Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742524
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742524/1
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 22ste december 2023 houdende regels over de rechtspositie van ambtenaren van politie (Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten)
Geldend van 08-02-2024 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 20-12-2021
Intitulé
Landsbesluit, houdende algemene maatregelen, van de 22ste december 2023 houdende regels over de rechtspositie van ambtenaren van politie (Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten)IN NAAM VAN DE KONING!
De Gouverneur van Sint Maarten,
In overweging genomen hebbende:
dat bij het uitblijven van de formele inwerkingtreding van Besluit rechtspositie korps politie Sint Maarten, het Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen 2000, naar transitoir recht voor ambtenaren van politie verbonden aan het Korps Politie Sint Maarten vooralsnog geldend is;
dat mogelijk vanwege de voltooiing van het wetgevingstraject doch het uitblijven van het landsbesluit van inwerkingtreding en/of de publicatie Besluit rechtspositie korps politie Sint Maarten de toepassing van of aansluiting bij dat besluit heeft plaatsgevonden, reden waarom hieromtrent een officiële intrekking dient te volgen;
dat ingevolge de wijziging Landsverordening Politie, strekkende tot opname van de Landsrecherche, conform het bepaalde in de Rijkswet Politie van Curaçao, Sint Maarten, en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, het wenselijk is geacht om een rechtspositieregeling in werking te doen treden die mede voorziet voor de ambtenaren verbonden aan de Landsrecherche;
dat naast de Landsrecherche ambtenaren van de Grensbewaking van de Immigratie Dienst, eveneens de kwalificatie van ambtenaren van politie toekomt, terwijl afzonderlijke rechtspositieregelingen niet gewenst zijn;
dat dientengevolge de aanzet is gevolgd om één rechtspositie regeling voor ambtenaren van politie te concipiëren;
dat echter rekening gehouden moet worden met het feit dat de rechtspositie regeling ambtenaren van politie voor leden van het Korps Politie Sint Maarten, inwerking treedt ter vervanging van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000, terwijl, deze rechtspositie regeling voor overige ambtenaren van politie voor wie nimmer een rechtspositie heeft bestaan, per 10 oktober 2010 moet worden ingevoerd;
dat in navolging van het voorgaande vooralsnog een geactualiseerde-, complete- en passende rechtspositieregeling voor ambtenaren van politie gewenst is;
dat behoud van een aparte rechtspositieregeling voor de ambtenaar van politie wenselijk blijft, gelet op het feit dat de uitvoering van politietaken een aparte positie in het maatschappelijk bestel heeft met daaraan verbonden afbreukrisico’s die inherent zijn aan de uitvoering van de politietaak;
dat voortschrijdende inzichten, modernisering en veranderde omstandigheden het wenselijk maken om een rechtspositieregeling voor de ambtenaren van politie in werking te doen treden.
Gelet op:
- -
de Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba;
- -
artikel 7 lid 2 van de Landsverordening politie;
Heeft, de Raad van Advies gehoord, besloten:
HOOFDSTUK 1: Begripsbepalingen
Artikel 1
In dit besluit wordt verstaan onder:
- a.
bevoegd gezag: de Minister van Justitie, met dien verstande dat aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag bij landsbesluit worden vastgesteld;
- b.
minister: de Minister van Justitie;
- c.
korpschef: de korpschef van het Korps Politie Sint Maarten;
- d.
diensthoofd: het hoofd van de Landsrecherche en het hoofd van Immigratie en Grensbewaking;
- e.
ambtenaar van politie: de ambtenaar aangesteld ter uitvoering van de politietaak bij het korps Sint Maarten, de Landsrecherche en de Grensbewaking, alsmede de ambtenaar aangesteld ter uitvoering van technische- administratieve- of andere ondersteunende taken ten dienste van de politie;
- f.
kandidaat-aspirant: degene die blijken een sollicitatie kenbaar heeft gemaakt toegelaten te willen worden tot een basis politieopleiding;
- g.
aspirant: degene toegelaten tot een basis politieopleiding;
- h.
ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van een politietaak: de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, onder a, van de rijkswet, met uitzondering van de aspirant;
- i.
ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie: de ambtenaar, bedoeld in artikel 3, onder b, van de rijkswet;
- j.
volledige betrekking: een betrekking met een arbeidstijd van gemiddeld 40 uur per week;
- k.
deelbetrekking: een betrekking met een arbeidstijd van gemiddeld minder dan 40 uur per week;
- l.
bezoldiging: het loon van de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, met inachtneming van de bepalingen van dit landsbesluit aan de hand van een bezoldigingsschaal vastgesteld, dan wel in de Bezoldigingsregeling ambtenaren, voor zover het betreft de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie;
- m.
bezoldigingsschaal: een als zodanig in de bij dit landsbesluit behorende bijlage B vermelde, van een volgnummer voorziene reeks van bedragen van toepassing op ambtenaren van politie belast met een politietaak;
- n.
bezoldigingstrede: elk afzonderlijk binnen de bezoldigingsschaal opgenomen bezoldigingsbedrag;
- o.
detachering: een tijdelijke tewerkstelling elders dan bij het korps of dienst waar de ambtenaar van politie is geplaatst;
- p.
plaats van tewerkstelling: het gebouw, het gebouwencomplex, het terrein of het vaartuig dat de ambtenaar van politie voor de normale uitoefening van zijn functie is aangewezen, of bij gebrek aan een dergelijke aanwijzing, het gebouw, het gebouwencomplex, het terrein of het vaartuig waar hij/zij gewoonlijk zijn/haar functie uitoefent;
- q.
werkgebied: Sint Maarten;
- r.
functie: het samenstel van werkzaamheden door de ambtenaar in zijn/haar ambt te verrichten krachtens en overeenkomstig hetgeen hem/haar door het bevoegd gezag uitdrukkelijk of impliciet is opgedragen: zoals omschreven in de desbetreffende functiebeschrijving;
- s.
maximum-bezoldiging: het bedrag behorende bij de hoogste bezoldigingstrede van een bezoldigingsschaal, waarvan de volgnummeraanduiding uitsluitend uit een getal bestaat;
- t.
vertrouwensfunctie: een door de minister aangewezen functie, die door zijn aard kan leiden tot kwetsbaarheid van de functie ;
- u.
rijkswet: de Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten, van Bonaire, van Sint Eustatius en Saba;
- v.
calamiteiten en buitengewone omstandigheden: een zwaar ongeval of een andere gebeurtenis waarbij het leven en de gezondheid van veel personen, het milieu of grote materiële belangen in ernstige mate zijn geschaad of worden bedreigd en waarbij een gecoördineerde inzet van diensten of organisaties van verschillende disciplines is vereist om de dreiging weg te nemen of om de schadelijke gevolgen te beperken;
- w.
beroepsincident: een dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiend uit een gevaar zettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de ambtenaar van politie en waaraan hij zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken;
- x.
beroepsziekte: een ziekte, welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en die niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;
- y.
dienstongeval: een ongeval, welk in overwegende mate zijn oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak opgedragen werkzaamheden of in de bijzondere omstandigheden, waaronder deze moesten worden verricht, en dat niet aan zijn schuld of onvoorzichtigheid is te wijten;
- z.
medische eindsituatie: situatie waarvan op objectief medisch wijze is vastgesteld dat beoordeling van de medische gevolgen van het beroepsincident mogelijk is en er in de toekomst geen belangrijke verbetering of verslechtering in de medische toestand van de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak te verwachten is;
- aa.
invaliditeit: het objectief medisch vast te stellen blijvende gehele of gedeeltelijke functieverlies van een orgaan of enig ander deel van het lichaam of de objectief medisch vast te stellen mate van psychische beperkingen in het functioneren in het dagelijks leven;
- bb.
smartengeld: een vergoeding ter hoogte van een met inachtneming van dit besluit vast te stellen uitkeringspercentage van het bedrag genoemd in artikel 114, eerste lid, van het besluit;
- cc.
WO: wetenschappelijk onderwijs;
- dd.
VWO: voorbereidend wetenschappelijk onderwijs;
- ee.
HAVO: hoger algemeen voortgezet onderwijs;
- ff.
Mavo: middelbaar algemeen vormend onderwijs;
- gg.
SBO: secundair beroepsonderwijs;
- hh.
VSBO: voorbereidend secundair beroepsonderwijs;
- ii.
HBO: hoger beroepsonderwijs;
- jj.
MBO: middelbaar beroepsonderwijs;
- kk.
TKL: theoretisch kadergerichte leerweg;
- ll.
PKL: praktisch kadergerichte leerweg;
- mm.
GED: general educational development;
- nn.
CXC: Caribbean Examination Council.
HOOFDSTUK 2: Aanstelling en beoordeling
Artikel 2
De hoofdstukken II en III van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
Artikel 3
-
1. Voor de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de politietaak bij het Korps Politie Sint Maarten, de Landsrecherche en Immigratie en Grensbewaking gelden de volgende rangen:
- a.
aspirant: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 4;
- b.
surveillant: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 5;
- c.
agent: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 6;
- d.
brigadier: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 7;
- e.
hoofdagent: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 8;
- f.
inspecteur: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 9, 10, 11;
- g.
hoofdinspecteur: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 12, 13,14;
- h.
commissaris: functies, die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 15 en 16;
- i.
hoofdcommissaris: de functie, die is gewaardeerd op bezoldigingsschaal 17.
- a.
-
2. Een in het eerste, tweede en derde lid eerder genoemde rang is lager dan een later genoemde rang, tenzij een ambtenaar van politie krachtens aanwijzing met de leiding is belast of het bevel heeft over de taakuitvoering.
-
3. De minister kan om redenen van dienstbelang, functies die zijn gewaardeerd op bezoldigingsschaal 12, 13 of 14 aanwijzen waaraan, in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, onderdeel g en h, de rang van commissaris is verbonden.
Artikel 4
-
1. Ambtenaren van politie kunnen worden aangesteld in tijdelijke of vaste dienst. De tijdelijke dienst geschiedt voor bepaalde tijd.
-
2. De aanstelling van de aspirant geschiedt in tijdelijke dienst voor de duur dat de basisopleiding wordt gevolgd.
Paragraaf 2.1: Aspirant
Artikel 5
-
1. Na het succesvol voltooien van een basis politieopleiding vindt aanstelling in tijdelijke dienst plaats als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak indien de aspirant de opleiding met succes heeft voltooid en een proeftijd van zes maanden, zo nodig in bijzondere gevallen op verzoek van betrokkene met zes maanden te verlengen en zo nodig ambtshalve te verlengen met het deel van de proeftijd dat hij niet in actieve dienst was heeft vervuld.
-
2. De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, die de proeftijd volgens de minister zonder bedenkingen voltooid heeft, wordt in vaste dienst aangesteld.
Artikel 6
-
1. De aanstelling van de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, kan in tijdelijke dienst plaatsvinden:
- a.
voor een proeftijd van zes maanden, met een mogelijkheid tot verlenging in bijzondere gevallen, door de minister, met het deel van de proeftijd, dat hij niet in actieve dienst was;
- b.
ter uitvoering van werkzaamheden met een kennelijk tijdelijk karakter;
- c.
indien betrokkene in dienst wordt genomen als leerling ter opleiding voor een functie binnen de politiedienst dan wel in verband met zijn verdere praktische opleiding of vorming;
- d.
indien een wijziging in de taak van betrokkene of het politiedienstonderdeel is voorgenomen.
- a.
-
2. Zodra de omstandigheid, die leidde tot de aanstelling in tijdelijke dienst, bedoeld in het eerste lid, zich niet meer voordoet, vindt zo mogelijk na een positieve beoordeling aanstelling plaats in vaste dienst.
Artikel 7
Aanstelling of plaatsing in een functie vindt niet plaats van personen, niet ten minste een ononderbroken diensttijd van drie jaren doorgebracht kunnen hebben in een dergelijke functie in het Korps Politie Sint Maarten of de Landsrecherche.
Artikel 8
Voor een aanstelling als ambtenaar van politie, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, komt uitsluitend in aanmerking degene, die:
- a.
ingezetene van Sint Maarten is;
- b.
de Nederlandse nationaliteit bezit;
- c.
de leeftijd van ten minste 18 jaar heeft bereikt;
- d.
voldoet aan de opleidingseisen vermeld in artikel 12;
- e.
voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig en psychologisch onderzoek;
- f.
van goed zedelijk gedrag is, hetgeen dient te blijken uit een verklaring, afgegeven door de daartoe bevoegde instantie;
- g.
een lichaamslengte heeft van tenminste 1,70 meter indien van mannelijk geslacht en tenminste 1.65 meter indien van vrouwelijk geslacht.
Artikel 9
Voor de aanstelling als ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie, komt in aanmerking degene, die:
- a.
Ingezetene van Sint Maarten is;
- b.
de Nederlandse nationaliteit bezit;
- c.
ten minste de leeftijd van 18 jaar bereikt heeft;
- d.
voldoet aan de opleidingseisen of het nodige werk- en denkniveau;
- e.
voldoet aan de eisen betreffende het geneeskundig onderzoek;
- f.
voldoet aan de eisen betreffende het psychologisch onderzoek, indien daaraan naar het oordeel van de minister behoefte bestaat;
- g.
van onbesproken levensgedrag is, hetgeen dient te blijken uit een verklaring, afgegeven door de daartoe bevoegde instantie;
- h.
voldoet aan de overige door de minister te stellen eisen, die specifiek gerelateerd zijn aan de te vervullen functie binnen de politie.
Artikel 10
In uitzonderingsgevallen kan de minister afwijken van het vereiste van het hebben van de Nederlandse nationaliteit. In zodanig geval wordt de aan te stellen medewerker een tijdelijk dienstverband bij arbeidsovereenkomst aangeboden en afhankelijk van de nader door de Minister vast te stellen taken aangesteld als buitengewoon agent van politie als bedoeld in artikel 10 van de rijkswet. Dit artikel geldt alleen in gevallen waar specialistische en of bijzondere ondersteuning nodig is, onder voorbehoud dat een personeelslid reeds in dienst eerst in de gelegenheid wordt gesteld om de nodige opleiding te volgen.
Artikel 11
Teneinde vast te stellen of de persoon, bedoeld in de artikelen 8 aanhef en 9 aanhef, in voldoende mate geschikt en bekwaam is voor het vervullen van de functie, kan de Minister de gegevens die door de betrokkene desgevraagd zijn verstrekt en zijn geverifieerd zo nodig laten aanvullen.
Paragraaf 2.2: Opleidingseisen
Artikel 12
-
1. Voor toelating tot de basis politieopleiding komt in aanmerking degene, die in het bezit is van:
- a.
een VSBO-niveau 2 diploma, theoretisch kadergerichte leerweg, TKL;
- b.
een VSBO-niveau 2 diploma, praktisch kadergerichte leerweg, PKL;
- c.
een SBO-diploma niveau 2 en 3;
- d.
een MAVO-diploma, TKL of,
- e.
een getuigschrift van een onderwijsinstelling, waaruit blijkt dat de eerste drie jaren van een HAVO- of VWO-opleiding met goed gevolg zijn doorgebracht of GED.
- a.
-
2. Voor toelating tot een onderwijstraject op HBO-niveau komt in aanmerking degene, die in het bezit is van:
- a.
een HAVO-diploma;
- b.
een CXC-diploma;
- c.
een diploma politiemedewerker op VSBO-niveau 4 /MBO-niveau; of,
- d.
een diploma Voortgezette Politieopleiding.
- a.
-
3. Voor toelating tot een onderwijstraject bij de politie op WO-niveau komt in aanmerking, degene die in het bezit is van:
- a.
een VWO-diploma;
- b.
een bewijsstuk, dat op grond van een voor Nederland, Curaçao of Sint Maarten in werking getreden internationale overeenkomst toelating biedt tot het universitaire onderwijs;
- c.
een diploma politiekundige bachelor op HBO-niveau; of,
- d.
een voltooide management opleiding op HBO-niveau of hoger.
- a.
-
4. Met een diploma of getuigschrift, genoemd in het eerste, tweede en derde lid, wordt voor de toepassing van deze leden gelijkgesteld een diploma vergezeld van een verklaring van de daartoe door de Minister van Onderwijs, Cultuur, Jeugd en Sport erkende instelling.
Artikel 13
-
1. Kandidaat-aspirant wordt onderworpen aan een geschiktheidsonderzoek, bestaande uit achtereenvolgens:
- a.
een taalvaardigheid onderzoek, waaruit zal blijken dat hij de Nederlandse taal op tenminste het niveau van het Staatsexamen Nederlands als tweede taal beheerst;
- b.
een cognitief capaciteitenonderzoek;
- c.
een fysiek motorisch onderzoek, hetgeen jaarlijks wordt herhaald; en,
- d.
een milieu- en antecedentenonderzoek.
- a.
-
2. Het taalvaardigheids- en het cognitief capaciteitenonderzoek worden afgenomen door een door de minister aangewezen instantie, met inachtneming van de nader door de minister te bepalen richtlijnen. De door de minister aangewezen instantie doet het resultaat van de onderzoeken aan de korpschef of het diensthoofd toekomen.
-
3. Het fysiek motorisch onderzoek wordt jaarlijks afgenomen door de in het tweede lid bedoelde instantie en geschiedt met inachtneming van de nader door de minister te bepalen richtlijnen.
-
4. De richtlijnen ten behoeve van aanstellingseisen van de kandidaat-aspirant zijn vastgesteld conform de onderlinge regeling houdende kwaliteitseisen, opleidingen trainingsvereisten politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba.
-
5. De kosten van het geschiktheidsonderzoek komen voor rekening van de Landskas.
Artikel 14
-
1. Nadat alle overige beoordelingen van de geschiktheid van de kandidaat-aspirant hebben plaatsgevonden en de minister op grond daarvan voornemens is de betrokkene aan te stellen, wordt betrokkene onderworpen aan een geneeskundig onderzoek en een psychologisch onderzoek.
-
2. Het geneeskundig onderzoek geschiedt door een door de minister aangewezen geneeskundige, niet zijnde de behandelend arts van de betrokkene, met inachtneming van de nader door de minister te bepalen vereisten.
-
3. Het psychologisch onderzoek wordt afgenomen door een door de minister aangewezen onafhankelijke instantie, met inachtneming van de nader door de minister te bepalen vereisten.
-
4. De uitslag van het geneeskundig - en het psychologisch onderzoek wordt zo spoedig mogelijk aan de betrokkene en de korpschef of diensthoofd medegedeeld.
-
5. De kosten van het geneeskundig - en het psychologisch onderzoek komen voor rekening van 's Landskas.
Artikel 15
-
1. Indien aan het geneeskundig onderzoek voor de betrokken kandidaat-aspirant een negatieve gevolgtrekking onder bepaalde bedenkingen verbonden wordt, heeft de betrokkene recht op een herkeuring aan de hand van de vereisten, bedoeld in artikel 14, tweede lid. De betrokkene maakt zijn wens daartoe, met redenen omkleed, kenbaar aan de minister binnen twee weken nadat de genoemde gevolgtrekking aan hem is medegedeeld.
-
2. In geval van herkeuring wordt de door de minister te nemen beslissing uitgesteld totdat de uitslag van de herkeuring aan de minister is medegedeeld.
-
3. De herkeuring geschiedt door een door de minister aangewezen commissie van drie geneeskundigen.
-
4. De minister en de betrokkene wijzen elk een geneeskundige aan voor de commissie. Deze geneeskundigen wijzen een derde geneeskundige aan voor de commissie.
-
5. De geneeskundige, die het geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 14, eerste lid, heeft verricht en de behandelend arts van de betrokkene maken geen deel uit van de commissie.
-
6. De kosten van de herkeuring komen voor rekening van de overheid. De minister kan van de betrokkene een redelijke bijdrage verlangen, door de omstandigheid te bepalen.
Artikel 16
Aanstelling van de kandidaat-aspirant geschiedt niet dan nadat een geneeskundig en psychologisch onderzoek met positief resultaat heeft plaatsgevonden.
Artikel 17
-
1. Aanstelling als ambtenaar van politie is slechts mogelijk, indien op grond van een door de minister ingesteld onderzoek naar de betrouwbaarheid en geschiktheid van de betrokkene geen bezwaar lijkt te bestaan tegen de aanstelling.
-
2. Het onderzoek, bedoeld in het eerste lid, omvat het inwinnen van justitiële documentatie en politiegegevens van betrokkene door de Criminele Inlichtingen Dienst en Info-Unit.
-
3. Het tweede lid is niet van toepassing indien het een vertrouwensfunctie betreft, als bedoeld in artikel 20.
Artikel 18
-
1. Indien naar het oordeel van de minister de aard van de functie of van de werkzaamheden daartoe aanleiding geeft, kan ten aanzien van de ambtenaar in de volgende gevallen opnieuw een onderzoek als bedoeld in artikel 17, eerste lid, uitgevoerd worden:
- a.
bij wijziging van werkzaamheden;
- b.
bij aanstelling in een andere functie;
- c.
bij het vervullen van een functie gedurende ten minste vijf dienstjaren; of,
- d.
bij een redelijk vermoeden van ernstig plichtsverzuim dat de integriteit of de verantwoordelijkheid van de betrokkene raakt.
- a.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing indien het een vertrouwensfunctie betreft.
Artikel 19
-
1. De minister is verantwoordelijk voor de goede uitvoering van het onderzoek, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
-
2. De minister draagt zorg voor een professionele uitvoering van het onderzoek, bedoeld in artikel 17, eerste lid.
-
3. De minister stelt nadere regels ter uitvoering van de artikelen 17 en 18. Deze nadere regels bevatten in ieder geval waarborgen omtrent voldoende bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene.
Artikel 20
-
1. Aanstelling, plaatsing of beschikbaar stellen in een vertrouwensfunctie is slechts mogelijk, indien ten aanzien van de betrokkene op basis van een veiligheidsonderzoek door de bij landsverordening aangewezen autoriteit een verklaring is afgegeven dat uit het oogpunt van de nationale veiligheid geen bezwaar bestaat tegen vervulling van de vertrouwensfunctie.
-
2. De minister belast de betrokkene eerst met het vervullen van een vertrouwensfunctie, nadat ten aanzien van die betrokkene een verklaring als bedoeld in het eerste lid is afgegeven.
Artikel 21
-
1. De minister meldt een ambtenaar die belast is met het vervullen van een functie, die nadien als vertrouwensfunctie is aangewezen, zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken na dagtekening van het aanwijzingsbesluit aan bij de autoriteit, bedoeld in artikel 20, eerste lid.
-
2. De in het eerste lid bedoelde aanmelding geschiedt slechts met schriftelijke toestemming van de betrokken ambtenaar. De minister licht de betrokkene in over de betekenis en de rechtsgevolgen van deze aanmelding.
-
3. Indien de in het tweede lid bedoelde toestemming is geweigerd of indien ten aanzien van de ambtenaar een verklaring als bedoeld in artikel 20, eerste lid, is geweigerd, ontheft de minister de ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken, uit de functie.
Artikel 22
-
1. De minister draagt er zorg voor dat na het verstrijken van een termijn van vijf jaar of een veelvoud daarvan sinds het afgeven van een verklaring als bedoeld in artikel 20, eerste lid, of indien blijkt van feiten of omstandigheden die een hernieuwd veiligheidsonderzoek rechtvaardigen, opnieuw een veiligheidsonderzoek wordt ingesteld. Voor het instellen van een veiligheidsonderzoek is de instemming van de ambtenaar niet vereist.
-
2. Indien een verklaring als bedoeld in het eerste lid is ingetrokken, ontheft de minister de betrokken ambtenaar zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen acht weken na de intrekking van voornoemde verklaring, uit de vertrouwensfunctie.
Artikel 23
De artikelen 20, 21 en 22 zijn van overeenkomstige toepassing op de ambtenaar die door middel van de gemeenschappelijke voorziening politie, als bedoeld in artikel 20 van de Rijkswet politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, beschikbaar wordt gesteld aan de politie.
Paragraaf 2.3: Beëdiging
Artikel 24
-
1. Voor de aanvaarding van zijn ambt legt de ambtenaar van politie de volgende eed dan wel verklaring en belofte van zuivering af:
"Ik zweer (verklaar) dat ik middellijk of onmiddellijk, in welke vorm of onder welk voorwendsel ook, tot het verkrijgen van mijn ambt aan niemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd dan wel zal geven of beloven.
Ik zweer (beloof) dat ik, om iets hoegenaamd in mijn ambt te doen of te laten van niemand hoegenaamd, middellijk of onmiddellijk, beloften of geschenken zal aannemen.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat verklaar en beloof ik) ".
Daarna legt de ambtenaar van politie de eed of belofte af:
"Ik zweer (beloof) dat ik de krachtens de wet uitgevaardigde voorschriften en verordeningen zal nakomen en handhaven, dat ik de aan mij verstrekte opdrachten plichtsgetrouw en nauwgezet zal volbrengen en de zaken, waarvan ik door mijn ambt kennis draag en die mij als geheim zijn toevertrouwd, of waarvan ik het vertrouwelijke karakter moet begrijpen, niet zal openbaren aan anderen dan aan hen, aan wie ik volgens de wet of ambtshalve tot mededeling verplicht ben. Ik zweer (beloof) dat ik mij zal gedragen zoals een goed ambtenaar betaamt, dat ik zorgvuldig, onkreukbaar en betrouwbaar zal zijn en dat ik niets zal doen dat het aanzien van het ambt zal schaden.
Zo waarlijk helpe mij God Almachtig (Dat beloof ik)".
-
2. De ambtenaar van politie legt de eden dan wel verklaringen en beloften af ten overstaan van de minister of de door deze daartoe aangewezen korpschef of diensthoofd.
Paragraaf 2.4: Informatieverschaffing rechtspositie
Artikel 25
-
1. Aan de ambtenaar van politie wordt, zo mogelijk, voor de aanvaarding van zijn ambt, maar in ieder geval binnen twee maanden na aanvang van zijn werkzaamheden, door de minister een schriftelijke aanstelling uitgereikt, waarin in elk geval wordt vermeld:
- a.
de naam, voornamen en geboortedatum;
- b.
of de aanstelling geschiedt in tijdelijke of vaste dienst, al dan niet met een proeftijd en de duur van de eventuele proeftijd, waarbij indien de aanstelling geschiedt voor bepaalde tijd, en zo ja, voor hoe lang dan wel vaste dienst, evenals de toepasselijke aanstellingsgrond;
- c.
de functie waarin hij geplaatst wordt;
- d.
de plaats van tewerkstelling;
- e.
de datum van ingang van de aanstelling;
- f.
de bezoldigingsschaal en de bezoldigingstrede die zijn toegekend;
- g.
de rang.
- a.
-
2. Wijziging van de gegevens, genoemd in het eerste lid, wordt de ambtenaar van politie binnen twee maanden schriftelijk door de minister medegedeeld, behoudens wijziging van een regeling waarnaar verwezen is.
Artikel 26
-
1. De ambtenaar van politie wordt bij de aanstelling schriftelijk door de minister op de hoogte gesteld van de hoofdlijnen van de rechtspositie.
-
2. Regelingen waarin zijn rechtspositie is neergelegd, en andere voor hem geldende regelingen en schriftelijke instructies, die hij bij de uitoefening van zijn functie moet naleven, worden op een voor de ambtenaar van politie gemakkelijk toegankelijke plaats ter inzage gelegd. De ambtenaar van politie die daarom verzoekt, ontvangt een elektronisch afschrift van deze regelingen en instructies.
-
3. Over wijzigingen in regelingen betreffende zijn rechtspositie wordt de ambtenaar van politie zo spoedig mogelijk schriftelijk door de minister op de hoogte gesteld.
Paragraaf 2.5: Beoordeling
Artikel 27
-
1. Het Landsbesluit beoordeling landsdienaren is niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
-
2. De ambtenaar van politie wordt jaarlijks beoordeeld aan de hand van een door de minister vastgestelde leidraad voor beoordelings- en functioneringsgesprekken.
-
3. De beoordeling bestaat uit een plannings-, een functionerings- en een beoordelingsgesprek met de directe leidinggevende van de ambtenaar van politie.
-
4. De ambtenaar van politie en diens directe leidinggevende geven hun volle medewerking aan de beoordeling en nemen de geldende voorschriften en de aanwijzingen van de minister nauwgezet in acht.
-
5. De beoordeling geschiedt op basis van de voor de ambtenaar geldende functiebeschrijving of, bij afwezigheid daarvan, de door de minister opgedragen werkzaamheden.
-
6. De in het kader van de beoordeling gemaakte afspraken en de door de ambtenaar van politie bereikte resultaten worden vastgelegd in een daartoe door de minister beschikbaar gesteld beoordelingsformulier.
-
7. Het planningsgesprek vindt plaats in de maand januari en is gericht op het maken van afspraken met de ambtenaar van politie over de door hem te bereiken individuele doelstellingen in het daarop aansluitende jaar met betrekking tot de organisatie, prestaties en wijze van functioneren.
-
8. Het functioneringsgesprek vindt plaats tenminste eenmaal per kalenderjaar, uiterlijk in de maand juni. Het functioneringsgesprek is gericht op een evaluatie van de afspraken gemaakt in het planningsgesprek.
-
9. Het beoordelingsgesprek vindt plaats uiterlijk in de maand oktober en is gericht op de beoordeling van de algemene prestatie van de ambtenaar van politie, in het betreffende jaar alleen, ten opzichte van de afspraken gemaakt in het plannings- en functioneringsgesprek.
-
10. De beoordeling wordt afgesloten met ondertekening van het betreffende beoordelingsformulier door de ambtenaar en diens directe leidinggevende.
-
11. Indien de ambtenaar van politie weigert te ondertekenen wordt zulks met vermelding van de redenen door de directe leidinggevende op het beoordelingsformulier aangetekend. Leden 6 en 7 van artikel 28 zijn van overeenkomstige toepassing.
-
12. De beoordeling van een ambtenaar van politie die met ingang van 1 juli of later in het jaar in dienst is getreden, vindt voor de eerste maal plaats in de maand juni van het daaropvolgende jaar.
-
13. Indien een ambtenaar van politie gedurende het jaar arbeidsongeschikt wordt voor een periode van minder dan 6 maanden en één van de gesprekken in lid 2 hierdoor mist, wordt het gemiste gesprek zo snel mogelijk na hervatting van het werk gehouden met de betrokkene.
Artikel 28
-
1. Er worden toekomstverwachtingen gemaakt over de ambtenaar van politie, die in aanmerking komt voor een binnen afzienbare tijd vrijkomende hogere functie bij het korps of de Landsrecherche. De minister dient hieromtrent te beslissen, en in het verlengde de korpschef of diensthoofd.
-
2. Ook kunnen toekomstverwachtingen gemaakt worden over een ambtenaar van politie, die in de nabije toekomst solliciteert op een andere niet hogere functie binnen het korps of de Landsrecherche, mits de mogelijkheid tot een dergelijke plaatsing reëel aanwezig is en de korpschef of diensthoofd instemt met de wens van de betrokkene, of ten aanzien van wie een dergelijke plaatsing door de minister wenselijk wordt geacht.
-
3. Onder toekomstverwachtingen wordt in dit artikel verstaan: een systematische bezinning op de behoefte en potentiële capaciteiten van de ambtenaar van politie, bekeken in het kader van de mogelijkheden binnen het korps of de Landsrecherche, welke bezinning uitmondt in concrete afspraken alsmede in het daarop tijdig ondernemen van actie.
-
4. Bij het solliciteren naar functies wordt rekening gehouden met de voor de ambtenaar gemaakte toekomstverwachtingen.
-
5. Met inachtneming van de door de minister vastgestelde regels, wordt de ambtenaar van politie, die een verzoek daartoe indient op redelijke gronden dan wel ten aanzien van wie dit door de minister nodig wordt geoordeeld, beoordeeld over de wijze waarop hij zijn functie uitoefent en over zijn gedragingen tijdens de uitoefening van die functie.
-
6. Aan het verzoek van de ambtenaar van politie om overeenkomstig het eerste lid te worden beoordeeld, wordt niet eerder voldaan dan na het verstrijken van zes maanden na de vaststelling van de voorafgaande over hem uitgebrachte beoordeling omtrent zijn persoon en zijn functioneren.
-
7. De ambtenaar van politie wordt van de inhoud van de over hem opgemaakte toekomstverwachtingen, bedoeld in het eerste lid tot met vierde lid, en van de over hem opgemaakte beoordeling, bedoeld in het vijfde lid zo spoedig mogelijk in kennis gesteld nadat deze door de minister bekrachtigd zijn. Hij ontvangt een afschrift daarvan. Hij ondertekent het document voor kennisgeving van de inhoud en ontvangst ervan.
-
8. De ambtenaar van politie kan binnen zes weken na ontvangst van het document bij de minister een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen tegen een voor hem opgemaakte beoordeling of toekomstverwachtingen en vragen om een heroverweging. De heroverweging geschiedt binnen vier weken.
-
9. Dit artikel is niet van toepassing op de aspirant.
-
10. De minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.
HOOFDSTUK 3: Bezoldiging, vergoeding en toelagen
Artikel 29
Hoofdstuk IV, behoudens het artikel 28 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht en de daarop berustende regelingen, is niet van toepassing op de ambtenaar van politie belast met de uitvoering van een politietaak. De artikelen 30 tot en met 39 zijn uitsluitend van toepassing op de aspirant en de ambtenaar van politie belast met de uitvoering van een politietaak.
Artikel 30
-
1. De bezoldiging en een met die bezoldiging verbonden vergoeding of toelage worden maandelijks of tegen het einde van de kalendermaand, waarop de betaling betrekking heeft, betaald door het Land.
-
2. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien daartoe naar het oordeel van de minister op grond van bijzondere omstandigheden aanleiding bestaat.
-
3. Zo spoedig mogelijk na het overlijden van de ambtenaar van politie, wordt een som uitbetaald aan de wettelijke erfgenamen gelijk aan driemaal hetgeen hij aan inkomsten per maand zou hebben ontvangen, indien hij op de eerste van de maand van het overlijden in actieve dienst was geweest.
-
4. Indien de overleden ambtenaar van politie, geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de wettige kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan. Ontbreken zodanige kinderen, dan geschiedt de uitbetaling ten behoeve van zijn ouders, zusters, broers, grootouders, overgrootouders ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan dan wel stief- of pleegkinderen, indien de overledene in overwegende mate in het levensonderhoud van voornoemde betrekkingen voorzag.
-
5. Laat de overleden ambtenaar van politie ook geen betrekkingen na als genoemd in het vierde lid, dan wordt het bedrag aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste medische zorg en lijkbezorging, voor zover de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Artikel 31
-
1. Bij de indiensttreding of de overgang naar een andere functie wordt de bezoldigingsschaal bepaald met inachtneming van de aard en het niveau van de functie waarmee de betrokken ambtenaar van politie wordt belast. De aard en niveau van de functie worden bepaald aan de hand van de functiebeschrijvingen en functieniveaukarakteristieken, welke zijn opgenomen in het functieboek, bedoeld in artikel 5 van het Organisatiebesluit Justitie.
-
2. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien het niet voldoen aan de opleidingseisen of gebrek aan ervaring met betrekking tot de arbeid die de betrokken ambtenaar van politie in de functie moet verrichten, de verwachting aannemelijk maakt dat de wijze van functioneren zich tegen de toepassing van dat artikellid vooralsnog verzet. In dat geval kan de bezoldigingsschaal bepaald worden en gedurende een tijdvak van ten hoogste twee jaren bepaald blijven op ten hoogste twee volgnummers beneden de schaal die met toepassing van het eerste lid in aanmerking zou komen.
-
3. Indien het functioneren van de ambtenaar van politie, bedoeld in het tweede lid, na één jaar, blijkens een beoordeling, dusdanige vooruitgang heeft geboekt, dat de verwachting is gerechtvaardigd dat binnen een jaar zijn wijze van functioneren zich niet meer tegen de toepassing van het eerste lid zal verzetten, wordt hij bevorderd naar de naast hogere aanloopschaal en zijn bezoldiging bepaald op het bedrag van de naast hogere bezoldigingstrede in die schaal.
-
4. Indien het functioneren van de ambtenaar van politie, bedoeld in het tweede lid, aan het einde van het genoemde tijdvak de toepassing van het eerste lid nog niet toelaat, wordt hij geplaatst in een functie waarvan de aard en het niveau in overeenstemming is met de schaal volgens welke hij bezoldigd wordt.
-
5. Anders dan bij wijze van disciplinaire straf, bedoeld in hoofdstuk 11, kan zonder voorafgaand ontslag voor een ambtenaar van politie geen bezoldigingsschaal worden vastgesteld, die een lagere maximum bezoldiging bevat dan die welke in de voordien voor hem geldende bezoldigingsschaal aangegeven is.
-
6. De aspirant, die de op dat moment geldende opleiding voor de basis politiefunctie heeft behaald, wordt, gerekend vanaf de dag waarop hij het diploma behaald heeft, bevorderd tot de rang van agent.
-
7. De ambtenaar van politie, die de basis politieopleiding met goed gevolg heeft behaald en is bekleed met de rang van agent, wordt na drie jaar bevorderd tot de rang van brigadier, mits de wijze waarop hij de functie uitoefent als goed beoordeeld is, overeenkomstig artikel 27 en aan de nader door de minister te stellen opleidingsvereisten is voldaan.
-
8. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, die de maximum-bezoldiging in schaal 9 heeft bereikt en gedurende vier jaar de maximum-bezoldiging in die schaal heeft genoten, wordt bevorderd naar de naast hogere schaal, mits deze ambtenaar gedurende de laatste drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan de bevordering op grond van een beoordeling, zoals bedoeld in artikel 27 van dit landsbesluit, naar behoren heeft gefunctioneerd.
-
9. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, die de maximum-bezoldiging in schaal 10 heeft bereikt en gedurende vier jaar de maximum-bezoldiging in die schaal heeft genoten, wordt bevorderd naar de naast hogere schaal, mits deze ambtenaar gedurende de laatste drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan de bevordering op grond van een beoordeling, zoals bedoeld in artikel 27 van dit landsbesluit, naar behoren heeft gefunctioneerd.
Artikel 32
-
1. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak tot en met de rang van hoofdinspecteur, die dienst verricht tussen 20.00 uur en 06.00 uur, ontvangt voor elk door hem binnen de genoemde tijd gewerkt vol uur een toelage, welke is opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit. Een gewerkte tijd van vijftien minuten of meer, doch korter dan een uur, wordt voor de toepassing van dit lid als een vol uur aangemerkt.
-
2. In afwijking van het eerste lid ontvangt de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak tot en met de rang van hoofdinspecteur, die ingevolge het voor hen geldende werkrooster avond of nachtdienst, dienst op zon- en feestdagen of een combinatie van deze vormen van dienst moeten verrichten de in dat lid bedoelde vergoeding ook in geval van overwerk, verricht tussen 20.00 uur en 06.00 uur.
-
3. De ambtenaar van politie, die buiten de voor hem geldende werktijd in het belang van de dienst opgedragen wordt bereikbaar en beschikbaar te zijn, ontvangt per dag, dat dit in het voor hem geldende werkrooster is vastgelegd, een toelage, welke is opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit.
-
4. De ambtenaar van politie, aangewezen als lid van het arrestatieteam of van het observatieteam, komt in aanmerking voor de duur van de aanwijzing voor een toelage, welke is opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit.
-
5. De ambtenaar van politie die met hondenbegeleiding belast is, komt in aanmerking voor een maandelijkse toelage, welke is opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit, voor de onkosten in verband met de verzorging, voeding, training en inzet van de aan hem toegewezen politiesurveillance- of speurhond.
-
6. De ambtenaar van politie die door de korpschef of diensthoofd aangewezen is voor het geven van les in verband met opleiding, cursus of training komt in aanmerking voor een vergoeding voor de duur van de opleiding, cursus of training, welke is opgenomen in bijlage A van dit landsbesluit.
Artikel 33
Indien de ambtenaar van politie, anders dan bij wijze van disciplinaire straf, bedoeld in hoofdstuk 11, wordt belast met een andere functie, als gevolg waarvan zijn bezoldiging op grond van de overige bepalingen van dit landsbesluit een verlaging zou moeten ondergaan, zonder dat het bekleden van die andere functie bij wijze van waarneming, bedoeld in artikel 38, geschiedt of zonder dat ontslag voorafgegaan is, blijft deze verlaging achterwege.
Artikel 34
-
1. De bezoldiging van de ambtenaar van politie wordt verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de opvolgende bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van de minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 27, zijn functie naar behoren vervult. Deze beoordeling vindt voor iedere ambtenaar van politie niet later plaats dan een jaar na zijn indiensttreding of na zijn overgang naar een andere functie en vervolgens tenminste aan het einde van elk jaar.
-
2. De bezoldiging van de ambtenaar van politie kan worden verhoogd tot het bedrag dat behoort bij de eerste bezoldigingstrede volgend op de opvolgende bezoldigingstrede in de schaal, indien hij naar het oordeel van de minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 27, zijn functie zeer goed of uitstekend verricht.
-
3. Vervult de ambtenaar van politie zijn functie naar het oordeel van de minister niet naar behoren, dan blijft verhoging van de bezoldiging achterwege op grond van een formele beoordeling.
-
4. De in het eerste lid bedoelde verhogingen van de bezoldiging worden met ingang van januari van een jaar toegekend, zolang de ambtenaar van politie de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal nog niet heeft bereikt, doch voor de eerste maal niet eerder dan nadat sinds zijn aanstelling als ambtenaar van politie tenminste zes maanden verstreken zijn.
-
5. In afwijking van het vierde lid kan de ambtenaar van politie die de maximum-bezoldiging van de voor hem geldende bezoldigingsschaal heeft bereikt, om de twee jaren een gratificatie gelijk aan 2% van zijn bezoldiging ontvangen, indien naar het oordeel van de minister, dat is neergelegd in een formele beoordeling als bedoeld in artikel 27, zijn functie naar behoren vervult.
-
6. Van de ambtenaar van politie met vrijstelling van dienst voor lange duur wegens bijzondere omstandigheden of ziekte, uitgezonderd gevallen van dienstongeval of beroepsincident en studieopdracht, blijft de beoordeling en de daarbij behorende verhoging van bezoldiging achterwege. Er kan geen aanspraak gemaakt worden op de achterwege gebleven verhoging in verband met dit lid op basis van het uitblijven van de beoordelingen.
Artikel 35
Het artikel 34 is van overeenkomstige toepassing op de aspirant, met dien verstande dat aan een verhoging als bedoeld in het eerste of derde lid, geen formele beoordeling als bedoeld in artikel 27, ten grondslag behoeft te liggen, doch wel een verslag waaruit blijkt dat betrokkene aantoonbaar goede opleidingsprestaties levert. Indien de aspirant zich niet kan verenigen met het verslag kan hij binnen 30 dagen na de ontvangst ervan een bezwaar indienen bij de minister. De minister zal een her-evaluatie laten verrichten, waarvan het resultaat aan de minister bekendgemaakt zal worden. Binnen ten hoogste 30 dagen na het geven van de opdracht voor her-evaluatie zal de minister de aspirant op de hoogte stellen van het eindresultaat.
Artikel 36
De bezoldiging van de ambtenaar van politie met een deelbetrekking wordt vastgesteld op een evenredig deel van de bezoldiging bij een volledige betrekking.
Artikel 37
In geval de ambtenaar van politie, bevorderd wordt naar een functie waaraan een bezoldigingsschaal verbonden is, die een hogere maximumbezoldiging bevat dan die welke voorkomt in de schaal volgens welke hij tot dusver bezoldigd is, wordt hem de bezoldigingstrede in de nieuwe schaal toegekend, waarvan het bedrag minstens even hoog is als het verschil tussen twee bezoldigingstreden in de oude schaal.
Artikel 38
-
1. Indien de taakuitvoering continuïteit in de uitoefening van een functie veronderstelt en geen andere ambtenaar van politie voor de uitvoering van die taak is aangesteld, die deze geheel of gedeeltelijk kan waarnemen, dan wel indien het dienstbelang zulks vordert, wordt de daarvoor in aanmerking komende ambtenaar van politie, door de minister met de waarneming van die functie belast.
-
2. De ambtenaar van politie, die overeenkomstig het eerste lid belast is met de waarneming van een functie, die in belangrijkheid en verantwoordelijkheid aanmerkelijk uitgaat boven de eigenlijke functie van deze ambtenaar, heeft over de tijd van de waarneming aanspraak op een door de minister toegekende toelage boven zijn eigen bezoldiging ten bedrage van het verschil tussen de bezoldiging, welke hij zou genieten, ware hij definitief benoemd in de functie die hij waarneemt, en zijn eigen bezoldiging, indien de waarneming:
- a.
30 dagen of langer onafgebroken heeft geduurd;
- b.
in een tijdvak van zes maanden in totaal gedurende 30 dagen of langer heeft geduurd;
- c.
in een tijdvak van twaalf maanden in totaal gedurende 60 dagen of langer heeft geduurd.
- a.
-
3. Tijdens de waarneming wordt de ambtenaar van politie, de hem in zijn eigenlijke functie toekomende bezoldigingstreden toegekend, onder verrekening van de in het tweede lid bedoelde toelage. Deze toelage wordt opnieuw bepaald, telkens wanneer hij in de functie, die hij waarneemt, aanspraak zou hebben verkregen op een verhoging van bezoldiging, ware hij definitief in dat ambt aangesteld.
-
4. Indien uit de waarneming, bedoeld in het eerste lid, voor de ambtenaar van politie, als zodanig direct aanwijsbare en op geld waardeerbare schade voortvloeit, wordt hem de geleden schade uit ’s Landskas vergoed.
-
5. In geval sprake is van een volledige waarneming bedoeld in het eerste lid, die achttien maanden of langer onafgebroken heeft geduurd, mits het een functie van tijdelijke aard betreft, en waarbij de minister in de periode van waarneming een actieve wervings- en selectie procedure heeft gevolgd die niet tot vervulling van de positie heeft geleid, wordt de functie als vacant gekwalificeerd, waarop het bepaalde in het zesde lid van toepassing is.
-
6. Indien er sprake is van gehele en volledige waarneming bedoeld in het eerste lid, uitgezonderd periodes van vakantie, die drie jaren onafgebroken heeft geduurd, wordt de functie als een vacante functie beschouwd en wordt de betrokken ambtenaar van politie in de functie waarin deze heeft waargenomen aangesteld, met ingang van de eerste dag na het voltooien van drie jaren van de waarneming, mits de wijze van functioneren van deze ambtenaar blijkens een beoordeling, zoals bedoeld in artikel 27 van dit landsbesluit gedurende de drie jaren telkens naar behoren is geweest.
Artikel 39
-
1. Aan de ambtenaar van politie, die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid opgedragen wordt buiten het voor hem ingevolge artikel 40 vastgestelde dienstrooster op een week- of zaterdag, wordt een vergoeding als bedoeld in bijlage A toegekend voor elk door hem gewerkt vol uur.
-
2. Aan de ambtenaar van politie, die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid opgedragen wordt buiten het voor hem ingevolge artikel 40 vastgestelde dienstrooster op een zon- of feest of roostervrije dag wordt een vergoeding als bedoeld in bijlage A, toegekend voor elk door hem gewerkt vol uur.
-
3. Aan de ambtenaar van politie, die uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid opgedragen wordt buiten het voor hem ingevolge artikel 40 vastgestelde dienstrooster in verband met buitengewone omstandigheden of calamiteiten wordt een vergoeding toegekend als bedoeld in de bijlage A voor elk door hem gewerkt vol uur.
-
4. Het eerste, tweede en derde lid zijn niet van toepassing op de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die een functie bekleedt in de rang van inspecteur of hoger.
-
5. Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die een functie bekleedt in de rang van inspecteur en hoofdinspecteur en uit hoofde van zijn functie onvermijdelijk arbeid verricht buiten het voor hem ingevolge artikel 40 vastgestelde dienstrooster, wordt een vergoeding toegekend overeenkomende met zijn uurloon voor arbeid opgedragen als gevolg van het dienstrooster. De toegekende vergoeding kan worden gecompenseerd in vrije uren, gelijk aan het aantal meer-uren.
-
6. Aan de inspecteur en hoofdinspecteur, die uit hoofde van zijn functie in opdracht van de korpschef of diensthoofd onvermijdelijk arbeid verricht buiten het voor hem vastgestelde werkrooster, en die geen vergoeding in vrije tijd wenst, wordt op zijn verzoek een vergoeding in geld toegekend, berekend naar de gemaakte overuren en bepaald op:
- a.
honderd procent, indien het een dienstuitoefening betreft wegens verschuiving van dienst binnen twee maal 24 uur van de oorspronkelijk voorschreven dienst;
- b.
honderd vijftig procent, indien het een dienstuitoefening betreft op week- en zaterdagen; en,
- c.
tweehonderd procent, indien het een dienstuitoefening betreft op roostervrije- zon- en feestdagen.
- a.
HOOFDSTUK 4: Arbeids- en rusttijden
Artikel 40
-
1. Hoofdstuk V van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
-
2. De korpschef of diensthoofd stelt namens de minister de arbeids- en rusttijden van de ambtenaar van politie vast middels een maand- dan wel kwartaal dienstrooster, tenzij de minister anders bepaald.
-
3. Het dienstrooster moet voldoen aan de volgende voorwaarden:
- a.
de arbeidsuren bedragen gemiddeld 40 uren per week;
- b.
per periode van vier weken worden 8 roostervrije dagen aangegeven;
- c.
bij de vaststelling van een roostervrije dag wordt zorg gedragen dat tenminste 18 uren van eenzelfde kalenderdag deel uitmaken van een onafgebroken rusttijd van tenminste 30 uren;
- d.
bij de vaststelling van twee of meer opeenvolgende roostervrije dagen wordt zorg gedragen dat daarop aansluitend tenminste 6 uren volgen gedurende welke geen dienst behoeft te worden verricht;
- e.
de tijdstippen van het begin en het einde van de dienst worden vermeld.
- a.
-
4. De gezamenlijke dienstroosters geven in een kalenderjaar in totaal tenminste 26 vrije weekeinden aan dan wel tenminste 26 perioden van twee aaneengesloten vrije dagen, waarbij de aaneengesloten periode een zaterdag of zondag omvat.
-
5. Bij de vaststelling van de diensttijd moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan:
- a.
de dagelijkse dienst is in verband met de aard van de werkzaamheden niet overmatig en wordt, behoudens zo mogelijk een onderbreking voor het nuttigen van de maaltijd, zoveel mogelijk aaneengesloten verricht;
- b.
opeenvolgende diensten worden behoorlijk door rusttijd onderbroken;
- c.
op zondag en de voor hem geldende kerkelijke feestdagen wordt de ambtenaar van politie zoveel mogelijk in de gelegenheid gesteld zijn kerk te bezoeken;
- d.
op zaterdag en zondag wordt een diensttijd aangegeven van ten hoogste 12 uur; op de overige dagen wordt per etmaal een diensttijd aangegeven van ten hoogste 14 uur;
- e.
per periode van vier weken worden niet meer diensturen aangegeven voor dienst op zondag en in het tijdvak tussen 20.00 en 6.00 uur dan een door de minister vastgesteld aantal uren;
- f.
in 12 perioden van vier weken in een kalenderjaar geven de gezamenlijke dienstroosters per periode van vier weken ten hoogste 160 diensturen en in de dertiende periode van vier weken ten hoogste 168 diensturen aan.
- a.
-
6. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden op zondag bepaald is, geldt ook voor het verrichten van werkzaamheden op de door de overheid vastgestelde vrije dagen.
-
7. Hetgeen in dit artikel ten aanzien van het verrichten van werkzaamheden op zondag bepaald is, is voor de ambtenaar van politie, die tot een geloofsgemeenschap behoort die de wekelijkse rustdag op een andere dag dan de zondag houdt, van overeenkomstige toepassing op die dag, indien hij daartoe de wens te kennen geeft.
-
8. Het dienstrooster wordt de ambtenaar van politie uiterlijk een week voor aanvang van de periode waarop het betrekking heeft, bekendgemaakt.
-
9. De minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.
Artikel 41
-
1. De ambtenaar van politie, anders dan de aspirant, die daartoe de wens te kennen geeft, kan in deelbetrekking gaan werken tenzij daar naar het oordeel van de korpschef of diensthoofd ernstige bezwaren voor de bedrijfsvoering uit voortvloeien.
-
2. Aan de ambtenaar van politie die zijn pensioengerechtigde leeftijd nadert en in verband hiermee de dienst moet verlaten wordt, indien de dienst zich daartegen niet verzet, op zijn daartoe strekkend schriftelijk verzoek, door de korpschef of diensthoofd een werktijdverkorting verleend:
- a.
van een halve dag per week indien het verzoek twee jaren vóór het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd aanvangt; en
- b.
van een hele dag per week indien het verzoek één jaar vóór het bereiken van zijn pensioengerechtigde leeftijd aanvangt.
- a.
-
3. Bedoelde halve of hele dag dient op de laatste dag van de week (vrijdag) te worden genomen.
-
4. De tijd of dagen, waarop de betreffende ambtenaar van politie in het kader van de arbeidsverkorting aanspraak kan maken, kunnen niet worden opgespaard en dienen steeds in de betreffende werkweek te worden opgenomen in overleg met de betrokken leidinggevende.
-
5. De ambtenaar van politie is vrij om al dan niet gebruik te maken van deze arbeidsverkorting.
-
6. De vrije tijd dag vervalt bij ziekte, vakantie, vrijstelling van dienst wegens bijzondere omstandigheden al dan niet met behoud van inkomen, het volgen van trainingen die van dienstwege zijn opgedragen en dienstbesprekingen.
HOOFDSTUK 5: Vakantie
Artikel 42
Artikel 39 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, hoofdstuk II en hoofdstuk IIIA van de Regeling vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie en de aspirant.
Artikel 43
-
1. Aan de aspirant wordt door de korpschef of het diensthoofd vakantie met behoud van bezoldiging verleend met inachtneming van dit artikel.
-
2. De vakantie wordt als volgt verleend:
- a.
vier aaneengesloten werkdagen onmiddellijk aansluitend aan de tweede Paasdag;
- b.
een aaneengesloten periode vallend in het tijdvak waarin voor inrichtingen waar van overheidswege openbaar onderwijs wordt gegeven, zomervakantie is of zal worden vastgesteld;
- c.
vijf werkdagen rond Kerstmis en Nieuwjaarsdag.
- a.
-
3. Door of namens de minister worden elk jaar in de maand januari de vakantieperiodes vastgesteld met inachtneming van het tweede lid.
-
4. Wegens dringende reden van dienstbelang kan door de minister worden bepaald dat de vakantie over een of meer perioden, bedoeld in het tweede lid, geheel of gedeeltelijk niet wordt genoten dan wel wordt ingetrokken.
-
5. Een vakantie of een gedeelte van een vakantie die ingevolge het vierde lid niet is genoten dan wel is ingetrokken, wordt door de minister vastgesteld bij ministeriële beschikking en wordt zo spoedig mogelijk alsnog verleend nadat de reden, die daartoe heeft geleid, heeft opgehouden te bestaan.
-
6. De ambtenaar van politie biedt verzoeken tot vakantie aan conform de door de minister vastgestelde richtlijnen. In het kader van een gelijke behandeling van aanvragen zal steeds rekening gehouden worden met de toekenning van vakanties gedurende feestdagen en schoolvakantie perioden, opdat alle ambtenaren in de gelegenheid gesteld worden in aanmerking te komen voor vakantie gedurende dergelijke perioden en dit voorrecht niet voor de enkeling behouden zijt.
Artikel 44
-
1. Indien de aspirant tijdens een verleende vakantie zoals blijkt uit een geneeskundige verklaring gedurende een of meer werkuren arbeidsongeschikt is geweest, wordt het aantal vakantie-uren dat overeenkomt met het aantal werkuren gedurende welke hij arbeidsongeschikt is geweest, beschouwd niet als vakantie te zijn genoten en wordt hem vrijstelling van dienst, bedoeld in artikel 58, eerste lid, onderdeel b, verleend.
-
2. De aspirant kan de niet genoten vakantie-uren, bedoeld in het eerste lid, niet opnemen gedurende de periode dat hij de basis politieopleiding volgt. De artikelen 55 en 56 zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 45
-
1. De aspirant, die onmiddellijk voorafgaand aan zijn aanstelling als aspirant, in dienst van Sint Maarten werkzaam was, anders dan als ambtenaar behorend tot het onderwijzend personeel of als personeelslid van het gesubsidieerde onderwijs, behoudt bij zijn aanstelling de door hem niet-genoten vakantie-uren, waar hij tot en met december van het kalenderjaar voorafgaand aan het kalenderjaar waarin zijn aanstelling plaatsvindt, aanspraak op kan doen, met dien verstande dat hij de niet-genoten vakantie-uren niet kan opnemen zolang hij de basis politieopleiding volgt.
-
2. De niet-genoten vakantie-uren, bedoeld in het eerste lid, worden door de minister vastgesteld bij ministeriële beschikking.
-
3. De vakantie-uren bedoeld in het eerste lid kunnen niet worden genoten gedurende de proeftijd bedoeld in artikel 5.
-
4. Aan de aspirant kan, ter vervanging van de door hem in zijn vorige overheidsbetrekking niet-genoten vakantie-uren, door de minister een geldelijke vergoeding worden toegekend, gelijk aan het bedrag dat hem aan bezoldiging zou zijn uitgekeerd tijdens de vakantie-uren, indien deze genoten zouden zijn. De eerste volzin is van overeenkomstige toepassing op de nagelaten betrekkingen van een overleden aspirant.
Artikel 46
-
1. Aan de ambtenaar van politie, wordt, al dan niet op zijn verzoek, in elk kalenderjaar namens de minister door de korpschef of diensthoofd vakantie met behoud van bezoldiging verleend.
-
2. Indien naar het oordeel van de korpschef of diensthoofd voor de ambtenaar van politie geldige redenen voor verhindering bestaan, wordt de vakantie niet verleend.
-
3. Wegens dringende redenen van dienstbelang kan de minister bepalen dat de vakantie voor een of meer perioden geheel of gedeeltelijk niet wordt genoten dan wel ingetrokken.
-
4. Een vakantie of een gedeelte van een vakantie die ingevolge het derde lid niet is genoten dan wel is ingetrokken wordt door de minister vastgesteld bij ministeriële beschikking en wordt zo spoedig mogelijk alsnog verleend, nadat de reden die daartoe heeft geleid, is opgehouden te bestaan.
Artikel 47
-
1. Het aantal vakantie-uren waarop de ambtenaar van politie aanspraak maakt, bedraagt:
- a.
152 uren voor de bezoldigingsschalen 1, 2, 3, 4 en 5;
- b.
176 uren voor de bezoldigingsschalen 6, 7, 8 en 9;
- c.
200 uren voor de bezoldigingsschalen 10, 11, 12 en 13;
- d.
224 uren voor de bezoldigingsschalen 14, 15, 16 en 17.
- a.
-
2. Voor de toepassing van het eerste lid geldt de bezoldigingsschaal waartoe de ambtenaar van politie op 1 januari van het kalenderjaar behoort, of, in geval van aanstelling of bevordering in de loop van een kalenderjaar, de bezoldigingsschaal waartoe hij op 1 januari behoort.
-
3. Bij de ambtenaar van politie, die in onregelmatige ploegendienst werkzaam is, en de ambtenaar van politie, bedoeld in het tweede lid, worden voor elk tijdvak van een week waarin zij vakantie genieten evenveel vakantie-uren op het hen jaarlijks toekomend aantal vakantie-uren in mindering gebracht, als bij de ambtenaar van politie voor wie de werkweek uit vijf werkdagen bestaat.
-
4. De niet-genoten vakantie-uren bedoeld in het eerste lid worden door de minister vastgesteld bij ministeriële beschikking.
Artikel 48
-
1. Bij beëindiging of aanvang van de aanstelling in de loop van een kalenderjaar, wordt de aanspraak op vakantie-uren op grond van artikel 47 vastgesteld naar evenredigheid van de tijd dat de ambtenaar van politie in dat kalenderjaar werkzaamheden heeft verricht of zal verrichten.
-
2. Voor de ambtenaar van politie voor wie de geldende werktijd korter is dan de gebruikelijke volledige werktijd, wordt het ingevolge artikel 47, eerste tot en met derde lid, van toepassing zijnde aantal vakantie-uren vermenigvuldigd met een breuk waarvan de teller bestaat uit het aantal uren van de voor hem geldende werktijd, en de noemer uit het aantal uren van de voor zijn functie gebruikelijke volledige werktijd.
-
3. Indien in de loop van een kalenderjaar wijziging optreedt in de omvang van de voor de ambtenaar van politie geldende werktijd, wordt het aantal vakantie-uren, waarop hij gedurende het resterende deel van dat kalenderjaar aanspraak heeft, opnieuw bepaald door het aantal vakantie-uren voor elk tijdvak van het kalenderjaar waarin de voor hem geldende werktijd gelijk is, afzonderlijk vast te stellen en hiervan de som te berekenen. Het aantal vakantie-uren waarop de ambtenaar van politie gedurende elk tijdvak van het kalenderjaar aanspraak maakt, wordt berekend door het aantal maanden dat bedoeld tijdvak heeft geduurd, te delen door 12 en het quotiënt te vermenigvuldigen met het aantal vakantie-uren waarop hij aanspraak zou hebben, indien het een volledig kalenderjaar zou betreffen.
-
4. Het aantal vakantie-uren waarop de ambtenaar van politie na toepassing van dit artikel over een kalenderjaar aanspraak maakt, wordt zo nodig naar boven afgerond op hele uren.
Artikel 49
-
1. Over kalendermaanden gedurende welke de ambtenaar van politie in het geheel geen werkzaamheden verricht, met uitzondering van de eerste kalendermaand, heeft hij geen aanspraak op vakantie-uren.
-
2. Over kalendermaanden gedurende welke de ambtenaar van politie gedeeltelijk werkzaamheden verricht, heeft hij aanspraak op vakantie-uren naar evenredigheid van het gedeelte van de kalendermaand dat hij werkzaamheden verricht.
-
3. Vermindering, bedoeld in het eerste en tweede lid, vindt niet plaats bij:
- a.
verleende vakantie-uren;
- b.
niet aan schuld of nalatigheid van de ambtenaar van politie te wijten ziekte of ongeval in geval van verhindering tot dienstverrichting wegens een dienstongeval;
- c.
zwangerschaps- en bevallingsverlof;
- d.
vrijstelling op grond van artikel 58 voor korte duur;
- e.
buitengewoon verlof van korte duur;
- f.
andere redenen op grond waarvan de minister daartoe redenen aanwezig acht.
- a.
-
4. Het aantal vakantie-uren, waarop de ambtenaar van politie na toepassing van dit artikel over een kalenderjaar aanspraak maakt, wordt zo nodig naar boven afgerond op hele uren.
Artikel 50
-
1. Gedurende de eerste zes maanden na de datum van aanstelling maakt de ambtenaar van politie aanspraak op vakantiedagen naar rato van 1/12 gedeelte van het conform de artikelen 47 en 48 berekende aantal vakantie-uren voor iedere volle kalendermaand dat hij zijn functie uitgeoefend heeft, tenzij hij onmiddellijk voorafgaand aan de aanstelling, een onderbreking van veertien dagen of minder buiten beschouwing gelaten, reeds tenminste zes maanden onafgebroken in dienst van het Land werkzaam was.
-
2. Het aantal vakantie-uren waarop de ambtenaar van politie na toepassing van dit artikel over een kalenderjaar aanspraak maakt, wordt zo nodig naar boven afgerond op hele uren.
Artikel 51
-
1. Over de tijdstippen waarop de vakantie-uren genoten worden, evenals over de wijze waarop en de mate waarin deze gesplitst kunnen worden opgenomen, wordt door of namens de minister beslist met inachtneming van dit artikel.
-
2. Bij het nemen van de beslissing wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar van politie.
-
3. Indien de ambtenaar van politie daartoe verzoekt en de dienst dat toelaat, kan in een kalenderjaar maximaal de helft van het aantal vakantie-uren, waarop hij per kalenderjaar aanspraak maakt, gesplitst worden verleend.
Artikel 52
-
1. Indien de ambtenaar van politie tijdens een verleende vakantie, zoals blijkt uit een geneeskundige verklaring arbeidsongeschikt geweest is, wordt het aantal vakantie- uren, dat overeenkomt met het aantal werkuren gedurende welke hij arbeidsongeschikt geweest is, beschouwd niet als vakantie te zijn genoten, en wordt hem vrijstelling verleend als bedoeld in artikel 58, eerste lid.
-
2. De niet-genoten vakantie-uren, bedoeld in het eerste lid, worden opnieuw verleend.
Artikel 53
-
1. Indien de ambtenaar van politie in een kalenderjaar de vakantie niet of niet geheel is verleend, worden hem de niet-genoten vakantie-uren in het volgende kalenderjaar aaneengesloten verleend. De vakantie-uren van het voorgaande jaar en de vakantie-uren van het lopende jaar worden aaneengesloten genoten tenzij de ambtenaar van politie te kennen geeft laatstbedoelde vakantie-uren in het daaropvolgende kalenderjaar te willen opnemen. Vakantie-uren over meer dan twee kalenderjaren kunnen niet aaneengesloten worden verleend. Artikel 51 is onverkort van toepassing.
-
2. Indien de toestemming tot het opnemen van vakantie-uren geheel of gedeeltelijk is geweigerd of ingetrokken, behoudt de ambtenaar van politie zijn aanspraak op de niet-genoten vakantie-uren. Weigering of intrekking van de toestemming tot het opnemen van vakantie-uren kan tot maximaal 12 maanden uitgesteld worden.
-
3. Behoudens in het in tweede lid genoemde geval, verliest de ambtenaar van politie zijn aanspraak op de door hem niet-genoten vakantie-uren die betrekking hebben op het voorafgaande kalenderjaar, indien die niet zijn opgenomen voor het aflopen van het opvolgend kalender jaar.
-
4. Behalve in het geval dat de aanstelling wegens ontslag eindigt, kan de ambtenaar van politie in een kalenderjaar nooit meer vakantie worden verleend dan tweemaal het hem ingevolge artikel 47 toekomende aantal vakantie-uren.
-
5. In geval van intrekking van de toestemming tot het opnemen van vakantie-uren worden de vakantie-uren op de dag waarop de ambtenaar van politie deze uren als gevolg van de intrekking slechts gedeeltelijk genoten heeft, niet als vakantie-uren aangemerkt.
-
6. In geval een ambtenaar van politie niet in de gelegenheid wordt gesteld om minstens de helft van de ingetrokken en bij ministeriële beschikking vastgestelde vakantie-uren te genieten, wordt hem de vakantie-uren uitbetaald niet eerder dan een jaar na de datum van de betreffende ministeriële beschikking. Bij uitbetaling vervallen alle aanspraken op de betreffende vakantie-uren.
-
7. Indien de ambtenaar van politie als gevolg van een intrekking geldelijke schade lijdt, wordt hem die schade uit 's Lands kas vergoed.
Artikel 54
-
1. Indien de ambtenaar van politie in een kalenderjaar meer vakantieuren genoten heeft dan hem toekomen, wordt het meerdere verrekend met de hem over één of meer volgende kalenderjaren toekomende vakantie-uren, met dien verstande dat in een kalenderjaar de vakantie-uren verminderd mogen worden met maximaal een derde gedeelte van het aantal vakantie-uren, waarop de ambtenaar van politie ingevolge artikel 47 aanspraak maakt.
-
2. Het aantal vakantie-uren, waar de ambtenaar van politie na toepassing van dit artikel over een kalenderjaar aanspraak op maakt, worden halve uren en meer naar boven afgerond op hele uren.
Artikel 55
-
1. Indien de ambtenaar van politie bij zijn overlijden nog aanspraak had op vakantie-uren wordt aan zijn weduwe of weduwnaar zo spoedig mogelijk door de minister een bedrag uitbetaald gelijk aan het bedrag aan bezoldiging dat aan hem zou zijn uitgekeerd gedurende de vakantie-uren, indien deze zouden zijn genoten. Bij de vaststelling van het aantal uren is artikel 49 niet van toepassing.
-
2. Indien de overleden ambtenaar van politie geen weduwe of weduwnaar achterlaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan. Ontbreken zodanige kinderen dan geschiedt de uitbetaling ten behoeve van zijn ouders, zusters, broers, meerderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan, dan wel stief- of pleegkinderen, indien de overledene in overwegende mate in het levensonderhoud van voornoemde betrekkingen voorzag.
-
3. Laat de overleden ambtenaar van politie ook geen betrekkingen na als genoemd in het tweede lid, dan wordt het bedrag aangewend voor de betaling van de kosten van de laatste medische zorg en lijkbezorging, voor zover de nalatenschap van de overledene voor de betaling van die kosten ontoereikend is.
Artikel 56
-
1. Behoudens het bepaalde in het zesde lid van artikel 53 geschiedt uitbetaling van niet-genoten vakantie-uren niet dan nadat een ontslag onherroepelijk is geworden. Indien de ambtenaar van politie uiterlijk veertien dagen na zijn ontslag weer in dienst treedt, kan hij alsnog aanspraak maken op de niet-genoten vakantie-uren van het lopende kalenderjaar.
-
2. Indien op de dag van ontslag blijkt, dat de ambtenaar van politie teveel vakantie-uren genoten heeft, is hij voor ieder teveel genoten vakantie uur schuldig een bedrag gelijk aan de bezoldiging, die hij genoot per werkuur onmiddellijk voorafgaand aan het ontslag.
-
3. Niet-genoten vakantie-uren worden bij ontslag naar rato uitbetaald.
HOOFDSTUK 6: Vrijstelling van dienst
Artikel 57
-
1. Hoofdstuk II van de Regeling vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
-
2. Tenzij anders is bepaald bij dit landsbesluit of bij of krachtens enige landsverordening, anders dan die genoemd in het eerste lid, wordt de vrijstelling van dienst verleend met behoud van bezoldiging.
Artikel 58
-
1. Vrijstelling van dienst, te verlenen door de korpschef of het diensthoofd, en, indien het de korpschef of het diensthoofd betreft, door de minister, geniet de ambtenaar van politie, die uit hoofde van ziekte of ongeval verhinderd is zijn functie uit te oefenen.
-
2. Aan de ambtenaar van politie wordt door de korpschef of het diensthoofd, en, indien het de korpschef of het diensthoofd betreft, door de minister, vrijstelling van dienst verleend, voor zover hij op één van de in artikel 40, zesde lid, genoemde dagen, tenzij het een zaterdag of een zondag betreft:
- a.
werkzaamheden heeft verricht;
- b.
een roostervrije dag heeft genoten als bedoeld in artikel 40, derde lid, onderdeel b;
- c.
verlof heeft genoten als vergoeding voor verricht overwerk.
- a.
-
3. De dag waarop vrijstelling van dienst, bedoeld in het tweede lid, wordt verleend, wordt vastgesteld namens de minister door de korpschef of het diensthoofd. Bij de vaststelling wordt zoveel mogelijk rekening gehouden met de wensen van de ambtenaar van politie.
-
4. Voor de toepassing van het tweede lid wordt het verrichten van werkzaamheden gedurende ten hoogste de helft van de voor de ambtenaar van politie geldende gemiddelde dagelijkse diensttijd gelijkgesteld met dienst gedurende een halve dag en wordt het verrichten van werkzaamheden gedurende meer dan de helft van de voor de ambtenaar van politie geldende gemiddelde dagelijkse diensttijd gelijkgesteld met dienst gedurende een hele dag.
Artikel 59
-
1. De ambtenaar van politie, geniet, voor zover het dienstbelang dat toelaat, vrijstelling van dienst, te verlenen door of namens de minister, indien het politie- of dienstonderdeel op een daartoe aangewezen kerkelijke, landelijke feest- of gedenkdag gesloten is.
-
2. Aan de ambtenaar van politie wordt door de minister vrijstelling van dienst verleend op een andere werkdag, voor zover hij op één van de in het eerste lid bedoelde dagen:
- a.
werkzaamheden heeft verricht;
- b.
een roostervrije dag als bedoeld in artikel 40, derde lid, onderdeel b, heeft genoten;
- c.
verlof genoten heeft als vergoeding voor verricht overwerk.
- a.
-
3. Artikel 58, derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
HOOFDSTUK 7: Buitengewoon verlof
Artikel 60
-
1. Hoofdstuk V van de Regeling vakantie en vrijstelling van dienst en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
-
2. Aan de ambtenaar van politie wordt in de gevallen en onder de voorwaarden genoemd in dit hoofdstuk, buitengewoon verlof van korte duur verleend door de korpschef of het diensthoofd en buitengewoon verlof van lange duur door de minister.
Artikel 61
Buitengewoon verlof van korte duur kan voor ten hoogste 522 werkuren per kalenderjaar verleend worden, indien de korpschef of het diensthoofd van oordeel is dat daartoe aanleiding bestaat.
Artikel 62
-
1. Aan de ambtenaar van politie, die tot lid van een vertegenwoordigend lichaam is verkozen, wordt op zijn verzoek buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door de korpschef of het diensthoofd, en, indien het betreft de korpschef of het diensthoofd, door de minister, voor het bijwonen van vergaderingen van dat lichaam of voor het maken van reizen buiten Sint Maarten in zijn hoedanigheid van lid van dat lichaam.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op de ambtenaar van politie die op non-actief is gesteld of tijdelijk is ontheven van de waarneming van zijn ambt of functie.
-
3. Aan de ambtenaar van politie wordt op zijn verzoek buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door de korpschef of het diensthoofd voor het bijwonen van vergaderingen van of het verrichten van werkzaamheden voor publiekrechtelijke colleges of commissies in Sint Maarten, waarin hij is benoemd of waarvoor hij is aangewezen, voor zover dat niet in zijn vrije tijd kan geschieden.
-
4. Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt door de korpschef of het diensthoofd aan de ambtenaar van politie, voor zover dat niet in zijn vrije tijd kan geschieden en omzetting van de dienst niet mogelijk is, buitengewoon verlof verleend voor de uitoefening van het kiesrecht en voor het voldoen aan een wettelijke verplichting.
Artikel 63
-
1. Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt jaarlijks tot ten hoogste 120 werkuren buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door de korpschef of het diensthoofd voor het bijwonen van vergaderingen van statutaire organen van verenigingen van ambtenaren, van centrale organisaties waarbij die verenigingen zijn aangesloten, of van internationale ambtenarenorganisaties, mits de ambtenaar van politie hieraan deelneemt:
- a.
indien het betreft vergaderingen van verenigingen van ambtenaren, als bestuurslid van die vereniging;
- b.
indien het betreft vergaderingen van centrale organisaties, waarbij verenigingen van ambtenaren zijn aangesloten, als bestuurslid van die centrale organisatie dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een bij die centrale organisatie aangesloten vereniging van ambtenaren;
- c.
indien het betreft vergaderingen van een internationale ambtenarenorganisatie, als bestuurslid van die organisatie dan wel als afgevaardigde of bestuurslid van een bij die organisatie aangesloten verenigingen van ambtenaren.
- a.
-
2. Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt tot ten hoogste 208 werkuren per kalenderjaar buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door de korpschef of het diensthoofd aan de ambtenaar van politie, die voor een vereniging, bedoeld in het eerste lid, is aangewezen om bestuurlijke of vertegenwoordigende activiteiten te ontplooien binnen zijn vereniging of binnen de politiedienst, die ertoe strekken om de doelstellingen van zijn vereniging te ondersteunen.
-
3. Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt de ambtenaar van politie buitengewoon verlof verleend met behoud van bezoldiging door de korpschef of het diensthoofd voor het deelnemen aan een cursus op uitnodiging van een vereniging, bedoeld in het eerste lid, of van een centrale organisatie, waarbij die vereniging is aangesloten, met dien verstande dat dit verlof maximaal 48 werkuren per twee jaar bedraagt.
-
4. Het aantal werkuren dat op grond van het eerste, tweede en derde lid aan een ambtenaar van politie verleend kan worden, bedraagt samen ten hoogste 240 werkuren per kalenderjaar, met dien verstande dat ten hoogste 320 werkuren per kalenderjaar worden verleend aan leden van het bestuur van een vereniging, bedoeld in het eerste lid, of van een centrale commissie waarbij die vereniging is aangesloten.
-
5. Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend voor het bijwonen als lid van vergaderingen van de Commissie van vakorganisaties in de zin van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht.
Artikel 64
Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt de ambtenaar van politie buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door de korpschef of het diensthoofd:
- a.
voor het zoeken naar een woning, indien het dienstbelang de verhuizing vordert: ten hoogste drie werkdagen;
- b.
voor verhuizing uit hoofde van het dienstbelang: twee werkdagen, zo nodig, indien betrokkene een eigen huishouding voert en het een verhuizing naar een ander land betreft, te verlengen met twee werkdagen;
- c.
voor verhuizing, anders dan uit hoofde van dienstbelang, indien betrokkene een eigen huishouding voert: tweemaal per kalenderjaar ten hoogste twee werkdagen met indiening van de vereiste bewijsstuk(ken).
Artikel 65
Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt de ambtenaar van politie door de korpschef of het diensthoofd, indien het betreft de korpschef of het diensthoofd, door de minister, buitengewoon verlof verleend met behoud van bezoldiging:
- a.
bij ondertrouw: op de dag zelf;
- b.
bij huwelijk: vijf werkdagen;
- c.
tot het bijwonen van een huwelijk van bloed- of aanverwanten in de eerste en tweede graad: op de dag zelf;
- d.
bij ernstige ziekte van zijn echtgenote of haar echtgenoot, levensgezel, ouders, stiefouders, pleegouders, schoonouders, kinderen, stiefkinderen, pleegkinderen of aangehuwde kinderen: ten hoogste vijftien werkdagen. Indien dit aantal in bepaalde omstandigheden niet toereikend is, kan een verzoek worden ingediend voor een maximum periode van 3 maanden met overleg van een medische verklaring;
- e.
bij het overlijden van: de onder d genoemde personen: vijf werkdagen; bloed- of aanverwanten tot en met de derde graad: een werkdag;
- f.
indien betrokkene, in het geval bedoeld onder e, is belast met het regelen van de lijkbezorging of de nalatenschap dan wel met beide: ten hoogste zeven werkdagen;
- g.
bij de bevalling van zijn echtgenote of levensgezel: ten hoogste tien werkdagen;
- h.
bij zijn 25, 30, 35, 40, 45 en 50-jarig ambtsjubileum: op de dag zelf;
- i.
bij zijn 25 of 40-jarig huwelijksjubileum en bij het 25, 40, 50 of 60- jarig huwelijksjubileum van zijn ouders, stief-, pleeg-, schoon of grootouders: op de dag zelf;
- j.
bij de doop, kerkelijke bevestiging en Eerste Heilige Communie van betrokkene of zijn echtgenote of haar echtgenoot, kinderen, stief-, pleeg- of aangehuwde kinderen: op de dag zelf;
- k.
bij diploma-uitreiking van de ambtenaar van politie of van de personen genoemd in lid d: op de dag zelf.
Artikel 66
Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt de ambtenaar van politie buitengewoon verlof met behoud van bezoldiging verleend door de korpschef of het diensthoofd:
- a.
voor het afleggen van een examen voor het behalen van een wettelijk erkend diploma, dat voor de uitoefening van zijn functie van belang kan worden geacht: op de dag voor en van het examen;
- b.
voor het zitting nemen in examencommissies op politiegebied: voor ten hoogste tien werkdagen per kalenderjaar.
Artikel 67
-
1. De ambtenaar van politie, die zorg draagt voor een persoon genoemd in het vierde lid, heeft aanspraak op buitengewoon verlof wegens calamiteiten met behoud van bezoldiging.
-
2. Onder calamiteit wordt verstaan een ernstige ziekte of een andere onverwachte gebeurtenis of overmacht, waardoor een noodsituatie ontstaat in de verzorging van een in het vierde lid genoemd persoon.
-
3. Het verlof is bedoeld voor de eerste opvang en het treffen van verdere voorzieningen en bedraagt maximaal 8 werkuren per calamiteit voor maximaal 3 calamiteiten per kalenderjaar.
-
4. De personen, voor wier verzorging buitengewoon verlof kan worden verleend, zijn of diens echtgenote of echtgenoot, levensgezel, ouders, stief-, pleeg en schoonouders, kinderen, stief-, pleeg- en aangehuwde kinderen van de ambtenaar van politie.
-
5. De ambtenaar van politie informeert de korpschef of het diensthoofd vooraf over het opnemen van het verlof onder opgave van de reden.
-
6. De korpschef of het diensthoofd kan verlangen dat de ambtenaar van politie achteraf zo spoedig mogelijk aannemelijk maakt dat sprake was van een noodsituatie. Indien betrokkene daar naar het oordeel van de korpschef of het diensthoofd niet in slaagt, worden de opgenomen uren in mindering gebracht op zijn vakantie-uren.
Artikel 68
-
1. Tijdens buitengewoon verlof van korte duur voor redenen niet opgenomen in dit hoofdstuk heeft de ambtenaar van politie aanspraak op bezoldiging, tenzij anders bepaald door de minister.
-
2. Het buitengewoon verlof van korte duur kan voor zover dat is verleend voor meer dan 174 werkuren, indien dringende redenen van dienstbelang dat vorderen, door de korpschef of het diensthoofd worden ingekort tot maximaal 174 werkuren.
-
3. Indien de ambtenaar van politie schade lijdt door de inkorting wordt hem de schade uit 's Landskas vergoed.
-
4. De ambtenaar van politie die na afloop van een hem verleend buitengewoon verlof en zonder dat dit is verlengd zijn werkzaamheden niet hervat, wordt gelijk behandeld als een ambtenaar van politie die een aanvraag tot ontslag heeft ingediend.
-
5. Het vierde lid is niet van toepassing indien de ambtenaar van politie binnen een termijn van twee weken ten genoegen van de minister aannemelijk maakt, dat hij een geldige reden had om zijn werkzaamheden niet te hervatten. Dan wordt het verlof verlengd tot het tijdstip waarop de bedoelde reden ophoudt te bestaan.
Artikel 69
Buitengewoon verlof van lange duur kan voor ten minste 522 werkuren per kalenderjaar en voor ten hoogste 1 jaar verleend worden, indien de minister van oordeel is dat daartoe aanleiding bestaat. Buitengewoon verlof van langer dan een jaar kan jaarlijks verlengd worden na evaluatie door de minister. De ambtenaar van politie aan wie een dergelijk verlof wordt verleend, maakt geen aanspraken op rechten die ontleend zouden kunnen worden indien in actieve dienst.
Artikel 70
-
1. Aan de ambtenaar van politie kan op zijn verzoek, al dan niet onder bepaalde voorwaarden, buitengewoon verlof van lange duur verleend worden door de minister.
-
2. Het buitengewoon verlof gaat niet in dan nadat de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, het verlof met de daaraan verbonden voorwaarden heeft aanvaard.
-
3. Het buitengewoon verlof kan voor zover dat is verleend voor meer dan 522 werkuren, indien dringende redenen van dienstbelang dat vorderen, door de minister worden ingekort tot maximaal 522 werkuren.
-
4. De ambtenaar van politie, die als militair in werkelijke dienst is, is van rechtswege met buitengewoon verlof van lange duur zonder behoud van bezoldiging, tenzij de minister anders bepaalt.
-
5. Indien de ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, schade lijdt door de inkorting wordt hem de gehele schade uit 's Landskas vergoed.
Artikel 71
-
1. Indien het verlof, bedoeld in artikel 70, uitsluitend strekt tot het persoonlijk belang van de ambtenaar van politie, kan dit slechts worden verleend zonder behoud van bezoldiging en voor ten hoogste zes maanden.
-
2. Indien het verlof, bedoeld in artikel 70, ten doel heeft de ambtenaar van politie in de gelegenheid te stellen een andere functie buiten de politiedienst te gaan vervullen en met de verlofverlening niet alleen het persoonlijk belang van betrokkene, maar ook het algemeen belang gediend wordt, kan dit worden verleend met behoud van bezoldiging in geval de ambtenaar gedurende die periode aantoonbaar geen andere vorm van inkomen heeft, en voor ten hoogste een jaar, met de mogelijkheid van verlenging na een evaluatie door de minister.
Artikel 72
-
1. Indien het verlof, bedoeld in artikel 70, ten doel heeft de ambtenaar van politie in de gelegenheid te stellen op te treden als onbezoldigd bestuurder of voorzitter van een wettelijk vastgestelde vereniging van ambtenaren dan wel van een erkende centrale organisatie of internationale ambtenarenorganisatie, waarbij die vereniging is aangesloten, wordt dit verleend onder behoud van bezoldiging gedurende een jaar, met een maximum van drie jaar. In geval van wanprestatie als bestuurder of voorzitter van de vereniging zal de minister het verleend verlof intrekken.
-
2. Tenzij dringende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten, wordt voor de duur van de zittingsperiode buitengewoon verlof met behoud van volle bezoldiging verleend aan de ambtenaar van politie die door een vereniging, bedoeld in het eerste lid, is aangewezen als lid van het dagelijks bestuur van zodanige vereniging, met dien verstande dat voor elke vereniging niet meer dan drie bestuursleden, inclusief de bestuurder of voorzitter, buitengewoon verlof verleend wordt. In geval van wanprestatie als lid van het dagelijks bestuur van de verenigingen zal de minister het verleend verlof intrekken.
Artikel 73
Indien het verlof, bedoeld in artikel 70, ten doel heeft de ambtenaar van politie in de gelegenheid te stellen, anders dan in vaste dienst, hetzij een functie bij een volkenrechtelijke organisatie te vervullen, hetzij als deskundige tijdelijk ten behoeve van Nederland, Aruba, Curaçao of een andere vreemde mogendheid werkzaam te zijn, en met de verlofverlening het algemeen belang in overwegende mate wordt gediend, kan dit voor ten hoogste drie jaar, al dan niet met behoud van bezoldiging, verleend worden.
Artikel 74
-
1. De ambtenaar van politie, die na afloop van een hem verleend buitengewoon verlof van lange duur, zijn werkzaamheden niet hervat, wordt geacht ontslag te hebben aangevraagd.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de ambtenaar van politie binnen een termijn van een maand ten genoegen van de minister schriftelijk aannemelijk maakt, dat hij een geldige reden had om zijn werkzaamheden niet te hervatten.
HOOFDSTUK 8: Vrijstelling van dienst wegens ziekte
Artikel 75
De artikelen 40 en 41 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, Hoofdstuk VI van de Regeling vakantie en vrijstelling van dienst ambtenaren en de daarop berustende regelingen zijn van toepassing op de ambtenaar van politie. Behoudens in de artikelen waar specifiek genoemd, zijn dienstongevallen uitgezonderd van dit hoofdstuk.
Artikel 76
-
1. De ambtenaar van politie, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, geeft daarvan onverwijld kennis aan zijn directe leidinggevende of de aan de daartoe aangewezen instantie.
-
2. De korpschef of het diensthoofd kan van de ambtenaar van politie verlangen een geneeskundige verklaring over te leggen. Ter verkrijging van een vrijstelling van dienst wegens ziekte van meer dan twee achtereenvolgende dagen is overleggen van een geneeskundige verklaring verplicht.
Artikel 77
De ambtenaar van politie, die wegens ziekte of ongeval verhinderd is zijn werkzaamheden te verrichten, wordt vrijstelling van dienst verleend, bedoeld in het eerste lid van artikel 58.
- 1.
De aanvankelijke duur van de vrijstelling van dienst wegens ziekte is ten hoogste zes maanden. Deze termijn kan telkens met ten hoogste zes maanden verlengd worden.
- 2.
De duur van de vrijstelling van dienst wegens ziekte, inbegrepen de verlenging daarvan, is ten hoogste vier jaren voor de ambtenaar van politie in vaste dienst en ten hoogste één jaar voor de ambtenaar van politie in tijdelijke dienst.
- 3.
Gedurende de vrijstelling van dienst wegens ziekte heeft de ambtenaar van politie aanspraak op een bezoldiging naar reden van:
- a.
voor de ambtenaar van politie in vaste dienst:
- i.
zijn volle bezoldiging gedurende de eerste vierentwintig maanden;
- ii.
negentig procent van zijn bezoldiging gedurende de daaropvolgende twaalf maanden;
- iii.
tachtig procent van zijn bezoldiging gedurende de resterende maanden;
- i.
- b.
voor de ambtenaar van politie in tijdelijke dienst: zijn volle bezoldiging gedurende de periode van één jaar.
- a.
- 4.
Tijdens de vrijstelling van dienst wegens ziekte ondergaat de bezoldiging van de ambtenaar van politie dezelfde wijzigingen, welke deze zou ondergaan indien hij niet verhinderd zou zijn om zijn werkzaamheden te verrichten, mits de periode van zes maanden voor de ambtenaar in tijdelijke dienst en een onafgebroken periode van één jaar voor de ambtenaar in vaste dienst niet wordt overschreden.
- 5.
Een opnieuw ingetreden verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte of ongeval wordt voor het bepalen van de in het eerste en derde lid genoemde termijn als een voortzetting van de vorige verhindering aangemerkt, tenzij die verhindering zich voordoet nadat dertig kalenderdagen zijn verstreken sedert de ambtenaar van politie zijn werkzaamheden volledig heeft hervat.
Artikel 78
-
1. De ambtenaar van politie heeft geen aanspraak op doorbetaling van bezoldiging:
- a.
indien de ziekte of het ongeval is voorgewend, althans zodanig overdreven is voorgesteld dat verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte of ongeval redelijkerwijs niet kan worden aangenomen;
- b.
indien de ambtenaar van politie de verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte of ongeval opzettelijk heeft veroorzaakt of verergerd, tenzij hem daarvan op grond van zijn psychische toestand redelijkerwijs geen verwijt gemaakt kan worden;
- c.
indien de ziekte of het ongeval is veroorzaakt door of het gevolg is van, een kwaal of lichaamsgebrek, waarover de ambtenaar van politie voor of bij zijn aanstelling opzettelijk heeft gezwegen of waaromtrent hij toen opzettelijk valse inlichtingen heeft verstrekt;
- d.
indien hij tijdens de verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte of ongeval voor zichzelf of voor derden arbeid verricht, tenzij dit door de geneeskundige, genoemd in artikel 79, de bezwaarcommissie, genoemd in artikel 80, de geneeskundige commissie, de geneeskundige in dienst van de overheid dan wel de andere geneeskundigen, genoemd in artikel 81, of de herkeuringscommissie, genoemd in artikel 83, wenselijk wordt geacht in het belang van het genezingsproces en er sprake is van onbetaalde arbeid.
- a.
-
2. De betaling van de bezoldiging wordt gestopt vanaf de dag waarop en zolang de ambtenaar van politie:
- a.
weigert zich te onderwerpen aan een geneeskundig onderzoek vanwege de dienst of, na voor een dergelijk onderzoek te zijn opgeroepen, zonder geldige reden niet verschijnt;
- b.
zonder voldoende grond nalaat zich onder geneeskundige behandeling te stellen of te blijven, dan wel zich niet houdt aan de voorschriften hem door zijn behandelend geneeskundige gegeven, uitgezonderd voorschriften inhoudende het verlenen van medewerking aan een ingreep van heelkundige aard;
- c.
zich zodanig gedraagt dat zijn genezing wordt belemmerd of vertraagd;
- d.
in gebreke blijft op het door de geneeskundige genoemd in artikel 79, de bezwaarcommissie, genoemd in artikel 80, de geneeskundige commissie, de geneeskundige in dienst van de overheid dan wel de andere geneeskundige(n), genoemd in artikel 81, of de herkeuringscommissie, genoemd in artikel 83, bepaalde tijdstip en in de door hen bepaalde mate zijn dienstverrichting te hervatten, tenzij hij daarvoor een inmiddels opgekomen door even genoemde geneeskundige(n) of commissie(s) als geldig erkende reden heeft opgegeven.
- a.
-
3. De betaling van de bezoldiging kan bovendien geheel of gedeeltelijk worden stopgezet, indien de ambtenaar van politie zich niet houdt aan eventuele door de minister vastgestelde controlevoorschriften.
-
4. In de, in het eerste lid genoemde gevallen kan de minister op grond van bijzondere omstandigheden bepalen, dat de ingehouden inkomsten geheel of gedeeltelijk worden uitbetaald aan de betrekkingen van de ambtenaar van politie, genoemd in artikel 55.
Artikel 79
-
1. De ambtenaar van politie kan door of namens de minister opgedragen worden zich aan een geneeskundig onderzoek te onderwerpen ter beoordeling van de vraag:
- a.
of er sprake is van verhindering tot dienstverrichting wegens ziekte of ongeval;
- b.
of zich een omstandigheid voordoet, bedoeld in artikel 77, eerste en tweede lid;
- c.
of maatregelen in het belang van herstel nodig zijn;
- d.
wanneer en in welke mate de werkzaamheden hervat kunnen worden.
- a.
-
2. De vanwege de dienst optredende geneeskundige deelt zijn oordeel terstond mee aan de ambtenaar van politie en stelt de minister zo spoedig mogelijk schriftelijk in kennis ter zake.
Artikel 80
-
1. De ambtenaar van politie, die zich niet kan verenigen met het medisch oordeel, bedoeld in artikel 79, kan daartegen binnen driemaal 24 uur nadat dit oordeel schriftelijk te zijner kennis is gebracht, bij de minister een met redenen omkleed bezwaarschrift indienen.
-
2. Desgevraagd wordt hij in de gelegenheid gesteld een mondelinge toelichting te geven. Hij kan zich laten bijstaan door een raadsman.
-
3. Behalve indien de minister, na overleg met de geneeskundige, bedoeld in artikel 79, het bezwaar van de ambtenaar van politie reeds aanstonds gegrond acht, wordt binnen twee weken na ontvangst daarvan een nieuw geneeskundig onderzoek verricht door een door de minister ingestelde bezwaarcommissie, bestaande uit drie geneeskundigen. De geneeskundige, bedoeld in artikel 79, kan geen deel uitmaken van de bezwaarcommissie.
-
4. De bezwaarcommissie deelt haar oordeel zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de ambtenaar van politie, de minister en de korpschef of het diensthoofd.
-
5. De kosten verbonden aan de uitvoering van dit artikel komen voor rekening van het Land.
Artikel 81
-
1. De korpschef of het diensthoofd, en, indien het de korpschef of het diensthoofd betreft, de minister kan een ambtenaar van politie vrijstelling van dienst verlenen wegens ziekte of verlenging daarvan op grond van een schriftelijke verklaring van een geneeskundige.
-
2. Indien een ambtenaar van politie als zodanig of in verband met het bekleden van een functie bedoeld in artikel 73, buiten Sint Maarten verblijft, kan de minister, in afwijking van het eerste lid, vrijstelling van dienst verlenen wegens ziekte of verlenging daarvan:
- a.
indien de ambtenaar van politie zich in Europa bevindt, op grond van een schriftelijke verklaring van een door de Gevolmachtigde Minister van Sint Maarten in Nederland aangewezen geneeskundige;
- b.
indien de ambtenaar van politie zich elders bevindt, op grond van een schriftelijke verklaring van een door de minister aangewezen geneeskundige.
- a.
-
3. Hervatting van dienst na vrijstelling van meer dan zes maanden wegens ziekte geschiedt pas na het overhandigen van een schriftelijke geneeskundige verklaring. In de schriftelijke verklaring wordt aangegeven:
- a.
wanneer en in welke mate de werkzaamheden hervat kunnen worden;
- b.
of zich een omstandigheid voordoet als bedoeld in artikel 77, eerste en tweede lid;
- c.
of maatregelen in het belang van herstel nodig zijn, waaronder begrepen aanpassing van de huidige functie en plaatsing in een passende functie, bedoeld in het tweede lid van artikel 84. Indien verblijf buiten Sint Maarten noodzakelijk is, wordt daarvan mededeling gedaan, onder opgave van de plaats van verblijf en de wijze waarop de reis daarheen moet plaats vinden.
- a.
-
4. De kosten verbonden aan de uitvoering van dit artikel komen voor rekening van het Land.
Artikel 82
-
1. De ambtenaar van politie, aan wie vrijstelling van dienst wegens ziekte is verleend voor de duur van meer dan zes maanden, mag zijn werkzaamheden niet geheel of gedeeltelijk hervatten dan nadat uit een schriftelijke verklaring van de geneeskundige commissie, de geneeskundige in dienst van de overheid dan wel andere geneeskundige(n), genoemd in artikel 79, blijkt dat betrokkene medisch onderzocht is en in staat is bevonden tot geheel of gedeeltelijke hervatting van zijn werkzaamheden.
-
2. De ambtenaar van politie, die aan het einde van de in artikel 77 genoemde maximumduur voor vrijstelling van dienst wegens ziekte volgens een schriftelijke verklaring van de geneeskundige commissie, de geneeskundige in dienst van de overheid of de andere geneeskundige(n), genoemd in artikel 81, niet in staat bevonden is tot volledige hervatting van zijn dienstverrichting, kan behoudens in het derde lid genoemde geval, ontslag verleend worden.
-
3. Indien de geneeskundige commissie, de geneeskundige in dienst van de overheid dan wel de andere geneeskundige(n), benoemd in artikel 81, van oordeel is dat hervatten van de werkzaamheden door de ambtenaar van politie niet mogelijk is wegens een opgekomen ziekte of ongeval van voorbijgaande aard, wordt voor de duur van die ziekte of dat ongeval alsnog vrijstelling van dienst wegens ziekte met behoud van zijn volle bezoldiging verleend.
-
4. De kosten verbonden aan de uitvoering van dit artikel komen voor rekening van het Land.
Artikel 83
-
1. Van een medisch oordeel krachtens de artikelen 81 en 82 staat, binnen zes weken nadat de ambtenaar van politie daarvan schriftelijk in kennis gesteld is, beroep open bij een door de minister ingestelde 1 bestaande uit drie geneeskundigen. Een van de geneeskundigen, wordt aangewezen door de betrokken ambtenaar van politie.
-
2. Het beroep moet schriftelijk en met redenen omkleedt worden ingediend. Het beroepschrift vermeldt tevens de naam en het adres van de geneeskundige, die door de ambtenaar van politie in de herkeuringscommissie wordt aangewezen.
-
3. De leden van de herkeuringscommissie mogen niet betrokken zijn geweest bij het medisch oordeel, waartegen beroep is ingesteld.
-
4. De herkeuringscommissie deelt haar oordeel zo spoedig mogelijk schriftelijk mee aan de ambtenaar van politie, de Minister en de korpschef of het diensthoofd.
-
5. De kosten verbonden aan de uitvoering van dit artikel komen voor rekening van het Land.
Artikel 84
-
1. De ambtenaar van politie kan eervol ontslag worden verleend op grond van blijvende ongeschiktheid voor de verdere vervulling van zijn ambt wegens ziekte of gebreken, indien:
- a.
de maximum duur van de vrijstelling van dienst wegens ziekte, genoemd in artikel 77, tweede lid, is verstreken;
- b.
ter zake van de ongeschiktheid wegens ziekte of ongeval een geneeskundig onderzoek is ingesteld als bedoeld in artikel 82 waaronder begrepen een eventuele heroverweging door de herkeuringscommissie, bedoeld in artikel 83; en,
- c.
het na een zorgvuldig onderzoek niet mogelijk is gebleken om de ambtenaar van politie, mede rekening houdend met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, zijn huidige functie in aangepaste vorm of een andere passende functie binnen de organisatie aan te bieden, dan wel indien hij heeft geweigerd een dergelijke functie te aanvaarden.
- a.
-
2. Onder andere passende functie, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, wordt verstaan:
- a.
gedurende het eerste jaar, dat de ambtenaar van politie ongeschikt is tot het uitoefenen van zijn functie wegens ziekte of ongeval: iedere functie die aansluit bij zijn opleiding en ervaring dan wel bij zijn opleidings- en ervaringsniveau;
- b.
na het eerste jaar: iedere functie waartoe de ambtenaar van politie, gezien zijn capaciteiten, in staat is te verrichten.
- a.
Paragraaf 8.1: Zwangerschap en bevalling
Artikel 85
-
1. De ambtenaar van politie heeft in verband met haar bevalling aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof.
-
2. De ambtenaar van politie heeft recht op zwangerschapsverlof vanaf de dag waarop de bevalling zoals blijkt uit een schriftelijke verklaring van een genees- of verloskundige, waarin de vermoedelijke datum bevalling wordt aangegeven, binnen zes weken te verwachten is.
-
3. De ambtenaar van politie heeft recht op bevallingsverlof van acht weken vanaf de dag volgend op die van de bevalling. In geval de bevalling in minder dan zes weken geschiedt, kan het niet-genoten zwangerschapsverlof samen met en aaneengesloten aan het bevallingsverlof verleend worden door de minister.
Artikel 86
Aan de vrouwelijke ambtenaar van politie, die een borstkind heeft, wordt op haar verzoek de gelegenheid gegeven om, gedurende ten hoogste het eerste jaar van het desbetreffend kind, gedurende de werktijd twee uren in de gelegenheid gesteld om het kind te voeden. Dit artikel is alleen van toepassing indien de vrouwelijke ambtenaar van politie feitelijk borstvoeding geeft aan haar natuurlijk kind.
HOOFDSTUK 9: Rechten en plichten ambtenaar van politie
Artikel 87
Hoofdstuk 7, met uitzondering van de artikelen 71, 72 en 80 van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie belast met de uitvoering van de politietaak, behalve in gevallen waar sprake is van uitwisseling, ondersteuning en beschikbaar stellen tussen de politiekorpsen van Sint Maarten, Curaçao, Aruba en Caribisch Nederland of de Landsrecherche.
Artikel 88
-
1. De ambtenaar van politie is gehouden zijn ambtsverplichtingen nauwgezet en ijverig te vervullen en zich te gedragen zoals een goed ambtenaar van politie betaamt.
-
2. Het is de ambtenaar van politie in ieder geval verboden:
- a.
zich tijdens de voor hem geldende werktijd zonder geldige reden te verwijderen van de plaats waar hij zijn werkzaamheden behoort te verrichten;
- b.
tijdens de voor hem geldende werktijd te roken en alcoholhoudende dranken te gebruiken of bij zich te hebben;
- c.
in dienstlokalen, -voertuigen of -vaartuigen alcoholhoudende dranken, drugs en andere verdovende of bedwelmende middelen te bewaren of voorhanden te hebben.
- a.
-
3. De ambtenaar van politie die opsporingsbevoegdheid bezit, kan zich niet beroepen op de omstandigheid dat hij niet in dienst is in die gevallen waarin zijn optreden redelijkerwijs vereist is.
-
4. De ambtenaar van politie dient de door of namens de minister vastgestelde voorschriften stipt en nauwgezet na te leven.
-
5. Bij niet-naleving van wettelijke en andere voorschriften, die redelijkerwijs niet geacht kunnen worden aan de ambtenaar van politie bekend te zijn, worden hem geen voordelen onthouden of nadelen toegebracht.
Artikel 89
-
1. De korpschef of het diensthoofd kan namens de minister in het belang van de integriteit van de politie en diensten op Sint Maarten periodieke, geplande dan wel ongeplande hetzij gedurende diensttijd of buiten diensttijd, urine onderzoeken op aanwezigheid van de bij de Opiumlandsverordening en de daarop berustende wet- en regelgeving verboden middelen vereisen van de aspirant en de ambtenaar van politie.
-
2. De ambtenaar van politie is verplicht onverwijld en zoals opgedragen urine af te staan ten behoeve van het onderzoek.
-
3. De betrokken ambtenaar van politie heeft recht om de uitslag te vernemen en om voor eigen rekening een hernieuwd onderzoek van de afgestane urine te laten plaatsvinden.
-
4. Disciplinaire maatregelen, waarin begrepen mogelijk ontslag, kunnen genomen worden tegen een aspirant of een ambtenaar van politie als gevolg van het weigeren van de opdracht urine af te staan voor het onderzoek.
Artikel 90
De minister stelt, in het belang van de kwaliteit en de taakuitvoering van de politie en diensten op Sint Maarten, regels omtrent de periodieke uitvoering van onderzoek naar de fysieke conditie van de ambtenaar van politie belast met de uitvoering van de politietaak. Deze regels betreffen in elk geval de verplichting van de ambtenaar zich te onderwerpen aan het onderzoek, de normen van lichamelijke geschiktheid voor de leeftijdscategorie waartoe de ambtenaar behoort, de wijze van uitvoeren van het onderzoek, het recht van de ambtenaar van politie om de uitslag te vernemen en de maatregelen die getroffen kunnen worden als gevolg van het weigeren zich te onderwerpen aan het onderzoek dan wel als gevolg van het resultaat van het onderzoek.
Artikel 91
-
1. Iedere ambtenaar van politie is verplicht tot geheimhouding van wat hem in zijn ambt ter kennis gekomen is.
-
2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet ten aanzien van hen aan wie de ambtenaar van politie middellijk of onmiddellijk ondergeschikt is.
-
3. Indien een ambtenaar van politie zijn geheimhoudingsplicht niet naleeft, zal overgegaan worden naar het nemen van disciplinaire maatregelen, waarin begrepen de mogelijkheid tot ontslag.
Artikel 92
-
1. Het verstrekken van uniform- en dienstkleding en onderscheidingstekens aan de ambtenaar van politie, die door de minister is aangewezen, evenals de controle op het onderhoud daarvan geschieden door of namens de minister en voor rekening van het Land.
-
2. De ambtenaar van politie, bedoeld in het eerste lid, is verplicht de uniform- en dienstkleding evenals de onderscheidingstekens te dragen voor zover dat van dienstwege is voorgeschreven.
-
3. Het buiten dienst gekleed gaan in uniform is niet geoorloofd.
-
4. Het is de ambtenaar van politie verboden in dienstuniform kledingstukken te dragen, tenzij die van dienstwege zijn verstrekt of voorgeschreven.
-
5. Het is de ambtenaar van politie verboden bij het gekleed gaan in uniform insignes of andere onderscheidingstekens te dragen, tenzij die van dienstwege zijn verstrekt of voorgeschreven.
-
6. Bij ministeriële regeling kunnen nadere regels worden gesteld over de kleding van de politie, de verstrekking en het onderhoud daarvan.
Artikel 93
-
1. De ambtenaar van politie aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, en de aspirant, is verplicht indien hem door de minister een dienstwoning is aangewezen, deze direct te betrekken en zich ter zake van de bewoning te gedragen conform de voorschriften die daaromtrent zijn gesteld. Hij draagt de onderhoudskosten die volgens wettelijk voorschrift of gebruik normaliter voor rekening van de huurder zijn.
-
2. De minister kan nadere regels stellen met betrekking tot groepen van medewerkers die gelet op de aard van hun functie dan wel door hun ambt of hoedanigheid aangewezen zijn op een passende woonomgeving dan wel adequate woning.
-
3. Indien nodig geacht, kunnen de kosten van onderhoud of reparatie aan een aangewezen dienstwoning als gevolg van verwaarlozing/nalatigheid van de ambtenaar ingehouden worden van zijn salaris.
-
4. De minister kan nadere regels stellen met betrekking tot het beschikbaar stellen van dienstwoningen.
Artikel 94
-
1. Indien het belang van de dienst dan wel het belang van de samenwerking tussen de politie van Sint Maarten, Curaçao, Aruba en Caribisch Nederland dat naar het oordeel van het bevoegd gezag noodzakelijk geacht wordt, is de ambtenaar van politie, behoudens het in het tweede lid genoemde geval, verplicht om binnen de politieorganisaties, bedoeld in artikel 2 van de Landsverordening politie, zijn functie te vervullen op een andere plaats van tewerkstelling of binnen een ander werkgebied, dan wel een andere functie dan waarin hij aangesteld is, hetzij op zijn plaats van tewerkstelling of binnen een ander werkgebied. Behoudens in spoedeisende gevallen geschiedt zulks niet dan na overleg met de betrokkene.
-
2. Aan de ambtenaar van politie, die in deelbetrekking werkzaam is, kan niet zonder zijn instemming een plaats van tewerkstelling buiten het werkgebied worden opgedragen.
-
3. Indien de ambtenaar van politie in een andere functie, bedoeld in het eerste lid, wordt geplaatst, wordt een functie opgedragen die hem in verband met zijn persoonlijkheid, omstandigheden en vooruitzichten redelijkerwijs kan worden opgedragen.
Artikel 95
-
1. De minister kan een ambtenaar van politie, anders dan de aspirant, zo mogelijk met zijn instemming, in het belang van de dienst voor de duur van ten hoogste één jaar beschikbaar stellen aan een andere dienst van het Ministerie van Justitie.
-
2. De periode, bedoeld in het eerste lid, kan worden verlengd met maximaal één jaar.
Artikel 96
De ambtenaar van politie, anders dan de aspirant, kan door de minister een andere functie dan die waarin hij aangesteld is, worden opgedragen, dan wel - op zijn verzoek - een andere plaats van tewerkstelling worden aangewezen.
Artikel 97
De ambtenaar van politie kan niet worden verplicht om, indien bij een particulier een staking is uitgebroken of een uitsluiting heeft plaatsgevonden, ter vervanging van de stakers of de uitgesloten werkzaamheden te verrichten of de werknemers behulpzaam te zijn bij het verrichten van hun werkzaamheden, tenzij en voor zover zulks, naar het oordeel van de minister, met het oog op de openbare orde, veiligheid of gezondheid dan wel voor de regelmatige functionering van de overheid, bepaaldelijk noodzakelijk is.
Artikel 98
Het is de ambtenaar van politie, indien daardoor de behoorlijke vervulling van zijn plichten als ambtenaar van politie in gevaar kan worden gebracht of het aanzien van zijn ambt kan worden geschaad, verboden om:
- a.
naast zijn ambt, een ander ambt, beroep of bedrijf uit te oefenen;
- b.
een nevenbetrekking te aanvaarden dan wel ten behoeve van derden, tegen betaling, werkzaamheden te verrichten, zonder schriftelijke toestemming van de minister. De minister verleent toestemming nadat de door de minister verlangde bewijsstukken zijn overlegd. Indien de nevenbetrekking leidt tot conflicten met de dagelijkse werkzaamheden van de betrokken ambtenaar van politie, dan wordt het beschouwd en behandeld als plichtsverzuim;
- c.
commissaris, bestuurder of vennoot te zijn van een rechtspersoon dan wel middellijk of onmiddellijk deel te nemen aan werken, dienstverrichtingen of leveringen die direct of indirect geheel of gedeeltelijk ten laste komen van de overheid;
- d.
ten behoeve van derden werkzaamheden te verrichten die, naar het oordeel van de minister, de grenzen van een redelijke hulpvaardigheid overschrijden.
Artikel 99
-
1. Het is de ambtenaar van politie verboden geld, geschenken, diensten of kortingen van welke aard, in welke vorm, middellijk of onmiddellijk, of van wie dan ook, met uitzondering van door Sint Maarten uitgeloofde premies, aan te nemen of ten behoeve van wie dan ook te bedingen in verband met de uitoefening van zijn ambt.
-
2. De ambtenaar van politie is verplicht onverwijld aan de minister mededeling te doen, indien een derde getracht heeft hem door een gift, kwijtschelding, belofte of verbintenis te bewegen in de uitoefening van zijn ambt iets te doen of na te laten.
Artikel 100
-
1. De ambtenaar van politie, die een besturende of toezichthoudende functie vervult in een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam, en die voor de in die functie verrichte of te verrichten werkzaamheden, anders dan uit ‘s Landskas, een vergoeding ontvangt, is verplicht die vergoeding in 's Landskas te storten, indien de benoeming in die functie:
- a.
plaats heeft gehad door de minister;
- b.
voortgevloeid is uit een wettelijk voorschrift of een overeenkomst, die met instemming van de minister tot stand is gekomen.
- a.
-
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing ten aanzien van de ambtenaar van politie die een nevenfunctie vervult, die verband houdt met de uitoefening van zijn ambt en aan hem is opgedragen door de minister, en die voor de in die nevenfunctie verrichte of te verrichten werkzaamheden, anders dan uit 's Landskas een vergoeding wordt toegekend door de minister.
Artikel 101
Het is de ambtenaar van politie verboden overheidsgoederen te gebruiken ten bate van particuliere belangen.
Artikel 102
-
1. De ambtenaar van politie mag een vervoermiddel dat hem door de overheid ten behoeve van de dienstverrichting ter beschikking is gesteld, alleen gebruiken voor het door de dienstverrichting vereiste vervoer. Onder zodanig vervoer wordt niet begrepen het vervoer van de ambtenaar van politie van en naar de plaats van zijn woning en van en naar de plaats van zijn tewerkstelling.
-
2. De minister kan in bijzondere gevallen ontheffing verlenen van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 103
-
1. Aan de ambtenaar van politie kunnen studiefaciliteiten in tijd of geld worden verleend.
-
2. De minister kent studiefaciliteiten toe voor functiegerichte opleidingen, tenzij zwaarwegende redenen van dienstbelang zich daartegen verzetten.
-
3. De minister kan studiefaciliteiten toekennen voor opleidingen die niet functiegericht zijn en voor opleidingen die gericht zijn op een functie buiten de politiedienst.
-
4. De minister kan ter uitvoering van dit artikel nadere regels stellen.
Artikel 104
-
1. De ambtenaar van politie, die in deelbetrekking werkzaam is en die op aanwijzing of met goedkeuring van de minister een opleiding volgt, is verplicht aan die opleiding deel te nemen als ware hij in volle betrekking aangesteld.
-
2. De in het eerste lid bedoelde verplichting geldt niet ten aanzien van opleidingen waarvoor een programma is vastgesteld dat uitdrukkelijk voorziet in de mogelijkheid van deelname door ambtenaren van politie, die in deelbetrekking werkzaam zijn.
Artikel 105
-
1. Aan de ambtenaar van politie kan door de minister een studieopdracht naar het buitenland worden verstrekt. De ambtenaar van politie, die in volledige betrekking werkzaam is, is verplicht een studieopdracht tot maximaal zes maanden te aanvaarden, tenzij zwaarwegende persoonlijke omstandigheden van de ambtenaar zich daartegen verzetten. De ambtenaar van politie kan geen studieopdracht die de duur van zes maanden overschrijdt, worden gegeven zonder zijn instemming.
-
2. Gedurende de studieopdracht wordt de ambtenaar van politie op non actief gesteld door de minister. Hem wordt voor de duur van de opleiding een maandelijkse vergoeding toegekend gelijk aan de bezoldiging die hij genoot onmiddellijk voorafgaand aan de non actiefstelling. Voorts worden zodanige voorzieningen getroffen, opdat hij van de studieopdracht geen nadelen ondervindt in zijn rechtspositie.
-
3. De ambtenaar van politie, die in deelbetrekking werkzaam is, maar die met de verlening van de studieopdracht heeft ingestemd, wordt voor de duur daarvan in volledige werktijd aangesteld. Bij de toekenning van de vergoeding, bedoeld in het tweede lid, wordt een volledige betrekking als uitgangspunt genomen.
-
4. In de beschikking, waarbij de studieopdracht wordt verleend, wordt tevens bepaald of de tijd gedurende welke de studieopdracht wordt vervuld:
- a.
volledig in aanmerking komt als diensttijd, zowel voor de beoordeling van de pensioenaanspraken als voor het regelen van het pensioen;
- b.
aangemerkt wordt als tijd gedurende welke geen werkzaamheden worden verricht in de zin van artikel 49, eerste en derde lid;
- c.
geldig is als diensttijd voor de bevordering naar een hogere bezoldigingsschaal of voor de toekenning van een hogere bezoldigingstrede.
- a.
Artikel 106
-
1. De ambtenaar van politie die geheel of gedeeltelijk voor 's Landsrekening een opleiding heeft gevolgd, en die tijdens die opleiding dan wel binnen drie jaar na het beëindigen daarvan de politiedienst verlaat, kan worden verplicht de kosten daarvan geheel of gedeeltelijk terug te betalen.
-
2. Indien de minister de verplichting, bedoeld in het eerste lid, oplegt, geschiedt dat bij of binnen drie maanden na de datum van ontslag.
-
3. De ambtenaar van politie die een opleiding waarvoor studiefaciliteiten als bedoeld in artikel 101, verleend zijn, voortijdig afbreekt, kan worden verplicht de door het Land gemaakte kosten geheel of gedeeltelijk terug te betalen.
-
4. Indien de minister de verplichting, bedoeld in het derde lid, oplegt, geschiedt dat binnen drie maanden nadat hij kennis heeft gekregen van de voortijdige beëindiging van de opleiding.
Artikel 107
-
1. De minister kan de ambtenaar van politie verplichten de door het Land geleden schade, voor zover deze te wijten is aan zijn opzet, (grove) schuld of nalatigheid, geheel of gedeeltelijk te vergoeden.
-
2. Ten aanzien van gevallen, waarin de schade minder bedraagt dan NAf. 500,- kan de korpschef of het diensthoofd de in het eerste lid bedoelde bevoegdheid uitoefenen.
-
3. Het bedrag van de schadevergoeding wordt niet vastgesteld dan nadat de ambtenaar van politie in de gelegenheid gesteld is zich schriftelijk of mondeling te verantwoorden.
-
4. Het verhaal van de schade op de ambtenaar van politie, zijn erfgenamen of rechtverkrijgenden, geschiedt conform het Burgerlijk Wetboek.
Artikel 108
-
1. De rekenplichtige ambtenaar van politie wordt van de verplichting tot aanzuivering van een tekort geheel of gedeeltelijk ontheven naarmate hij het beheer nauwgezet heeft uitgevoerd en de nodige voorzorgsmaatregelen heeft getroffen voor de bewaring van gelden en geldswaardige papieren.
-
2. Vloeit de verplichting tot aanzuivering van een tekort voort uit aansprakelijkheid voor ondergeschikten, dan wordt bovendien in aanmerking genomen in hoeverre de rekenplichtige ambtenaar van politie op het doen en laten van die ondergeschikten toezicht heeft gehouden.
-
3. De rekenplichtige ambtenaar van politie is van zijn verantwoordelijkheid ter zake ontheven gedurende de tijd dat hij door ziekte, ongeval of andere rechtsgeldige afwezigheid het beheer niet persoonlijk heeft gevoerd, indien zijn betrekking gedurende die tijd is waargenomen.
-
4. Dit artikel is alleen van toepassing voor zover de Comptabiliteitslandsverordening en de Landsverordening Algemene Rekenkamer niet anders bepalen.
Artikel 109
-
1. Aan de ambtenaar van politie wordt door de minister geheel of gedeeltelijk vergoed de schade aan zijn goederen, die hij buiten zijn schuld lijdt ten gevolge van de uitoefening van het ambt, voor zover die schade niet bestaat uit normale slijtage van die goederen.
-
2. De ambtenaar van politie heeft geen aanspraak op de in het eerste lid bedoelde vergoeding, indien hij ter zake van die schade tegenover derden rechten kan doen gelden.
-
3. Indien de ambtenaar van politie zijn rechten tegenover derden aan het Land cedeert, wordt hij in het genot gesteld van het in geld uitgedrukte bedrag van de schade.
-
4. Indien het Land ter zake van de rechten, verkregen middels een cessie, bedoeld in het derde lid, een civiele vordering instelt, worden de kosten die daaruit voor het Land voortvloeien, niet op de ambtenaar van politie verhaald.
-
5. Door de minister kan worden bepaald, in welke elders niet voorziene gevallen schadeloosstelling of vergoeding van kosten zal worden verleend aan de ambtenaar van politie.
-
6. De minister kan ter uitvoering van het eerste tot en met het derde lid nadere regels stellen.
Artikel 110
-
1. De ambtenaar van politie kan door of namens de minister de toegang tot dienstlokalen, -gebouwen en -terreinen of werklocatie, dan wel het verblijf aldaar worden ontzegd.
-
2. De ambtenaar van politie is verplicht zich te gedragen conform de maatregelen van orde die door de minister ten aanzien van het verblijf op de in het eerste lid bedoelde plaatsen zijn vastgesteld.
Artikel 111
-
1. De ambtenaar van politie die in contact staat of kort geleden heeft gestaan met een persoon die een ziekte heeft, ten aanzien waarvan de Landsverordening, houdende bepalingen ter bestrijding van besmettelijke ziekten van toepassing is, mag geen dienst verrichten en heeft geen toegang tot dienstgebouwen, -lokalen, -terreinen en werklocatie, dan met toestemming door de korpschef of het diensthoofd. Deze toestemming kan slechts verleend worden na een positief advies van de geneeskundige, bedoeld in artikel 79.
-
2. De ambtenaar van politie, die verkeert in de situatie, bedoeld in het eerste lid, is verplicht daarvan onverwijld kennis te geven aan de minister en de korpschef of het diensthoofd. Hij is gehouden zich te gedragen naar de door de minister of korpschef of diensthoofd gegeven aanwijzingen, waaronder die betreffende het ondergaan van een geneeskundig onderzoek, bedoeld in artikel 79.
-
3. Gedurende de tijd dat de ambtenaar van politie ingevolge dit artikel geen werkzaamheden verricht, geniet hij van zijn volledige bezoldiging.
-
4. In geval van een noodsituatie met betrekking tot een besmettelijke ziekte kan de korpschef of het diensthoofd, in afwachting van nader besluit zijdens de minister, de ambtenaar van politie de toegang tot de dienstlokalen tijdelijk ontzeggen of andere taken opdragen. De eindbeslissing ligt echter bij de minister. De korpschef of diensthoofd dient een dergelijke beslissing met redenen omkleed onverwijld (binnen 24 uur) mede te delen aan de minister.
Artikel 112
-
1. De ambtenaar van politie kan door de minister wegens buitengewone toewijding of bijzonder loffelijke dienstverrichting worden beloond met:
- a.
een tevredenheidsbetuiging;
- b.
een eenvoudige geldelijke beloning tot maximaal 10% van de aanvangsbezoldiging behorende bij bezoldigingsschaal 1;
- c.
een gratificatie van ten hoogste acht en een derde procent (8 1/3 %) van de bezoldiging van de betrokken ambtenaar, berekend over een kalenderjaar;
- d.
een verhoging van de bezoldiging tot de naaste hogere bezoldigingstrede;
- e.
een indeling in de naast hogere bezoldigingsschaal.
- a.
-
2. De eenvoudige geldelijke beloning kan ten hoogste tweemaal per kalenderjaar aan dezelfde ambtenaar worden toegekend.
Artikel 113
-
1. De minister verstrekt de naar behoren functionerende ambtenaar van politie bij zijn 25-, 30-, 35-, 40-, 45-, en 50-jarig ambtsjubileum een huldeblijk bestaande uit een gratificatie.
-
2. De aan de huldeblijk verbonden geldelijke vergoeding bedraagt bij de in het eerste lid bedoelde ambtsjubilea respectievelijk maximaal 50, 100, 100, 125, 150 en 150 % van de som van de bezoldiging per maand en de vakantie-uitkering van de ambtenaar van politie.
HOOFDSTUK 10: Invaliditeit of dood na dienstongeval en beroepsziekte
Artikel 114
-
1. In geval van invaliditeit die voortvloeit uit een dienstongeval of een beroepsziekte, wordt aan de desbetreffende ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, smartengeld vergoed tot een netto maximum bedrag van NAf. 200,000.
-
2. In geval de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, is komen te overlijden ten gevolge van een dienstongeval, wordt aan de weduwe of weduwnaar van wie de overleden ambtenaar niet duurzaam gescheiden leefde een netto bedrag van
-
1. NAf. 100,000 minus het bedrag bedoeld in artikel 30, derde lid en het bedrag bedoeld in artikel 55, eerste lid, van dit landsbesluit, uitgekeerd.
-
2. Indien de overleden ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, geen weduwe of weduwnaar nalaat, geschiedt de uitbetaling ten behoeve van de minderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan. Ontbreken zodanige kinderen, dan geschiedt de uitbetaling ten behoeve van zijn ouders, zusters, broers, meerderjarige wettige of natuurlijke kinderen ten aanzien van wie familierechtelijke betrekkingen bestaan dan wel stief- of pleegkinderen, indien de overledene in overwegende mate in het levensonderhoud van voornoemde betrekkingen voorzag.
-
3. De bedragen, genoemd in het eerste en tweede lid, kunnen eenmaal gedurende vijf kalenderjaren bij ministeriële regeling gewijzigd worden overeenkomstig de consumentenprijsindex.
Artikel 115
-
1. De ambtenaar van politie heeft aanspraak op volledige vergoeding van de schade die hij ten gevolge van een beroepsincident lijdt, voor zover hierin op grond van enig landsverordening of daarop berustende regeling niet reeds is voorzien.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op beroepsincidenten die hebben plaatsgevonden voorafgaand aan de inwerkingtreding van dit besluit.
Artikel 116
-
1. De ambtenaar van politie, die een dienstongeval heeft gehad dat heeft geleid of kan leiden tot invaliditeit:
- a.
meldt het dienstongeval zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 150 dagen na het dienstongeval schriftelijk aan het bevoegd gezag;
- b.
licht het bevoegd gezag zo volledig mogelijk in over het dienstongeval;
- c.
stelt zich direct onder geneeskundige behandeling;
- d.
doet al het mogelijke om een spoedig herstel te bevorderen, onder meer door de aanwijzingen van de behandelend arts op te volgen; en,
- e.
verleent zijn medewerking aan de vaststelling van de ontstane invaliditeit.
- a.
-
2. Indien de ambtenaar van politie niet handelt overeenkomstig het eerste lid, onderdelen a tot en met d, kan alleen recht op smartengeld ontstaan indien:
- a.
hij in redelijkheid aantoont dat de ontstane invaliditeit uitsluitend het gevolg is van het dienstongeval; en,
- b.
het bevoegd gezag als gevolg van dit verzuim niet in zijn belangen is geschaad.
- a.
-
3. Een ander kan namens de ambtenaar van politie voldoen aan het eerste lid, onderdelen a en b, en het tweede lid, onderdeel a, mits die ander geacht kan worden de belangen van de ambtenaar te vertegenwoordigen.
-
4. Onderzoekskosten die voortvloeien uit het tweede lid, onderdeel a, komen voor rekening van de ambtenaar van politie.
Artikel 117
-
1. De minister wijst een deskundige aan die de als gevolg van het dienstongeval ontstane mate van invaliditeit van de ambtenaar van politie vaststelt aan de hand van de Guides to the Evaluation of Permanent Impairment van de American Medical Association. De vaststelling vindt plaats zodra voorzienbaar is dat de toestand van de ambtenaar van politie niet meer zal verbeteren of verslechteren, doch uiterlijk twee jaar na het dienstongeval.
-
2. Het smartengeld is gelijk aan de in procenten vastgestelde mate van invaliditeit.
-
3. Indien de ambtenaar van politie anders dan als gevolg van het dienstongeval overlijdt voordat het uitkeringspercentage kan worden vastgesteld, wordt uitgekeerd naar het bedrag dat naar verwachting zou zijn uitgekeerd.
-
4. De minister draagt de kosten van de vaststelling, bedoeld in het eerste lid.
Artikel 118
-
1. Het smartengeld wordt met inachtneming van onderstaande uitkeringspercentages vastgesteld bij algehele amputatie of volledig verlies van het gebruiksvermogen van:
- a.
beide benen en voeten: 100%;
- b.
beide armen en handen: 100%;
- c.
beide nieren: 100%;
- d.
een arm of hand en een been of voet tezamen: 100%;
- e.
het gezichtsvermogen van beide ogen: 100%;
- f.
algehele verlamming: 100%;
- g.
de verstandelijke vermogens: 100%;
- h.
een arm en een schoudergewricht: 85%;
- i.
een arm in het ellebooggewricht of tussen elleboog- en schoudergewricht: 75%;
- j.
een arm tussen pols- en ellebooggewricht: 70%;
- k.
een been in het heupgewricht: 75%;
- l.
een been in het kniegewricht of tussen knie- en heupgewricht: 70%;
- m.
een been in het enkelgewricht, een been tussen enkel- en kniegewricht of een voet: 65%;
- n.
de onderkaak: 50%;
- o.
het gezichtsvermogen van één oog: 50%;
- p.
een lens: 15%;
- q.
het gehoor van beide oren: 75%;
- r.
het gehoor van één oor: 35%;
- s.
een duim: 25%;
- t.
iedere andere vinger: 15%;
- u.
een grote teen: 15%;
- v.
iedere andere teen: 7,5%;
- w.
een nier: 20%;
- x.
de milt: 10%;
- y.
een long: 35%;
- z.
de tong: 50%;
- aa.
het spraakvermogen: 50%
- bb.
de baarmoeder: 20%;
- cc.
de baarmoeder en de eierstokken: 30%;
- dd.
een teelbal: 5%;
- ee.
beide teelballen: 30%;
- ff.
het mannelijk lid: 40%;
- gg.
de vrouwelijke genitalia: 40%;
- hh.
het reukvermogen: 10%;
- ii.
de smaak: 10%.
- a.
-
2. Bij gedeeltelijke amputatie of gedeeltelijk verlies van het gebruiksvermogen wordt een evenredig deel van het genoemde uitkeringspercentage vastgesteld. Bij amputatie of volledig verlies van het gebruiksvermogen van één of meer vingers van een hand bedraagt het uitkeringspercentage nooit meer dan bij verlies van de arm tussen pols en ellebooggewricht.
-
3. De minister wijst een deskundige aan voor de vaststelling van het uitkeringspercentage op grond van dit artikel.
Artikel 119
-
1. De in artikel 116, eerste lid, onderdeel a, bedoelde melding geldt als aanvraag tot vergoeding van smartengeld.
-
2. Indien sprake is van een dienstongeval wordt de beschikking op de aanvraag genomen uiterlijk zes weken nadat de mate van invaliditeit is vastgesteld.
Artikel 120
In het geval geheel of gedeeltelijk ten onrechte smartengeld is toegekend op grond van door de ambtenaar of zijn vertegenwoordiger, bedoeld in van artikel 116, derde lid, verstrekte gegevens waarvan zij wisten of moesten weten dat deze gegevens onjuist waren, kan het bevoegd gezag het besluit tot toekenning van smartengeld herzien of intrekken.
HOOFDSTUK 11: Disciplinaire straffen
Artikel 121
-
1. Hoofdstuk VIII van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht en de daarop berustende regelingen zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
-
2. De ambtenaar van politie, die zijn ambtelijke verplichtingen niet nakomt of zich anderszins aan plichtsverzuim schuldig maakt, kan disciplinair worden gestraft.
-
3. Plichtsverzuim omvat zowel het overtreden van een dienstvoorschrift als het doen of nalaten van hetgeen een goed ambtenaar van politie in gelijke omstandigheden behoort na te laten of te doen.
-
4. Een strafrechtelijke vervolging wegens een feit dat mede plichtsverzuim inhoudt, sluit een disciplinaire strafoplegging wegens dat feit niet uit.
Artikel 122
-
1. De disciplinaire straffen die de ambtenaar van politie kunnen worden opgelegd, zijn:
- a.
schriftelijke berisping;
- b.
buitengewone dienst op andere dagen dan op zondag of op de voor de ambtenaar van politie geldende algemene en kerkelijke feestdagen, en zonder de ingevolge artikel 32 voor overwerk toe te kennen toelage: voor ten hoogste zes uren met een maximum van drie uren per dag al dan niet in aansluiting op de voor hem geldende diensttijd;
- c.
geldboete van ten hoogste vijftig procent van de aanvangsbezoldiging behorende bij bezoldigingsschaal 1, in te houden in overeenstemming met de wettelijk vastgestelde maximum van 1/3 van de bezoldiging elke maand tot volledige afbetaling;
- d.
gehele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging tot een bedrag van ten hoogste een maand bezoldiging, in te houden in overeenstemming met de wettelijk vastgestelde maximum van 1/3 van de bezoldiging elke maand tot volledige afbetaling;
- e.
terugzetten naar een lagere bezoldigingstrede tot maximaal twee bezoldigingstreden;
- f.
uitsluiten van bevordering voor ten hoogste vier jaren;
- g.
terugzetten in de naast lagere rang, al dan niet voor bepaalde tijd en al dan niet met vermindering van de bezoldiging tot de aan die naast lagere rang verbonden bezoldiging;
- h.
schorsing voor een bepaalde tijd met gehele of gedeeltelijke inhouding van bezoldiging voor ten hoogste zes maanden, met de mogelijkheid van eenmalige verlenging voor de duur van drie maanden op grond van een gemotiveerde beslissing op schrift;
- i.
ontslag.
- a.
-
2. Bij het opleggen van alle in het vorige lid genoemde straffen is het principe van hoor en wederhoor van toepassing. Het principe van hoor en wederhoor wordt geacht te zijn toegepast wanneer de betrokken ambtenaar in de gelegenheid gesteld is zijn verweer op schrift of in persoon te presenteren.
-
3. Aan de aspirant kan tevens worden opgelegd de disciplinaire straf van verwijdering van het opleidingsinstituut dat de basisopleiding verzorgd, gedurende ten hoogste veertien dagen, met dien verstande dat deze straf niet wordt opgelegd op de dagen waarop de opleidingsresultaten volgens de ter zake gestelde regels worden getoetst of beoordeeld.
-
4. De bevoegdheid tot het opleggen van een straf genoemd in het eerste lid komt uitsluitend aan de minister.
-
5. Het opleggen van een straf, genoemd in het eerste lid, onder f, g, h en i geschiedt bij landsbesluit.
Artikel 123
-
1. Indien het voornemen bestaat om de ambtenaar van politie een disciplinaire straf op te leggen, geschiedt de strafoplegging niet dan nadat hij schriftelijk in de gelegenheid is gesteld om zich binnen zeven dagen tegenover het tot strafoplegging bevoegde gezag of een door deze aan te wijzen instantie te verantwoorden. Indien de strafoplegging bij landsbesluit plaatsvindt, geschiedt de verantwoording bij de minister. Verantwoording zal schriftelijk geschieden.
-
2. De ambtenaar van politie wordt op zijn verzoek in de gelegenheid gesteld tot het geven van een mondelinge toelichting. Bij het geven van de mondelinge toelichting kan de ambtenaar van politie zich laten bijstaan door een raadsman.
-
3. Van de mondelinge toelichting wordt direct een verslag opgemaakt, dat na voorlezing wordt ondertekend door degene tegenover wie de toelichting heeft plaatsgevonden en door de ambtenaar van politie. Indien de ambtenaar van politie het verslag weigert te ondertekenen, wordt dit in het verslag zo mogelijk onder opgave van redenen vermeld. De ambtenaar van politie ontvangt een afschrift van het verslag.
-
4. Indien de ambtenaar van politie dit verlangt, worden hem of zijn raadsman onverwijld kopieën verstrekt van de ambtelijke rapporten dan wel andere documenten, die op de hem ten laste gelegde feiten betrekking hebben, met uitzondering van documenten of onderdelen daarvan tegen welke kennisneming het openbaar belang zich volgens de minister bepaaldelijk verzet.
Artikel 124
-
1. Het bevoegd gezag dat tot strafoplegging wenst over te gaan, kan van zijn voornemen kennis geven aan de ambtenaar van politie. De kennisgeving vermeldt de disciplinaire straf die het bevoegd gezag voornemens is op te leggen, benevens de gronden die het daarvoor meent te hebben. De kennisgeving wordt zo mogelijk op de plaats van tewerkstelling aan de ambtenaar van politie tegen gedagtekend en door hem ondertekend ontvangstbewijs uitgereikt.
-
2. Indien de ambtenaar van politie niet op de plaats van tewerkstelling aanwezig is, wordt de kennisgeving aan zijn woon- of verblijfplaats tegen gedagtekend en door de ontvanger ondertekend ontvangstbewijs afgegeven aan hemzelf of aan een van zijn huisgenoten. Indien degene die met de afgifte van de kennisgeving belast is noch de ambtenaar van politie noch iemand op zijn huisadres aantreft, of indien degene die aangetroffen wordt weigert de kennisgeving in ontvangst te nemen of het ontvangstbewijs te ondertekenen, wordt het aangetekend aan de woon- of verblijfplaats van de ambtenaar van politie gezonden. De bedoelde kennisgeving geschiedt niet later dan een maand na het incident.
-
3. In de gevallen, bedoeld in het tweede lid, wordt de betrokken ambtenaar van politie geacht met de kennisgeving bekend te zijn geworden op de dag van afgifte aan zijn woon- of verblijfplaats, onderscheidenlijk op de dag waarop het door de postdienst aan die woon- of verblijfplaats is bezorgd of aangeboden.
Artikel 125
-
1. Het tot strafoplegging bevoegde gezag stelt de gestrafte ambtenaar van politie onverwijld in kennis van de strafoplegging door toezending van een afschrift daarvan. Artikel 124 is van overeenkomstige toepassing.
-
2. Indien de strafoplegging plaats vindt door het bevoegd gezag, wordt in de beslissing tevens medegedeeld dat binnen veertien dagen na ontvangst daarvan een met redenen omkleedt bezwaarschrift ingediend kan worden bij de Gouverneur.
Artikel 126
-
1. De straf, behalve die van schriftelijke berisping, wordt niet ten uitvoer gelegd zolang zij niet onherroepelijk is geworden, tenzij bij de strafoplegging is bepaald dat deze onmiddellijk ten uitvoer wordt gelegd.
-
2. Indien tot onmiddellijke tenuitvoerlegging van de straf van buitengewone dienst is overgegaan en deze straf na ingesteld beroep niet wordt gehandhaafd, wordt de tijd gedurende welke buitengewone dienst is verricht, aangemerkt als diensttijd gedurende welke werkzaamheden na de voor de betrokken ambtenaar van politie geldende werktijd zijn verricht, en wordt conform de geldende voorschriften een vergoeding voor overwerk toegekend.
HOOFDSTUK 12: Schorsing en ontslag
Artikel 127
De hoofdstukken IX en X, van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht en de daarop gebaseerde regelingen, zijn niet van toepassing op de ambtenaar van politie.
Artikel 128
-
1. De ambtenaar van politie is van rechtswege in zijn ambt geschorst wanneer hem rechtmatig zijn vrijheid is ontnomen, anders dan op grond van de Landsverordening toezicht op krankzinnigen, genomen in het belang van de volksgezondheid.
-
2. Indien de vrijheidsbeneming het gevolg is van een maatregel op grond van de Landsverordening toezicht op krankzinnigen wordt de ambtenaar van politie, onverminderd het eerste lid, behandeld als ware hem vrijstelling van dienst wegens ziekte als bedoeld in hoofdstuk 8, verleend.
Artikel 129
-
1. Onverminderd artikel 122, eerste lid, onderdeel i, kan de ambtenaar van politie bij landsbesluit in zijn ambt worden geschorst:
- a.
indien een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf tegen hem is ingesteld;
- b.
wanneer hem het voornemen tot bestraffing met onvoorwaardelijk ontslag is meegedeeld dan wel wanneer hem die straf is opgelegd;
- c.
wanneer naar het oordeel van de minister het dienstbelang dit bepaaldelijk vereist.
- a.
-
2. In afwachting op de schorsing wordt de ambtenaar van politie buiten functie gesteld door de minister.
-
3. De duur van de schorsing bedraagt maximaal zes maanden, tenzij in het kader van een strafrechtelijk onderzoek een langere periode is geboden, doch in ieder geval niet langer dan achttien maanden. In zeer bijzondere gevallen kan deze termijn bij landsbesluit eenmaal met drie maanden worden verlengd.
Artikel 130
-
1. Tijdens de schorsing wordt de bezoldiging voor een derde deel ingehouden. Na verloop van zes weken kan verdere inhouding, ook van het volle bedrag van de bezoldiging, plaatsvinden. Indien het een schorsing betreft als bedoeld in artikel 120, eerste lid, onderdeel b, kan de minister bepalen dat met onmiddellijke ingang meer dan een derde deel of het volle bedrag van de bezoldiging wordt ingehouden.
-
2. Geen inhouding vindt plaats in geval van een schorsing in het belang van de dienst, bedoeld in artikel 129, eerste lid, onderdeel c, van een maatregel op grond van de Landsverordening toezicht op krankzinnigen, of van een ophouden voor verhoor of een inverzekeringstelling, bedoeld in de titels V en VII van het Wetboek van Strafvordering, mits niet gevolgd door voorlopige hechtenis.
-
3. De ingehouden bezoldiging wordt alsnog aan de ambtenaar van politie uitbetaald in geval de schorsing niet wordt gevolgd door een onvoorwaardelijk ontslag bij wijze van straf. Op de uit te betalen bezoldiging wordt in mindering gebracht de bezoldiging die de ambtenaar van politie sedert de schorsing heeft genoten uit de arbeid, die hij als gevolg van de schorsing heeft kunnen verrichten, tenzij dit naar het oordeel van de minister onredelijk wordt geacht.
-
4. Het niet ingehouden deel van de bezoldiging van de geschorste ambtenaar van politie kan door de minister in bijzondere gevallen worden uitbetaald aan de betrekkingen van de ambtenaar van politie, genoemd in artikel 55.
Artikel 131
-
1. Ontslag wordt verleend bij landsbesluit. Het ontslagbesluit vermeldt de datum van ingang van het ontslag.
-
2. Bij ongevraagd ontslag wordt, behalve in de artikelen 133, eerste lid, en 134 genoemde gevallen, de reden van ontslag meegedeeld.
-
3. Gedurende de basisopleiding kan het tijdelijke dienstverband van de aspirant tussentijds worden beëindigd bij gebleken ongeschiktheid, onvoldoende prestaties of deviant gedrag.
Artikel 132
-
1. De ambtenaar van politie wordt op zijn verzoek ontslag verleend. Het ontslag op eigen verzoek wordt eervol verleend.
-
2. Behoudens in het geval, genoemd in artikel 74, wordt het ontslag slechts verleend met in achtneming van een opzegtermijn van drie maanden vanaf de datum waarop het verzoek om ontslag is ontvangen door de minister.
-
3. Van het eerste lid kan worden afgeweken, indien een strafrechtelijke vervolging ter zake van een misdrijf tegen de ambtenaar van politie is ingesteld of indien wordt overwogen hem de straf van ontslag op te leggen.
-
4. Van het tweede lid kan worden afgeweken:
- a.
indien wordt overwogen aan de ambtenaar van politie een straf als bedoeld in artikel 122 op te leggen;
- b.
indien het dienstbelang dit bepaaldelijk vereist, met dien verstande dat de termijn van drie maanden tot ten hoogste zes maanden verlengd kan worden en dat bij de verlenging in redelijkheid met de belangen van de ambtenaar van politie rekening wordt gehouden;
- c.
op verzoek van de ambtenaar van politie.
- a.
-
5. Indien een ontslag op verzoek verleend wordt aan een aspirant, gaat het ontslag, in afwijking van het tweede lid, onmiddellijk in. De minister kan terugbetaling van de opleidingskosten of een gedeelte daarvan eisen.
Artikel 133
-
1. Aan de aspirant, die tegen het einde van de basisopleiding niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid en geschiktheid, wordt geacht eervol ontslag te zijn verleend met ingang van de dag volgend op die, waarop de basisopleiding respectievelijk de betreffende opleiding voltooid zou zijn.
-
2. Aan de ambtenaar, aangesteld voor de uitvoering van de politietaak, die tegen het einde van de proeftijd, bedoeld in artikel 5 tweede lid, niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid en geschiktheid, wordt geacht eervol ontslag verleend te zijn met ingang van de dag volgend op die, waarop de proeftijd inclusief eventuele verlenging verstreken is.
-
3. Aan de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve of andere taken ten dienste van politie, die tegen het einde van de proeftijd, bedoeld in artikel 6, eerste lid, niet voldoet aan de eisen van bekwaamheid en geschiktheid, wordt geacht eervol ontslag verleend te zijn met ingang van de dag volgend op die, waarop de proeftijd inclusief eventuele verlenging verstreken is.
-
4. Aan de ambtenaar van politie die gedurende de basisopleiding respectievelijk de proeftijd niet de geschiktheid blijkt te bezitten die voor de uitoefening van het ambt vereist is, kan eervol ontslag verleend worden mits een opzeggingstermijn in acht wordt genomen van:
- a.
drie maanden, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste twaalf maanden ononderbroken in dienst was;
- b.
twee maanden, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste zes maanden, maar korter dan twaalf maanden ononderbroken in dienst was;
- c.
één maand, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand korter dan zes maanden ononderbroken in dienst was.
- a.
-
5. Het ontslag, bedoeld in het vierde lid, kan al dan niet op verzoek van de ambtenaar van politie ingaan voor de afloop van de opzeggingstermijn. Indien dit niet op verzoek van de ambtenaar van politie geschiedt, wordt hem over de tijd, die aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie uitkering, waarop hij aanspraak zou hebben gehad, als hij tot het einde van de opzeggingstermijn in dienst was gebleven.
Artikel 134
-
1. Aan de ambtenaar van politie, anders dan de aspirant, die blijkens zijn landsbesluit van aanstelling benoemd is voor een bepaalde tijd, bedoeld in artikel 5, zesde lid en artikel 6, eerste lid, onderdelen b, c, d en e, wordt geacht eervol ontslag te zijn verleend zodra die tijd is verstreken.
-
2. De ambtenaar van politie, anders dan de aspirant, die blijkens zijn landsbesluit van aanstelling is benoemd voor onbepaalde tijd, kan eervol ontslag worden verleend, mits een opzeggingstermijn in acht wordt genomen van:
- a.
drie maanden, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste twaalf maanden ononderbroken in dienst was;
- b.
twee maanden, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand ten minste zes maanden doch korter dan twaalf maanden ononderbroken in dienst was;
- c.
een maand, indien hij ten tijde van de opzegging direct daaraan voorafgaand korter dan zes maanden ononderbroken in dienst was.
- a.
-
3. De opzegging, bedoeld in het tweede lid, kan niet geschieden gedurende zwangerschap van de vrouwelijke ambtenaar van politie noch gedurende het verlof, bedoeld in artikel 85, noch, indien zij de dienst heeft hervat, gedurende de daaropvolgende periode van vier weken. Ter staving van de zwangerschap kan de minister een verklaring van een genees- of verloskundige verlangen.
-
4. De opzegging, bedoeld in het tweede lid, kan niet geschieden gedurende buitengewoon verlof verleend aan de ambtenaar van politie bij ernstige ziekte van de personen in artikel 65, onder d, of de ambtenaar van politie die door middel van een geneeskundig bewijs aantoont dat hij zorgverlener is van zijn echtgenote of levensgezel in de gevallen bedoeld in het derde lid van dit artikel.
-
5. Het ontslag, bedoeld in het tweede lid, kan al dan niet op verzoek van de ambtenaar van politie, ingaan voor de afloop van de opzeggingstermijn. Indien dit niet op aanvraag van de ambtenaar van politie geschiedt, wordt hem over de tijd die aan de opzeggingstermijn ontbreekt, een bedrag uitbetaald gelijk aan de bezoldiging, vermeerderd met de vakantie-uitkering, waarop hij aanspraak zou hebben gehad indien hij tot het einde van de opzeggingstermijn in dienst was gebleven.
-
6. Aan de ambtenaar van politie in tijdelijke dienst, bedoeld in het eerste lid, kan ontslag verleend worden met ingang van een dag gelegen binnen de bepaalde tijd. Alsdan zijn het tweede tot en met het vierde lid van overeenkomstige toepassing.
Artikel 135
Aan een ambtenaar van politie kan eervol ontslag verleend worden op grond van:
- a.
gebleken revolutionaire gezindheid;
- b.
het lidmaatschap van een organisatie, waarvan de Gouverneur, de Raad van Advies gehoord, verklaard heeft dat zij om de doelen die zij nastreeft of om de middelen die zij aanwendt, een behoorlijke vervulling van het ambt in gevaar kan brengen of kan schaden;
- c.
het op enigerlei wijze van medewerking of steun verleent aan een organisatie als bedoeld in onderdeel b.
Artikel 136
Een ambtenaar van politie, die door de Gouverneur of de Staten benoemd wordt in een openbare betrekking hier te lande, wordt met ingang van de dag van aanvaarding van die betrekking op non-actief gesteld, waarna bij ontslag uit eerstgenoemde betrekking herintreding bij het korps politiekorps of de dienst landsrecherche mogelijk is.
Artikel 137
-
1. Aan de ambtenaar van politie wordt eervol ontslag verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij de pensioengerechtigde leeftijd bereikt.
-
2. De minister verzoekt de korpschef of het diensthoofd om een schriftelijke motivatie van het dienstbelang en een beoordeling zoals bedoeld in artikel 28.
-
3. De verlenging geschiedt maximaal drie keer met ten hoogste een jaar. Niettemin kan aan de betrokkene die, blijkens het schriftelijk oordeel van een geneeskundige bedoeld in artikel 79, tussentijds ongeschikt is geworden voor de verdere uitoefening van zijn betrekking, ontslag worden verleend met ingang van de eerste dag van de maand volgend op die waarin hij schriftelijk in kennis is gesteld van dat oordeel.
Artikel 138
-
1. Buiten de gevallen bij dit besluit of bij het krachtens enige landsverordening, anders dan de Landsverordening materieel ambtenarenrecht, kan de ambtenaar van politie alleen ontslagen worden op grond van:
- a.
het verlies van een vereiste voor de aanstelling, gesteld bij een regeling aan de aanstelling voorafgegaan zijnde, tenzij het vereiste alleen voor de aanvang van het ambt geldt;
- b.
een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak, waarbij de ambtenaar van politie onder curatele is gesteld;
- c.
het ondergaan van lijfsdwang wegens schulden krachtens een onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak;
- d.
een onherroepelijk geworden veroordeling tot een vrijheidsstraf wegens misdrijf;
- e.
uitgezonderd degenen die aan een dienstongeval lijden, onbekwaamheid of ongeschiktheid voor het door hem beklede ambt, anders dan op grond van ziels- of lichaamsgebreken;
- f.
het bij of in verband met de aanstelling dan wel de keuring verstrekken van onjuiste of onvolledige inlichtingen, zonder welke handelwijze niet tot aanstelling of goedkeuring zou zijn overgegaan, tenzij de ambtenaar van politie aannemelijk maakt dat hij te goeder trouw heeft gehandeld.
- a.
-
2. Een ontslag op grond van het eerste lid, onder a en e, wordt steeds eervol verleend.
-
3. Een ontslag als bedoeld in het eerste lid, kan niet eerder ingaan dan de dag volgend op die waarop de reden van het ontslag voor het eerst aanwezig was.
Artikel 139
-
1. Indien de functie van een ambtenaar van politie opgeheven wordt, zal de korpschef of het diensthoofd zoveel mogelijk trachten om de ambtenaar van politie een andere functie op te dragen, rekening houdend met zijn persoonlijkheid en omstandigheden, binnen het korps of een andere betrekking bij het Ministerie van Justitie. Artikel 96 is van overeenkomstige toepassing.
-
2. Indien de ambtenaar van politie het niet eens is met zijn aangeboden functie, aanvaardt hij de aangeboden functie en dient hij een bezwaar in aan de minister binnen dertig dagen na ontvangst van zijn aangeboden functie.
-
3. De minister laat het geval overwegen door een bezwarencommissie, die binnen dertig dagen advies zal geven aan de minister.
-
4. De Minister neemt een beslissing aan de hand van het advies van de bezwarencommissie, na het horen van de betrokken ambtenaar van politie.
-
5. De minister kan nadere regels vaststellen voor wat betreft dit artikel.
HOOFDSTUK 13: Rechtsmiddelen
Artikel 140
-
1. De aspirant en ambtenaar van politie kunnen binnen zes weken nadat zij van de beslissing inzake de vaststelling van een bezoldiging of de toekenning van een verhoging, vergoeding, toelage of andere beloning als bedoeld in hoofdstuk 3, dan wel inzake de weigering hem een dergelijke verhoging, vergoeding, toelage of andere beloning toe te kennen in kennis zijn gesteld of nadat zij geacht kunnen worden op een andere wijze daarmee bekend te zijn geworden, hun bezwaren daartegen aan de minister kenbaar maken door de indiening van een met redenen omkleed bezwaarschrift.
-
2. Het bezwaarschrift wordt door de aspirant, ambtenaar van politie of namens hen door een gemachtigde ondertekend. Indien het bezwaarschrift door een gemachtigde is getekend, worden de stukken welke naar aanleiding ervan door de minister tot betrokkene worden gericht, aan die gemachtigde en de betrokkene toegezonden.
-
3. Het indienen van een bezwaarschrift schort de uitvoering van de beslissing waartegen bezwaar gemaakt wordt niet op.
-
4. Tenzij het bezwaar kennelijk niet-ontvankelijk of ongegrond is, worden de aspirant en ambtenaar van politie in de gelegenheid gesteld over hun bezwaren te worden gehoord door een of meer door de minister daartoe aangewezen personen. Degene die aangewezen is, onderscheidenlijk de meerderheid van degenen die aangewezen zijn, mag niet bij de totstandkoming van de beslissing of de weigering waartegen het bezwaar is gericht, betrokken zijn geweest.
-
5. De aspirant en de ambtenaar van politie kunnen tijdens de zitting waarop zij gehoord worden, gebruik maken van een raadsman.
Artikel 141
-
1. De minister deelt de aspirant en de ambtenaar van politie zijn beslissing op het bezwaar zo spoedig mogelijk mee, doch uiterlijk binnen één maand na ontvangst van het bezwaarschrift, dan wel indien een hoorzitting heeft plaatsgevonden, na de datum van die hoorzitting. Het tijdvak van één maand kan door de minister bij gemotiveerde beschikking eenmaal met ten hoogste één maand worden verlengd.
-
2. De mededeling omtrent de beslissing op het bezwaar bevat de overwegingen waar deze op steunt en indien het bezwaar geheel of gedeeltelijk gegrond is gebleken, de wijziging van de oorspronkelijke beslissing of weigering waartoe de heroverweging de minister aanleiding heeft gegeven.
-
3. De beslissing op het bezwaar is een beschikking als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de Regeling ambtenarenrechtspraak 1951. Indien met deze beslissing niet of niet geheel aan het bezwaar tegemoet wordt gekomen, wordt in de mededeling, bedoeld in het tweede lid, tevens aangegeven, dat bij het Gerecht in Ambtenarenzaken beroep kan worden aangetekend en de termijn waarbinnen dat dient te geschieden.
HOOFDSTUK 14: Slotbepalingen
Artikel 142
Het Besluit rechtspositie korps politie Nederlandse Antillen wordt ingetrokken.
Artikel 143
Dit landsbesluit, houdende algemene maatregelen, treedt in werking op een bij landsbesluit te bepalen tijdstip, dat voor de verschillende artikelen of onderdelen daarvan verschillend kan worden vastgesteld.
Artikel 144
Dit besluit wordt aangehaald als: Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten.
Ondertekening
Gegeven te Philipsburg, de tweeëntwintigste december 2023
De Gouverneur van Sint Maarten
De zevenentwintigste december 2023
De Minister van Justitie
Uitgegeven de zevenentwintigste december 2023
De Minister van Algemene Zaken
Namens deze,
Hoofd afdeling Juridische Zaken & Wetgeving
Bijlage A bij het Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten
De vergoedingen, bedoeld in artikel 32 en artikel 39, van het landsbesluit worden als volgt vastgesteld:
In NAf |
||
De vergoeding per vol uur als bedoeld in artikel 32, eerste lid, van het landsbesluit: |
4 |
|
De vergoeding per dag, als bedoeld in artikel 32, derde lid, van het landsbesluit: |
150 |
|
De vergoeding, als bedoeld in artikel 32, vierde lid, van het landsbesluit: |
Agent |
900 |
Brigadier |
1,100 |
|
Hoofdagent |
1,300 |
|
Inspecteur |
1,500 |
|
De vergoeding per kalendermaand, als bedoeld in artikel 32, vijfde lid, van het landsbesluit: |
650 |
|
De vergoeding per lesuur, als bedoeld in artikel 32, zesde lid, van het landsbesluit: |
80 |
|
De vergoeding, bedoeld in artikel 39, eerste lid: |
Aspirant of surveillant |
20 |
Agent |
27 |
|
Brigadier |
32 |
|
Hoofdagent |
38 |
|
Inspecteur |
44 |
|
De vergoeding, bedoeld in artikel 39, tweede lid, van het landsbesluit: |
Aspirant of surveillant |
26 |
Agent |
35 |
|
Brigadier |
43 |
|
Hoofdagent |
51 |
|
Inspecteur |
58 |
|
De vergoeding, bedoeld in artikel 39, derde lid, van het landsbesluit: |
Aspirant of Surveillant |
33 |
Agent |
43 |
|
Brigadier |
54 |
|
Hoofdagent |
65 |
|
Inspecteur |
74 |
Bijlage B behorende bij het Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten, bezoldigingsschalen voor de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak
|
Schaal 1 |
|
Schaal 2 |
|
Schaal 3 |
|
Schaal 4 |
|
Schaal 5 |
|
Schaal 6 |
|
Schaal 7 |
|
|
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
1 |
1558 |
1608 |
1600 |
1651 |
1936 |
1998 |
2813 |
2903 |
3629 |
3745 |
4207 |
4341 |
4825 |
4980 |
2 |
1600 |
1651 |
1646 |
1698 |
1989 |
2052 |
2927 |
3021 |
3726 |
3845 |
4304 |
4442 |
4928 |
5085 |
3 |
1646 |
1698 |
1689 |
1743 |
2381 |
2457 |
3014 |
3111 |
3825 |
3948 |
4405 |
4546 |
5031 |
5192 |
4 |
1689 |
1743 |
1735 |
1791 |
2512 |
2592 |
3101 |
3200 |
3916 |
4041 |
4508 |
4652 |
5147 |
5312 |
5 |
1735 |
1791 |
1784 |
1841 |
2646 |
2730 |
3183 |
3285 |
4005 |
4134 |
4612 |
4760 |
5266 |
5435 |
6 |
1784 |
1841 |
1833 |
1892 |
2813 |
2903 |
3266 |
3370 |
4107 |
4238 |
4717 |
4868 |
5378 |
5550 |
7 |
1833 |
1892 |
1883 |
1943 |
|
|
3359 |
3466 |
4207 |
4341 |
4825 |
4980 |
5488 |
5664 |
8 |
1883 |
1943 |
1936 |
1998 |
|
|
3453 |
3563 |
4304 |
4442 |
4928 |
5085 |
5608 |
5787 |
9 |
1936 |
1998 |
1989 |
2052 |
|
|
3541 |
3655 |
4405 |
4546 |
5031 |
5192 |
5727 |
5910 |
10 |
|
|
|
|
|
|
3629 |
3745 |
4508 |
4652 |
5147 |
5312 |
5858 |
6045 |
11 |
|
|
|
|
|
|
3726 |
3845 |
4612 |
4760 |
5266 |
5435 |
5986 |
6178 |
12 |
|
|
|
|
|
|
3825 |
3948 |
4717 |
4868 |
5378 |
5550 |
6107 |
6302 |
13 |
|
|
|
|
|
|
|
|
4825 |
4980 |
5488 |
5664 |
6230 |
6430 |
14 |
|
|
|
|
|
|
|
|
4928 |
5085 |
|
|
|
|
15 |
|
|
|
|
|
|
|
|
5031 |
5192 |
|
|
|
|
|
Schaal 8 |
|
Schaal 9 |
|
Schaal 10 |
|
Schaal 11 |
|
Schaal 12 |
|
Schaal 13 |
|
|
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
1 |
5266 |
5435 |
5986 |
6178 |
6754 |
6970 |
7270 |
7503 |
7787 |
8037 |
8183 |
8445 |
2 |
5378 |
5550 |
6107 |
6302 |
6888 |
7109 |
7399 |
7636 |
7918 |
8171 |
8314 |
8580 |
3 |
5488 |
5664 |
6230 |
6430 |
7021 |
7246 |
7527 |
7768 |
8047 |
8304 |
8712 |
8991 |
4 |
5608 |
5787 |
6366 |
6570 |
7144 |
7373 |
7657 |
7902 |
8183 |
8445 |
8952 |
9238 |
5 |
5727 |
5910 |
6502 |
6710 |
7270 |
7503 |
7787 |
8037 |
8314 |
8580 |
9196 |
9490 |
6 |
5858 |
6045 |
6629 |
6841 |
7399 |
7636 |
7918 |
8171 |
8712 |
8991 |
9452 |
9754 |
7 |
5986 |
6178 |
6754 |
6970 |
7527 |
7768 |
8047 |
8304 |
8952 |
9238 |
9792 |
10106 |
8 |
6107 |
6302 |
6888 |
7109 |
7657 |
7902 |
8183 |
8445 |
9196 |
9490 |
10062 |
10384 |
9 |
6230 |
6430 |
7021 |
7246 |
7787 |
8037 |
8314 |
8580 |
9452 |
9754 |
10339 |
10670 |
10 |
6366 |
6570 |
7144 |
7373 |
7918 |
8171 |
|
8662 |
|
9821 |
10624 |
10964 |
11 |
6502 |
6710 |
7270 |
7503 |
8047 |
8304 |
|
|
|
|
10915 |
11264 |
12 |
6629 |
6841 |
7354 |
7589 |
|
|
|
|
|
|
|
|
13 |
6754 |
6970 |
7441 |
7679 |
|
|
|
|
|
|
|
|
14 |
6888 |
7109 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
15 |
7021 |
7246 |
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
|
Schaal 14 |
|
Schaal 15 |
|
Schaal 16 |
|
Schaal 17 |
|
|
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
Oct-10 |
Jan-12 |
1 |
8952 |
9238 |
9592 |
9899 |
10691 |
11034 |
11287 |
11648 |
2 |
9196 |
9490 |
9858 |
10173 |
10986 |
11337 |
11599 |
11970 |
3 |
9452 |
9754 |
10129 |
10453 |
11287 |
11648 |
11917 |
12299 |
4 |
9592 |
9899 |
10408 |
10741 |
11599 |
11970 |
12245 |
12637 |
5 |
9858 |
10173 |
10691 |
11034 |
11917 |
12299 |
12582 |
12985 |
6 |
10129 |
10453 |
10986 |
11337 |
12245 |
12637 |
12927 |
13340 |
7 |
10408 |
10741 |
11287 |
11648 |
12582 |
12985 |
13284 |
13709 |
8 |
10691 |
11034 |
11287 |
11648 |
12927 |
13340 |
13649 |
14086 |
9 |
10986 |
11337 |
11599 |
11970 |
|
13700 |
14022 |
14471 |
10 |
11287 |
11648 |
11917 |
12299 |
|
14070 |
|
14861 |
11 |
|
11962 |
|
12631 |
|
14449 |
|
15262 |
12 |
|
12285 |
|
12972 |
|
14840 |
|
15675 |
13 |
|
12629 |
|
13322 |
|
15240 |
|
16098 |
14 |
|
|
|
13682 |
|
15652 |
|
16532 |
15 |
|
|
|
14051 |
|
16074 |
|
16979 |
16 |
|
|
|
14345 |
|
16300 |
|
17437 |
17 |
|
|
|
|
|
|
|
17908 |
18 |
|
|
|
|
|
|
|
18392 |
19 |
|
|
|
|
|
|
|
18517 |
NOTA VAN TOELICHTING
I. Algemeen deel
Dit landsbesluit geeft gevolg aan de opdracht van artikel 7, tweede lid, van de Landsverordening politie. Dit landsbesluit is het resultaat van een intensieve dialoog en onderhandelingen met de drie vakverenigingen, NAPB, ABVO en WICSU/PSU die het politiepersoneel vertegenwoordigen. Het resultaat van de onderhandelingen met de vakbonden is aanleiding geweest om een aantal onderwerpen te herzien. Op 14 oktober 2022 heeft de Minister van Justitie en de Commissie van vakorganisaties een convenant ondertekend, waaruit blijk van de eerste instemming met dit ontwerp is gegeven. Bij addendum van 7 juli 2023 zijn nadere wijzigingen overeengekomen, waaruit de volharding van instemming blijkt. Ten bewijze van het voorgaande worden zowel het convenant als dier addendum aangehecht. Het ontwerp is echter voor het leeuwendeel overgenomen van het Besluit rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 (hierna: BRKPNA) dat sinds 10 oktober 2010 als zodanig geldend recht is.
De aanleiding en noodzaak van herziening van het BRKPNA is meerledig. Op de eerste plaats voldoet het BRKPNA niet meer, nadat het politiebestel van de toenmalige Nederlandse Antillen, dat op grond van de Politieregeling 1999 was ingesteld, door de wijziging van de staatkundige structuur is komen te vervallen, terwijl het BRKPSM beoogd ter vervanging nimmer in werking is getreden. Tegelijkertijd werd de inrichting, organisatie en het beheer van de politie van Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Saba en Sint Eustatius en de onderlinge samenwerking tussen de politie van genoemde landen en van de drie openbare lichamen bij de Rijkswet Politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: rijkswet) geregeld.
De noodzaak en wenselijkheid om de rechtspositie van ambtenaren van politie te herzien blijkt uit de verschillende verplichtingen die uit de rijkswet politie voortvloeien en wel als volgt:
Uitgangspunt van die rijkswet is dat de onderscheiden politiekorpsen zich ontwikkelen tot volwaardige, kwalitatief goed en professionele korpsen die zodanig worden georganiseerd en ingericht dat zij de politietaken - strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde, handhaving van de openbare orde en de hulpverlening - zelfstandig en zo effectief en efficiënt mogelijk kunnen uitvoeren. De politietaken zijn aan de korpsen opgedragen. Voorts bevat het voorstel ten aanzien van de inrichting van de korpsen de opdracht aan de landen in een aantal cruciale politiefuncties te voorzien (artikel 7, tweede lid). Het gaat om recherche, observatie, aanhouding van vuurwapengevaarlijke verdachten en een voorziening voor het optreden ter handhaving van de openbare orde en hulpverlening. Aan deze verplichtingen zijn inherent de verandering van de organisatiestructuur van het politiekorps van Sint Maarten en de invoering van nieuwe functies. Dit raakt de rechtspositie van het politiepersoneel, waardoor een nieuwe rechtspositieregeling onontbeerlijk is.
Daarnaast omvat de rijkswet enkele basisbepalingen over het beheer van de korpsen. Op de eerste plaats wordt de korpsbeheerder aangewezen. Dit is voor Sint Maarten de Minister van Justitie. Het dagelijks beheer zal feitelijk in handen zijn van de korpschef en het diensthoofd van de Landsrecherche. Ook deze uitgangspunten van de rijkswet dienen in een rechtspositieregeling hun weerslag te vinden.
Tot slot is er op grond van de rijkswet, met het oog op samenwerking, onder meer een onderlinge regeling in verband met trainings-, opleidings- en kwaliteitseisen, een onderlinge regeling met betrekking tot de uitrusting van de politie en een onderlinge regeling met betrekking tot de hoofdrangen van politie tot stand gekomen. Ook biedt de rijkswet Politie de grondslag voor het vaststellen van een minimumsterkte voor de politie, volgens een vastgelegde methode. Deze onderlinge regelingen en hun gevolgen dienen in de rechtspositieregeling vertaald te worden.
Daarnaast is de structuur van het Korps Politie Sint Maarten op 10 oktober 2010 de facto gewijzigd. In de toenmalige Nederlandse Antillen was het Korps Politie Sint Maarten, Saba en Sint Eustatius onderdeel van het politiebestel van de Nederlandse Antillen, zoals dat in de Politieregeling 1999 werd vastgesteld. In dat bestel bestonden er naast drie eilandelijke politiekorpsen ook centrale diensten, die belast waren met politiële taken ten dienste van de eilandelijk georganiseerde politiekorpsen. Door het uiteenvallen van de Nederlandse Antillen en de totstandkoming van de Rijkswet politie, is de structuur van het Korps Politie Sint Maarten (hierna: KPSM) de facto gewijzigd, omdat ook de taken die voorheen door de centraal georganiseerde politiediensten werden uitgevoerd, door het KPSM op een of ander manier overgenomen moesten worden. Ook ontbrak er een regeling waarbij de Landsrecherche als onderdeel van het politiebestel van Sint Maarten opgenomen was. Daarnaast schrijft de Rijkswet politie een aantal organisatorische- en kwaliteitsvoorwaarden aan de organisatie en inrichting van het politiekorps. Daarom was het noodzakelijk om de functiebeschrijvingen van het KPSM en van de Landsrecherche aan te passen en de functies bij het KPSM en de Landsrecherche opnieuw te waarderen. Het heeft echter tot december 2021 geduurd voordat de functiebeschrijvingen en -waarderingen van het KPSM en de Landsrecherche vastgesteld werden. De vaststelling van het functieboek van het KPSM heeft plaatsgevonden, maar op grond van een functieboek dat samengesteld is uit functieboeken voor de onderscheidenlijke uitvoeringsorganisaties van het Ministerie van Justitie. De vaststelling van het functieboek van het KPSM en van de Landsrecherche vond plaats op grond van artikel 5 van het Organisatiebesluit van het Ministerie van Justitie.
Met de Raad van Advies (RvA no SM/01-21-LB) is de regering van Sint Maarten thans van mening toegedaan dat het vaststellen van het functieboek van het KPSM bij meerdere landsbesluiten, houdende algemene maatregelen, tot verwarring zal leiden. Het is echter wel noodzakelijk in dit landsbesluit aan te geven dat de functiebeschrijvingen en -waarderingen van het KPSM en van de Landsrecherche als een bijlage bij het Organisatiebesluit van het Ministerie van Justitie zijn opgenomen.
Voorts vloeit de noodzaak voor herziening van de rechtspositie van de ambtenaar van politie voort, uit het feit dat er in het jaar 2007 door de regering van de toenmalige Nederlandse Antillen tot enkele wijzigingen in verband met enkele geldelijke compensaties (dark hours, overwerk, compensatie voor leden van het arrestatieteam en voor het les geven) werd besloten. De beslissing van de ministerraad werd echter niet omgezet in een formele wijziging van het BRKPNA, terwijl op verschillende onderdelen wel uitvoering werd gegeven aan die beslissing. Na 2010 heeft het Korps Polities Sint Maarten tot 2020 de uitbetaling van de compensaties, toegepast. De regering van Sint Maarten heeft de betalingen van compensaties in die vorm in het jaar 2020 stopgezet, nu daar een wettelijke grondslag aan ontbrak en bij de betaling van compensaties BRKPNA regelingen gevolgd.
Ook zijn enkele belangrijke wijzigingen in de rechtspositie aangebracht als gevolg van de praktijkervaringen die zijn opgedaan bij de uitvoering van het BRKPNA. Tevens zijn op een aantal onderdelen wijzigingen aangebracht die het gevolg zijn van rechterlijke uitspraken in verband met de interpretatie van het BRKPNA.
De politietaak omvat de handhaving van de rechtsorde en de bescherming van personen die deze behoeven. Ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, met name de opsporing van strafbare feiten, zijn sinds 10 oktober 2010 werkzaam bij het KPSM en de Landsrecherche. In de toenmalige Nederlandse Antillen werd de terminologie “korps” in de Politieregeling 1999 gebruikt als een verzamelnaam van algemene en bijzondere politiediensten, alsmede centrale politiediensten. Op 10 oktober 2010 was dat niet het geval in de Landsverordening politie van Sint Maarten. Daarin wordt het korps politie Sint Maarten aangeduid als politieorganisatie. In dit landsbesluit is daarom de aanduiding van de regeling aangepast.
In de volgende onderdelen van deze toelichting zal stilgestaan worden bij de belangrijkste wijzigingen, te beginnen met aanpassingen die verband houden met het verkrijgen van de status van Land door Sint Maarten en aanpassingen die verband houden met vastlegging van de wijziging van het BRKPNA in 2007, aanpassingen in verband met en wijzigingen die hun oorzaak vinden in de praktijkervaringen met het BRKPNA. In het voorlaatste hoofdstuk wordt op een overzichtelijke manier de financiële gevolgen van dit besluit in kaart gebracht (paragraaf 1.5). Het geheel wordt afgesloten met een artikelsgewijze toelichting (hoofdstuk 2).
1.2. Aanpassingen in verband met de nieuwe staatkundige structuur, de Rijkswet politie en de daarop berustende onderlinge regelingen
1.2.1. Wettelijke grondslag Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten
De grondslag van dit landsbesluit is gelegen in de Landsverordening politie, zoals gewijzigd. Het politiebestel omvat, anders dan dat het geval was voor 10 oktober 2010, het korps politie Sint Maarten en de Landsrecherche. De inrichting, organisatie en het beheer van de politie van Sint Maarten worden geregeld in de Rijkswet politie en de Landsverordening politie.
1.2.2. Uitgangspunten Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten
De uitgangspunten die ten grondslag lagen aan de regeling van de rechtspositie voor ambtenaren van politie in een afzonderlijke regeling zijn nog steeds van kracht. Immers, nog altijd neemt de politie een aparte positie in het maatschappelijk bestel. In het verlengde daarvan vertonen de functies bij de politie ook een aantal kenmerken die in de gebruikelijke ambtelijke organisatie niet voorkomen, zoals levensbedreigende situaties, het 24 uur per dag beschikbaar zijn en de relatief grote afbreukrisico’s die aan het politievak verbonden zijn. Deze kenmerken worden, naarmate de veiligheidssituatie verandert, zoals dat wereldwijd het geval is, nog nadrukkelijker. De toenemende grensoverschrijdende criminaliteit, waarbij steeds meer gebruik wordt gemaakt van nieuwe technologie en terrorisme zijn daar slechts enkele voorbeelden van.
In dit landsbesluit wordt het begrip rechtspositie ruim opgevat. Zowel de algemene rechtspositie, zoals functies, rangen, beëdiging, eisen voor aanstelling, benoeming, beoordeling en ontslag, als de financiële rechtspositie, zoals bezoldiging en toelagen, vallen hier onder.
Voor de goede orde zij opgemerkt, dat het voorgaande niet betekent dat er thans sprake is van een rechtspositieregeling voor ambtenaren van politie, die volledig afwijkt van de regelingen voor de overige ambtenaren. In veel gevallen zullen de regelingen, uit een oogpunt van uniformiteit, hetzelfde kunnen en ook moeten zijn. Een en ander laat echter onverlet, dat er daar waar de taak en organisatie van een overheidsdienst daartoe nopen, tot een afwijkende regeling gekomen moet kunnen worden.
Een ander belangrijk punt in dit verband is, dat het landsbesluit zoveel mogelijk op alle politiefunctionarissen van toepassing is, dus zowel op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van de (executieve-)politietaak, als op de ambtenaar aangesteld voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie (administratief/technisch personeel). Dit in navolging van de Rijkswet politie. In zijn algemeenheid is dit landsbesluit dan ook, met uitsluiting van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht (hierna: LMA), aanverwante landsverordeningen en daarop gebaseerde regelingen, mede van toepassing op laatstgenoemde categorie politiefunctionarissen.
Een volgend belangrijk aspect van dit landsbesluit betreft de deconcentratie van personeelsbevoegdheden, met name waar het bevoegd gezag wordt bekleed door de Minister van Justitie. De grondslag voor deze deconcentratie is te vinden in de Rijkswet politie.
1.2.3. Werking Rechtspositiebesluit politie Sint Maarten
Dit landsbesluit heeft enkel betrekking op ambtenaren van politie in dienst van het Land. Die ambtenaren zijn werkzaam bij het korps politie Sint Maarten, de Landsrecherche en bij andere door de regering van Sint Maarten aan te wijzen instanties, die belast zijn met een of enkele politietaak-onderdelen. In de rijkswet is het begrip “ambtenaar van politie” gedefinieerd, evenals de begrippen “ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak” en “ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van de politie”. Deze definitiebepalingen zijn in dit landsbesluit overgenomen. Welke ambtenaar onder welke begrip valt, vloeit voort uit de taken die aan de ambtenaar op grond van de hem toegekende functie zijn opgedragen. De dienst of het dienstonderdeel waarbij de ambtenaar feitelijk werkzaam is, is niet bepalend voor de vaststelling van de status van de ambtenaar van politie.
1.2.4. Bevoegd gezag
In de Rijkswet politie is de Minister van Justitie aangewezen als beheerder van het politiekorps op Sint Maarten. De Minister van Justitie is dan ook het bevoegd gezag. Omdat korpsbeheerder en bevoegd gezag samen vallen, wordt in dit besluit volstaan met alleen de Minister van Justitie als terminologie te gebruiken. Tevens is de definitie “korpschef” overgenomen uit de rijkswet, maar voor de toepassing van dit besluit zodanig uitgebreid dat naast de korpschef steeds het diensthoofd van de Landsrecherche genoemd wordt.
1.2.5. Rangen
Artikel 3 van dit besluit is in overeenstemming met de Onderlinge regeling houdende het hoofdrangenstelsel van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba (hierna: Regeling hoofdrangenstelsel van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba). De rang van surveillant is opgenomen als gevolg van de toevoeging van een gelijkluidende functie van lager niveau dan de functies waaraan de rang van agent is verbonden.
1.2.6. Overige wijzigingen
De maximumleeftijd van 34 jaar voor aanstelling tot aspirant is geschrapt in verband met de Regeling kwaliteitscriteria en opleidings- en trainingsvereisten van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarnaast wordt in het huidige bestel aangenomen dat een maximumleeftijd voor aanstelling als aspirant vooralsnog niet noodzakelijk wordt geacht.
1.3. Aanpassingen naar aanleiding van de wijziging van het BRKPNA in 2007 en naar aanleiding van rechterlijke uitspraken
1.3.1. Wijziging BRKPNA 2007 en BRKPSM
Een aantal bepalingen zijn opgenomen in verband met de door de regering van de toenmalige Nederlandse Antillen in 2007 genomen beslissingen in verband met de wijziging van het BRKPNA en die door de regering van Sint Maarten na 2010 werd voortgezet. Opgemerkt wordt dat deze wijzigingen ook niet in dit besluit worden overgenomen. Daarnaast zijn in de loop der tijd sinds de totstandkoming van het BRKPNA, diverse uitspraken van het Gemeenschappelijke Hof van Justitie geweest, die aanleiding hebben gegeven tot het buiten toepassing geraken van enkele bepalingen.
Artikel 31, achtste lid, van dit besluit is aangepast naar aanleiding van een rechterlijke uitspraak die vervolgens navolging kreeg, waarbij de agent niet na vijf jaar maar na drie jaar in aanmerking komt voor bevordering naar de rang van brigadier.
Ook de bepaling opgenomen in artikel 32, eerste lid, van dit besluit in verband met de nachtdiensttoelage is in overeenstemming met de wijziging van het BRKPNA in 2007 en tot 2020 in Sint Maarten nagevolgd.
De regeling van een vergoeding voor leden van het arrestatieteam vloeit voort uit de wijziging van het BRKPNA uit 2007. De bepaling is opgenomen als artikel 32, vierde lid, van dit landsbesluit. Een andere vergoeding vergelijkbaar met die van het arrestatieteam, namelijk die van het observatieteam, is ook in de nieuwe bepaling opgenomen. De noodzaak daartoe vloeit voort uit de regelmaat waarmee deze specialistische teams ingezet worden onder voor de ambtenaar minder gunstige en vaak levensgevaarlijke omstandigheden.
1.3.2. Vergoeding overwerk operationeel leidinggevenden
Artikel 38 vloeit voort uit de wijziging van het BRKPNA uit 2007. Een integrale overname blijkt echter niet gewenst, omdat in de praktijk is gebleken dat het onderscheid in vergoeding van overwerk tussen operationele ambtenaren van politie belast met de uitvoering van de politietaak nogal discriminerend en onjuist is. Dat is met name het geval bij de teamleider of team coördinator in de rang van inspecteur, die in groepsverband optreedt en overwerk opgedragen wordt in verband met de ononderbroken voortzetting van de taakuitvoering. Feit is dat een dergelijk optreden in de dagelijkse politiepraktijk voortvloeit uit de aard van de politietaak.
De regeling uit 2000 en de wijziging uit 2007 maakten namelijk een onderscheid in de manier waarop politiepersoneel met de rang van inspecteur of hoger, die overwerk verrichten, daarvoor vergoed worden. Bij het politiepersoneel tot de rang van hoofdagent is betaling in geld op basis van een vaste geldelijke vergoeding per uur regel geweest. Bij de rang van inspecteur of hoger is betaling voorgeschreven op basis van vergoeding in vrije tijd. In de praktijk blijkt echter dat die laatste vorm van vergoeding al heel gauw in de knel komt, omdat uit de aard van de organisatie de leidinggevende functies op het niveau van inspecteurs of hoger qua aantal aanzienlijk beperkter zijn. Opnemen in vrije tijd zal in dergelijke gevallen tot capaciteitstekort leiden, hetgeen ongewenst is. Een vergoeding in tijd aan inspecteurs of hoger brengt dan met zich mee, het uitbetalen van waarnemingsvergoedingen teneinde in de leiding van het team gedurende de reguliere taakuitvoering te voorzien. Ook is onderbreking van een voortgezette taakuitvoering in de praktijk vrijwel ondoenlijk, als het gaat om leidinggevenden. De kleinschaligheid brengt met zich mee dat dezelfde leidinggevende dan aangewezen is om continuïteit van bijvoorbeeld een politieonderzoek te garanderen. Om die redenen wordt in dit besluit voorzien in een regeling waarbij de ambtenaar van politie in de rangen tot hoofdinspecteur die overwerk opgedragen wordt, een geldelijke vergoeding geniet gelijk de overige ambtenaren van politie. Daarbij is echter opgenomen dat voorafgaande toestemming door of namens de korpschef vereist is.
1.4. Overige bepalingen van bijzonder belang
1.4.1. Langdurig bereik maximum-bezoldiging
Een andere bron van personeelsontevredenheid binnen de politie heeft betrekking op de anciënniteit van het personeel in de maximumbezoldiging van de functionele schaal.
Met name bij het executief politiepersoneel bestaat de situatie dat een deel van personeel op het niveau van schaal 9 en 10 zich in de maximumbezoldiging van de functionele schaal bevindt, bij een totale diensttijd van gemiddeld dertig dienstjaar. Mede gelet op de veranderingen met betrekking tot het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd van 65 jaar, zijn de vooruitzichten voor deze ambtenaren nogal beperkt. Uit een simulatie met de bezoldigingsschalen voor ambtenaren van executieve politieambtenaren blijkt dat een ambtenaar die in dienst van de politie is getreden op zijn 50ste tot 55ste leeftijd, terecht zal komen op de maximumbezoldiging van de functionele schaal in schaal 9.
In dit besluit worden de volgende oplossingen voor dit probleem vastgesteld. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, die de maximumbezoldiging in schaal 9 heeft bereikt en gedurende vijf jaar de maximumbezoldiging in die schaal heeft genoten, wordt bevorderd naar de naast hogere schaal, mits de wijze van functioneren gedurende de laatste drie achtereenvolgende jaren voorafgaande aan de bevordering goed wordt beoordeeld. De ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, die de maximumbezoldiging in schaal 10 heeft bereikt en gedurende vijf jaar de maximumbezoldiging in die schaal heeft genoten, wordt bevorderd naar de naast hogere schaal, mits de wijze van functioneren van deze ambtenaar gedurende de laatste drie achtereenvolgende jaren voorafgaand aan de bevordering goed wordt beoordeeld.
1.4.2. Drugstest en Fysieke Conditie
Nieuw in dit ontwerp is de toevoeging van artikel 90 van het landsbesluit. Het zesde lid legt de basis voor de bevoegdheid van de minister om, in het belang van de integriteit van de politie, periodieke uitvoering van urineonderzoek op aanwezigheid van drugs bij ambtenaren van politie in te stellen. Er zijn een minimum aantal eisen waaraan een dergelijke regel zal moeten voldoen om de betrouwbaarheid van het onderzoek zeker te stellen, maar ook om medewerking van de ambtenaar van politie te verzekeren. Deze regels betreffen in elk geval de verplichting van de ambtenaar van politie om urine af te staan ten behoeve van het onderzoek, de wijze van uitvoeren van het onderzoek, het recht van de ambtenaar van politie om de uitslag te vernemen en om voor eigen rekening een hernieuwd onderzoek van de afgestane urine te laten plaatsvinden, alsmede de maatregelen die getroffen kunnen worden als gevolg van het weigeren om urine af te staan voor het onderzoek dan wel als gevolg van het resultaat van een urineonderzoek. In de praktijk zal er na een eerste constatering van het gebruik van drugs, door de minister maatregelen genomen dienen te worden. Die maatregelen zullen in eerste instantie bestaan uit het behandelen van de betrokken ambtenaar van politie en het hem of haar tijdelijk belasten met andere werkzaamheden. Blijkt dat de betrokken ambtenaar van politie de behandeling vroegtijdig staakt of na de uitvoering van die maatregelen dat de betrokken ambtenaar van politie terugvalt in het gebruik van drugs, dan dient er aan de disciplinaire maatregelen gedacht te worden, zoals ontslag wegens ongeschiktheid.
Ook de fysieke gezondheid van de politieambtenaar is al jaren een onderwerp van zorg. Teneinde ook in dat verband een oplossing te bieden, zal de minister in het belang van de kwaliteit van de taakuitvoering van de politie, regels stellen omtrent de periodieke uitvoering van onderzoek naar de fysieke conditie van de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak. In principe zullen er normen gesteld worden waaraan de ambtenaar moet voldoen. Het spreekt voor zich dat de ambtenaar voldoende gelegenheid gegund wordt om door sport of lichamelijke oefening aan de gestelde normen te voldoen. De door de minister te treffen regels betreffen in elk geval de verplichting van de ambtenaar zich te onderwerpen aan het onderzoek, de normen van lichamelijke geschiktheid voor de leeftijdscategorie waartoe de ambtenaar behoort, de wijze van uitvoeren van het onderzoek, het recht van de ambtenaar van politie om de uitslag te vernemen en de maatregelen die getroffen kunnen worden als gevolg van het weigeren zich te onderwerpen aan het onderzoek dan wel als gevolg van het resultaat van een onderzoek.
1.5. Financiële paragraaf
Zoals eerder in deze nota van toelichting opgemerkt, betreft dit besluit voor het grootste gedeelte de overname - al dan niet in aangepaste vorm - van bepalingen uit het BRKPNA. De meeste aanpassingen hebben betrekking op de verandering van de staatkundige structuur waarbij het politiebestel in het nieuwe stelsel betrekking heeft op het land Sint Maarten. Die bepalingen hebben uit de aard der zaak geen andere financiële gevolgen dan de toepassing van het BRKPNA tot de inwerkingtreding van dit besluit. Bijzondere aandacht is geschonken aan het onderwerp van de inwerkingtreding met terugwerkende kracht.
Het bijzondere belang dat gediend wordt met terugwerkende kracht is het bieden van
rechtszekerheid aan de ambtenaren die vallen onder het ministerie van justitie. Het betreft een begunstigend besluit. Er is gedacht in het belang van de ambtenaren en hun rechtszekerheid en rechtspositie. De ambtenaren hebben sinds 10 oktober 2010 eigenlijk in relatieve onzekerheid gewerkt. Vanuit het perspectief van goed werkgeverschap zou het niet voor rekening en risico moeten komen van de ambtenaren dat het Land Sint Maarten zo lang de tijd nodig heeft gehad om de huishouding op orde te krijgen. Het is de meest rechtvaardige beslissing om dit besluit met terugwerkende kracht te kunnen nemen.
De regering begrijpt verder goed dat gelet op de precaire financiële situatie van het Land Sint Maarten, voorzichtig omgegaan moet worden met besluiten met financiële gevolgen. Zeker als deze gevolgen ook structurele kosten met zich mee brengen die zullen drukken op de begroting van ons land. Tegelijkertijd is het belangrijk om te vermelden dat het merendeel van de ambtenaren die door deze maatregel geraakt zullen worden niet in de top verdien schalen zitten van de overheid, dat het belangrijk is dat de ambtenaar evenredig en eerlijk beloond wordt voor de diensten vergelijkbaar binnen het Koninkrijk, dat de kosten voor levensonderhoud op Sint Maarten sinds 10 oktober 2010 alleen maar zijn gestegen en dat het Land Sint Maarten als werkgever een voorbeeldfunctie heeft.
Voor de regering zijn dit allemaal belangen geweest die meegenomen zijn in de belangenafweging om uiteindelijk te komen tot een beslissing om de regeling terugwerkende kracht te geven tot 10 oktober 2010.
De totale financiële paragraaf betreft een incidenteel bedrag van Nafl 44,588,500 en een structureel bedrag van Nafl. 2,335,935 jaarlijks. Conform artikel 20 lid 2 van de Rijkswet financieel toezicht Curaçao en Sint Maarten heeft het ministerie van justitie het voornemen tot het aangaan van de financiële verplichting voorgelegd voor advies aan de Minister van Financiën. De Minister van Financiën heeft positief geadviseerd op 10 juli 2023 en daarmee bevestigd dat de begroting van 2023 zowel de incidentele last als de structurele jaarlijkse kostprijs kan dekken. Het incidentele bedrag bestaat uit een totaalbedrag van Nafl. 31,309,673 aan salariskosten, Nafl 1,878,580 aan vakantiegelden, Nafl 3,877,261
zijnde een correctie factor van 10 procent voor niet actief personeel, en Nafl. 1,938,630 als vijf procent foutmarge. Van dit totale incidentele bedrag zal 34.41 procent ingehouden worden voor premiums en in totaal Nafl. 8,700,000 aan loonbelasting. Deze bedragen zijn inclusief een inschatting van de risico’s voor mogelijke kosten aan voormalig ambtenaren die met pensioen zijn gegaan, zijn overleden en de rechten van hun nabestaanden. Het voorgaande vindt haar basis in de toepassing van gecorrigeerde bezoldiging schalen, eveneens met terugwerkende kracht. Een nadere toelichting betreffende het tot stand komen van de bezoldiging schalen en bedragen volgt hierna.
1.5.1. Gevolgen door aanpassing van de bezoldigingsbedragen
Dit landsbesluit voorziet ook in de regeling van de bezoldigingsschalen voor de ambtenaar van politie. Daarnaast wordt aangesloten bij de nieuwe functieboeken die inwerking zijn getreden bij landsbesluit.
Het BRKPNA is naar transitoir recht geldend gebleven, vanwege het gemis aan een rechtspositie regeling ter vervanging. Met de inwerkingtreding van dit besluit wordt voorzien in de inwerkingtreding van bezoldigingsschalen, die per 10 oktober 2010 geldend hadden moeten zijn.
De bedragen van de bezoldigingsschalen van ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, in de toenmalige Nederlandse Antillen waren sinds de inwerkingtreding van het Besluit Rechtspositie Korps Politie Nederlandse Antillen 2000 hoger (met name in de bezoldigingsschalen vanaf 4 tot en met 11) dan voor de overige ambtenaren (ook burgerambtenaren genoemd) van het Land de Nederlandse Antillen. De ambtenaren die op Sint Maarten tewerkgesteld werden, kregen de zogenaamde Bovenwindse toelage van 16.3%. In 2010 heeft het Land Sint Maarten besloten de Bovenwindse toelage op te nemen in de bezoldigingen voor ambtenaren op Sint Maarten, met uitzondering van de bezoldigingen van ambtenaren van politie.
Vervolgens heeft de regering van Sint Maarten de bezoldigingen van alle burgerambtenaren in dienst van Sint Maarten per 1 januari 2012 geïndexeerd met 3.2%. Ook die wijziging van bezoldigingsbedragen van ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak is uitgebleven en wordt thans in de bezoldigingsbedragen verwerkt.
De vaststelling van de bezoldigingen van ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, geschiedt in dit landsbesluit dan ook door de voor deze ambtenaren tot 10 oktober 2010 geldende bezoldigingsbedragen te verhogen met 16.3%. Ook zijn de bezoldigingsbedragen bij het KPSM zodanig samengesteld dat de bedragen per schaal per 10 oktober 2010 steeds voorafgaan aan een tweede kolom per schaal met de per 1 januari 2012 met 3.2% geïndexeerde bezoldigingsbedragen.
Ten aanzien van burgerambtenaren wordt in dit landsbesluit volstaan met verwijzing naar de Bezoldigingsregeling ambtenaren. Wanneer dit landsbesluit op specifieke delen terugwerkende kracht acht te hebben tot 10 oktober 2010 zal deze verwijzing met zich meebrengen dat voor wat betreft de bezoldiging van ambtenaren van politie belast met administratieve, technische en andere taken ten dienste van de politie, deze gelijk getrokken wordt met de bezoldiging van de overige ambtenaren in dienst van het Land Sint Maarten.
Kenmerkend voor de schalen van ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak, is dat de basisbezoldiging (trede 1) en maximumbezoldiging in de schalen nummer 4 tot en met 9 aanzienlijk hoger is dan de maximumbezoldiging geldende voor burgerambtenaren. Er is sprake van verschillen in bedragen tussen de executieve politieambtenaar en de burger (politie)ambtenaar variërend van ruim NAf. 700 tot ruim NAf. 1,800. Een tweede kenmerk van de tabel is dat het aantal treden in elke schaal aanzienlijk minder is in vergelijking met de bezoldigingsschalen geldend voor burgerambtenaren, variërend van 9 tot 13 treden in de schalen. Kortom, de politieambtenaar verdient (veel) meer en kan sneller in het maximumschaalbedrag terechtkomen. Dat maakt de politieorganisatie niet alleen aantrekkelijker maar versterkt ook de financiële kracht en integriteit van de executieve politieambtenaar.
In het jaar 2000, toen de bezoldigingsschalen van executieve politieambtenaren werden vastgesteld in de toenmalige Nederlandse Antillen, is er voor gekozen om geen onderscheid te maken tussen de bezoldigingsschalen en bezoldigingsbedragen in de bezoldigingsschalen vanaf 13. De achtergrond van die keuze is altijd geweest dat de zwaarte van de functie van leidinggevenden aan de top van een politieorganisatie niet meer zou zijn in vergelijking met andere leidinggevende functies bij de overheid. Daarom werden dezelfde bezoldigingsbedragen geldend voor burgerambtenaren overgenomen in de toen geldende bezoldigingsschalen van executieve politieambtenaren. Bij de overgang van het KPSM en de Landsrecherche naar het Land Sint Maarten is echter een andere uitdaging ontstaan, als gevolg van het feit dat de regering van Sint Maarten voor alle bezoldigingsschalen geldende voor burgerambtenaren 20 salaristreden heeft opgenomen. Bij de aanpassing van de bezoldigingsbedragen voor executieve politieambtenaren in de schalen vanaf 11, zoals in dit landsbesluit het geval is, ontstaat een situatie waarbij de maximumbezoldiging in die schalen veel lager blijft in vergelijking met burgerambtenaren. Het probleem is in het onderhavige landsbesluit opgelost door in de schalen 11, 12, 14 tot en met 17 evenzoveel treden toe te voegen totdat hetzelfde maximumbezoldigingsbedrag is gerealiseerd in vergelijking met de schalen van burgerambtenaren. Daarvoor is het gemiddelde percentueel verschil tussen de treden in een schaal als uitgangspunt genomen (2.7%). In schaal 13 blijkt het verschil met de schaal voor burgerambtenaren echter zodanig klein te zijn, dat toevoeging van een trede in redelijkheid niet vereist is.
Er is echter geen reden om de bezoldiging van de aspirant in dit landsbesluit aan te passen. Immers, in het functieboek, zoals vastgesteld, bestaat aspirant niet als functie. Uit het oogpunt van een correcte vaststelling van de formatie van het KPSM zal dit wellicht in de toekomst aangepast worden, opdat aspiranten mede in de formatie van het KPSM opgenomen worden, teneinde een juiste weergave daarvan te bewerkstelligen.
Ook zal rekening gehouden moeten worden met het feit dat de executieve ambtenaar die op 10 oktober 2010 reeds de rang van brigadier in schaal 6 had, per die dag ingepast dient te worden in schaal 7 met behoud van hetzelfde bezoldigingsbedrag dan wel een voor deze ambtenaar gunstiger bezoldigingsbedrag in die schaal.
De financiële gevolgen die voortvloeien uit het voorgaande in deze paragraaf voortvloeien zijn als volgt:
- 1.
De regering van Sint Maarten heeft vanaf 2010 aan ambtenaren van politie de uitbetaling van de zogenaamde bovenwindse toelage voortgezet, met als grondslag de bezoldigingsbedragen die op basis van het BRKPNA uitbetaald worden. Ook wordt vanaf 1 januari 2012 een loonindexering van 3.2% op de bezoldiging van ambtenaren van politie uitbetaald. In 2019 is daartoe een bedrag van NAf. 4.6 miljoen gereserveerd en een bruto voorschot uitbetaald. Daarvan is een bedrag van NAf. 2,330,000 in 2022 nog gereserveerd voor nog te betalen salarissen en toelagen als gevolg van de vaststelling van dit landsbesluit.
- 2.
In middels is de berekening geschiedt, op basis van de toepassing van de bezoldigingsschalen zoals aangehecht aan dit besluit, per 10-10-10 voor zover toepasselijk. De financiële consequenties hiermee gemoeid zijn voor een bedrag van NAF _______miljoen, welk bedrag in de begroting in de komende jaren zal worden opgenomen, ter dekking van de te verrichten taken. Deze berekening bevat alle huidige-, gepensioneerde- en gewezen ambtenaren van politie voor wie de bezoldigingsschalen geldend zullen worden met de inwerkingtreding van dit besluit.
- 3.
Ook heeft de aanpassing bedoeld onder punt 2 gevolgen voor de aan de bezoldiging gerelateerde toelagen, te weten:
- a.
de vakantie-uitkering (6%);
- b.
gratificaties in verband met ambtsjubileum;
- c.
huurtoeslag; en,
- a.
- 4.
persoonlijke en bijzondere toelagen, waaronder de zogenaamde arbeidsmarkttoelage en toelage aan leden van het Arrestatieteam uitbetaalde toelagen, waarmede eveneens rekening is gehouden.
1.5.2 Uitbetaling overwerk aan operationeel leidinggevenden
De uitbetaling van overwerk aan operationeel leidinggevenden is, zoals eerder in deze nota van toelichting aangegeven, noodzakelijk omdat continuïteit in de taakuitvoering vereist is. Wanneer de vergoeding in uren uitgevoerd wordt ten aanzien van operationeel leidinggevenden zal de situatie ontstaan dat andere vergoedingen, zoals waarnemingstoelage, uitbetaald zal moeten worden. Om deze reden valt slechts in de praktijk te bezien of deze aanpassing van de rechtspositieregeling financiële gevolgen zal hebben. In geval er daarvan sprake zou zijn, dan betreffen de financiële gevolgen slechts het verschil tussen overwerkvergoeding en vergoeding ingeval waarnemingstoelage uitbetaald zou zijn. Overigens blijft de opneming van overwerk in uren een optie, waarvan gebruik zal worden gemaakt wanneer de dienst het toelaat.
1.5.3. Vastlegging van de vergoeding aan leden van het arrestatieteam, plaatsingsteam en observatieteam
Leden van het arrestatieteam ontvangen al geruime tijd een vergoeding van 25% van hun bezoldiging op grond van de LMA. Die toelage werd steeds in strijd met het BRKPNA uitbetaald, omdat executieve politieambtenaren uitgesloten waren van het Bezoldigingslandsbesluit (in de toenmalige Nederlandse Antillen) waar het financiële compensaties betreft. Destijds werd daartoe overgegaan omdat het BRKPNA geen voorziening had voor dergelijke bijzondere dienstverrichtingen. In de wijziging van het BRKPNA in 2007 is een voorziening getroffen. Leden van het arrestatieteam komen in aanmerking voor een vaste vergoeding die, afhankelijk van hun rang, varieert van NAf. 700 tot NAf. 1.500 per maand. Deze overgenomen regeling zal, gelet op de huidige bezoldigingen van ambtenaar van politie, per saldo een besparing op de toelagen met zich meebrengen. Voortschrijdend inzicht in politiewerk heeft ertoe geleid dat naast het arrestatieteam ook een observatieteam in het leven is geroepen. Gelet op de overeenkomsten met het arrestatieteam, genieten leden van het plaatsingsteam en het observatieteam dezelfde compensatie. In de praktijk - wat betreft de leden van de teams - bestaan de verschillende teams voor een groot deel uit dezelfde ambtenaren van politie. Van een dubbele uitbetaling of cumulatie van toelagen is echter geen sprake.
1.5.4. Bevordering van executieve politieambtenaren in schaal 9 en 10
De bevorderingsvoorziening voor ambtenaren van politie, belast met de uitvoering van de politietaak die hun maximum bezoldigingstrede in de functionele schaal hebben bereikt, zal ook financiële gevolgen hebben voor het Land Sint Maarten. Deze gevolgen zullen echter pas op termijn vastgesteld kunnen worden, wanneer aangenomen wordt dat de desbetreffende voorziening geen terugwerkende kracht zal hebben.
2. Artikelsgewijs deel
Artikel 1
In artikel 1, onder a, is de definitie van bevoegd gezag in overeenstemming gebracht met de Landsverordening politie, waarin bepaald wordt dat de aanstelling, bevordering, schorsing en ontslag bij landsbesluit vastgesteld wordt.
Naast de korpschef van het politiekorps is ook het diensthoofd in de definitie opgenomen. Hiermee wordt een omissie bij de totstandkoming van de Landsverordening politie in 2010 gecorrigeerd. Toen werd er geen rekening gehouden met de Landsrecherche die een politieorganisatie is, ter beschikking gesteld aan de Procureur-Generaal, met een eigen beheer. De dagelijkse leiding van de Landsrecherche berust bij het hoofd van de Landsrecherche. Die krijgt overigens dezelfde bevoegdheden als de korpschef van het KPSM.
In de onderdelen u tot en met z zijn de definities opgenomen die in hoofdstuk 10 met betrekking tot smartengeld bij een dienstongeval of beroepsincident worden gebruikt.
Artikel 3
Rangen bij de politie in de toenmalige Nederlandse Antillen hebben slechts een beperkte betekenis. De verantwoordelijkheden en hiërarchie in de politieorganisatie worden bepaald aan de hand van de organisatiestructuur en bij functiebeschrijvingen. Alleen wanneer de politie in groepsverband optreedt kan de rang bepalend zijn voor degene die belast is met commandovoering.
De politierangen komen overeen met de hoofdrangen genoemd in de Regeling hoofdrangenstelsel van de politie van Curaçao, van Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba. Daarnaast is deze bepaling in overeenstemming gebracht met het functieboek van het KPSM en de Landsrecherche.
Artikel 4-6
Volgens de LMA gaat aan een aanstelling in vaste dienst in de regel vooraf een aanstelling in tijdelijke dienst. Deze strikte voorwaarde vervalt ook in dit landsbesluit. Zo bepaalt artikel 6, eerste lid, dat de aanstelling van een ambtenaar voor de uitvoering van technische, administratieve en andere taken ten dienste van politie, in tijdelijke dienst kan plaatsvinden.
Artikel 5 regelt de aanstelling van de "doorstroom" ambtenaar van politie, te weten, de aspirant agent en de aspirant inspecteur. Artikel 6 bevat de regeling inzake de aanstelling van het technisch en administratief politiepersoneel.
Artikel 7
Met deze bepaling wordt voorkomen dat ambtenaren van politie aangesteld worden bij het bereiken van een leeftijd waardoor deze korter dan drie jaren bij het KPSM of Landsrecherche kunnen doorbrengen. Wel kunnen personen op grond van een arbeidsovereenkomst aangesteld worden om bepaalde politietaken uit te voeren. Daarbij zal doorgaans sprake zijn van een samenstel van werkzaamheden, die als zodanig niet per se tot een functie behoren.
Artikel 8-23
Deze artikelen omvatten de aanstellingseisen en toelatingseisen voor opleidingen voor alle ambtenaren van politie en de aspirant.
Aan de aanstelling van een in het buitenland woonachtige Nederlander is de eis gesteld dat deze voorafgaand aan die aanstelling, op grond van een overeenkomst voor bepaalde tijd, ten minste drie jaar bij de politieorganisatie moet volbrengen en goed is beoordeeld. Hiermee wordt beoogd om in dergelijke gevallen het betrokken personeel voldoende tijd te gunnen om zich met de lokale cultuur en gebruiken vertrouwd te maken.
Verder kan in zeer bijzondere gevallen, in overeenstemming met de Minister van Justitie, worden afgeweken van bepaalde aanstellingseisen, namelijk Nederlandse nationaliteit (art. 10). Een voorbeeld van een bijzonder geval is wanneer de betrokken sollicitant reeds de aanvraag voor het verkrijgen van de Nederlandse nationaliteit heeft ingediend en in redelijkheid aangenomen kan worden dat de betrokkene daarvoor in aanmerking komt.
Voor een kandidaat-aspirant worden specifieke aanstellingseisen gesteld in de artikelen 13 tot en met 16. Daarmee wordt beoogd om de kwaliteit bij instroom te garanderen.
Ook de aanstelling in een vertrouwensfunctie wordt in dit besluit aan voorwaarden verbonden in de artikelen 20 en 21. Om de handhaving van integriteit van ambtenaren van politie te garanderen, kan de minister na een periode van vijf jaar of wanneer de omstandigheden van het geval dat vergen opnieuw een veiligheidsverklaring eisen.
Een aantal functies zijn aangewezen als vertrouwensfuncties. De grondslag daarvoor is te vinden in het Landsbesluit aanwijzing van vertrouwensfuncties.
De aanduiding “gemeenschappelijke voorziening politie”, betreft de voorziening als bedoeld in artikel 20, eerste lid, van de Rijkswet Politie.
Artikel 24- 26
Artikel 24 betreft de eedaflegging of belofte.
Op grond van de Landsverordening politie wordt de aanstelling bij landsbesluit vastgesteld. Ook bij overgang naar een andere functie is er sprake van aanstelling, waardoor ook in dat geval de aanstelling bij landsbesluit dient te geschieden. Het belang van artikel 26 ligt hierin, dat een aantal minimum gegevens in een aanstellingsbesluit opgenomen moeten worden.
Uit artikel 26 volgt dat de ambtenaar schriftelijk op de hoogte gesteld zal moeten worden van de hoofdlijnen van zijn rechtspositie. Daarmee wordt ook bedoeld, de richtlijnen voor de toepassing van rechtspositionele bepalingen die een beleidsruimte toelaten.
Artikel 27-28
In deze bepalingen worden de hoofdlijnen van het beoordelingsstelsel uiteengezet. Beoordeling van de ambtenaar geschiedt jaarlijks. Daartoe stelt de minister een leidraad vast. Het stelsel bestaat uit drie onderdelen, namelijk planning, functioneringsgesprekken en beoordelingsgesprekken. Er worden afspraken tussen de (directe) leidinggevende en de medewerker gemaakt. In het voorjaar geschiedt dat tijdens het functioneringsgesprek. Aan het eind van het jaar, namelijk vanaf de maand oktober, vinden functioneringsgesprekken plaats. De uitwerking van de afronding van een beoordelingscyclus wordt verder in artikel 28 uitgewerkt.
Naast het beoordelingsstelsel wordt in artikel 28 de basis gelegd voor een personeelsontwikkelingscyclus, waarbij ten aanzien van elke ambtenaar toekomstverwachtingen worden vastgesteld. De toekomstverwachtingen kunnen onderdeel uitmaken van de in het vorige artikel voorgeschreven beoordelingscyclus of een door de ambtenaar zelf uitgelokte beoordeling. Daarvan zal de ambtenaar gebruik kunnen maken bij het solliciteren.
Artikel 29 - 31
In artikelen en 30 en 31 worden de voorschriften voor de maandelijkse uitbetaling van salarissen vastgesteld. Ook worden de regels voor de uitbetaling van salaris aan de nabestaanden van een overleden ambtenaar vastgelegd.
Artikel 31 omvat de bezoldigingsregeling voor ambtenaren van politie. Een dergelijke regeling is noodzakelijk omdat de bezoldigingssystematiek en -bedragen voor deze ambtenaren anders vastgesteld worden dan die voor andere ambtenaren dan ambtenaren van politie.
Bij bevordering gelden thans geen eisen meer die gekoppeld zijn aan het hebben van een rang gedurende een aantal jaren. Wel kan uiteraard als functie-eis zijn opgenomen dat men een aantal jaren ervaring moet hebben in een bepaalde functie of op bepaald werkgebied.
Vacaturevervulling zal voortaan plaatsvinden op basis van het zijn van de meest geschikte kandidaat en niet meer op basis van de positie op de ranglijst.
De functie en de aan een functie verbonden bezoldiging zijn, zoals reeds is opgemerkt, gebaseerd op een functiewaardering conform het zogenaamde Fuwant-systeem. FUWAANT en de variant FUWASXM is een functiewaarderingssysteem dat gebruikt wordt door de overheid. Hoewel er verschillen zijn in de in de varianten is de systematiek van het waarderen dezelfde: dit wordt gedaan door de waarde van een functie te ontleden in een aantal kenmerken (14) waarvan de waarde bepaald kan worden. Doordat er binnen de overheid dezelfde kenmerken zijn, kan op deze manier een score (1-5) gegeven worden aan de verschillende kenmerken en zodoende dus ook aan de functie.
Het niveau van de functie is tot stand gekomen door weging van de bij de functie behorende taakelementen, zoals vermeld in de functiebeschrijving. Dit betekent dat de bezoldiging niet meer gekoppeld is aan het hebben van een rang, maar aan de te verrichten taken.
Bij vacaturevervulling zal primair gekeken moeten worden naar de kennis en vaardigheden van een kandidaat. In de functiebeschrijving is opgenomen aan welke eisen men moet voldoen. Dit zijn opleidings-, vaardigheids- en ervaringseisen.
Ook de groeiperspectieven ten aanzien van de executieve ambtenaar wordt in deze bepaling geregeld. Daarbij is zowel bij de aanvang als het beoogde einde van de carrière gedacht, door de bevordering van de goed functionerende medewerker basispolitiezorg van schaal 6 naar schaal 7 te regelen. Wanneer de ambtenaar ruime ervaring heeft opgedaan en goed functioneert kan deze doorgroeien naar functies op het niveau van schaal 8 (senior medewerkersfuncties) en vervolgens, wanneer er vacatures ontstaan naar leidinggevende functies op het niveau van schaal 9 tot en met 11. Verondersteld wordt dat de ambtenaar die zich in een functie die gewaardeerd is op het niveau van schaal 9 doorgaans niet verder zal kunnen doorgroeien. Dat is het geval omdat de politieorganisaties relatief klein zijn en minder lagen hebben dan voorheen. Echter, de gewijzigde inzichten met betrekking tot de verandering van de pensioengerechtigde leeftijd naar 65 jaar maken de vooruitzichten voor de ambtenaar op dat niveau beduidend minder. Daarom wordt de goed functionerende ambtenaar die 4 jaar de maximumbezoldiging in schaal 9 en 10 heeft genoten bevorderd naar respectievelijk schaal 10 en 11.
Artikel 32
In deze bepaling worden diverse compensaties vastgelegd. Ten eerste ontvangt de ambtenaar een vergoeding voor elk uur dienst tussen 20.00 en 06.00 uur van NAf 4. Dat zal ook gelden voor de operationele leidinggevende die gedurende nachtelijke uren dienst verricht. Het bedrag van deze vergoeding is overgenomen van het bedrag dat sinds 2007 in de Nederlandse Antillen heeft gegolden en tot 2020 aan de ambtenaar van politie op Sint Maarten feitelijk werd uitbetaald.
Ook wordt in deze bepaling de zogenaamde piketregeling geregeld, voor ambtenaren die bereikbaar en beschikbaar voor de dienst moeten blijven na de voor deze vastgestelde werk- en diensttijden. De toekenning van deze compensatie dient echter periodiek, bij voorkeur per kwartaal- geëvalueerd te worden en kan ook “seizoengebonden” zijn, teneinde te voorkomen dat de ambtenaar automatisch het gehele jaar deze toelage krijgt. Deze piketregeling is niet bedoeld voor het structureel bereikbaar en beschikbaar houden van personeel voor elk te verwachten incident na kantoortijd. Immers, de ambtenaar kan op grond van artikel 39 te allen tijde opgedragen worden overwerk te verrichten, zolang voldoende rekening gehouden wordt met de belangen van de ambtenaar.
Artikel 34-36
In artikel 34 wordt de basis gelegd voor motivering van de goed functionerende ambtenaar. Die kan op basis van een goede beoordeling een salarisverhoging overeenkomstig deze bepaling ontvangen, gelijk aan een bezoldigingstrede.
Wanneer deze ambtenaar de maximumbezoldiging bereikt en goed functioneert, komt deze in aanmerking voor een gratificatie van 2% van de hem toekomende jaarbezoldiging.
Ook de aspirant die goed presteert komt in aanmerking voor een salarisverhoging wanneer deze nog opgeleid wordt. Deze opleiding duurt doorgaans twee tot drie jaren.
Artikel 37
Deze bepaling geeft de regels aan voor bevordering in de zin van overgang naar een functie met een hogere inschaling, zoals dat het geval is bij de agent die bevorderd wordt tot brigadier of de ambtenaar die de maximumbezoldiging van schaal 9 of 10 heeft bereikt. Ook de ambtenaar van politie belast met administratieve, technische en andere taken ten dienste van de politie kan in voorkomende gevallen bevorderd worden.
In de kern komt het erop neer dat deze ambtenaar geen nadeliger resultaat ervaart in vergelijking met het geval van een salarisverhoging in dezelfde schaal.
Artikel 38
Deze bepaling regelt de waarneming en de toekenning van een waarnemingstoelage. In principe zou de ambtenaar kunnen waarnemen in een functie van hetzelfde niveau of een functie van een hoger niveau.
Slechts wanneer er sprake is van waarneming in een functie die in belangrijkheid en verantwoordelijkheid veel meer is dan de functie die de ambtenaar formeel bekleedt zal er sprake kunnen zijn van toekenning van een waarnemingstoelage, onder de voorwaarden die in deze bepaling zijn opgenomen.
In het vijfde lid is een inspanningsverplichting opgenomen voor de minister. Die moet tijdig een wervings- en selectieproces op gang zetten, tenzij de functie waarin waargenomen wordt van tijdelijke aard is. Hiermee wordt beoogd om benadeling van ambtenaar die een functie waarneemt te voorkomen.
Artikel 39
Nieuw is de regeling inzake de vergoeding voor overwerk. Anders dan in de oude regeling is de vergoeding voor overwerk gebaseerd op een stelsel van vaste uur toelagen, die gerelateerd zijn aan de aard van de functie van de betreffende politiefunctionaris en de duur van zijn dienstverrichting. Uit een oogpunt van continuïteit is het maken van overuren onlosmakelijk verbonden met bepaalde typen functies. Het gaat vooral om politiefunctionarissen, die belast zijn opsporingswerkzaamheden, of die ingezet worden voor speciale politionele operaties. Overigens wordt verwezen naar het algemeen deel van deze toelichting.
Artikel 40
Met de redactie van deze artikelen is er naar gestreefd om de inhoud van de werk- en diensttijdenregeling voor ambtenaren van politie en de ter uitvoering daarvan gegeven voorschriften te actualiseren en meer overzichtelijk te doen zijn. Dit hoofdstuk geldt overigens voor alle ambtenaren van politie.
Door voorwaarden te stellen aan de door het bevoegd gezag op te maken dienstroosters en diensttijden, wordt de mogelijkheid van overmatig onregelmatige diensten of overwerk tot een minimum gereduceerd.
Verder heeft de ambtenaar van politie, indien hij tot een geloofsgemeenschap behoort die de wekelijkse rustdag op een andere dag houdt, aanspraak op rusttijd op die andere dag.
Artikel 41
Deze bepaling regelt de optie om de ambtenaar in deelbetrekking aan te stellen. Ook wordt een arbeidstijdverkorting voor de ambtenaar die de pensioengerechtigde leeftijd nadert geregeld.
Artikel 42-56
De artikelen 43-45 regelt de vakantie van de aspirant, die afwijkt van de overige ambtenaren van politie. Deze bepalingen bevatten de verlofregeling voor de aspirant-politiefunctionaris.
Artikel 45 en volgende regelt de verlofaanspraken voor de overige ambtenaren van politie, zowel in executieve als in technische/administratieve functies. Het eerste lid van artikel 47 bepaalt het aantal vakantie-uren, waarop de ambtenaar van politie aanspraak heeft. Het tweede lid van dat artikel maakt daarop een uitzondering voor de ambtenaar van politie, die ingevolge het voor hem geldende dienstrooster avond- of nachtdienst en/of dienst op een zon- of feestdag moet verrichten. Deze ambtenaar van politie heeft recht op het aantal vakantie-uren, dat is vastgesteld voor de bezoldigingsschaal onmiddellijk volgend op die waartoe hij behoort. Voor de ambtenaren van politie in onregelmatige ploegendienst of volgens een dienstrooster als even genoemd werkzaam, is in het vierde lid verder een bepaling opgenomen, die de vakantie-uren voor hen bij het genot ervan kwantitatief gelijk stelt aan die van ambtenaren van politie voor wie een normale, vijfdaagse werkweek geldt.
Artikel 48 regelt de gevolgen voor vakantie-uren bij onderbreking of beëindiging van een aanstelling.
Artikel 49 voorziet in een vermindering van het aantal vakantie-uren over de dagen waarop een ambtenaar van politie geen werkzaamheden heeft verricht, zoals in het geval van schorsing of buitengewoon verlof, anders dan het buitengewoon verlof.
Het onderhavige artikel geeft de ambtenaar van politie de mogelijkheid om vakantie-uren, gedurende welke hij arbeidsongeschikt is geweest, te laten omzetten in vrijstelling van dienst, mits dit uit een geneeskundige verklaring kan blijken. Voor de aspirant-politiefunctionaris is eenzelfde regeling opgenomen in artikel 30.
Artikel 53 omvat de regeling voor de weigering en intrekking van verlof en de gevallen waarin een aanspraak tot uitbetaling van vakantie uren kan ontstaan. Uitbetaling van vakantie uren betreft nadrukkelijk slechts die vakantie uren die niet genoten zijn omdat de vakantie deels niet genoten is vanwege intrekking van de toestemming daartoe. Het nalaten vakantie op te nemen, met het doel deze uitbetaald te krijgen, brengt geen recht tot uitbetaling van vakantie uren op basis van dit artikel met zich mee. Artikel 55 ziet toe op hoe omgegaan wordt met verlofaanspraken in geval van ontslag of overlijden.
Artikel 57-74
Met deze bepalingen is getracht om op een overzichtelijke wijze de gevallen aan te geven, waarin vrijstelling van dienst wordt of kan worden verleend. Een belangrijk geval is de vrijstelling van dienst wegens ziekte of ongeval.
Overigens is het stelsel van vrijstelling van dienst wegens bijzondere redenen zodanig geregeld dat de ambtenaar zelf verantwoordelijkheid dient te dragen om tijdig onder overlegging van de vereiste bewijsstukken verlof aan te vragen. Daartegenover staat dat het diensthoofd steeds een afweging dient te maken tussen het dienstbelang en de persoonlijke belangen van de ambtenaar.
Het dienstbelang betreft met name de ononderbroken voortzetting van de politiedienst en de efficiëntie en effectiviteit van vervanging van personeel aan wie vrijstelling van dienst wordt verleend.
Artikel 67 regelt een nieuwe vorm van buitengewoon verlof, namelijk calamiteitenverlof. Een calamiteit is een ernstige ziekte of onverwachte gebeurtenis waardoor een noodsituatie ontstaat in de verzorging van de echtgenote, ouders, stiefouders, pleegouders, schoonouders, kinderen, stiefkinderen, pleegkinderen of aangehuwde kinderen van de ambtenaar van politie.
Artikel 75-76
Deze bepalingen betreffen de ziektemelding bij de directe leidinggevende en de overlegging van een verklaring van arbeidsongeschiktheid door de ambtenaar. De medische verklaring van arbeidsongeschiktheid is bepalend voor de toekenning van vrijstelling van dienst wegens ziekte.
Artikel 77-80
De ambtenaar van politie die niet akkoord gaat met een medisch oordeel gegeven krachtens de artikelen 81 of 82 kan daartegen bezwaar maken bij een door de minister ingestelde herkeuringscommissie bestaande uit drie geneeskundigen, waarvan een wordt aangewezen door de betrokken ambtenaar van politie.
Artikel 81-84
Deze artikelen scheppen de verplichting om een herstelplan op te stellen in geval van langdurige ziekte/arbeidsongeschiktheid van de ambtenaar van politie, namelijk ziekte en arbeidsongeschiktheid van meer dan dertig dagen of verlenging daarvan, en zo nodig een andere functie voor betrokkene te zoeken, indien herplaatsing in de eigen functie als gevolg van die langdurige ziekte/arbeidsongeschiktheid niet meer mogelijk is. Als herplaatsing mogelijk is in een andere passende functie, die echter minder uren omvat (dat wil zeggen, een deeltijdbetrekking is), de betrokken ambtenaar van politie niet volledig wordt ontslagen (en volledig afgekeurd), maar alleen voor de meerdere uren wordt ontslagen (en afgekeurd). Betrokkene kan dan parttime blijven werken (met een parttime salaris). Over het meerdere deel (waarvoor hij werd afgekeurd en ontslagen), krijgt hij dan een uitkering ingevolge de voor hem geldende sociale verzekeringsregelingen.
Artikel 85-86
Belangrijk in dit landsbesluit is de aandacht die wordt gegeven aan de persoon van de ambtenaar van politie, zijn familieverhoudingen, alsmede aan de vrouwelijke ambtenaar van politie. Laatstgenoemde heeft aanspraak op zwangerschaps- en bevallingsverlof. Beide verlofperioden nemen gezamenlijk 14 weken in beslag, in overeenstemming met het Burgerlijk Wetboek van Sint Maarten.
Artikel 86 voorziet in twee uren vrije tijd per dag voor borstvoeding. Met werktijd in dit artikel wordt bedoeld het overeenkomstig artikel 40, tweede lid, van dit besluit vastgesteld arbeids- en rusttijden.
Artikel 88, 91, 92, 95 en 99
Omvat een aantal belangrijke gedragsvoorschriften voor de ambtenaar van politie. Deze zogenaamde kapstokbepaling omvat expliciete voorschriften met betrekking tot aanwezigheid op de aangewezen werklocatie, gebruik van alcohol en drugs, optreden bij incidenten na de reguliere dienst- en werktijd en opvolgen van voor de ambtenaar geldende voorschriften.
De geheimhoudingsplicht is in artikel 91 geregeld. Meer dan bij andere ambtelijke organisaties, is het aanzien van politieorganisatie zeer gevoelig voor het lekken van informatie. Strikte handhaving van de geheimhoudingsplicht is daarom een belangrijke taak van de ambtenaar van politie.
Ook het uiterlijk voorkomen van de ambtenaar van politie is belangrijk. Daartoe dient de dienstkleding op een duidelijke wijze door de ambtenaar van politie gedragen te worden. Ook in verband met de voorkoming van verwarring bij het publiek is het dragen van uniform volgens de gegeven instructies niet van ondergeschikt belang.
Ook de gedragsregels in verband met het aannemen van geschenken in welke vorm dan ook is verboden. De ambtenaar van politie is verplicht melding te doen van een mogelijke omkoping van hem door derden. Laat hij dat na, dan loopt de ambtenaar een groter risico vervolgd te worden wegens een strafbaar feit, maar ook wegens plichtsverzuim disciplinair gestraft te worden.
Artikel 89
Nieuw in dit ontwerp is de toevoeging van een drugstest aan dit besluit. Het artikel legt de basis voor de minister om, in het belang van de integriteit van de politie op Sint Maarten, regels omtrent de periodieke uitvoering van urineonderzoek op aanwezigheid van drugs bij ambtenaren van politie te stellen. Er zijn een minimum aantal eisen waaraan een dergelijke regel zal moeten voldoen, om de betrouwbaarheid van het onderzoek zeker te stellen, maar ook om medewerking van de ambtenaar van politie te verzekeren. Deze regels betreffen in elk geval de verplichting van de ambtenaar om urine af te staan ten behoeve van het onderzoek, de wijze van uitvoeren van het onderzoek, het recht van de ambtenaar van politie om de uitslag te vernemen en om voor eigen rekening een hernieuwd onderzoek van de afgestane urine te laten plaatsvinden, alsmede de maatregelen die getroffen kunnen worden als gevolg van het weigeren om urine af te staan voor het onderzoek dan wel als gevolg het resultaat van een urineonderzoek. In de praktijk zal er na een eerste constatering van het gebruik van drugs, door de minister maatregelen genomen dienen te worden. Die maatregelen zullen in eerste instantie bestaan uit, het doen behandelen van de betrokken ambtenaar en het hem of haar tijdelijk belasten met andere werkzaamheden. Blijkt dat de betrokken ambtenaar de behandeling vroegtijdig staakt of na de uitvoering van die maatregelen dat de betrokken ambtenaar terugvalt in het gebruik van drugs, dan dient er aan de disciplinaire maatregelen gedacht te worden, zoals ontslag wegens ongeschiktheid.
Artikel 90
Ook de fysieke gezondheid van de politieambtenaar is al jaren een onderwerp van zorg op Sint Maarten. Teneinde ook in dat verband een oplossing te bieden, zal de minister in overeenstemming met de vakbonden in het belang van de kwaliteit van de taakuitvoering van de politie, regels stellen omtrent de periodieke uitvoering van onderzoek naar de fysieke conditie van de ambtenaar van politie, belast met de uitvoering van de politietaak. In principe zullen er normen waaraan de ambtenaar van politie moet voldoen gesteld worden. Het spreekt voor zich dat de ambtenaar voldoende gelegenheid gegund wordt om door sport of lichamelijke oefening aan de gestelde normen te voldoen. De door de minister te treffen regels betreffen in elk geval de verplichting van de ambtenaar zich te onderwerpen aan het onderzoek, de normen van lichamelijke geschiktheid voor de leeftijdscategorie waartoe de ambtenaar behoort, de wijze van uitvoeren van het onderzoek, het recht van de ambtenaar van politie om de uitslag te vernemen en de maatregelen die getroffen kunnen worden als gevolg van het weigeren zich te onderwerpen aan het onderzoek dan wel als gevolg van het resultaat van een onderzoek.
Artikel 94-95
Artikel 94 maakt het mogelijk om de plaats van tewerkstelling en werkgebied van de ambtenaar van politie te wijzigen, in verband met detachering of uitzending of een eenvoudige verplaatsing van een politiebureau naar een andere.
De tijdelijke uitleen van de ambtenaar van politie naar een andere organisatie binnen het Ministerie van Justitie is geregeld in artikel 95.
Voor een overplaatsing naar een ander dienst is steeds de instemming van de ambtenaar van politie nodig.
Artikel 98
In het onderhavige artikel worden limitatief de nevenactiviteiten opgesomd, die voor de ambtenaar van politie verboden zijn, als daardoor een behoorlijke vervulling van zijn plichten als ambtenaar van politie in gevaar kan worden gebracht.
Artikel 103-106
Artikel 103 schept voor de ambtenaar van politie de mogelijkheid om studiefaciliteiten in geld of in tijd te krijgen. De basis voor het geven van een studieopdracht wordt neergelegd in artikel 105. In artikel 106 wordt voorzien in terugbetaling van een dienstopleiding of studieopdracht, wanneer de ambtenaar binnen drie jaar na het beëindigen van de door de overheid betaalde opleiding de dienst verlaat.
Artikel 107
Dit artikel regelt de bevoegdheid om de ambtenaar van politie ter verantwoording te roepen in geval van schadeveroorzakend handelen of nalaten. In beginsel is de minister van justitie de ter zake bevoegde autoriteit. Voor bedragen minder dan NAf. 500,-- komt de bevoegdheid echter toe aan de korpschef.
Artikel 112
Hoewel dit artikel in het hoofdstuk “overige rechten en plichten van de ambtenaar van politie” is opgenomen, bevat het een limitatieve opsomming van eventueel als "positieve incentives" te gebruiken management-tools.
Artikel 114-120
Dit landsbesluit is in hoofdstuk (hoofdstuk 10), het smartengeld naar aanleiding van een dienstongeval of een beroepsincident is opgenomen voor alle ambtenaren van politie belast met een politie taak. De wenselijkheid daartoe is gegeven door het feit dat de regering van Sint Maarten na 2010 in een particuliere verzekering van dienstongeval en beroepsincident heeft voorzien. De regering van Sint Maarten meent echter zowel uit het oogpunt van rechtszekerheid als uit het oogpunt van besparing, de risico’s verband houdende met dienstongeval en beroepsincident, zelf te moeten dragen.
In deze bepalingen is de verantwoordelijkheid van de overheid voor het financiële risico bij een dienstongeval vastgesteld. Een dienstongeval of beroepsziekte die tot overlijden of invaliditeit van de ambtenaar van politie belast met een politie taak leidt doet aanspraak op smartengeld ontstaan. In artikel 114, eerste lid, van dit besluit is bepaald dat bij invaliditeit die voortvloeit uit een dienstongeval of beroepsziekte, de ambtenaar van politie een smartengeld uitkering tot maximum van NAf 200,000,– krijgt vergoed. Bij overlijden ten gevolge van dienstongeval ontvangen de nabestaanden van de ambtenaar op grond van artikel 114, tweede lid, van dit besluit een overlijdensuitkering van netto NAf 100.000,– onder aftrek van de bedragen bedoeld in de artikelen 30, derde lid, en 55, eerste lid. De smartengelduitkering voor invaliditeit ten gevolge van dienstongeval is afhankelijk van de mate van invaliditeit van de ambtenaar van politie.
In artikel 1 is beroepsincident gedefinieerd als een dienstongeval of beroepsziekte voortvloeiende uit een gevaar zettende situatie die rechtstreeks verband houdt met de taakuitoefening van de ambtenaar van politie en waarvan hij zich vanwege zijn specifieke functie niet kan onttrekken.
Uit een uitspraak van de Rechtbank Den Haag1, volgt dat onder andere de volgende situaties gevaar zettend zijn:
- •
een ambtenaar van politie er alleen voor staat en heeft te maken met een erg agressief persoon, die onder de invloed van drugs, drank of ernstig verward is (psychose), de verdachte is feitelijk niet meer aanspreekbaar;
- •
een situatie met een bewapende verdachte, die naar verwachting het wapen zal gaan gebruiken;
- •
deelnemen aan het verkeer wordt als gevaarlijk beschouwd. Een medewerker rijdt door de bebouwde kom. De politie mag naar een incident met een ontheffing op grond van de Wegenverkeerswet. Door rood rijden wordt dan als bijzonder gevaarlijk beschouwd;
- •
een verdachte niet zo zeer handelt met het oogmerk om aan de aanhouding te ontkomen (losschudden, lostrekken, wegduwen) maar het handelen gericht is op het toebrengen van ernstig letsel van de ambtenaar van politie;
- •
de ambtenaar van politie verkeert in numerieke minderheid en er sprake is van een agressieve situatie;
- •
er wordt zwaar vuurwerk naar de ambtenaar van politie gegooid;
- •
er wordt ingereden op een ambtenaar van politie met een zwaar rij-/voertuig;
- •
de ambtenaar van politie moet een brandend gebouw in;
- •
er is een agressieve grote hond, bijvoorbeeld een pitbull, bij betrokken en de hond wordt dus feitelijk gebruikt als wapen.
Voorts speelt een rol bij de beoordeling van het geval:
- •
een situatie in een kleine of weinig manoeuvreerruimte kan bijzonder gevaarlijk zijn;
- •
wat is het oogmerk van de verdachte? Is er sprake van duw-/trekwerk om zich te onttrekken aan aanhouding of is er sprake van het willens en wetens letsel willen toebrengen aan de medewerker?;
- •
is de persoon al dan niet geboeid?.
Voor wat betreft de terminologie “beroepsziekte” kan teruggevallen worden de in de definitie opgenomen criteria. Er moet namelijk sprake zijn van:
- •
ziekte
- •
welke in overwegende mate haar oorzaak vindt in de aard van de aan de ambtenaar opgedragen werkzaamheden
- •
of in de bijzondere omstandigheden, deze moeten worden verricht,
- •
en die niet aan de schuld of onvoorzichtigheid van de ambtenaar te wijten zijn.
Daarnaast speelt op grond van vaste jurisprudentie2 ook de zorgplicht van het bestuursorgaan jegens de ambtenaar van politie een rol.
De zorgplicht houdt in dat het bestuursorgaan de werkzaamheden van de ambtenaar van politie belast met een politie taak zodanig moet inrichten en voor het verrichten daarvan zodanige maatregelen moet treffen en aanwijzingen moet geven als redelijkerwijs nodig is om te voorkomen dat de ambtenaar van politie een politie taak in de uitoefening van zijn werkzaamheden schade lijdt. De ambtenaar van politie een politie taak heeft recht op vergoeding van deze schade, ook voor zover rechtspositionele regelingen daarin niet voorzien. Geen recht op vergoeding bestaat indien het bestuursorgaan aantoont dat het zijn zorgplicht is nagekomen of dat de schade in belangrijke mate het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de ambtenaar van politie.3
Op de minister, korpschef of diensthoofd rust in beginsel de last om aannemelijk te maken dat de nazorg voldoende is geweest, uitgaande van de omstandigheden van het geval en van de stand van de wetenschap. Indien dusdanige tekortkomingen naar voren komen dat deze als een schending van de zorgplicht moeten worden aangemerkt, wordt het causaal verband met, in dit geval, de posttraumatische stress-stoornis (hierna: PTSS) als een gegeven beschouwd, tenzij de korpschef aannemelijk maakt dat de PTSS niet aan het gebrek aan (na)zorg kan worden toegeschreven, aldus de rechtspraak.4
Een dienstongeval kan direct, maar ook op later moment leiden tot het ontstaan van invaliditeit. De ambtenaar meldt een dienstongeval zo spoedig mogelijk en in ieder geval binnen 150 dagen om het bevoegd gezag in staat te stellen te bepalen of daadwerkelijk sprake is van een dienstongeval. De schriftelijke melding geldt als aanvraag van een besluit tot toekenning van smartengeld. De ambtenaar moet naast de informatie over de oorzaak en toedracht van het dienstongeval (desgevraagd) ook andere gegevens en bescheiden verschaffen die voor beslissing noodzakelijk zijn, zoals de aard en omvang van het letsel. Indien de benodigde (medische) gegevens ondanks rappel niet worden verschaft, kan het bevoegd gezag de aanvraag niet verder behandelen.
Indien de ambtenaar niet voldoet aan de in artikel 116, eerste lid, onderdelen a tot en met d, opgenomen verplichtingen zal hij, wil een recht op smartengeld kunnen ontstaan, in redelijkheid moeten aantonen dat de ontstane of toegenomen invaliditeit uitsluitend het gevolg is van het dienstongeval. Het feit dat hij zich niet onder behandeling heeft gesteld of de voorschriften van de behandelende artsen niet heeft opgevolgd, mag dus niet leiden of hebben geleid tot het ontstaan of de toename van zijn invaliditeit. De kosten die de ambtenaar van politie maakt om aan te tonen dat de ontstane of toegenomen invaliditeit uitsluitend een gevolg is van het dienstongeval worden niet gedragen door het bevoegd gezag.
Om het percentage van de smartengeld uitkering te kunnen bepalen, stelt een door het bevoegd gezag aan te wijzen deskundige de aan het dienstongeval toe te rekenen invaliditeit medisch objectief vast zodra dit mogelijk is. Een termijn van ten hoogste twee jaar na het dienstongeval wordt daarvoor voldoende geacht. De mate van ontstane of toegenomen invaliditeit ten gevolge van het dienstongeval wordt vastgesteld aan de hand van de Guides to the Evaluation of Permanent Impairment van de American Medical Association.
Op grond van artikel 119, eerste lid, wordt de melding aangemerkt als een aanvraag tot de uitkering van smartengeld.
Is er sprake van een dienstongeval, dan kan de ambtenaar van politie aanspraak maken op vergoeding van noodzakelijke kosten van geneeskundige behandeling, volledige doorbetaling van het loon (hoofdstuk 8) en smartengeld (hoofdstuk 10). Het smartengeld wordt in dit geval alleen toegekend als sprake is van blijvende invaliditeit. De materiële schade aan goederen die de ambtenaar van politie lijdt kan op grond van artikel 109 van dit besluit vergoed worden.
Slechts wanneer er sprake is van een beroepsincident krijgt de agent zijn volledige schade vergoed via de werkgever. Bij een dienstongeval dat geen beroepsincident is dit dus niet het geval. De agent zal zich in dat geval tot de veroorzaker moeten wenden met alle juridische uitdagingen van dien, maar dat valt buiten het bestek van dit hoofdstuk.
Artikel 122
Het opleggen van disciplinaire straffen is des ministers, onderdelen. De straffen genoemd onder f, g, h en i worden steeds bij landsbesluit opgelegd.
Artikel 123-126
In deze bepalingen worden enkele zorgvuldigheidsbepalingen met betrekking tot strafoplegging geregeld. Het betreft met name het beginsel van hoor en wederhoor, de kennisgeving van een voornemen tot strafoplegging en de wijze van kennisgeving van de opgelegde straf.
Artikelen 127-138
In deze bepalingen wordt de schorsing en ontslag van de ambtenaar van politie uitgebreid geregeld. Deze bepalingen komen overeen met de bepalingen van de Landsverordening materieel ambtenarenrecht. Tevens zijn er talloze uitspraken over de toepassing van deze bepalingen, reden waarom hierin van verdere toelichting wordt afgezien.
Artikelen 139-140
Deze artikelen bevatten een bezwaarprocedure voor de ambtenaar van politie en de aspirant, met betrekking tot de verschillende in hoofdstuk II opgenomen financiële beslissingen, zulks voorafgaand aan een eventueel beroep bij het Gerecht in Ambtenarenzaken.
De Minister van Justitie
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl