Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742596
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742596/1
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang (Wko) gemeente Hoorn 2024
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 23-07-2025
Intitulé
Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang (Wko) gemeente Hoorn 2024Zaaknummer: 2250640
- •
gelet op artikel 4:81 Algemene wet bestuursrecht;
- •
gelet op de artikelen 1.61, eerste lid, 1.65, eerste en vierde lid, 1.66 en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang;
overwegende dat:
- •
aan kinderopvang kwaliteitseisen worden gesteld;
- •
de Wko bepaalt dat het college verantwoordelijk is voor het toezicht op en de handhaving van de eisen uit de Wko;
- •
op grond van de Wko het college de directeur publieke gezondheidszorg van de GGD heeft aangewezen als toezichthouder;
- •
de toezichthouder onderzoekt de naleving van de kwaliteitseisen en adviseert de gemeente over deze naleving;
- •
het college een beginselplicht tot handhaven heeft en in deze beleidsregels handhaving Wet kinderopvang wordt hier invulling aan gegeven;.
- •
dit beleid bijdraagt aan:
- a.
een transparante werkwijze, omdat houders, ouders, toezichthouders en andere belanghebbenden vooraf geïnformeerd zijn over de mogelijkheden en bevoegdheden van het College;
- b.
rechtsgelijkheid door het vastleggen van beleidsregels die voor iedereen van toepassing zijn;
- c.
het stimuleren van kwalitatief goede kinderopvang;
- •
na constatering dat een kwaliteitseis niet nageleefd wordt, het college overgaat tot het inzetten van een handhavingsmaatregel;
- •
feiten en omstandigheden waaronder de overtreding is begaan daarbij worden meegewogen;
- •
dit recht doet aan de situatie dat handhaven maatwerk is.
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
Boetebedrag: |
Bedrag van de op te leggen bestuurlijke boete, vastgesteld per overtreding in het bijgevoegde afwegingsmodel |
College: |
College van burgemeester en wethouders van de gemeente Hoorn |
Houder: |
Houder van een kinderopvangvoorziening, met uitzondering van een voorziening voor gastouderopvang |
Kinderopvangvoorziening: |
Kindercentrum voor dagopvang, kindercentrum voor buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang, als bedoeld in artikel 1.1, eerste lid Wet kinderopvang |
Kwaliteitseisen: |
Eisen als bedoeld in de artikelen 1.65, eerste lid en 1.72, eerste lid Wet kinderopvang |
Prioriteit: |
Mate van ernst van de overtreding, waarbij hoog ernstig is, vastgesteld per overtreding in het bijgevoegde afwegingsmodel |
Recidive: |
Dezelfde of soortgelijke overtreding van een kwaliteitseis op een kinderopvangvoorziening begaan door dezelfde houder of gastouder binnen twee jaar |
Artikel 2 Toepassing
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de handhaving van de bij of krachtens de Wet kinderopvang (Wko) gestelde regelgeving.
Artikel 3 Vormen van handhaven en evenredigheid
- 1.
Bij het uitvoeren van het handhavingsbeleid heeft het college de volgende mogelijkheden:
- a.
op herstel gericht handhavingsmiddel;
- b.
bestraffende sanctie.
- 2.
Bij het opleggen van een bestuurlijke maatregel beoordeelt het college de geschiktheid, noodzakelijkheid en evenwichtigheid van dit handhavingsmiddel in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 4 Kwaliteitseisen
- 1.
De kwaliteitseisen waaraan voldaan moet worden staan genoemd in de Wko en onderliggende regelgeving.
- 2.
De toezichthouder kinderopvang onderzoekt de naleving van deze kwaliteitseisen en legt de bevindingen vast in een inspectierapport en adviseert het college.
- 3.
In het afwegingsoverzicht worden per domein de kwaliteitseisen geclusterd. Deze worden voorzien van een prioritering en bepaling van de hoogte van de dwangsom of bestuurlijke boete in geval van een overtreding. Het afwegingsoverzicht is als bijlage aan deze beleidsregels toegevoegd.
Artikel 5 Matiging
- 1.
Het college kan besluiten om de dwangsom of bestuurlijke boete te matigen of af te zien van het opleggen van een maatregel als de belanghebbende aannemelijk maakt dat deze onevenredig is, gelet op:
- •
de ernst van de overtreding;
- •
de mate van verwijtbaarheid;
- •
de omstandigheden waaronder de overtreding is begaan of
- •
de omstandigheden waarin de overtreder verkeert.
- 2.
Van een situatie als bedoeld in het vorige lid kan in beginsel alleen sprake zijn, als er bijzondere omstandigheden zijn waarin bij de vaststelling van deze Beleidsregels niet is voorzien.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 6 Herstelmaatregelen
- 1.
Als een houder van een kinderopvangvoorziening niet voldoet aan één of meer kwaliteitseisen van de Wko en alle daaruit voortvloeiende regelgeving, legt het college een herstelmaatregel op. Deze maatregel is gericht op beëindiging van de overtreding(en) en voorkoming van herhaling van de overtreding(en).
- 2.
Bij het uitvoeren van het herstellend traject hanteert het college de volgende stappen:
- a.
stap 1: schriftelijke aanwijzing;
- b.
stap 2: last onder dwangsom/last onder bestuursdwang;
- c.
stap 3: exploitatieverbod;
- d.
stap 4: intrekken van de toestemming tot exploitatie en verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (LRK).
- 3.
Indien de kwaliteit van de kinderopvang bij een kindercentrum of een voorziening voor gastouderopvang of gastouderbureau tekortschiet of in gevaar komt, dat het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder een bevel o.g.v. artikel 1.65, lid 3 van de Wko geven.
- 4.
Als de overtreding hiertoe aanleiding geeft, kan het college besluiten:
- a.
een bepaalde stap of bepaalde stappen van het herstellende traject over te slaan of meerdere keren toe te passen;
- b.
voorafgaand aan stap 1 een informeel middel in te zetten: overleg en overreding of een schriftelijke waarschuwing.
- 5.
De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis in het afwegingsoverzicht.
- 6.
Bij het opleggen van een schriftelijke aanwijzing of last onder dwangsom/last onder bestuursdwang gelden de volgende hersteltermijnen:
- a.
prioriteit hoog: maximaal 2 weken;
- b.
prioriteit gemiddeld: maximaal 2 maanden.
- 7.
Het college kan een langere hersteltermijn geven als de overtreding of de omstandigheden waaronder deze is begaan hiertoe aanleiding geven.
- 8.
Alvorens een last onder bestuursdwang, last onder dwangsom, een exploitatieverbod op te leggen of de toestemming voor exploitatie in te trekken (en een voorziening te verwijderen uit het LRK), stuurt het college een voornemen, waarbij de houder in de gelegenheid gesteld wordt een zienswijze te geven.
Artikel 7 Verwijderen registratie uit het LRK
Als niet (langer) wordt voldaan aan de definities van de Wko voor wat betreft de te registreren kinderopvangvoorziening wordt de gegeven toestemming tot exploitatie ingetrokken door middel van een beschikking overeenkomstig artikel 1.46 lid 5 en 6 Wko. Aansluitend wordt de registratie verwijderd uit het LRK.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 8 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
- 1.
Bij overtredingen die door de toezichthouder bij een inspectie zijn ge¬con¬stateerd, kan het college een bestuurlijke boete opleggen, ook als niet eerder een herstelmaatregel is opgelegd.
- 2.
Alvorens een bestuurlijke boete op te leggen, stuurt het college eerst een voornemen, waarbij de houder in gelegenheid gesteld wordt een zienswijze te geven.
Artikel 9 Hoogte bestuurlijke boete
- 1.
Bij de berekening van de bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 1.72, eerste lid van de Wko, wordt voor alle overtredingen het boetebedrag dat is neergelegd in het afwegings¬overzicht gehanteerd.
- 2.
In afwijking van het vorige lid, geldt voor voorzieningen voor gastouderopvang dat het boetebedrag zoals neergelegd in het afwegingsoverzicht kan worden gehalveerd.
- 3.
Voor enkele overtredingen is voor de hoogte van de boetes in het afwegingsoverzicht een verwijzing naar het Wetboek van Strafrecht opgenomen. Artikel 23 lid 4 Wetboek van Strafrecht geeft de hoogte van de boetes in verschillende categorieën weer.
Artikel 10 Recidive
Het college verhoogt ambtshalve de bestuurlijke boete met 50% als sprake is van recidive.
Artikel 11 Matiging bestuurlijke boete
Het college matigt ambtshalve de bestuurlijke boete met 50% als een bestuurlijke boete wordt opgelegd aan de houder van maximaal één kinderopvangvoorziening of één gastouderbureau waarbij het aantal kindplaatsen bestaat uit:
- a.
Maximaal 16 kindplaatsen bij een kindercentrum voor dagopvang;
- b.
Maximaal 30 kindplaatsen bij een kindercentrum voor buitenschoolse opvang;
- c.
Maximaal 12 kindplaatsen bij een gastouderbureau.
Hoofdstuk 4 Slotbepalingen
Artikel 12 Intrekking en inwerkingtreding
- 1.
De Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hoorn, geldig vanaf 7 september 2018 met zaaknummer 1602598, worden ingetrokken.
- 2.
Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.
Artikel 13 Overgangsbepaling
Op overtredingen die hebben plaatsgevonden vóór de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels zijn de Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hoorn van toepassing.
Artikel 14 Citeertitel
Deze beleidsregels worden aangehaald als ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hoorn 2024’.
te bepalen dat bovenstaand wordt bekendgemaakt:
- •
door publicatie in het Gemeenteblad.
Aldus vastgesteld, 1 juli 2025
College van burgemeester en wethouders
de secretaris, de burgemeester,
TOELICHTING
Algemene toelichting
Hoofdstuk 1 Algemeen
Deze beleidsregels zijn van toepassing op de gemeentelijke inzet om:
- •
toezicht te houden op de kwaliteit van de kinderopvang;
- •
aanvragen tot exploitatie en wijzigingsverzoeken voor kinderopvang af te handelen;
- •
te handhaven naar aanleiding van het niet naleven van voorschriften van de bij of krachtens de Wet kinderopvang gestelde regelgeving. Deze beleidsregels zijn van toepassing op alle gastouderbureaus, voorzieningen voor kinderopvang en gastouderopvang binnen de gemeente.
Daarbij heeft het College in het ‘Aanwijzingsbesluit toezichthouders gemeente Hoorn’ besloten de directeur publieke gezondheidszorg van de GGD aan te wijzen als toezichthouder zoals bedoeld in artikelen 1.61 van de Wet kinderopvang. Dit omvat tevens het toezicht op de naleving van de bij of krachtens hoofdstuk Va1 van de Wet publieke gezondheid gestelde regels in de kinderopvang, gelet op artikel 58r, vijfde lid, van die wet.
Tevens is daarbij besloten om de directeur publieke gezondheidszorg toe te staan om in zijn plaats één of meerdere medewerkers te machtigen om onder verantwoordelijkheid van de directeur publieke gezondheidszorg op te treden als toezichthouder in het kader van de Wet kinderopvang en de Wet publieke gezondheid, voor zover het toezicht op de naleving betreft van de bij of krachtens hoofdstuk Va van die wet gestelde regels in de kinderopvang.
Het College heeft de mogelijkheid om zowel herstellend als bestraffend te handhaven:
- •
Herstellend handhaven betekent dat het College de houder ertoe aanzet de overtreding van een kwaliteitseis op te heffen en opgeheven te houden.
- •
Bestraffend handhaven betekent dat het College een bestuurlijke boete geeft voor bepaalde overtredingen.
Herstellend- en bestraffend handhaven kan naast elkaar ingezet worden.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
In een herstellend traject zijn verschillende stappen te onderscheiden.
- •
Stap 1: schriftelijke aanwijzing (artikel 1.65, eerste lid van de Wko)
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente waarin zich een kindercentrum, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau bevindt dat de bij of krachtens de artikelen 1.47 lid 1 en 1.49 tot en met 1.59 gegeven voorschriften (de ‘kwaliteitseisen’) niet of in onvoldoende mate naleeft, geeft de houder een schriftelijke aanwijzing.
In een schriftelijke aanwijzing wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen moeten worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. Bij een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 2 weken bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde prioriteit, dan is de hersteltermijn maximaal 2 maanden.
Na het verstrijken van de hersteltermijn moet de overtreding beëindigd zijn. Ter controle hiervan kan de toezichthouder schriftelijke bewijsstukken opvragen en/of het bevoegd gezag kan opdracht geven voor een herinspectie. Is de overtreding niet beëindigd, dan zal een volgende stap worden ingezet.
- •
Stap 2: last onder dwangsom of last onder bestuursdwang (artikel 125, tweede lid Gemeentewet en artikel 5:32 Awb)
De algemene bestuursdwangbevoegdheid is neergelegd in artikel 125 van de Gemeentewet. In gevallen waarin het bestuursorgaan de mogelijkheid heeft om zelf de overtreding te beëindigen (op kosten van de overtreder) kan een last onder bestuursdwang opgelegd worden.
De bevoegdheid tot het opleggen van een last onder dwangsom is een van de bestuursdwang-bevoegdheid afgeleide bevoegdheid; neergelegd in artikel 5:32 Awb (Algemene Wet Bestuursrecht). Een last onder dwangsom wordt opgelegd met als doel herstel van de overtreding en/of voorkoming van herhaling van de overtreding. De stap last onder dwangsom kan meerdere keren worden genomen voor een geconstateerde overtreding. Als een eerste last onder dwangsom geen resultaat heeft gehad, kan worden overwogen een nieuwe, hogere last onder dwangsom op te leggen. Dit vereist dan wel een nieuw besluit. Ook kan besloten worden een volgende stap in het herstellend traject te zetten. Alvorens een last onder bestuursdwang of last onder dwangsom op te leggen, stuurt het college eerst een voornemen, waarbij de houder wordt uitgenodigd een zienswijze te geven. Datzelfde geldt voor het opleggen van een exploitatieverbod en het verwijderen uit het LRK.
De last onder dwangsom kan ook preventief worden opgelegd. Van een preventieve last is sprake als de last wordt opgelegd voordat enige overtreding heeft plaatsgevonden. Hiervoor geldt dat het gevaar van de overtreding klaarblijkelijk dreigt. Dat wil zeggen dat de overtreding zich met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid zal voordoen.
In een last onder dwangsom wordt met redenen omkleed aangegeven op welke punten de bedoelde voorschriften niet of in onvoldoende mate worden nageleefd. Ook wordt aangegeven welke maatregelen door de houder binnen de gestelde termijn genomen moeten worden. De duur van de hersteltermijn is afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In geval van een overtreding met de prioriteit hoog, zal de hersteltermijn maximaal 2 weken bedragen. Is er sprake van een overtreding met een gemiddelde prioriteit, dan bedraagt de hersteltermijn maximaal 2 maanden. Een last wordt voor een bepaalde tijd opgelegd. Ook wordt in de last onder dwangsom aangekondigd welke boete zal worden opgelegd op het moment dat er een overtreding op de betreffende punten wordt geconstateerd in de periode dat de last geldt. De hoogte van de boete is net als de hersteltermijn afhankelijk van de prioriteit die is toegekend aan de kwaliteitseis zoals afgeleid kan worden uit het afwegingsoverzicht dat als bijlage is opgenomen. In de last onder dwangsom wordt een plafond aangegeven van het totaal bedrag dat aan boetes kan worden opgelegd. Het totaal van boetes kan in de last onder dwangsom niet meer dan € 45.000,- bedragen.
Een last onder dwangsom wordt beëindigd:
- a.
op het moment dat de in de last genoemde periode is afgelopen;
- b.
het totaalbedrag aan opgelegde boetes is bereikt;
- c.
de houder aan het college aannemelijk heeft gemaakt dat de overtreding(en) duurzaam zijn opgelost en de last kan worden opgeheven.
- •
Stap 3: exploitatieverbod (artikel 1.66 Wko)
Het college kan de houder verbieden een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, een voorziening voor gastouderopvang of een gastouderbureau in exploitatie te nemen of de exploitatie voort te zetten. Dit kan het college in de volgende gevallen:
- a.
zolang de houder een bevel, schriftelijke aanwijzing of last onder dwangsom niet opvolgt en het opleggen van een last onder bestuursdwang niet mogelijk is;
- b.
als een kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang niet of niet langer aan de kwaliteitseisen voldoet.
- •
Stap 4: het intrekken van de beschikking met toestemming tot exploitatie en de verwijdering uit het landelijk register kinderopvang (LRK) (artikel 1.46, vijfde en zesde lid van de Wko en artikel 8, eerste lid van het Besluit registers kinderopvang)
Er zijn verschillende gronden waarop het college, in het kader van handhaving, een voorziening uit het LRK kan verwijderen:
- a.
als is gebleken dat de houder niet langer de kinderopvangvoorziening of gastouderbureau exploiteert;
- b.
als uit een GGD-inspectie of anderszins is gebleken dat de houder naar verwachting niet of niet langer voldoet aan de bij en krachtens hoofdstuk 1 afdeling 3, paragrafen 2 en 3 of hoofdstuk 2 afdeling 2 , paragrafen 2 en 3 van de Wko gegeven voorschriften;
- c.
als drie maanden na de registratie de exploitatie van de organisatie voor kinderopvang of gastouderbureau niet daadwerkelijk is gestart.
Vanaf het moment dat een voorziening is verwijderd uit het register, is er geen sprake meer van kinderopvang in de zin van de wet. Voortzetten van exploitatie leidt tot illegale kinderopvang en tot een boete en/of vervolging door het Openbaar Ministerie op basis van overtreding van de Wet Economische Delicten.
Als de houder de exploitatie wil voortzetten, moet hij een nieuwe aanvraag voor opname in het LRK doen. De aanvraag wordt beoordeeld en het college besluit op basis van een inspectie door de toezichthouder van de GGD opnieuw over al dan niet registreren in het LRK. Zo lang de locatie niet opnieuw in het LRK is opgenomen, mag de houder de opvang niet exploiteren.
Schriftelijk bevel
Indien de toezichthouder tijdens een onderzoek een situatie tegenkomt waarin het nemen van maatregelen redelijkerwijs geen uitstel kan lijden, kan de toezichthouder zelf ingrijpen. Dit gebeurt met een schriftelijk bevel. Dit bevel heeft een geldigheidsduur van 7 dagen. In het bevel geeft de toezichthouder aan wat de overtreding(en) is/zijn en welke actie de houder moet ondernemen en binnen welke termijn dit dient te gebeuren. De toezichthouder informeert de gemeente over het opgelegde schriftelijk bevel. De gemeente is tijdig op de hoogte om verlenging van het schriftelijk bevel te geven.
Informeel middel
Het kan zijn dat de beschouwing van de toezichthouder of de zienswijze van de houder in het inspectierapport er aanleiding toe geven om niet meteen een schriftelijke aanwijzing op te leggen. In dat geval kan aan het herstellend traject overleg en overreding (mondeling) of een schriftelijke waarschuwing worden toegevoegd. De schriftelijke waarschuwing moet dezelfde onderdelen bevatten als een schriftelijke aanwijzing. Ook kan het college kiezen voor overleg en overreding. De afspraken uit het overleg en overreding moeten schriftelijk worden bevestigd. Deze brief moet dezelfde onderdelen bevatten als de schriftelijke aanwijzing. De gemaakte afspraken worden hierin duidelijk verwoord. Daarnaast kunnen gemeente en GGD overeenkomen om in voorkomende gevallen door de toezichthouder van de GGD een herstelaanbod aan de houder te laten doen.
Door te werken met herstelaanbod is de verwachting dat een overtreding sneller beëindigd wordt. Dit komt de kwaliteit van de kinderopvang ten goede en er is minder handhaving nodig in de vorm van een aanwijzing of last onder dwangsom en bestuursdwang.
Het herstelaanbod kan aangeboden worden bij alle type voorzieningen, bij een onderzoek na registratie, een jaarlijks onderzoek en een incidenteel onderzoek. Het wordt niet aangeboden bij een onderzoek voor registratie of bij een nader onderzoek. Elke overtreding kan in aanmerking komen voor herstelaanbod. De toezichthouder beoordeelt of de aard en omstandigheid zich leent voor herstelaanbod. De periode tot herstel is maximaal 4 weken. De toezichthouder schrijft in het inspectierapport het verloop van het aanbod. De houder is niet verplicht om van het aanbod gebruik te maken.
Herstelaanbod aangeboden met positief resultaat
Wanneer een overtreding na herstelaanbod is opgelost treedt de gemeente niet handhavend op. De overtreding is immers verholpen.
Herstelaanbod aangeboden maar geen (volledig) herstel
Als de overtreding na herstelaanbod niet (volledig) is opgelost, handhaaft de gemeente in principe conform het reguliere handhavingsbeleid.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Een bestraffende sanctie bestraft een overtreding die ‘in het verleden’ begaan is. Er is dus een overtreding geconstateerd en dat feit wordt bestraft. De vorm van een bestraffende sanctie onder de Wko is de bestuurlijke boete (artikel 1.72, eerste lid van de Wko).
In de ‘Beleidsregels handhaving Wet kinderopvang gemeente Hoorn 2024’ is neergelegd op welke wijze het college invulling geeft aan zijn beleidsvrijheid. In geval van overtreding die volgens het afwegingsoverzicht de prioriteit ‘hoog’ heeft, kan het college een bestuurlijke boete opleggen zonder dat er eerder handhavingsmaatregelen zijn ingezet. Bij een overtreding die volgens het afwegingsoverzicht de prioriteit ‘gemiddeld’ heeft, kan het college een bestuurlijke boete opleggen als er al eerder één of meerdere handhavingsmaatregelen zijn ingezet. De hoogte van de bestuurlijke boete is opgenomen in het afwegingsoverzicht. Het college heeft de mogelijkheid om de boete te matigen of af te zien van het opleggen van een boete als daar aanleiding toe is.
Uitzondering hierop is de voorziening voor gastouderopvang. Hiervoor geldt dat de hoogte van de boete zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht in principe wordt gehalveerd. De achterliggende gedachte hierbij is het bijzondere karakter van deze voorziening. Er kunnen redenen zijn de boete niet te halveren, zoals herhaling van een ernstige tekortkoming.
Artikelsgewijze toelichting
Hoofdstuk 1 Algemeen
Artikel 1 Toepassing
Onder kinderopvang wordt verstaan (artikel 1.1, eerste lid, van de Wko): het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint.
Tot kinderopvang wordt niet gerekend volgens artikel 1.1, tweede lid, van de Wko:
- a.
het toezichthouden op schoolgaande kinderen dat zich beperkt tot het toezicht tijdens de middagpauze;
- b.
verzorging en opvoeding die plaatsvindt in het kader van de Wet op de jeugdzorg;
- c.
de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen, anders dan gastouderopvang, die geschiedt op een plaats waar het kind zijn hoofdverblijf heeft (zoals een au pair).
Artikel 2 Vormen van sanctioneren
In dit artikel worden de vormen van handhaving benoemd. Een herstelsanctie is gericht op herstel van een overtreding en/of voorkoming van herhaling. Een bestraffende sanctie is gericht op bestraffen van een begane overtreding. In de Algemene wet bestuursrecht (Awb) wordt ook wel gesproken over leedtoevoeging.
Artikel 3 Kwaliteitseisen
De kwaliteitseisen waaraan bij of krachtens de Wko voldaan moet worden staan in de wet- en regelgeving. Een volledige opsomming is ook terug te vinden in de door de toezichthouder gebruikte inspectierapporten.
Hoofdstuk 2 Herstellend traject
Artikel 4 Herstelsancties
Voor een uitgebreide toelichting wordt verwezen naar de algemene toelichting op hoofdstuk 2 hierboven.
Artikel 5 Verwijderen registratie uit het LRK
Als een geregistreerde voorziening (kinderdagverblijf, buitenschoolse opvang, gastouderbureau of voorziening voor gastouderopvang) niet meer voldoet aan de definitie hiervan in de Wko, zal deze uit het register worden verwijderd. Dit omdat in de wet is bepaald dat uitsluitend voorzieningen die aan de definitie voldoen, moeten worden geregistreerd. Er zal in dit geval geen herstellend handhavingstraject worden ingezet als herstel niet aan de orde zal zijn.
Hoofdstuk 3 Bestraffend traject
Artikel 6 Gebruik bevoegdheid opleggen bestuurlijke boete
Het opleggen van een bestuurlijke boete is een bevoegdheid van het college. Dit betekent dat het college een bestuurlijke boete op kan leggen, maar daartoe niet verplicht is.
Eerste lid
In geval van de volgende overtredingen legt het college in beginsel een boete op, maar het college hoeft van deze bevoegdheid geen gebruik te maken:
- •
het niet direct melden van wijzigingen als bedoeld in de artikelen 1.47 van de Wko,
- •
de verplichtingen op grond van artikel 5:20 van de Awb,
- •
het exploiteren in strijd met artikel 1.45 van de Wko,
- •
het niet naleven van een aanwijzing of bevel als bedoeld in de artikel 1.65 van de Wko,
- •
het niet nakomen, dan wel in strijd handelen met een verbod krachtens artikel 1.66 van laatstgenoemde wet.
In het afwegingsoverzicht in de bijlage is beschreven welke boete er voor welke overtreding is bepaald.
Tweede lid
Bij overtredingen die door de toezichthouder worden geconstateerd bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de in de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een hoge prioriteit heeft toegekend, kan het college een boete opleggen bij de eerste keer dat deze overtreding wordt geconstateerd. Of het college dit doet, is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding.
Bij overtredingen die door de toezichthouder worden geconstateerd bij of krachtens de artikelen 1.47, eerste lid, en 1.49 tot en met 1.59 van de in de Wko gestelde eisen, waaraan het college in verband met de naleving ervan een gemiddelde prioriteit heeft toegekend, kan het college een boete opleggen als er al eerder handhavende sancties zijn opgelegd voor overtredingen in hetzelfde domein. Of het college dit doet, is afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding.
Derde lid
Het college stuurt de houder een brief met een voornemen van het opleggen van een bestuurlijke boete. In deze brief krijgt de houder de mogelijkheid een zienswijze in te dienen. De termijn waarbinnen de zienswijze moet worden ingediend, moet redelijk zijn en wordt vermeld in de brief waarin het voornemen wordt aangekondigd. Afhankelijk van de inhoud van de zienswijze besluit het college de boete al dan niet op te leggen. Hierover stuurt het college een beschikking aan de houder.
Artikel 7 Hoogte bestuurlijke boete
Eerste lid
In de Wko is het maximaal op te leggen boetebedrag aangegeven. Het college heeft derhalve beleidsvrijheid ten aanzien van de hoogte van het op te leggen boetebedrag. Voor overtreding van de kwaliteitseisen geldt dat het college de hoogte van de boetebedragen heeft afgestemd op de prioritering van de overtreding. Een hoge prioritering betekent dat er ook in algemene zin sprake is van een ernstige overtreding, terwijl aan minder ernstige overtredingen een lagere prioritering (gemiddeld) is toegekend.
Mede gelet op het in artikel 1.72 van de Wko neergelegde boetemaximum leidt dit tot verdeling zoals opgenomen in het afwegingsoverzicht.
Tweede lid
Gezien het bijzondere karakter van de voorziening voor gastouderopvang is ervoor gekozen de hoogte van de op te leggen boete met de helft te verlagen. Dit geldt niet wanneer het een kwaliteitseis is die specifiek alleen aan de gastouder wordt gesteld. In dat geval is de boete al op deze situatie afgestemd.
Het voorgaande laat onverlet dat het college op grond van artikel 5:46, tweede lid, van de Awb gehouden is de hoogte van de bestuurlijke boete af te stemmen op de ernst van de overtreding en de mate waarin deze aan de overtreder kan worden verweten, waarbij het college zo nodig rekening houdt met de omstandigheden waaronder de overtreding is gepleegd. Het college heeft door middel van de prioritering en de aansluiting op de betreffende strafrechtelijke overtredingen de ernst van de overtredingen geobjectiveerd.
Artikel 8 Recidive
Bij recidive (terugval/herhaling) treedt strafverzwaring op. Dit artikel bepaalt de hoogte van de straf-verzwaring. Als de overtreder de afgelopen twee jaar al eerder is beboet voor eenzelfde overtreding, verhoogt het college de boete met 50%. Daarbij is irrelevant of de in het verleden gepleegde overtreding(en) al dan niet betrekking hadden op hetzelfde kindercentrum, gastouderbureau, peuterspeelzaal of gastouderopvang waarvoor de nieuwe boete wordt opgelegd. Bepalend is of de overtreder als houder al eerder een boete is opgelegd. Iedere volgende overtreding binnen de periode van twee jaar wordt bestraft met een boete van 2 maal het in het afwegingsoverzicht opgenomen boetebedrag.
Artikel 9 Matiging
Dit artikel spreekt voor zich.
Hoofdstuk 4 Slotbepaling
Artikel 10 Intrekking en inwerkingtreding
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 11 Overgangsbepaling
Dit artikel spreekt voor zich.
Artikel 12 Citeertitel
Dit artikel spreekt voor zich.
Bijlage Afwegingsoverzicht is terug te vinden onder externe bijlagen onder Wetstechnische Informatie.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl