Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742478
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742478/1
Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2025 – 2028
Geldend van 17-07-2025 t/m heden
Intitulé
Uitvoerings- en handhavingsstrategie 2025 – 2028Voorwoord
Voor u ligt de uitvoerings- en handhavingsstrategie van het waterschap Brabantse Delta voor de periode 2025 – 2028. Dit is de opvolger van het ‘Beleidsplan Vergunningen, Toezicht en Handhaving’. Het betreft uitvoeringsbeleid dat is vastgesteld door het dagelijks bestuur.
In deze uitvoerings- en handhavingsstrategie wordt onder andere beschreven hoe het proces vergunningen, toezicht en handhaving (VTH) de komende vier jaar om gaat met onderwerpen van belang. Het richt zich op de realisatie van de strategische doelen uit het Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 (WBP).
Dit stuk is tot stand gekomen in afstemming met verschillende partners en wordt zoals altijd actief gedeeld met onder andere de waterschappen Aa en Maas en De Dommel, de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant en de Provincie Noord-Brabant.
1. Inleiding
1.1 Uitvoerings- en handhavingsstrategie
Deze uitvoerings- en handhavingsstrategie bevat het beleidskader voor alle taken met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving (hierna VTH) van waterschap Brabantse Delta voor de periode van 2025 – 2028. Voorheen werd een dergelijk stuk een beleidsplan genoemd. De nieuwe term in het kader van interbestuurlijk toezicht is de uitvoerings- en handhavingsstrategie (U&HS).
1.2 Kaders
Dit beleid heeft betrekking op vergunningen, toezicht en handhaving op grond van de Omgevingswet en de Waterschapswet. En draagt bij en geeft uitvoering aan het coalitieakkoord ‘Water verbindt ons’, het waterbeheerprogramma ‘Klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap’ (WBP) en lokale regelgeving, zoals de Waterschapsverordening, en beleidsstukken uitgangspunten voor het beleidskader.
In het WBP staat beschreven welke doelstelling en strategie het waterschap zichzelf oplegt en hoe deze doelen bereikt moeten worden. Brabantse Delta zet zich in voor een klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap voor Midden- en West-Brabant voor de middellange (2027/2030) en lange termijn (2050). Het coalitieakkoord geeft een uitwerking van deze doelstellingen tijdens de huidige bestuursperiode. De tactische uitwerking voor VTH staat beschreven in deze uitvoerings- en handhavingsstrategie. Dit is gedaan aan de hand van de kerntaken van de Brabantse Delta: waterkwaliteit, waterkwantiteit, waterveiligheid en nautisch- en vaarwegbeheer.
Omdat de overheid niet alles kan toetsen en controleren is het maken van keuzes noodzakelijk. In dit beleidskader worden prioriteiten en doelen vastgesteld en de in te zetten instrumenten om dit te realiseren beschreven. Dit beleidskader vormt daarmee de basis voor de jaarlijks op te stellen uitvoeringsprogramma's (UP). In deze uitvoeringsprogramma's wordt vastgelegd welke activiteiten dat jaar worden uitgevoerd en met welke middelen. De verantwoording vindt plaats door middel van de jaarlijkse evaluatie die geïntegreerd wordt in het uitvoeringsprogramma.
Met oog op het kort en bondig houden van het jaarlijkse UP is ervoor gekozen om de uitvoerings- en handhavingsstrategie wat uitgebreider te maken. Hierdoor kan het UP een handzamer document worden dat door het jaar heen gebruikt wordt. In het UP wordt het beleid nader geconcretiseerd. Voor de beleidsmatige afweging kan dan verwezen worden naar de uitvoerings- en handhavingsstrategie. Binnen deze strategie wordt uiteraard ook verwezen naar andere informatiebronnen zoals beleidsdocumenten. Jaarlijks wordt de strategie bezien en onderzocht of bepaalde zaken bijgesteld moeten worden.
In het Omgevingsbesluit (artikel 13.5 en 13.6) staat beschreven dat bestuursorganen die belast zijn met een uitvoerings- en handhavingstaak een uitvoerings- en handhavingsstrategie moeten hebben vastgesteld. Daarnaast is het verplicht om jaarlijks verschillende andere documenten vast te laten stellen door het bestuur. Het gaat om het uitvoeringsprogramma (artikel 13.8), de uitvoeringsagenda (artikel 13.6), de uitvoeringsorganisatie (artikel 13.9), de borging van de middelen (artikel 13.10) en de evaluatierapportage (artikel 13.11). Brabantse Delta combineert deze documenten jaarlijks in het Uitvoeringsprogramma VTH.
De Provincie Noord-Brabant controleert jaarlijks via het Interbestuurlijk Toezicht (IBT) of het waterschap voldoet aan deze zogenaamde procescriteria. Het waterschap deelt al deze documenten dan ook standaard met het IBT van de provincie. Daarnaast is er ook een set met kwaliteitscriteria ontwikkeld door Rijkswaterstaat en de waterschappen. De kwaliteitscriteria gaan over de kennis, kunde en ervaring die aanwezig moet zijn binnen de organisatie.
1.3 Beheergebied
Het beheergebied van waterschap Brabantse Delta is gelegen in Midden- en West-Brabant
en grenst daarbij aan België. Het beheergebied is erg divers met hoge zandgronden
en laaggelegen polders, kleigronden natuurgebieden, landbouw, grote (internationale)
bedrijven en industrie, logistiek, scheepvaart, steden en dorpen. Het beheersgebied
beslaat 170.744 m², kent bijna 850.000 inwoners, 21 gemeenten en zo'n 25.000 bedrijven.
Het gebied is in te delen in stedelijk gebied (20,1%), glastuinbouw (0,6%), agrarisch
gebied (56,4%) natuurgebied (18,1%) en overig gebied (4,9%).
1.4 Samenwerkingspartners
Als proces VTH werken wij samen met verschillende partners binnen en buiten ons beheergebied. Voorbeelden hiervan zijn de gemeenten, Provincie Noord-Brabant, de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB), het Openbaar Ministerie, Samen Sterk in Brabant, het Havenbedrijf Moerdijk, de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), andere waterschappen en in het kader van Seveso-inspecties met nog een aantal andere organisaties.
2. Beleidscyclus
Om uitvoering te geven aan de belangen van schoon water, voldoende water, waterveiligheid
en veilige bevaarbare vaarwegen geldt er wet- en regelgeving. Het handhaven daarvan
is een wettelijke taak die bij de overheid ligt. Aangezien deze taak bij het dagelijks
bestuur ligt is de vaststelling van dit stuk een bevoegdheid van het dagelijks bestuur.
In verband met het vergroten van de bestuurlijke betrokkenheid tussen het algemeen
bestuur en het proces VTH is het algemeen bestuur, via de commissie BSI wel om input
gevraagd. De uitvoering van het kader is opgedragen aan het proces VTH. Hieronder
volgt een beschrijving van beide elementen.
Het proces vergunningen, toezicht en handhaving van waterschap Brabantse Delta werkt aan de hand van de 'big-eight’. Dit is een beleidscyclus waarbij acht processtappen worden doorlopen. Dit hulpmiddel zorgt dat VTH-beleid tot stand komt op basis van inzichtelijke keuzes en dat de uitvoering is gericht op het bereiken van een vooraf bepaald resultaat. Door het gebruik van dit model kan gestuurd worden op prioriteiten en de in te zetten capaciteiten en de evaluatie daarvan. Deze procesmatige benadering, een cyclisch waarderen en analyseren van de effecten van de VTH-inspanningen, maakt het voor het waterschap mogelijk prioriteiten en/of doelen bij te stellen.
De bovenste kring vormt het vierjarige beleidsproces. Elke vier jaar wordt er een nieuwe U&HS opgesteld. Jaarlijks wordt dit eventueel bijgesteld naar aanleiding van ontwikkelingen en/of inzichten. Vierjaarlijks wordt de volledige strategie geactualiseerd. De onderste kring wordt uitgewerkt in de jaarlijkse uitvoeringsprogramma's met daarin ook de evaluatie en monitoring. In het uitvoeringsprogramma beschrijft het waterschap concreet hoe het VTH inzet en wat de eventuele financiële of personele consequenties hiervan zullen zijn. Dit doet het waterschap op basis van de beschikbare financiële en personele capaciteit maar ook voor het inzicht in de benodigde financiële en personele capaciteit. Gedurende het jaar wordt dit gemonitord en op basis van de evaluatie wordt bepaald of de aandachtspunten en/of prioriteiten moeten worden aangepast.
In de begroting wordt geld gereserveerd om de vergunnings-, toezichts- en handhavingstaken uit te voeren. Mocht gedurende de beleidsperiode aanvullend budget nodig zijn, dan zal dit meegenomen worden in de reguliere planning & control cyclus (P&C-cyclus). Uitgangspunt is dat de uitvoerings- en handhavingsstrategie en de jaarlijkse uitvoeringsprogramma's leidend zijn. VTH voert hoofdzakelijk werkzaamheden uit conform deze documenten. Wanneer er onverwachte situaties aandacht vragen, dan wordt er maatwerk geleverd aan de hand van de gehanteerde prioriteringssystematiek. Eventueel wordt de aangepaste prioritering vastgesteld door het dagelijks bestuur.
3. Prioritering
In dit hoofdstuk behandelen we de prioritering van onderwerpen per strategisch doel van het waterschap. Hierin houden we de volgorde aan zoals elk stuk waarin deze doelen worden behandeld namelijk waterkwaliteit en KRW, waterkwantiteit, waterveiligheid en nautisch- en vaarwegbeheer.
Naast elke kop van de alinea staat, middels pictogrammen aangegeven aan welk inhoudelijk programma dit onderwerp bijdraagt. Hieronder is weergegeven met welk pictogram desbetreffend programma wordt weergegeven.
3.1 Waterkwaliteit en de Kaderrichtlijn Water
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn Water (KRW) is een Europese richtlijn die als doel heeft de waterkwaliteit van oppervlaktewater en grondwater in de Europese Unie te verbeteren en te beschermen. Tot de
deadline van december 2027 zal de focus voor het waterschap voor een substantieel deel op het halen van de KRW-doelen liggen. Echter is het van belang dat er ook na 2027 aandacht voor de KRW-doelen
blijft. Het is zaak de waterkwaliteit te blijven beschermen zoals ook in het Waterbeheerprogramma te lezen valt.
De komende jaren, zal voor VTH het bijdragen aan de KRW-doelstellingen hoge prioriteit kennen. Naar aanleiding van het koepelrapport van de Tussenevaluatie van de KRW en de KRW Impuls Brabant, zullen er ook vanuit VTH voorstellen en acties geformuleerd worden die (extra) bijdragen aan de KRW-doelstellingen. Die voorstellen en acties zullen afzonderlijk en in samenhang met andere (beleids)voorstellen en acties van het waterschap, aan het bestuur van het waterschap gepresenteerd worden in de eerste helft van 2025. Dit wordt de KRW-impuls genoemd. Zo moet gedacht worden aan onder meer extra monitoren op KRW stoffen, het extra toezien op zogenaamde wasplaatsen en extra toezien op verdroging.
In de tussentijd is VTH gestart – in afstemming met de andere processen van het waterschap – met een pilot waarbij een stroomgebiedsgerichte benadering wordt getest. Welke stoffen worden aangetroffen in het betreffende stroomgebied, wat kunnen bronnen zijn en wat is het handelingsperspectief voor VTH en het waterschap? Deze pilot levert als het goed is een aanpak op, ook voor VTH, om in een stroomgebied te kunnen acteren. Daarnaast wordt in kaart gebracht welke andere werkzaamheden helpen om de KRW-doelen te halen.
Er moet wel gezegd dat VTH maar een enkele knop is om aan te draaien voor wat betreft de KRW. De mate van invloed voor de hiervoor genoemde en andere maatregelen die VTH kan nemen wordt nog onderzocht. Ook zal het waterschap onderzoeken of het monitoren van niet-vergunde KRW-stoffen in afvalwater een volgende stap kan zijn in het terugdringen van deze stoffen in het oppervlaktewater. Tegelijkertijd wordt er onderzocht wat de juridische ruimte voor het leveren van maatwerk is op het gebied van de KRW. Dit alles bij elkaar zal resulteren in een toename aan inzet voor VTH. Niet alleen tot eind 2027, maar ook daarna.
Seveso
De Seveso-richtlijn (voorheen Brzo) is een Europese richtlijn die bedoeld is om de veiligheid te verbeteren van locaties met grote hoeveelheden gevaarlijke stoffen. In deze richtlijn liggen de regels vast voor de preventie van zware ongevallen die het gevolg kunnen zijn van bepaalde industriële activiteiten, en voor de beperking van de gevolgen daarvan voor de menselijke gezondheid en het milieu. In dit verband richt het waterschap zich specifiek op het voorkomen van zogenaamde onvoorziene lozingen en het beperken van waterverontreiniging ten gevolge van een onvoorziene lozing. In het Seveso-toezicht wordt samengewerkt tussen Omgevingsdiensten, Veiligheidsregio’s, Nederlandse Arbeidsinspectie en waterkwaliteitsbeheerders (andere waterschappen en RWS).
Waterschap Brabantse Delta is één van de regie voerende Seveso waterschappen en vervult de trekkersrol voor de andere Brabantse waterschappen Aa & Maas en De Dommel en het Zeeuwse waterschap Scheldestromen. Er zijn 106 Seveso-bedrijven binnen de provincies Noord-Brabant (83) en Zeeland (23). Het is de verwachting dat de hoeveelheid Seveso-inrichtingen iets stijgt de komende jaren. De inspectiedruk zal echter nagenoeg gelijk blijven omdat de inspecties risicogericht worden ingepland. Daarbij wordt de beschikbare capaciteit ook meegenomen in het licht van een krappe arbeidsmarkt. Omdat Seveso-inspecteur zo specialistisch is, is het lastig om er nieuwe mensen voor te vinden.
Actualiseren vergunningen directe lozingen
In het kader van de Kaderrichtlijn Water (KRW), maar ook los daarvan, is het noodzakelijk om bepaalde vergunningen actueel te houden. Nieuwe technieken zorgen ervoor dat het noodzakelijk of gewenst is om nieuwe normen te stellen. Door vergunningen te actualiseren houdt het waterschap grip op
activiteiten die direct invloed hebben op de waterkwaliteit. Onze bevoegdheid betreft directe lozingen (op oppervlaktewater of een zuiveringstechnisch werk van het waterschap), waaronder lozingen van drinkwaterpompstations en effluent van rioolwaterzuivingsinstallaties (RWZI) van het waterschap zelf.
Het gaat op dit moment om zo'n 35 vergunningen. VTH streeft ernaar elke vier jaar te bezien of vergunningen geactualiseerd dienen te worden. Mocht het niet noodzakelijk zijn, dan kan VTH ervoor kiezen om de vergunning nog eens vier jaar in stand te houden en na acht jaar te herzien. Het uitgangspunt is dat iedere vergunning voor een directe lozing iedere acht jaar wordt herzien. Wat betreft de RWZI's die op watergangen lozen die in het beheer zijn van WBD, stelt VTH zelf de maatwerkvoorschriften op, in samenwerking met onder andere het proces Bedienen. Het wijzigen van maatwerkvoorschriften voor een RWZI kan ervoor zorgen dat het waterschap op desbetreffende RWZI
(grote) investeringen moet doen, goede interne samenwerking is dus belangrijk. De rol van VTH op een RWZI is het monitoren van de effluentlozing in het kader van de maatwerkvoorschriften.
Omdat het waterschap moet beschikken op de aanvraag kunnen enkel de aangevraagde stoffen (wanneer gewenst) vergund worden. Het waterschap kan niet zelf normen voor andere stoffen toevoegen. Dit houdt ook in dat wanneer niet-aangevraagde, en dus ook niet-vergunde, stoffen wel geloosd worden deze stoffen altijd illegaal geloosd worden. Er geldt immers een algemeen verbod voor het lozen van stoffen.
Naast het actualiseren van lozingsvergunningen is het ook belangrijk te kijken of waterkwantiteitsvergunningen geactualiseerd moeten worden. VTH controleert of dit noodzakelijk is in het kader van de KRW. Wanneer de vergunningen geactualiseerd dienen te worden vanwege de KRW en de zich ontwikkelende jurisprudentie, dan wordt dit opgepakt door VTH.
Grip op indirecte lozingen
Met indirecte lozingen wordt bedoeld lozingen niet rechtstreeks op een zuiveringstechnisch werk of watergang van het waterschap. Hieronder vallen de lozingen op het gemeentelijk riool. De bevoegdheid voor deze lozingen ligt bij de gemeenten. Zij hebben dit echter gemandateerd aan de Omgevingsdienst Midden- en West-Brabant (OMWB). Het waterschap en de OMWB werken goed samen. Er is eind 2024 een nieuw samenwerkingsconvenant ondertekend waarbij het gezamenlijk oppakken van deze lozingen één van de speerpunten is. Een mogelijke verandering op landelijk niveau is dat de bevoegdheid voor indirecte lozingen verschuift van gemeenten naar de waterschappen. Dit was voor de invoering van de Waterwet (2009) ook het geval. Dit zal betekenen dat de waterschappen extra taken krijgen en dus ook meer middelen moeten krijgen. Daarnaast krijgt het waterschap zo wel meer grip op de indirecte lozingen, nadat het bindend adviesrecht op deze lozingen verdwenen is met de komst van de Omgevingswet. De precieze uitwerking van deze verandering is nog niet inzichtelijk en zal komende periode duidelijk worden. Overigens is waterschap Brabantse Delta beter op de eventuele verschuiving van de bevoegdheid voor indirecte lozingen toegerust dan veel andere waterschappen. Brabantse Delta heeft deze kennis en capaciteit namelijk weten te behouden in tegenstelling tot de meeste andere waterschappen. In de huidige situatie geeft Brabantse Delta namelijk al advies aan de OMWB bij vergunningaanvragen voor indirecte lozingen, terwijl de andere waterschappen dat niet of in mindere mate doen en dus ook die kennis en capaciteit veelal niet meer in huis hebben. Daarnaast voert Brabantse Delta meer toezicht uit op directe en indirecte lozingen. Bij andere waterschappen is dit beperkt tot enkel de directe lozingen.
Opkomende stoffen
In lozingsvergunningen (zowel direct als indirect) wordt bepaald welke stoffen er geloosd mogen worden. Echter komt het geregeld voor dat er geconstateerd wordt dat in zo’n vergunde lozing andere stoffen ‘meeliften’. Deze stoffen zijn niet vergund en dus illegaal. Geregeld betreft dit nieuwe en relatief onbekende stoffen die nog niet genormeerd zijn. Daarnaast kan het ook zijn dat uit nieuwe informatie blijkt dat vergunde stoffen mogelijk toch schadelijker zijn voor mens en milieu dan gedacht. Deze stoffen worden ‘opkomende stoffen’ genoemd. Bij de aanpak van deze stoffen is VTH afhankelijk van landelijke normen. Het ontwikkelen van deze normen is tijdrovend en in sommige gevallen mag de lozer de stoffen tussentijds blijven lozen, maar moet een vermijdings- en reductie plan worden opgesteld. VTH is bezig met het ontwikkelen van een handelingskader voor opkomende stoffen. Hierin wordt beschreven wat de handelingswijze is wanneer er in een lozing een opkomende stof wordt geconstateerd. Het blijft echter vaak maatwerk en het volgen van landelijke ontwikkelingen voor normen.
De komende tijd zullen PFAS en andere zeer zorgwekkende stoffen (ZZS) erg veel aandacht krijgen. VTH zal hierdoor vanzelfsprekend haar aandacht ook op deze stoffen richten. Niet alleen bij het verlenen en actualiseren van en toezien op watervergunningen, maar ook bij de indirecte lozingen waar de Omgevingsdienst bevoegd gezag voor is en het waterschap advies geeft ten aanzien van vergunningverlening en toezicht.
Toepassen van grond, baggerspecie en bouwstoffen in oppervlaktewater
Het toepassen1 van grond, baggerspecie en bouwstoffen in oppervlaktewaterlichamen kan opgedeeld worden in twee categorieën. De eerste is het toepassen van deze stoffen in diepe plassen. Daarnaast kunnen deze stoffen worden toegepast in watergangen wanneer deze gedempt worden.
Bij veel grote infrastructurele projecten komt (licht) verontreinigde grond en baggerspecie vrij. Dit moet afgevoerd worden naar bepaalde locaties. Een van de oplossingen hiervoor is het toepassen van de grond of baggerspecie in diepe plassen. Hierdoor wordt de plas minder diep en nadat de plas vol is,
wordt de (licht) verontreinigde grond of baggerspecie afgedekt met een schone leeflaag. Doordat er landelijk veel van dit soort grond of baggerspecie vrijkomt, is ervoor gekozen om verschillende locaties beschikbaar te hebben voor deze toepassingen. Door een aantal van de diepe plassen in ons beheergebied aan te wijzen voor deze toepassing draagt West-Brabant bij aan het oplossen van dit landelijk probleem.
In ons gebied bevinden zich twee diepe plassen waar deze stoffen in worden toegepast. De Dassenplas te Moerstraten wordt op moment van schrijven verondiept met licht en matig verontreinigde grond en baggerspecie. De prognose is dat dit in 2024 is afgerond, waarna de toegepaste grond met een schone leeflaag wordt afgedekt. In de Plas Caron te Raamsdonksveer is men in 2023 begonnen met het toepassen van licht en matig verontreinigde grond en baggerspecie. VTH voert het toezicht conform het toezichtsplan uit en er wordt jaarlijks geëvalueerd en eventueel bijgesteld. Er wordt dus geen toename aan toepassingen verwacht. Mocht dit wel het geval zijn, dan zal dit in het uitvoeringprogramma worden beschreven.
Het toepassen van grond en/of baggerspecie bij het dempen van watergangen is een minder groot risico omdat dat in de meeste gevallen schone grond betreft. Bij het toezicht op toepassingen van grond en/of baggerspecie is er een samenwerking met de omgevingsdiensten (voornamelijk de OMWB) en IL&T in het kader van overkoepelend ketentoezicht. Het is van belang dit gezamenlijk op te pakken door de grote hoeveelheid aan verschillende partners die betrokken zijn bij deze grondstromen. Het waterschap is de laatste partij in de keten (en KRW-verantwoordelijk), waardoor wij het meest gebaat zijn bij de juiste kwaliteit van de toe te passen grond en/of baggerspecie.
Agrarische sector
Het toezicht op de agrarisch sector is tweeledig. Enerzijds richt VTH zich op het risico gestuurd toezicht: daar waar de risico's bekend zijn, wordt regulier en consequent toezicht uitgevoerd. Dit is een continue taak binnen VTH die essentieel blijft om vastgestelde risico’s beheersbaar te houden. Deze risico’s zijn vooral het achteruit gaan van de waterkwaliteit en het lozen van nutriënten (al dan niet indirect).
Anderzijds liggen er uitdagingen in gebieden waar de risico’s nog onvoldoende in beeld zijn. Voor deze onbekende of slecht zichtbare risico’s is het cruciaal om een vollediger beeld te krijgen. Door intensievere en gerichtere dataverzameling en monitoring kan VTH een beter inzicht krijgen in de risico’s en hoe daar gericht op ingespeeld kan worden. Dit alles is ook van belang voor het halen van de KRW-doelen.
De vuillast vanuit de agrarische sector is aanzienlijk, wat een uitdaging vormt in het behalen van de KRW-doelen. Het is belangrijk om inzichtelijk te maken welke impact de agrarische sector heeft, zowel per type agrarisch gebruik als per stroomgebied, op basis van feitelijke gegevens en omstandigheden. Er zijn echter uitdagingen door tegenstrijdige regels en beperkingen in bevoegdheden. Het waterschap is gebaat bij het vergroten van zijn invloed binnen de agrarische sector om waterkwaliteit als belangrijker onderwerp te positioneren. Door een duidelijk beeld te schetsen van de sectorale impact en feiten te presenteren, kan het waterschap op basis van feiten beter met de sector samenwerken. Daarnaast is het van belang om samen op te trekken met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), welke bevoegd gezag is met betrekking tot het gebruik van mest en gewasbeschermingsmiddelen.
3.2 Waterkwantiteit
Grondwateronttrekkingen
Grondwateronttrekkingen waarbij het waterschap bevoegd gezag is, zijn in drie categorieën op te delen. Bemalingen om in den droge te werken (bouwen), industriële onttrekkingen tot 150.000 m³ per jaar en onttrekkingen door agrariërs en particulieren.
Voor onttrekkingen in het kader van bemalingen verleent VTH vergunningen en wordt toezicht gehouden of men zich aan de voorschriften houdt. Voor industriële onttrekkingen met een maximum van 150.000 m³ per jaar is het waterschap bevoegd gezag. De komende tijd wordt onderzocht of gerichter toezicht op deze onttrekkingen noodzakelijk is. Wanneer er meer dan 150.000 m³ per jaar wordt onttrokken, dan is de Provincie Noord-Brabant bevoegd gezag. Wat betreft de grondwateronttrekkingen door agrariërs en particulieren gaat dit vaak om onttrekkingen voor beregening of kleine onttrekkingen. VTH stuurt aan op het dempen van niet gebruikte grondwaterputten. Hierdoor krijgt het waterschap wat meer grip op het grondwatergebruik door deze gebruikers. In 2023 is de meldingsplicht voor kleine grondwateronttrekkingen ingegaan. Dit houdt in dat men een onttrekking van minder dan 10 m³ per uur moet melden aan het waterschap. Deze meldingen vragen nog geen inzet van VTH en dit zal in de nabije toekomst ook niet wijzigen. Met de meldingsplicht is wel enig zicht ontstaan op deze onttrekkingen. De komende tijd zal duidelijk moeten worden wat het waterschap met deze nieuwe inzichten gaat doen. Daaruit volgen eventuele consequenties voor VTH.
Daarnaast zijn er nog enkele mogelijke ontwikkelingen zoals het wijzigen van de provinciale onttrekkingengrens en het vergunningplichtig maken van alle grondwateronttrekkingen. VTH volgt deze ontwikkelingen op de voet en wijzigt eigen beleid wanneer noodzakelijk.
Waterschaarste
Bij waterschaarste in oppervlaktewater, bijvoorbeeld tijdens een beregeningsverbod, wordt gezocht naar de bron. Wanneer de bron van de schaarste een grondwaterput is, wordt aangestuurd op het dempen van deze put.
Wanneer er beregeningsverboden ingesteld worden zal VTH hierop toezicht uitvoeren. De afgelopen jaren is het naleefgedrag op deze beregeningsverboden gestegen. De mate van inzet hangt af van de mate van waterschaarste. Doordat dit zo afhankelijk is van het neerslagtekort, wordt dit per jaar beschreven in het uitvoeringsprogramma en teruggekeken in de evaluatie.
3.3 Waterveiligheid
Waterkeringen
Er wordt een toename aan vergunningaanvragen voor het aanpassen of leggen van kabel en leidingen in de kering verwacht. Veel nutsbedrijven zijn bezig met het vervangen van het netwerk. Ook zorgt de energietransitie voor een uitbreiding van veel elektriciteitsnetwerken. Doordat deze aanvragen veel capaciteit vragen van VTH en er weinig risico voor de waterveiligheid is, zal er onderzocht worden of het mogelijk is om meer toe te staan door het dereguleren van bepaalde werkzaamheden.
De komende jaren wordt onderzocht of de huidige generieke leggerzoneringen voor de regionale waterkeringen specifiek per waterkering gemaakt kunnen worden. Hierbij worden verschillende omgevingsfactoren meegenomen. Aangenomen wordt dat een groot deel van de zoneringen verkleind kunnen worden. Hierdoor zouden verschillende ontwikkellocaties buiten de zoneringen kunnen vallen en meer mogelijk maken. Voor VTH houdt dit in dat voor deze locaties geen inzet van VTH noodzakelijk is.
Zoals ook in het Waterbeheerprogramma is beschreven blijven voor VTH de primaire en regionale waterkering hoog geprioriteerd in het kader van het toezicht.
Buitendijkse ontwikkelingen
In 2023 is de Notitie Beleid Buitendijkse ontwikkelingen, Roode Vaart & Mark Dintel Vlietboezem vastgesteld. Hierin stelt het waterschap dat buitendijkse ontwikkelingen niet gewenst zijn. Buiten de hierin vastgestelde stedelijke contouren zal er altijd een negatief wateradvies ten behoeve van de weging van het waterbelang worden uitgegeven. Wanneer een buitendijkse ontwikkeling zich binnen de stedelijke contouren bevindt, zal het waterschap een signaleringsadvies kunnen uitgeven, maar enkel wanneer het maaiveld hoger dan 1,5 meter boven NAP is. In dit signaleringsadvies geeft het waterschap aan dat het niet tegen de ontwikkeling is, maar wijst tegelijk wel op de risico's bij
ontwikkelingen buiten de bescherming van een waterkering zoals dit ook is vastgesteld in het Waterbeheerprogramma. Deze beleidsnotitie volgt hierin ook de landelijke trend zoals beschreven in de kaderbrief Water en Bodem sturend (2022).
3.4 Nautisch- en vaarwegbeheer
Operationeel Nautisch Beleid
In 2024 is het Operationeel Nautisch Beleid vastgesteld. In deze beleidsregel is beschreven hoe het waterschap omgaat met situaties die zich voordoen op de vaarwegen in ons beheersgebied. Daarnaast geeft het aan hoe het waterschap omgaat met de toetsing van vergunningaanvragen.
Omdat het waterschap de nautische taak uitvoert in medebewind met de Provincie Noord-Brabant zal er samen moeten worden besloten welk ambitieniveau uitgevoerd wordt. Tijdens de huidige bestuursperiode (2023-2027) wordt samen met de provincie bepaald voor welk niveau er wordt gekozen. Dit is afhankelijk van het gewenste risiconiveau en de vrij te maken middelen. Dit ambitieniveau bepaalt ook de inzet die VTH zal moeten leveren op dit onderwerp. In het Waterbeheerprogramma is vastgesteld dat het waterschap nautisch beheer professioneel en met vertrouwen uitvoert, conform onze wettelijke taak. Zeker in het kader van de toenemende mobiliteit
op de vaarwegen. Binnenvaart blijft een belangrijke rol spelen bij het ontlasten van het wegen- en spoornetwerk. Voor de huidige bestuursperiode is afgesproken dat er gesprekken zullen volgen met als doel om te onderzoeken of extra middelen noodzakelijk zijn. Afhankelijk van de hoogte van deze mogelijke extra middelen worden uiteindelijk maatregelen bepaald.
3.5 Innovatie & Digitale transformatie
Drones
De inzet van drones bevindt zich momenteel in een pilotfase. VTH voert deze pilot uit binnen het waterschap. Door drones te gebruiken kunnen moeilijk bereikbare gebieden beter in kaart gebracht worden, maar is het ook gemakkelijker om toezicht uit te voeren in grotere gebieden tegelijk. Na afloop van de pilot wordt deze geëvalueerd.
Dataloggers
Dataloggers maken het mogelijk om 24 uur per dag de waterkwaliteit in de gaten te houden. Deze slimme sensoren meten (in ieder geval) de geleidbaarheid en temperatuur. Dit geeft een eerste indicatie over een verandering van de waterkwaliteit. Ze meten echter geen concentraties aan stoffen, dus wanneer de dataloggers een verandering meten is het zaak om hier snel op de acteren door ter plaatse te gaan. De inzet van de dataloggers is een gemakkelijke en goedkoper manier om veranderingen in de waterkwaliteit te monitoren. In 2024 zijn er al handhavingszaken opgestart door middel van dataloggers. De komende jaren gaat VTH hiermee door en gaat het intensiveren.
Kunstmatige intelligentie (AI)
Met kunstmatige intelligentie wordt bedoeld dat een computer complexe taken uitvoert die normaal menselijke intelligentie vragen. Het is hierbij wel van belang dat te in te zetten tool ethisch verantwoord werkt. VTH zou deze tools in kunnen zetten voor het laten genereren van (delen van)
vergunningen of toezichtsrapportages. De komende tijd zal worden onderzocht of kunstmatige intelligentie een goede aanvulling is op de al gebruikte software. Het analyseren van data zal in eerste instantie meer inzet vragen vanuit VTH. Echter zullen verbanden mogelijk sneller worden gelegd en kan VTH gerichter te werk gaan. Mogelijk zal de aard van de werkzaamheden hierdoor veranderen. Het analyseren van deze data vraagt andere vaardigheden.
Data delen overheden
Het delen van data met andere overheden is niet altijd mogelijk doordat privacywetgeving het delen van persoonsgegevens niet toestaat wanneer de grondslag voor het verkrijgen van de data niet strookt met het delen hiervan. Er wordt nog onderzocht wat de juridische mogelijkheden zijn voor het delen van data met onze partners. Hierin volgt het waterschap uiteraard relevante wetgeving zoals de AVG en Wpg. Wanneer het enkel om bedrijfsinformatie gaat is het delen hiervan vaak wel mogelijk. Het slimmer gebruikmaken van deze mogelijkheid is verstandig in het kader van het ketentoezicht. Daarnaast zal het waterschap aanhaken bij ontwikkelingen en eventuele evenementen zoals een hackathon. Het beter delen van data met elkaar is voor een groot deel van de overheid, dus ook het waterschap, een blijvend ontwikkelpunt.
Nieuw VTH-zaaksysteem
In 2024 is het traject voor een aanbesteding voor een nieuw VTH-zaaksysteem gestart in samenwerking met Het Waterschapshuis, Rijkswaterstaat en zes andere waterschappen. Het doel is om het systeem in 2027 te implementeren.
3.6 Procesmatige onderwerpen
Bezwaarprocedures
Er is de afgelopen jaren een duidelijke stijging van het aantal bezwaarprocedures zichtbaar. Het gaat hierbij om bezwaarschriften op vergunningen en lasten onder bestuursdwang en lasten onder dwangsom. Landelijk is de maatschappij aan het verharden en binnen het beheersgebied van het waterschap is dat ook te merken. Daarnaast wordt er sinds de nieuwe legesverordening (2023) vaker bezwaar gemaakt op een legesnota. Dit zijn mogelijk oorzaken voor de stijging van de bezwaarprocedures. Voor VTH betekent dit dat het meer tijd kwijt is aan het behandelen van deze procedures en minder tijd heeft voor andere juridische kwesties die opkomen. Het blijft echter het streven om de bezwaarschriften altijd binnen de termijnen af te handelen. Het is mogelijk om mediation in te zetten tijdens een bezwaarprocedure. Dit vergt aanvullende vaardigheden van de juristen. Doordat dit ook een positief effect heeft op het algemeen vertrouwen in de overheid gaat VTH hier de komende tijd op inzetten. Daarnaast versnelt dit mogelijk het afhandelen van bezwaarschriften.
Omgevingswet
1 januari 2024 is de Omgevingswet in werking getreden. Dit was een grote verandering voor het waterschap en voor VTH in het bijzonder. Grote veranderingen voor VTH zijn de (her)invoering van de vergunning eigen dienst, het verlies van het bindend adviesrecht voor WABO-vergunningen (waaronder indirecte lozingen vallen) en de weging van het waterbelang.
Wat betreft de weging van het waterbelang, dat is grotendeels vergelijkbaar met het watertoets proces. Het voornaamste verschil is dat de weging van het waterbelang voor een gemeente een bredere afweging met de waterbeheerder verplicht. Daarnaast heeft het waterschap geen adviserende rol meer maar zijn de rollen gelijkwaardiger.
Bepaalde werkzaamheden door of in opdracht van het waterschap zijn vergunningplichtig geworden. In de Waterschapsverordening is aangegeven welke activiteiten vrijgesteld zijn van deze vergunningplicht. Voor overige werkzaamheden dient dus een vergunning aangevraagd te worden door het proces dat de werkzaamheden uitvoert. VTH zal de vergunningaanvraag behandelen zoals elke andere aanvraag. Dit houdt in dat de aanvraag geen voorrang krijgt op andere aanvragen. Ook zal VTH na het vergunningenproces toezicht houden op de eigen dienst in het kader van deze werkzaamheden. Hierin zal de eigen dienst op gelijke wijze behandeld worden als burgers, bedrijven
en (overheids)organisaties.
De Waterschapsverordening zal lopend herzien worden. Dit houdt in dat gaandeweg de regels kunnen veranderen. VTH is goed betrokken bij dit proces, aangezien VTH de regels moet uitvoeren en handhaven.
Legesverordening
15 februari 2023 is er een nieuwe legesverordening ingegaan. Waar het voorheen om een percentage van de waterhuishoudkundige bouwkosten ging worden de leges nu berekend met een bedrag per activiteit. Daarnaast is er een drempelbedrag ingevoerd waardoor er voor losse activiteiten geen leges betaald hoeft te worden. De evaluatie van de legesverordening zal in 2025 worden uitgevoerd. Uit deze evaluatie volgen eventueel aanpassingen of verbeteringen van de verordening, mede afhankelijk van de bestuurlijke keuzes die gemaakt worden.
Heffingen
Het waterschap besteedt het opleggen van aanslagen zuiveringsheffing en verontreinigingsheffing voor burgers en bedrijven uit aan de Belastingsamenwerking West-Brabant (BWB). VTH geeft advies op aangiftes van meetbedrijven voor genoemde heffingen. Op verzoek van de BWB gebeurt dit ook voor tabelbedrijven. Daarnaast behandelt VTH eventuele bezwaren van deze bedrijven ten aanzien
van opgelegde aanslagen. Indien de parlementaire behandeling binnen afzienbare tijd is afgerond wordt per 1 januari 2026 het nieuwe belastingstelsel van de waterschappen van kracht. Hiermee worden een aantal wijzigingen doorgevoerd. Zo wordt de vuillast van meetbedrijven bepaald door middel van nieuwe heffingsparameters TOC en totaal gebonden stikstof. De analyse van deze parameters is minder milieubelastend dan de analyse van de huidige heffingsparameters CZV en stikstof Kjeldahl. Daarnaast wordt het mogelijk om middels korting op heffing het afkoppelen van hemelwater of het benutten van waardevol afvalwater (bijvoorbeeld fosfaatterugwinning) te stimuleren.
Voor tabelbedrijven vervallen de bedrijfsafvalwatercoëfficiënten, waarbij bepaalde bedrijfstakken bepaalde afvalwatercoëfficiënten krijgen toegewezen. Het nieuwe belastingstelsel gaat uit van een standaardindeling in tabelklasse 8 (huishoudelijk afvalwater). Hier vallen nu reeds ongeveer 95 % van de tabelbedrijven in. Voor de bedrijven, die afwijken van klasse 8 en meer dan 50 VE aan heffing betalen, zal het waterschap onderzoek moeten doen naar de juiste tabelklasse. De inschatting is dat dit voor ongeveer 150 bedrijven zal gelden. Hier heeft het waterschap 10 jaar de tijd voor na de invoering van het nieuwe belastingstelsel. Dit zal extra capaciteit vragen van VTH.
De laatste jaren is VTH meer proactief aan de slag gegaan met het terugdringen van discrepantie van de RWZI. Dit is het verschil tussen vuillast die er werkelijk binnenkomt op een RWZI en de vuillast die er middels opgelegde zuiveringsheffing theoretisch zou binnenkomen. Hierbij is met name toezicht op tabelbedrijven verhoogd.
Tenslotte heeft proces VTH middels nieuwe software voor heffingsberekeningen het afgelopen jaar aanzienlijke efficiëntiewinst kunnen boeken. Verdere ontwikkeling van deze software de komende jaren gaat ervoor zorgen dat beschikbare analyseresultaten van bedrijven kunnen worden getoetst op
lozingsnormen en dat beschikbare data aan verdere analyse kunnen worden onderworpen. Dit om flexibel te kunnen inspelen bij het opsporen van lozers van verontreinigende stoffen in het kader van de KRW, maar ook andere invalshoeken in de waterwereld.
Samenwerking
Samenwerken met ketenpartners is voor het waterschap van groot belang. Dit is voor VTH niet anders. Dit onderschrijft ook het rapport ‘Om de leefomgeving’ van de Commissie Van Aartsen. Hierin wordt gesproken over het versterken van de VTH keten. Door middel van versterken van de samenwerking
is dit onder andere mogelijk. Door de Omgevingswet is ook het belang van samenwerking toegenomen. Over het algemeen is de samenwerking tussen VTH en andere overheden (gemeenten, Omgevingsdiensten, provincie) redelijk operationeel. Investeren in de samenwerking blijft noodzakelijk. Dit doet VTH door bijvoorbeeld nauw betrokken te zijn geweest bij het opstellen van een nieuw samenwerkingsconvenant met de OMWB. Daarnaast zal worden geïnvesteerd in de interne samenwerking met processen. De aandacht ligt hierbij op de samenwerking met de processen die de werkzaamheden en belangen van VTH direct raken.
Handhavingsstrategieën
Toezicht en handhaving zijn onafhankelijk van de rest van de organisatie en het bestuur. Dit houdt in dat er niet gestuurd wordt op losse zaken. Daarnaast houdt VTH toezicht op de eigen RWZI’s van het waterschap. Hierin is het ook van belang dat dit onafhankelijk gebeurt.
De Landelijke Handhavingsstrategie Omgevingsrecht (LHSO) biedt een uniforme aanpak voor handhaving binnen het omgevingsrecht. Deze strategie zorgt ervoor dat handhavende instanties op een gecoördineerde en consistente manier optreden bij overtredingen. Dit draagt bij aan een gelijk speelveld en respecteert het rechtsgevoel van de samenleving. Onder de handhavingsinstrumenten vallen bijvoorbeeld informeren (preventief), last onder dwangsom (bestuursrecht) en proces-verbaal (strafrecht). Bij overtredingen kan strafrechtelijke handhaving gewenst zijn. De LHSO beschrijft de samenwerking tussen het waterschap en strafrechtelijke instanties, zoals het OM, om te zorgen voor een effectieve en rechtmatige handhaving. Strafrechtelijke maatregelen kunnen worden ingezet om naleving te waarborgen. Dit kan ook naast een bestuursrechtelijke maatregel, omdat beide maatregelen verschillende doelen dienen. Strafrecht is gericht op het straffen, waar bestuursrecht gericht is op het herstellen van een overtreding.
4. Ten slotte
Al het bovenstaande wordt jaarlijks geconcretiseerd in de uitvoeringsprogramma's. Hierin staat beschreven wat de werkzaamheden en doelen voor het jaar zijn, beschreven aan de hand van de strategische doelen van het waterschap. Wanneer ontwikkelingen daar om vragen wordt de uitvoerings- en handhavingsstrategie gewijzigd tijdens de loopperiode van dit stuk. Na vier jaar wordt er een nieuwe uitvoerings- en handhavingsstrategie opgesteld en vastgesteld.
Deze uitvoerings- en handhavingsstrategie is vastgesteld in de vergadering van het dagelijks bestuur van 8 april 2025,
Ondertekening
Drs. C.J.G.M. de Vet
De secretaris-directeur
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl