Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742268
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR742268/1
Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 16-07-2025
Intitulé
Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2025De raad van de gemeente Putten;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 3 juni 2025, nr. 2054363;
gelet op het bepaalde in de artikelen 2.9, 2.10, 2.12 en 8.1.1, derde lid, van de Jeugdwet;
besluit:
de Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2025 vast te stellen.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
- a.
aanvraag:
een schriftelijk verzoek van een belanghebbende om jeugdhulp;
- b.
algemene voorziening:
jeugdhulpvoorziening op grond van de Jeugdwet die rechtstreeks toegankelijk is zonder voorafgaand diepgaand onderzoek of op basis van een beperkt onderzoek naar de behoeften en persoonskenmerken van de jeugdige of zijn ouders;
- c.
andere voorziening:
voorziening op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning of werk en inkomen, niet vallend onder de Jeugdwet;
- d.
budgetbeheerder:
wettelijk vertegenwoordiger of gemachtigde van de budgethouder wanneer de budgethouder minderjarig of handelingsonbekwaam is;
- e.
budgethouder:
de persoon die een pgb ontvangt op grond van de Jeugdwet;
- f.
college:
college van burgemeester en wethouders van de gemeente Putten;
- g.
eigen vervoer:
vervoer per eigen motorvoertuig of fiets;
- h.
familiegroepsplan:
hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;
- i.
hulpvraag:
behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3 lid 1 van de Jeugdwet;
- j.
maatwerkvoorziening:
een op de jeugdige of zijn ouders toegesneden jeugdhulpvoorziening, als bedoeld in art. 2.9 sub a van de Jeugdwet, die door of namens het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt;
- k.
ondersteuningsplan:
het document waarin de ondersteuningsbehoeften van de jeugdige of zijn ouders zijn vastgelegd samen met de doelen en hoe deze te bereiken en waarin op verschillende levensgebieden de gezinssituatie in kaart gebracht wordt om een effectieve ondersteuning van de ouders en jeugdige mogelijk te maken;
- l.
ouder:
gezaghebbende ouder, adoptiefouder, stiefouder of een ander die een jeugdige als behorend tot zijn gezin verzorgt en opvoedt, niet zijnde een pleegouder. Hieronder kan in deze verordening ook een andere wettelijke vertegenwoordiger worden verstaan in die gevallen waarin het begrip ouder betrekking heeft op het wettelijk vertegenwoordigen van de jeugdige;
- m.
persoonsgebonden budget (pgb):
het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouders, dat hen in staat stelt de jeugdhulp die tot de maatwerkvoorziening behoort van derden te betrekken;
- n.
pgb-plan:
het plan, op aanvulling op het ondersteuningsplan, wat de jeugdige of zijn ouders verplicht dienen op te stellen wanneer zij de maatwerkvoorziening in de vorm van pgb wensen;
- o.
sociaal netwerk:
personen met wie de jeugdige of ouders een sociale relatie onderhoudt;
- p.
Veilig Thuis:
het regionale advies- en meldpunt huiselijk geweld en kindermishandeling als bedoeld in artikel 1.1 van de Jeugdwet;
- q.
vertrouwenspersoon:
een onafhankelijke persoon die ouders of jeugdigen kan ondersteunen bij vragen, klachten over en/of problemen met hun rechtspositie en over de (toeleiding naar) jeugdhulp.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2 Toegang algemene voorziening
- 1.
Een algemene voorziening is rechtstreeks toegankelijk zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling.
- 2.
De inzet van een algemene voorziening is voorliggend op de inzet van een maatwerkvoorziening als die voorziening naar het oordeel van het college ook toereikend is om de problemen van de jeugdige of zijn ouders op te lossen.
Artikel 3 Beschikbare algemene voorzieningen
De volgende algemene voorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:
- a.
Informatie- en (opvoed)advies.
- b.
Voorlichting, cursussen en trainingen.
- c.
Jeugdgezondheidszorg (JGZ).
- d.
Onafhankelijke inwonerondersteuning.
- e.
(Jeugd)welzijnswerk.
- f.
Ondersteuning (Jonge) mantelzorger.
Hoofdstuk 3 Maatwerkvoorzieningen
Artikel 4 Beschikbare maatwerkvoorzieningen
De volgende maatwerkvoorzieningen zijn in ieder geval beschikbaar:
- a.
Ambulante begeleiding.
- b.
Ambulante spoedhulp.
- c.
Gezinsbegeleiding.
- d.
Dagbesteding.
- e.
Basis Jeugd-GGZ.
- f.
Specialistische Jeugd-GGZ.
- g.
Diagnose en behandeling van ernstige dyslexiezorg.
- h.
Behandeling individueel.
- i.
Behandeling groep.
- j.
Begeleiding groep.
- k.
Buitenschoolse Opvang Plus.
- l.
Kinderdagverblijf Plus.
- m.
Kort verblijf.
- n.
Pleegzorg.
- o.
Gezinshuis.
- p.
Fasehuis, kamertraining.
- q.
Verblijf open setting (regulier en crisis).
- r.
Verblijf klinische bedden (regulier en crisis).
- s.
Verblijf residentiele setting zwaar (regulier en crisis).
- t.
Essentiële functies.
Artikel 5 Dyslexiezorg
- 1.
Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg, bestaande uit:
a. diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie;
b. behandeling van ernstige dyslexie.
- 2.
Een jeugdige komt in aanmerking voor diagnostiek of behandeling van ernstige dyslexie, indien aan de criteria van het Protocol Dyslexie Diagnostiek en Behandeling vastgesteld door het Nederlands Kwaliteitsinstituut Dyslexie wordt voldaan, en:
a. de jeugdige zeven jaar of ouder is, maar de leeftijd van 13 jaar nog niet heeft bereikt en op het primair onderwijs (basisonderwijs) is ingeschreven; en
b. de basisschool de stappen doorlopen heeft zoals beschreven in het in het tweede lid genoemde protocol en daarbij is voldaan aan de landelijke criteria voor vergoede dyslexiezorg aan leerlingen met ernstige dyslexie.
Artikel 6 Vervoer
- 1.
Het college beoordeelt de eigen mogelijkheden conform de afwegingsfactoren genoemd in artikel 9.
- 2.
Een vervoersvoorziening wordt – voor zover naar het oordeel van het college noodzakelijk in verband met een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid – alleen verstrekt aan de jeugdige ten behoeve van het vervoer van de jeugdige naar en van de locatie waar de jeugdhulp plaatsvindt, mits niet vanuit andere regelingen of instanties vergoed.
- 3.
Er is sprake van een medische noodzaak of beperkingen in de zelfredzaamheid in de volgende situaties:
a. de jeugdige kan niet reizen met eigen vervoer of het openbaar vervoer, ook niet onder begeleiding van een volwassene, en ouders beschikken niet over passend vervoer om de jeugdige naar de jeugdhulp locatie te vervoeren; en
b. er is door ouders aangetoond dat ouders of andere personen uit het sociaal netwerk niet in staat kunnen worden geacht om zorg te dragen voor de begeleiding en het vervoer; en
c. de afstand naar de jeugdhulplocatie is meer dan 6 kilometer, gemeten over de weg met behulp van de ANWB-routeplanner met de optie de kortste route per fiets.
- 4.
Er is geen sprake van een medische noodzaak of beperking in de zelfredzaamheid in de volgende situaties:
a. ouders kunnen hun kind niet naar de jeugdhulplocatie vervoeren vanwege beïnvloedbare werkverplichtingen;
b. ouders hebben gekozen voor een jeugdhulpaanbieder buiten de regio, terwijl een vergelijkbaar aanbod binnen de regio beschikbaar is;
c. de jeugdige is in staat is om zelfstandig met eigen vervoer of met het openbaar vervoer te reizen;
d. ouders geven aan onvoldoende financiële middelen te hebben voor de reiskosten, hiervoor zijn de regelingen binnen de Participatiewet voorliggend;
e. ouders die op basis van een andere wet of verzekering in aanmerking komen voor een vergoeding van de vervoerskosten.
- 5.
Indien naar het oordeel van het college een passende voorziening beschikbaar is waarvoor geen vervoer geïndiceerd hoeft te worden, is deze voorziening voorliggend op een maatwerkvoorziening.
Hoofdstuk 4 Toegang tot maatwerkvoorzieningen
Paragraaf 1 Toegang jeugdhulp via het college
Artikel 7 Toegang jeugdhulp via het college
- 1.
Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening voorziening kan door of namens een jeugdige of ouders schriftelijk worden ingediend bij het college.
- 2.
Het college draagt er zorg voor dat de jeugdige of ouders geïnformeerd worden over de mogelijkheid tot het opstellen van een familiegroepsplan. Indien gewenst wordt de jeugdige of ouders bij het opstellen daarvan ondersteund.
- 3.
Bij de beoordeling van een aanvraag om jeugdhulp stemt het college af met andere voorzieningen.
- 4.
In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende maatwerkvoorziening. Het college legt de beslissing omtrent de inzet van hulp in dat geval zo snel mogelijk, maar in ieder geval binnen vier weken na de start van de hulp, vast in een beschikking.
Paragraaf 1.1 Beoordeling
Artikel 8 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
- 1.
Het college onderzoekt in een gesprek met de jeugdige of zijn ouders zo spoedig mogelijk de hulpvraag, hierbij wordt rekening gehouden met:
a. wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouders is;
b. de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige, de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
c. of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouders of adoptiegerelateerde problemen.
- 2.
Als sprake is van problemen als bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, dan onderzoekt het college achtereenvolgens:
i. welke problemen of stoornissen dat zijn;
ii. welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
iii. of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders en van het sociaal netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden;
iv. voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een algemene voorziening of maatwerkvoorziening te voorzien in de nodige ondersteuning, hulp en zorg;
v. hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders; en
vi. indien van toepassing, hoe de toekenning van een maatwerkvoorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
- 3.
Wanneer de jeugdige of zijn ouders reeds een familiegroepsplan opgesteld hebben, vormt dit het uitgangspunt voor het gesprek zoals bedoeld in het eerste lid.
- 4.
Het college wijst voor het onderzoek op de mogelijkheid om gebruik te maken van een vertrouwenspersoon als bedoeld in artikel 2.5, van de Jeugdwet en van gratis cliëntondersteuning als bedoeld in artikel 2.2.4, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- 5.
Het college en de jeugdige of zijn ouders leggen de zaken genoemd in het eerste lid en tweede lid vast in een ondersteuningsplan.
- 6.
In het ondersteuningsplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het ondersteuningsplan met de jeugdige of zijn ouders, het college en de jeugdhulpaanbieder besproken worden.
- 7.
Het ondersteuningsplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de maatwerkvoorziening, door de jeugdige of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het college gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.
Artikel 9 Beoordeling eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen
- 1.
Het college neemt bij de beoordeling van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen zoals bedoeld in artikel 8 tot uitgangspunt dat de verantwoordelijkheid voor het gezond en veilig opgroeien van jeugdigen allereerst bij de ouders zelf ligt en dat de hulp die daarvoor nodig is in beginsel ook door hen geleverd kan worden. Dit is ook het geval als sprake is van psychische problemen of stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of beperkingen. Dit uitgangspunt is gebaseerd op de artikelen 82 en 247, van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Uit het onderzoek kan blijken dat de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouders niet toereikend is, bijvoorbeeld omdat sprake is van:
a. (een) geobjectiveerde beperking(en) om noodzakelijke hulp te bieden;
b. een gebrek aan kennis of vaardigheden om noodzakelijke hulp te bieden;
c. het op permanent toezicht aangewezen zijn van de jeugdige ter voorkoming van escalatie of ernstig nadeel en waarvoor geen Wlz-aanspraak bestaat of het op 24 uur per dag zorg in de nabijheid aangewezen zijn van de jeugdige, omdat de jeugdige zelf niet in staat is om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor hem zelf te voorkomen en waarvoor geen Wlz-aanspraak bestaat;
d. overbelasting of dreigende overbelasting, waardoor geen noodzakelijke hulp kan worden verwacht van de ouders of van het sociaal netwerk totdat deze belasting of dreigende overbelasting is opgeheven.
- 2.
Bij de beoordeling van de overbelasting bedoeld in het eerste lid onder d, wordt ook vastgesteld welke mogelijkheden de ouders hebben om de overbelasting of dreigende overbelasting op te heffen, waarbij redelijkerwijs verwacht mag worden dat de ouders maatschappelijke activiteiten beperken en betaalde arbeid verminderen of anders organiseren om overbelasting of dreigende overbelasting op te heffen. Hierbij houdt het college ook rekening met:
a. de behoefte en mogelijkheden van de jeugdige;
b. de duur van de inzet;
c. de planbaarheid van de hulp;
d. de benodigde ondersteuningsintensiteit;
e. de samenstelling van het gezin en de woonsituatie;
f. de noodzaak van de ouders om in een inkomen te voorzien.
Artikel 10 Criteria maatwerkvoorzieningen
- 1.
Een jeugdige of ouders kunnen binnen de kaders van de Jeugdwet en deze verordening in aanmerking komen voor een maatwerkvoorziening wanneer door het college of een andere wettelijke verwijzer is vastgesteld dat:
a. een maatwerkvoorziening aangewezen is gezien de aard en ernst van de hulpvraag;
b. de jeugdige zelf, of met zijn ouders of andere personen uit zijn sociaal netwerk, geen afdoende oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;
c. een algemene voorziening niet adequaat is voor de oplossing van de hulpvraag;
d. de jeugdige of de ouders geen aanspraak kunnen maken op een andere voorziening om de hulpvraag volledig te beantwoorden.
- 2.
De inzet van een maatwerkvoorziening is in beginsel tijdelijk en gericht op herstel en versterking van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of diens ouders.
- 3.
Het college treft geen maatwerkvoorziening voor zover er naar haar oordeel sprake is van voldoende eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen.
- 4.
Een maatwerkvoorziening voor jeugdhulp wordt alleen toegekend als de inzet van de voorziening naar het oordeel van het college doeltreffend geacht kan worden. Om doeltreffend te zijn geldt in ieder geval dat:
a. de in te zetten voorziening bijdraagt aan het oplossen van de hulpvraag;
b. de in te zetten voorziening behoudens het bepaalde in artikel 2.4 tweede lid sub b van de Jeugdwet – waar beschikbaar – een bewezen effectieve interventie is;
c. de in te zetten voorziening nooit een bewezen niet effectieve interventie is.
- 5.
Er is sprake van bewezen effectieve voorzieningen als de interventies zijn opgenomen als zijnde ‘erkend’ in:
a. de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;
b. de zorgstandaarden van de GGZ Standaarden;
c. de databank voor interventies gericht op jeugdigen met een beperking (databank interventies gehandicaptenzorg).
- 6.
Indien er meerdere adequate maatwerkvoorzieningen zijn, verstrekt het college de goedkoopste en tijdig beschikbare maatwerkvoorziening.
- 7.
In situaties waarbij ouders begeleiding, behandeling of ondersteuning ten gevolge van maatschappelijke of eigen psychische of relationele problemen nodig hebben en er naar het oordeel van het college geen sprake is van een hulpvraag als bedoeld in deze verordening, komt een jeugdige of zijn ouders niet in aanmerking voor een door het college te verlenen maatwerkvoorziening als bedoeld in deze verordening.
- 8.
Het voorgaande lid is niet van toepassing als er parallel aan een hulpvraag sprake is van meervoudige problematiek in de context van het gezin.
Artikel 11 Inhoud beschikking
- 1.
In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt opgenomen of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt.
- 2.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval opgenomen:
a. wat de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;
b. wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is; en
c. indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- 3.
Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval opgenomen:
a. voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
b. welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
c. wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
d. welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
e. wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; en
f. de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- 4.
Het ondersteuningsplan, zoals bedoeld in artikel 8, maakt in zijn geheel deel uit van de beschikking.
Artikel 12 Kwaliteitseisen toegang jeugdhulp
- 1.
Het college wint, met in achtneming van artikel 2.1, van het Besluit Jeugdwet, een specifiek deskundig oordeel en advies in, als het onderzoek of de beoordeling van een aanvraag dit vereist.
- 2.
Het in het eerste lid bedoelde advies wordt uitgebracht door of onder verantwoordelijkheid van een adviseur die beschikt over een registratie als professional:
a. bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd in het kwaliteitsregister jeugd;
b. bij het Nederlands Instituut van Psychologen in het register Kinder- en Jeugdpsychologen; of
c. op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in het BIG-register.
- 3.
Het college treft voorzieningen waarmee is gewaarborgd dat het onderzoek en de voorbereiding van de besluitvorming via het college op zorgvuldige wijze plaatsvindt. Hieronder wordt in het bijzonder verstaan dat het college voorzieningen treft die voorkomen dat de (toekomstige) jeugdhulpaanbieder tevens het advies geeft over de toe te kennen jeugdhulp of een daarop betrekking hebbend besluit neemt.
Paragraaf 2 Toegang jeugdhulp niet via het college
Artikel 13 Toegang jeugdhulp via de huisarts, medisch specialist of jeugdarts
- 1.
Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdhulp na een verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts, overeenkomstig artikel 2.6 eerste lid onderdeel e van de Jeugdwet, naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder, als en voor zover genoemde verwijzer van oordeel is dat inzet van jeugdhulp nodig is.
- 2.
Jeugdhulp die na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts aan een jeugdige of zijn ouders is verleend door een aanbieder van jeugdhulp die geen contract of subsidierelatie met het college heeft, komt niet voor vergoeding door het college in aanmerking als het college soortgelijke jeugdhulp kan laten leveren door een jeugdhulpaanbieder waarmee het college wel een contract- of subsidierelatie heeft.
- 3.
De jeugdhulpaanbieder houdt zich bij het beoordelen van de hulpvraag na een verwijzing aan de regels in deze verordening en de afspraken die hij daarover met het college heeft gemaakt in het kader van de contract- of subsidierelatie.
Artikel 14 Toegang jeugdhulp via de gecertificeerde instelling of kinderrechter
Het college zorgt conform de Jeugdwet voor inzet van de jeugdhulp die de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel, die de rechter, het openbaar ministerie, de selectiefunctionaris, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig achten bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing, of die de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van jeugdreclassering.
Artikel 15 Algemene weigeringsgronden
- 1.
Een jeugdige of ouders komen niet in aanmerking voor een maatwerkvoorziening als:
a. De jeugdige of ouders aanspraak maken op een andere- of overige voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, of de mogelijkheid bestaat dat zij aanspraak kunnen maken op een voorliggende voorziening die voorziet in de ondersteuningsbehoefte, maar zij hiervoor geen aanvraag wensen in te dienen. Voorziet de voorliggende voorziening gedeeltelijk in de ondersteuningsbehoefte dan kan aanvullend alsnog een maatwerkvoorziening worden afgegeven.
b. De jeugdige of ouders onvoldoende meewerken aan het onderzoek waardoor het college geen juist onderzoek kan uitvoeren en hierdoor de ondersteuningsbehoefte niet op een juiste wijze kan vaststellen.
c. De maatwerkvoorziening niet voldoet aan de eisen met betrekking tot kwaliteit zoals bedoeld in paragraaf 4.1 van de Jeugdwet en artikel 5.1.1. Besluit Jeugdwet.
- 2.
Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of ouders voorafgaand aan de aanvraag hebben gemaakt dan worden deze kosten niet vergoed.
Artikel 16 Weigeringsgronden gelegen in de specifieke aanbieder van jeugdhulp
- 1.
Het is niet toegestaan om jeugdhulp in te zetten van aanbieders:
a. die buitenlands hulpaanbod hebben en niet voldoen aan het afsprakenkader buitenlands jeugdhulp;
b. die alle zorg en ondersteuning aanbieden buiten EER-landen;
c. waarvan in de voorgaande vijf jaar het contract door het college is ontbonden wegens niet voldoen aan de contractuele voorwaarden;
d. die geen gegevens heeft aangeleverd voor de jaarverantwoording in de zorg, tenzij wordt voldaan voor de uitzondering voor solistisch werkende jeugdhulpverleners;
e. die niet voldoen aan de Wet normering topinkomens;
f. waar geen SKJ of BIG geregistreerde professionals werkzaam zijn, met uitzondering van aanbieders van vervoer.
- 2.
Het college kan besluiten de inzet van een jeugdhulpaanbieder niet toe te staan als de aanbieder een actieve aanwijzing of herstelopdracht van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd heeft.
Paragraaf 3 Aanvullende regels persoonsgebonden budget
Artikel 17 Het persoonsgebonden budget
- 1.
Indien de jeugdige of zijn ouders zich in het gesprek zoals bedoeld in artikel 8, eerste lid, gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de maatwerkvoorziening die het college via de gecontracteerde jeugdhulpaanbieder beschikbaar stelt niet passend achten en een pgb wensen, dan dienen zij hiertoe in aanvulling op het ondersteuningsplan een pgb-plan op te stellen.
- 2.
In het plan zoals genoemd in het vorige lid is in ieder geval opgenomen:
a. de motivatie waarom zorg in natura niet passend en een persoonsgebonden budget gewenst is;
b. welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouders willen inkopen met een pgb, wat het beoogde resultaat is en wanneer en hoe wordt geëvalueerd;
c. de voorgenomen uitvoerder van de maatwerkvoorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;
d. op welke wijze de kwaliteit van de in te kopen jeugdhulp is gewaarborgd;
e. de kosten, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief, van de uitvoering;
f. de motivatie ten aanzien van de pgb-vaardigheid aan de hand van de tien punten benoemd in artikel 20 van deze verordening.
- 3.
Het college beoordeelt of de in te kopen maatwerkvoorziening die de jeugdige of zijn ouders met een pgb wensen in te kopen van goede kwaliteit, en dus veilig, doeltreffend, doelmatig en cliëntgericht is.
Artikel 18 Verstrekken van persoonsgebonden budget
- 1.
Het college verstrekt een pgb als:
a. de jeugdige of zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de maatwerkvoorziening die wordt geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder, niet passend achten;
b. uit de beoordeling van de pgb-vaardigheid met inachtneming van artikel 20 blijkt dat de budgethouder of, indien van toepassing, de budgetbeheerder in staat is uitvoering te geven aan de eisen die het beheer van een pgb met zich meebrengt; en
c. naar het oordeel van het college met inachtneming van artikel 21 is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de maatwerkvoorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouders van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het pgb-plan opgenomen beoogde resultaat.
- 2.
Het college verstrekt geen pgb als er twijfels zijn over de integriteit van de voorgenomen uitvoerder van de jeugdhulp, wat zich in ieder geval voordoet indien de voorgenomen uitvoerder van de jeugdhulp in de vijf jaar voorafgaande aan de aanvraag:
a. fraude, in de zin van opzettelijke misleiding om financieel voordeel te verkrijgen, heeft gepleegd;
b. betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de hulp in gevaar brengen;
c. veroordeeld is wegens het plegen van strafbare feiten tot een gevangenisstraf;
d. op basis van een Bibob-toets door het college is geweigerd.
- 3.
Het college weigert een persoonsgebonden budget conform artikel 8.1.1, vierde lid, van de Jeugdwet als:
a. de kosten van het betrekken van de jeugdhulp van derden hoger zijn dan de kosten van de maatwerkvoorziening; of
b. indien het college eerder toepassing heeft gegeven aan de gronden opgenomen in artikel 24, tweede lid, sub a, d of e van deze verordening.
Artikel 19 Onderscheid formele en informele hulp binnen het persoonsgebonden budget
- 1.
Van formele hulp is sprake als de hulp verleend wordt door onderstaande personen, met uitzondering van bloed- of aanverwanten in de 1e of 2e graad van de budgethouder:
a. personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007), en die beschikken over de relevante diploma's die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of
b. personen die aangemerkt zijn als Zelfstandige zonder personeel. Daarnaast moeten ze ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister (conform artikel 5 Handelsregisterwet 2007) en beschikken over de relevante diploma's die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of
c. personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3 van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg (BIG-register) en/of artikel 5.2.1 van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.
- 2.
Indien de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de 1e of 2e graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp, omdat zij onderdeel uitmaken van het sociaal netwerk.
- 3.
Indien de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in lid 1 onder a, b of c, is sprake van informele hulp.
Artikel 20 Pgb-vaardigheid
Om aan de voorwaarden voor pgb-vaardigheid te voldoen dient de beoogd budgethouder, al dan niet met hulp vanuit het sociaal netwerk of, indien van toepassing, een budgetbeheerder, in ieder geval:
- a.
een duidelijk beeld te hebben van de hulpvraag;
- b.
op de hoogte te zijn van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of deze weet te vinden;
- c.
in staat te zijn om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden;
- d.
voldoende vaardig te zijn om te communiceren met de gemeenten, de SVB en de hulpverleners;
- e.
in staat te zijn zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een hulpverlener te kiezen;
- f.
in staat te zijn om afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan het college;
- g.
in staat te zijn om te beoordelen en te beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;
- h.
in staat te zijn de inzet van hulpverleners te coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;
- i.
in staat te zijn om als werk- of opdrachtgever de hupverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren; en
- j.
voldoende kennis te hebben over het werk- of opdrachtgeverschap of deze kennis weten te vinden.
Artikel 21 Kwaliteitseisen maatwerkvoorziening in de vorm van een persoonsgebonden budget
- 1.
Ter waarborging van de kwaliteit van de met een pgb in te kopen maatwerkvoorziening voldoet de uitvoerder van de jeugdhulp aan de volgende eisen:
a. Beschikt over een geldige Verklaring Omtrent Gedrag (VOG).
b. Beschikt over de juiste vaardigheden en deskundigheid om verantwoorde hulp te bieden.
c. Houdt een deugdelijke administratie bij met een registratie van de geleverde hulp.
d. Is voldoende vaardig om in de Nederlandse taal te communiceren.
e. Werkt volgens een plan waarin activiteiten en doelen zijn vastgelegd.
f. Voert de hulp uit in overeenstemming met de beschikking van het college.
g. Stemt de hulp af op de persoonlijke situatie van de jeugdige of zijn ouders.
h. Stemt de hulp af op andere voorzieningen, algemene voorzieningen en maatwerkvoorzieningen waar de jeugdige of zijn ouders gebruik van maken.
i. Respecteert de privacy van de jeugdige of zijn ouders en gaat vertrouwelijk om met informatie over de persoonlijke situatie.
j. Neemt bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling in het huishouden van de jeugdige of zijn ouders voor advies of het doen van een melding contact op met Veilig Thuis.
k. Meldt calamiteiten en geweldsincidenten bij de verlening van jeugdhulp aan het college.
l. Werkt mee aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door het college of daartoe aangewezen derden op inhoudelijke kwaliteit en op rechtmatigheid.
m. Is of raakt door verlening van de jeugdhulp naar het oordeel van het college niet overbelast.
- 2.
Ter waarborging van de kwaliteit van de met een pgb in te kopen maatwerkvoorziening voldoet de uitvoerder van formele jeugdhulp aan de volgende aanvullende eisen:
a. hetgeen is bepaald in artikel 19, eerste lid;
b. handelt in overeenstemming met de professionele standaard;
c. werkt op basis van een hulpverleningsplan;
d. werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;
e. hanteert de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp; en
f. stelt een vertrouwenspersoon in staat zijn taak uit te voeren.
- 3.
Er wordt geen pgb voor informele jeugdhulp verstrekt als de inzet van een formele jeugdhulpaanbieder noodzakelijk is conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling zoals opgenomen in het Kwaliteitskader Jeugd.
Artikel 22 Hoogte van het persoonsgebonden budget
- 1.
De hoogte van het pgb voor formele hulp bedraagt maximaal 100% van het tarief voor de door het college gecontracteerde jeugdhulp in natura.
- 2.
Als op basis van het door de jeugdige of zijn ouders ingediende pgb-plan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht dan in het eerste lid beschreven, is dit lagere tarief van toepassing.
- 3.
Het tarief voor een pgb voor informele hulp wordt vastgesteld op het bedrag dat in die situatie gehanteerd wordt bij de uitvoering van de Wet langdurige zorg.
- 4.
Indien er sprake is van logeeropvang door een hulp uit het sociaal netwerk als bedoeld in artikel 8ab van de Regeling Jeugdwet geldt een tegemoetkoming van € 60,- per etmaal, met een maximum van € 141,- per kalendermaand.
- 5.
Het maximale tarief voor vervoer bedraagt:
a. indien de jeugdige per auto wordt vervoerd, de maximale belastingvrije reiskostenvergoeding, er is dan sprake van informeel vervoer;
b. indien de jeugdige per (rolstoel)taxi wordt vervoerd, de maximale tarieven voor taxivervoer uitgegaan van de tarieven per kilometer conform de kortste route van de ANWB-routeplanner.
- 6.
De berekende bedragen zoals bedoeld in lid 1 worden afgerond op een bedrag dat deelbaar is door 24.
- 7.
Wanneer de tarieven geïndexeerd worden, draagt het college zorg voor de kenbaarheid van de nieuwe tarieven.
Artikel 23 Kosten die zijn uitgesloten
De volgende kosten zijn uitgesloten voor vergoeding vanuit een pgb:
- a.
Kosten voor bemiddeling.
- b.
Kosten voor coördinatie.
- c.
Kosten voor crisishulp/crisisopvang.
- d.
Kosten voor een vrij besteedbaar bedrag en vrijwilligersvergoeding.
- e.
Kosten voor het voeren van een pgb-administratie.
- f.
Kosten voor feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- g.
Kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers.
- h.
Kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb.
- i.
Zorg en ondersteuning die onder een andere wet dan de Jeugdwet valt.
- j.
Zorg en ondersteuning (door aanbieders) buiten EER-landen.
Hoofdstuk 5 Herziening, intrekking, terugvordering en controle
Artikel 24 Herziening, intrekking en terugvordering
- 1.
Degene aan wie krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening is verstrekt, is verplicht op verzoek of direct uit eigen beweging aan het college mededeling te doen van feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een maatwerkvoorziening.
- 2.
Het college kan een besluit, genomen op grond van deze verordening, herzien, intrekken of beëindigen als het college vaststelt dat:
a. de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
b. de jeugdige of zijn ouders niet langer op de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
c. de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb niet meer toereikend is te achten;
d. de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening of;
e. de jeugdige of zijn ouders de maatwerkvoorziening of het daarmee samenhangende pgb niet of voor een ander doel gebruiken dan waarvoor het is bestemd;
f. de jeugdige of zijn ouders met het pgb jeugdhulp betrekken van een jeugdhulp-aanbieder tegen wie bezwaren zijn ontstaan, als bedoeld in artikel 18, tweede lid.
- 3.
Als het college een besluit op grond van het tweede lid, sub a, heeft herzien, ingetrokken of beëindigd kan het college de geldswaarde vorderen van het teveel of ten onrechte genoten maatwerkvoorziening in natura of het te veel of ten onrechte genoten pgb.
- 4.
Het besluit kan ingetrokken worden, wanneer de jeugdhulpaanbieder niet binnen zes maanden na het afgeven van het besluit gestart is met de zorg of als blijkt dat het persoonsgebonden budget binnen zes maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 25 Opschorting betaling uit het pgb
- 1.
Het college kan de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een geheel of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken, als er ten aanzien van de persoon aan wie het pgb is verstrekt een ernstig vermoeden is gerezen dat er sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 8.1.4, eerste lid, onder a, d of e van de Jeugdwet.
- 2.
Indien de jeugdige langer dan twee maanden verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet kan het college de Sociale Verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor de duur van de opname.
- 3.
Het college stelt de pgb-houder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste en tweede lid.
Artikel 26 Voorkomen en bestrijding misbruik, oneigenlijk gebruik en ondoelmatig gebruik
- 1.
Het college informeert de jeugdige en zijn ouders over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of persoonsgebonden budget zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de krachtens deze verordening verstrekte maatwerkvoorzieningen.
- 2.
Het college wijst personen (toezichthouders) aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.9 van de Jeugdwet dan wel bij deze verordening, ten aanzien van de bestrijding van het ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget, alsmede van misbruik of oneigenlijk en ondoelmatig gebruik van het bepaalde bij de Jeugdwet, dan wel deze verordening.
Artikel 27 Controle
- 1.
Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, of de verstrekte voorzieningen worden gebruikt dan wel besteed ten behoeve van het doel waarvoor ze verstrekt zijn.
- 2.
Het college is gerechtigd tot het uitvoeren van formele en materiële controles en fraudeonderzoek.
- 3.
Het college maakt met de door hem gecontracteerde of gesubsidieerde jeugdhulpaanbieders afspraken over de facturatie, resultaatsturing en accountantscontroles, zodat declaraties en uitbetalingen in overeenstemming zijn met de contractuele afspraken, de leveringsopdracht, de prestatieafspraken en de feitelijk geleverde prestaties.
Hoofdstuk 6 Afstemming met andere voorzieningen
Artikel 28 Gezondheidszorg en langdurige zorg
- 1.
Het college maakt afspraken met de huisartsen, medisch specialisten, jeugdartsen en de zorgverzekeraars over de voorwaarden waaronder en de wijze waarop de verwijzing, als bedoeld in artikel 2.6 eerste lid, onderdeel e van de Jeugdwet en artikel 13 van deze verordening, plaatsvindt.
- 2.
Het college maakt afspraken met de zorgverzekeraars en het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) hoe de continuïteit van zorg te garanderen voor jeugdigen die in behandeling zijn en de leeftijd van 18 jaar bereiken, waarvan de reële verwachting is dat deze zorg na de 18e verjaardag door zal lopen en daarmee onder de Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg komen te vallen, en hoe te voorkomen dat jeugdigen tussen wal en schip vallen wanneer er discussie is over het wettelijke kader.
- 3.
Het college draagt er zorg voor dat in de gevallen bedoeld in het eerste lid de jeugdige en zijn ouders worden gewezen op de consequentie dat deze zorg vanaf de 18e verjaardag van de jeugdige onder de Zorgverzekeringswet valt, en spant zich in voor de continuïteit van de zorg indien noodzakelijk.
- 4.
Het college draagt zorg dat de jeugdige of zijn ouders ondersteund worden richting het CIZ, indien er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg.
- 5.
Indien de jeugdige of zijn ouders weigeren mee te werken aan het verkrijgen van een besluit van het CIZ, is het college niet gehouden een maatwerkvoorziening toe te kennen op grond van deze verordening.
Artikel 29 Gecertificeerde instellingen
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen over:
a. het overleg over de aangewezen jeugdhulp in het kader van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering, zoals bedoeld in artikel 3.5 lid 1 van de Jeugdwet;
b. het overleg over de eventueel gewenste jeugdhulp na beëindiging van de kinderbeschermingsmaatregel of jeugdreclassering;
c. de vorm en inhoud van het besluit tot inzet van jeugdhulp van de gecertificeerde instelling en hoe het college daarvan op de hoogte gesteld wordt;
d. wanneer en onder welke voorwaarden de gecertificeerde instelling budgethouder van een persoonsgebonden budget kan zijn namens de jeugdige en zijn ouders;
e. hoe te handelen wanneer de gecertificeerde instelling meent dat niet gecontracteerde jeugdhulp ingezet dient te worden.
- 2.
Het college en de gecertificeerde instelling leggen de afspraken als bedoeld in het tweede lid vast in een protocol als bedoeld in artikel 3.5 lid 3 lid van de Jeugdwet.
Artikel 30 Justitiedomein
- 1.
Het college maakt afspraken met de gecertificeerde instellingen, de Raad voor de Kinderbescherming en Justitiële Jeugdinrichtingen over het overleg over de inzet van jeugdhulp bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing en jeugdreclassering als bedoeld in artikel 2.4 lid 2 onderdeel b van de Jeugdwet.
- 2.
Het college en de betrokken instellingen nemen de afspraken zoals bedoeld in het eerste lid op in het protocol zoals bedoeld in artikel 29 lid 2 van deze verordening en het protocol bedoeld in artikel 3.1 lid 5 van de Jeugdwet.
Artikel 31 Voorschoolse voorzieningen, onderwijs en leerplicht
Het college draagt zorg voor goede afstemming met de locaties voor kinderopvang, (speciaal) primair en voortgezet (speciaal) onderwijs en middelbaar beroepsonderwijs aangaande de te treffen jeugdhulpvoorzieningen.
Artikel 32 Wmo‐voorzieningen
- 1.
Het college draagt zorg voor een goede afstemming van voorzieningen op grond van deze verordening en voorzieningen voor jeugdigen of ouders op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
- 2.
Het college draagt zorg dat wanneer de begeleiding van een jeugdige na het achttiende jaar voortgezet moet worden onder de Wet maatschappelijke ondersteuning, de continuïteit gewaarborgd wordt en de lokale toegang een besluit hiertoe zo nodig (mede)voorbereidt.
Artikel 33 Voorzieningen werk en inkomen
Het college draagt zorg voor het vroegtijdig signaleren van financiële factoren die in de weg kunnen staan voor het slagen van preventie en jeugdhulp en voor ondersteuning aan jeugdigen en hun ouders vanuit de gemeentelijke voorzieningen - zoals schuldhulpverlening, inkomensvoorzieningen, re-integratievoorzieningen, minimaregelingen- om deze financiële factoren weg te nemen.
Hoofdstuk 7 Verhouding prijs en kwaliteit
Artikel 34 Verhouding prijs en kwaliteit
Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, rekening met:
- a.
de aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;
- c.
een redelijke toeslag voor overheadkosten;
- d.
een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;
- e.
kosten voor bijscholing van het personeel.
Hoofdstuk 8 Vertrouwenspersoon, klachten en medezeggenschap
Artikel 35 Vertrouwenspersoon
- 1.
Het college zorgt ervoor dat jeugdigen, ouders en pleegouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
- 2.
Het college wijst jeugdigen, ouders en pleegouders erop dat zij zich desgewenst kunnen laten bijstaan door een onafhankelijke vertrouwenspersoon.
Artikel 36 Klachtregeling
Het college draagt zorg voor een zorgvuldige behandeling van klachten van de jeugdige of zijn ouders die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.
Artikel 37 Inspraak en medezeggenschap
- 1.
Het college betrekt de ingezetenen van de gemeente bij de voorbereiding van het beleid betreffende jeugdhulp overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.
- 2.
Het college stelt de jeugdige of zijn ouders en vertegenwoordigers van cliëntgroepen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
- 3.
Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
- 4.
Het college kan nadere regels vaststellen ter uitvoering van het tweede en derde lid.
Hoofdstuk 9 Slotbepalingen
Artikel 38 Hardheidsclausule
Het college kan ten gunste van de jeugdige of zijn ouders afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.
Artikel 39 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
- 1.
De Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2018 wordt ingetrokken.
- 2.
Een jeugdige of ouders houden recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2018, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.
- 3.
Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2018 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
- 4.
Bezwaarschriften gericht tegen besluiten die zijn genomen voor de inwerkingtreding van deze verordening, worden behandeld op grond van de Verordening Jeugdhulp Putten 2018, zoals deze luidde onmiddellijk voorafgaand aan het tijdstip waarop deze verordening in werking treedt.
- 5.
Het college is bevoegd een besluit, dat is genomen op grond van Verordening Jeugdhulp Putten 2018 te herzien:
a. op de gronden, vermeld in artikel 18 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2018;
b. indien uit een door het college uitgevoerd heronderzoek blijkt dat er met toepassing van de ten tijde van het onderzoek geldende verordening een afwijkend besluit zou zijn genomen;
c. indien de ouders of jeugdige wensen te veranderen van aanbieder of van verstrekkingsvorm;
d. indien de jeugdhulpaanbieder niet langer gecontracteerd is door het college.
- 6.
Het college heeft de bevoegdheid om een pgb dat is verstrekt onder de Verordening Jeugdhulp Putten 2018, terug te vorderen op de in deze verordening genoemde gronden.
Artikel 40 Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op 16 juli 2025.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening Jeugdhulp gemeente Putten 2025.
Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 10 juli 2025,
Ondertekening
de griffier,
E.G. van Drie-Timmer
de voorzitter,
H.A. Lambooij
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl