Financiële Verordening gemeente Laren 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 16-07-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Financiële Verordening gemeente Laren 2025

De raad van de gemeente Laren:

gelezen het voorstel d.d. 27 mei 2025 van het college van burgemeester en wethouders over de Financiële Verordening 2025;

gelet op het bepaalde dienaangaande in de Gemeentewet en Besluit Begroting en Verantwoording;

B E S L U I T :

  • 1.

    De Financiële Verordening gemeente Laren 2025 vast te stellen;

  • 2.

    De huidige Financiële Verordening gemeente Laren 2020 in te trekken.

Financiële verordening gemeente Laren 2025

Paragraaf 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • Administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd;

  • BEL Combinatie: de Werkorganisatie BEL-Gemeenten, zoals bedoeld in artikel 2 van de ‘Gemeenschappelijke regeling BEL Combinatie’;

  • BBV: Het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) is een besluit die de wet (artikel 212 Gemeentewet) nader uitwerkt en die de regels voor het opstellen van financiële rapporten van gemeenten en provincies weergeeft;

  • College: het college van burgemeester en wethouders;

  • Kostenplaats: de eenheid waarin programma’s nader zijn ingedeeld;

  • Rechtmatigheidsverantwoording: de rapportage van het college waarbij aangegeven wordt in welke mate de totstandkoming van de financiële beheershandelingen en de vastlegging daarvan overeenstemmen met de relevante wet- en regelgeving;

  • Taakveld: de eenheid waarin programma’s zijn ingedeeld op basis van een samenhang van activiteiten zoals in het BBV is omschreven.

Paragraaf 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programma-indeling

  • 1. De gemeenten Laren, Eemnes en Blaricum hanteren een uniforme programma-indeling.

Artikel 3. Inrichting begroting en jaarstukken

  • 1. In de begroting en de jaarstukken wordt het overzicht van de baten en lasten per programma weergegeven.

  • 2. In de begroting en de jaarstukken worden in het overzicht van de (geraamde) incidentele baten en lasten de posten vanaf € 10.000 per programma afzonderlijk gespecificeerd.

  • 3. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven.

  • 4. Bij de uiteenzetting van de financiële positie in de begroting wordt in aanvulling op het bepaalde in artikel 20 en artikel 21 van het BBV inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming, de investeringen en de grondexploitatie.

Artikel 4. Kaders begroting

  • 1. Het college biedt jaarlijks aan de raad een voorstel aan voor het beleid en de financiële kaders van de begroting voor het volgende begrotingsjaar en de meerjarenraming. De vaststelling door de raad vindt uiterlijk jaarlijks in juli plaats.

  • 2. In de begroting wordt een post onvoorziene uitgaven opgenomen.

Artikel 5. Autorisatie begroting en investeringskredieten

  • 1. De raad autoriseert met het vaststellen van de begroting de baten en de lasten per programma.

  • 2. Bij de begrotingsbehandeling geeft de raad aan van welke nieuwe investeringen hij op een later tijdstip een apart voorstel voor autorisatie van het investeringskrediet wil ontvangen. De overige nieuwe investeringskredieten worden bij de begrotingsbehandeling met het vaststellen van de financiële positie geautoriseerd.

  • 3. In geval van investeringen met een meerjarig karakter doet het college indien nodig ook bij iedere begroting op grond van geactualiseerde ramingen voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde investeringskredieten.

  • 4. Het college informeert de raad middels de tussentijdse rapportage, zoals bedoeld in artikel 6 eerste lid, als zij verwacht, dat de lasten van een programma de geautoriseerde lasten met meer dan € 25.000 dreigen te overschrijden of de baten van een programma de geautoriseerde baten met meer dan € 25.000 dreigen te onderschrijden. De raad geeft vervolgens aan of zij een voorstel wil voor het wijzigen van de geautoriseerde lasten van het programma of voor het bijstellen van het beleid.

  • 5. Het college informeert de raad middels de tussentijdse rapportage, zoals bedoeld in artikel 6 eerste lid, als zij verwacht dat de investeringsuitgaven van een investeringskrediet het geautoriseerde investeringskrediet met meer dan 10% dreigen te overschrijden met een minimum van € 25.000. De raad geeft vervolgens aan of zij een voorstel wil voor het wijzigen van het geautoriseerde investeringskrediet of zij een voorstel wil voor het wijzigen van het investeringsvoorstel.

  • 6. Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college voorafgaand aan het aangaan van verplichtingen een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet aan de raad voor.

Artikel 6. Tussentijdse rapportage

  • 1. Het college informeert de raad door middel van ten minste één tussentijdse rapportage over de realisatie van de begroting van de gemeente over het lopende boekjaar.

  • 2. De tussentijdse rapportage bevat een uiteenzetting over de uitvoering en een overzicht met de bijgestelde raming van:

    • a.

      de baten en lasten per programma.

    • b.

      de realisatie en raming van de uitputting van de investeringskredieten.

  • 3. In de tussentijdse rapportage moeten in ieder geval afwijkingen groter dan € 25.000 op de oorspronkelijke ramingen van de baten en lasten per kostenplaats en investeringskrediet in de begroting worden toegelicht.

Artikel 7. Jaarstukken

  • 1. Gelijktijdig met het aanbieden van de jaarstukken biedt het college de raad een voorstel aan over de bestemming van het jaarrekeningresultaat.

  • 2. In de jaarrekening presenteert het college aan de raad de niet uit de balans blijkende verplichtingen (NUBBV) groter dan € 50.000.

  • 3. Vooruitlopend op het bestemmingsvoorstel over het jaarrekeningresultaat kan het college de raad voorstellen om restantmiddelen op onderdelen van het rekeningresultaat over te hevelen naar het volgende begrotingsjaar.

Artikel 8. Wensen en bedenkingen over grote onderwerpen

Het college besluit niet over:

  • a.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties, tenzij in het kader van een gezond liquiditeitenbeheer een geldlening risicovrij wordt verstrekt aan een overheidsinstelling waarmee de gemeente geen directe toezichtsrelatie heeft; en

  • b.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen als deze niet inhoudelijk en budgettair binnen de begroting vallen;

dan nadat de raad is geïnformeerd over het voornemen en hiertoe in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen.

Artikel 9. EMU-saldo

Als het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, zoals bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet zij een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Paragraaf 3. Rechtmatigheidsverantwoording

Artikel 10. Verantwoordings- en rapportagegrens rechtmatigheidsverantwoording

  • 1. In de rechtmatigheidsverantwoording bij de jaarrekening rapporteert het college aan de raad over afwijkingen met een verantwoordingsgrens, zoals jaarlijks wordt bepaald bij de vaststelling van het controleprotocol en deze bedraagt maximaal 2 procent..

  • 2. In de paragraaf bedrijfsvoering worden de geconstateerde afwijkingen (fouten of onduidelijkheden) groter dan € 25.000 nader toegelicht. Inzake ‘Single information, single audit’ worden bij de rapporteringstoleranties de besluiten van het ministerie van BZK gevolgd.

Artikel 11. Voorwaardencriterium

  • 1. Het voorwaardencriterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op de eisen die worden gesteld bij de uitvoering van de financiële beheershandelingen. De eisen/voorwaarden zijn afkomstig uit diverse wet- en regelgeving en hebben betrekking op aspecten als doelgroep, termijn, grondslag, administratieve bepalingen, normbedragen, bevoegdheden, bewijsstukken, recht, hoogte en duur.

  • 2. Het college biedt de raad jaarlijks voor 1 juli ter vaststelling een controleprotocol en een normenkader rechtmatigheid aan. Deze kaders bestaan uit alle relevante (interne) wet- en regelgeving waaruit financiële beheershandelingen kunnen voortvloeien.

Artikel 12. Begrotingscriterium

  • 1. Het begrotingscriterium is een criterium van rechtmatigheid dat betrekking heeft op de grenzen van de baten en lasten in de door de raad geautoriseerde begroting van exploitatie en investeringskredieten en de hiermee samenhangende programma’s, waarbinnen de financiële beheershandelingen tot stand moeten zijn gekomen.

  • 2. De begrotingsrechtmatigheid wordt beoordeeld op het niveau waarop de begroting door de raad is geautoriseerd, zoals is opgenomen in artikel 5.

  • 3. Bij investeringsprojecten wordt de begrotingsrechtmatigheid beoordeeld op het niveau van het totaal gevoteerde kredietbedrag. Een overschrijding van het jaarbudget, passend binnen het totaalbedrag van het krediet, wordt daarmee als rechtmatig beschouwd.

  • 4. Uitgangspunt is dat iedere afwijking van de begroting als onrechtmatig wordt beschouwd, behalve kostenonderschrijdingen die passen binnen het bestaande beleid en behalve over- en onderschrijdingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten wanneer geldt dat deze t/m het moment bij de jaarrekening tijdig zijn gemeld.

  • 5. Afwijkingen worden acceptabel onrechtmatig aangemerkt wanneer zij bij het opmaken van de jaarrekening worden gepresenteerd en er sprake is van ten minste een van de situaties zoals toegelicht in bijlage II toelichting rechtmatige overschrijdingen bij deze verordening.

  • 6. Acceptabele begrotingsonrechtmatigheden die passen binnen het bestaande beleid van de raad, worden opgenomen in de rechtmatigheidsverantwoording (voor zover de verantwoordingsgrens voor afzonderlijke fouten of onduidelijkheden is overschreden), maar worden niet nader toegelicht in de paragraaf bedrijfsvoering.

  • 7. Afwijkingen die als onacceptabel onrechtmatig worden beschouwd, kunnen door de raad bij de jaarrekening alsnog worden geautoriseerd. Indien de afwijking niet binnen het bestaande beleid valt, kan de raad ervoor kiezen het college te vragen om een indemniteitsbesluit voor te bereiden.

Artikel 13. Misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium

  • 1. Het misbruik en oneigenlijk gebruik-criterium is het criterium van rechtmatigheid, dat betrekking heeft op het voorkomen, detecteren en corrigeren van misbruik en oneigenlijk gebruik van overheidsgelden en gemeentelijke eigendommen bij financiële beheershandelingen.

  • 2. Het college legt de regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen vast en draagt zorg voor de controle hierop.

Paragraaf 4. Financieel beleid

Artikel 14. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1. Immateriële en materiële vaste activa worden afgeschreven volgens de methodiek en de afschrijvingstermijnen zoals opgenomen in bijlage I afschrijvingsbeleid bij deze verordening.

  • 2. De afschrijving van activa start per 1 januari van het jaar na het afsluiten van het betreffende investeringskrediet.

  • 3. De kosten voor het afsluiten van geldleningen worden direct ten laste van de exploitatie gebracht.

  • 4. De kosten voor onderzoek en ontwikkeling worden direct ten lasten van de exploitatie gebracht.

  • 5. In afwijking van het vierde lid worden kosten voor onderzoek en ontwikkeling geactiveerd, mits de kosten betrekking hebben op de voorbereidingskosten ten behoeve van toekomstige grondexploitaties.

  • 6. De rente wordt berekend over de boekwaarde per 1 januari.

Artikel 15. Voorziening voor oninbare debiteuren

  • 1. Vorderingen worden gewaardeerd tegen de nominale waarde onder aftrek van een voorziening voor oninbaarheid.

  • 2. Voor de vorderingen op verbonden partijen en derden wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vorderingen.

  • 3. Voor Soza-debiteuren wordt een voorziening getroffen in overeenstemming met de ontvangen verantwoordingsinformatie van de uitvoeringsorganisatie, tenzij de interne beoordeling hiervan afwijkt.

  • 4. Voor belastingdebiteuren wordt een voorziening getroffen in overeenstemming met de ontvangen verantwoordingsinformatie van de uitvoeringsorganisatie, tenzij de interne beoordeling hiervan afwijkt.

Artikel 16. Reserves en voorzieningen

  • 1. In de begroting en jaarstukken vindt geen toerekening van rente over de reserves en voorzieningen aan de taakvelden plaats.

  • 2. Het college biedt de raad eens in de vier jaar een nota reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 3. Bij een voorstel voor de instelling van een bestemmingsreserve wordt in ieder geval aangegeven:

    • a.

      het specifieke doel van de reserve;

    • b.

      het bestedingsplan van de reserve;

    • c.

      de voeding van de reserve;

    • d.

      de onttrekking aan de reserve;

    • e.

      de eventuele maximale hoogte van de reserve;

    • f.

      de eventuele maximale looptijd.

    • g.

      het programma waarin de reserve verantwoord dient te worden.

Artikel 17. Kostprijsberekening

  • 1. Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van goederen, werken en diensten van de gemeenten, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een extracomptabel stelsel van kostentoerekening gehanteerd. Bij deze kostentoerekening worden naast de directe kosten, de overheadkosten en de rente van de inzet van vreemd vermogen voor de dekking van de in gebruik zijnde activa betrokken.

  • 2. Bij de directe kosten worden betrokken de dotaties aan en onttrekkingen van voorzieningen en reserves. Voor de rioolheffing en de afvalstoffenheffing, worden daarbij ook de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid betrokken.

  • 3. Voor de toerekening van overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen, aan diensten voor derden en aan grondexploitaties, wordt uitgegaan van een percentage dat berekend wordt door het totaal aan overhead (baten minus lasten) te nemen zoals verantwoord op taakveld 0.4. Dit wordt gedeeld door het totaal aan directe salarislasten personeel. De toe te rekenen overhead wordt vervolgens bepaald door dit percentage te vermenigvuldigen met de directe salarislasten die op het betreffende taakveld zijn verantwoord.

  • 4. Het percentage van de omslagrente voor de toerekening van rente voor de financiering van de in gebruik zijnde activa, zoals bedoeld in het eerste lid, wordt jaarlijks met de begroting vastgesteld in de paragraaf financiering. Het percentage van deze omslagrente wordt bepaald conform de BBV-voorschriften.

  • 5. Bij een verstrekte lening wordt voor de bepaling van de rentekosten van de inzet van vreemd vermogen in de kostprijs uitgegaan van totaalfinanciering conform de BBV-voorschriften.

Artikel 18. Prijzen economische activiteiten

  • 1. Voor de levering van goederen, diensten en werken door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden waarbij de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt ten minste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht.

  • 2. Bij het verstrekken van leningen of garanties door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden worden ten minste de geraamde integrale kosten in rekening gebracht. Hier kan via een raadsbesluit van worden afgeweken.

  • 3. Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van ten minste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen.

Artikel 19. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

Het college doet jaarlijks via de belastingverordeningen voorstellen voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, heffingen, leges en de rechten tenzij het college gebruik maakt van de door de raad aan haar gedelegeerde bevoegdheden op grond van artikel 156 Gemeentewet.

Artikel 20. Financieringsfunctie

Het college stelt een Treasurystatuut vast. Deze wordt ter kennisgeving aan de raad verzonden en behandelt minimaal de werkwijze omtrent het verstrekken van leningen, garanties en risicodragend kapitaal.

Paragraaf 5. Paragrafen bij de begroting en jaarstukken

Artikel 21. Lokale heffingen

Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf lokale heffingen de verplichte onderdelen op grond van artikel 10 van het BBV op.

Artikel 22. Weerstandsvermogen en risicobeheersing

  • 1. Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing de verplichte onderdelen op grond van artikel 11 van het BBV op.

  • 2. Het college biedt ten minste eenmaal in de vier jaar een (bijgestelde) nota ‘Weerstandsvermogen en risicomanagement’ aan. De raad stelt deze nota vast.

Artikel 23. Onderhoud kapitaalgoederen

Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen de verplichte onderdelen op grond van artikel 12 van het BBV op.

Artikel 24. Financiering

Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf financiering de verplichte onderdelen op grond van artikel 13 van het BBV op.

Artikel 25. Bedrijfsvoering

Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf bedrijfsvoering naast de verplichte onderdelen op grond van artikel 14 van het BBV in ieder geval het volgende op:

  • a.

    organisatieontwikkelingen, zowel van de gemeente als geheel als van de BEL Combinatie;

  • b.

    ontwikkelingen op het gebied van personeel;

  • c.

    een toelichting op alle afwijkingen in rechtmatigheid, die in de rechtmatigheidsverantwoording zijn opgenomen, voor zover deze de rapportagegrens, zoals bedoeld in artikel 10 lid 3, overschrijden en eventueel welke maatregelen worden genomen om deze afwijkingen in de toekomst te voorkomen;

  • d.

    integriteitsbeleid en frauderisicobeheersing.

Artikel 26. Verbonden partijen

Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf verbonden partijen de verplichte onderdelen op grond van artikel 15 van het BBV op.

Artikel 27. Grondbeleid

Bij de begroting en jaarstukken neemt het college in de paragraaf grondbeleid de verplichte onderdelen op grond van artikel 16 van het BBV op.

Artikel 28. Wet open overheid

Bij de begroting en jaarstukken geeft het college in de paragraaf Wet open overheid ten minste inzicht in de voortgang van het Programma Wet open overheid.

Paragraaf 6. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 29. Administratie

De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

  • a.

    het sturen en beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de BEL Combinatie;

  • b.

    het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden, contracten, etc.;

  • c.

    het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties; en

  • d.

    de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie, alsmede voor de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 30. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de BEL Combinatie;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden en verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten;

  • f.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen; en

  • g.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, control en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 31. Interne controle

  • 1. Het college draagt ten behoeve van het getrouwe beeld en de rechtmatigheid van de jaarrekening zorg voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel en verbetering.

  • 2. Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen voor herstel tot tekortkomingen.

Paragraaf 7. Slotbepalingen

Artikel 32. Intrekken oude regeling

De Financiële Verordening gemeente Laren 2020 in te trekken, met dien verstande dat op investeringen in de openbare ruimte met maatschappelijk nut dit voor 1 januari 2025 zijn gedaan, de Financiële verordening gemeente Laren 2020 van toepassing blijft zoals deze gold op de dag voor de inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 33. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 januari 2025.

  • 2. Deze verordening is van toepassing op de jaarstukken 2025.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële Verordening gemeente Laren 2025.

Ondertekening

Vastgesteld door de raad in zijn openbare vergadering van 25 juni 2025.

A. Kroon-Stam

griffier

J.N. de Zwart-Bloch

voorzitter

Bijlage I afschrijvingsbeleid bij artikel 14

Afschrijvingsbeleid immateriële vaste activa

De volgende immateriële vaste activa worden lineair afschreven in:

Omschrijving

Afschrijvingstermijn in jaren

Agio / Disagio / Boeterente

Maximaal looptijd lening

Kosten afsluiten van een lening

Direct en laste van de exploitatie

Kosten onderzoek en ontwikkeling toekomstige grondexploitaties

Maximaal vijf jaar

Bijdragen aan activa in eigendom van derden

De afschrijvingsduur is maximaal gelijk aan de gehanteerde afschrijvingsduur van de derde partij, met dien verstande dat het eigen afschrijvingsbeleid van de gemeente X niet wordt overschreden.

Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen alleen worden geactiveerd als:

  • -

    Er sprake is van een investering van een derde;

  • -

    De investering bijdraagt aan de publieke taak;

  • -

    De derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen; en

  • -

    De bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente X anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.

Afschrijvingsbeleid materiële vaste activa met economisch of maatschappelijk nut

Activa met een verkrijgingsprijs van minder dan € 10.000,- worden niet geactiveerd, uitgezonderd gronden en terreinen. Deze laatst genoemden worden altijd geactiveerd. Op gronden en terreinen wordt niet afgeschreven.

Op afschrijving van het bedrijfsgebouw brandweerkazerne en afschrijving van tankautospuiten wordt afgeschreven conform het afschrijvingsbeleid van de Veiligheidsregio Utrecht.

De volgende materiële vaste activa worden lineair afgeschreven:

Omschrijving

Afschrijvingstermijn in jaren

Gronden en terreinen

Gronden

Geen afschrijving

 
 

Woonruimten

Bouw / Renovatie woning

40

Verbouwing woning

20

 
 

Bedrijfsgebouwen

Gebouwen permanent

40

Schoolgebouwen

50

Gebouwen met een tijdelijke functie

Gebruiksduur

Verbouwing gebouwen

25

Renovatie gebouwen

40

Sportcomplexen / IJsbaan

40

Renovatie sportcomplexen

10

Installaties; isolatievoorzieningen; klimaatbeheersing

20

Inventaris / inrichting; binnen schilderwerk

10

Zonwering; buiten schilderwerk

5

 
 

Grond-, weg- en waterbouwkundige werken

Reconstructie / aanleg wegen

40

Straatmeubilair

15

Reconstructie / aanleg riolen

40

Riolering (mechanisatie)

15

Reconstructie / aanleg voet- en fietspad

40

Reconstructie / aanleg parkeerterreinen

40

Reconstructie / aanleg bruggen (hout)

25

Reconstructie / aanleg bruggen (staal)

60

Reconstructie / aanleg bruggen (beton)

80

Openbare verlichting (masten)

40

Openbare verlichting (armaturen)

20

Openbare verlichting (verdeelkasten)

45

Reconstructie groen

10

Herplant bomen

35

Renovatie / aanleg speelvoorzieningen

10

Duikers

40

Geluidswal

40

Steigers (hout)

25

Damwand / kademuren / keermuren

60

Schanskorfconstructies

40

Beschoeiing

20

Urnenmuur

20

Kunstgrasvelden

10

Social sofa’s

20

Smart JOP’s; Urban Dance Ground

10

 
 

Machines, apparaten en installaties

Zonnepanelen

15

Verkeersregelinstallaties (VRI)

15

Installaties overig

15

Bijlage 2: toelichting rechtmatige overschrijdingen bij artikel 10

Het begrotingscriterium richt zich primair op de baten en lasten op programmaniveau.

Het bestaande beleid van de raad wordt afgeleid uit:

  • -

    De programmabegroting met toelichting; en

  • -

    De begrotingswijzigingen met toelichting zoals blijkend uit de tussentijdse rapportages en raadsbesluiten.

Begrotingsafwijkingen worden in de jaarrekening/het jaarverslag toegelicht.

Bij het operationaliseren van rechtmatigheid worden de volgende categorieën afwijkingen onderscheiden:

Begroting onder- en overschrijding van baten en onderschrijdingen lasten

1.

Kostenonderschrijdingen worden als rechtmatig beschouwd tenzij deze niet passen binnen het bestaande beleid.

2.

Voor over- en onderschrijdingen van baten, onderschrijdingen van lasten en onderschrijdingen van investeringskredieten geldt dat deze t/m het moment bij de jaarrekening tijdig zijn gemeld en hiermee rechtmatig zijn.

Begrotingsoverschrijdingen passend binnen het bestaande beleid

3.

Kostenoverschrijdingen betreffende activiteiten die passen binnen het bestaande beleid en die geheel of grotendeels worden gecompenseerd door direct gerelateerde inkomsten, bijvoorbeeld via kostendekkende omzet (heffingen, huur) via egalisatiereserves of via subsidies.

Deze overschrijdingen worden door de raad geaccepteerd (passend binnen het beleid).

 
 

4.

Kostenoverschrijdingen betreffende activiteiten die passen binnen het bestaande beleid en een gevolg zijn van interne factoren zoals bijvoorbeeld:

  • doorberekening van indirecte kosten, onder voorwaarde dat de totale apparaatskosten zoals verantwoord op de kostenplaatsen niet worden overschreden;

  • kapitaallasten, onder voorwaarde dat de investeringskredieten door de raad zijn geautoriseerd (overschrijding van kredieten: zie bij 5);

  • overschrijdingen als gevolg van abusievelijke fouten in de begroting;

  • dotaties aan voorzieningen die verplicht zijn op grond van het Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten.

Vaak blijken dergelijke zaken pas bij het opmaken van de jaarrekening. Deze overschrijdingen worden door de raad geaccepteerd (passend binnen het beleid).

 
 

5.

Kostenoverschrijdingen die passen binnen het bestaande beleid en die in verband met het tijdstip van het ontstaan ervan, niet tijdig aan de raad konden worden gerapporteerd in de Najaarsnota, die niet meer binnen het budget kunnen worden gecompenseerd en die worden veroorzaakt door (externe) factoren zoals bijvoorbeeld:

  • een open einde (subsidie)regeling;

  • faillissement van debiteuren / vorderingen die niet geïnd konden worden;

  • wijzigingen in landelijke wet- en regelgeving met financiële consequenties;

  • aanpassingen in het gemeentefonds;

  • uitgaven van gemeenschappelijke regelingen;

  • realisatie op begrote subsidieverwachtingen;

  • de renteontwikkeling op de kapitaalmarkt;

  • strategische grondaankopen;

  • klimaatsomstandigheden, bijvoorbeeld een overschrijding van het budget gladheidbestrijding als gevolg van sneeuwval;

  • uitgaven die naar hun aard onvoorzien, onvermijdelijk en onuitstelbaar zijn.

Vaak blijken dergelijke zaken pas bij het opmaken van de jaarrekening. Deze overschrijdingen worden door de raad geaccepteerd (passend binnen het beleid).

 
 

6.

Kostenoverschrijdingen betreffende activiteiten die passen binnen het bestaande beleid en ten onrechte niet tijdig niet aan de raad zijn gerapporteerd in de Najaarsnota, zoals bijvoorbeeld:

  • een verwachte kostenoverschrijding op jaarbasis was via tussentijdse gegevens al wel bekend, maar men heeft geen voorstel tot begrotingsaanpassing ingediend;

  • idem met betrekking tot overschrijding van een investeringskrediet.

Deze overschrijdingen worden als onrechtmatig beschouwd. Doordat deze overschrijdingen binnen het bestaande beleid vallen, kunnen deze door de raad bij de jaarrekening alsnog worden geautoriseerd.

Begrotingsoverschrijdingen niet passend binnen het bestaande beleid

7.

Kostenoverschrijdingen betreffende activiteiten die niet passen binnen het bestaande beleid en die achteraf als onrechtmatig moeten worden beschouwd.

Bijvoorbeeld een naheffingsaanslag die na nader onderzoek door de belastingdienst wordt opgelegd, of een boete / schadevergoeding die na een bezwaar- en beroepsprocedure aan de gemeente Laren wordt opgelegd. In de praktijk zal het meestal gaan om interpretatieverschillen bij de uitleg van wet- en regelgeving, waar de gemeente zich, eventueel na een gerechtelijke uitspraak, bij zal hebben neer te leggen.

Deze overschrijdingen worden als onrechtmatig beschouwd. De overschrijdingen kunnen door de raad bij de jaarrekening alsnog worden geautoriseerd. Doordat de overschrijdingen niet binnen het bestaande beleid vallen, kan de raad er voor kiezen het college te vragen om een indemniteitsbesluit voor te bereiden.

 
 

8.

Kostenoverschrijdingen betreffende activiteiten die niet passen binnen het bestaande beleid en waarvoor ook geen door de raad goedgekeurde begrotingsaanpassingen aanwezig zijn.

Bijvoorbeeld de doelgroep c.q. de activiteiten zijn in de praktijk ruimer geïnterpreteerd en toegepast dan in de regelgeving.

Deze overschrijdingen worden als onrechtmatig beschouwd. De overschrijdingen kunnen door de raad bij de jaarrekening alsnog worden geautoriseerd. Doordat de overschrijdingen niet binnen het bestaande beleid vallen, kan de raad er voor kiezen het college te vragen om een indemniteitsbesluit voor te bereiden.