Beleidsregels Uitvaart in opdracht van de gemeente Hoorn

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 16-07-2025

Intitulé

Beleidsregels Uitvaart in opdracht van de gemeente Hoorn

Zaaknummer: 2256779

De Burgemeester en het college van Burgemeester en Wethouders, ieder voor zover bevoegd;

  • gelezen het voorstel van Dienstverlening d.d. ;

  • gelet op artikel 20, 21, 22 en 22a van de Wet op de lijkbezorging;

Besluit vast te stellen de:

Beleidsregels Uitvaart in opdracht van de gemeente

Wettelijke grondslag: uitvoering artikelen 20, 21, 22 en 22a van de Wet op de lijkbezorging: uitvaart in opdracht van de gemeente.

Inleiding

De Wet op de lijkbezorging (hierna aangeduid als Wlb) stelt regels voor wat er moet en mag gebeuren met het lichaam van een overleden persoon en over de wijze waarop lijkbezorging plaatsvindt. Onder meer zijn regels opgesteld over lijkschouwing en identificatie, de voorwaarden waaraan begraving of crematie moet voldoen en de termijn waarbinnen begraving of crematie moet plaatsvinden.

Wat gebeurt er in de bijzondere situatie waarin niemand zich bekommert om een overledene? De Wet op de lijkbezorging geeft daar een antwoord op, namelijk dat de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt de opdrachtgever is voor de uitvaart en de gemeente deze ook voor zijn rekening neemt. De kosten kunnen verhaald worden op de nalatenschap en/of op erfgenamen.

Uitgangspunten lijkbezorging door de gemeente

Het uitgangspunt van de Wlb is dat de lijkbezorging geen primaire taak van de overheid is. Het is een taak van de burgers die zorg dragen voor elkaar. Nabestaanden van de overledene zijn in de eerste plaats verantwoordelijk voor het (laten) verzorgen van een uitvaart. Deze nabestaanden kunnen ook vrienden, kennissen of buren zijn. De wetgever benoemt nadrukkelijk geen specifieke persoon die aansprakelijk en verantwoordelijk is voor de lijkbezorging en bepaalt daarom ook niet wie de meest betrokken nabestaande zou zijn.

Het komt dus ook voor dat de gemeente opdracht voor de uitvaart geeft. Omdat ieder mens een respectvol afscheid verdient, is het van belang beleidsregels voor de uitvoering van deze lijkbezorging door de gemeente vast te leggen. In de Wlb zijn echter geen specifieke maatregelen opgenomen hoe een gemeente invulling moet geven aan het proces rondom de gemeentelijke lijkbezorging. Het is aan de gemeente zelf om keuzes te maken welke inspanningen worden verricht om nabestaanden op te sporen, op welke wijze de uitvaart wordt uitgevoerd, mogelijke beheersmaatregelen te treffen en welke maatregelen de gemeente treft om de kosten van de uitvaart te verhalen. Hierbij wordt rekening gehouden met het bewerkstelligen van een sobere maar respectvolle uitvaart en de wettelijke kaders die de Wlb en het erfrecht stellen.

Deze aspecten zijn uitgewerkt in bijgaande beleidsregels, die geclusterd zijn in de volgende onderdelen:

  • 1.

    Fase 1: Van Melding overlijden tot uitvaart overledene;

  • 2.

    Fase 2: Rondom de uitvaart;

  • 3.

    Fase 3: Na de uitvaart.

Waar in dit stuk ‘gemeente’ staat vermeld, betreft het een bevoegdheid van de burgemeester. Gaat het om het verhalen van de kosten van de lijkbezorging, dan wordt met ‘gemeente’ het college van burgemeesters en wethouders (B&W) bedoeld.

Welke gemeente is verplicht de uitvaart te regelen?

Als niemand zorg draagt voor de lijkbezorging is de burgemeester verantwoordelijk. Het komt uiteraard voor dat de overledene ingeschreven stond in een bepaalde gemeente maar in een andere gemeente overleden is. Het kan ook voorkomen dat de overledene vervolgens naar een andere gemeente wordt overgebracht. Uitgangspunt van de Wlb (artikel 17Wlb) is dat de burgemeester van de gemeente waar de overledene zich bevindt de verantwoordelijkheid heeft voor de lijkbezorging. Dat kan dus een andere gemeente zijn dan de gemeente waar de overledene woonachtig was of overleden is. Bijvoorbeeld omdat betrokkene in een ziekenhuis, een hospice of bij familie/vrienden elders is overleden, of naar een mortuarium elders is overgebracht.

Aan te wijzen uitvaartverzorger

Aan de keuze van een lokale uitvaartverzorger gaat een aanbesteding vooraf, omdat de hoogte van deze kosten vooraf niet in te schatten zijn en vallen onder de toets van het inkoopbeleid van de gemeente Hoorn.

Mede op basis hiervan wijst de gemeente een uitvaartverzorger aan die de uitvaarten in opdracht van de gemeente uitvoert. Uiteraard dient de gekozen uitvaartverzorger te werken met inachtneming van deze beleidsregels.

Eenmaal per vier jaar zullen uitvaartverzorgers in de gemeente Hoorn worden benaderd om een nieuwe offerte uit te brengen.

Deze beleidsregels geven aan hoe de gemeente Hoorn uitvoering geeft aan de kaders in de Wlb en worden nader toegelicht.

Fase 1. Van Melding overlijden tot uitvaart overledene

Een melding aan de gemeente dat er een overledene is, waarover niemand zich ontfermt, is vaak afkomstig van hulpverleners, zoals verpleeg- of verzorgingshuis, ziekenhuis, politie of een uitvaartondernemer. Maar ook familie of een buurman/buurvrouw kan de melding doen. Volgens de Wlb moet de melding uiterlijk op de derde dag na het overlijden worden gedaan (artikel 20 Wlb). Hierna volgen de volgende stappen:

  • Vaststellen identiteit en doodsoorzaak overledene;

  • Indien bekend familie inlichten

  • Overbrengen overledene naar mortuarium;

  • Eerste verzorging overledene

  • Onderzoek nabestaanden;

  • Onderzoek naar testament of codicil;

  • Nabestaanden verzoeken de uitvaart te regelen

Beleidsregel 1

De opdracht tot uitvaart wordt uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven.

Toelichting:

De opdracht tot uitvaart wordt over het algemeen uiterlijk op de vierde werkdag na het overlijden gegeven. De lijkbezorging moet uiterlijk op de zesde werkdag na het overlijden plaatsvinden (art 16 Wlb). De beschreven werkzaamheden worden binnen die termijn verricht. De burgemeester heeft de bevoegdheid om een andere termijn te stellen na het raadplegen van een arts. Deze situatie kan aan de orde komen wanneer er bijvoorbeeld een vermoeden is van een niet-natuurlijke dood of bij het ontbreken van duidelijkheid over de identiteit van de overledene. Deze mogelijkheid om van de wettelijke termijn af te wijken is niet bedoeld voor de gevallen waarbij het onderzoek naar mogelijke nabestaanden nog niet is afgerond binnen de termijn.

Mandaat

Formeel is de burgemeester verantwoordelijk voor de uitvoering van de artikelen 20 tot en met 22a Wlb. Deze uitvoering wordt gemandateerd. Overigens betreft het bij de uitvoering van de Wlb niet alleen het nemen van besluiten (in de zin van de Algemene wet bestuursrecht), maar ook om het verrichten van feitelijke en privaatrechtelijke rechtshandelingen, waarvoor machtiging c.q. volmacht moet worden verleend. Deze machtigingen en volmachten zijn verleend.

Vaststellen identiteit overledene

Meestal is duidelijk wie de overledene is. Als dat niet zo is, dan wordt dit onderzocht. Als de gemeente de identiteit niet vastgesteld krijgt, dan draagt burgemeester er zorg voor dat door een arts (of onder verantwoordelijkheid van een arts) lichaamsmateriaal afgenomen wordt (art. 21 lid 3 Wlb). De gemeente blijft verantwoordelijk voor de lijkbezorging, ook al kan de identiteit van de overledene niet worden vastgesteld. Bij een (vermoeden van) niet natuurlijke dood rapporteert de lijkschouwer aan de Officier van Justitie en waarschuwt ook de ambtenaar van de burgerlijke stand (artikel 76 Wlb).

Beleidsregel 2

De gemeente maakt met de uitvaartverzorger de afspraak zorg te dragen voor het verplaatsen van de overledene.

Toelichting:

Na een melding van overlijden moet het stoffelijk overschot zo snel mogelijk worden gekoeld. Het is ongewenst om de overledene langere tijd op de plek van overlijden te laten liggen. Als de politie betrokken is, zullen zij het lichaam laten overbrengen naar het politiemortuarium. Als de overledene zich in een verzorgings- of verpleeghuis bevindt, moet deze het lichaam op gepaste wijze bewaren. Vervolgens zal er onderzoek gedaan worden naar de nabestaanden van de overledene. Wanneer er nabestaanden zijn gevonden kan met hen overlegd worden over de lijkbezorging. De opdracht tot verzorging en verplaatsing van de overledene betekent (nog) niet de opdracht tot lijkbezorging.

Beleidsregel 3

Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap en de echtgen(o)t(e) of (geregistreerd) partner.

Toelichting:

Er wordt eerst nagegaan of er nabestaanden zijn, voordat de gemeente een taak heeft. Het onderzoek naar nabestaanden strekt zich in beginsel niet verder uit dan tot en met de tweede graad van bloedverwantschap. Om te bepalen welke nabestaanden het eerst in beeld komen, wordt bij de erfrechtelijke rangorde aangesloten (zie artikel 4:10-12 BW). Dit betreft de echtgenoot/echtgenote en de kinderen van de overledene (1e graad) en de ouders en (half)broers en zussen van de overledene (2e graad).

Beleidsregel 4

De gemeente verricht uitgebreide en zorgvuldige, maar geen bovenmatige inspanningen om nabestaanden op te sporen.

Toelichting:

Aan de hand van bijvoorbeeld de registers van de burgerlijke stand, de basisregistratie personen, 1.Hoorn, politie, maatschappelijk werk, centraal testamentenregister of werkgever wordt een overzicht gemaakt van de directe nabestaanden. Zij worden zoveel mogelijk telefonisch en anders schriftelijk benaderd met het verzoek zorg te dragen voor de uitvaart. De gesprekken en onderzoeksinspanningen worden geregistreerd in het dossier. Op deze manier is het mogelijk achteraf verantwoording af te leggen aan bijvoorbeeld nabestaanden die zich melden. Blijkt uit inspanningen van de gemeente en het onderzoek na de melding dat er vermoedelijk geen opdracht zal worden gegeven door een nabestaande, dan geeft de gemeente zelf opdracht in het kader van de Wlb.

Beleidsregel 5

De gemeente kan een huisbezoek afleggen als er geen opdracht voor de uitvaart is gegeven door nabestaanden.

Toelichting:

Indien het bureauonderzoek geen of niet voldoende aanknopingspunten biedt, kan de gemeente besluiten de woning van de overledene te doorzoeken. Over een huisbezoek staan geen regels in de Wlb opgenomen. Er dient echter altijd eerst een belangenafweging plaats te vinden tussen enerzijds de openbare orde en de verantwoordelijkheid voor een correcte lijkbezorging en het respect voor en de wensen van de overledene. Het is mogelijk dat de burgemeester wordt gehinderd om uitvoering te geven aan de lijkbezorging, omdat de overledene zich in een afgesloten ruimte bevindt waar geen toegang toe bestaat. Om daarin te voorzien is in artikel 21 Wlb bepaald dat, als de overledene zich bevindt in een woning en de afgifte van de overledene en/of de toegang tot de woning wordt geweigerd, de burgemeester of een ambtenaar van politie zich zonder toestemming van de bewoner of eigenaar toegang kan verschaffen.

Beleidsregel 6

De woonruimte van de overledene wordt alleen betreden voor onderzoek naar informatie en alleen door twee, daartoe gemachtigde, ambtenaren van de gemeente.

Toelichting:

In de Algemene wet op het binnentreden zijn vormvoorschriften geregeld die in acht moeten worden genomen bij het binnentreden van een woonruimte. De woonruimte van de overledene wordt betreden door twee daartoe gemachtigde ambtenaren van de gemeente, een en ander in overleg met de eventuele verhuurder. Bevindingen (en eventuele foto’s) worden vastgelegd in het dossier.

Beleidsregel 7

De gemeente onderzoekt of er sprake is van een testament of codicil.

Toelichting:

Uit het testament kunnen nabestaanden naar voren komen. Ook kan blijken dat er vermogensbestanddelen of verplichtingen zijn, die van belang zijn voor de afwikkelingen van de nalatenschap. Daarnaast kan uit een testament blijken op welke wijze de uitvaart plaats moet vinden. Bij het Centraal Testamentenregister (CTR) in Den Haag kan gratis worden nagegaan of de overledene een testament had. Deze informatie wordt schriftelijk bevestigd door het CTR. Het kan ook voorkomen dat er een codicil is opgemaakt door de overledene. Hieruit kan ook nuttige informatie gehaald worden om nabestaanden of wensen voor de uitvaart te achterhalen.

Beleidsregel 8

De gemeente kan een notaris inschakelen als er sprake is van een testament.

Toelichting:

De notaris is belast met de uitvoering van het testament. Dat kan soms ook betekenen dat de notaris de uitvaart verzorgt en zorgt voor de afwikkeling van de nalatenschap. Kosten, die de gemeente tot dan heeft gemaakt, kunnen bij de notaris worden ingediend.

Beleidsregel 9

De gemeente beperkt de beheersmaatregelen tot het veiligstellen van bezittingen, waaruit de uitvaart kan worden bekostigd.

Toelichting:

Dit gaat om bezittingen zoals:

  • belangrijke documenten uit de administratie (uitvaartverzekering, bankafschriften, verzekeringspolissen e.d.);

  • waardepapieren;

  • sieraden

  • kostbare verzameling (munten, postzegels e.d.)

  • antiek

  • contant geld

  • alles van enige waarde

Beleidsregel 10

De gemeente verzoekt nabestaanden om de uitvaart te regelen.

Toelichting:

Indien er nabestaanden bekend zijn, dan verzoekt de gemeente de nabestaanden de uitvaart te verzorgen. Dit geldt ook voor degene met wie de overledene tot zijn/haar dood duurzaam heeft samengewoond. Hoewel de nabestaanden niet verplicht zijn om de uitvaart te regelen, is het uitgangspunt van de Wlb wel dat de uitvaart een particuliere verantwoordelijkheid is. Nabestaanden kunnen daarop worden gewezen en met klem worden verzocht hun verantwoordelijkheid te nemen. Vanwege de vereiste spoed moeten de nabestaanden snel beslissen over het al dan niet regelen van de uitvaart. We stellen een duidelijke korte termijn waarin dit moet worden bevestigd, bij voorkeur via de mail. Deze korte termijn wordt gesteld omdat de overledene in beginsel uiterlijk op de zesde werkdag na overlijden gecremeerd of begraven moet worden. Zodra nabestaanden aangeven niet de verantwoordelijkheid te nemen om de uitvaart te verzorgen, zal de burgemeester de taak op zich nemen. Wel bestaat er de mogelijkheid om de kosten later toch nog te verhalen op de nabestaanden. Soms is het niet realistisch nabestaanden te verzoeken de uitvaart op zich te nemen. Dat betreft nabestaanden die gedetineerd of in het buitenland buiten de aangrenzende buurlanden woonachtig zijn. Dit geldt ook voor nabestaanden waarvan het adres onbekend is of van wie de persoonslijst van de Basis Registratie Personen (BRP) is opgeschort wegens ‘vertrek onbekend waarheen’. Of als nabestaanden (geestelijk) niet in staat zijn om de uitvaart op zich te nemen. De gemeente gaat dan zelf over tot lijkbezorging.

Fase 2. Rondom de uitvaart

Als er door nabestaanden geen opdracht wordt gegeven voor de uitvaart en de gemeente heeft besloten de uitvaart zelf te verzorgen, dan wordt een uitvaartverzorger verzocht dit ter hand te nemen. De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart plaatsvindt.

Beleidsregel 11

Aan de keuze voor een lokale uitvaartondernemer gaat een aanbesteding vooraf.

Toelichting:

Wanneer niemand opdracht geeft voor de uitvaart is de burgemeester verantwoordelijk voor de lijkbezorging. Er wordt aan de gecontracteerde uitvaartondernemer verzocht dit uit te voeren volgens de aanbesteding. De gemeente besteedt de keuze voor een uitvaartondernemer per 4 jaar aan.

De gemeente geeft aan op welke wijze de uitvaart plaatsvindt.

Beleidsregel 12

De gemeente houdt rekening met de wens van de overledene indien deze tijdig bekend is.

Toelichting:

De gemeente houdt rekening met de door de overledene vastgelegde wens over de wijze van lijkbezorging voor zover dit begraven, cremeren of ter beschikking stellen aan de wetenschap betreft. Als er een testament of codicil aanwezig is van de overledene, kan het zo zijn dat hierin staat vermeld wat de wens van de overledene is over de wijze van lijkbezorging. Het kan ook voorkomen dat uit andere bronnen blijkt wat de wens van de overledene is. De burgemeester zal hiermee rekening houden en de wens van de overledene respecteren. Ter beschikking stellen aan de wetenschap kan slechts wanneer de overledene dit uitdrukkelijk bij leven had vastgelegd en van een anatomisch instituut een codicil heeft gekregen (artikel 21 eerste lid en art. 67-69 Wlb). Afhankelijk van de regelgeving met betrekking tot het accepteren van het lichaam van een overledene door de wetenschap kan het zijn dat de wens van de overledene niet gevolgd kan worden. In een dergelijke situatie wordt gekozen voor sobere maar respectvolle lijkbezorging. In geval van uitvaart wordt, voor zover mogelijk rekening gehouden met de geloofsovertuiging. Wanneer in overeenstemming met de wens van de overledene gekozen is voor cremeren, dient het crematorium de asbus minimaal een maand te bewaren (artikel 59, eerste lid Wlb). De asbus wordt aan de nabestaanden ter beschikking gesteld, nadat de kosten van de crematie volledig door hen zijn betaald

Beleidsregel 13

De gemeente beperkt zich tot de primaire taak van lijkbezorging.

Toelichting:

Een gemeentelijke uitvaart betreft een sobere ceremonie waar op een respectvolle wijze uitvoering aan gegeven wordt. Bij een uitvaart in opdracht van de gemeente hebben nabestaanden geen rechten met betrekking tot de wijze waarop de uitvaart plaatsvindt. In overleg wordt het nabestaanden en andere belangstellenden wel toegestaan om bij de uitvaart aanwezig te zijn of om afscheid te nemen.

De gemeenten vergoedt maximaal de volgende kosten:

  • Overbrengen overledene van plaats van overlijden naar mortuarium;

  • Eerste verzorging overledene;

  • Verblijf in mortuarium;

  • Aanschaf eenvoudige kist; of lijkwade

  • Het ‘kisten’ van de overledene, of in lijkwade;

  • Verzorgen noodzakelijke formaliteiten en registratie;

  • Overledene overbrengen van uitvaartcentrum naar begraafplaats/crematorium;

  • Een sober afscheidsmoment;

  • Bij crematie: kosten crematie en bewaren as in asbus gedurende een maand, as verstrooiïng op het terrein van het crematorium. Indien het crematorium niet over een verstrooiveld beschikt, dan wordt de as verstrooid op een van de gemeentelijke begraafplaatsen;

  • Bij begraven: graf- en begraafkosten in een algemeen graf op een gemeentelijke begraafplaats zonder plaatsing van een gedenkteken.

Beleidsregel 14

Lijkbezorgingen in opdracht van de gemeente vindt in beginsel plaats in de vorm van begraven op de gemeentelijke begraafplaats Zuiderveld in Hoorn.

Toelichting:

De gemeente gaat bij het ontbreken van concrete aanwijzingen over de wens van de overledene over tot begraven in een algemeen graf op gemeentelijke begraafplaats Zuiderveld in Hoorn.

Beleidsregel 15

De gemeente kan in afwijking van beleidsregel 12 overgaan tot begraving in een algemeen graf op de gemeentelijke begraafplaats Zuiderveld in Hoorn.

Toelichting:

Er wordt altijd gekozen voor begraven in de volgende situaties:

  • Als de identiteit van de overledene niet direct kan worden achterhaald, dient deze op grond van artikel 21 Wlb te worden begraven. In dergelijke gevallen wordt de overledene begraven in een algemeen graf op een daartoe aangewezen plek op een daartoe aangewezen algemene begraafplaats. Dit in verband met een eventuele opgraving voor een nader onderzoek van het lijk. Mochten zich later nog nabestaanden melden, dan kunnen zij de overledene eventueel herbegraven of cremeren.

  • Als er sprake is van een misdrijf. Dit om mogelijk te maken dat er eventueel in een later stadium nog DNA kan worden afgenomen en/of het (strafrechtelijk) onderzoek heropend wordt (artikel 30, Wlb). Bij een misdrijf moet het ‘verlof van geen bezwaar ‘afgegeven worden door de Officier van justitie.

Beleidsregel 16

Bij een begrafenis op een gemeentelijke begraafplaats blijft in beginsel de gemeente rechthebbende op het graf.

Toelichting:

De gemeente voert de uitvaart zo sober mogelijk uit en plaatst geen gedenkteken op het graf. Wanneer nabestaanden alsnog een grafmonument op het graf willen plaatsen, kan dit na overname van de grafrechten en betaling van alle kosten van de uitvaart.

Het graf wordt na afloop van de gebruikstermijn van 10 jaar geruimd.

Beleidsregel 17

De gemeente geeft de uitvaartverzorger opdracht de uitvaart op zich te nemen en te onderzoeken of er sprake is van een (uitvaart)verzekering.

Toelichting:

De uitvaartondernemer onderzoekt of er sprake is van een verzekering door te informeren bij de meest voorkomende verzekeringsmaatschappijen of zoeken in het register voor uitvaartverzekeringen.

Het is mogelijk dat uit de administratie van de overledene blijkt dat deze een (kapitaal)uitvaartverzekering heeft afgesloten. Is dit het geval, dan vraagt de gemeente de uitvaartverzorger deze gelden, indien van toepassing, te innen en te verrekenen met de uitvaartfactuur.

Mocht de overledene een naturaverzekering hebben dan zal op basis hiervan de uitvaart worden uitgevoerd. Indien een dergelijke verzekering ontoereikend is ten opzichte van een gemeentelijke uitvaart of de uitvaartkosten niet geheel dekt, dan kan de gemeente de extra kosten of de restschuld verhalen op hetzij de nalatenschap hetzij de nabestaanden van de overledene.

Beleidsregel 18

De gemeente hanteert het uitgangspunt van de Wlb betreffende een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

Toelichting:

Het is mogelijk dat derden aanwezig zijn bij een begrafenis, echter zullen er verder geen faciliteiten mogelijk zijn. Bij een gemeentelijke uitvaart kan een afscheidswoord of gedicht worden verzorgd door nabestaanden of door de vrijwillige inzet van derden. De gemeente doet door deze wijze van uitvaart recht aan het uitgangspunt van de Wlb: een sobere maar respectvolle lijkbezorging.

Fase 3. Na de uitvaart.

De laatste fase van de lijkbezorging kenmerkt zich door het vaststellen van de totale kosten, het onderzoek/uitvoering naar/van verhaalsmogelijkheden op de nalatenschap en de nabestaanden.

Het verhalen van de kosten is geen verplichting, maar een bevoegdheid van het college van burgemeester en wethouders.

Artikel 22 van de Wlb bepaalt dat de gemeente de kosten van de gemeentelijke uitvaart kan verhalen op de nalatenschap van de overledene en bij ongenoegzaamheid van deze op de bloed- en aanverwanten die krachtens artikelen 392-396 van boek 1 BW tot onderhoud van de overledene verplicht zouden zijn geweest. De kosten van de lijkbezorging is een schuld van de nalatenschap van de overledene, zo bepaalt artikel 7 van Boek 4 BW.

Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen, die nog worden verstrekt na het overlijden. Kosten van lijkbezorging zijn een bevoorrechte vordering, zo bepaalt artikel 288, onderdeel b, van Boek 3 BW:

Beleidsregel 19

De gemeente kan gebruik maken van de bevoegdheid de kosten van de uitvaart te verhalen.

Toelichting:

De kosten van de uitvaart worden eerst verhaald op de nalatenschap van de overledene. Is deze nalatenschap niet toereikend om in de kosten te voorzien, dan kunnen de (resterende) kosten ook worden verhaald op het vermogen van deze nabestaanden en de nalatenschap. De verhaal paragraaf 6.5 in de Participatiewet is van overeenkomstige toepassing.

Alle kosten, die moeten worden gemaakt om een sobere uitvaart, rekening houdend met de (vermoedelijke) wens van de overledene, te realiseren, komen voor verhaal in aanmerking. Over de vraag welke kosten exact op grond van artikel 22 Wlb verhaald kunnen worden, zijn vrijwel geen aanknopingspunten beschikbaar in de wetsgeschiedenis of de jurisprudentie. Vanuit het beginsel dat de lijkbezorging in eerste aanleg een particuliere verantwoordelijkheid is, wordt er in zijn algemeenheid van uitgegaan dat allerlei bijkomende kosten ook kunnen worden verhaald, voor zover deze, naar aard en omvang genomen, ‘redelijkerwijs’ zijn gemaakt.

Beleidsregel 20

De gemeente kan de kosten, die gemaakt moeten worden om de bezittingen veilig te stellen, op de nalatenschap en/of op het vermogen van de nabestaanden verhalen.

Toelichting:

Geld, waardepapieren en sieraden worden door de gemeente in bewaring genomen. Er wordt rapport opgemaakt wat aan zaken in de kluis wordt opgeborgen. De kosten die hiervoor gemaakt worden kunnen op de nalatenschap verhaald worden.

Ook hier geldt dat onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten niet tot verhaal over te gaan.

Beleidsregel 21

De gemeente verhaalt de kosten van de uitvaart op de nalatenschap.

Toelichting:

Onder nalatenschap wordt verstaan het geheel van bezittingen en schulden dat de overledene nalaat. Onder bezittingen vallen ook uitkeringen en dergelijke, die nog worden verstrekt na het overlijden en dergelijke. De schulden die de overledene nalaat, vallen in beginsel in de nalatenschap (zoals belastingschulden en vorderingen van de gemeente ter zake van teveel verstrekte bijstand). Deze schulden dienen als eerste, naar gelang hun preferentie, uit de nalatenschap worden voldaan.

De nalatenschap is aanvaard

Het zuiver aanvaarden van een erfenis kan middels een notariële akte maar ook stilzwijgend bijvoorbeeld door het gebruik van goederen van de nalatenschap. Beneficiaire aanvaarding (aanvaarding onder voorrecht boedelbeschrijving) en verwerping van de nalatenschap moeten middels een schriftelijke verklaring bij de rechtbank plaatsvinden.

Is de nalatenschap (eventueel beneficiair) aanvaard, dan worden de kosten van de uitvaart in rekening gebracht bij de betreffende erfgena(a)m(en) c.q. de executeur testamentair of de notaris. Als er een vereffenaar is benoemd kunnen de kosten daar worden ingediend.

Deze kosten zijn schulden van de nalatenschap die daaruit met voorrang moeten worden voldaan (conform artikel 4:7 en artikel 4:184 BW). Bezittingen, die door de gemeente in beheer zijn genomen (bijv. sieraden of waardepapieren), zullen aan de erfgena(a)m(en)/notaris/vereffenaar overhandigd worden, zodat ze te gelde kunnen worden gemaakt.

Beleidsregel 22

De gemeente verrekent, voor zover mogelijk, de kosten van de uitvaart met inkomsten uit uitkeringen en verzekeringsmaatschappijen van de overledene.

Toelichting:

De gemeente verrekent, voor zover mogelijk, de kosten van de uitvaart met inkomsten uit uitkeringen en verzekeringsmaatschappijen van de overledene. Formeel gesproken kan de gemeente de kosten van lijkbezorging niet zelf invorderen of verhalen op de nalatenschap door bezittingen van de overledene te gelde te maken (verkoop bezittingen) of door uitgaven te verrekenen met inkomsten of vermogen van de overledene (bijv. banksaldi of uitkeringen) of door banken en verzekeringsmaatschappijen te verplichten tegoeden over te maken op rekening van de gemeente. De gemeente is immers niet benoemd tot vereffenaar van de nalatenschap en een executoriale titel ontbreekt. Als er echter nog nabetaling van uitkeringen plaatsvinden, bijvoorbeeld opgebouwde vakantietoelage of overlijdensuitkeringen en de gemeente zelf uitkeringsverstrekker is, vindt verrekening plaats. Gaat het om een andere instantie, dan wordt verzocht deze uitkeringen naar de gemeente over te boeken. Dit geldt ook voor verzekeringspolissen waarbij de overledene als begunstigde is aangemerkt.

Beleidsregel 23

De gemeente kan kosten voor de lijkbezorging op bloed- en aanverwanten verhalen.

Toelichting:

De gemeente verhaalt kosten voor de lijkbezorging op bloedverwanten tot en met de tweede graad. Als er na verhaal op de nalatenschap nog kosten voor lijkbezorging voor rekening van de gemeente blijven, kunnen deze kosten worden verhaald op de bloedverwanten tot en met de zesde graad. Dit volgt uit de artikelen 1:392, 1:394-396 BW en artikel 22 Wlb. Uitgangspunt van de gemeente Hoorn is dat onderzoek naar nabestaanden zich in beginsel niet verder uitstrekt dan tot en met de tweede graad en de kosten op de nabestaanden in beginsel worden verhaald tot en met de tweede graad, tenzij er bijzondere redenen zijn om van het verhaalsrecht af te zien.

Beleidsregel 24

De gemeente ziet af van verhaal op nabestaanden, indien het verhalen een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande teweegbrengt.

Toelichting:

De beleidsvrijheid om al dan niet de kosten van de uitvaart en/of kosten om bezittingen veilig te stellen en te verhalen op het vermogen van de nabestaanden, impliceert dat onder bijzondere omstandigheden kan worden besloten niet tot verhaal over te gaan. Deze omstandigheden zijn bijvoorbeeld situaties, waarin verhaal op de nabestaanden een ernstige inbreuk op de levenssfeer van die nabestaande(n) teweegbrengt. De algemene beginselen van behoorlijk bestuur zijn van toepassing.

Beleidsregel 25

De gemeente maakt geen gebruik van de bevoegdheid om te verhalen op schoonouders, stiefouders of behuwd kinderen.

Beslissingsbevoegdheid

Indien zich een situatie voordoet waardoor daarom afgeweken dient te worden, of in geval van verschil van mening over de uitleg van een beleidsregel, beslist de burgemeester of, indien het zijn bevoegdheid betreft het college van burgemeester en wethouders.

Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als Beleidsregels Uitvaart in opdracht van de gemeente Hoorn.

Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking.

Hoorn, 19 juni 2025

ieder voor zover bevoegd,

Het college van Burgemeester en Wethouders

de secretaris,                            de burgemeester,

de burgemeester,

Bekendmaking:

• via www.officielebekendmakingen.nl

• door opname in het Gemeenteblad

Ondertekening