Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742453
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742453/1
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 22-07-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2025
Intitulé
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2025De Raad van de gemeente Medemblik,
gelezen het bijbehorend voorstel van het College van burgemeester en wethouders van Medemblik d.d. 20 mei 2025;
- •
gelet op artikel 108, tweede lid en artikel 149 van de Gemeentewet;
- •
gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning en het uitvoeringsbesluit Wmo 2015;
- •
gezien het advies van de Adviesraad Sociaal Domein;
- •
gelet op het vastgestelde Meerjarenbeleidsplan Sociaal Domein ‘Samen aan zet’ van de gemeente Medemblik.
Overwegende:
- •
dat inwoners een eigen verantwoordelijkheid dragen voor de wijze waarop zij hun leven inrichten en deelnemen aan het maatschappelijk leven;
- •
dat van inwoners verwacht mag worden dat zij elkaar daarin naar vermogen bijstaan en ondersteunen;
- •
dat inwoners gebruik moeten kunnen maken van algemene voorzieningen dichtbij huis en als het niet anders kan de gemeente individuele ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening biedt.
- •
dat inwoners die zelf, dan wel samen met personen in hun omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie, een beroep moeten kunnen doen op ondersteuning door de gemeente, zodat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen blijven wonen;
- •
dat het noodzakelijk is om regels vast te stellen ter uitvoering van het beleidsplan als bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet met betrekking tot de ondersteuning bij de versterking van de zelfredzaamheid en participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen, beschermd wonen en opvang, en dat het noodzakelijk is om de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking te bevorderen en daarmee bij te dragen aan het realiseren van een inclusieve samenleving;
Besluit:
Vast te stellen de Verordening Maatschappelijk Ondersteuning gemeente Medemblik 2025
Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2025
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
aanvraag: een verzoek van een belanghebbende om een besluit te nemen op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- b.
algemeen gebruikelijke voorziening: een algemene voorziening die
- I.
niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;
- II.
daadwerkelijk beschikbaar is;
- III.
een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner; tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en;
- IV.
financieel gedragen kan worden met een inkomen op minimumniveau en naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar is te achten;
- I.
- c.
algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat toegankelijk is, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruiker. En dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;
- d.
andere voorzieningen: voorzieningen anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- e.
bijdrage in de kosten: eigen bijdrage als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;
- f.
budgetbeheerder: de vertegenwoordiger die aangesteld is door de budgethouder en het pgb beheert en toezicht houdt op de kwaliteit van de met een pgb ingekochte ondersteuning;
- g.
budgethouder: degene die ondersteuning vanuit de Wmo krijgt en dit in de vorm van een pgb ontvangt;
- h.
college: College van burgemeester en wethouders van de gemeente Medemblik;
- i.
dagdeel: aaneengesloten periode van maximaal vier uur;
- j.
eigen kracht: het vermogen van een inwoner om zelf of met het sociale netwerk tot een gewenst niveau van zelfredzaamheid of maatschappelijke participatie te komen;
- k.
eerste opvang: De gemeente waar iemand zich meldt, is verantwoordelijk voor het bieden van (eerste) opvang. De gemeente biedt altijd eerste opvang als het gaat om iemand zich in een crisissituatie bevindt;
- l.
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van de echtgenoot, ouders, inwonende kinderen of andere volwassen huisgenoten;
- m.
gemachtigde: een vertegenwoordiger die wordt aangesteld door de inwoner en die namens de inwoner zaken regelt. De gegevens van de gemachtigde worden vastgelegd in de gemeentelijke systemen;
- n.
gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- o.
huisgenoten: Partner, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten die tot de leefeenheid van de inwoner behoren;
- p.
hulp sociaal netwerk: hulp die wordt geleverd door een persoon uit het sociale netwerk die niet valt onder gebruikelijke hulp of hulp van een aanbieder;
- q.
hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- r.
inwoner: persoon die voldoet aan de definitie van het begrip cliënt zoals omschreven in artikel 1.1.1 van de wet en die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Medemblik;
- s.
langdurig noodzakelijk: de voorziening of dienst moet noodzakelijk zijn ter compensatie van beperkingen. Onder ‘langdurig’ wordt over het algemeen verstaan dat het een blijvende situatie betreft, in ieder geval langer dan een half jaar noodzakelijk;
- t.
leefeenheid: alle bewoners die een gemeenschappelijke woning bewonen met als doel een duurzame huishouding te voeren;
- u.
maatschappelijke ondersteuning:
- I.
bevorderen van de sociale samenhang, de mantelzorg en vrijwilligerswerk, de toegankelijkheid van voorzieningen, diensten en ruimten voor mensen met een beperking, de veiligheid en leefbaarheid in de gemeente, alsmede het voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld,
- II.
ondersteunen van de zelfredzaamheid en het bevorderen van de participatie van personen met een beperking of met chronische psychische of psychosociale problemen zoveel mogelijk in de eigen leefomgeving,
- III.
bieden van beschermd wonen en maatschappelijke opvang;
- I.
- v.
maatwerkvoorziening: na zorgvuldig onderzoek aan inwoner toegekend geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon zijn afgestemd;
- w.
mantelzorg: onbetaalde hulp ten behoeve van zelfredzaamheid, participatie, beschermd wonen, opvang, jeugdhulp, het opvoeden en opgroeien van jeugdigen en zorg en overige diensten als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, die rechtstreeks voortvloeit uit een tussen personen bestaande sociale relatie en niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep en die de gebruikelijke hulp overstijgt;
- x.
mantelzorger: iemand die mantelzorg verleent langer dan drie maanden en meer dan 8 uur per week;
- y.
melding: kenbaar maken van de hulpvraag aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;
- z.
nadere regels: Nadere regels Maatschappelijke ondersteuning 2025 van de gemeente Medemblik;
- aa.
onafhankelijke cliëntondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
- bb.
persoonlijk plan: plan waarin de inwoner de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest passend is;
- cc.
perspectiefplan: een document waarin de ondersteuningsbehoeften van de inwoner zijn onderzocht en zijn vastgelegd samen met de resultaten en waarin op verschillende leefgebieden de situatie in kaart is gebracht om een effectieve ondersteuning van de inwoner mogelijk te maken;
- dd.
pgb: persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 2.3.6, eerste lid van de wet;
- ee.
pgb-budgetplan: door inwoner en/of zijn vertegenwoordiger opgesteld plan waarin is opgenomen hoe het persoonsgebonden budget wordt besteed en met een concrete invulling van de te verlenen ondersteuning;
- ff.
professionele ondersteuning: ondersteuning die wordt geleverd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een zorgaanbieder of een daartoe opgeleid persoon in dienst als zzp-er;
- gg.
regionaal toegangsteam (RT): de door de zeven Westfriese gemeenten gemandateerde indicatiesteller tot Wonen met Ondersteuning. De rol van het RT wordt uitgevoerd door 1.Hoorn dat onder gemeente Hoorn valt; toegang
- hh.
resultaat: een directe vertaling van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner, die staat omschreven in een perspectiefplan;
- ii.
sociale basis: vrij toegankelijke formele en informele activiteiten en voorzieningen gericht op het elkaar ontmoeten en ondersteunen, ontplooien en ontspannen die zorgen dat mensen kunnen samenleven en meedoen;
- jj.
sociale netwerk: personen uit de huiselijke kring of andere personen met wie de inwoner een sociale relatie onderhoudt;
- kk.
spoedeisende situatie: een onvoorziene situatie die geen uitstel verdraagt;
- ll.
toegang: voorziening die het college heeft ingericht om hulp/ondersteuning te indiceren aan een inwoner;
- mm.
toezicht: het doen van onderzoek om te beoordelen of aan de gestelde eisen wordt voldaan;
- nn.
toezichthouder: persoon die belast is met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de Wet;
- oo.
voorliggende voorzieningen: algemene voorziening of andere voorziening waar eerst aanspraak op kan worden gemaakt omdat hiermee het gestelde resultaat ook kan worden bereikt.
- pp.
vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die een inwoner vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen;
- qq.
wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- rr.
wonen met ondersteuning: voorzieningen met ondersteuning voor inwoners met psychische kwetsbaarheden die 24 uurs toezicht en -ondersteuning op geplande en ongeplande momenten nodig hebben. Hieronder vallen: Kortdurende Opvang, Ondersteund Wonen, Beschermd Wonen, Overbruggingszorg en Beschermd Thuis;
- ss.
woonvoorziening: roerende zaak dan wel bouwkundige of technische aanpassing van een woning of voorziening voor verhuis- en inrichtingskosten;
- tt.
zelfredzaam(heid): het vermogen van mensen om zichzelf te redden met zo min mogelijk professionele ondersteuning en zorg. Zelfredzame inwoners zijn in staat tot het uitvoeren van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen en het voeren van een gestructureerd huishouden; zzp-er: een zelfstandig werkende hulpverlener die staat ingeschreven in het Handelsregister. De activiteiten blijkens deze inschrijving bestaan uit het verlenen van ondersteuning die past binnen de kaders van de verordening, voldoet aan de basiseisen.
- a.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, richt de verordening zich wat betreft Wonen met Ondersteuning zich, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.1. van de wet, op ingezetenen van Nederland die in gemeente Medemblik ondersteuning zoeken.
Artikel 1.2 Doelgroep van deze verordening
-
1. Deze verordening richt zich op personen:
- a.
die hun woonplaats hebben in de gemeente Medemblik,
- b.
die samen met personen in hun naaste omgeving onvoldoende zelfredzaam zijn of onvoldoende in staat zijn tot participatie. En die in hun zelfredzaamheid en/of in hun participatie onvoldoende worden gecompenseerd met de inzet van een algemene of een algemeen gebruikelijke of een voorliggende voorziening;
- c.
die een beperking, chronische psychische of psychosociale problemen hebben, en
- d.
die hun zelfredzaamheid en/of maatschappelijke participatie willen behouden of verbeteren en daar ondersteuning bij nodig hebben met het doel dat zij zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kunnen verblijven, of
- e.
die, al dan niet woonachtig in de gemeente Medemblik, als mantelzorger ondersteuning aan een inwoner bieden.
- a.
-
2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid, richt de verordening zich wat betreft Wonen met Ondersteuning zich, met inachtneming van het bepaalde in artikel 1.2.1. van de wet, op ingezetenen van Nederland die in gemeente Medemblik ondersteuning zoeken.
Hoofdstuk 2 Toegang tot de maatschappelijke ondersteuning
Artikel 2.1 Procedureregels toegang maatschappelijke ondersteuning
-
1. Het college bepaalt met inachtneming van de artikelen 2.3.1 tot en met 2.3.5 van de wet of een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening;
-
2. Het college kan nadere regels stellen omtrent de procedure voor toegang tot maatschappelijke ondersteuning.
Artikel 2.2 Mandatering toegang Wonen met Ondersteuning
Het college van de gemeente Medemblik heeft met het ‘Mandaatbesluit Beschermd Wonen en Maatschappelijke Opvang’ aan het college van de gemeente Hoorn het mandaat verleend om besluiten te nemen ter uitvoering van de wettelijke taken Beschermd Wonen, Beschermd Thuis en Maatschappelijke Opvang;
Artikel 2.3 Melding van een hulpvraag
-
1. Een hulpvraag wordt door of namens een inwoner bij het college gemeld.
-
2. De melding is vormvrij.
-
3. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk binnen twee weken en informeert de inwoner over de gang van zaken na de melding, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.
-
4. Het college wijst de inwoner op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning en op de mogelijkheid voor het indienen van een persoonlijk plan zoals bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet.
-
5. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding direct een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.
Artikel 2.4 Cliëntondersteuning
-
1. Het college zorgt ervoor dat inwoners kosteloos een beroep kunnen doen op onafhankelijke inwonerondersteuning waarbij het belang van de inwoner uitgangspunt is.
-
2. Het college wijst de inwoner voorafgaand aan het gesprek op de mogelijkheid om hiervan gebruik te maken.
Artikel 2.5 Het onderzoek
-
1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner en zijn situatie. Zo nodig wordt de inwoner gevraagd alle gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de inwoner op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen, ter beschikking te stellen aan het college.
-
2. De inwoner identificeert zich met een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht.
-
3. Een gesprek maakt deel uit van het onderzoek. Het gesprek wordt gevoerd met de inwoner of zijn vertegenwoordiger, voor zover mogelijk zijn mantelzorger en voor zover nodig andere personen.
-
4. De factoren genoemd in artikel 2.3.2 vierde lid van de wet, maken in ieder geval deel uit van het onderzoek en vormen de basis van het gesprek.
-
5. Besproken wordt in hoeverre de eigen mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, ondersteuning door andere personen uit het sociale netwerk, algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen de nodige hulp en ondersteuning kan bieden.
-
6. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college de inwoner, zijn mantelzorger of bij gebruikelijke hulp zijn huisgenoten oproepen voor een gesprek of een onderzoek door een daartoe aangewezen deskundige.
-
7. Tijdens het gesprek wordt aan de inwoner medegedeeld welke mogelijkheden bestaan om te kiezen voor een pgb en wat de gevolgen van die keuze zijn.
-
8. Als dit nodig is voor het onderzoek, kan het college een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen.
-
9. Het college stelt na zorgvuldig onderzoek ten minste vast:
- a.
Wat de ondersteuningsvraag is;
- b.
Welke problemen ondervonden worden bij de zelfredzaamheid, maatschappelijke participatie of het zich zelfstandig kunnen handhaven in de samenleving;
- c.
Of en welke ondersteuning naar aard en omvang nodig is om een passende bijdrage te leveren aan deze ondersteuningsvraag;
- d.
Of de voorziening langdurig noodzakelijk is om de beperkingen op het gebied van zelfredzaamheid en participatie op te heffen of te verminderen. Behalve bij hulp bij het huishouden of begeleiding;
- e.
Hoe op eigen kracht in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien. Het college neemt in het onderzoek de volgende elementen mee:
- i.
het al dan niet hebben van huisgenoten; (Wie zijn zorgdragend en wie heeft behoefte aan zorg?);
- ii.
het al dan niet hebben van een sociaal netwerk en de bereidheid van dit netwerk om te helpen;
- iii.
in hoeverre mantelzorg de nodige hulp en ondersteuning kan bieden;
- iv.
vaardigheden en mogelijkheden van het sociale netwerk om de hulp te bieden;
- v.
beschikbaarheid van het sociale netwerk om de hulp te bieden (bijvoorbeeld door werk);
- vi.
het (risico op het) ontstaan van overbelasting van het sociale netwerk;
- vii.
of sprake is van gebruikelijke hulp. De volgende factoren worden hierbij afgewogen: de aard van de relatie, de aard van de hulp en de omvang van de hulp;
- viii.
mate van planbaarheid van de benodigde zorg;
- ix.
de relevante normenkaders
- x.
overige individuele omstandigheden die worden ingebracht.
- i.
- f.
Hoe met gebruikelijke hulp, algemeen gebruikelijke voorzieningen, door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten of door gebruikmaking van andere voorliggende voorzieningen in de ondersteuningsbehoefte kan worden voorzien;
- g.
Hoe door middel van samenwerking met zorgverzekeraars, zorgaanbieders (als bedoeld in de Zorgverzekeringswet) en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, er tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening gekomen kan worden om de zelfredzaamheid van de inwoner te verbeteren;
- h.
Of de voorziening ook noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan.
- i.
Of de inwoner de ondersteuningsbehoefte redelijkerwijs kon voorzien en verwacht mocht worden dat de inwoner zijn handelen en nalaten hierop had aangepast waardoor geen maatwerkvoorziening nodig zou zijn geweest.
- j.
Of een andere voorziening nodig is dan de voorziening waarom de inwoner vraagt.
- k.
In hoeverre het nodig wordt geacht om informatie in te winnen bij derden, om het onderzoek volledig en zorgvuldig uit te kunnen voeren.
- l.
De behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de inwoner.
- a.
-
10. Het college geeft de inwoner een schriftelijke weergave van de uitkomsten van het onderzoek, in de vorm van een perspectiefplan.
-
11. Het college informeert de inwoner over de mogelijkheid om een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 van de wet in te dienen.
Artikel 2.6 Beoordeling aanwezigheid Gebruikelijke hulp
-
1. In aansluiting op de artikelen 1.2.1, onder a. en 2.3.5 derde lid van de wet wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt voor zover de inwoner de problematiek waarvoor in het gegeven geval een maatwerkvoorziening wordt aangevraagd, kan verminderen of wegnemen:
- a.
door gebruik te maken van zijn eigen kracht;
- b.
met gebruikelijke hulp van huisgenoten;
- c.
met mantelzorg of hulp van anderen uit zijn sociale netwerk;
- d.
door gebruik te maken van algemene voorzieningen;
- e.
door gebruik te maken van algemeen gebruikelijke zaken of diensten.
- a.
-
2. Bij het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 vierde lid onder b. van de wet beoordeelt het college of er gebruikelijke hulp van huisgenoten als bedoeld in artikel 1.1.1 eerste lid van de wet beschikbaar is.
-
3. Huisgenoten van de inwoner zijn verplicht, als zij daarom gevraagd worden, aan het college de medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is voor de uitvoering van het onderzoek, alsmede bij heronderzoek als bedoeld in artikel 2.3.9 van de wet.
-
4. Bij de beoordeling als bedoeld in het tweede lid wordt, voor zover daartoe aanleiding is, rekening gehouden met:
- a.
de samenstelling van de leefeenheid van de inwoner en diens huisgenoot of huisgenoten;
- b.
de aard van de relatie tussen de inwoner en diens huisgenoten;
- c.
de inhoudelijke aard, de omvang en de complexiteit van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner;
- d.
de beschikbaarheid en de praktische, lichamelijke en geestelijke mogelijkheden van de huisgenoot of de huisgenoten voor het ondersteunen van de inwoner bij diens zelfredzaamheid en participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving;
- e.
de mate waarin en de wijze waarop de inwoner voorafgaand aan de melding is ondersteund door diens huisgenoot of huisgenoten op het terrein van zelfredzaamheid en participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving;
- f.
overige relevante omstandigheden van de huisgenoot of huisgenoten van de inwoner die redelijkerwijs van invloed kunnen zijn op de mogelijkheid om de inwoner hulp te bieden op het terrein van zelfredzaamheid en participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving.
- a.
-
5. Wanneer er gebruikelijke hulp van een minderjarig kind wordt verwacht, wordt onderzoek gedaan naar het vermogen van dit kind. De inzet van kinderen mag niet ten koste gaan van hun welbevinden en ontwikkeling, waaronder schoolprestaties. Er wordt rekening gehouden met:
- a.
wat op een bepaalde leeftijd als bijdrage van een kind mag worden verwacht;
- b.
de ontwikkelingsfase van het specifieke kind;
- c.
het feitelijke vermogen van dit kind om een bijdrage te leveren.
- a.
-
6. In de volgende situaties wordt ervan uitgegaan dat er (tijdelijk) geen gebruikelijke hulp kan worden geboden:
- a.
als de huisgenoten overbelast zijn of dreigen te worden;
- b.
voor zover de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp in combinatie met een fulltime school- of werkweek, gaat het verlenen van gebruikelijke hulp voor op die maatschappelijke activiteiten;
- c.
als de huisgenoten beperkingen hebben en de kennis en vaardigheden missen om gebruikelijke hulp uit te voeren en niet over het vermogen beschikken die vaardigheden aan te leren;
- d.
als de huisgenoten niet aanwezig kunnen zijn vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter;
- e.
als uit onderzoek blijkt dat huisgenoten zodanige gezondheidsproblemen hebben dat de betreffende taken niet in redelijkheid door hen uitgevoerd kunnen worden;
- f.
als er naar het oordeel van het college sprake is van bijzondere omstandigheden;
- g.
als de inwoner een zeer korte levensverwachting heeft.
- a.
Artikel 2.7 Advisering door deskundigen
-
1. Het college kan een deskundige om advies vragen. Als de deskundige niet werkzaam is onder de verantwoordelijkheid van het college, dan is artikel 3:9 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Dit betekent dat het college moet controleren dat het advies zorgvuldig tot stand is gekomen. Deze zorgvuldigheid heeft zowel betrekking op de totstandkoming, de vorm en de inhoud van het advies. Hiervoor moet het college in ieder geval vaststellen:
- a.
of het onderzoek zich naast de eigen mogelijkheden van inwoner heeft uitgestrekt tot anderen, bijvoorbeeld personen van wie gebruikelijke hulp mag worden verwacht;
- b.
dat het advies logisch is opgebouwd;
- c.
welke de belangrijkste onderzoeksdoelen en -methoden zijn geweest;
- d.
dat duidelijk is waarom bepaalde zaken juist niet zijn onderzocht, niet onderzocht konden worden of bepaalde methoden niet zijn gebruikt;
- e.
dat het advies logischerwijs voortvloeit uit de onderzoeksbevindingen;
- f.
dat het advies antwoord geeft op de geformuleerde onderzoeksvragen;
- g.
of door inwoner aangedragen vragen en opmerkingen mee zijn genomen in het onderzoek;
- h.
of het advies is voorgelegd aan inwoner en zijn zienswijze is toegevoegd aan het advies.
- a.
-
2. De deskundige moet, afhankelijk van de vereisten van het in het eerste lid bedoelde onderzoek, aantoonbaar beschikken over:
- a.
Sociaal-medische kennis op het niveau van een arts;
- b.
Ergonomische kennis;
- c.
Bouwkundige/technische kennis;
- d.
Gedragswetenschappelijke kennis.
- a.
-
3. Een advies is niet bindend. Het college blijft zelf eindverantwoordelijk voor het nemen van besluiten en de motivering daarvan. Afwijking van de conclusie(s) uit het advies wordt altijd gemotiveerd.
Artikel 2.8 Verslag van het onderzoek
-
1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek in een perspectiefplan.
-
2. Na het gesprek verstrekt het college aan de inwoner het perspectiefplan met daarin de uitkomsten van het onderzoek.
-
3. De inwoner en/of zijn vertegenwoordiger tekent het perspectiefplan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen tien werkdagen wordt geretourneerd aan het college.
-
4. Als de inwoner en/of zijn vertegenwoordiger alleen tekent voor gezien, kan deze daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom deze niet akkoord is.
-
5. Als de inwoner en/of zijn vertegenwoordiger van mening is dat deze in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan deze dit aangeven op het door hem ondertekende perspectiefplan. Dit geldt als de aanvraag voor een maatwerkvoorziening.
Artikel 2.9 Aanvraag maatwerkvoorziening
-
1. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening kan pas worden gedaan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen zes weken na ontvangst van de melding.
-
2. Een aanvraag kan uitsluitend worden gedaan via een ondertekend perspectiefplan.
Hoofdstuk 3 Algemene voorzieningen
Artikel 3.1 Algemene voorziening
-
1. Een algemene voorziening kan ingericht zijn voor alle inwoners of voor een specifieke doelgroep, en is rechtstreeks toegankelijk zonder of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.
Artikel 3.2 Waardering voor mantelzorgers
-
1. Het college geeft jaarlijks een blijk van waardering aan mantelzorgers van inwoners van de gemeente Medemblik.
-
2. Het college stelt bij nadere regels vast op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers.
Artikel 3.3 Ondersteuning van mantelzorgers
-
1. Ondersteuning van mantelzorgers kan bestaan uit het inzetten van:
- a.
Dagbesteding voor de inwoner;
- b.
kortdurend verblijf voor de inwoner;
- c.
Huishoudelijke Hulp Toelage (HHT). Via deze regeling kan een vast aantal uren huishoudelijke ondersteuning worden ingezet zonder dat hier een maatwerkvoorziening vanuit de Wmo aan ten grondslag ligt.
- a.
Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4.1 Criteria Maatwerkvoorzieningen
-
1. Het college neemt in ieder geval de volgende documenten (indien aanwezig) mee in de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte:
- a.
Het persoonlijk plan;
- b.
Het perspectiefplan;
- c.
Andere documenten die relevant zijn voor de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte die door of namens de inwoner zijn ingebracht.
- a.
-
2. Een inwoner komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de inwoner ondervindt. Dit geldt voor zover de inwoner deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen met:
- a.
eigen kracht, gebruikelijke hulp, mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;
- b.
gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen.
- a.
-
3. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
-
4. Een inwoner met psychische of psychosociale problemen en een inwoner die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving. Dit alleen voor zover de inwoner deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, algemene voorzieningen, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk kan verminderen of wegnemen. Voor de vrouwenopvang is gemeente Alkmaar financieel en inhoudelijk verantwoordelijk.
-
5. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de inwoner aan Wonen met Ondersteuning en aan het realiseren van een situatie waarin de inwoner in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te participeren in de samenleving.
-
6. In de beoordeling van een melding voor eerste opvang kan worden afgeweken van de genoemde documenten in artikel 4.1 eerste lid a tot en met c. Dit is uitgewerkt in de door het college van de gemeente Hoorn vastgestelde ‘Nadere regels Wonen met ondersteuning’.
-
7. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopste adequate voorziening.
-
8. Wonen met Ondersteuning wordt verstrekt volgens de door het college van de gemeente Hoorn vastgestelde ‘Nadere regels Wonen met Ondersteuning’.
Artikel 4.2 Aanvullende criteria voor woonvoorzieningen
Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de inwoner kan verhuizen naar een geschikte woning of een gemakkelijker geschikt te maken woning en of die verhuizing kan leiden tot het te bereiken resultaat. Deze beoordeling zal alleen plaatsvinden indien de aanpassing van de woning een bedrag zoals genoemd in het Financieel besluit maatschappelijke ondersteuning 2025 gemeente Medemblik te boven gaat.
Artikel 4.3 Aanvullende criteria voor vervoersvoorzieningen
Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, eerst of de inwoner gebruik kan maken van een aanwezige en bruikbare algemene voorziening, of van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur, die in de individuele situatie van de inwoner kan leiden tot het te bereiken resultaat.
Artikel 4.4 Aanvullende criteria voor ondersteuning bij het huishouden
-
1. Het college gebruikt voor de toekenning van ondersteuning bij het huishouden een door de Centrale Raad van Beroep vastgesteld normenkader: De meest recente versie van het normenkader ‘Huishoudelijke Ondersteuning’ van bureau HHM.
-
2. Bij het toekennen van ondersteuning bij het huishouden in de vorm van een maatwerkvoorziening richt het college zich op één of meerdere van de volgende resultaten:
- a.
Het schoon en leefbaar houden van de woning;
- b.
Het beschikken over schone en draagbare kleding.
- a.
-
3. Het schoon en leefbaar houden van de woning heeft uitsluitend betrekking op leefruimten binnen de woning die dagelijks in gebruik zijn voor algemene dagelijkse levensverrichtingen, zoals woonkamer, slaapkamer, keuken, badkamer en toilet. Buitenruimten vallen hier niet onder.
-
4. Het college beoordeelt, in aanvulling op artikel 4.1, of de inwoner één of meerdere huisgenoten heeft die beschikbaar en in staat zijn werkzaamheden over te nemen in het kader van gebruikelijke hulp.
Artikel 4.5 Aanvullende criteria voor begeleiding en dagbesteding
-
1. Voor het inzetten van individuele begeleiding als maatwerkvoorziening wordt een keuze gemaakt tussen de producten Begeleiding Praktisch, Begeleiding Basis en Begeleiding Specialistisch.
-
2. Het college werkt in de Nadere regels de diverse producten van begeleiding verder uit.
-
3. Voor het inzetten van dagbesteding als maatwerkvoorziening wordt een keuze gemaakt tussen de producten Dagbesteding A en Dagbesteding B.
-
4. Het college werkt in de Nadere regels de diverse producten van dagbesteding verder uit.
-
5. Het college gebruikt voor de toekenning van begeleiding en dagbesteding de meest recente versie van het ‘Normenkader Begeleiding’ van bureau HHM en Factum Advies.
Artikel 4.6 Aanvullende criteria voor kortdurend verblijf
-
1. Kortdurend verblijf kan worden ingezet als ondersteuning ter ontlasting van de mantelzorger.
-
2. Daarnaast kan kortdurend verblijf worden ingezet wanneer de mantelzorger tijdelijk afwezig is.
Artikel 4.7 Voorwaarden voor maatwerkvoorzieningen
-
1. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate voorziening.
-
2. De maatwerkvoorziening wordt alleen verstrekt als deze gezien de beperkingen van de inwoner, veilig voor hemzelf en zijn omgeving is, geen gezondheidsrisico’s met zich meebrengt en niet anti-revaliderend werkt.
Artikel 4.8 Weigeringsgronden voor een maatwerkvoorziening
-
1. Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:
- a.
Voor zover de inwoner op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan wegnemen;
- b.
Voor zover de inwoner met gebruikmaking van algemene of algemeen gebruikelijke voorzieningen de beperkingen kan wegnemen;
- c.
Als voor de problematiek die aanleiding geeft voor de noodzaak tot ondersteuning, een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling voorliggend is;
- d.
Als de inwoner de gevraagde voorziening voorafgaand aan de melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij er sprake is van een acute noodsituatie waardoor het voor de inwoner dringend noodzakelijk was de voorziening te treffen. Het college moet in staat worden gesteld om de noodzaak en geschiktheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog te beoordelen. De melding kan worden gedaan tot maximaal drie maanden na het realiseren of accepteren van de voorziening door de inwoner.
- e.
Als de inwoner de gevraagde voorziening na de melding en vóór datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd. Tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft gegeven of de noodzaak en geschiktheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;
- f.
Als de gevraagde voorziening al eerder aan de inwoner is verstrekt op grond van enige wettelijke bepaling en de normale afschrijvingstermijn van die voorziening nog niet verstreken is. Tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen, of tenzij de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoetkomt in de veroorzaakte kosten;
- g.
Als het college van oordeel is dat een inwoner zijn behoefte aan maatschappelijke ondersteuning redelijkerwijs van tevoren had kunnen voorzien en met zijn beslissing had kunnen voorkomen;
- h.
Als de voorziening niet noodzakelijk was geweest wanneer de inwoner rekening had gehouden met bestaande en bekende beperkingen en de te verwachten ontwikkelingen daarvan;
- i.
Als deze niet hoofdzakelijk op het individu is gericht;
- j.
Als de inwoner een indicatie heeft voor zorg met verblijf op grond van de Wet langdurige zorg of er redenen zijn om aan te nemen dat de inwoner daarvoor in aanmerking komt, maar weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit hierover, tenzij artikel 8.6a van de wet van toepassing is.
- k.
Als de voorziening voor een inwoner algemeen gebruikelijk is. Een tweedehands voorziening kan ook voldoen;
- l.
Deze niet langdurig noodzakelijk is.
- a.
-
2. Het college verstrekt geen woonvoorziening:
- a.
Als de beperkingen voortkomen uit de aard van de in de woning gebruikte materialen, de slechte staat van het onderhoud of de omstandigheid dat de woning niet voldoet aan de geldende wettelijke eisen;
- b.
Indien inwoner zijn hoofdverblijf niet heeft of niet zal hebben in de woning waaraan de voorziening wordt getroffen;
- c.
Ten behoeve van hotels/pensions, rondtrekkende woonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, recreatieverblijven, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers. Deze opsomming is niet limitatief. Er kan dan wel een voorziening voor verhuizing en inrichting worden verstrekt;
- d.
Als het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten van een doelgroepengebouw betreft.
- e.
Als de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er naar het oordeel van het college geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;
- f.
Als de inwoner niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijke toestemming is verleend door het college;
- g.
Als de voorziening in het geval van nieuwbouw of renovatie zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kan worden.
- h.
Ten behoeve van specifiek op personen met beperkingen en ouderen gerichte voorzieningen in woongebouwen als niet voldaan wordt aan de vereisten voor een dergelijk woongebouw.
- i.
Indien de inwoner met behulp van een door het college te verstrekken verhuisvergoeding naar een geschikte woning kan verhuizen als dit een adequatere en goedkopere oplossing is.
- a.
Artikel 4.9 Inhoud beschikking
-
1. In de beschikking op een aanvraag wordt in ieder geval vastgelegd:
- a.
de dagtekening van de beschikking;
- b.
tot welke beslissing het college is gekomen.
- c.
op grond van welk wettelijk voorschrift de beslissing is genomen;
- d.
wat de motivering van beslissing is;
- e.
binnen welke termijn en bij welk orgaan bezwaar kan worden gemaakt of beroep kan worden ingesteld;
- a.
-
2. Als een aangevraagde voorziening geheel of gedeeltelijk wordt verstrekt, dan zal worden aangegeven of de voorziening(en) in natura of met een pgb wordt of worden verstrekt.
-
3. Het perspectiefplan wordt in de beschikking expliciet benoemd als integraal onderdeel van de beschikking.
-
4. De beschikking vermeldt:
- a.
of een eigen bijdrage van toepassing is op de toegekende voorziening.
- b.
dat wijzigingen in de persoonlijke situatie van de inwoner uiterlijk binnen twee weken moet worden doorgegeven aan het college.
- c.
dat, als de beschikking voor maatschappelijke ondersteuning afloopt en er een herindicatie gewenst is, uiterlijk acht weken voor de einddatum er een nieuwe melding moet worden gedaan. Dit artikel is niet van toepassing op de eerste opvang.
- a.
-
5. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
wat de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is met uitzondering van eerste opvang in spoedeisende situaties;
- b.
de motivering voor de maatwerkvoorziening;
- c.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- d.
indien van toepassing hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt;
- e.
welke andere (maatwerk)voorzieningen relevant (kunnen) zijn;
- f.
dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden geleverd of aangevangen dient te zijn;
- a.
-
6. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb mag worden aangewend;
- b.
de motivering voor de maatwerkvoorziening;
- c.
welke kwaliteitseisen op de matwerkvoorziening van toepassing zijn;
- d.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- e.
wat de start- en einddatum van de maatwerkvoorziening is waarvoor het pgb is bedoeld;
- f.
dat de besteding van het pgb verantwoord moet worden en op welke wijze dit dient te gebeuren;
- g.
dat de maatwerkvoorziening binnen drie maanden na de datum van het toekenningsbesluit geleverd of aangevangen dient te zijn;
- a.
Hoofdstuk 5 Persoonsgebonden budgetten (pgb)
Artikel 5.1 Criteria voor pgb
-
1. Het college geeft een pgb als voldaan wordt aan de voorwaarden in artikel 2.3.6 van de wet.
-
2. Bij het aanvragen van een pgb moet de inwoner, zijn gemachtigde of de beoogde budgetbeheerder een pgb-budgetplan indienen.
-
3. Het college controleert of de inwoner of de beoogde budgetbeheerder geschikt is voor het beheer van een pgb. Het college kijkt of deze persoon goed kan omgaan met de taken die bij een pgb horen, zoals in artikel 2.3.6 tweede lid sub a van de wet staat. Er wordt in ieder geval gecontroleerd op:
- a.
het pgb-budgetplan;
- b.
het financieel beheer;
- c.
het zorginhoudelijk beheer;
- d.
het werkgeverschap;
- e.
de relatie tussen de inwoner en de budgethouder.
- a.
-
4. Voor een budgetbeheerder zijn de volgende regels van toepassing:
- a.
De budgetbeheerder kan de gemachtigde van de inwoner zijn, maar mag zelf geen ondersteuning geven.
- b.
De budgetbeheerder moet kunnen laten zien dat deze de taken en verantwoordelijkheden van het budgetbeheer goed kan uitvoeren.
- c.
Woont de budgetbeheerder verder dan 25 kilometer van de inwoner, dan moet deze onderbouwen dat dit geen problemen oplevert voor zijn taken.
- d.
De budgetbeheerder wordt niet uit het pgb betaald. Deze doet dit vrijwillig of de inwoner betaalt hem zelf uit eigen middelen.
- e.
Het aanstellen van een budgetbeheerder is een vrijwillige en bewuste keuze van de inwoner.
- f.
De inwoner kiest zelf voor een pgb in plaats van zorg in natura. De budgetbeheerder mag geen invloed hebben gehad op deze keuze.
- g.
De budgetbeheerder moet kennis hebben van zowel financiën als zorgtaken.
- h.
De budgetbeheerder mag zelf niet onder bewind staan.
- a.
-
5. Het pgb mag niet worden besteed aan:
- a.
kosten voor bemiddeling, tussenpersonen of belangenbehartigers;
- b.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- c.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;
- d.
kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- a.
-
6. Het pgb bevat geen vrij besteedbaar deel.
Artikel 5.2 Aanvullende beoordelingscriteria voor een PGB
-
1. Het college neemt in de beoordeling van het pgb het volgende mee:
- a.
Of in de drie jaren vóór de datum van het onderzoek artikel 2.3.10, eerste lid, onderdeel a, d, en e van de wet van toepassing is geweest op de inwoner.
- b.
Of er sprake is van ondersteuning in een noodsituatie, zoals bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet.
- c.
Of het pgb bedoeld is voor gebruik in het buitenland. Als het college hiervoor toestemming geeft, gelden extra voorwaarden die per aanvraag worden opgesteld.
- d.
Of het pgb bedoeld is voor de betaling van tussenpersonen, bemiddelingskosten of belangenbehartigers.
- e.
Of het pgb bedoeld is voor ondersteunings- of administratiekosten die te maken hebben met het beheer van het pgb.
- f.
Of de kwaliteit van de ondersteuning, zoals bedoeld in artikel 3.1 tweede lid van de wet, voldoende is.
- a.
-
2. Voorwaarden voor een pgb zijn:
- a.
Dat de budgethouder of budgetbeheerder niet onder curatele staat;
- b.
Dat de budgethouder of de budgetbeheerder handelingsbekwaam is;
- c.
Dat de budgethouder of de budgetbeheerder inzicht in zijn functionele beperkingen heeft;
- d.
Dat de budgethouder of de budgetbeheerder voldoende inzicht in de situatie heeft;
- e.
Dat de budgethouder of de budgetbeheerder voldoende Nederlands spreekt en schrijft;
- f.
Dat er geen sprake is van verslavingsproblematiek bij de budgetbeheerder;
- g.
Dat er geen bewezen misbruik is gemaakt of fraude is gepleegd door de budgethouder of de budgetbeheerder bij een eerder pgb-beheer;
- h.
Dat er geen schuld is bij de aanbieder waar de voorziening wordt of zal worden ingekocht;
- i.
Dat het pgb-budgetpan als voldoende wordt beoordeeld door het college;
- j.
Dat de budgetbeheerder expliciet instaat voor het uitvoeren van de taken die horen bij een pgb;
- k.
Dat de aanbieder waar de inwoner zijn maatwerkvoorziening van wil betrekken niet staat geregistreerd bij het Informatieknooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister;
- l.
Dat de budgetbeheerder geen banden heeft met de in te zetten zorg;
- m.
Deze opsomming is niet limitatief.
- a.
Artikel 5.3 Kwaliteit van de in te kopen ondersteuning bij pgb.
De ondersteuning moet voldoen aan artikel 3.1 lid 2 van de wet.
Artikel 5.4 Onderscheid professionele en niet-professionele ondersteuning
-
1. Bij het vaststellen van de hoogte van het pgb, wordt onderscheid gemaakt tussen professionele en niet-professionele ondersteuning:
-
2. Van professionele ondersteuning is sprake als de ondersteuning geleverd wordt door onderstaande personen, met uitzondering van het sociale netwerk van de inwoner:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken, of;
- b.
personen die aangemerkt zijn als zzp-er. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en aantoonbaar beschikken over de kennis, competenties en vaardigheden die nodig zijn om de benodigde ondersteuning uit te voeren.
- a.
-
3. Niet-professionele ondersteuning is:
- a.
ondersteuning die geboden wordt door personen, al dan niet uit het sociaal netwerk, die niet voldoen aan de criteria als genoemd in het tweede lid of die valt onder gebruikelijke zorg of ondersteuning;
- b.
ondersteuning die wordt geboden door personen die voldoen aan de criteria als genoemd in het tweede lid, maar behoren tot het sociale netwerk van de inwoner.
- a.
Artikel 5.5 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor hulpmiddelen
-
1. Het pgb voor een hulpmiddelen wordt bepaald op basis van de huurprijs inclusief onderhoud, reparatie en verzekering van de goedkoopste adequate voorziening over een periode van 7 jaar. Dit is de prijs die het college aan de gecontracteerde leverancier betaalt.
-
2. De hoogte van een pgb voor een hulpmiddel wordt vastgesteld op basis van de kostprijs van de zaak die de inwoner zou hebben ontvangen als d in natura zou zijn verstrekt. Dit bedrag kan worden aangevuld met kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering voor een periode van 7 jaar.
-
3. Na 7 jaar kan jaarlijks een vergoeding worden gegeven voor onderhoud, reparatie en, indien nodig, verzekering. De vergoeding wordt berekend op basis van de huurprijs van de voorziening. Als de voorziening niet gehuurd wordt, moet een offerte voor jaarlijks onderhoud en reparatie worden aangevraagd.
-
4. Na 7 jaar beoordeelt het college of een door het college aangewezen deskundige, de technische staat van het hulpmiddel voordat een vergoeding voor onderhoud, reparatie en/of verzekering wordt gegeven.
Artikel 5.6 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor vervoerskosten
-
1. Als het noodzakelijk is om individueel vervoer zoals een taxi of rolstoeltaxi te gebruiken en het collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur is niet geschikt, wordt het pgb bepaald op basis van een gemiddelde reis van 20 kilometer per keer met een jaarlijks maximum van 1.500 kilometer:
- a.
Taxi: 75 keer het instaptarief en 1.500 keer het kilometertarief.
- b.
Rolstoeltaxi: 75 keer het instaptarief en 1.500 keer het kilometertarief.
- c.
Voor het instaptarief en kilometertarief worden lokale taxibedrijven geraadpleegd.
- d.
Individueel vervoer door een niet-professionele chauffeur: 1.500 keer het kilometertarief.
- a.
Artikel 5.7 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor een autoaanpassing
-
1. Een pgb voor een autoaanpassing wordt gebaseerd op een offerte die aantoont dat de auto adequaat kan worden aangepast.
-
2. Als de aanpassingskosten meer dan € 25.000 inclusief btw bedragen, worden minimaal twee offertes aangevraagd.
-
3. Als er twee offertes zijn, wordt het pgb gebaseerd op de goedkoopste offerte, mits deze toereikend is.
-
4. De auto moet aantoonbaar met een rapport van een garage, nog een levensduur van 7 jaar hebben zonder hoge verwachte kosten.
Artikel 5.8 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor woningaanpassingen
-
1. Het pgb voor een woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van een of meer offertes die de kosten voor de voorziening tonen. Bij bedragen hoger dan € 25.000 inclusief btw worden minimaal twee offertes opgevraagd.
-
2. Het pgb voor onderhouds- of reparatiekosten en, indien nodig, keuring, is gelijk aan de werkelijke kosten, voor zover deze het gevolg zijn van normaal gebruik en niet veroorzaakt zijn door de inwoner of derden.
-
3. Het pgb voor het aanbrengen van een traplift wordt vastgesteld op basis van de prijs die de gemeente betaalt aan de gecontracteerde aanbieder.
-
4. Het pgb voor onderhoud van de traplift wordt vastgesteld op basis van de prijs die gemeente betaalt aan de gecontracteerde aanbieder.
Artikel 5.9 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor huishoudelijke ondersteuning
-
1. Het pgb voor huishoudelijke ondersteuning wordt berekend op basis van de geïndiceerde uren.
-
2. Er zijn verschillende tarieven voor het berekenen van het pgb:
- a.
Professionele ondersteuning door een zorginstelling: 100% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract.
- b.
Ondersteuning door een gekwalificeerde zzp'er: 85% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract.
- c.
Ondersteuning door het sociale netwerk: gelijk aan de hoogste periodiek in de desbetreffende CAO (VVT, FWG 15), inclusief vakantiebijslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
- a.
-
3. Als uit het budgetplan blijkt dat de ondersteuning voor een lager bedrag kan worden uitgevoerd, is het budgetplan leidend, maar nooit minder dan het minimumloon.
Artikel 5.10 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor begeleiding individueel
-
1. Het pgb voor individuele begeleiding wordt berekend op basis van de geïndiceerde uren.
-
2. Er zijn verschillende tarieven voor het berekenen van het pgb:
- a.
Professionele ondersteuning door een zorginstelling: 100% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract.
- b.
Professionele ondersteuning door een gekwalificeerde zzp'er: 85% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract.
- c.
Ondersteuning door het sociale netwerk: gelijk aan de hoogste periodiek in de betreffende CAO (VVT, FWG 30), inclusief vakantiebijslag en de tegenwaarde van de verlofuren.
- a.
-
3. Als uit het budgetplan blijkt dat de ondersteuning voor een lager bedrag kan worden uitgevoerd, is het budgetplan leidend, maar nooit minder dan het minimumloon.
Artikel 5.11 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor dagbesteding
-
1. Het pgb voor dagbesteding wordt berekend op basis van de geïndiceerde dagdelen.
-
2. Er zijn verschillende tarieven voor het berekenen van het pgb:
- a.
Professionele ondersteuning door een zorginstelling: 100% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract.
- b.
Professionele ondersteuning door een gekwalificeerde zzp'er: 85% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract.
- a.
-
3. Dagbesteding en groepsbegeleiding moeten door een aanbieder worden aangeboden en kunnen niet door het sociale netwerk worden aangeboden.
-
4. Als vervoer naar de dagbesteding nodig is, wordt hiervoor hetzelfde bedrag toegekend als de gemeente betaalt via het regionale contract.
Artikel 5.12 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget voor kortdurend verblijf
-
1. Een pgb voor kortdurend verblijf wordt berekend op basis van de geïndiceerde etmalen en is afgeleid van de regionale tarieven voor gecontracteerde zorgaanbieders.
-
2. Er zijn verschillende tarieven voor het pgb voor kortdurend verblijf:
- a.
Een tarief inclusief individuele begeleiding en/of dagbesteding, uitgevoerd door een professionele organisatie: 100% van het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract;
- b.
Een bedrag waarbij de ondersteuning wordt georganiseerd door het sociale netwerk: een forfaitair bedrag per etmaal wat is vastgesteld door het college en is opgenomen in het financieel besluit.
- a.
Artikel 5.13 Wijze van berekenen van een persoonsgebonden budget binnen Wonen met Ondersteuning
-
1. De hoogte van een pgb:
- a.
wordt vastgesteld aan de hand van een door de inwoner opgesteld budgetplan over hoe deze het pgb gaat besteden;
- b.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering;
- a.
-
2. De hoogte van een pgb voor Wonen met Ondersteuning bedraagt:
- a.
maximaal 100 % van het toepasselijk tarief per voorziening indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst bij een aanbieder, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;
- b.
maximaal 85 % van het toepasselijk tarief per voorziening indien uitgevoerd door een daartoe opgeleid persoon in dienst als zzp-er, rekening houdend met de intensiteit van de ondersteuning en de aard van de beperkingen zoals ook het geval is bij de gecontracteerde aanbieders;
- c.
indien een voorziening wordt toegewezen waarbij een deel wordt verstrekt via pgb en een deel via ingekochte aanbieders levert het college maatwerk met een passend tarief;
- a.
Hoofdstuk 6 Bijdragen
Artikel 6.1 Bijdrage in de kosten voor maatwerkvoorzieningen
-
1. Een inwoner is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening zolang de inwoner van de maatwerkvoorziening gebruik maakt.
-
2. De bijdragen voor maatwerkvoorzieningen of pgb zijn gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste het bedrag als genoemd in artikel 2.1.4a vierde lid Wmo 2015 per maand voor de ongehuwde inwoner of de gehuwde inwoners tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4a, vijfde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.
-
3. De bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige inwoner is verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is toegewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een inwoner.
-
4. Een inwoner is een niet van het inkomen afhankelijke ritbijdrage verschuldigd voor de kosten voor het gebruik van collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur. Het college stelt de tarieven vast bij nadere regeling in een financieel besluit.
-
5. Het college kan bij nadere regels bepalen door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de wet de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.
Artikel 6.2 Omvang en duur eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening
De verschuldigde eigen bijdrage voor een maatwerkvoorziening, niet zijnde collectief vraagafhankelijk vervoer van deur tot deur, wordt afgestemd op de kosten van de voorziening zoals hieronder uitgewerkt, met een maximum van het in artikel 2.1.4a vierde lid van de wet genoemd bedrag.
- 1.
Voor een voorziening die door het college wordt gehuurd en in bruikleen wordt verstrekt, is de inwoner gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per maand een eigen bijdrage verschuldigd die is gebaseerd op de huurprijs die de gemeente betaalt voor de voorziening.
- 2.
Voor een voorziening die door het college wordt gekocht en in bruikleen wordt verstrekt is de inwoner gedurende de gebruiksperiode van de voorziening per maand een eigen bijdrage verschuldigd, gebaseerd op de kostprijs van de voorziening, inclusief eventueel kosten voor onderhoud, reparatie en verzekering gedurende de gebruiksperiode.
- 3.
Voor een voorziening die door het college wordt gekocht en in eigendom wordt verstrekt, is de inwoner gedurende de gebruiksperiode per maand een eigen bijdrage verschuldigd, die is gebaseerd op de totale kostprijs van de voorziening.
- 4.
Voor huishoudelijke ondersteuning, begeleiding of dagbesteding is de inwoner gedurende de gebruiksperiode van de ondersteuning per maand een eigen bijdrage verschuldigd die is gebaseerd op het tarief dat de gemeente betaalt via het regionale contract, en de daadwerkelijk geleverde uren of dagdelen.
- 5.
Voor kortdurend verblijf die door het college als zorg in natura wordt verstrekt is de inwoner gedurende de gebruiksperiode van de ondersteuning per maand een eigen bijdrage verschuldigd die per etmaal is gebaseerd op de prijs die de gemeente betaald voor het regionale contract voor kortdurend verblijf.
- 6.
In situaties waarin deze verordening niet voorziet, stelt het college de omvang en duur van de eigen bijdrage vast, waarbij wordt aangesloten bij het bepaalde in dit artikel.
Artikel 6.3 Start-, pauze- en stopmoment eigen bijdrage
Het college stelt een duidelijk start-, pauze- en stopmoment t.a.v. de eigen bijdrage. Dit wordt verder uitgewerkt in de Nadere regels Wmo Medemblik 2025.
Artikel 6.4 Uitzonderingen eigen bijdrage
In aanvulling op artikel 3.8, derde lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 wordt geen eigen bijdrage opgelegd bij de verstrekking van:
- 1.
voorzieningen in algemene ruimten;
- 2.
voorzieningen die gebruikt worden door meerdere inwoners;
- 3.
Individueel vervoer per taxi of rolstoeltaxi;
- 4.
Onafhankelijke inwonerondersteuning;
- 5.
Ondersteuning die geboden wordt vanuit de algemene voorziening;
Artikel 6.5 Bijdrage in de kosten van Wonen met ondersteuning
-
1. Een inwoner kan een eigen bijdrage verschuldigd zijn voor Wonen met ondersteuning.
-
2. In de beschikking staat of een eigen bijdrage van toepassing is.
-
3. De eigen bijdrage voor Beschermd Wonen is inkomensafhankelijk, gebaseerd op artikel 3.11 tot en met 3.19 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. De Bijdrage wordt geïnd door het CAK.
-
4. De eigen bijdrage voor Beschermd Thuis is volgens het abonnementstarief gebaseerd op artikel 2.1.4 van de wet. De bijdrage wordt geïnd door het CAK.
-
5. De eigen bijdrage voor Overbruggingszorg is volgens het abonnementstarief gebaseerd op artikel 2.1.4 van de wet. De bijdrage wordt geïnd door het CAK.
-
6. De eigen bijdragen voor Kortdurende Opvang is een vast bedrag per dag. De bijdrage wordt vastgesteld door het college en wordt geïnd door de aanbieders.
-
7. De eigen bijdrage voor Ondersteund Wonen is een vast bedrag per dag, afhankelijk van de gezinssamenstelling. De bijdrage wordt vastgesteld door het college en wordt geïnd door de aanbieders.
-
8. De eigen bijdrage voor de voorzieningen onder lid 6 en 7 is gebaseerd op de volgende overwegingen:
- •
het is een redelijk bedrag voor het gebodene;
- •
het is betaalbaar voor mensen met een inkomen op minimumniveau;
- •
het is een bedrag dat niet belemmerend werkt voor uitstroom van de inwoner.
- •
Artikel 6.7 Financiële tegemoetkoming
-
1. Een financiële tegemoetkoming is een verstrekkingsvorm voor een maatwerkvoorziening.
-
2. Het college kan een financiële tegemoetkoming toekennen. Een financiële tegemoetkoming is een geldbedrag dat een inwoner wordt toegewezen als tegemoetkoming in de kosten die gemaakt worden om een geïndiceerde voorziening aan te schaffen.
-
3. De financiële tegemoetkoming levert een passende bijdrage aan de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie van de inwoner, zonder dat deze kostendekkend hoeft te zijn.
-
4. De financiële tegemoetkoming bestaat uit een forfaitair bedrag waar geen eigen bijdrage voor verschuldigd is.
-
5. Een financiële tegemoetkoming kan verstrekt worden voor:
- a.
de aanschaf en onderhoud van een sportrolstoel of andere sportvoorziening voor recreatieve doeleinden, wanneer deze de zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie zoals bedoeld in de wet bevordert, voor een periode van minimaal 3 jaar;
- b.
een verhuisvergoeding. Het college kan, indien het primaat van verhuizen van toepassing is, eenmalig voor verhuiskosten een financiële tegemoetkoming verstrekken op grond van bijzondere omstandigheden indien sprake is van een onverwacht veranderde medische situatie.
- a.
Artikel 6.8 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen
Het college verstrekt een tegemoetkoming ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de maatschappelijke participatie aan personen met een beperking of chronische psychische of psycho-sociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben. Dit is gebaseerd op artikel 2.1.7 van de wet. Het college heeft hiervoor nadere regels vastgesteld in de Beleidsregel tegemoetkoming chronisch zieken, gehandicapten en ouderen van de gemeente Medemblik.
Hoofdstuk 7 Toezichthouder en handhaving
Artikel 7.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen pgb's en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015
-
1. Het college informeert de inwoner of vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorzieningen of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. De inwoner meldt onmiddellijk aan het college alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van de beschikking.
-
3. Het college een beschikking herzien of intrekken met inachtneming van artikel 2.3.10 eerste lid van de wet.
-
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
-
5. Als het college een beslissing op grond van artikel 2.3.10 eerste lid onder a van de wet heeft ingetrokken, en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de inwoner opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de inwoner en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening.
-
6. Als het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.
-
7. Als het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan het college deze voorziening terugvorderen.
-
8. Het college kan periodiek onderzoek doen, al dan niet steekproefsgewijs, of:
- a.
de inwoner nog op de maatwerkvoorziening is aangewezen;
- b.
de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb nog toereikend is;
- c.
de inwoner nog voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of het pgb;
- d.
de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
- a.
-
9. Om uitvoering te geven aan de toezichthoudende taak als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet verwerkt het college persoonsgegevens, waaronder mogelijk bijzondere persoonsgegevens als bedoeld in artikel 9 van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG).
Artikel 7.2 Opschorting betaling uit het persoonsgebonden budget
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van ten hoogste dertien weken van betalingen uit het pgb als er ten aanzien van een inwoner een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e van de wet.
Artikel 7.3 Tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude
Het college treft de nodige maatregelen om oneigenlijk gebruik van maatwerkvoorzieningen tegen te gaan en fraude te bestrijden. Tot deze maatregelen behoren in ieder geval:
- a.
Het college zoekt waar mogelijk de samenwerking met organisaties die zich ook bezighouden met het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;
- b.
Het college verricht zo nodig onderzoek bij zorgverleners van maatwerkvoorzieningen die een subsidie- of contractrelatie hebben met de gemeente of die ondersteuning verlenen op grond van een persoonsgebonden budget aan inwoners van de gemeente;
- c.
Het college maakt afspraken met aanbieders van voorzieningen over de facturatie, resultaatsturingen en accountantscontroles. Zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken en de feitelijk geleverde prestaties;
- d.
Het college controleert, al dan niet steekproefsgewijs, of de gemaakte afspraken zoals genoemd in het voorgaande lid worden nagekomen;
Artikel 7.4 Toezichthouder
-
1. Het college wijst met inachtneming van artikel 6.1 van de wet personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens de wet.
-
2. Aanbieders verlenen alle medewerking aan de toezichthouder, die deze redelijkerwijs kan vragen bij de uitoefening van zijn bevoegdheden.
-
3. Er wordt door de toezichthouder geen onderscheid gemaakt tussen de door het college gecontracteerde aanbieders en aanbieders die via een pgb worden betaald.
-
4. De toezichthouder adviseert aan het college, die vervolgens besluit over vervolgacties.
-
5. De toezichthoudend ambtenaar doet structureel kwaliteits- en rechtmatigheidsonderzoek. Daarnaast doet de toezichthouder onderzoek naar calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
-
6. De toezichthouder informeert het college via een jaarverslag.
Hoofdstuk 8 Kwaliteit en Klachten
Artikel 8.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning
-
1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, door:
- a.
het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;
- b.
het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning en
- c.
erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;
- d.
voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken of een extern deskundig getoetst kwaliteitsmanagementsysteem.
- a.
-
2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.
-
3. Het college neemt in de contracten en subsidieafspraken met aanbieders op aan welke kwaliteitseisen de maatschappelijke ondersteuning moet voldoen. Hierbij sluit het college zoveel als mogelijk aan bij artikel 3.1 van de wet en de kwaliteits- en deskundigheidseisen die in de desbetreffende branche gelden.
-
4. Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen (waaronder persoonsgebonden budgetten) en eisen met betrekking tot deskundigheid van beroepskrachten.
Artikel 8.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door (zorg)aanbieders
-
1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een aanbieder als bedoeld in artikel 2.6.4 van de wet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst, stelt het college vast:
- a.
een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan van een overeenkomst met aanbieders; of
- b.
een reële prijs die geldt als ondergrens voor:
- I.
een inschrijving en het aangaan van een overeenkomst met de aanbieder, en
- II.
de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.
- I.
- a.
-
2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:
- a.
overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c van de wet, en
- b.
rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid van de wet, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.
- a.
-
3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:
- a.
de kosten van de beroepskracht;
- b.
redelijke overheadkosten;
- c.
kosten voor niet-productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing, werkoverleg;
- d.
reis- en opleidingskosten;
- e.
indexatie van de prijs voor het leveren van een dienst;
- f.
overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.
- a.
-
4. Het college kan het eerste lid, onderdeel b, buiten beschouwing laten indien bij de inschrijving aan de aanbieders de eis wordt gesteld een reële prijs voor de dienst te hanteren die gebaseerd is op hetgeen gesteld is in het tweede en derde lid. Daarover legt het college verantwoording af aan de gemeenteraad.
Artikel 8.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld
-
1. Het college hanteert het Regionaal Calamiteitenprotocol Wmo Westfriesland 2024 voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.
-
2. Het college attendeert de aanbieder hierop en verwijst hierbij naar de toezichthoudend ambtenaar.
-
3. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onmiddellijk aan de toezichthoudend ambtenaar.
-
4. De toezichthoudende instantie, bedoeld in artikel 6.1 van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.
-
5. Zowel gecontracteerde aanbieders als aanbieders die vanuit een pgb zorg leveren doen altijd melding van calamiteiten en geweld bij de toezichthouder. De verantwoordelijkheid van de aanbieder blijft om passende maatregelen te treffen naar aanleiding van de melding en van het voorkomen van meldingen in de toekomst.
-
6. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.
Artikel 8.4 Klachtregeling
-
1. Het college stelt een regeling vast voor de afhandeling van klachten van inwoners die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen, verzoeken en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
-
2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van alle voorzieningen.
-
3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en indien gewenst in overleg met de cliëntenraden.
Hoofdstuk 9 Inspraak
Artikel 9.1 Betrekken van inwoners bij het beleid
-
1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid voor maatschappelijke ondersteuning. Dit gebeurt met inachtneming van artikel 150 van de Gemeentewet en zoals vastgesteld in de Inspraakverordening van de gemeente Medemblik.
-
2. Het college stelt inwoners vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid over maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen over maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
3. Het college zorgt ervoor dat inwoners kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de juiste informatie en ondersteuning om adequaat te kunnen deelnemen aan het overleg.
Hoofdstuk 10 Privacy
Artikel 10 Privacy protocol
Op de vastlegging en verwerking van persoonsgegevens op grond van deze verordening is het Privacybeleid Raad Medemblik 2020 van toepassing.
Hoofdstuk 11 Slotbepalingen
Artikel 11.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner of mantelzorger afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 11.2 Voorwaarden
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Artikel 11.3 Financieel besluit en nadere regels
Het college stelt een financieel besluit en nadere regels vast. Hierin wordt de uitvoering van deze verordening, de omvang van verstrekking en de omvang van de eigen bijdrage meegenomen.
Artikel 11.4 Indexering
-
1. Het college kan jaarlijks per 1 januari een indexatie uitvoeren op de bedragen die zijn gebaseerd op deze verordening en het financieel besluit. Uitgangspunt hierbij is het advies van de VNG.
-
2. Toegekende maatwerkvoorzieningen in de vorm van een pgb worden gedurende de looptijd van de individuele voorziening niet geïndexeerd.
Artikel 11.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
-
1. De Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2022 wordt ingetrokken.
-
2. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de op het moment dat de beschikking werd afgegeven geldende verordening, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
-
3. Meldingen die zijn gedaan vóór 1 juli 2025 onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2022 en waarop nog niet is beslist bij de inwerkingtreding van deze verordening, worden afgehandeld volgens deze verordening.
-
4. Van het in het derde lid gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.
-
5. Bezwaarschriften die gericht zijn tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2022, worden getoetst aan die verordening.
-
6. Van het in het vijfde lid gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.
Artikel 11.6 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op de dag nadat deze verordening is gepubliceerd, met terugwerkende kracht tot en met 1 juli 2025.
-
2. Op het moment van inwerking treden van deze verordening worden de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2022 en de Verordening Beschermd Wonen en Beschermd Thuis gemeente Medemblik ingetrokken.
-
3. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Medemblik 2025
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Medemblik, gehouden op 10 juli 2025
De griffier,
De voorzitter,
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl