Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (212) gemeente Hoeksche Waard 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 17-07-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (212) gemeente Hoeksche Waard 2025

De raad van de gemeente Hoeksche Waard;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van;

gelet op artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet;

BESLUIT:

Vast te stellen:

Verordening financieel beleid, beheer en organisatie (212) gemeente Hoeksche Waard 2025.

Hoofdstuk 1. Inleidende bepalingen

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie:

    het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de ambtelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • b.

    investeringskrediet:

    door de raad geautoriseerd krediet voor de financiering van kapitaalintensieve uitgaven, bedoeld voor duurzame activa met een meerjarig karakter;

  • c.

    overheadkosten:

    kosten die niet direct aan een specifiek product, project of dienst kunnen worden toegerekend, maar wel noodzakelijk zijn voor de algemene bedrijfsvoering van de ambtelijke organisatie;

  • d.

    overheidsbedrijf:

    onderneming met privaatrechtelijke rechtspersoonlijkheid, niet zijnde een personenvennootschap met rechtspersoonlijkheid, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon, al dan niet tezamen met een of meer andere publiekrechtelijke rechtspersonen, in staat is het beleid te bepalen of een onderneming in de vorm van een personenvennootschap, waarin een publiekrechtelijke rechtspersoon deelneemt;

  • e.

    rechtmatigheidsverantwoording:

    rapportage van burgemeester en wethouders waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    strategische verwervingen:

    aankoop van grond, met of zonder opstallen, in lijn met het daarover door de raad vastgestelde grondbeleid;

  • g.

    vennootschapsbelastingplichtige activiteiten:

    activiteiten van de gemeente die op grond van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 als belastbare ondernemingsactiviteiten worden aangemerkt.

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording Kaderstellen

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De raad stelt bij aanvang van iedere raadsperiode de programma-indeling vast.

  • 2. De raad stelt bij vaststelling van de begroting de beoogd maatschappelijke effecten en doelen vast.

  • 3. De raad stelt bij vaststelling van de begroting op voorstel van het burgemeester en wethouders per programma vast:

    • a.

      de taakvelden;

    • b.

      de beleidsindicatoren.

  • 4. Het voorstel van burgemeester en wethouders bevat ten minste de verplichte beleidsindicatoren, bedoeld in artikel 25, tweede lid, onder a, van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten.

  • 5. De raad stelt vast over welke onderwerpen hij in extra paragrafen, naast de verplichte paragrafen, in de begroting en rekening kaders wil stellen en wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. Bij de begroting worden de geraamde en bij de jaarstukken de gerealiseerde lasten en baten, per programma weergeven. Ook bij de overzichten van algemene dekkingsmiddelen en overheadkosten worden de baten en lasten weergegeven.

  • 2. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt:

    • a.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven; en

    • b.

      in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen.

  • 3. In de jaarrekening wordt van de lopende investeringen de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven en inkomsten weergegeven.

  • 4. In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma worden posten vanaf € 250.000,- afzonderlijk gespecificeerd.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden voor 1 juli aan de raad een nota aan met een voorstel voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De raad stelt deze nota voor 15 juli vast.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorzien van € 1,- als lasten opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma, de overhead, het overzicht van algemene dekkingsmiddelen, de post onvoorzien en de raming voor de vennootschapsbelasting.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringen worden per investering bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de begroting geautoriseerd.

  • 3. De raad autoriseert de investeringskredieten voor de totale looptijd van de investering. De investeringskredieten zijn daarmee niet jaargebonden. Restantkredieten worden bij de jaarstukken automatisch doorgeschoven naar het volgende begrotingsjaar. Hierbij wordt wel getoetst naar het nut en de noodzaak ervan. Burgemeester en wethouders beoordelen jaarlijks de voortgang van het investeringskrediet, de omvang van het investeringskrediet en de noodzaak ervan. Bij de jaarrekening wordt de raad geïnformeerd over de stand van zaken van de investeringskredieten.

  • 4. In het kader van een soepele voortgang in de bedrijfsvoering of besluitvormingstraject zijn burgemeester en wethouders bevoegd vooraf te beslissen, waarbij de raad achteraf middels de tussentijdse rapportages of de jaarstukken autoriseert, over:

    • a.

      incidentele budgetten en structurele budgetten die passen binnen de structurele begrotingsruimte en die niet in de begroting zijn opgenomen, bijvoorbeeld voor de aan- en verkoop van goederen en diensten, met een maximum overschrijding van € 50.000,-;

    • b.

      bestaande investeringskredieten, mits de bijbehorende kapitaallasten passen binnen de structurele begrotingsruimte:

      • i.

        tot € 500.000,- , met een maximum toegestane overschrijding van € 50.000,- ;

      • ii.

        groter dan € 500.000,-, met een maximum toegestane overschrijding van 10% van het investeringskrediet doch niet meer dan € 250.000,-;

    • c.

      het doen van nieuwe investeringen die niet in de begroting zijn opgenomen tot een maximum van € 250.000,- (per investering) mits de bij de nieuwe investering behorende kapitaallasten passen binnen de structurele begrotingsruimte;

    • d.

      verschuivingen tussen soortgelijke investeringskredieten binnen eenzelfde programma indien de wijziging budgettair neutraal verloopt en de doelstellingen en prestaties worden geleverd die vooraf door de raad zijn vastgelegd;

    • e.

      budgetten die niet in de begroting zijn opgenomen, welke worden gedekt door direct gerelateerde inkomsten met een specifiek bestedingsdoel;

    • f.

      het doen van strategische verwervingen tot maximaal € 2.500.000,- per begrotingsjaar.

  • 5. Burgemeester en wethouders informeren de raad, met in achtneming van het bepaalde in het vierde lid, op grond van artikel 6, indien zij voorzien dat de lasten van een geautoriseerd programmabudget of investeringsbudget dreigt te worden overschreden of dat de baten worden onderschreden. Burgemeester en wethouders voegen hierbij een voorstel voor wijziging van het geautoriseerde programmabudget of investeringsbudget of een voorstel voor bijstelling van het beleid.

  • 6. Bij de behandeling van de tussentijdse rapportages in de raad bedoeld in artikel 6, eerste lid, doen burgemeester en wethouders voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten, toevoegingen en onttrekkingen aan de reserves, het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten en het bijstellen van het beleid.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Burgemeester en wethouders informeren de raad door middel van tussentijdse rapportages over realisatie van de begroting van de gemeente en de meerjarenramingen over de eerste vier maanden en de eerste acht maanden van het lopende boekjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportages bevatten een uiteenzetting over de uitvoering en het bijstellen van de programmabegroting en een overzicht met het bijgestelde geprognosticeerde rekeningresultaat.

  • 3. In de tussentijdse rapportages worden afwijkingen op de ramingen van de baten en de lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting groter dan het bedrag, bedoeld in artikel 10, derde lid, (rapportagegrens) toegelicht. Budgettair neutrale verschuivingen binnen hetzelfde programma vallen hierbuiten.

  • 4. Burgemeester en wethouders informeren de raad in het begin van kalenderjaar over afwijkingen op de ramingen van de baten en de lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting over voorgaande boekjaar groter van het bedrag, bedoeld in artikel 10, derde lid (rapportagegrens).

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken bieden burgemeester en wethouders de raad het voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kunnen burgemeester en wethouders de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

In het kader van de actieve informatieplicht beslissen burgemeester en wethouders niet over:

  • a.

    de aan- en verkoop van goederen, werken en diensten groter dan:

    • 1°.

      € 2.500.000,- als dat bedrag in de begroting is opgenomen;

    • 2°.

      € 250.000,- als dat bedrag niet in de begroting is opgenomen, tenzij het strategische verwervingen, betreft als bedoeld in artikel 5, vierde lid, onder f;

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van burgemeester en wethouders te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeren burgemeester en wethouders de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als burgemeester en wethouders een aanpassing nodig achten, doen zij een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. De raad stelt vast op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken, naast de verplichte onderdelen van deze paragraaf, wil worden geïnformeerd over rechtmatigheid.

  • 2. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteren burgemeester en wethouders aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens van 2% van de totale lasten van de gemeente, exclusief de dotaties aan de reserves.

  • 3. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 250.000,- gerapporteerd en nader toegelicht.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks ter vaststelling een normenkader rechtmatigheid aan. Dit kader bestaat uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12 Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de (actuele) begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere overschrijding van de lasten ten opzichte van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd. Afwijkingen worden als acceptabel aangemerkt in de volgende situaties:

    • a.

      Er is sprake van een overschrijding waarbij direct gerelateerde baten de overschrijding compenseren

    • b.

      Er is sprake van een overschrijding op een open-einde regeling;

    • c.

      de raad is geïnformeerd bij raadsinformatiebrief uiterlijk ten tijde van de raadsvergadering voorafgaand aan de raadsvergadering waarin de jaarstukken worden vastgesteld;

  • 5. Uitgangspunt is dat onderschrijding van de lasten, overschrijding of onderschrijding van baten ten opzichte van de begroting rechtmatig is, als

    • a.

      de raad is geïnformeerd op grond van artikel 6, eerste tot en met vierde lid, en die op het eerstvolgende moment in de planning en control-cyclus is toegelicht, of

    • b.

      de raad is geïnformeerd bij raadsinformatiebrief uiterlijk ten tijde van de raadsvergadering voorafgaand aan de raadsvergadering waarin de jaarstukken worden vastgesteld.

  • 6. Begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor en leggen de regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen.

Hoofdstuk 4 Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. De raad stelt de nota vast. Deze nota behandelt in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop voorstellen voor investeringen worden aangeboden en geautoriseerd door de raad, in aanvulling op wat in deze verordening is vastgelegd;

    • b.

      de afschrijvingsmethode en afschrijvingstermijn per categorie;

    • c.

      welke activa worden gewaardeerd en tegen welke waarde;

    • d.

      het moment van starten met afschrijven;

    • e.

      de gebruiksduur per categorie kapitaalgoederen ofwel de afschrijvingstermijn;

    • f.

      de componentenbenadering;

    • g.

      de restwaarde;

    • h.

      overige van belang zijnde aspecten ten aanzien van waardering en afschrijving.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad jaarlijks een meerjareninvesteringsplan aan in de begroting, waarbij inzicht wordt verschaft in de geplande investeringen en de daarmee gepaard gaande kapitaallasten voor de komende meerjarenperiode.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen

Bij het opstellen van de jaarrekening wordt voor de openstaande vorderingen een beoordeling op inbaarheid gedaan. Afhankelijk van de bevindingen wordt bij de jaarrekening een voorziening gevormd.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld en behandelt in ieder geval:

  • a.

    de vorming en besteding van reserves;

  • b.

    de vorming en besteding van voorzieningen.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken en diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de financiering van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa en de afschrijvingskosten van de in gebruik zijnde activa. Voor de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met een specifieke uitkering of subsidie, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding toegerekend aan die activiteiten.

  • 4. Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting, binnen het taakveld overhead apart geadministreerd en voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 5. Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het derde en vierde lid betreffen, wordt uitgegaan van een aandeel in de totale overheadkosten ter grootte van de geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 ingeleend personeel die worden besteed aan de desbetreffende goederen, werken, diensten en heffingen, gedeeld door de totale geraamde directe kosten van de economische categorieën 1.1 Salarissen en sociale lasten en 3.5.1 ingeleend personeel.

  • 6. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijn de activa, bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald uit het gewogen gemiddelde van het bij de begroting geraamde rentepercentage van de rentekosten op de opgenomen langlopende leningen, kortlopende leningen en kredieten. De uitkomst van dit percentage van de omslagrente kan op een half procent worden afgerond.

  • 7. Er wordt geen rentevergoeding over de reserves en voorzieningen toegepast, tenzij wettelijk voorgeschreven.

  • 8. In afwijking van het voorgaande lid, worden bij vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties alleen de rentekosten voor de inzet van vreemd vermogen aan de kostprijs toegerekend. Bij projectfinanciering worden dan de werkelijke rentekosten toegerekend. In andere gevallen wordt uitgegaan van het gewogen gemiddelde rentepercentage van de portefeuille leningen.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaan burgemeester en wethouders uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

  • 4. Bij afwijking van het eerste, tweede, of derde lid vanwege een publiek belang doen burgemeester en wethouders vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteiten wordt gemotiveerd.

