[Openstelling Programma Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2021-2027 NoordNederland (EFRO)]

Geldend van 10-06-2025 t/m heden

Intitulé

[Openstelling Programma Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling 2021-2027 NoordNederland (EFRO)]

EFRO: SLIMME ENERGIESYSTEMEN EN DUURZAME ENERGIE

Een openstelling voor (noordelijke) consortia gericht op het benutten van kansen op het gebied van slimme energiesystemen, inclusief opslag op lokaal niveau, en duurzame energie.

De openstelling in het kort

Met deze openstelling wordt ondersteuning geboden aan projecten gericht op het benutten van kansen op het gebied van de transitie naar duurzame energie. Vanuit de transitie naar duurzame energie kunnen projecten worden ondersteund gericht op slimme energiesystemen, inclusief opslag op lokaal niveau, en duurzame energie. Projecten kunnen technologisch ingestoken zijn, denk hierbij aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën of het combineren van bestaande technologieën in nieuwe concepten, maar kunnen even goed gericht zijn op het ontwikkelen en beproeven van nieuwe verdienmodellen en het creëren van nieuwe waardeketens die nodig zijn om deze verdienmodellen te realiseren. De oplossingen uit deze projecten bieden tevens kansen voor noordelijk mkb doordat nieuw marktpotentieel wordt gecreëerd of door de concurrentiepositie van mkb te versterken. Aanvullend is er ruimte voor een overkoepelend noordelijk project, gericht op het uitwisselen van kennis en ervaring rond pilots en demonstraties en het verder aanjagen van deze en nieuwe ontwikkelingen. Bijdragend aan een open en dynamisch innovatie-ecosysteem waarin overheden, ondernemers, onderwijs- en kennisinstellingen en burgers elkaar ontmoeten en samen kansen benutten die zorgen voor duurzame en brede welvaart.

Waarom deze openstelling?

Het EFRO-programma is gericht op het benutten van kansen binnen een aantal belangrijke maatschappelijke transities in Noord-Nederland, waarbij economische en maatschappelijke doelstellingen elkaar versterken. In deze openstelling staat de transitie van fossiele naar hernieuwbare energie centraal. Een transitie die niet eerder zo actueel is geweest als nu. Niet alleen vanwege geopolitieke ontwikkelingen en de wens naar een grotere onafhankelijkheid, maar ook vanwege de netcongestieproblematiek ten gevolge van de sterke toename van het opwekken van hernieuwbare energie in de afgelopen jaren. Daarbij ontstaan nu ook problemen aan de afname kant vanwege een sterk toenemende vraag als gevolg van onder meer de grote verduurzamingsopgave. Netcongestie is een grote rem op de voortgang van de energietransitie en de economische ontwikkeling. De aanleg van energie-infrastructuur is kostbaar en gaat veel tijd kosten. Dit vraagt om oplossingen die binnen de huidige mogelijkheden van lokale en regionale energie-infrastructuur mogelijk maken dat meer duurzame energie kan worden opgewekt en kan worden gebruikt. Flexibiliteit op elk denkbaar niveau is nodig om deze uitdaging aan te gaan. Het gaat daarbij om de ontwikkeling van individuele technieken, maar vaak juist ook om systeemoplossingen, zoals combinaties van slimme energiesystemen, energieopslag, flexibele vraag naar energie en systeemintegratie, waaronder power to heat en andere power to X oplossingen. Het kan gaan om toepassing bij onder meer agrarische bedrijven, bedrijventerreinen en woonwijken, met een variabele schaal. De koppeling met de bestaande infrastructuur (en dynamiek daarin), alsmede de sturing, control systems en bijbehorende ICT bieden eveneens kansen voor innovatie. Naast de technische mogelijkheden en oplossingen is de organisatie tussen stakeholders en de business case van dergelijke systemen vaak complex en vraagt innovatie in zichzelf. Verdienmodellen zijn vaak onderdeel van meerdere partijen, waarbij de verdeling van kosten en baten goed dient te zijn geborgd. Tot slot is het ook van belang dat innovatieve ontwikkelingen op het gebied van het opwekken van hernieuwbare energie, met oog voor ruimtelijke inpassing en maatschappelijke acceptatie, niet stagneren. Ook hier kunnen het slim combineren van verschillende technologieën en het vormen van nieuwe samenwerkingen, waaronder energiegemeenschapen, oplossingen bieden. Vanuit deze openstelling wordt ondersteuning geboden aan onderzoeks- en ontwikkelingsprojecten, inclusief eerste/slimme uitrol van innovaties, door samenwerkende partijen die werken aan oplossingen die binnen de huidige mogelijkheden van lokale en regionale energie-infrastructuur mogelijk maken dat meer duurzame energie kan worden opgewekt en kan worden gebruikt. Projecten dragen daarmee bij aan de bredere verduurzamingsopgave, economische groei en brede welvaart. Deze oplossingen bieden eveneens kansen voor noordelijk mkb door nieuw marktpotentieel of door de concurrentiepositie te versterken.

Doelstelling

Het onderzoeken, ontwikkelen en beproeven van nieuwe oplossingen die bijdragen aan de transitie naar duurzame energie en tegelijkertijd kansen bieden voor noordelijk mkb.

Doelgroep

Deze openstelling biedt ruimte voor samenwerkingsprojecten die divers van aard kunnen zijn. Een project kwalificeert als samenwerkingsproject als er sprake is van samenwerking tussen tenminste twee onafhankelijke partijen of als er sprake is van een samenwerkingsverband met rechtspersoon, zoals bijvoorbeeld een energiecoöperatie of energiegemeenschap. Vanuit het EFRO-programma is het van belang dat vernieuwede projecten gerelateerd aan de energietransitie eveneens kansen bieden voor noordelijk mkb door nieuw marktpotentieel of door de concurrentiepositie te versterken.

Wat maakt een project een goed project?

Een goed project sluit aan op de Energievisie van de betreffende provincie(s). Daarbij vragen we projectaanvragers om in hun projectplan aandacht te besteden aan de volgende zaken:

  • 1.

    Noord-Nederlandse en/of lokale context: Noord-Nederland heeft relatief veel biomassa (organische stoffen uit de landbouw), water, aardwarmtebronnen en ook een sterk ontwikkelde energie infrastructuur en daaraan gerelateerde kennis en kunde. Daarbij speelt Noord-Nederland een rol in de ontwikkeling van groen gas en groene waterstofproductie, transport en toepassingen. Specifieke kansen liggen op het gebied van groene chemie, watertechnologie, milieutechnologie en voedselchemie. Anderszins is Noord-Nederland een sterk toepassingsgerichte regio met een grote mate van gemeenschapszin. Daarbij kan de relatieve dunbevolktheid en het relatief lage inkomensniveau uitdagingen met zich mee brengen als het gaat om de financierbaarheid van de transitie naar duurzame energie. Een aanvraag besteed aandacht aan de passendheid van het voorstel binnen de NoordNederlandse en/of de meer lokale context.

  • 2.

    Innovativiteit: projecten hoeven niet per definitie technologisch hoog innovatief te zijn. Vernieuwing kan ook zitten in het combineren van nieuwe en bestaande technologieën, de wijze waarop wordt samengewerkt, het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen en het creëren van nieuwe waardeketens. In de aanvraag dient onderbouwd te worden op welke wijze het project vernieuwend is ten opzichte van andere initiatieven.

  • 3.

    Flexibiliteit: energieproductie uit wind en zon is afhankelijk van het weer. Omdat de afname van elektriciteit niet evenredig is aan de productie ontstaat piekbelasting op het net. Dit is van invloed op de netcongestie. Daarom is er behoefte aan technologie en businessmodellen om aanbod en vraag in balans te houden en het systeem betrouwbaar te houden

  • 4.

    Kansen voor noordelijk mkb: Vanuit het EFRO-programma is het van belang dat vernieuwende projecten gerelateerd aan de energietransitie eveneens kansen bieden voor noordelijk mkb door nieuw marktpotentieel of door de concurrentiepositie te versterken.

  • 5.

    Herhaalpotentieel en kennisdeling: gezocht wordt naar projecten die potentieel ook op andere plekken oplossingen kunnen bieden. In dat kader is het belangrijk dat lering wordt getrokken uit het project en dat opgedane kennis wordt gedeeld. Uit een aanvraag dient te blijken hoe actief invulling wordt gegeven aan kennisdeling en/of uitwisseling zowel binnen het consortium als daar buiten.

  • 6.

    Draagvlak: het vergroten van maatschappelijk draagvlak en de acceptatie van innovaties vraagt een hoge mate van participatie van en acceptatie onder gebruikers (consumenten, burgers, bedrijven). Ruimtelijke inpasbaarheid en gedeeld eigenaarschap kunnen positief bijdragen aan het draagvlak. Door het demonstreren van innovaties in hun omgeving en het sluiten van nieuwe, brede coalities kan eveneens draagvlak worden gebouwd. Uit de aanvraag dient te blijken op welke wijze rekening wordt gehouden met maatschappelijk draagvlak.

    7. Betaalbaarheid/marktfalen: zowel voor bedrijven als voor inwoners geldt dat duurzame energie en grondstoffen nog niet kunnen concurreren met fossiele toepassingen. Voor bedrijven is een eerlijk speelveld nodig voor nieuwe businesscases en voor huishoudens mag de energierekening niet oplopen.

Wat bieden wij?

Deze openstelling richt zich primair op de provincies Fryslân en Drenthe, maar ook projecten op noordelijke schaal worden aangemoedigd een aanvraag in te dienen. Projecten waarvan de effecten merendeels binnen de provincie Groningen neerslaan, zijn uitgesloten van deze openstelling. Voor deze projecten kan mogelijk een beroep worden gedaan op (toekomstige) openstellingen vanuit onder meer het JTF-programma en provinciale regelingen. Het totale subsidieplafond voor deze openstelling bedraagt €15.000.000. Binnen dit totale subsidieplafond wordt een deelplafond van maximaal €5.000.000 vastgesteld voor de regiocategorie 'meer ontwikkeld', oftewel de provincie Groningen. Dit deelplafond is ten behoeve van het Groningse aandeel in projecten op noordelijke schaal. Projecten kunnen een minimale subsidie van € 200.000, - en een maximale subsidie van € 5.000.000,- aanvragen. De subsidie voor het project bedraagt maximaal 50 procent van de subsidiabele kosten, tenzij de geldende staatssteunregels een lager percentage vereisen. In de aanvraag dient te worden gemotiveerd dat de subsidie, in de gevraagde omvang, noodzakelijk is om het project te realiseren. Hierbij dient inzichtelijk te worden gemaakt hoe het overige deel van de kosten gefinancierd wordt en of, voor delen van het project, aanspraak wordt gemaakt op andere subsidies. De maximale duur voor een project is drieënhalf jaar na afgifte van de subsidiebeschikking, waarbij de einddatum ligt op uiterlijk 30 juni 2029.

Openstellingsperiode

De subsidie wordt opengesteld van 30 juni 2025 12:00 uur tot en met 18 november 2025 12:00 uur. Aanvragen die na deze datum worden ingediend, worden afgewezen. Let op: Alleen complete aanvragen waarbij alle verplichte documenten zijn aangeleverd worden beoordeeld. Lever daarom alle gevraagde en verplichte documenten op de juiste manier aan. De subsidieaanvraag dient u in via het EFRO-webportaal (klik hier).

De verplichte documenten voor deze openstelling zijn:

• Projectplan;

• Begroting;

• Bewijs rechtsgeldig getekend penvoerder (getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));

• Bewijs rechtsgeldig getekend projectpartner (indien van toepassing, voor alle projectpartners, getekend door een tekenbevoegd persoon (of personen bij gezamenlijke bevoegdheid));

• Bewijsvoering waaruit te herleiden is wie tekenbevoegd is;

• ontvangstbewijs van een ontvankelijke aanvraag omgevingsvergunning (mits vereist voor projectrealisatie).

Het direct aanleveren van de niet verplichte documenten voor compleetheid, zoals de OIM-toets en de MKB-toets, dragen bij aan een snellere afhandeling van uw subsidieaanvraag.

Beoordeling:

De aanvragen worden inhoudelijk beoordeeld door de Deskundigencommissie. De Deskundigencommissie bestaat uit onafhankelijke deskundigen. Zij adviseren het SNN over de toekenning van de subsidie. Dit doen zij op basis van de landelijk afgesproken selectiecriteria uit het beoordelingskader. Aanvragen worden behandeld op volgorde van binnenkomst. Dit betekent dat de projecten die als eerste compleet zijn ingediend als eerste in aanmerking komen voor subsidie. Er geldt een ondergrens van 70 punten. Projecten die minder dan 70 punten scoren, komen niet in aanmerking voor subsidie. Deze projecten dragen onvoldoende bij aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. Daarnaast geldt dat voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten dient te worden gescoord. De subsidie technische toets vindt plaats door het SNN. Hierbij toetst het SNN de aanvraag op beleidscriteria, harde afwijzingsgronden en maximale staatssteun. SNN kan tijdens de subsidietechnische toets vragen om aanvullende informatie aan te leveren. Dit doet het SNN wanneer de verstrekte informatie nog onvoldoende is om te komen tot een beschikking.

Wijze van projectselectie:

Aanvragen worden beoordeeld conform de beoordelingsmethodiek en beoordelingscriteria die gelden voor het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Aan projecten worden per criterium punten toebedeeld, waarbij per criterium vijf verschillende gradaties mogelijk zijn. Het maximumaantal punten verschilt per criterium. De te behalen punten per criterium en gradatie worden hieronder nader toegelicht.

Beoordelingskader:

De projecten worden door de Deskundigencommissie op de volgende criteria beoordeeld:

  • A. De bijdrage van een project aan de doelstellingen van het EFRO-programma 2021-2027 en de openstelling en de maatschappelijke impact en duurzame ontwikkeling Bij dit criterium wordt een kwalitatief oordeel gegeven over het projectvoorstel in relatie tot wat met het programma, de betreffende specifieke doelstelling en de openstelling wordt beoogd. Hierin wordt meegenomen in hoeverre een project erin slaagt economische en maatschappelijke doelstellingen met elkaar te verbinden en synergie weet te bewerkstelligen. Hierbij wordt onder meer gelet op:

    • De aansluiting van het project op de energievisie van de provincie(s);

    • De bijdrage aan de doelstellingen zoals uitgewerkt in het programma en de openstelling;

    • De mate waarin wordt bijgedragen aan de RIS3 transitie van fossiele naar hernieuwbare energie (en in hoeverre het project daar economisch voordeel uit weet te creëren) en maatschappelijke impact genereert;

    • De kwalitatieve en kwantitatieve onderbouwing van de maatschappelijke impact hier en elders én nu en in de toekomst;

    • De mate waarin het project kansen biedt voor noordelijk mkb; • De aansluiting op de Noord-Nederlandse en/of lokale context;

    • De (indirecte) score op de van toepassing zijnde resultaatindicatoren en outputindicatoren;

    • De bijdrage aan de doelstellingen ten opzichte van de gevraagde bijdrage (‘value for money’) en de noodzaak van de subsidie (‘additionaliteit’).

    Een project dient in elk geval te kwalificeren als duurzame ontwikkeling in lijn met de Brundtland definitie: een duurzame ontwikkeling voorziet in de behoeften van de huidige generatie, zonder de behoeften van toekomstige generaties, zowel hier als in andere delen van de wereld, in gevaar te brengen. Ook wordt getoetst op conformiteit met de Universele verklaring van de rechten van de Mens en het VN Verdrag inzake de rechten van personen met een handicap.

    B. Het financieel en economisch toekomstperspectief van een project. Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het perspectief en de potentiële economische (en maatschappelijke) impact op de langere termijn, dat wil zeggen, na afloop van de subsidieperiode. Het kan gaan om directe impact van een project of om het potentieel van een project om vervolginitiatieven te genereren, veranderingen teweeg te brengen en/of andere partijen te enthousiasmeren en inspireren. Hierbij wordt onder meer gelet op: • De economische (en maatschappelijke) business case;

    • De mogelijkheden voor opschaling of doorontwikkeling, hier of elders (herhaalpotentieel);

    • De mate waarin het verdienmodel en/of het project een balans in vraag en aanbod van energie kan bewerkstelligen;

    • De wijze waarop rekening wordt gehouden met de betaalbaarheid van energie en grondstoffen voor de afnemer;

    • De algehele kansrijkheid van het projectvoorstel.

    C. De innovativiteit van een project. Bij dit criterium wordt een project beoordeeld op het vernieuwende karakter. Het gaat om vernieuwing in brede zin, binnen een project zelf en de vernieuwing die een project teweegbrengt. Dit kan technologisch van aard zijn, maar vernieuwing kan ook zitten in het combineren van bestaande technologieën, de wijze waarop wordt samengewerkt, het ontwikkelen van nieuwe verdienmodellen en het creëren van nieuwe waardeketens. Hierbij wordt onder meer gelet op:

    • Het experimentele / innovatieve karakter van het project. Hoe vernieuwend in de het project ten opzicht van andere initiatieven?;

    • De wijze waarop invulling wordt gegeven aan kennisdeling en/of uitwisseling zowel binnen het consortium als daarbuiten;

    • De wijze waarop het project bijdraagt aan meer flexibiliteit in het energiesysteem;

    • De wijze waarop het project invulling geeft aan het vergroten van maatschappelijk draagvlak en de acceptatie van innovaties.

    D. De kwaliteit van een aanvraag. Bij dit criterium wordt beoordeeld op de kwaliteit van de aanvrager(s) en de kwaliteit van het projectplan. Bij de kwaliteit van de aanvrager gaat het onder meer om:

    • Is het een aanvrager of een consortium toevertrouwd de geschetste projectdoelstellingen daadwerkelijk te realiseren en de risico’s te beheersen?;

    • Is er sprake van een relevant, complementair en representatief consortium. Zijn de partijen die logischerwijs bij een project betrokken behoren te zijn betrokken?;

    • De eerder behaalde resultaten en de kennis van een consortium (track record). Bij de kwaliteit van het projectplan gaat het onder meer om:

    • Is de projectopzet duidelijk en zijn activiteiten helder omschreven? Bestaat er een logisch onderling verband tussen de activiteiten die zijn voorzien en het doel dat wordt beoogd?;

    • Zijn doelstellingen objectief en meetbaar geformuleerd?;

    • Is de planning realistisch en haalbaar (status eventuele vergunningen) en is er ruimte voor mogelijke bijsturing?;

    • Zijn risico’s duidelijk omschreven en gecategoriseerd (kans*impact)? Zijn er effectieve beheersmaatregelen opgenomen?;

    • Is er een sluitende begroting en is deze helder en effectief opgezet?

    Onderdeel 1

    Onderdeel 2

    Onderdeel 3

    Onderdeel 4

    40 punten

    20 punten

    20 punten

    20 punten

    30 punten

    15 punten

    15 punten

    15 punten

    20 punten

    10 punten

    10 punten

    10 punten

    10 punten

    5 punten

    5 punten

    5 punten

    0 punten

    0 punten

    0 punten

    0 punten

Nadere bepalingen

Subsidie

Subsidies die vanuit deze openstelling worden verstrekt worden gefinancierd vanuit het EFROprogramma, aangevuld met Rijkscofinanciering. Dit fonds wordt in Noord-Nederland ingezet via het EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland. Als juridische grondslag op deze uitvoeringsregeling geldt de Regeling Europese EZ-subsidies (REES), de Uitvoeringswet EFRO, de Kaderwet EZK- en LNVsubsidies, de GB-kaderverordening en de Algemene wet bestuursrecht. Subsidie wordt alleen verstrekt wanneer:

• Er geen sprake is van staatssteun (waaronder de de-minimis-verordening);

• Of wanneer de steun op grond van artikel 107, lid 3 VWEU als verenigbaar met de interne markt wordt beschouwd;

• Of wanneer het project valt binnen de categorieën steun zoals bedoeld en gedefinieerd in de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

Kosten komen voor subsidie in aanmerking (subsidiabele kosten) als:

• Er een direct en logisch verband is tussen de activiteiten waarop de kosten betrekking hebben en de resultaten die met het project en het EFRO-programma worden beoogd;

• De kosten voldoen aan de beginselen van proportionaliteit. De kosten mogen niet onevenredig hoog zijn in verhouding tot de activiteiten en het doel waarop deze kosten betrekking hebben;

• Projectkosten zijn subsidiabel wanneer de verplichtingen die leiden tot werkzaamheden zijn aangegaan na de datum waarop het SNN de subsidieaanvraag heeft ontvangen. Ook moeten de werkzaamheden die tot de kosten leiden, zijn verricht op uiterlijk de einddatum van het project. Daarbij moeten de projectkosten betaald zijn binnen 13 weken na de einddatum van de projectperiode. Dit met uitzondering van eventuele accountantswerkzaamheden die verricht worden voor het verzoek tot definitieve vaststelling;

• Uit de GB-verordening, Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies volgt welke soorten kosten op welke wijze subsidiabel zijn; In het EFRO-Handboek worden deze regels nader toegelicht;

• In aanvulling hierop geldt dat de subsidiabele kostensoorten kunnen worden beperkt wanneer staatssteunregels daartoe verplichten.

Penvoerderschap

De penvoerder is voor het SNN het aanspreekpunt voor het project én de partij aan wie het SNN de subsidie uitkeert. De penvoerder is verantwoordelijk voor indienen van de aanvraag en het doorbetalen van de subsidie aan andere deelnemers. Afspraken hierover moeten in de samenwerkingsovereenkomst worden vastgelegd.

Begunstigden

Deze subsidie is bedoeld voor een samenwerkingsverband met rechtspersoon of een consortium van relevante partijen die (gezamenlijk) in staat zijn om invulling te geven aan de doelstelling van deze openstelling.

Samenwerkingsovereenkomst

Bij een samenwerkingsverband wordt de subsidie aangevraagd door een deelnemer aan het samenwerkingsverband, waarbij het project de instemming draagt van alle deelnemers van het samenwerkingsverband. De samenwerking moet worden samenwerkingsovereenkomst die door alle deelnemers wordt ondertekend.

Afwijzen van een aanvraag

Een subsidieaanvraag wordt zonder meer afgewezen als het DB SNN door toewijzing niet zou voldoen aan verplichtingen gesteld in de GB-verordening, of andere geldende wet- en regelgeving. Dit houdt onder andere in dat een aanvraag in ieder geval wordt afgewezen als:

• Er onvoldoende vertrouwen bestaat in de technische of economische haalbaarheid van het project;

• Door de aanvrager niet voldoende aannemelijk is gemaakt dat het project financieel, qua benodigde vergunningen of op andere wijze obstakelvrij is;

• Niet aannemelijk is dat het project kan worden afgerond binnen de periode die ligt tussen de indieningsdatum van de aanvraag en 4 jaar na afgifte van de verleningsbeschikking;

• De werkzaamheden in het subsidieproject zijn gestart vóór de ontvangst van de aanvraag;

• De aanvraag niet voldoet aan de waarborging van gelijke kansen en voorkoming van discriminatie en/of het project geen negatieve effecten op het milieu kent;

• De aanvrager in financiële moeilijkheden verkeert als bedoeld in artikel 2 lid 18 van de AGVV;

• Er niet voor elk criterium minimaal de helft van het maximaal aantal te behalen punten wordt gescoord;

• Het project minder dan 70 punten heeft gescoord.

Projectperiode en kosten

Subsidie wordt verstrekt voor de periode die nodig is voor de uitvoering van het project. De maximale duur voor een project is vier jaar na afgifte van de subsidiebeschikking, waarbij de einddatum ligt op uiterlijk 30 juni 2029. De kosten komen voor subsidie in aanmerking vanaf het moment dat de subsidieaanvraag is ingediend. Gaat het project later van start? Dan geldt dat de kosten voor subsidie in aanmerking komen vanaf de startdatum.

Doorgeven van wijzigingen

Wijzigt er iets in het project? Dan moet u deze wijziging zo snel mogelijk melden bij het SNN.

Rapportage en bevoorschotting

De subsidieaanvrager moet minimaal een keer per jaar een voortgangsrapportage indienen. In deze voortgangsrapportage staat de financiële en inhoudelijke voortgang van het project over de voorafgaande periode. Voor deze rapportage moet het door het SNN verstrekte format gebruikt worden. Als er niet degelijk wordt gerapporteerd kan de subsidie worden ingetrokken of verlaagd. Wanneer gestart is met de uitvoering van het project kan een voorschot van 25% van de maximaal verleende subsidie worden verstrekt. Dit voorschot wordt niet verstrekt als het SNN een obstakel in de uitvoering van het project constateert. Er kan een extra voorschot worden aangevraagd bij het indienen van een voortgangsrapportage. De hoogte van dat voorschot wordt bepaald op basis van de gemaakte en betaalde kosten. In totaal kan er voor maximaal 95% aan voorschotten worden uitbetaald. Het resterende subsidiebedrag wordt bij de projectvaststelling uitbetaald.

Vaststelling van de subsidie

Uiterlijk 13 weken na de einddatum van het project moet een vaststellingsverzoek worden ingediend. Hiervoor moet het format van het SNN gebruikt worden. Een lijst van aan te leveren documenten bij de vaststelling wordt in de verleningsbeschikking opgenomen. Een rapport van bevindingen door een accountant kan hier onderdeel van zijn.

De subsidie wordt lager vastgesteld als de gerealiseerde kosten lager zijn dan begroot. Ook kan de subsidie lager worden vastgesteld wanneer niet aan de verplichtingen in de verleningsbeschikking is voldaan. Voor de berekening van de uiteindelijke subsidie wordt uitgegaan van het subsidiepercentage bij verlening. Het SNN kan de uitbetaling van de subsidie opschorten als de financiering vanuit de Europese Commissie niet beschikbaar is.

Besluit tot vaststelling van de uitvoeringsregeling

Deze uitvoeringsregeling is door het DB SNN vastgesteld. Dit heeft zij gedaan in haar hoedanigheid van beheerautoriteit Noord-Nederland. De uitvoeringsregeling wordt gepubliceerd en treedt in werking op 1 juli 2025 en werkt terug tot deze datum voor zover bekendmaking plaatsvindt na 1 juli 2025. De uitvoeringsregeling wordt aangehaald als: EFRO: SLIMME ENERGIESYSTEMEN EN DUURZAME ENERGIE.

Linkjes naar wet-, regelgeving en algemene informatie

  • 1.

    GB-verordening nr. 2021/1060 (Klik hier ).

  • 2.

    Regeling Europese EZK- en LNV subsidies (Klik hier ).

  • 3.

    Uitvoeringswet EFRO (Klik hier ).

  • 4.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening nr. 651/2014 (Klik hier ).

  • 5.

    Reguliere de-minimis steun Nr. 2023/2831

  • 6.

    RIS3 (Klik hier ).

  • 7.

    Publiekssamenvatting EFRO-programma 2021-2027 Noord-Nederland (Klik hier ).

  • 8.

    Algemene wet bestuursrecht (Klik hier ).

Dit bedoelen wij met de begrippen die wij gebruiken

• GB-verordening: Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021. Deze bevat de gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, en tot intrekking van Verordening (EG) nr. 1083/2006;

• Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling beschikking, besluit of verordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie, gelet op de artikelen 42, 106, derde lid, 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie heeft vastgesteld;

• Financieringsinstrument: financieringsinstrument als bedoeld in artikel 58, eerste en tweede lid, van de GB-verordening;

• Minister van EZ: Minister van Economische Zaken;

• REES: Regeling van de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat 8 oktober 2021, nr. WJZ/20222966. Hierin staat de wijziging van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies 2021 in verband met specifieke regels voor de subsidiabiliteit van uitgaven. Ook bevat de regeling andere wijzigingen in het kader van het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en Europese territoriale samenwerking en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur.

• Programma EFRO 2021-2027: het programma als bedoeld in artikel 22 van de Verordening (EU) nr. 2021/1060. Dit programma is goedgekeurd door de Europese Commissie en geldt voor het landsdeel Noord-Nederland. RIS3 2021-2027: Research & Innovation Strategy for Smart Specialization NoordNederland. Dit is het document waarin de innovatiestrategie en vier transities voor Noord Nederland voor de periode 2021- 2027 worden toegelicht;

• SNN: het Samenwerkingsverband Noord-Nederland;

• Noord-Nederland: de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen;

• Samenwerkingsproject: - een project dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid die een aantoonbaar belang heeft bij het project. Een voorbeeld hiervan is een energiecoöperatie. - een samenwerkingsverband van minimaal twee onafhankelijke partijen, die een aantoonbaar belang hebben bij het project. Onafhankelijke samenwerkende ondernemingen zijn geen partnerondernemingen van elkaar of verbonden met elkaar zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014.

• Projectpartner: Projectpartners zijn samenwerkende partijen die een aantoonbaar belang hebben bij het samenwerkingsproject die geen partnerondernemingen van elkaar zijn of verbonden met elkaar zijn zoals toegelicht in artikel 3 lid 2 en 3 van Bijlage 1 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening (EU) nr. 651/2014. Partijen die partnerondernemingen zijn en/ of verbonden ondernemingen zijn worden gezien als een (1) projectpartner binnen een samenwerkingsproject.

Ondertekening