Nadere regels Wmo gemeente Westerkwartier

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 18-07-2025

Intitulé

Nadere regels Wmo gemeente Westerkwartier

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier d.d. 1 juli 2025;

Overwegende dat;

gelet op artikel 2.1.3 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en artikel 33 lid 2 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerkwartier 2024;

B E S L U I T :

vast te stellen de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerkwartier 2024

Nadere regels Wmo gemeente Westerkwartier

Nadere regels Wmo gemeente Westerkwartier

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Nadere regels en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • Aanvraag: het verzoek van een cliënt aan de gemeente om een beslissing te nemen op de vraag om een individuele maatwerkvoorziening te verstrekken;

  • AIN: Alles In ééN

  • AIN-plan/ondersteuningsplan: een door de Wmo-consulent in samenspraak met een client of zorgaanbieder opgesteld plan met de omschrijving van de mogelijkheden en onmogelijkheden die de cliënt heeft bij het oplossen van zijn beperking in de zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving en waarin de eventuele oplossingen aan de hand van de stappen van de CRvB worden vastgelegd in begrijpelijke taal;

  • Algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten, diensten, activiteiten of andere maatregelen;

  • Algemene voorziening: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning;

  • Andere voorziening: een voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • Awb: algemene wet bestuursrecht;

  • Beperking: een stoornis of conditie – cognitief, fysiek, psychisch en/of sociaal-emotioneel – die het dagelijks functioneren belemmert;

  • Besluit: een besluit dat door het college op een aanvraag voor ondersteuning wordt genomen en wordt vastgelegd in een beschikking aan de cliënt;

  • Bijdrage: bijdrage als bedoeld in de artikelen 2.1.4 en 2.1.4a van de wet;

  • Bovengebruikelijke hulp: ondersteuning geboden door partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten, die de gebruikelijke hulp in aard, omvang en/of intensiteit overstijgt;

  • Budgetbeheerder: de persoon die namens de budgethouder het PGB beheert en die alle aan het PGB verbonden taken uitvoert;

  • Budgethouder: de persoon aan wie het PGB is toegekend en voor wie de ondersteuning is geïndiceerd;

  • Budgetplan: het plan dat de cliënt bij de aanvraag voor een PGB indient, waarin de keuze voor een PGB in plaats van zorg in natura wordt gemotiveerd en waarin aangegeven wordt aan welke vorm van ondersteuning het budget besteed gaat worden, door wie de ondersteuning geleverd gaat worden en welke activiteiten uit het budget betaald gaan worden;

  • Cliënt: persoon die zijn hoofdverblijf in de gemeente Westerkwartier heeft en gebruik maakt van een algemene voorziening of aan wie een maatwerkvoorziening of PGB is verstrekt of door of namens wie een melding is gedaan als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet;

  • Cliëntondersteuner: een onafhankelijk persoon die de cliënt informeert, adviseert, en/of begeleidt bij vragen, problemen, klachten of bezwaren in verband met de, al of (nog) niet verstrekte ondersteuning vanuit de Wmo, Jeugd of de Participatiewet. Sociaal Werk De Schans beschikt over cliëntondersteuners.

  • College: burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier;

  • CRvB: Centrale Raad van Beroep;

  • Duurzame hulpverlening: ondersteuning geboden door een professional, waarbij sprake is van een regelmatig (niet-incidenteel) gebruik van de ondersteuning en continuïteit in het contact met de persoon die de ondersteuning biedt;

  • Eigen kracht: de eigen mogelijkheden en het probleemoplossende vermogen, (capaciteit) tijd en middelen van de cliënt en/of de leefeenheid van de cliënt om zelf of personen uit het sociaal netwerk van de cliënt de beperking in de zelfredzaamheid en/of participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving op te lossen;

  • Formele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een professional, niet zijnde een persoon uit het sociaal netwerk van de cliënt;

  • Gebruikelijke hulp: ondersteuning die partners, ouders, inwonende kinderen of andere huisgenoten naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid geacht worden elkaar onderling te bieden;

  • Gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet;

  • Hoofdverblijf: adres waar de cliënt volgens de Basis Registratie Personen (BRP) als ingezetene geregistreerd staat dan wel de plaats waar de cliënt overwegend feitelijk verblijft;

  • Hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet;

  • Individuele maatwerkvoorziening: op de cliënt toegesneden maatschappelijke ondersteuning dat op basis van een zorgvuldig onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de cliënt toegankelijk is;

  • Informele ondersteuning: ondersteuning die wordt geboden door een persoon die geen formele ondersteuning biedt, zoals een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt of een beroepskracht die niet voldoet aan de gestelde (kwaliteits-)eisen;

  • Jeugdige: een persoon jonger dan 18 jaar;

  • Leefeenheid: alle inwoners die hun hoofdverblijf op één adres hebben (huisgenoten) en samen een duurzame huishouding voeren;

  • Maatschappelijke ondersteuning: ondersteuning aan een cliënt waar sprake is van een beperking in de zelfredzaamheid en participatie of problemen bij het zich handhaven in de samenleving;

  • Mantelzorg: ondersteuning die vrijwillig en onbetaald wordt geboden door een persoon uit het sociale netwerk van de cliënt;

  • Melding: bericht aan het college waarin wordt aangegeven dat de cliënt behoefte aan ondersteuning heeft als bedoeld in artikel 2.3.2 eerste lid van de wet;

  • OGGZ: Openbare Geestelijke Gezondheidszorg, bemoeizorg met als doel het toe leiden naar ondersteuning of behandeling van cliënten die niet in staat zijn om uit eigen beweging ondersteuning aan te vragen waar dit medisch en/of maatschappelijk gezien wel nodig is;

  • Onderzoek: het verhelderen van de behoefte van de cliënt aan ondersteuning en het in kaart brengen wat de mogelijke oplossingen zijn;

  • Ouder: gezaghebbende ouder, adoptief ouder, stiefouder of een ander die de jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt;

  • Participatie: deelname aan het maatschappelijk verkeer, waarbij de cliënt mensen kan ontmoeten, contacten kan onderhouden, boodschappen kan doen en aan maatschappelijke activiteiten kan deelnemen en zich hiertoe kan verplaatsen;

  • Persoonlijk plan: een plan waarin de cliënt voor de start van het onderzoek de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2 vierde lid, sub a t/m g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • Persoonsgebonden budget (hierna PGB): PGB als bedoeld in artikel 1.1.1 van de wet, zijnde een bedrag waaruit namens het college betalingen gedaan kunnen worden voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een individuele maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van derden heeft betrokken;

  • Professional: beroepskracht met (diploma of ervaringscertificaat en) aantoonbare specifieke kennis en vaardigheden ten aanzien van de beperking of problematiek van de cliënt en/of de benodigde ondersteuning, die (aantoonbaar) voldoet aan de in de branche geldende kwaliteitseisen én een gericht op de voorziening passende registratie heeft bij de Kamer van Koophandel of in het beroepsregister of in loondienst is bij een formele zorgaanbieder;

  • Schoon en leefbaar huis: een huis is schoon en leefbaar indien het normaal bewoond en gebruikt kan worden en voldoet aan basale hygiëne-eisen; schoon houdt in dat de basishygiëne geborgd is, waarbij vervuiling en gezondheidsrisico’s voor bewoners worden voorkomen, en leefbaar betekent dat de woning opgeruimd en functioneel is ingericht, bijvoorbeeld om valgevaar te beperken.

  • Sociaal netwerk: alle personen uit de omgeving van de cliënt die van betekenis (kunnen) zijn, zoals een partner, ouders, kinderen, familieleden, vrienden, kennissen en buren;

  • SVB: Sociale Verzekeringsbank

  • Trekkingsrecht: vorm waarin het PGB beschikbaar wordt gesteld. Budgethouders krijgen de budgetten niet op hun eigen bankrekening gestort;

  • Vertegenwoordiger: persoon of rechtspersoon die de cliënt vertegenwoordigt die niet in staat kan worden geacht tot een redelijke waardering van zijn belangen ter zake;

  • Voorziening: aanbod van diensten, activiteiten of hulpmiddelen;

  • Voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening (niet zijnde een maatwerkvoorziening) waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • Vrijwilliger: een persoon buiten het sociaal netwerk van de cliënt, die vrijwillig en onbetaald ondersteuning biedt;

  • Vrijwilligerswerk: onbetaalde inzet voor anderen, een groep of de samenleving in de vorm van het bieden van ondersteuning of het uitvoeren van activiteiten;

  • Wet: wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • Zelfredzaamheid: het in staat zijn tot het uitvoeren van de noodzakelijke Algemene Dagelijks Levensverrichtingen (ADL) en het voeren van een gestructureerd huishouden. De noodzakelijke ADL in het kader van de zelfredzaamheid betreffen: in- en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten en drinken, medicijnen innemen, ontspanning en sociaal contact;

  • Zorgaanbieder: een organisatie of persoon die ondersteuning biedt aan de cliënt;

  • Zorg in natura (ZIN): een verstrekking van een voorziening via een door de gemeente gecontracteerde zorgaanbieder.

Artikel 2 Melding behoefte aan ondersteuning

  • 1. Een melding van behoefte aan ondersteuning kan door of namens de cliënt worden gedaan. De persoon die namens de cliënt een melding doet, hoeft niet een vertegenwoordiger van de cliënt te zijn. Maar kan ook een huisgenoot of iemand uit het sociale netwerk van de cliënt, een professionele hulpverlener, arts of het transferpunt van het ziekenhuis zijn.

  • 2. De melding is vormvrij en kan schriftelijk, digitaal, mondeling of telefonisch worden gedaan.

  • 3. Een melding kan worden gedaan bij de medewerkers van de Wmo of bij de zorgaanbieders DNZT of MIEP. Bij de zorgaanbieders kan alleen een melding worden gedaan voor hulp bij het huishouden, begeleiding 75+ en kortdurend verblijf 75+. Deze zorgaanbieders doen het onderzoek naar de hulpvraag van de inwoner op het gebied van hulp bij het huishouden, begeleiding 75+ en kortdurend verblijf.

  • 4. Bij de ontvangst van de melding wordt beoordeeld of het gaat om een vraag die direct beantwoord kan worden of een gerichte doorverwijzing naar een andere organisatie noodzakelijk is of dat nader onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte nodig is.

  • 5. Is een cliënt al uitgebreid bekend vanwege een eerdere melding? Of betreft het een melding via een transferpunt van het ziekenhuis voor een tijdelijke ondersteuning in het huishouden of een vervanging van een hulpmiddel vanwege technische mankementen bij een ongewijzigde situatie? Dan kan dit een reden zijn om af te zien van een nader onderzoek. Dit dient altijd in overleg en met goedkeuring van de cliënt plaats te vinden.

  • 6. In aanvulling op lid 5 verstrekt de betrokken professional, met toestemming van de client, bij een gerichte doorverwijzing de informatie die nodig voor de beoordeling van de benodigde ondersteuning.

  • 7. Een melding wordt inclusief de datum van ontvangst geregistreerd. De melding wordt schriftelijk (per email of per post) bevestigd, tenzij de cliënt dat niet wenst.

  • 8. Er wordt afgezien van registratie van de melding en een ontvangstbevestiging als een vraag direct beantwoord kan worden of een gerichte doorverwijzing naar een andere organisatie noodzakelijk is.

  • 9. Is nader onderzoek nodig dan wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheid om een persoonlijk plan op te stellen. De cliënt heef gedurende 7 dagen na de melding de gelegenheid het plan te overhandigen aan de betrokken consulent van de gemeente of de zorgaanbieder.

  • 10. Indien nader onderzoek nodig is wordt de cliënt geïnformeerd over de mogelijkheid om gebruik te maken van cliëntondersteuning.

Artikel 3 Persoonlijk plan

  • 1. Voorafgaand aan het gesprek in het kader van het onderzoek wordt de cliënt de mogelijkheid geboden om een persoonlijk plan in te dienen waarin de cliënt zelf zijn situatie beschrijft. In het plan geeft de cliënt onder andere de volgende zaken aan:

    • Welke problematiek er in het dagelijks leven ervaren wordt;

    • Wat de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren zijn;

    • Wat de mogelijkheden er binnen het sociaal netwerk er zijn;

    • Welke mogelijkheden en/of voorzieningen al zijn ingezet om het probleem te verminderen of op te lossen;

    • Indien van toepassing welke behoefte de mantelzorger aan ondersteuning heeft.

  • 2. Het persoonlijk plan wordt betrokken bij het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte.

  • 3. Aan het persoonlijk plan kunnen geen rechten voor de toekenning van de aanvraag worden ontleend.

  • 4. Het persoonlijk plan dient binnen 7 dagen na de melding te worden ingediend én in ieder geval voordat het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte is gestart.

Artikel 4 Onderzoek naar ondersteuningsbehoefte

  • 1. Een melding van behoefte aan ondersteuning wordt nader onderzocht op basis van het eventueel aanwezige persoonlijke plan van de cliënt, één of meer gesprekken met de cliënt en indien nodig aangevuld met een (medisch) advies van een deskundige.

  • 2. Het onderzoek wordt uitgevoerd aan de hand van de stappen van de CRvB:

    • 1.

      Wat is de hulpvraag?

    • 2.

      Welke probleem wordt er ervaren?

    • 3.

      Welke ondersteuning in aard en omvang is nodig om een passende bijdrage in de zelfredzaamheid en participatie te leveren? (Bruto hulp)

    • 4.

      In hoeverre zijn er eigen mogelijke mogelijkheden, gebruikelijke hulp, mantelzorg, mensen uit het sociale netwerk of algemene voorzieningen die ook de nodige hulp en ondersteuning kunnen bieden?

    • 5.

      Blijft er nog iets over te compenseren voor de gemeente? (Netto Hulp).

  • 3. Voor het onderzoek naar de melding van de behoefte aan ondersteuning geldt een behandeltijd van maximaal 6 weken gerekend vanaf de melding. Indien vanwege de zorgvuldigheid van het onderzoek de termijn niet gehaald wordt, dan wordt met de cliënt contact opgenomen over de verlenging van de termijn. Stemt de cliënt in met verlenging van de termijn dan wordt dit schriftelijk bevestigd onder vermelding van de verwachting waarbinnen het onderzoek wel is afgerond.

Artikel 5 Het gesprek in het kader van het onderzoek

  • 1. Het gesprek in het kader van het onderzoek wordt gevoerd met de cliënt en/of vertegenwoordiger en/of de mantelzorger(s).

  • 2. Tijdens dit gesprek mag de cliënt een onafhankelijke cliëntondersteuner meenemen.

  • 3. De onafhankelijke cliëntondersteuner mag vanwege belangenverstrengeling niet tevens de (beoogde) zorgaanbieder zijn.

  • 4. Indien het in het belang van een (her)indicatie, herbeoordeling of evaluatie noodzakelijk wordt geacht, kan de zorgaanbieder, als de cliënt hiermee instemt, uitgenodigd worden bij (een deel van) het gesprek met de cliënt.

  • 5. In het gesprek worden de onderwerpen besproken die in artikel 5 van de verordening zijn vastgelegd.

  • 6. Van de cliënt kan gevraagd worden gegevens te verstrekken die noodzakelijk zijn voor de beoordeling van de melding.

  • 7. Het opvragen van de gevraagde gegevens mag uitsluitend als de cliënt daar toestemming voor geeft. Het moet voor de cliënt duidelijk zijn wie de gegevens opvraagt, bij wie de gegevens opgevraagd worden, om welke gegevens het gaat en wat het doel is. Ook kan met de cliënt afgestemd worden dat hij zelf de gevraagde gegevens opvraagt.

  • 8. Indien er sprake is van (fysieke) onveiligheid van de cliënt en/of zijn sociale omgeving kan afgeweken worden van het gestelde in lid 7.

Artikel 6 AIN-plan

  • 1. Van het onderzoek wordt een verslag gemaakt; ook wel het AIN-plan genoemd.

  • 2. In het AIN-plan wordt onder andere opgenomen:

    • 1.

      De stappen van de CRvB (zie artikel 4);

    • 2.

      De wensen en behoeften van de cliënt;

    • 3.

      Welke voorziening aan de cliënt wordt toegekend dan wel afgewezen;

    • 4.

      Op welke wijze men tot deze afweging is gekomen;

    • 5.

      Indien sprake is van een toekenning welke doelen en resultaten moeten worden behaald;

    • 6.

      Door wie en op welke wijze de toegekende voorziening wordt geboden/ingezet;

    • 7.

      Als gekozen is voor een voorziening in PGB, wordt een goedgekeurd budgetplan aan het AIN-plan toegevoegd;

    • 8.

      Welke afspraken er zijn gemaakt met de cliënt over de (tussentijdse) evaluatie van de doelen en resultaten.

  • 3. Het AIN-plan wordt binnen 10 werkdagen na het laatste gesprek aan de cliënt toegestuurd. Indien die termijn niet haalbaar is, wordt de cliënt hierover geïnformeerd.

  • 4. De cliënt krijgt de mogelijkheid een reactie te geven op het AIN-plan. Daarvoor krijgt de cliënt 2 weken de tijd. Zo nodig worden objectief vast te stellen onjuistheden in het AIN-plan aangepast. Opmerkingen en aanvullingen van de cliënt worden toegevoegd aan het AIN-plan en meegewogen in de uiteindelijke afweging.

  • 5. Het AIN-plan wordt gezien als een aanvraag om in aanmerking te komen voor een voorziening.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. De uitkomst van het onderzoek naar aanleiding van de melding van de behoefte aan ondersteuning kan een aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening zijn. Het AIN-plan is de basis voor de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening.

  • 2. Indien uit het onderzoek blijkt dat hulp beschikbaar is uit het sociaal netwerk of een voorliggende voorziening of een individuele maatwerkvoorziening voor de cliënt niet passend is, staat het de cliënt vrij om toch een aanvraag in te dienen. Op die aanvraag neemt het college dan een besluit, welke wordt vastgelegd in een beschikking aan de cliënt.

  • 3. Indien de cliënt geen medewerking verleent aan een zorgvuldig onderzoek, én zonder dit onderzoek de passendheid en toegankelijkheid van een individuele maatwerkvoorziening of een andere voorziening niet kan worden vastgesteld, dan adviseert degene die het onderzoek doet negatief op de aanvraag van de cliënt.

Artikel 8 Beschikking

  • 1. Voor alle individuele maatwerkvoorzieningen (toegekend of afgewezen) wordt een beschikking afgegeven.

  • 2. Op de aanvraag voor een individuele maatwerkvoorziening ontvangt de cliënt binnen 2 weken een besluit van het college in de vorm van een beschikking. Indien deze termijn overschreden dreigt te worden, wordt de cliënt hiervan op grond van de artikelen 4:14 en 4:15 Awb op de hoogte gesteld.

  • 3. Een individuele maatwerkvoorziening (ZIN of PGB) wordt in beginsel niet met terugwerkende kracht toegekend.

  • 4. De duur van de indicatie van een individuele maatwerkvoorziening kan per toegekende voorziening verschillen.

  • 5. In de beschikking worden de rechten en plichten met betrekking tot de verstrekte voorziening opgenomen.

  • 6. In de beschikking wordt opgenomen dat de cliënt binnen 3 maanden na de ontvangst van de beschikking moet beginnen met het besteden van het toegekende PGB-budget.

  • 7. Als aan de cliënt een PGB wordt toegekend, wordt het trekkingsrecht in de beschikking opgenomen.

  • 8. Bij afwijkend of negatief besluit neemt de behandelend consulent voor verzending van de beschikking contact op met de client.

Artikel 9 Algemeen toetsings- en afwegingskader

Om te bepalen of ondersteuning in de vorm van een individuele maatwerkvoorziening voor de cliënt passend en toegankelijk is worden de onderstaande aspecten gewogen en/of getoetst:

  • 1.

    Verantwoordelijke gemeente: Heeft de cliënt zijn hoofdverblijf in de gemeente Westerkwartier?

  • 2.

    Aard van de beperking of problematiek van de cliënt:

    • -

      er is sprake van een fysieke beperking dat (medisch) geobjectiveerd is vastgesteld en waar als gevolg daarvan er sprake is van verlies in de zelfredzaamheid of in de participatiemogelijkheden; of

    • -

      er is sprake van problemen bij het zich handhaven in de samenleving als gevolg van psychische of psychosociale problemen; of

    • -

      er is sprake van een al dan niet gedwongen verlaten van de thuissituatie.

  • 3.

    Aanvaardbaar niveau van het gewenste resultaat (goed genoeg) in de zelfredzaamheid of participatie of het zich handhaven in de samenleving wordt gewogen aan de hand van:

    • -

      welk niveau past bij de huidige situatie en de mogelijkheden van de cliënt?

    • -

      welk niveau staat in redelijke verhouding met de situatie van de cliënt voordat er sprake was van een beperking of problematiek?

    • -

      welk niveau staat in redelijke verhouding tot dat van personen in vergelijkbare omstandigheden en dezelfde leeftijdscategorie die geen beperkingen of problematiek hebben?

    • -

      welk niveau is minimaal noodzakelijk voor de zelfredzaamheid of participatie dan wel voor het zich kunnen handhaven in de samenleving?

    • -

      binnen welke termijn dient het gewenst resultaat behaald te zijn?

  • 4.

    Eigen kracht: de mate waarin de cliënt en/of de leefeenheid van de cliënt zelf of samen met het sociaal netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen zelf oplossingen kan vinden/heeft gevonden om het aanvaardbare niveau in de zelfredzaamheid of in de participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving te bereiken of behouden.

  • 5.

    Gebruikelijke hulp: de mate waarin de cliënt met behulp van gebruikelijke hulp het aanvaardbare niveau in de zelfredzaamheid of in de participatie dan wel het zich handhaven in de samenleving kan bereiken of behouden. Daarbij gelden de volgende uitgangspunten:

    • -

      personen binnen de leefeenheid van de cliënt zijn in beginsel altijd zelf verantwoordelijk voor het functioneren van het huishouden, de zelfredzaamheid of de participatie of het zich handhaven in de samenleving van de leden van die leefeenheid;

    • -

      gebruikelijke hulp kent een verplichtend karakter. De leefeenheid hoeft de gebruikelijke hulp niet zelf uit te voeren, maar kan de hulp ook aan derden uitbesteden of met eigen financiële middelen inkopen;

    • -

      voor gebruikelijke hulp wordt in beginsel geen (aanvullende) ondersteuning vanuit de Wmo geboden;

    • -

      bij uitval van een persoon binnen de leefeenheid wordt in beginsel eerst zelf zorggedragen voor een herverdeling en overname van de (huishoudelijke) taken, zorg- en begeleidingsactiviteiten;

    • -

      de bijdrage die van een kind uit de leefeenheid gevraagd kan worden is onder andere afhankelijk van de leeftijd. In het protocol Hulp bij het huishouden Westerkwartier is opgenomen wat kinderen kunnen bijdragen aan het huishouden.

  • 6.

    Bij de beoordeling of en in welke mate er sprake is van gebruikelijke hulp worden de volgende aspecten meegewogen:

    • -

      de aard van de benodigde ondersteuning;

    • -

      de mate van planbaarheid en uitstelbaarheid van de benodigde ondersteuning;

    • -

      de frequentie en omvang van de benodigde ondersteuning;

    • -

      de duur van de benodigde ondersteuning. Is er sprake van een kortdurende situatie met uitzicht op herstel of een langdurende (chronische) situatie waarin extra ondersteuning nodig is.

  • 7.

    Gebruikelijke hulp is niet of in mindere mate van toepassing als uit objectief onderzoek blijkt dat personen binnen de leefeenheid niet in staat zijn om (een aantal) taken over te nemen vanwege:

    • -

      (langdurige) fysieke afwezigheid;

    • -

      een beperking of beperkte leerbaarheid;

    • -

      (dreigende) overbelasting, waarbij het evenwicht tussen draagkrachten draaglast onder spanning staat.

  • 8.

    Bovengebruikelijke hulp: de mate waarin door de leefeenheid extra hulp kan bieden zonder dat dit (op langere termijn) leidt tot overbelasting of financiële problemen. In beginsel hoeft er dan geen aanvullende ondersteuning vanuit de Wmo te worden ingezet.

  • 9.

    Mantelzorg: de mate waarin personen uit het sociaal netwerk van de cliënt bereid en in staat zijn om mantelzorg te bieden. Er dient onderzocht te worden of de mantelzorgers hierbij ondersteuning nodig hebben om (dreigende) overbelasting tegen te gaan. Daarbij dient er gekeken te worden naar gebruikelijke hulp, mantelzorg, werk en de persoonlijke omstandigheden van de mantelzorger(s). Mantelzorg is niet afdwingbaar en mag niet ten koste gaan van (het zoeken naar) werk, inkomen of welzijn van de mantelzorger(s).

  • 10.

    Vrijwilligers(werk): de mate waarin de cliënt met ondersteuning van vrijwilligers of door het zelf verrichten van vrijwilligerswerk het aanvaardbare niveau van zelfredzaamheid of participatie of het zich kunnen handhaven in de samenleving kan bereiken of behouden.

  • 11.

    Andere voorzieningen: de mogelijkheden van de cliënt om gebruik te maken van algemene voorzieningen, algemeen gebruikelijke voorzieningen en/of voorzieningen vanuit andere wetgeving zoals kinderopvang, zorgverzekeringswet, Wet langdurige zorg, wetten of regelingen uitgevoerd door het UWV of de Participatiewet.

  • 12.

    Algemeen gebruikelijke voorziening: een voorziening die in beginsel door de cliënt zelf wordt aangeschaft en bekostigd. Daarbij worden de volgende aspecten meegewogen:

    • -

      de voorziening is niet specifiek bedoeld voor mensen met een beperking;

    • -

      de voorziening is daadwerkelijk beschikbaar voor de cliënt;

    • -

      de voorziening levert een passende bijdrage aan het gewenste resultaat;

    • -

      de voorziening kan financieel gedragen worden met een inkomen op minimumniveau.

  • 13.

    Eerdere verstrekking individuele maatwerkvoorziening: wat is er veranderd ten opzichte van de eerdere verstrekking?

  • 14.

    (Medisch) advies inwinnen: er kan een (medisch) advies worden ingewonnen om vast te stellen:

    • -

      wat de aard en oorzaak van de (ervaren) beperking of problematiek is;

    • -

      wat de (on)mogelijkheden van de cliënt of leefeenheid zijn in relatie tot de aard van de beperking of problematiek;

    • -

      wat de noodzakelijke en/of passende ondersteuning is in relatie tot de aard van de beperking of problematiek.

  • 15.

    Vorm van de ondersteuning wordt mede bepaald aan de hand van de volgende aspecten:

    • -

      ondersteuning vanuit het sociale netwerk of met inzet van vrijwilligers waar dat mogelijk is, heeft de voorkeur;

    • -

      professionele ondersteuning wordt alleen ingezet als dat noodzakelijk is:

    • -

      een lichte vorm van ondersteuning wordt ingezet waar dat mogelijk is;

    • -

      een zware vorm van ondersteuning wordt alleen ingezet als dat noodzakelijk is;

    • -

      de ondersteuning wordt – indien mogelijk – zo kort mogelijk ingezet;

    • -

      langdurige ondersteuning wordt alleen ingezet als dat noodzakelijk is;

    • -

      ondersteuning wordt zoveel mogelijk in de buurt ingezet, tenzij ondersteuning op afstand noodzakelijk is;

    • -

      ondersteuning in groepsverband wordt ingezet waar mogelijk;

    • -

      individuele ondersteuning wordt alleen ingezet als dat noodzakelijk is;

  • 16.

    Goedkoopst adequate voorziening: de mate waarin de voorziening voor de cliënt duurzaam bijdraagt aan het behalen van het resultaat. Zijn er meer mogelijkheden adequaat, dan wordt gekozen voor de, naar objectieve maatstaven, goedkoopste voorziening. Hierbij wordt rekening gehouden met de gebruiksduur en de intensiteit van het gebruik.

Artikel 10 Verstrekkingsvorm

  • 1. Een algemene voorziening wordt alleen in de vorm van zorg in natura (ZIN) verstrekt.

  • 2. Een individuele maatwerkvoorziening kan in de vorm van ZIN, een financiële tegemoetkoming, nietgecontracteerde zorg of PGB worden verstrekt.

  • 3. Een combinatie van ZIN voor de ene individuele maatwerkvoorziening en een PGB voor een andere individuele maatwerkvoorziening is mogelijk.

  • 4. Een combinatie van ZIN en PGB bij dezelfde zorgaanbieder binnen één individuele maatwerkvoorziening is niet mogelijk.

  • 5. Een combinatie van een algemene voorziening en een individuele maatwerkvoorziening in ZIN of PGB is mogelijk.

Artikel 11 PGB

  • 1. Om in aanmerking te komen voor een PGB moet voldaan zijn aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de cliënt komt in aanmerking voor een individuele maatwerkvoorziening;

    • b.

      de cliënt heeft zijn keuze voor een PGB in plaats van een voorziening in zorg in natura gemotiveerd;

    • c.

      de cliënt dan wel zijn PGB-vertegenwoordiger is vaardig om alle aan het PGB verbonden taken op een verantwoorde wijze uit te voeren. De PGB-vaardigheid wordt getoetst.

  • 2. De taken die behoren bij het beheer van een PGB zijn:

    • -

      het opstellen van een budgetplan;

    • -

      het opstellen van een zorgovereenkomst;

    • -

      het zijn van opdrachtgever/werkgever van de zorgverlener met alle daarbij behorende verplichtingen, waaronder het aansturen van de zorgaanbieder en het regelen van vervanging bij ziekte of vakantie;

    • -

      het verantwoord beheren van het budget, waaronder het controleren van declaraties op de gegevens van de zorgverlener, de geleverde uren en het tarief, het indienen van facturen en het voeren van een administratie;

    • -

      het actief zicht houden op de kwaliteit, veiligheid en doeltreffendheid van de van de ondersteuning en passende maatregelen nemen indien een van deze zaken onvoldoende is;

    • -

      erop toezien dat er gewerkt wordt aan de te behalen doelen en resultaten, zoals vermeld in het AINplan bijvoorbeeld door deel te nemen aan evaluatiegesprekken;

    • -

      verantwoording afleggen aan het college over de besteding van het PGB, wanneer daarom gevraagd wordt;

    • -

      het doorgeven wijzigingen aan het college en/ of de SVB, zoals een verhuizing, het stopzetten of veranderen van de ondersteuning, het wijzigen van de zorgverlener of budgetbeheerder.

  • 3. Zorgverleners die vanuit een PGB formele ondersteuning bieden, dienen te voldoen aan een basispakket kwaliteitseisen dat door de gemeente is opgesteld. Het college kan hierop toezicht houden.

    • a.

      Een PGB-zorgverlener is in elk geval in het bezit van:

      • -

        een VOG. De VOG mag niet ouder zijn dan 3 maanden bij aanvang van de zorgovereenkomst van de eerste cliënt die zorg ontvangt bij de aanbieder.

      • -

        een relevant diploma

      • -

        een KvK-nummer of registratie in het beroepsregister of dienstverband bij een formele zorgaanbieder.

    • b.

      In het geval een zorgaanbieder zorg levert voor meer dan 10 uur per week en/of aan meer dan 1 inwoner geldt daarnaast:

      • -

        De zorgaanbieder en eventuele zorgverleners die daar in dienst zijn in bezit van een relevant diploma.

      • -

        De Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling wordt toegepast indien nodig en is toegespitst op het eigen handelen;

      • -

        De zorgaanbieder heeft een klachtenregeling voor de inwoner.

    • c.

      Blijkt bij controle dat de zorgaanbieder niet aan het basispakket aan eisen voldoet? Dan stelt het college gedurende een halfjaar in de gelegenheid om alsnog de vereiste verbeteringen door te voeren.

    • d.

      Als de aanbieder na een halfjaar de gevraagde verbeteringen niet kan aantonen, mag het PGB niet meer aan diensten van deze zorgaanbieder worden besteed.

  • 4. In het geval een wettelijke vertegenwoordiger of een bewindvoerder is aangesteld heeft deze altijd de eindverantwoordelijkheid en tekenbevoegdheid als de PGB-vertegenwoordiger.

  • 5. De PGB-vertegenwoordiger mag niet tevens de (formele of informele) zorgverlener zijn, tenzij het een gezaghebbende ouder van een jeugdige betreft.

  • 6. De zorgverlener die ondersteuning vanuit een PGB biedt, mag niet tevens de cliëntondersteuner van de cliënt zijn (geweest).

  • 7. Bij de inzet van informele ondersteuning in de vorm van een PGB moet naast een budgetplan ook een verklaring omtrent gedrag (VOG) worden overlegd. De VOG mag niet ouder zijn dan 3 maanden vanaf de ingangsdatum van de zorgovereenkomst.

  • 8. De cliënt dient bij het afsluiten van een zorgovereenkomst gebruik te maken van de door de SVB beschikbaar gestelde zorgovereenkomst(en).

  • 9. De duur van de zorgoverkomst(en) is gelijk aan de duur van de afgegeven besluit(en).

  • 10. De uitbetaling van een PGB vindt plaats op basis van een declaratie. De declaratie bevat in elk geval:

    • -

      de naam van de zorgverlener/zorgaanbieder;

    • -

      het burgerservicenummer /KvK-nummer van de zorgverlener/zorgaanbieder;

    • -

      het belastingnummer van de zorgaanbieder;

    • -

      een overzicht van de data, het aantal uren, dagdelen, etmalen waarop de ondersteuning is geboden;

    • -

      het tarief per uur/dagdeel/etmaal;

    • -

      ondertekening van de budgethouder en/of budgetbeheerder.

  • 11. De volgende bestedingsregels gelden voor een PGB;

    • -

      het PGB-tarief is inclusief overhead en alle bijkomende kosten (zoals opleiding, maaltijden, entreegelden, VOG). Hiervoor wordt geen extra budget toegekend.

    • -

      Kosten voor bemiddeling, coördinatie, tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het PGB worden betaald.

    • -

      Na het (plotselinge) overlijden van de cliënt kan aan de zorgverlener/zorgaanbieder op verzoek nog één maand PGB worden uitbetaald.

  • 12. De hoogte van een PGB:

    • -

      is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld (budget)plan over onder andere hoe het PGB besteed gaat worden;

    • -

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede ondersteuning in te kopen.

  • 13. Als uit het gesprek en het plan blijkt dat het door het college vastgestelde tarief niet toereikend is, kan hiervan worden afgeweken tot ten hoogste van de kostprijs van de in desbetreffende situatie goedkoopst compenserende maatwerkvoorziening in natura.

  • 14. De cliënt dient zelf de meerkosten van de aanbieder of de voorziening te betalen wanneer het tarief van de gewenste aanbieder of voorziening duurder is dan het door het college voorgestelde aanbod.

  • 15. Bij de vaststelling van een PGB wordt rekening gehouden met afschrijvingstermijnen die naar de geldende maatschappelijke normen voor de verstrekte voorziening gebruikelijk zijn. Mocht na die tijd blijken dat de voorziening nog in goede staat verkeert, dan wordt de gebruiksduur verlengd.

  • 16. De budgethouder is verplicht om gedurende de gebruiksduur de aangeschafte voorziening voldoende te laten onderhouden en, voor zover van toepassing, toereikend te verzekeren. In het geval van een scootmobiel, aangepaste fiets met hulpmotor of een elektrische rolstoel is de budgethouder verplicht een allriskverzekering af te sluiten gedurende de gebruiksduur van het hulpmiddel.

  • 17. Ingeval het gebruik van de voorziening welke met een PGB is aangeschaft, is beëindigd en de gebruiksduur van de voorziening niet geheel is verstreken, is de budgethouder in beginsel verplicht de voorziening te retourneren dan wel de restwaarde onder verrekening van eventueel ingebrachte eigen middelen, aan het college te vergoeden.

  • 18. In beginsel wordt een voorziening (lees begeleiding) bekostigd vanuit PGB alleen geleverd in de buurt van de verblijfsplaats van de belanghebbende; binnen het Westerkwartier dan wel de provincie Groningen, kop van Drenthe en/of Friesland.

  • 19. Levering van een PGB in het buitenland vindt in beginsel niet plaats, tenzij het college hiertoe schriftelijke toestemming geeft.

  • 20. De budgethouder is verplicht zijn verblijf langer dan 4 weken in het buitenland te melden bij het college.

  • 21. Een PGB kan niet worden ingezet bij spoedeisende zorg en/of crisis.

  • 22. Een PGB is alleen mogelijk als er op geen enkele manier druk is uitgeoefend op client om dienstverlening in welke vorm dan ook, van deze persoon of organisatie te betrekken.

  • 23. De cliënt of zijn PGB-vertegenwoordiger kan alleen een PGB beheren als de cliënt of zijn vertegenwoordiger:

    • a.

      een (financieel) onafhankelijke positie heeft ten aanzien van de zorgaanbieder die formele ondersteuning levert;

    • b.

      meerderjarig is;

    • c.

      over een woonadres beschikt in de BRP;

    • d.

      de Nederlandse taal voldoende beheerst;

  • 24. het college zoekt waar mogelijk samenwerking met het zorgkantoor en de centrumgemeente voor beschermd wonen voor het tegengaan van oneigenlijk gebruik en fraude op het terrein van de zorg of aanverwante terreinen;

  • 25. het college monitort het gebruik van het PGB en de behaalde resultaten in relatie tot de gestelde doelen bij evaluatie of herindicatie;

  • 26. het college kan cliënten en locaties bezoeken, waarbij onderzoek gedaan wordt naar de kwaliteit van de geboden ondersteuning;

Artikel 12 Eenmalige uitkering bij faillissement/overlijden

  • 1. Indien de budgethouder komt te overlijden of failliet gaat eindigt de zorgovereenkomst met de hulpverlener van rechtswege. De hulpverlener kan dan in aanmerking komen voor eenmalige uitkering ter hoogte van maximaal 4 weken van het laatst verdiende ontvangen PGB.

  • 2. Om in aanmerking te komen voor een eenmalige uitkering moet er:

    • a.

      toestemming zijn verleend door het college; en

    • b.

      een schriftelijk verzoek worden ingediend bij de SVB door de budgethouder of de nabestaanden; en

    • c.

      een geldig zorgovereenkomst zijn afgesloten; en

    • d.

      nog voldoende budget beschikbaar zijn.

Artikel 13 Voorziening Hulp bij het huishouden

  • 1. Om een gestructureerd huishouden te kunnen voeren, kan een individuele voorziening worden verstrekt wanneer de cliënt aantoonbare belemmeringen ondervindt bij het uitvoeren van één of meer huishoudelijke taken.

  • 2. In afwijking van artikel 10 lid 2 sub a kan deze individuele voorziening ook worden verstrekt als deze kortdurend noodzakelijk is.

  • 3. De voorziening kan worden verstrekt in de vorm van:

    • a.

      Zorg in natura; of

    • b.

      een PGB voor informele en formele zorg.

  • 4. Geen voorziening wordt verstrekt als tot de leefeenheid waar de cliënt deel van uitmaakt, één of meer meerderjarige huisgenoten behoren die in staat worden geacht de huishoudelijke taken uit te voeren.

  • 5. Lid 5 is niet van toepassing indien deze huisgenoten regelmatig langere perioden niet aanwezig zijn, vanwege activiteiten elders met een verplichtend karakter.

  • 6. De maatwerkvoorziening hulp bij het huishouden richt zich op het schoonhouden van de noodzakelijke binnenruimtes van de woning, zoals woonkamer, slaapkamer(s), keuken, sanitaire ruimtes en gang, trap en overloop. Buitenruimtes, zoals ramen aan de buitenzijde, tuin en balkon, vallen hier niet onder. Voor de bepaling van de omvang voor de voorziening hulp bij het huishouden is de meest actuele versie van het Normenkader Huishoudelijke Ondersteuning van Bureau HHM van toepassing.

Artikel 14 Individuele begeleiding (basis/intensief)

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor individuele begeleiding als:

    • a.

      bij de cliënt sprake is van een complexe ondersteuningsvraag, blijkend uit de noodzaak tot inzet van individuele begeleiding, of

    • b.

      er bij het functioneren van de cliënt sprake is van risico voor zichzelf of diens omgeving, of

    • c.

      toezicht op de cliënt mogelijk nodig is.

Artikel 15 Begeleiding groep (basis/intensief)

  • 1. Een cliënt kan in aanmerking komen voor begeleiding groep met intensieve ondersteuning als:

    • a.

      de cliënt als gevolg van een beperking onvoldoende zelfredzaam is om een dagbesteding, waaronder het volgen van een opleiding of het leveren van een arbeidsprestatie, voor zichzelf of met behulp van netwerk te organiseren; en

    • b.

      er sprake is van een dermate complexe beperking dat gedurende de dagbesteding directe nabijheid van gespecialiseerde zorg, ondersteuning en/of toezicht nodig is, of

    • c.

      daarmee overbelasting van eventuele mantelzorgers wordt voorkomen.

Artikel 16 Kortdurend verblijf

  • 1. Een cliënt kan gedurende maximaal 3 etmalen per week in aanmerking komen voor kortdurend verblijf als:

    • a.

      de cliënt is aangewezen op ondersteuning met permanent toezicht, en

    • b.

      de mantelzorger door het overstijgen van het gebruikelijke, redelijkerwijs van hem te verwachten toezicht overbelast dreigt te raken.

Artikel 17 Woonvoorzieningen

Om te beoordelen of de cliënt in aanmerking komt voor een woonvoorziening worden de volgende aspecten meegewogen:

  • 1.

    De cliënt kan voor een woonvoorziening in aanmerking komen als deze voorziening noodzakelijk is voor het compenseren van de belemmeringen die worden ondervonden bij het normale gebruik van de woonruimte.

  • 2.

    Een woonvoorziening wordt verstrekt ten behoeve van de woonruimte waar de cliënt woonachtig is of zal zijn en die geschikt is om het hele jaar door bewoond te worden.

  • 3.

    Alleen ruimten die bestemd zijn voor elementaire activiteiten, zoals eten bereiden, slapen, persoonlijke verzorging en/of het verzorgen van kinderen komen in aanmerking voor een woonvoorziening. Hobby-, werk-, of recreatieruimtes vallen hier niet onder.

  • 4.

    Een woonvoorziening voor andere ruimtes kan wel worden verstrekt in de vorm van:

    • -

      een uitraaskamer;

    • -

      een algemene ruimte in een wooncomplex om de woning van de cliënt bereikbaar en toegankelijk te maken;

    • -

      de toegankelijkheid van één buitenruimte, zoals de tuin of het balkon, via één toegang.

  • 5. Een woonvoorziening kan worden verstrekt aan een cliënt die in een woonwagen of woonschip woont, indien wordt voldaan aan de volgende voorwaarden in verband met de duurzaamheid van de voorzieningen:

    • -

      een woonwagen of woonschip of binnenvaartschip moeten nog een technische levensduur van tenminste 5 jaar hebben;

    • -

      ook de stand- of ligplaats moet nog zeker 5 jaar blijven bestaan, tenzij de veranderingen buiten de invloedsfeer van de cliënt liggen;

    • -

      de hoofdbewoner van een woonwagen moet over een bewoningsvergunning beschikken;

    • -

      een woonvoorziening aan een binnenvaartschip kan slechts aan het woongedeelte aangebracht worden. Het binnenvaartschip moet bedrijfsmatig in gebruik zijn en de client staat ingeschreven in het BRP van de gemeente Westerkwartier.

  • 6. Woonvoorzieningen worden onder andere onderscheiden in:

    • a.

      verhuis-en inrichtingskosten;

    • b.

      een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing;

    • c.

      roerende woonvoorzieningen;

    • d.

      overige woonvoorzieningen.

  • 7. Het bezoekbaar maken van één woonruimte waarbij de persoon met een beperking in ieder geval de woonkamer en een toiletvoorziening kan bereiken en gebruiken, wordt beschouwd als een bouwkundige of woontechnische aanpassing wanneer de persoon met een beperking woonachtig is in een instelling voor langdurige zorg. Van belang is verder dat het gaat om een frequent bezoek aan een belangrijk contact, zoals ouders of partner.

  • 8. Een traplift wordt beschouwd als een roerende woonvoorziening.

  • 9. De woonvoorziening verhuizen of woningsanering wordt verstrekt in natura of als PGB, tenzij een persoon met een beperking kiest voor een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten.

  • 10. De in lid 6 genoemde woonvoorziening verhuizen wordt alleen verstrekt als de nieuwe woonruimte voldoet aan het programma van eisen, zoals gesteld in de beschikking.

  • 11. Het recht op de genoemde voorzieningen in lid 6 vervalt in beginsel 2 jaar nadat de beschikking daarvoor is afgegeven, tenzij er bijzondere omstandigheden te benoemen zijn.

  • 12. Om in aanmerking te komen voor woningsanering (vervanging van vloerbedekking) dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan:

    • a.

      Er is sprake van door een arts vastgestelde diagnose van een allergie, COPD of astma;

    • b.

      Er is een medische noodzaak tot sanering vastgesteld;

    • c.

      De cliënt had bij de aanschaf van de (oude) materialen niet kunnen weten dat hij longklachten zou krijgen of dat deze het erger zouden worden;

    • d.

      De vervanging van de vloerbedekking is medisch gezien op korte termijn noodzakelijk.

  • 13. Om te bepalen welke woonvoorziening het meest passend is, wordt, indien van toepassing, rekening gehouden met de mogelijkheden van de mantelzorger om de woonvoorziening, zoals til- en/of badliften te kunnen bedienen.

  • 14. Er wordt geen woonvoorziening zoals een woningaanpassing of een verhuiskostenvergoeding verstrekt, indien de cliënt aanspraak kan maken op intramuraal verblijf in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg.

  • 15. Verhuiskosten zijn algemeen gebruikelijk, tenzij ergonomische belemmeringen als gevolg van een beperking of problematiek van de cliënt zijn, die het noodzakelijk maken om te verhuizen naar een andere adequate of meer adequate woning.

  • 16. Cliënten die wonen in levensloopbestendige woningen voor ouderen of gehandicapten beschikken in principe over de voor deze doelgroep vaak specifieke benodigde voorzieningen, zoals een lift, elektrische deuropeners, en zijn de woningen vaak al toegankelijk met een rollator of rolstoel. Waardoor er sprake is van algemeen gebruikelijke voorzieningen. Wanneer een dergelijke woning specifiek wordt aangeboden aan ouderen of gehandicapten, mag van de verhuurder of de VVE verwacht worden dat deze is ingericht op het adequaat kunnen wonen door ouderen of gehandicapten.

  • 17. Renovatie van woonvoorzieningen, die ook onder normale omstandigheden vervangen zouden moeten worden vanwege het einde van (economische) levensduur worden in beginsel niet vanuit de Wmo vergoed. Mits deze kosten gedragen kunnen worden door een cliënt met een inkomen op het minimumniveau. Daarbij wordt de volgende afschrijvingstermijnen gehanteerd; voor een keuken 15 jaar, voor een toilet 15 jaar en een badkamer 25 jaar.

  • 18. In het geval er nagelvaste of roerende woonvoorziening(en) is/zijn ingezet voor een client en deze cliënt is komen te overlijden of de cliënt is permanent verhuisd naar een instelling op grond van de Wlz, dan worden er met de achterblijvende partner van de client afspraken gemaakt over het al dan niet achterlaten van de woonvoorziening(en) in de woning. Deze afspraken worden vastgelegd in een beschikking aan de partner.

Artikel 18 Terugbetaling bij verkoop

  • 1. De eigenaar, die een woningaanpassing heeft ontvangen dat heeft geleid tot waardestijging van de woning, dient bij de verkoop van de woning binnen een periode van 10 jaar na gereedmelding van de voorziening, deze verkoop van de woning onverwijld aan het college te melden. De meerwaarde van de woning dient te worden terugbetaald volgens een overeengekomen afschrijving.

  • 2. Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag als bedoeld in lid 1 wordt uitgegaan van de kostprijs van de woningaanpassing minus de reeds betaalde eigen bijdrage.

Artikel 19 (Pré-)mantelzorgwoning

  • 1. Mantelzorg is intensieve zorg of ondersteuning, die de gebruikelijke zorg overstijgt. Deze vorm van zorg moet komen vanuit een sociale relatie tussen mantelzorger en de verzorgde: bijvoorbeeld iemand die zijn ouders in huis neemt om hen te verzorgen. Onder bepaalde voorwaarden kan er vergunningsvrij een mantelzorgwoning bij een bestaande woning gebouwd worden. Ook is het soms mogelijk om een bijgebouw bij een woning tijdelijk in gebruik te nemen als mantelzorgwoning of een mantelzorgwoning inpandig te realiseren.

  • 2. In een aantal gevallen is er een vergunning nodig voor het realiseren van een (pré-)mantelzorgwoning. Zie hiervoor het Beleidskader woningsplitsingen, transformatie gebouwen naar wonen en andere wooninitiatieven Westerkwartier d.d. 26 mei 2023.

  • 3. Voor het bouwen of in gebruik nemen van een mantelzorgwoning dient de inwoner die mantelzorg ontvangt samen met de mantelzorgers een mantelzorgverklaring te ondertekenen.

Artikel 20 Vervoersvoorzieningen

  • 1. Een cliënt met een beperking kan in aanmerking komen voor een vervoersvoorziening als hij belemmeringen ondervindt in het lokaal verplaatsen en gebruik van het openbaar vervoer of het bereiken van dat openbaar vervoer niet mogelijk is.

  • 2. De compensatieplicht voor een vervoersvoorziening beperkt zich tot het verplaatsen in de directe woonen leefomgeving, tenzij er sprake is van bovenregionaal contact, dat uitsluitend door de aanvrager zelf bezocht kan worden en waarbij het bezoek voor de aanvrager noodzakelijk is om dreigende vereenzaming te voorkomen.

  • 3. De cliënt heeft ten behoeve van zijn zelfredzaamheid en participatie een zelfstandige vervoersbehoefte voor het zich (lokaal) verplaatsen en kan vanwege zijn beperking geen gebruik maken van algemene (gebruikelijke) voorzieningen, zoals een (elektrische) fiets, brommer/scooter, auto en/of het openbaar vervoer. Uitgangspunt is dat volwassenen en kinderen vanaf 12 jaar een zelfstandige vervoersbehoefte hebben. Jongere kinderen zullen vrijwel altijd onder begeleiding van hun ouders zich verplaatsen.

  • 4. De door het college te verstrekken vervoersvoorzieningen kunnen bestaan uit:

    • a.

      deelname aan collectief vervoer;

    • b.

      een door spierkracht bewogen vervoersmiddel;

    • c.

      een scootmobiel;

    • d.

      een tegemoetkoming in aannemelijke meerkosten voor het gebruik van een eigen auto, taxi, rolstoeltaxi en/of bruikleenauto;

    • e.

      een autoaanpassing niet zijnde een auto of rolstoelbus. De autoaanpassing wordt alleen verstrekt als de waarde van de auto/rolstoelbus in alle redelijkheid staat tot de ouderdom van de auto/rolstoelbus, het aantal verreden kilometers en de algehele staat van de auto/rolstoelbus.

  • 5. Collectief vervoer is een maatwerkvoorziening. Met het collectief vervoer kan een persoon met beperkingen zich lokaal verplaatsen van deur tot deur, waarbij geldt dat:

    • a.

      de cliënt maximaal 2500 kilometers per jaar mag reizen;

    • b.

      medisch noodzakelijke persoonlijke begeleiding bij het gebruik van het collectieve vervoer gratis is;

    • c.

      in overleg met de cliënt wordt afgesproken, dat er slechts naar beperkt aantal adressen wordt gereisd;

    • d.

      als er een andere vervoersvoorziening (scootmobiel, driewielfiets e.d.) wordt ingezet/toegekend, mag er door een cliënt slechts 1500 kilometers per jaar met het collectief vervoer gereisd worden;

    • e.

      er maximaal 25 kilometers enkele reis, gerekend van het woonadres, gereisd kan worden, waarbij in ieder geval ook de puntbestemmingen bereikt kunnen worden 1 . Boven de 25 kilometer geldt het tarief van de vervoerder;

    • f.

      steekproefsgewijs kan het aantal gereisde kilometers dan wel het gebruik van de vervoersvoorziening gecontroleerd worden.

  • 6. Een door spierkracht bewogen vervoersmiddel kan bestaan uit:

    • a.

      een aanpassing aan een fiets;

    • b.

      een niet algemeen gebruikelijke fiets (bijv. driewielfiets);

    • c.

      een rolstoelfiets of handbike.

  • 7. Een persoon met een beperking kan in aanmerking komen voor een voorziening als bedoeld in lid 5 indien:

    • a.

      zijn beperking het gebruik van een gewone of aankoppelfiets onmogelijk maakt; en

    • b.

      hij zijn vervoersbehoefte merendeels met een door spierkracht voortbewogen vervoersmiddel kan invullen.

  • 8. Voor een kind met beperkingen kan een vervoersvoorziening tevens bestaan uit een individueel aangepast fietszitje of een fietsaanhanger als een standaard (algemeen gebruikelijke) voorziening niet mogelijk is.

Artikel 21 Rolstoelvoorzieningen

  • 1. De cliënt met beperkingen kan voor een rolstoel in aanmerking komen als een rolstoel noodzakelijk is voor het dagelijks zittend verplaatsen in en om de woning.

  • 2. De door het college te verstrekken rolstoelvoorziening kan bestaan uit:

    • a.

      een handbewogen rolstoel of een transportrolstoel;

    • b.

      een elektrische rolstoel;

    • c.

      een rolstoel of vastframe handbike voor sportdoeleinden;

    • d.

      individuele aanpassingen aan de rolstoel;

    • e.

      rolstoelaccessoires.

  • 3. Bij de selectie van een rolstoel wordt gekeken naar de volgende aspecten:

    • -

      het gebruik: frequentie, duur en het doel;

    • -

      het gebruikersgebied: binnen, buiten of binnen en buiten;

    • -

      de aandrijving: handbewogen, mechanisch of door anderen;

    • -

      de zithouding: actief, passief, rust/slaaphouding;

    • -

      de meeneembaarheid: inklapbaar, demontabel of vastframe;

    • -

      de veiligheid: is het noodzakelijk te voldoen aan de code voor veilig vervoer (collectief vervoer)?;

    • -

      de bouw van het lichaam: het goed meten van de lichaamsmaten in combinatie met de beoogde rolstoel;

    • -

      standaard versus op maatgemaakt: is het noodzakelijk een op maat gemaakte rolstoel te verstrekken of kan een rolstoel uit het assortiment worden verstrekt?

  • 4. Een cliënt met beperkingen kan in aanmerking komen voor een financiële tegemoetkoming in de aannemelijke (meer)kosten van een sportrolstoel of vastframe handbike indien het sporten zonder deze voorziening niet mogelijk is.

  • 5. Het college kan op aanvraag een tegemoetkoming aannemelijke meerkosten voor een vastframe handbike of sportrolstoel verstrekken, waarbij rekening wordt gehouden met de aanschafkosten en de kosten voor onderhoud en verzekering.

Artikel 22 Financiële tegemoetkoming (aannemelijke meerkosten)

  • 1. Het college kan in overeenstemming met het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen die daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten hebben en die een inkomen hebben tot 120% van de bijstandsnorm, jaarlijks een tegemoetkoming verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 2. Het college kan, naast de genoemde situatie artikel 22 lid 1 van de nadere regels, op grond van artikel 1.1.1. van de wet (lees maatwerkvoorziening), op aanvraag aan personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen een financiële tegemoetkoming voor diverse voorzieningen verstrekken ter ondersteuning van de zelfredzaamheid en de participatie.

  • 3. De financiële tegemoetkoming voor een bouwkundige of woontechnische woningaanpassing wordt vastgesteld op basis van de door het college geaccepteerde offerte. Wanneer de financiële tegemoetkoming meer dan € 5.000,-- bedraagt, moet de aanvrager twee offertes inleveren.

  • 4. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (woonvoorzieningen van niet bouwkundige of woontechnische aard) bedraagt:voor roerende woonvoorzieningen, niet zijnde woningsanering, 100% van de aanschafkosten, tenzij de roerende woonvoorzieningen in natura worden verstrekt.

    voor kosten van woningsanering, afhankelijk van de leeftijd van de stoffering 100% tot nihil. Daarbij geldt het volgende vergoedingsschema:

    1e jaar na aanschaf: 100%

    5e jaar na aanschaf: 50%

    2e jaar na aanschaf: 87,5 %

    6e jaar na aanschaf: 37,5%

    3e jaar na aanschaf: 75%

    7e jaar na aanschaf: 25%

    4e jaar na aanschaf: 62,5%

    8e jaar na aanschaf: 12,5%

     

    9e jaar en meer na aanschaf: 0%

  • 5. De hoogte van de door het college te verlenen financiële tegemoetkoming voor een woonvoorziening (onderhoud, reparatie en keuring) bedraagt 100% van de voor een financiële tegemoetkoming in aanmerking komende kosten.

  • 6. Het PGB voor een roerende woonvoorziening wordt vastgesteld op basis van de geldende prijsafspraken met de leveranciers van voorzieningen of met Wold & Waard woonservice.

  • 7. Bij het bepalen van de hoogte van het terug te betalen bedrag van de woningaanpassing na verkoop van een aangepaste woning, wordt uitgegaan van de meerwaarde van 60% van de financiële tegemoetkoming voor de kosten van de aan-en bijgebouw van de woning.

  • 8. Indien de vervoersbehoefte van (echt)paren samenvalt, wordt ten hoogste het PGB voor 1 persoon per (echt)paar toegekend.

  • 9. Voor zover de vervoersbehoefte van (echt)paren niet samenvalt, wordt maximaal anderhalf keer het PGB van 1 persoon toegekend.

Artikel 23 Weigeringsgronden PGB

  • 1. Iemand kan niet worden aangewezen als budgethouder of PGB-vertegenwoordiger:

    • a.

      Als de PGB-vertegenwoordiger ook hulpverlener is of een andere functie bij de hulpverlenende aanbieder heeft.

    • b.

      Als de PGB-vertegenwoordiger een directe of indirecte relatie heeft met de hulpverlener (of diens hiërarchisch meerdere).

    • c.

      Als de PGB-vertegenwoordiger zelf onder bewind, mentorschap of curatele staat.

    • d.

      Als de PGB-vertegenwoordiger zelf te maken heeft met schuldenproblematiek.

    • e.

      Als de PGB-vertegenwoordiger zelf een indicatie heeft voor begeleiding en/of individuele begeleiding ontvangt.

    • f.

      Als de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger in detentie zit.

    • g.

      Als de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger een verslaving heeft, zoals een alcohol-, drugs- of koopverslaving.

    • h.

      Als de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger ondersteuning heeft bij zijn eigen administratie.

    • i.

      Als de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger in de schuldsanering zit of daartoe een verzoek heeft ingediend.

    • j.

      Als de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger surseance van betaling heeft aangevraagd.

    • k.

      Als de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger eerder een PGB heeft beheerd en toen is gebleken dat de budgethouder of PGB-vertegenwoordiger onvoldoende vaardig was en/of de verplichtingen niet nakwam en/of er sprake is geweest van fraude met een PGB.

  • 2. Een PGB wordt niet verstrekt voor collectief vervoer.

Artikel 24 Slotbepalingen

  • 1. Dit besluit kan worden aangehaald als Nadere regels maatschappelijke ondersteuning 2025.

  • 2. Dit besluit treedt in werking de eerste dag na bekendmaking ervan.

  • 3. Gelijktijdig met het in werking treden van dit besluit wordt het volgende besluit ingetrokken en vervallen verklaard:

    • a.

      de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westerkwartier 2024.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van burgemeester en wethouders van de gemeente Westerkwartier, d.d. 1 juli 2025.

Ard van der Tuuk, burgemeester

Ruud Kleijnen, secretaris

Bijlage 1: Tarieventabellen Wmo

Tabel 1: tarieven Zorg in Natura Beschermd wonen

Productcode

Productnaam

ZIN-tarief 2024

Eenheid

15A60

Verblijf met 24 uurs toezicht

€ 174,89

per etmaal

15A66

Verblijf met toezicht nabij en op afroep

€ 160,90

per etmaal

15A62

Woonbegeleiding Complex

€ 78,87

per uur

15A63

Activering en participatie

€ 39,40

per dagdeel

15A64

Vervoer Activering en participatie (bij verblijf)

€ 9,33

per retour

15A65

Vervoer met rolstoel Activering en participatie (bij verblijf)

€ 24,25

per retour

15A76

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 1 tot en met 3 uur per week

€ 35,87

per etmaal

15A77

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 4 tot en met 6 uur per week

€ 67,58

per etmaal

15A78

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 7 tot en met 10 uur per week

€ 105,38

per etmaal

15A72

Woonbegeleiding Complex (bij ThuisPlus)

€ 84,80

per uur

15A73

Activering en participatie (bij ThuisPlus) alleen Arbeidsmatige activiteiten

€ 39,40

per dagdeel

15A74

Vervoer Activering en Participatie (bij ThuisPlus)

€ 9,33

per retour

15A75

Vervoer rolstoel Activering en participatie (bij ThuisPlus)

€ 24,25

per retour

Tabel 2: Tarieven PGB Beschermd Wonen

Productcode

Productnaam

PGB-tarief 2024

PGB-tarief 2024 voor ZZP

Eenheid

15A60

Verblijf met 24 uurs toezicht (met wooncomponent)

€ 174,89

€ 148,66

per etmaal

15P60

Verblijf met 24 uurs toezicht (zonder wooncomponent)

€ 140,53

€ 119,45

per etmaal

15P64

Vervoer Activering en participatie (bij verblijf)

€ 9,33

€ 9,33

per retour

15P65

Vervoer met rolstoel Activering en participatie (bij verblijf)

€ 24,25

€ 24,25

per retour

15A66

Verblijf met toezicht nabij en op afroep (met wooncomponent)

€ 160,90

€ 136,76

per etmaal

15P66

Verblijf met toezicht nabij en op afroep (zonder wooncomponent)

€ 126,53

€ 107,55

per etmaal

15P62

Woonbegeleiding Complex

€ 78,87

€ 67,04

per uur

15P63

Activering en participatie

€ 39,40

€ 33,49

per dagdeel

15P76

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 1 tot en met 3 uur per week

€ 35,87

€ 30,49

per etmaal

15P77

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 4 tot en met 6 uur per week

€ 67,58

€ 57,45

per etmaal

15P78

Thuis Plus (ambulant): bandbreedte 7 tot en met 10 uur per week

€ 105,38

€ 89,57

per etmaal

15P72

Woonbegeleiding Complex (bij ThuisPlus)

€ 84,80

€ 72,08

per uur

15P73

Activering en participatie (bij ThuisPlus) alleen Arbeidsmatige activiteiten

€ 39,40

€ 33,49

per dagdeel

15P74

Vervoer Activering en Participatie (bij ThuisPlus)

€ 9,33

€ 9,33

per retour

15P75

Vervoer rolstoel Activering en participatie (bij ThuisPlus)

€ 24,25

€ 24,25

per retour


Noot
1

Ziekenhuizen in Groningen en Drachten

- Beatrixoord in Haren en Revalidatie Friesland, locatie Beetsterzwaag

- Centraal Station Groningen

- Station Zuidhorn

- busstation aan Van Knobelsdorffplein in Drachten.

- Alle bestemmingen in de stad Groningen

- Alle bestemmingen in de plaats Drachten