  • 5. Raadsbesluiten als bedoeld in het vorige lid zijn niet nodig wanneer minder dan de integrale kostprijs in rekening wordt gebracht en er sprake is van een van de uitzonderingen zoals genoemd in artikel 25h van de Mededingingswet.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1. Burgemeester en wethouders doen de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens per raadsperiode een nota aan met kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 3. Burgemeester en wethouders leggen bij een tussentijdse wijziging van prijzen, huren en tarieven voor erfpachten, die afwijkt van de kaders uit de nota vooraf een besluit voor aan de raad.

Artikel 20. Financieringsfunctie

Voor de uitoefening van de financieringsfunctie bieden burgemeester en wethouders de raad een Treasurystatuut aan. De raad stelt de Treasurystatuut vast. In dit statuut zijn regels gesteld over:

  • a.

    het aantrekken en uitzetten van gelden;

  • b.

    het beheersen van de risico’s die verbonden zijn aan de financieringsfuncties;

  • c.

    het verstrekken en aangaan van leningen, garanties en financiële participaties.

Hoofdstuk 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf lokale heffingen bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

  • a.

    de kostentoerekening (inclusief geraamde overheadkosten) aan de rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht;

  • b.

    een overzicht van de te onderscheiden lokale heffingen, inclusief de gehanteerde maatstaf en de met de heffing beoogde doelstelling.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Voor het in beeld brengen van de weerstandscapaciteit van de gemeente wordt beoordeeld of de gemeente bij een risicoscenario de schuldverplichtingen in de toekomst kan blijven nakomen zonder dat de uitgaven aan en de investeringen in noodzakelijke publieke voorzieningen in de knel komen.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste één keer per raadsperiode een nota risicomanagement aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

  • 1. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens per raadsperiode een onderhoudsplan openbare ruimte aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud en de kosten van het onderhoud voor het openbaar groen, water, wegen, kunstwerken, openbare verlichting, speelvoorzieningen en straatmeubilair. De raad stelt het plan vast.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens per raadsperiode een rioleringsplan aan. Het plan geeft het kader weer voor het beoogde onderhoudsniveau, de planning van het onderhoud, de uitbreiding van de riolering en de kosten van het onderhoud en de eventuele uitbreidingen. De raad stelt het plan vast.

  • 3. Burgemeester en wethouders bieden de raad ten minste eens per raadsperiode een onderhoudsplan gebouwen aan. Het plan bevat voorstellen voor het te plegen onderhoud en de bijbehorende kosten aan de gemeentelijke gebouwen. De raad stelt het plan vast.

Artikel 24. Bedrijfsvoering

Burgemeester en wethouders nemen in de paragraaf bedrijfsvoering bij de begroting en de jaarstukken naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording in ieder geval op:

  • a.

    een toelichting op alle afwijkingen in de rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens overschrijden en een beschrijving van eventuele maatregelen om toekomstige afwijkingen te voorkomen. Budgettair neutrale verschuivingen binnen hetzelfde programma vallen hierbuiten;

  • b.

    een overzicht van en toelichting op niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen, als deze voorkomen;

  • c.

    geconstateerde fraude door eigen medewerkers, als dit voorkomt;

  • d.

    in de jaarstukken de ENSIA-verantwoording betreffende het boekjaar.

Artikel 25. Verbonden partijen

Burgemeester en wethouders bieden de raad eens per raadsperiode een nota verbonden partijen aan. De raad stelt de nota vast.

Artikel 26. Grondbeleid

  • 1. De voorziening voor verliesgevende grondexploitaties wordt gewaardeerd tegen eindwaarde.

  • 2. Burgemeester en wethouders bieden de raad eens per raadsperiode een nota grondbeleid aan. De raad stelt de nota vast. De nota bevat in ieder geval:

    • a.

      de strategische visie van het toekomstig grondbeleid van de gemeente;

    • b.

      te ontwikkelen en in ontwikkeling genomen projecten;

    • c.

      het verloop van de grondvoorraad; en

    • d.

      de uitgangspunten voor de verkoopprijzen van gronden.

Hoofdstuk 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 27. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de organisatorische eenheden;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

  • d.

    het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

  • e.

    het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid en de doelmatigheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

  • f.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid en de doelmatigheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 28. Financiële organisatie

Burgemeester en wethouders dragen in ieder geval zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de ambtelijke organisatie en een eenduidig toewijzing van de gemeentelijke taken aan de organisatorische eenheden;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de organisatorische eenheden over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van fraude van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan;

  • i.

    het verzamelen en vastleggen van gegevens over de geleverde prestaties en de maatschappelijke effecten zodat de doelmatigheid en doeltreffendheid van het beleid, zoals vastgesteld door de raad, kunnen worden getoetst.

Artikel 29. Interne controle

  • 1. Burgemeester en wethouders dragen zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen (fouten en onduidelijkheden) rapporteren burgemeester en wethouders daarover in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 24 onder b. Daarnaast informeren burgemeester en wethouders de raad over genomen maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

  • 2. Burgemeester en wethouders zorgen voor de systematische controle van de administratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het financieel vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd en registergoederen en bedrijfsmiddelen eens per raadsperiode worden gecontroleerd. Bij afwijkingen in de administratie nemen burgemeester en wethouders maatregelen tot herstel van de tekortkomingen.

Hoofdstuk 7. Slotbepalingen

Artikel 30. Intrekking oude regeling

De Financiële verordening gemeente Hoeksche Waard 2023 wordt ingetrokken, met dien verstande dat deze verordening van toepassing blijft op de jaarstukken over het boekjaar 2024 en eerder.

Artikel 31. Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de dag na de datum van bekendmaking in het gemeenteblad, en werkt terug tot en met 1 januari 2025, met dien verstande dat deze verordening niet van toepassing is op de jaarstukken over het boekjaar 2024.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, zijn artikel 6, vierde lid, en artikel 12, vierde lid en vijfde lid, van toepassing op het boekjaar 2024.

Artikel 32. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Hoeksche Waard 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hoeksche Waard gehouden op 27 mei 2025.

griffier

M.J.E.M. van Dam

voorzitter

F.D. van Heijningen

Algemene toelichting

De Financiële verordening gemeente Hoeksche Waard 2025 heeft haar basis in artikel 212, eerste lid, van de Gemeentewet. Hierin is bepaald dat de raad bij verordening de uitganspunten voor het financiële beleid, het financiële beheer en de inrichting van de financiële organisatie vaststelt. Deze verordening waarborgt dat aan de eisen van rechtmatigheid, verantwoording en controle wordt voldaan.

De Gemeentewet biedt de belangrijkste kaders en regelt bijvoorbeeld dat er nadere eisen worden gesteld aan de inrichting van de begroting en de jaarrekening. Dit wordt vervolgens uitgewerkt in het Besluit begroting en verantwoording gemeentes en provincies (hierna: BBV). Het BBV schrijft voor op welke wijze de gemeente moet begroten en verantwoorden en de wijze waarop zij uitvoeringsinformatie vastlegt. Om een correcte interpretatie van deze artikelen te waarborgen is er een commissie BBV. Deze commissie draagt zorg voor een eenduidige uitvoering en toepassing van het BBV, en voor een visie ten aanzien van rechtmatigheid in de controleverklaring (artikel 75, tweede lid, van het BBV). Via deze verordening wordt de vrije ruimte in die de gemeente heeft bij de inrichting van het eigen financieel beleid, beheer en organisatie en de rechtmatigheid nader ingevuld.

De rechtmatigheidsverantwoording die burgemeester en wethouders afgeven, maakt onderdeel uit van de jaarrekening. Een nadere toelichting op de rechtmatigheidsverantwoording wordt opgenomen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken.

Deze Financiële verordening regelt met name de informatievoorziening door het college aan de raad. De verordening bepaalt welke informatie burgemeester en wethouders moeten verstrekken, op welke momenten dit moet gebeuren en op welke wijze. De planning- en control cyclus neemt een centrale plaats in als het gaat om deze informatievoorziening aan de raad. Door middel van de planning- en control cyclus wordt inzicht gegeven in de (voortgang van de) doelstellingen van de gemeente en de daarmee samenhangende (financiële) middelen. Deze cyclus begint met een kadernota in het voorjaar voorafgaand aan het begrotingsjaar en eindigt met jaarstukken in het voorjaar na afloop van het begrotingsjaar. In totaal bevat deze jaarlijkse P&C-cyclus een vijftal hoofddocumenten: Kadernota, Begroting, Voorjaarsnota, Najaarsnota en Jaarstukken. In elk kalenderjaar zijn hiermee drie planning- en control cycli die gelijktijdig plaatsvinden en elkaar overlappend opvolgen. Dit omvat de afronding van de cyclus van het vorige begrotingsjaar, de cyclus van het lopende begrotingsjaar en de voorbereiding van de cyclus voor het komende begrotingsjaar.

In deze verordening wordt hogere regelgeving zo min mogelijk herhaald om de verordening niet onnodig lang te maken en kan verwarring te voorkomen. Dit betekent ook dat deze verordening geen uitputtend naslagwerk is van de voor de gemeente Hoeksche Waard geldende financiële regels.

Artikelsgewijs   

Artikel 1. Begripsbepaling

Voor de leesbaarheid en het begrip van deze verordening zijn een aantal begrippen gedefinieerd. Hierbij zijn voor een aantal van deze de definities gevolgd die de Vereniging van Nederlandse Gemeenten toepast.

 

Het begrip overheidsbedrijf is gedefinieerd om nadere invulling te kunnen geven aan de verplichtingen die volgen uit de Mededingingswet voor het vaststellen van de hoogte van prijzen.

Artikel 2. Programma-indeling 

Eerste lid

De programma-indeling wordt voor de gehele raadsperiode vastgesteld door de raad.

   

Tweede lid

De beoogd maatschappelijke effecten en doelen van het programma worden in beginsel voor de gehele raadsperiode bepaald, maar kunnen ook tussentijds worden bijgesteld. Daarom worden deze bij vaststelling van de begroting door de raad vastgesteld.

   

Derde lid

Op voorstel van burgemeester en wethouders stelt de raad beleidsindicatoren per programma vast. Dit betreft het zogenaamde SMART maken van de begroting.

   

Vijfde lid

Het BBV schrijft een aantal verplichte paragrafen van de begroting van de jaarstukken voor. In een paragraaf wordt de raad integraal over een bepaald thema dat dwars door de begroting loopt, geïnformeerd. De raad kan bij vaststelling van de begroting aangeven, welke paragrafen hij nog meer wenst. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan een paragraaf subsidies, een paragraaf duurzaamheid en energietransitie of een paragraaf digitale transformatie.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken 

Tweede lid, onderdeel a en b

In de begroting wordt aandacht besteed aan de investeringen, waarbij een overzicht van de investeringen wordt gegeven bij de uiteenzetting van de financiële positie. Dit is nodig om ook de autorisatie van investeringskredieten mogelijk te maken. Bij investeringen moet ook worden gedacht aan grondexploitaties.

   

Vierde lid

Per programma worden de geraamde incidentele baten en lasten posten vanaf het grensbedrag afzonderlijk gespecificeerd, conform het advies van de commissie BBV. Dit grensbedrag is gelijk aan de rapportagegrens.

Artikel 4. Kaders begroting 

Eerste lid

De raad stelt vooraf aan het opstellen van de begroting een nota waarin de hoofdlijnen voor het beleid en de financiële kaders voor de komende jaren zijn vastgelegd. De kaders geven richting aan burgemeester en wethouders voor het opstellen van de begroting en de meerjarenraming. Deze systematiek wordt in veel gemeenten toegepast.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten 

Eerste lid

De gemeente kan slechts uitgaven doen voor de bedragen die hiervoor op de begroting zijn gebracht. De raad kan kiezen op welk niveau hij budgetten beschikbaar stelt. Autorisatie door de raad van de baten en de lasten vindt plaats op programmaniveau.

   

Tweede lid

Naast lopende uitgaven doet een gemeenten ook investeringen, waaronder investeringen in grondexploitaties. Ook uitgaven voor investeringen moeten worden geautoriseerd. Voor de autorisatie van deze investeringskredieten is gekozen deze bij de begrotingsbehandeling mee te nemen.

   

Derde lid

Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat nieuwe investeringen worden opgeknipt om onder het grensbedrag van artikel 3, vierde lid, te blijven. Wel kan de raad bij de begrotingsbehandeling aangegeven welke investeringskredieten hij op een later tijdstip wenst te autoriseren. Zo kan de raad de autorisatie van politiek belangrijke investeringen combineren met de behandeling van de inhoudelijke kant van het investeringsvoorstel. Het bedrag voor een dergelijke investering blijft wel op de begroting staan als voorziene uitgaaf, maar de raad autoriseert de uitgaaf nog niet. Burgemeester en wethouders zijn nog niet bevoegd verplichtingen voor de investering aan te gaan.

   

Vierde lid

In bepaalde situaties zijn burgemeester en wethouders gemachtigd uitgaven en investeringen te doen die de raad achteraf autoriseert. Hieronder valt het doen van strategische verwervingen. Strategisch verwerven kan als instrument worden ingezet om het realiseren van bestuurlijk vastgestelde doelen mogelijk te maken, te versnellen en als gemeente meer sturingsmogelijkheden te hebben. Het kan ook een middel zijn om speculatie tegen te gaan. Bij strategische aankopen moet vaak snel worden gehandeld, terwijl er nog geen budget voor de aankoop beschikbaar is gesteld door de raad waardoor financiële dekking ontbreekt. Burgemeester en wethouders zijn hierdoor bevoegd om tot strategische aankopen over te gaan, mits het grensbedrag niet wordt overschreden.

   

Vijfde lid

Burgemeester en wethouders informeren de raad wanneer overschrijdingen van geautoriseerde lasten en investeringskredieten en onderschrijdingen van geautoriseerde baten dreigen plaats te vinden, zodat de raad kan besluiten of het budget moet worden gewijzigd of dat het beleid moet worden bijgesteld.

   

Zesde lid

Voor het behandelen van de daadwerkelijke begrotingswijzigingen en bijstellingen van beleid is ervoor gekozen deze mee te nemen bij de behandeling van de tussentijdse rapportages.

 

Artikel 6. Tussentijdse rapportage 

Eerste lid 

Er zijn twee tussentijdse rapportages in het lopende boekjaar. Deze hebben tot doel de raad gedurende het boekjaar op een meer detailniveau te informeren over afwijkingen op de beoogde doelstellingen in financiële en beleidsmatige zin. De raad kan hiermee de voortgang van diverse projecten en de lange- en korte termijndoelstellingen bewaken en waar nodig beleid bijsturen.

   

Derde lid

De bevoegdheid van burgemeester en wethouders die voortvloeit uit artikel 5, vierde lid, onder f, is verbonden met de verantwoording hierover.

   

Vierde lid

Na het lopende boekjaar is in de gemeente goed gebruik dat burgemeester en wethouders de raad informeren over afwijkingen op de ramingen van de baten en de lasten van taakvelden en investeringskredieten in de begroting. Van deze mogelijkheid wordt gebruik gemaakt als afwijkingen groter zijn dan de rapportagegrens, opgenomen in artikel 10, derde lid. De toelichting op deze afwijkingen volgt dan in de jaarrekening.

Artikel 7. Jaarstukken 

Eerste lid

De jaarrekening zal een positief, dan wel een negatief saldo kennen. Burgemeester en wethouders een voorstel doen voor de bestemming van het positieve saldo, dan wel de afdekking van een eventueel negatief saldo.

   

Tweede lid

Het tweede lid biedt de mogelijkheid om vooruitlopend op de bestemming van het rekeningresultaat budgetten die niet tot besteding zijn gekomen over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar. Bedacht moet worden dat dit uiteraard gevolgen heeft voor de mate waarin het rekeningsaldo nog kan worden bestemd, zoals bedoeld in het eerste lid.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen 

In artikel 8 is een nadere invulling van de informatieplicht van burgemeester en wethouders aan de raad opgenomen. Het betreft een uitwerking van artikel 169, vierde lid, van de Gemeentewet. Dat artikel verplicht burgemeester en wethouders vooraf aan het aangaan van bepaalde verplichtingen de raad inlichtingen te verstrekken, indien de raad daar om verzoekt of indien de uitoefening van deze bevoegdheden van burgemeester en wethouders ingrijpende gevolgen heeft voor de gemeente.

   

De raad verzoekt burgemeester en wethouders om informatie vooraf aan het aangaan van de opgesomde rechtshandelingen met een financieel gevolg, indien het aangaan van deze verplichtingen de in artikel 8 genoemde bedragen overschrijden. Het gaat hierbij dus niet om het budgetrecht van burgemeester en wethouders en raad, maar om de actieve informatieplicht. Het kan zijn dat het bedrag van de verplichting binnen de door de raad goedgekeurde begrotingskaders valt, maar dat de raad over het aangaan van de verplichting alsnog vooraf wil worden geïnformeerd. In dat geval geldt de informatieplicht voor overeenkomsten met een waarde boven € 2.500.000,-. Voor andere overeenkomsten is een drempel van € 250.000,- opgenomen. Daarbij is aangesloten bij de rapportagegrens, opgenomen in artikel 10, derde lid van deze verordening. De verplichtingen die worden aangegaan zullen terug te zien zijn in de balans.

   

De bepalingen uit het artikel ontslaan burgemeester en wethouders niet van de informatieplicht in andere gevallen. Ook moeten besluiten van burgemeester en wethouders voor het doen van privaatrechtelijke rechtshandelingen passen binnen de kaders van het beleid dat door de raad is uiteengezet. Het artikel schept slechts duidelijkheid tussen burgemeester en wethouders en de raad over de gevallen waarin de raad in elk geval vóóraf wenst te worden geïnformeerd en in de gelegenheid wil worden gesteld zijn wensen en bedenkingen aan burgemeester en wethouders kenbaar te maken.

Artikel 9. EMU-saldo 

Voor gemeenten is in de Wet houdbare overheidsfinanciën vastgelegd dat ze aandeel hebben in plafond voor het totale EMU-tekort van Nederland. Wordt dit gemeentelijk aandeel in het EMU-tekort door de gezamenlijke gemeenten overschreden dan kan dat tot een correctieve maatregel van het Rijk leiden of tot een boete uit Europa die naar gemeenten wordt doorvertaald. Maar het kan ook zijn dat de overschrijding niet tot aanvullend beleid van het Rijk of Europa leidt.

   

Gemeenten krijgen in het voorjaar van het Rijk bericht of het gemeentelijk aandeel in het nationale toegestane EMU-tekort met de lopende begroting dreigt te worden overschreden. Ook wordt dan

   

duidelijk of daarop actie van gemeenten is gewenst. Pas als dit laatste het geval is, moeten gemeenten met een individueel EMU-saldo hoger dan gemeentelijke EMU-referentiewaarde hun begroting neerwaarts bijstellen om de overschrijding van het collectieve aandeel ongedaan te maken.

   

Burgemeester en wethouders informeren de raad als de gemeente van het Rijk een bericht heeft ontvangen dat het toegestane EMU-tekort voor alle gemeenten dreigt te worden overschreden. Als daarop actie nodig is van de gemeente, doen burgemeester en wethouders een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Artikel 10 Uitgangspunten rechtmatigheidsverantwoording 

Eerste lid

In relatie tot de invoering van de rechtmatigheidsverantwoording is in het eerste lid opgenomen dat de raad bij aanvang van iedere raadsperiode vaststelt op welke wijze hij door middel van de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken geïnformeerd wil worden over rechtmatigheid.

   

Tweede lid

De verantwoordingsgrens waarboven burgemeester en wethouders moeten rapporteren aan de raad, is vastgesteld op 2% liggen van de totale lasten van de gemeente, exclusief de dotaties aan de reserves. De totale lasten van de gemeente voor 2025 zijn in de programmabegroting 2025-2028 geraamd op € 280,9 mln, waarvan € 14,4 mln aan stortingen in de reserves. De verantwoordingsgrens voor 2025 is daarmee ongeveer € 5,3 mln. Is het totale bedrag aan afwijkingen groter dan dat, dan rapporteert het college daarover aan de raad. De vaststelling van deze verantwoordingsgrens is in artikel 58b van het Besluit begroten en verantwoorden provincies en gemeentes (BBV) opgedragen aan de gemeenteraad.

   

Derde lid

In aanvulling op de rapportage voor afwijkingen boven de verantwoordingsgrens uit het tweede lid, geeft het college in de jaarrekening toelichting op alle afwijkingen per programma die groter zijn dan de rapportagegrens. Afwijking is als begrip gedefinieerd in artikel 1 van het Besluit accountantscontrole decentrale overheden. Deze rapportagegrens wordt door de raad vastgesteld op € 250.000,-. Dit betekent dat het college elke onder- of overschrijding van de lasten en de baten groter dan dat bedrag toelicht in de jaarrekening.

 

Het bedrag voor deze zogenaamde rapportagegrens is passend. Met dit gekozen grensbedrag komen in de paragraaf bedrijfsvoering van de begroting en de jaarstukken vooral die afwijkingen naar voren die er echt toe doen, zonder dat de paragraaf buitensporig uitgebreid wordt.

 

Deze rapportagegrens wordt ook gehanteerd voor de tussentijdse (4- en 8-maands)rapportages, bedoeld in artikel 6, derde lid, en de 12-maandsrapportage bedoeld in artikel 6, vierde lid.

Artikel 11 Voorwaardencriterium 

Eerste lid

Het zogenaamde “normenkader” is gedefinieerd.

   

Tweede lid

Het normenkader ten aanzien van de rechtmatigheidsverantwoording wordt jaarlijks door de raad vastgesteld.

Artikel 12 Begrotingscriterium 

Eerste lid

Het begrip begrotingsrechtmatigheid is gedefinieerd.

   

Tweede lid

De baten en lasten moeten zich bewegen binnen de door de raad goedgekeurde en vastgestelde budgetplafonds. Indien er een overschrijding plaatsvindt is er in principe sprake van een begrotingsonrechtmatigheid.

   

Vierde lid

Een aantal begrotingsafwijkingen kunnen, hoewel deze in beginsel onrechtmatig zijn, onder voorwaarden acceptabel zijn. De commissie BBV heeft in de kadernota rechtmatigheid (versie 2024) de rechtmatigheid van begrotingsafwijkingen nader gespecificeerd. Overschrijdingen van lasten zijn (in beginsel) onrechtmatig en kunnen acceptabel zijn op grond van de aspecten genoemd in de onderdelen van dit lid.

   

Vijfde lid

De commissie BBV oordeelt dat onderschrijding van de lasten, of overschrijding en onderschrijding van baten ten opzichte van de begroting in de aard wel rechtmatig zijn, maar dat deze tijdig aan de raad moeten worden meegedeeld. In dit lid wordt geregeld dat dat in beginsel plaatsvindt gedurende de planning en control-cyclus die is beschreven in artikel 6, en uiterlijk plaatsvindt in de raadsvergadering voorafgaand aan het vaststellen van de jaarstukken.

   

Zesde lid

De hier bedoelde onrechtmatigheden, zoals overschrijdingen op kostenbudgetten of het aanwenden van reserves zonder raadsbesluit, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording. Als deze passen binnen het bestaande beleid volstaat opname zonder nadere toelichting. Afwijkingen die buiten het vastgestelde beleid vallen, moeten afzonderlijk worden vermeld en gemotiveerd.

Artikel 13 Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium 

Eerste lid

Van misbruik is sprake bij het opzettelijk niet, niet tijdig, onjuist of onvolledig verstrekken van gegevens met als doel ten onrechte overheidssubsidies of -uitkeringen te verkrijgen of niet dan wel een te laag bedrag aan heffingen aan de overheid te betalen. Van oneigenlijk gebruik is sprake indien bij het aangaan van rechtshandelingen, al dan niet gecombineerd met feitelijke handelingen, het verkrijgen van overheidsbijdragen of het niet dan wel tot een te laag bedrag betalen van heffingen aan de overheid, in overeenstemming met de bewoordingen van de regelgeving is maar in strijd met het doel en de strekking daarvan is.

   

Tweede lid

Om het misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen te voorkomen, stellen burgemeester en wethouders regels.

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa 

Eerste lid

Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota waardering en afschrijving vaste activa aan. Deze nota behandelt de regels voor de waardering en afschrijving van vaste activa, de zogenaamde waarderingsgrondslagen.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare vorderingen 

Voor de oninbaarheid van vorderingen moet een gemeente een voorziening vormen. Vorderingen worden individueel beoordeeld op oninbaarheid. Een individuele beoordeling per aanslag of heffing is bij dit soort vorderingen namelijk zeer bewerkelijk. Wel zal een accountant eisen dat de grote bedragen onder deze vorderingen toch individueel worden beoordeeld. De accountant controleert bij zijn controle van het getrouwe beeld van de jaarrekening sowieso de hoogte van deze voorziening. Hij zal indien over de waarderingsgrondslagen geen afspraken bestaan, mogelijk aandringen op het hanteren van een methodiek voor het onderbouwen van de hoogte van deze voorziening.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen 

Burgemeester en wethouders bieden de raad een nota over de reserves en voorzieningen aan. Met het vaststellen van deze nota stelt de raad de kaders vast voor de vorming van reserves en voorzieningen.

Artikel 17. Kostprijsberekening 

Eerste lid

De kostprijsberekeningen worden extracomptabel vastgelegd en de kostprijzen bestaan uit de directe kosten en een opslag voor de overhead en voor de rente over de inzet van vreemd vermogen.

   

Tweede lid

Voor de gemeentelijke rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht zoals de rioolheffing, worden in de kostprijsberekening ook de compensabele BTW en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid meegenomen.

   

Derde lid

De overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan specifieke uitkeringen en subsidies, worden onder het taakveld overhead in de administratie afgezonderd en in de desbetreffende verantwoordingen over de besteding aan specifieke uitkeringen en subsidies toegerekend.

   

Vierde lid

De overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan de activiteiten die onder de vennootschapsbelastingplicht vallen, worden onder het taakveld overhead in de administratie afgezonderd en in de belastingaangifte aan deze activiteiten toegerekend.

   

Vijfde lid

De toerekening van de overheadkosten aan de kostprijzen van rechten en heffingen waarmee de gemeente kosten in rekening brengt wordt op een bepaalde manier verdeeld. Deze verdeling wordt gemaakt op basis van het percentage van de personeelskosten, inclusief de kosten van ingehuurde derden, ten opzichte van de totale personeelskosten (inclusief die van ingehuurde derden).

   

Zevende en achtste lid

Deze leden zien op de toerekening van rente over de inzet van reserves, voorzieningen, vennootschapsbelastingplichtige activiteiten en grondexploitaties.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten 

Eerste tot en met derde lid

Als een gemeentegoederen, diensten of werken levert aan overheidsbedrijven of derden dan mag zij deze activiteiten niet bevoordelen als het economische activiteiten betreft. Economische activiteiten zijn hier activiteiten waarmee de gemeenten in concurrentie met andere ondernemingen treedt. Het bevoordelingsverbod houdt feitelijk in, dat ten minste een integrale kostprijs voor de levering van goederen, diensten werken en het verstrekken van leningen garanties en kapitaal in rekening moet worden gebracht.

   

Vierde lid

Van dit bevoordelingsverbod kan worden afgeweken als de activiteiten worden ontplooid in het kader van een publiek belang. Daarvoor is wel nodig dat in een raadsbesluit het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

   

Vijfde lid

Voor het verplicht in rekening brengen van minimaal een integrale kostprijs voor de levering van goederen, werken en diensten of voor het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal gelden een aantal uitzonderingen.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen 

Eerste lid

Burgemeester en wethouders zijn verantwoordelijk voor het vaststellen van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen en heffingen en leggen hiervoor jaarlijks voorstellen voor de hoogte van deze gemeentelijke tarieven ter goedkeuring aan de raad voor.

   

Tweede lid

Voor de levering van gemeentelijke goederen, diensten of werken die buiten het bereik van artikel 229 van de Gemeentewet vallen, nemen burgemeester en wethouders privaatrechtelijke besluiten op grond van artikel 160, eerste lid, onder e, van de Gemeentewet Hoewel deze besluiten behoren tot de bevoegdheid van burgemeester en wethouders, kunnen zij gevolgen hebben voor de gemeentelijke inkomsten en raken zij indirect het budgetrecht van de raad. Om deze reden bieden burgemeester en wethouders de raad eens per raadsperiode een nota aan met daarin de kaders voor de prijzen van gemeentelijke goederen, diensten en werken die geleverd worden aan overheidsbedrijven en derden, evenals de kaders voor huren en erfpachten. De raad stelt deze nota vast.

   

Derde lid

Indien burgemeester en wethouders besluiten tussentijds prijzen, huren of erfpachten te wijzigen op een wijze die afwijkt van de eerder door de raad vastgestelde kaders, wordt deze wijziging vooraf ter besluitvorming aan de raad voorgelegd. Op deze wijze behoudt de raad controle over belangrijke wijzigingen die invloed kunnen hebben op de gemeentelijke inkomsten en het financiële beleid.

Artikel 20. Financieringsfunctie 

Burgemeester en wethouders bieden de raad Treasurystatuut aan dat kaders stelt voor het financieringsbeleid.

 

Artikel 21. Lokale heffingen 

Ter versterking van de transparantie en ter bevordering van een zorgvuldige besluitvorming vraagt de raad in de paragraaf lokale heffingen van de begroting en de jaarstukken aanvullend inzicht in de overheadkosten aan de verschillende rechten en heffingen. Conform het advies van de commissie BBV bevat deze paragraaf tevens een overzicht van de onderscheiden lokale heffingen, de toegepaste maatstaf en de beoogde doelstelling van de heffing.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing 

Eerste lid

De methode waarop de weerstandscapaciteit in beeld wordt gebracht is beschreven.

Artikel 23. Onderhoudkapitaalgoederen 

In de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen van de begroting en de jaarrekening wordt de raad ook geïnformeerd over de voortgang van het geplande onderhoud en de omvang van het achterstallig onderhoud. Burgemeester en wethouders bieden hiervoor eens in de vijf jaar onderhoudsplannen aan voor de openbare ruimte, rioleringen en gemeentelijke gebouwen. Dit stelt de raad in staat om weloverwogen besluiten te nemen over toekomstige onderhoudsniveaus, risico’s van achterstallig onderhoud en de bijbehorende financiële consequenties.

Artikel 24. Bedrijfsvoering 

Burgemeester en wethouders een toelichting op alle afwijkingen die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen en een beschrijving van de maatregelen die worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen. Ook worden niet-financiële onrechtmatigheden in verband met het niet naleven van bepalingen in de Wet financiering decentrale overheden en de bijbehorende ministeriële regelingen opgenomen en toegelicht in deze paragraaf.

 

Conform het advies van de commissie BBV wordt daarnaast ook geconstateerde fraude door eigen medewerkers toegelicht in deze paragraaf.

Artikel 25. Verbonden partijen 

In de nota verbonden partijen wordt de strategie omschreven hoe verbonden partijen in algemene zin aan te sturen en hier regie op te voeren. De nota wordt eens per raadsperiode geactualiseerd en door burgemeester en wethouders aangeboden aan de raad.

Artikel 26. Grondbeleid 

Burgemeester en wethouders bieden de raad eens per raadsperiode een nota grondbeleid aan. Met deze nota kan de raad de kaders voor het toekomstig grondbeleid vaststellen.

Artikel 27. Administratie 

In dit artikel zijn algemene bepalingen opgenomen voor de inrichting van de ambtelijke administratie.

Artikel 28. Financiële organisatie 

De terreinen van de financiële organisatie waarover burgemeester en wethouders in ieder geval beleid en interne regels stellen zijn in dit artikel opgesomd. Om hier invulling aan te geven ligt het voor de hand dat burgemeester en wethouders een organisatiebesluit en een Treasurystatuut vaststellen en de volmachten en mandaten alsook de kostenverdeelsleutels voor de kostentoerekening vastleggen.

   

Onderdeel b

Binnen de gemeente is er sprake van een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden voor de interne beheersing van gemeentelijke processen door het inrichten van drie onderscheidende autoriteiten: 1) procesautorisatie: voor de goedkeuring van financiële transacties enbeleidsbeslissingen; 2) bevoegdheid tot goedkeuring: voor het verlenen van mandaten aan medewerkers binnen vastgestelde kaders; en 3) verantwoording: voor het afleggen van verantwoording over de uitvoering van beheershandelingen en het naleven van interne regels en wetgeving.

   

Onderdeel f

Bij het beleid en interne regels voor de inkoop en aanbesteding kan gedacht worden aan een inkoopreglement en ook aan gemeentelijke inkoopvoorwaarden.

   

Onderdeel g

Bij het beleid en interne regels voor steunverlening en subsidieverstrekking gaat het om procedures die naleving van de Europese staatssteunregels en regels voor diensten van algemeen economisch belang, de Algemene wet bestuursrecht en de gemeentelijke subsidieverordening waarborgen.

   

Onderdeel h

In geval van fraude en misbruik en oneigenlijk gebruik gaat het bijvoorbeeld om het treffen van voldoende verificatiemaatregelen vooraf van de antecedenten van een aanvrager van een gemeentelijke subsidie, zodat subsidies wel daadwerkelijk worden verstrekt aan rechthebbenden.

 

De uitgangspunten voor de financiële organisatie zijn nodig om voor het financieel beheer en het financieel beleid aan de eisen voor rechtmatigheid, controle en verantwoording te voldoen.

   

Onderdeel i

Hier is de opdracht neergelegd voor burgmeester en wethouders voor de registratie van prestaties de maatschappelijke effecten, die de raad kan betrekken bij de beoordeling van de jaarrekening.

Artikel 29. Interne controle

Eerste lid

De accountant toetst jaarlijks of de gemeenterekening een getrouw beeld geeft van de gemeentelijke financiën. Burgemeester en wethouders treffen maatregelen, zodat gedurende het jaar of vooraf aan de accountantscontrole de gemeente zelf nagaat of de cijfers in de administraties een getrouw beeld geven en of de financiële beheershandelingen die aan de baten, de lasten en de balansmutaties ten grondslag liggen, rechtmatig (zijn) verlopen. Eventuele afwijkingen (fouten en onduidelijkheden) worden gerapporteerd in de rechtmatigheidsverantwoording, zoals beschreven in artikel 24, onderdeel b. Bij geconstateerde tekortkomingen worden passende herstelmaatregelen genomen. De inrichting en uitvoering van operationele processen, de advisering over verbetervoorstellen en het toezicht op de kwaliteit van de uitvoering worden gescheiden gehouden. Deze taken worden uitgevoerd door onderscheiden personen of organisatorische eenheden, zodat de onafhankelijkheid van de controle gewaarborgd blijft.

Tweede lid

Burgemeester en wethouders treffen maatregelen, zodat wordt gecontroleerd of de administratie van materiële bezittingen zoals gebouwen, voertuigen, computers, voorraden en de administratie van het financieel vermogen zoals aandelen en overeenkomsten van leningen, geldmiddelen, debiteurenvorderingen e.d. overeenkomen met hetgeen de gemeente daadwerkelijk bezit. Voor veel van deze bezittingen wordt een jaarlijkse controle gevraagd. Eens per raadsperiode wordt gecontroleerd of de administratie van registergoederen en bedrijfsmiddelen overeenkomt met het daadwerkelijke bezit.

Artikel 31 Inwerkingtreding

Eerste lid

Deze verordening werkt terug tot en met 1 januari 2025 en heeft hiermee betrekking op boekjaar 2025 en verder en is, behoudens de uitzonderingen opgenomen in het tweede lid, niet van toepassing op de jaarstukken over het boekjaar 2024. Hierop is de Financiële verordening gemeente Hoeksche Waard 2023 van toepassing.

Tweede lid

De artikelen 6, vierde lid, en 12, vierde lid en vijfde lid, zijn wel van toepassing verklaard op boekjaar 2024.