Algemene subsidieverordening Hillegom 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 22-07-2025

Intitulé

Algemene subsidieverordening Hillegom 2025

De raad van de gemeente Hillegom,

gelezen het voorstel van het college van 20 mei 2025 met als onderwerp Raadsvoorstel Algemene subsidieverordening Hillegom 2025

gelet op de behandeling in de raadscommissie- en raadsvergadering,

gelet op titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht, artikel 147 Gemeentewet en artikel 149 Gemeentewet.

Besluit:

  • 1.

    De Algemene subsidieverordening Hillegom 2025 vast te stellen.

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onde

college:

het college van burgemeester en wethouders van Hillegom;

onderneming:

iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent;

Europees steunkader:

een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld, waaronder:

  • -

    de Algemene Groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 156/1);

  • -

    de Landbouw vrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2472 van de Commissie van 14 december 2022 waarbij bepaalde categorieën steun in de landbouw- en de bosbouwsector en in plattelandsgebieden op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 327/1); en

  • -

    de Visserij vrijstellingsverordening: Verordening (EU) 2022/2473 van de Commissie van 14 december 2022, waarbij bepaalde categorieën steun voor ondernemingen die actief zijn in de productie, de verwerking en de afzet van visserij- en aquacultuurproducten, op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 327/82);

Verdrag:

het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie

wet:

Algemene wet bestuursrecht;

subsidieregeling:

een nadere regeling als bedoeld in artikel 3.

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. De verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet.

  • 2. Ten aanzien van subsidies als bedoeld in artikel 4:23, derde lid, van de wet kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk is deze verordening van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

  • 1. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling tevens bepalen welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend, hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald en welke voorwaarden worden gesteld aan de opbouw en hoogte van reserveringen, voorzieningen en vermogen.

  • 3. Het college kan nadere regels vaststellen met betrekking tot reservevorming bij subsidieontvangers.

Artikel 4. Staatssteunregels

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij bij subsidieregeling de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk of digitaal ingediend bij het college. Als hiervoor een aanvraagformulier is vastgesteld geschiedt dit met gebruikmaking daarvan.

  • 2. Bij de aanvraag legt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens over:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen en resultaten welke met de activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      een beschrijving van in welke mate de activiteiten bijdragen ten goede van de inwoners;

    • e.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • i.

        een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • ii.

        een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

    • f.

      de actuele stand van de reserves door middel van een balans.

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste maal subsidie aanvraagt, voegt aan zijn aanvraag als bijlagen toe:

    • a.

      de oprichtingsakte of de statuten;

    • b.

      een jaarverslag van maximaal 3 jaar oud; voor zover de aanvrager hier redelijkerwijs over kan beschikken.

    • c.

      de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar; voor zover de aanvrager hier redelijkerwijs over kan beschikken.

    • d.

      het KvK-nummer;

    • e.

      een kopie bankafschrift.

  • 4. Bij subsidieregeling kan het college afwijken van het bepaalde in het tweede en derde lid .

Artikel 7. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk op 1 mei voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend ten minste tien weken voor aanvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen vaststellen.

Artikel 8. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, eerste lid, uiterlijk voor 31 december van het jaar voorafgaand aan het jaar waarvoor de subsidie is aangevraagd.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 7, tweede lid, binnen 8 weken nadat de aanvraag volledig is.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen vaststellen.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Het college weigert de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd is met ingevolge een verdrag voor de staat geldende verplichtingen.

  • 2. Het college weigert de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd is met een wettelijk voorschrift.

  • 3. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de wet weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt, of

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 4. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het desbetreffende steunkader, of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het desbetreffende steunkader.

  • 5. Onverminderd de in de wet genoemde weigeringsgronden, kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

    • b.

      als de activiteiten niet in een kennelijke behoefte voorzien;

    • c.

      als subsidieverlening niet past binnen het beleid van de gemeente;

    • d.

      als dergelijke of vergelijkbare activiteiten reeds door of namens de gemeente worden georganiseerd dan wel gesubsidieerd;

    • e.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • f.

      als de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende middelen kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • g.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • h.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

    • i.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt.

Artikel 10. Verantwoording

Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie dient te verantwoorden.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat een of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet, niet tijdig of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan, meldt de subsidieontvanger dat onverwijld schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onverwijld schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders, en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidies hoger dan € 50.000, verleend voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan de verplichting worden opgelegd tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording over de tot dan verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten. De verantwoording wordt niet vaker dan één keer per jaar verlangd.

  • 2. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid, van de wet worden opgelegd, voor zover deze strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie. In de toelichting van deze regeling of in de beschikking wordt uiteengezet waarom daartoe wordt overgegaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie aan de subsidie worden verbonden, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

  • 4. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor aan het college een vergoeding verschuldigd is als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de wet voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

  • 1. Subsidies tot en met € 10.000 worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij verleningsbeschikking kan het college de subsidieaanvrager verplichten om te overleggen

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten middels een financieel verslag of jaarrekening.

  • 3. Indien het bepaalde in het tweede lid van toepassing is, vindt de vaststelling plaats binnen acht weken nadat de gevraagde inlichtingen zijn verstrekt.

Artikel 14. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 10.000 en maximaal € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 10.000 en maximaal € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten middels een financieel verslag of jaarrekening.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen vaststellen of andere gegevens verlangen.

Artikel 15. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 mei van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten middels een financieel verslag of jaarrekening;

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop.

  • 3. Bij subsidieregeling kan het college andere termijnen vaststellen of andere gegevens verlangen.

Artikel 16. Subsidievaststelling subsidies van meer dan € 10.000

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 10.000 vast binnen acht weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste acht weken worden verdaagd.

  • 3. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 14, eerste lid en 15, eerste lid, is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een nieuwe termijn stellen. Als de aanvraag niet binnen deze termijn wordt ingediend dan kan het college overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, worden deze door de subsidieaanvrager berekend met gebruikmaking van een bij subsidieregeling voorgeschreven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 18. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 19. Slotbepalingen

  • 1. De Algemene subsidieverordening gemeente Hillegom 2017 wordt ingetrokken.

  • 2. Deze verordening treedt in werking op de dag na bekendmaking.

  • 3. Op subsidieaanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van deze verordening zijn de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Hillegom 2017 van toepassing.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Hillegom 2025.

Artikel 20. Omhangen

De volgende regelingen berusten op artikel 3 van deze verordening:

  • Subsidieregeling Lokale Aanpak Isolatie Hillegom 2024;

  • Subsidieregeling peuteropvang en voorschoolse educatie Hillegom 2025;

  • Subsidieregeling teruggaaf geheven leges in verband met tijdelijke (verruimde) terrassen;

  • Nadere regels Waarderingssubsidies Hillegom 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de raadsvergadering van 26 juni 2025,

Y.P.A. Hermans

Griffier

R. ter Hark

Voorzitter

Toelichting Algemene subsidieverordening Hillegom 2025

Algemeen

Deze Algemene subsidieverordening (Asv) is een kaderregeling met bepalingen over het subsidieproces die voor alle soorten subsidies van de gemeente toepasbaar is. Daarnaast bevat deze verordening een aantal delegatiegrondslagen voor het college tot het vaststellen van subsidieregelingen voor specifieke subsidies. Hiermee wordt een algemeen kader geschapen dat voor alle subsidies in de gemeente min of meer gelijk is. Het proces is hierdoor eenvoudig en overzichtelijk gehouden, maar er wordt aan de andere kant ook de mogelijkheid geboden tot maatwerk.

De definitie van subsidie staat in artikel 4:21 van de wet. Subsidie is een materieel begrip: als aan alle vier elementen van die definitie is voldaan, dan is er sprake van subsidie. Het gaat om de volgende vier elementen:

  • er is een aanspraak op financiële middelen. Er is geen sprake van subsidie als er goederen of diensten worden verstrekt (bijvoorbeeld: de gemeente stelt gratis een zaal ter beschikking voor een vergadering van een vereniging; of inwoners kunnen gratis planten bij de gemeente afhalen om hun betegelde tuin te vergroenen);

  • deze financiële middelen worden verstrekt door een bestuursorgaan (in de zin van artikel 1:1 van de wet);

  • de financiële middelen worden verstrekt voor bepaalde activiteiten van de aanvrager. Dat wil zeggen dat de bestedingsrichting van tevoren duidelijk omschreven moet zijn. Een uitkering voor levensonderhoud is daarom geen subsidie; en

  • het mag niet gaan om betaling voor goederen of diensten die aan het bestuursorgaan geleverd worden. De betaling aan de aannemer die het gemeentehuis opknapt is geen subsidie. Hoe een betaling wordt genoemd is niet van belang.

Naast deze Asv zijn in voorkomende gevallen ook bepalingen in titel 4.2 van de wet van toepassing. Het gaat daarbij zowel om bepalingen die van toepassing zijn verklaard als om bepalingen van dwingend recht. Alle wettelijke bepalingen die van toepassing kunnen zijn opnemen in de Asv is niet doenlijk. Dit betekent dat subsidieaanvragers zich ook bewust moeten zijn van andere regelgeving. Zo is het begrip subsidieplafond niet in de Asv gedefinieerd; wat hieronder moet worden verstaan is immers geregeld in de artikelen 4:21 en 4:22 van de wet.

Activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen staan niet in deze verordening. Deze verordening is daarmee op zichzelf geen wettelijk voorschrift op grond waarvan subsidie kan worden verstrekt.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2. Reikwijdte

Eerste lid

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid overgedragen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Asv van toepassing is. Dit betreft in beginsel alle subsidies, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de wet geen wettelijke grondslag nodig is.

Tweede lid

Ten aanzien van subsidies waarvoor overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de wet geen wettelijke grondslag nodig is (zoals bijvoorbeeld incidentele subsidies) is de Asv in beginsel niet van toepassing. Dit lid geeft het college de bevoegdheid om de Asv (deels) van toepassing te verklaren als daartoe aanleiding bestaat. Een voorbeeld is de begrotingssubsidie. Deze grondslag kan worden gebruik als er bijvoorbeeld maar één partij in aanmerking komt en er dus geen verdeelregels nodig zijn. Dit beperkt de uitvoeringslasten.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Uit het eerste lid van artikel 3 volgt de bevoegdheid voor het college om nadere regels – subsidieregelingen - vast te stellen. Deze subsidieregelingen zijn algemeen verbindende voorschriften en kwalificeren als wettelijk voorschrift in de zin van artikel 4:23, eerste lid, van de wet. In de subsidieregeling worden ten minste de te subsidiëren activiteiten omschreven. Daarbij kan het college (volgens de wet) bijvoorbeeld de volgende onderwerpen verder uitwerken:

  • -

    een omschrijving van degenen die voor subsidie in aanmerking komen;

  • -

    de termijn waarbinnen de aanvraag moet worden ingediend;

  • -

    de gegevens die bij de aanvraag moeten worden overgelegd;

  • -

    de bij het vaststellingsverzoek in te dienen gegevens;

  • -

    de termijn waarbinnen op de aanvraag wordt beslist;

  • -

    de hoogte van de subsidie en berekening daarvan;

  • -

    de hoogte van voorschotten en het bevoorschottingsregime;

  • -

    de kosten die voor subsidie in aanmerking komen;

  • -

    de beoordelingscriteria;

  • -

    de subsidieverplichtingen;

  • -

    de weigeringsgronden;

  • -

    de directe vaststelling of verlening;

  • -

    de werkingsduur van de regeling;

  • -

    de hardheidsclausule;

  • -

    de intrekking en wijziging van een nog niet vastgestelde subsidie.

In de subsidieregeling kan worden geregeld in welke gevallen de subsidieverlening gedurende het subsidietijdvak kan worden ingetrokken of gewijzigd ten nadele van de ontvanger. Dit kan zolang de subsidie nog niet is vastgesteld. De wettelijke grondslag hiervoor is te vinden in art. 4:50 van de wet. Te denken valt aan gewijzigde omstandigheden of inzichten waardoor de subsidieontvanger niet meer behoort tot de categorie aanvragers die in aanmerking komen voor de subsidie. Het komt ook voor dat in de subsidieregeling wordt vastgelegd dat de subsidie wordt ingetrokken als de subsidieontvanger niet voor een bepaalde datum activiteiten heeft uitgevoerd.

Lid 3 gaat over de bevoegdheid van het college om nadere regels op te stellen over reservevorming bij subsidieontvangers. Dit kan gaan over bijvoorbeeld het vragen van extra middelen voor het opbouwen van een bestemmingsreserve of het toevoegen van niet bestede subsidiemiddelen aan het egalisatiereserve of de algemene reserve.

Artikel 4. Staatssteunregels

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er in de subsidieregeling afgeweken wordt van de ASV, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (vierde lid). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, kunnen ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (vijfde lid).

Artikel 5. Subsidieplafond

Het college stelt de subsidieplafonds vast; bij de bekendmaking daarvan wordt tevens de door hem bepaalde wijze van verdelen vermeld. De wijze van verdelen kan ook worden bekendgemaakt door te verwijzen naar de subsidieregeling waarin de wijze van verdeling is vastgelegd. In dat laatste geval zal verwezen moeten worden naar een reeds geldende subsidieregeling. In andere gevallen zal geregeld (moeten) zijn dat óf de subsidieregeling en het subsidieplafond gelijktijdig in werking treden óf dat de subsidieregeling weliswaar voor het vaststellen van het subsidieplafond in werking treedt maar dat aanvragen pas ná het vaststellen van het subsidieplafond kunnen worden ingediend. Als dit niet (juist) geregeld is kan het subsidieplafond niet worden tegengeworpen aan aanvragers die hun aanvraag hebben ingediend voor bekendmaking (artikel 4:27, tweede lid, van de wet). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Een subsidieplafond kan alleen worden verlaagd als het oorspronkelijke subsidieplafond is vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld én de aanvragen voor de vaststelling van de begroting moesten zijn ingediend én er bovendien op de mogelijke verlaging wordt gewezen bij de bekendmaking van het plafond.

Verhoging van het subsidieplafond is niet geregeld in de wet, maar is ook mogelijk. Er kan bijvoorbeeld tijdens het subsidietijdvak extra geld beschikbaar komen. Ook een hoger subsidieplafond moet worden bekendgemaakt vanwege de transparantie en om alle mogelijke gegadigden een gelijke kans te geven. Het gevolg van een verhoogd plafond is dat er meer aanvragen gehonoreerd kunnen worden dan oorspronkelijk gedacht, maar dit hangt ook samen met de manier van verdelen. Als er is gekozen voor een verdeelsysteem waarbij aanvragen tegen elkaar worden afgewogen (rangschikking), dan hangt het af van de fase waarin het proces verkeert of een verhoging van het plafond nog uitvoerbaar is. Het mag er uiteraard niet toe leiden dat het afwegingsproces niet meer eerlijk en transparant verloopt. Als het gaat om toekenning op volgorde van binnenkomst van de aanvragen totdat het plafond is bereikt, dan kunnen er simpelweg meer aanvragen worden gehonoreerd.

Artikel 6. Aanvraag

Rechtspersonen die subsidie aanvragen wordt gevraagd om een jaarrekening of jaaroverzicht voor zover dit mogelijk is. Wanneer de rechtspersoon recent is opgericht en daardoor nog geen jaarrekening heeft is dit dus bijvoorbeeld niet vereist. De gemeente gaat ervan uit dat iedere rechtspersoon voor zijn eigen administratie minstens een jaaroverzicht heeft opgesteld en dat dit daarom niet leidt tot disproportionele administratieve lasten. Wat precies wordt gevraagd van een begroting wordt bepaald in subsidieregelingen en uitgewerkt in formats.

Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan.

Het college kan vragen om inzicht in het eigen vermogen van de aanvrager of aan de aanvrager verbonden rechtspersonen, zoals holdings, zodat kan worden bepaald of de subsidie noodzakelijk is. De continuïteit van de organisatie wordt steeds meegenomen in de afweging.

Deze bepaling geldt zowel voor eenmalige subsidies als structurele subsidies.

Deze bepaling vormt tevens de basis voor aanvraagformulieren. In aanvraagformulieren mogen geen nieuwe normen worden geïntroduceerd dus in principe moet alles wat de gemeente wil weten bij de aanvraag ook in de Asv of een regeling staan. Het college kan in de subsidieregeling aanvullende informatie vragen zoals inzicht in de uurtarieven.

Artikel 7. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijn tot 1 mei geeft aanvragers voldoende tijd om een aanvraag in te dienen en het college voldoende tijd om (voorlopige) subsidieplafonds te publiceren en subsidieregelingen te actualiseren.

Artikel 8. Beslistermijn

De keuze voor 31 december als uiterlijke beslistermijn voor structurele subsidies maakt dat het college genoeg tijd heeft om de aanvragen te beoordelen terwijl de subsidieontvangers tijdig duidelijkheid hebben.

Artikel 9. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).

Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het derde lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de Asv echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

In het vierde lid onder sub a is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren (van de Europese Commissie) voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

Onder het vijfde lid zijn enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Deze gelden in aanvulling op artikel 6 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur. Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Onder het vijfde lid sub i is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren. Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het VWEU, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Dit op grond van artikel 3 van de Wet terugvordering staatssteun.

Wanneer uit de aanvraag niet voldoende informatie blijkt om te kunnen beoordelen of een weigeringsgrond van toepassing is, kan het college besluiten om de aanvraag buiten behandeling te stellen op grond van artikel 4:5 van de wet.

Artikel 11. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

Het eerste lid bevat een meldingsplicht voor relevante wijzigingen. Het tweede en derde lid stellen eisen aan de administratie van de subsidieontvanger. In geval van een directe vaststelling, is de subsidieontvanger voorts op grond van het tweede, derde en vierde lid verplicht in het kader van een steekproef aan te tonen dat de activiteiten overeenkomstig de vaststelling zijn uitgevoerd. Indien de activiteiten niet of niet geheel zijn uitgevoerd, kan het college de vaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen.

Artikel 12. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Het eerste lid maakt mogelijk dat een tussenrapportage wordt gevraagd bij subsidies langer dan een jaar maar waarbij geen toepassing wordt gegeven aan artikel 13. Bijvoorbeeld een project van anderhalf jaar. Artikel 4:39 van de wet maakt voorts mogelijk dat ook niet-doelgebonden verplichtingen bij een subsidieverlening op te leggen. Dit is alleen mogelijk voor zover dit bij wettelijk voorschrift is bepaald. Dat wettelijk voorschrift is deze verordening. Volgens het wetsartikel kunnen deze verplichtingen alleen betrekking hebben op de wijze waarop, of de middelen waarmee, de gesubsidieerde activiteit wordt verricht. De in deze verordening opgenomen bijzondere verplichtingen voldoen aan dit criterium. Evenals bij de algemene verplichtingen het geval is, moet iedere subsidieontvanger aan deze verplichtingen voldoen voor zover de bijzondere verplichting op zijn activiteit van toepassing is.

Artikel 13. Wijze van verstrekken en eindverantwoording subsidies tot en met € 10.000

Subsidies van een bedrag tot en met € 10.000 kunnen op basis van vertrouwen worden verstrekt; er wordt dan niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 8). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Als de subsidieontvanger al (positief) bekend is zal de subsidie bij een dergelijk klein bedrag meestal direct vastgesteld en uitbetaald kunnen worden. In andere gevallen kan er eerst verleend worden, gevolgd door een ambtshalve vaststelling. In zo’n geval wordt een eventueel voorschot in één termijn verstrekt en hoeft de subsidieontvanger geen aanvraag voor subsidievaststelling (verantwoording) in te dienen. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard, terwijl toch het risico voor de gemeente beperkt blijft.

Verder wordt in het geval van verlening gevolgd door ambtshalve vaststelling, in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. De subsidie wordt vervolgens, binnen een nader bepaalde termijn, ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. In het tweede lid is een afwijkende termijn opgenomen voor situaties waarin aanvullende rapportageverplichtingen worden opgelegd.

Artikel 17. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, dan worden de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling vastgelegd. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader. Uniforme kostenbegrippen en integrale kostprijsmethoden worden indien wenselijk bij subsidieregeling vastgelegd omdat het noodzakelijk is dat de doelgroep voldoende vergelijkbaar is.

Artikel 18. Hardheidsclausule

Deze bepaling is opgenomen voor uitzonderlijke, onvoorziene gevallen waarin toepassing van bepalingen uit deze verordening erg onredelijk zou uitpakken.

Omdat deze gevallen strikt genomen buiten de bevoegdheidstoedeling van de raad aan het college om gaan wordt hierover aan de raad gerapporteerd.

Artikel 19. Slotbepalingen

In deze bepaling wordt geregeld dat voor subsidieontvangers die subsidie hebben ontvangen voordat deze verordening in werking trad het recht blijft gelden zoals dat bij de aanvraag gold.