegen op bedrijfs- of industrieterreinen of grootschalige infrastructuur. Toepassing in woon-, grondwaterbeschermings-, landbouw- of natuur- gebieden past minder goed bij de functie van het gebied. Indien sprake is van hergebruik op plaats van vrijkomen is dit wel weer te overwegen. Toepassing in grootschalige werken (lid g) zoals een (snel)weg of viaduct is passend, maar in een kleinschalig werk zoals een fietspad, parkeerplaats of een kleine brug is toepassing minder voor de hand liggend. Meest gewenste toepassingslocaties zijn in weg- en waterbouwkundige werken als aanvul-, ophoog- en funderingsmateriaal en als steunlaagmateriaal op stortplaatsen. 

Lid g: Herkenbaar en beheersbaar door voldoende schaalgrootte: hiermee wordt bedoeld dat als er in de grond wordt gegraven waar deze bouwstof is toegepast, dat je herkent dat er een bouwstof aanwezig is in de grond. 

Toepassing in grootschalige werken verdient milieuhygiënisch en beheersmatig gezien de voorkeur. De omvang (schaalgrootte) is van belang voor de levensduur van de toepassing, waarbij de bouwstof niet doorgraven mag worden, goed aanwijsbaar/terug vindbaar en goed terugneembaar moet zijn. Het is van belang dat als na toepassing graafwerkzaamheden plaatsvinden, de aanwezigheid van een bouwstof herkend wordt. Bij een grootschalige toepassing kun je denken aan bijvoorbeeld toepassing over een oppervlakte van 1000 m2 of omvang van 5000 m3. In sub g wordt gesproken over voldoende, omdat hier geen exact getal aan te verbinden is. Zo kan bijvoorbeeld een toepassing onder een loods met een oppervlakte van 500-1000 m2 ook herkenbaar en beheersbaar zijn. 

In lid h staan maatregelen om uitspoeling van stoffen naar de bodem en oppervlaktewater te voorkomen. Het doel van de afdekking en hoge ligging is het voorkomen van contact van de toepassing met water. Op die manier wordt uitspoeling voorkomen. 

Getoetst wordt of de bouwstof boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand wordt aangelegd en deze ook na zetting tijdens de gebruiksfase blijft liggen. Daarnaast wordt getoetst of de toepassing wordt afgedekt met een gesloten verharding. Een gesloten verharding betreft bijvoorbeeld een asfaltverharding en een vergelijkbare afdekking kan bijvoorbeeld een kleilaag in combinatie met folie zijn. De gesloten verharding is rekkelijk maar hangt ook af van de functie, locatie en soort toepassing en onder welke condities de bouwstof wordt toegepast. 

Lid i: Ook kunnen voorzieningen of maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat de bouwstof in de aanlegfase en gebruiksfase de kwaliteit of zuurgraad van het grondwater of nabijgelegen oppervlaktewater significant beïnvloeden. Bij het verlenen van een vergunning wordt afgewogen of voldoende rekening wordt gehouden met de effecten van de toepassing op mens en milieu (nadere invulling van de zorgplicht). 

Lid j: Als randvoorwaarde bij het verlenen van een vergunning geldt altijd dat de veiligheid, gezondheid en milieu niet geschaad mogen worden. 

Indien afgeweken wordt van de criteria in dit omgevingsplan, dan is het is mogelijk om een buitenplanse omgevingsvergunning voor afwijking op het omgevingsplan (BOPA) aan te vragen. 

Artikel 1.1 lid 3 Omgevingsvergunning toepassen van de bouwstoffen immobilisaten, AVI-bodemassen en staalslakken: 

De aanvraagvereisten zijn nodig bij het beoordelen, opstellen en afgeven van een omgevingsvergunning. De gegevens zijn ook nodig voor het uitvoeren van toezicht- en handhavingstaken door bevoegd gezag. 

In lid a en b wordt gevraagd om de verwachte begintijd van de activiteit en een planning hiervan. De planning wordt mede gevraagd om te beoordelen of aan de zorgplicht wordt voldaan. Bijvoorbeeld een lange tussentijdse opslag van de bouwstof voordat deze wordt toegepast/verwerkt in het werk (als gevolg van bijvoorbeeld een zomervakantie) kan onnodige risico's voor het milieu opleveren. 

Lid c en d betreffen de locatie van de toepassing. Deze zijn nodig om de locatie te registreren. En te toetsen of de toepassing past bij de functie van de locatie en niet in een waterwingebied ligt. 

Op basis van de in lid e opgegeven toepassingshoogte kan worden beoordeeld of wordt voldaan aan de eis dat de toepassing vanaf het begin van de activiteit tot aan het buiten gebruik stellen van het werk boven de gemiddelde hoogste grondwaterstand (GHG) ligt en niet in contact komt met het grond- en oppervlaktewater. Een onderbouwing kan bestaan uit bijvoorbeeld een zettingsberekening in combinatie met grondwaterpeilingen. 

In lid f wordt gevraagd om de hoeveelheid van toe te passen materiaal. Eerder in b werd ook al de omvang gevraagd, deze zouden in overeenstemming met elkaar moeten zijn. Daarnaast kan op basis hiervan ook worden beoordeeld of de toepassing herkenbaar en beheersbaar is door voldoende schaalgrootte. 

Met de gegevens gevraagd in lid g en h kan mede gecontroleerd worden of de toepassing voldoet aan de eisen uit paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving. 

De lid i, j en k geven inzicht in wie verantwoordelijk is tijdens de aanlegfase, gebruiksfase en buiten gebruik stelling van het werk. Deze gegevens zijn nodig voor vergunningverlening, toezicht en eventuele handhaving. 

Aan de hand van de leden l, m, n en o kan beoordeeld worden of de toepassing in de aanlegfase en in de gebruiksfase geen nadelige gevolgen heeft voor veiligheid, gezondheid en milieu, waaronder de bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen. Uit de gevraagde beschrijving moet blijken dat vooraf is nagedacht over de invulling van de zorgplicht tijdens het werk. Voor bijvoorbeeld de kritische aspecten, zoals stofvorming, contact bouwstof met water en beïnvloedding oppervlaktewater, dient aangegeven te worden hoe hier in de aanlegfase mee omgegaan wordt. Indien sprake is van immobilisaat is ook van belang:  

  • het type materiaal (inclusief de dikte en het moment van aanbrengen) wat gebruikt gaat worden om de uitdroging, slijtage en erosie van het immobilisaat te voorkomen tijdens het uithardingsproces; 

  • een beschrijving en visualisatie van hoe de randen en taluds van de definitieve toepassing worden afgewerkt; 

  • een beschrijving van alle uit te voeren metingen en werkwijzen met betrekking tot de vereiste controles van de verdichtingsgraad van de ondergrond en het aan te brengen immobilisaat (verwijzing naar RAW bepalingen is onvoldoende). Daarnaast ook een beschrijving wat de minimale druksterkte (in Mpa) moet zijn van het aangebracht immobilisaat voordat dit immobilisaat wordt betreden met hei/funderingsmachines.

Met de gegevens uit de leden kunnen verder ook de nog niet benoemde aspecten uit de beoordelingsregels worden beoordeeld.

Afdeling 1.2 Toepassen van thermisch gereinigde grond

Artikel 1.2 Omgevingsvergunning toepassen van thermisch gereinigde grond

Artikel 1.2 lid 2 Omgevingsvergunning toepassen van thermisch gereinigde grond: 

Een omgevingsvergunning wordt verleend als de toepassing past bij de functie van een locatie en omgeving en als in voldoende mate rekening wordt gehouden met de zorgplicht. 

Allereerst (lid a) wordt gecontroleerd of de toepassing voldoet aan de eisen uit paragraaf 4.124 van het Besluit activiteiten leefomgeving. In deze paragraaf staan algemeen geldende regels voor het toepassen van thermisch gereinigde grond. Zo wordt bijvoorbeeld getoetst of sprake is van een nuttige en functionele toepassing in een werk; bijvoorbeeld als fundatie onder infrastructuur of bouwwerk en wordt de kwaliteit van de toe te passen grond gecontroleerd. 

Daarnaast (lid b) wordt ook beoordeeld of de zorgplicht tijdens en na het toepassen wordt gewaarborgd. Bij de aanvraagvereisten worden gegevens gevraagd over specifieke aspecten die vaak voorkomen bij het werk. Deze gegevens worden in ieder geval beoordeeld in dit kader. 

Het belang zoals in lid c en d wordt omschreven is afkomstig uit de instructieregel in de Zuid Hollandse Omgevingsverordening (artikel 7.39g) voor milieubelastende activiteiten met gevolgen voor watersystemen. Dit belang is overgenomen aangezien de toepassing van thermisch gereinigde grond gevolgen kan hebben voor watersystemen. 

In lid e, f en i wordt overwogen of de toepassing bij de gebruiksfunctie van de locatie en omgeving past. De toepassing past bijvoorbeeld bij locaties gelegen op bedrijfs- of industrieterreinen of grootschalige infrastructuur. Toepassing in woon-, grondwaterbeschermings-, landbouw- of natuur- gebieden past minder goed bij de functie van het gebied. Indien sprake is van hergebruik op plaats van vrijkomen is dit wel weer te overwegen. Toepassing in grootschalige werken (lid g) zoals een (snel)weg of viaduct is passend, maar in een kleinschalig werk zoals een fietspad of een kleine brug is toepassing minder voor de hand liggend. Het is van belang dat als na toepassing graafwerkzaamheden plaatsvinden dat dan de aanwezigheid van de grond herkend wordt. 

In lid g en h staan maatregelen om uitspoeling van stoffen naar de bodem en oppervlaktewater te voorkomen. Het doel van de afdekking en hoge ligging is het voorkomen van contact van de toepassing met water. Op die manier wordt uitspoeling en uitloging voorkomen. Getoetst wordt of de grond boven de gemiddeld hoogste grondwaterstand wordt aangelegd en deze ook na zetting tijdens de gebruiksfase blijft liggen. Daarnaast wordt getoetst of de toepassing wordt afgedekt met een gesloten verharding. Een gesloten verharding betreft bijvoorbeeld een asfaltverharding en een vergelijkbare afdekking kan bijvoorbeeld een kleilaag in combinatie met folie zijn. 

Indien afgeweken wordt van de criteria in dit omgevingsplan, dan is het is mogelijk om een buitenplanse omgevingsvergunning voor afwijking op het omgevingsplan (BOPA) aan te vragen. 

Buiten de scope van de beoordeling van de omgevingsvergunning vallen mogelijk andere van toepassing zijnde regelgeving, zoals bijvoorbeeld regels, zoals artikel 3.41 ZHOV ten aanzien van grondwaterbeschermingsgebieden (Zuid-Hollandse Omgevingsverordening). Op basis van deze regelgeving kan het verplicht zijn om een omgevingsvergunning bij (Omgevingsdienst Haaglanden namens) de provincie aan te vragen.

Artikel 1.2 lid 3 Omgevingsvergunning toepassen van thermisch gereinigde grond: 

De aanvraagvereisten zijn nodig bij het beoordelen, opstellen en afgeven van een omgevingsvergunning. De gegevens zijn ook nodig voor het uitvoeren van toezicht- en handhavingstaken door het bevoegd gezag. 

In lid a en lid b wordt gevraagd om de verwachte begintijd van de activiteit en een planning hiervan. De planning wordt mede gevraagd om te beoordelen of aan de zorgplicht wordt voldaan. Bijvoorbeeld een lange tussentijdse opslag van de thermisch gereinigde grond voordat deze wordt toegepast/verwerkt in het werk (als gevolg van bijvoorbeeld een zomervakantie) kan onnodige risico's voor het milieu opleveren. 

Met de gegevens gevraagd in lid c kan mede gecontroleerd worden of de toepassing voldoet aan de eisen uit paragraaf 4.123 van het Besluit activiteiten leefomgeving. 

In lid d wordt gevraagd om de ligging, omvang en locatietekeningen van het toe te passen materiaal. Op basis hiervan wordt bijvoorbeeld beoordeeld of de toepassing herkenbaar en beheersbaar is door voldoende schaalgrootte. Daarnaast kan de ligging op basis hiervan ook worden geregistreerd. 

Aan de hand van lid e, f en g kan beoordeeld worden of het materiaal in de aanlegfase en in de gebruiksfase geen nadelige gevolgen heeft voor veiligheid, gezondheid en milieu, waaronder de bodem en de chemische en ecologische kwaliteit van watersystemen. Uit de gevraagde beschrijving moet blijken dat vooraf nagedacht is over de invulling van de zorgplicht tijdens het werk. Voor bijvoorbeeld de kritische aspecten, zoals stofvorming, contact materiaal met water en beïnvloeding oppervlaktewater, dient aangegeven te worden hoe hier in de aanlegfase mee omgegaan wordt. 

Op basis van de in lid h en i opgegeven toepassingshoogte kan worden beoordeeld of wordt voldaan aan de eis dat de toepassing vanaf het begin van de activiteit tot aan het buiten gebruik stellen van het werk boven de grondwaterstand (GHG) liggen en niet in contact komen met het grond- en oppervlaktewater. 

De leden j, k en l geven inzicht in wie verantwoordelijk is tijdens de aanlegfase, gebruiksfase en buiten gebruik stelling van het werk. Deze gegevens zijn nodig voor vergunningverlening, toezicht en eventuele handhaving. 

Met de gegevens uit de leden kunnen verder ook de nog niet benoemde aspecten uit de beoordelingsregels worden beoordeeld.