Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742444
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742444/1
Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Losser 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 18-07-2025
Intitulé
Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Losser 2025Het college van burgemeester en wethouders van Losser;
- -
gelet op de geldende Verordening Leerlingenvervoer gemeente Losser 2025 (afgekort de Verordening Leerlingenvervoer)
- -
gelet op de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra en de Wet op het voortgezet onderwijs;
- -
gelet op artikel 4:81 Awb;
Overwegende dat:
- -
het ter uitvoering van de bepalingen van de geldende Verordening
- -
leerlingenvervoer gemeente Losser 2025 gewenst is beleidsregels vast te stellen;
BESLUIT:
vast te stellen de Beleidsregels Leerlingenvervoer gemeente Losser 2025
Deze beleidsregels zijn een nadere uitwerking van de verordening ‘leerlingenvervoer gemeente Losser’ (hierna: de verordening). Onderstaande informatie beschrijft een aantal onderwerpen van het gemeentelijk beleid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer.
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. Voor de toepassing van deze beleidsregels wordt verstaan onder de Verordening: de Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2025.
-
2. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven, hebben dezelfde betekenis als in de Algemene wet bestuursrecht, de Wet op het primair onderwijs, de Wet op de expertisecentra, de Wet op het voortgezet onderwijs en de Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2025.
Artikel 2. Afstand
-
1. De afstand verblijfplaats–school wordt bepaald via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl, volgens de ‘kortste route’ met de fiets.
Artikel 3. Reistijd
-
1. Het vaststellen van de reistijd met het openbaar vervoer vindt plaats op basis van de door de Reisinformatiegroep B.V. beschikbaar gestelde informatie, www.9292ov.nl.
-
2. Er wordt uitgegaan van de adressen van de verblijfplaats van de leerling en de school.
Artikel 4. Werkwijze co-ouderschap
-
1. In een situatie van co-ouderschap, waarin ouders al dan niet gescheiden, die niet bij elkaar wonen, maar afspreken om hun kind(eren) gezamenlijk te (blijven) verzorgen en opvoeden - kan er aanspraak zijn op leerlingenvervoer voor de dagen dat de leerling bij de betreffende ouder verblijft.
-
2. De beide ouders dienen afzonderlijk een aanvraag in voor de dagen dat het kind tijdens weekdagen bij hen verblijft.
-
3. Indien het drempelbedrag en de eigen bijdrage van toepassing is, zoals bedoeld in artikel 24 en 25 van de verordening, dan wordt dit berekend naar verhouding tot het aantal dagen dat de leerling bij de betrokken co-ouder verblijft.
-
4. Wijzigingen met betrekking tot ophaal en brenglocaties worden zoveel mogelijk beperkt en gebeuren daar waar nodig in overleg tussen ouders en gemeente.
Artikel 5. Persoonlijk Vervoersontwikkelingsplan
-
1. Voor leerlingen die recht hebben op leerlingenvervoer kan vanaf groep 7 een persoonlijk vervoersontwikkelingsplan opgesteld worden. Indien de situatie het toelaat kan dit ook eerder. In het persoonlijk vervoersontwikkelingsplan staat opgenomen welke aanvullende vaardigheden geleerd moeten worden om zelfstandig naar en van school te reizen en afspraken hoe deze vaardigheden geleerd kunnen worden.
Artikel 6. Vaststellen vergoeding per fiets
-
1. De vergoeding van vervoer per fiets is 0,11 cent per kilometer gemeten langs de kortste afstand. Meer informatie over de afstand, zie artikel 2 van deze beleidsregels.
-
2. De afstand verblijfplaats–school wordt bepaald via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl, volgens de ‘kortste route’ met de fiets.
-
3. De totale vergoeding wordt berekend door de fietskilometervergoeding te vermenigvuldigen met het (resterende) aantal schooldagen per jaar en het aantal kilometers die de leerling aflegt.
Artikel 7. Vaststellen van de vergoeding van openbaar vervoer
-
1. Het vaststellen van de vergoeding van het openbaar vervoer en de daaraan gekoppelde vergoeding is op basis van de informatie van de REISinformatiegroep bv via 0900-9292, www.9292ov.nl en mobiel.9292ov.nl.
-
2. De vergoeding van het openbaar vervoer per bus zal, in principe, uitgekeerd worden in de vorm van een abonnement, tenzij anders nodig is, waarbij de goedkoopst adequate oplossing het uitgangspunt is.
-
3. De vergoeding van het openbaar vervoer per trein kan worden uitgekeerd in de vorm van een abonnement of in de vorm van een financiële vergoeding. Dit is afhankelijk van het te reizen traject.
-
4. Bij constatering van onaangepast gedrag of gedrag dat anderszins de orde in het voertuig verstoort of de veiligheid van het voertuig of inzittenden in gevaar brengt treedt het agressieprotocol van de vervoerder in werking.
Artikel 8. Vaststellen van de vergoeding van eigen vervoer
-
1. De bekostiging van eigen vervoer is op basis van een kilometervergoeding voor de auto ter hoogte van 0,23 eurocent per kilometer. Dit sluit aan bij de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding.
-
2. Voor het berekenen van de afstand voor de kilometervergoeding voor de auto geldt de ‘kortste route’ met de auto. Dit is via de ANWB Routeplanner op www.anwb.nl.
-
3. De afstand wordt berekend in kilometers en afgerond op één cijfer achter de komma (honderd meter).
-
4. Het totaalbedrag wordt berekend door het aantal vastgestelde kilometers en bedrag te vermenigvuldigen met het aantal (resterende) schooldagen.
Artikel 9. Vaststellen van de hoogte van de eigen bijdrage (drempelbedrag)
-
1. Wanneer een leerling een school voor regulier basisonderwijs of speciaal basisonderwijs (SBO) bezoekt kan een eigen bijdrage worden gevraagd, afhankelijk van het inkomen. Dit is beschreven in artikel 24 van de Verordening.
-
2. Leerlingen die met de grote schoolbus naar bovengenoemde scholen gaan, reizen als het ware met het openbaar vervoer als bedoeld in artikel 1 van de Verordening. De wetgever heeft bedoeld de ouder(s) verantwoordelijk te laten zijn voor een bepaald deel van de (werkelijk gemaakte) kosten van het (openbaar) vervoer, de zogenaamde drempel. Zie de toelichting in artikel 24, lid 1. van de Verordening.
-
3. De hoogte van de eigen bijdrage is een vast bedrag dat wordt vastgesteld bij de aanvraag en geldt voor het hele schooljaar. Dit komt als volgt tot stand door de verschillende bedragen met elkaar te vermenigvuldigen:
- a.
De kosten van het openbaar vervoer die zouden worden gemaakt om de afstand tot aan de door de gemeente vastgestelde kilometergrens te overbruggen.
- i.
basisonderwijs: 6 kilometer;
- ii.
speciaal basisonderwijs:3 kilometer.
- i.
- b.
De kosten van het openbaar vervoer worden berekend, die met de OV-chipkaart zouden worden gemaakt (starttarief & tarief per kilometer), rekening houdend met kortingen die voor de leerling binnen het systeem kunnen gelden (bijvoorbeeld het kortingspercentage: jeugd 4 t/m 11: 34%)
- c.
Hierbij wordt rekening gehouden met een retourrit en het totaalaantal schooldagen per schooljaar.
- d.
Ter stimulering van de zelfredzaamheid wordt er geen eigen bijdrage in rekening gebracht voor leerlingen van het speciale basisonderwijs die recht hebben op leerlingenvervoer en gebruik maken van de fiets.
- a.
-
4. Wanneer op basis van de aanvraag de inkomensgegevens niet (volledig) beoordeeld kunnen worden wordt automatisch een eigen bijdrage opgelegd. De aanvrager wordt vervolgens de mogelijkheid geboden om binnen een gestelde termijn de missende gegevens alsnog aan te leveren.
-
5. Er geldt een maximale jaarlijkse eigen bijdrage stijging van 5% ten opzichte van de eigen bijdrage van het vorige schooljaar. Dit met als doel om de soms hogere jaarlijkse tariefstijgingen in het openbaar vervoer meer stapsgewijs door te berekenen.
-
6. Er kan een draagkrachtafhankelijke bijdrage gevraagd worden als de afstand tussen woning en dichtstbijzijnde toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt. Voor de indexering van de draagkrachtafhankelijke bijdrage is gebruik gemaakt van het CBS consumentenprijsindexcijfer (CPI) vervoersdiensten (Bestedingscategorie 073000Vervoersdiensten, eerste kolom).
Artikel 10. Uitbetaling van de vergoeding
-
1. De uitbetaling van de vergoeding van vervoer per fiets openbaar vervoer en eigen vervoer vindt in maandelijkse termijnen plaats. De aanschaf van de openbaar vervoer abonnementen vindt ook periodiek plaats (jaarlijks of maandelijks).
-
2. Er vindt steekproefsgewijs controle plaats of de vergoeding daadwerkelijk is besteed aan het vervoer naar school.
-
3. Indien er vermoeden is dat de vergoeding voor andere doeleinden dan het vervoer van de leerling wordt gebruikt, kan het college de uitbetaling van de vergoeding toekennen aan een ander dan de ouder(s) (bijvoorbeeld de school of instelling).
-
4. Indien de leerling verwijtbaar verzuimt van school, wordt over de dagen dat sprake is van verzuim, geen vergoeding verstrekt of wordt de vergoeding over die dagen teruggevorderd of verrekend.
Artikel 11. Regeling zelfstandig reizen
-
1. Zelfstandig kunnen (leren) reizen is belangrijk voor een leerling om in de toekomst meer zelfredzaam te kunnen zijn. Om te stimuleren dat leerlingen zelfstandig reizen en die eerder in het taxivervoer (aangepast vervoer) zitten, kan de aanschaf van een abonnement voor het openbaar vervoer een belemmering zijn. Losser kiest voor een financiële ondersteuning voor wie dat écht nodig heeft. Daarom is er de regeling ‘zelfstandig reizen’ .
-
2. Deze regeling is bedoeld voor leerlingen die zelfstandig naar het voortgezet speciaal onderwijs kunnen reizen en waar de ouder(s) een inkomen (zie artikel 1 van de Verordening) hebben tot 120% van de van geldende bijstandsnorm (ook wel Wettelijks sociaal minimum genoemd). Het college kan hiervan afwijken, afhankelijk van de situatie van de leerling en/of de ouder(s).
-
3. Bij de beoordeling van een aanvraag voor een vervoersvoorziening voor de leerling wordt rekening gehouden met de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de leerling en die van het gezin, zoals beschreven in artikel 3 en 4 van de Verordening. De situatie is ter beoordeling van het college, zo nodig na advies te hebben gevraagd aan deskundigen.
-
4. Het college kan in deze situatie aan de leerling die zelfstandig kan reizen, een abonnement voor het openbaar vervoer verstrekken. Een busabonnement is hiervoor het uitgangspunt. Indien nodig is maatwerk mogelijk.
-
5. Jaarlijks vindt er een indexatie plaats van de bijstandsnorm.
Artikel 12. Werkwijze bij tijdelijke wijziging schoollocatie
-
1. Er kan sprake zijn dat er formeel geen schoollocatie is, maar dat het in de praktijk wel bedoeld is voor leerlingen die, in het kader van passend onderwijs, lessenaanbod of programma volgen op een andere locatie dan waar ze zijn ingeschreven. Dit kan gaan om dislocaties en nevenvestigingen, zoals beschreven in artikel 12 van de Verordening.
-
2. Het gaat specifiek bijvoorbeeld om een tussenvoorziening: een locatie behorend bij een school(bestuur) of een samenwerkingsverband waar voortijdig schooluitval van een leerling wordt voorkomen, maar deze locatie valt formeel niet binnen de beleidscategorieën voor een school als bedoeld in de Wet op het primair onderwijs, Wet op het voortgezet onderwijs en Wet op de expertisecentra. Een samenwerkingsverband is verantwoordelijk voor de inrichting van deze locatie(s).
-
3. De feitelijke locatie van deze tussenvoorziening die door de leerling wordt bezocht kan worden aangemerkt als ‘school’. Er zijn twee soorten tussenvoorzieningen, te weten die:
- a.
tijdens de voortgezet onderwijs (hierna: VO) periode worden ingezet. Deze voorzieningen worden door een school of het samenwerkingsverband verzorgd en zijn toegankelijk voor alle leerlingen in de regio Twente die naar het VO gaan. Dit geldt ook voor praktijkonderwijs (hierna: pro) en voortgezet speciaal onderwijs (hierna: VSO). Plaatsing in de voorziening leidt niet tot een andere schoolinschrijving. De voorzieningen worden niet altijd op een formele schoollocatie aangeboden en kennen daarom geen BRIN nummer. De voorzieningen zijn bedoeld voor jongeren met allerlei persoonlijke en gedragsmatige problemen die zo zwaar zijn dat ze in een regulier setting niet naar school kunnen gaan.
- b.
die na het VSO of praktijkonderwijs worden ingezet voorafgaand aan de start op het middelbaar beroepsonderwijs (hierna mbo). Deze zijn voor leerlingen voor wie een overgang vanuit het VSO of pro naar het mbo een te grote stap is.
- a.
-
4. Tussenvoorzieningslocaties zijn bijvoorbeeld: de Link, het Fundament of Novo Ego. Er kunnen locaties in de loop van de tijd bijkomen of verdwijnen.
-
5. De werkwijze voor tussenvoorzieningen, als bedoeld in de beleidsregels artikel 7 lid 3a, is als volgt:
- a.
de leerling is ingeschreven bij regulier voortgezet onderwijs of voortgezet speciaal onderwijs;
- b.
de leerling kan vanwege de beperking (bijvoorbeeld angststoornissen) of persoonlijke situatie tijdelijk geen lessen op de eigen locatie volgen. Het samenwerkingsverband adviseert daarom om de leerling lessen te laten volgen op een tussenvoorzieningslocatie.
- c.
de leerling blijft ingeschreven bij de oorspronkelijke school en volgt lessen op de tussenvoorzieningslocatie;
- d.
de aanvraag leerlingenvervoer wordt beoordeeld, als een aanvraag voor het bezoeken van de dichtstbijzijnde voortgezet onderwijs school of voortgezet speciaal onderwijs.
- a.
-
6. De werkwijze voor tussenvoorzieningen, als bedoeld in de beleidsregels artikel 7 lid 3b, is als volgt:
- a.
Zolang de leerling is ingeschreven bij de VO-school, kan er vergoeding van het leerlingenvervoer worden toegekend.
- b.
Zodra de leerling is ingeschreven bij het mbo, dan geldt een studentenreisproduct via DUO.
- a.
Artikel 13 Slotbepalingen
-
1. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.
-
2. De Beleidsregels bekostiging Leerlingenvervoer 2021, zoals deze door het college op 17 augustus 2021 zijn vastgesteld, worden ingetrokken.
Artikel 14 Citeertitel
-
1. Deze beleidsregels worden aangehaald als “Beleidsregels leerlingenvervoer gemeente Losser 2025’
Ondertekening
Losser, 8 juli 2025
Het college van burgemeester en wethouders van Losser,
loco-secretaris,
E.S. Apperloo-Drop
burgemeester,
J.B. Diepemaat
Toelichting bij artikel 6,7 en 9
Artikel 6 en Artikel 7 Kilometervergoeding
Ouders komen in aanmerking voor vergoeding per kilometer als zij zelf het vervoer regelen met toestemming van of op verzoek van het college van B en W.
Deze vergoeding wordt doorgaans berekend op basis van de algemeen gebruikelijke belastingvrije kilometervergoeding van € 0,23 zoals gepubliceerd op de site van de rijksoverheid 1
De kortste afstand tussen de woning en de school is hierbij van toepassing. De vergoeding voor het gebruik van een eigen fiets bedraagt € 0,11 per kilometer.
Dit is gebaseerd op 50% van de kilometervergoeding voor autogebruik, naar beneden afgerond.
De bedragen worden uitgekeerd voor de kilometers die de leerling aflegt.
Artikel 9 Drempelbedrag ,eigen bijdrage, draagkrachtafhankelijke bijdrage
Drempelbedrag
Ouders die meer verdienen dan het drempelbedrag moeten een eigen bijdrage betalen wanneer zij in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het (speciaal) basisonderwijs (Artikel 24, Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2025).
Volgens artikel 4 lid 7 Wpo is de basis voor het berekenen van het drempelbedrag het gezamenlijk inkomen van € 17.700,- met peildatum 1 januari 1999. Vanaf dit jaar wordt het inkomen jaarlijks geïndexeerd met cao-lonen indexatie. Het indexcijfer voor 1999 was 76,2 (2010 = 100).
Extra info: Het CBS heeft de basis voor berekening van het indexcijfer voor 2023 gewijzigd in 2020 = 100. Het indexcijfer voor 1999 wordt daardoor 62,4 (2020 = 100).
17.700 (inkomensgrens 1999) / 28.350 (inkomensgrens 2020)*100 = 62,4
Voor het schooljaar 2025-2026 wordt het kalenderjaar 2023 gebruikt. Zoals in artikel 4 lid 7 WPO staat, wordt het tweede kalenderjaar voorafgaande aan het kalenderjaar van het schooljaar waarvoor vergoeding wordt gevraagd, gebruikt voor de inkomensgrens. Voor de indexering van de cao-lonen wordt gebruik gemaakt van de CBS-tabel cao lonen, contractuele loon en arbeidsduur, (contractuele loonkosten per uur, tweede kolom). Het CBS stelde voor 2023 het indexcijfer voor de cao-lonen vast op 111,7 (2020 = 100).
De inkomensgrens 2025-2026 wordt dan als volgt berekend: € 17.700 gedeeld door 62,4 maal 111,7 = € 31.684,13 . Met afronding op een veelvoud van € 450,- wordt dat € 31.500,-.
Dit betekent dat de inkomensgrens voor 2025/26 een bedrag is van € 31.500,-.
Eigen Bijdrage
Ouders die meer verdienen dan het drempelbedrag moeten een eigen bijdrage betalen wanneer zij in aanmerking komen voor leerlingenvervoer naar het (speciaal) basisonderwijs (Artikel 24, Verordening leerlingenvervoer gemeente Losser 2025).
De hoogte van de eigen bijdrage is een vast bedrag dat wordt vastgesteld bij de aanvraag en geldt voor het hele schooljaar. De eigen bijdrage wordt als volgt berekend:
Starttarief * km-tarief * 2 ritten per dag * 200 schooldagen per jaar – korting acties
De vervoerder hanteert in 2025 de volgende tarieven:
Tarieven RRReis 20252 |
|
Starttarief |
€ 1,12 |
Kilometertarief |
€ 0,23 |
Korting acties |
50%* |
*leeftijdskorting + altijd voordeel Oost abonnement o.b.v. twee ritten per dag, één in de spit en één buiten de spits3 .
Voor schooljaar 2025/2026 is de eigen bijdrage voor het regulier basisonderwijs:
- ((1,12 + ( 6 * 0,23)) * 2 * 200) * 0,50 = € 500
Voor schooljaar 2025/2026 is de eigen bijdrage voor het speciaal (basis)onderwijs
- ((1,12 + (3 * 0,23)) * 2 * 200) * 0,50 = € 362
Draagkrachtafhankelijke bijdrage
Deze bijdrage kan gevraagd worden als de afstand tussen woning en dichtstbijzijnde
toegankelijke school voor basisonderwijs meer dan 20 kilometer bedraagt.
Voor de indexering van de draagkrachtafhankelijke bijdrage is gebruik gemaakt van het CBS consumentenprijsindexcijfer (CPI) vervoersdiensten (Bestedingscategorie 073000
Vervoersdiensten, eerste kolom).
Het indexcijfer voor 2023 is 137,61 (2015 = 100).
Het indexcijfer stijgt in 2024 tot 138,56.
De draagkrachtafhankelijke bijdrage per inkomensgroep wordt dan als volgt berekend: eigen bijdrage 2024-2025 gedeeld door 137,61, maal 138,56, met afronding op een veelvoud van € 5,-.
Inkomen in euro’s Eigen bijdrage in euro’s per gezin
Inkomen in euro’s |
Eigen bijdrage in euro’s per gezin |
0 - € 42.000 |
nihil |
€ 42.000 – € 50.000 |
€ 185 |
€ 50.000 - € 58.000 |
€ 820 |
€ 58.000 - € 65.000 |
€ 1.520 |
€ 65.000 - € 74.500 |
€ 2.230 |
€ 74.500 – € 81.500 |
€ 2.990 |
€ 81.500 – Voor elke € 5.000 erbij |
€ 715 |
De inkomensbedragen in de tabel worden geïndexeerd op basis van de CBS-tabel ontwikkeling CAO-lonen (Cao-lonen en contractuele loonkosten, % verandering t.o.v. het 4e kwartaal van het voorgaande jaar, kolom ‘contractuele loonkosten per uur’). Deze tabel is de opvolger van de tabel regelingslonen volwassen werknemers die genoemd staat in de modelverordening.
De verkregen bedragen worden afgerond op € 500. De loonontwikkeling in het 4e kwartaal van 2024 vertoont een stijging van 6,7% ten opzichte van een jaar eerder.
Alle inkomensbedragen in de tabel van 2024/25 dienen dus geïndexeerd te worden met + 6,7% en vervolgens naar boven afgerond op € 500.
De draagkrachtafhankelijke bijdrage komt bovenop de eigen bijdrage per kind per schooljaar.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl