Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742610
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742610/1
Financiële verordening gemeente Hilversum
Geldend van 21-07-2025 t/m heden
Intitulé
Financiële verordening gemeente HilversumFinanciële verordening gemeente Hilversum (ex art. 212 Gemeentewet)
De raad van de gemeente Hilversum;
gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 5 november 2024.
gelet op artikel 212 van de Gemeentewet; gezien het advies van de Audit- en Rekeningcommissie en de Raadscommissie; besluit vast te stellen de Financiële verordening gemeente Hilversum:
Inhoud
Artikel 25. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording................... 11
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepaling
In deze verordening wordt verstaan onder:
A. Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd. B. Afdeling: een door het college aangewezen organisatie-eenheid.
C. BBV: Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.
D. (Programma)begroting: begrote baten en lasten die in de reguliere jaarlijkse exploitatie worden verantwoord op programma niveau.
E. Budget: een taakstellend bedrag dat via de programmabegroting of investeringskrediet beschikbaar is op programma’s, taakvelden en investeringskredieten voor het realiseren van afgesproken doelstellingen, resultaten en/of prestatieafspraken.
F. Beukennootwet: Ieder budget dient onderbouwd te zijn met een voorstel. Het doel is dat we ons in de gemeente Hilversum (raad, college en apparaat) nóg meer bewust worden dat we schaarse middelen gebruiken om onze beleidsdoelstellingen te halen.
G. Investeringskrediet: het door de raad beschikbaar gestelde bedrag als opgenomen in het investeringsprogramma voor het realiseren van de afgesproken investeringsdoelstellingen.
H. Doelmatigheid: het realiseren van bepaalde prestaties met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen.
I. Doeltreffendheid: de mate waarin de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid ook daadwerkelijk worden behaald.
J. Investering: kosten van de aanschaf of productie van een goed of verzameling identieke of met elkaar samenhangende goederen, met een gebruiksduur van 2 jaar of meer, en met een waarde van € 50.000 of meer.
K. Rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten.
L. Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheers handelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving.
Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording
Artikel 2. Onderbouwing en borging
1. De toegekende budgetten moeten onderbouwd zijn. Elk budget moet worden ondersteund door een voorstel of nieuw beleid. Dit zorgt ervoor dat het geld op een efficiënte en effectieve manier wordt gebruikt.
2. Begrotingsvoorstellen en financiële handelingen moeten voldoen aan de financiële verordening. Bij afwijking wordt een voorstel aan de raad gedaan om de regels te wijzigen.
Artikel 3. Planning en control kalender
1. Voor het nieuwe jaar stelt het college de planning en control kalender vast voor de belangrijkste bestuurlijke momenten, zoals de voorjaarsnota, begroting, eindejaarsrapportage en jaarstukken.
2. De planning en control kalender wordt in overleg met het Presidium en de Griffie opgesteld en in het eerste kwartaal van het desbetreffende jaar ter informatie aan de raad aangeboden.
Artikel 4. Voorjaarsnota
1. De raad stelt elk jaar de voorjaarsnota vast voor het komende jaar en de vier jaren daarna, met daarin de beleidskaders en verdeling van de financiële middelen voor zowel lopende exploitatie kosten als investeringen.
2. De voorjaarsnota bevat belangrijke beleidsontwikkelingen en financiële afwijkingen voor het lopende jaar, door vertaald naar de komende jaren.
a. Als er op programmaniveau een afwijking van € 250.000 of meer is, worden posten boven € 100.000 per taakveld toegelicht.
b. De voorlopige resultaten van het voorgaande jaar worden meegenomen in de voorjaarsnota. De resultaten zijn pas definitief zodra de raad de jaarrekening van het betreffende jaar heeft goedgekeurd.
3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.
4. De jaarlijkse begroting werkt de meerjarige plannen verder uit en actualiseert deze.
Artikel 5. Begroting
1. De raad stelt de begroting vast en keurt daarmee de baten en lasten per programma goed. Daarnaast kan de raad een specifieke activiteit binnen een programma prioriteit geven en de baten en lasten daarvoor apart autoriseren.
2. De begroting bestaat, conform artikel 7 van het BBV, de beleidsbegroting en de financiële begroting. De begroting geeft een overzicht van de financiële positie voor het komende jaar en bevat conform het BBV ook de meerjarenraming voor de drie daaropvolgende jaren.
3. De raad keurt de in de begroting opgenomen investeringen goed op het moment dat de begroting wordt vastgesteld. Investeringen waarover de raad nog een aanvullend besluit wil nemen, worden in de begroting gemarkeerd als "sterretjesposten." Voor deze investeringen is een aanvullend raadsvoorstel nodig voordat de investering kan worden vrijgegeven.
4. In de begroting is, in lijn met het BBV artikel 6 lid 1, een post "onvoorzien" opgenomen voor de begroting in zijn geheel. De post onvoorzien kan alleen gebruikt mag worden voor incidentele en onvermijdelijke uitgaven.
Artikel 6. Uitvoering begroting
1. Na vaststelling van de begroting door de raad mag het college uitgaven doen en verplichtingen aangaan.
2. De raad dient alle mutaties vast te stellen die betrekking hebben op:
a. financiële verschuivingen tussen programma’s;
b. toe- en afname van het bruto begrotingsvolume per programma;
c. stortingen in en onttrekkingen aan reserves.
3. Het college is bevoegd de begroting te muteren voor wat betreft bestaand beleid door:
a. financiële verschuivingen tussen programmaonderdelen, maar binnen programma’s;
b. budgettaire verschuivingen tussen bedrijfsvoerings- en programmabudgetten;
c. budgetverhoging/verlaging op een doel als gevolg van inkomsten van derden.
d. onder de voorwaarden dat de lasten en de baten van de taakvelden niet zodanig worden gewijzigd dat de realisatie van producten binnen die taakvelden onder druk komt;
e. onder de voorwaarde dat de budgetwijzigingen achteraf ter kennisname of besluitvorming aan de raad worden aangeboden via de voorjaarsnota of de eindejaarsrapportage;
f. onder de voorwaarde dat bij ‘nieuwe kansen’, de raad vooraf geïnformeerd wordt.
Artikel 7. Eindejaarsrapportage
1. Het college informeert de raad door middel van de Eindejaarsrapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over de eerste 9 maanden van het lopende boekjaar.
2. De eindejaarsrapportage richt zich op de financiën en benadrukt de verwachting van het resultaat aan het einde van het boekjaar.
3. In de eindejaarsrapportage informeert het college de raad over financiële afwijkingen van meer dan € 250.000 in de inkomsten of uitgaven per programma, belangrijke afwijkingen in de uitgaven van investeringskredieten, en de verwachte wijzigingen in reserves en voorzieningen.
4. Als er in de eindejaarsrapportage een afwijking van € 250.000 of meer wordt vastgesteld, worden de posten met een afwijking van meer dan € 100.000 verder toegelicht.
5. Bij vaststelling van de eindejaarsrapportage door de raad wordt de lopende begroting hierop aangepast.
6. De eindejaarsrapportage bevat, in het kader van rechtmatigheid, ook een voorlopige schatting van de verwachte budgetoverhevelingsvoorstellen. Dit betreft incidentele budgetten die zijn toegewezen voor activiteiten in het huidige boekjaar, maar waarvan de activiteit is doorgeschoven naar het volgende jaar of de jaarovergang kruist. De raad stelt de budgetoverhevelingen pas vast als onderdeel van de resultaatbestemming bij de goedkeuring van de jaarrekening. De lopende begroting wordt hier niet op aangepast.
Artikel 8. Tussentijdse informatievoorziening aan de raad
1. Het college informeert de raad tijdig als een financiële over- of onderschrijding van € 250.000 wordt verwacht, zowel bij afwijkingen;
a. in de lasten of baten van een begrotingsprogramma,
b. bij overschrijding van het totale investeringskrediet
c. en afwijkingen in de reserves en voorzieningen.
2. Politiek belangrijke financiële afwijkingen meldt het college altijd, ongeacht de hoogte.
3. De financiële afwijkingen worden, waar mogelijk, verwerkt in de reguliere planning- en control producten. Volgordelijk voorjaarsnota, eindejaarsrapportage en de jaarrekening.
4. Tussen de eindejaarsrapportage en de jaarrekening verschijnt de decembercirculaire vanuit het rijk. De raad wordt hierover apart geïnformeerd via een raadsinformatiebrief, zodat de tijdige verstrekking van informatie is gewaarborgd. De verwerking van de uitkomsten van decembercirculaire in de jaarrekening wordt daarmee vanuit rechtmatigheid als acceptabel beschouwd.
5. Overschrijding en of onderschrijdingen van baten en of lasten die zijn ontstaan na het verzenden van de eindejaarsrapportage en niet tot een begrotingswijziging hebben geleid, maar wel nader worden toegelicht in de jaarrekening worden als tijdig beschouwd en vanuit rechtmatigheid als acceptabel beschouwd.
Artikel 9. Jaarstukken
1. Het college verantwoordt zich in het jaarverslag en de jaarrekening aan de raad over de uitvoering van de programma’s, met vermelding van:
a. behaalde beleidsdoelen
b. uitgevoerde activiteiten en projecten
c. lasten en baten
d. resultaten vergeleken met de programmadoelen.
2. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.
3. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.
Hoofdstuk 3. Financieel beleid
Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa
1. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan als bijlage bij de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.
2. Activering vindt plaats volgens regelgeving van het BBV. Niet geactiveerd worden:
a. kosten voor het afsluiten van geldleningen;
b. saldi van agio en disagio. Agio is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat de geldnemer ontvangt, terwijl disagio het tegenovergestelde hiervan is.
c. uitgaven die niet hebben geleid tot het realiseren van een activum of het openen van een grondexploitatie.
3. Bijdragen aan activa van derden mogen, in overeenstemming met artikel 61 van het BBV, geactiveerd als aan de in dit artikel gestelde voorwaarden is voldaan. Overigens is de gemeente Hilversum hier terughoudend in. Het activeren van activa van derden stelt de gemeente in staat om investeringen op een transparante manier in de financiële administratie op te nemen, waardoor de kosten beter gespreid worden en de financiële impact aansluit bij het gebruik en de levensduur van de activa.
4. Er wordt lineair afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur, conform de termijnen zoals vermeld in de bijlage ‘afschrijvingstabel’ bij deze verordening.
Artikel 11. Reserves en voorzieningen
1. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve worden de kaders voor het gebruik van die bestemmingsreserve vastgesteld. Hierbij wordt tenminste aangegeven: a. het specifieke bestedingsdoel van de reserve;
b. de voeding van de reserve;
c. de maximale hoogte van de reserve
d. de maximale bestedingstermijn.
2. Er worden geen bestemmingsreserves gevormd ter dekking van kapitaallasten.
3. De werkelijke opnames uit een reserve in een jaar mogen niet hoger zijn dan de goedgekeurde wijzigingen van de raad, maar mogen wel lager zijn en moeten op dat moment nader worden toegelicht in de jaarrekening. Lagere opnames worden als rechtmatig beschouwd, omdat ze binnen de door de raad goedgekeurde limiet vallen. Dit voorkomt dat een reserve onterecht wordt gebruikt, bijvoorbeeld wanneer de werkelijke kosten lager zijn dan de goedgekeurde opname uit de reserve.
4. Als een bestemmingsreserve voor een investeringsvoornemen binnen de aangegeven maximale looptijd niet heeft geleid tot een investering, valt de bestemmingsreserve vrij en wordt deze aan de algemene reserve toegevoegd.
5. Voor openstaande vorderingen wordt, wanneer het college dit nodig acht, een voorziening voor oninbaarheid getroffen ter hoogte van het historische oninbaarheidspercentage. Het historische oninbaarheidspercentage geld niet voor individuele vorderingen.
Artikel 12. Kostprijsberekening
1. Voor het bepalen van (1) de geraamde kostprijs van taken die via rechten en heffingen aan inwoners worden doorberekend, en van (2) goederen en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd.
2. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten betrokken:
a. de overheadkosten;
b. de rente van de inzet van vreemd vermogen;
c. de bijdragen en onttrekkingen aan voorzieningen; en
d. de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa.
3. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden bij de directe kosten ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.
4. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs geldt dat wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten. Dit aandeel wordt bepaald door de geraamde kosten op taakveld 0.4 (overhead).
Artikel 13. Prijzen economische activiteiten
1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.
2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.
3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.
4. Bij afwijking van het eerste, tweede of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.
5. Raadsbesluiten met de motivering van het publiek belang als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig als minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd de Mededingingswet.
Hoofdstuk 4. Financieringsfunctie (treasury)
Artikel 14. Doel en uitgangspunten van het financieringsbeleid
1. Het college handelt in lijn met de financieringsregels die zijn vastgelegd in de Wet financiering decentrale overheden (Wet Fido) en de bijbehorende ministeriële regelingen.
2. Het college zorgt ervoor dat de gemeente altijd genoeg geld heeft om haar taken uit te voeren, maar niet meer dan nodig.
3. Het financieringsbeleid is gericht op voorzichtigheid en het zo laag mogelijk houden van de kosten, waarbij voorzichtigheid voorop staat.
4. Het college gebruikt totaalfinanciering, waarbij alle financieringsbehoeften centraal worden beheerd en investeringen gezamenlijk worden gefinancierd. Dit zorgt voor meer flexibiliteit en efficiënt gebruik van middelen en kosten.
5. Het college zorgt ervoor dat er een treasurystatuut van kracht is welke richtlijnen biedt voor het beheer, de verantwoording en het toezicht op financiële geldstromen, posities en risico's. Het treasurystatuut biedt daarmee een verdere uitwerking van de
financieringsuitgangspunten die in deze financiële verordening zijn opgenomen (hoofdstuk 4 financieringsfunctie).
6. Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.
Artikel 15. Aantrekken en uitzetten van middelen
1. Het college trekt geen middelen aan en zet geen middelen uit, zonder actuele liquiditeitsprognose.
2. Het college maakt voor het aantrekken van middelen uitsluitend gebruik van de volgende financiële producten en diensten: daggelden, rekening courant, kasgeldleningen, onderhandse leningen.
3. De gemeente trekt geen middelen aan met het enkele doel de aangetrokken gelden tegen een hoger rendement uit te zetten (‘near banking’).
Artikel 16. Leningen, garanties en deelneming in kapitaal
1. Bij het verstrekken van leningen, garanties of investeringen in kapitaal in het kader van de publieke taak zorgt het college zoveel mogelijk voor zekerheden. In zijn besluit legt het college uit waarom dit in het algemeen en openbaar belang is.
2. De raad wordt in gelegenheid gesteld zijn wensen en bedenkingen te uiten bij
a. het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties en
b. het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen
Hoofdstuk 5. Paragrafen bij de begroting en de jaarstukken
Artikel 17. Paragrafen
1. De begroting en het jaarverslag bevat, in lijn met artikel 9 van het BBV, ten minste de volgende paragrafen:
a. lokale heffingen (artikel 10 BBV);
b. weerstandsvermogen en risicobeheersing (artikel 11 BBV);
c. onderhoud kapitaalgoederen (artikel 12 BBV);
d. financiering (artikel 13 BBV);
e. bedrijfsvoering (artikel 14 BBV);
f. verbonden partijen (artikel 15 BBV);
g. grondbeleid (artikel 16 BBV).
2. Naast lid 1 bevat de begroting en het jaarverslag ook een paragraaf over de Wet Open Overheid, waarin de huidige status van deze wet en de bijbehorende activiteiten voor de gemeente Hilversum worden gerapporteerd.
Artikel 18. Lokale heffingen vaststelling tarieven
1. De paragraaf over lokale heffingen bevat, in overeenstemming met artikel 10 van het BBV: a. De verwachte inkomsten;
b. Het beleid voor lokale heffingen;
c. Een overzicht van de verschillende heffingen, waarin duidelijk wordt hoe de tarieven worden berekend, zodat ze maximaal kostendekkend zijn en de verwachte opbrengsten de geraamde kosten niet overschrijden, welke beleidsprincipes aan deze berekeningen ten grondslag liggen, en hoe deze principes worden toegepast bij het vaststellen van de tarieven; d. Een indicatie van de lokale lastendruk;
e. Een uitleg van het beleid voor kwijtschelding.
Artikel 19. Paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing
1. De paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing wordt opgesteld in lijn met artikel 11 van het BBV en bevat:
a. Een overzicht van de weerstandscapaciteit.
b. Een overzicht van de in deze paragraaf betrokken risico's.
c. Het beleid voor weerstandscapaciteit en risico's.
d. Kengetallen voor:
• Netto schuldquote.
• Netto schuldquote gecorrigeerd voor verstrekte leningen.
• Solvabiliteitsratio.
• Grondexploitatie.
• Structurele exploitatieruimte.
• Belastingcapaciteit.
e. Een beoordeling van hoe de kengetallen zich verhouden tot de financiële positie.
2. Voor de paragraaf over weerstandsvermogen en risicobeheersing geldt dat de norm voor het weerstandsvermogen ten minste 1,0 moet zijn.
Artikel 20. Paragraaf onderhoud kapitaalgoederen
1. De paragraaf over het onderhoud van kapitaalgoederen wordt opgesteld volgens artikel 12 van het BBV en bevat ten minste de volgende kapitaalgoederen: wegen, riolering, water, groen en gebouwen.
2. Het college presenteert de raad regelmatig plannen voor onderhoud en kosten en laat deze vaststellen door de raad.
a. Elke 4 jaar een handboek openbare ruimte, waarin het gewenste onderhoudsniveau en de kostenplanning staan.
b. Elke 5 jaar een rioleringsplan met onderhoudsnormen en kosten.
c. Elke 4 jaar een onderhoudsplan voor gemeentelijke gebouwen met voorstellen voor onderhoud en bijbehorende kosten.
Artikel 21. Paragraaf financiering
1. De paragraaf over financiering biedt, in overeenstemming met artikel 13 van het BBV, inzicht in de rentelasten, het renteresultaat, de toerekening van rente aan investeringen, grondexploitatie en taakvelden, en de behoefte aan financiering.
Artikel 22. Paragraaf bedrijfsvoering
1. De paragraaf bedrijfsvoering geef, in overeenstemming met artikel 14 van het BBV, inzicht in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.
2. Aanvullend op lid 1 wordt in de paragraaf over bedrijfsvoering in de begroting en het jaarverslag de volgende onderwerpen toegelicht:
a. de totale loonkosten, inclusief de kosten voor ingehuurd personeel;
b. de kosten voor huisvesting;
c. de kosten voor ICT/automatisering;
d. de budgetten voor de raad, de griffie, de rekenkamer en de accountant.
e. Indien van toepassing, een toelichting op rechtmatigheidsafwijkingen in de rechtmatigheidsverantwoording die de rapportagegrens overschrijden, en welke maatregelen worden genomen om dit in de toekomst te voorkomen.
f. Indien van toepassing, een overzicht en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden, zoals het niet naleven van de Wet financiering decentrale overheden en bijbehorende ministeriële regelingen.
g. Indien van toepassing, een rapportage over het veelvuldig niet naleven van normen uit de gids proportionaliteit, of over gebrekkige documentatie of naleving daarvan.
h. Indien van toepassing, vastgestelde fraude door eigen medewerkers.
Artikel 23. Paragraaf Verbonden Partijen
1. De paragraaf verbonden partijen wordt opgesteld in lijn met artikel 15 van het BBV en bevat minimaal de visie op en de beleidsvoornemens met betrekking tot deze partijen.
Artikel 24. Paragraaf Grondbeleid
1. In de paragraaf over grondbeleid in de begroting en het jaarverslag worden, naast de verplichte onderdelen uit artikel 16 van het BBV, ook de te ontwikkelen en in ontwikkeling zijnde projecten en het verloop van de grondvoorraad toegelicht.
2. Het college biedt de raad eens in de 4 jaar een nota grondbeleid aan, die de raad vaststelt en waarin aandacht wordt besteed aan de strategische visie voor het toekomstige grondbeleid, de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden en de kaders voor tussentijdse winstneming bij grondexploitatie.
Hoofdstuk 6. Rechtmatigheidsverantwoording
Artikel 25. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording
1. De gemeenteraad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.
2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de gemeenteraad over afwijkingen. De verantwoordingsgrens waarover rapportage plaatsvindt, wordt jaarlijks in het normenkader vastgesteld.
3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) nader toegelicht. De rapporteringsgrens wordt jaarlijks in het normenkader vastgesteld.
Artikel 26. Voorwaardencriterium
1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.
2. Het college biedt de gemeenteraad jaarlijks voor de accountantscontrole van het betreffende boekjaar ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien. Het college operationaliseert dit normenkader in een toetsingskader ten behoeve van de interne beheersing.
Artikel 27. Begrotingscriterium
1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheers handelingen tot stand moeten zijn gekomen;
2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd (zie artikel 5).
3. Bij investeringsprojecten wordt de rechtmatigheid van de begroting beoordeeld op basis van het totaal goedgekeurde kredietbedrag. Als het jaarbudget wordt overschreden, maar dit binnen het totale kredietbedrag valt, wordt het als rechtmatig beschouwd.
4. Het uitgangspunt is dat elke afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt gezien. Echter, sommige afwijkingen worden als acceptabel beschouwd, namelijk:
a. Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde inkomsten de overschrijding compenseren.
b. Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling.
c. De overschrijding is geautoriseerd door middel van de vaststelling van een tussentijdse rapportage bijvoorbeeld een raadsinformatiebrief.
5. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het beleid van de raad worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de grens voor afzonderlijke fouten is overschreden) maar worden niet verder toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.
Artikel 28. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium
1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheers handelingen.
2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen vast de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Hoofdstuk 7. Financiële organisatie en financieel beheer
Artikel 29. Administratie
1. De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:
a. Het aansturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente en de afdelingen.
b. Het geven van informatie over veranderingen in vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten.
c. Het bieden van inzicht in de besteding van goedgekeurde exploitatiebudgetten en investeringskredieten, en het maken van kostencalculaties.
d. Het verstrekken van informatie over de productie van gemeentelijke goederen en diensten en de maatschappelijke impact van het gemeentelijk beleid.
e. Het verantwoorden van de rechtmatigheid, doelmatigheid en effectiviteit van het bestuur in relatie tot de beleidsdoelen, begroting en relevante wet- en regelgeving.
f. Het controleren van de registratie van gegevens en de daaruit voortvloeiende informatie, evenals de rechtmatigheid, doelmatigheid en effectiviteit van het bestuur in relatie tot de beleidsdoelen, begroting en wet- en regelgeving.
Artikel 30. Financiële organisatie
1. Om te voldoen aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording, zorgt het college voor:
a. een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;
b. een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;
c. de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de geautoriseerde exploitatiebudgetten en investeringskredieten;
d. de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;
e. de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;
f. de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van baten en lasten aan de taakvelden;
g. Het beleid en de interne regels omvatten:
• de inkoop en aanbesteding van goederen, werken en diensten;
• de steunverlening en het toekennen van subsidies aan bedrijven en instellingen;
• het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.
Artikel 31. Interne controle
1. Burgemeester en wethouders (college) zorgen elk jaar voor een interne controle op de juistheid van de verstrekte informatie en de rechtmatigheid van de beheers handelingen. Bij afwijkingen rapporteren ze hierover in de rechtmatigheidsverantwoording. Daarnaast informeren ze de raad over de maatregelen die zijn genomen om de tekortkomingen te herstellen.
2. In de jaarstukken voegt het college een 'in control verklaring' toe voor de raad, gebaseerd op de interne controle zoals benoemd in Artikel 25. Voorwaardencriterium.
3. Het college houdt systematisch toezicht op de registratie en ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente.
Hoofdstuk 8. Slotbepalingen
Artikel 32. Hardheidsclausule
1. In gevallen, de uitvoering van de verordening betreffende, waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders
2. Indien genoemde in lid 1 zich voordoet, zal dit zo snel mogelijk kenbaar gemaakt worden aan de raad.
Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel
1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2024 onder gelijktijdige intrekking van de Financiële verordening gemeente Hilversum 2022
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Hilversum.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 18 december 2024,
de griffier, de burgemeester,
A.J. van Meerveld CMC dr.ir. G.M. van den Top
Bijlage afschrijvingsbeleid
Zie eveneens artikel 10 / Waardering en afschrijving vaste activa
In onderstaande tabel zijn standaard afschrijvingstermijnen vermeld. De afschrijvingstermijnen zijn gebaseerd op de verwachte gebruiksduur van het soort actief. Bij enkele activasoorten (bijvoorbeeld: ‘aanhangers en voertuigen’, ‘technische installaties’) staan twee of drie opties. Hier is het de bedoeling dat de optie wordt gekozen die het dichtst bij de verwachte gebruiksduur ligt.
Activa die niet zijn genoemd in de afschrijvingstabel of niet geschaard kunnen worden onder een van de genoemde activasoorten worden afgeschreven op basis van de verwachte gebruiksduur. Bij het bepalen van de verwachte gebruiksduur kan gekeken worden naar de technische levensduur of economische levensduur, afhankelijk van welke op basis van realiteit/verduurzamingselementen het meest passend is.
Bij het bepalen van de hoogte van de afschrijving wordt voor gebouwen uitgegaan van een restwaarde van 15% van de verkrijgings-/vervaardigingsprijs. Voor parkeergarages wordt uitgegaan van een restwaarde van 25%. Voor de overige activa wordt uitgegaan van een restwaarde van 0%. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.
Er wordt gestart met afschrijving in het begrotingsjaar dat volgt op het moment van ingebruikname.
AFSCHRIJVINGSTABEL |
AFSCHRIJVING IN JAREN |
Immateriële vaste activa |
|
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief |
5 |
Materiële vaste activa |
|
Investeringen met economische nut |
|
gebouwen: aankoop en nieuwbouw, exclusief parkeergarages (restwaarde 15%) |
50* |
gebouwen: tijdelijke nieuwbouw |
10 |
gebouwen: waardevermeerdering |
resterende levensduur van bestaande actief |
gebouwen: levensduurverlenging |
resterende levensduur van bestaande actief |
technische installaties |
5, 10, 20 |
meubilair, inventaris |
5, 10 |
computerapplicaties |
5 |
servers/netwerkapparatuur, bekabeling |
5 |
devices |
2, 5 |
noodaggregaat en noodpompen tbv calamiteiten |
15 |
sportvelden en buitensportaccommodaties |
25 |
kunstgrasvelden |
25 |
Investeringen met economische nut waarvoor een heffing mogelijk is |
|
riolering: vervangingsinvesteringen |
Conform Gemeentelijk Watermanagementplan (GWP) * |
riolering: incidentele investeringen klimaatadaptaties en duurzaamheid |
Conform Gemeentelijk Watermanagementplan (GWP) * |
parkeerautomaten |
10 |
parkeergarages (restwaarde 25%) |
60* |
Investeringen in openbare ruimte met maatschappelijk nut |
|
technische installaties |
5, 10, 20 |
verkeerstelapparatuur |
10 |
verkeerslichten |
5 |
verkeersregelinstallaties (vri) |
15 |
openbare en terrein verlichting (masten) |
40 |
openbare en terrein verlichting (armaturen) |
15 |
muren en hekwerken |
20 |
wegen |
50 |
wegwerkzaamheden i.c.m. riolen |
50 |
parkeerterreinen |
50 |
kunstwerken (bruggen, sluizen, tunnels, e.d.) |
50 |
waterwegen |
50 |
oevervoorzieningen |
20 |
bomen, planmatige vervanging |
50 |
groenvoorzieningen |
10 |
speelvoorzieningen |
15 |
tijdelijke voorzieningen |
5 |
infrastructurele maatregelen |
50 |
*Per gebouw dienen afschrijvingstermijn en restwaarde reëel te worden ingeschat. Bij afwijking van de tabel zal dit gemotiveerd worden in het investeringsvoorstel
*Voor investeringen in rioleringen wordt het actuele Gemeentelijk Watermanagementplan (GWP) Hilversum gevolgd.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl