Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Steenbergen

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 11-07-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Steenbergen

Burgemeester en wethouders van Steenbergen;

Overwegende dat het gewenst is om beleidsregels vast te stellen voor de verstrekking van een jaarlijkse vaste tegemoetkoming ter aanvulling van een tekort aan ontvangen toeslagen door een ongelukkige samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen.

gelet op:

• artikel 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht;

• titel 4.3 van de Algemene wet Bestuursrecht;

• artikel 78gg van de Participatiewet.

Besluit: de Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Steenbergen vast te stellen.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      De wet: Participatiewet;

    • b.

      College: het college van burgemeester en wethouders;

    • c.

      Alleenverdiener: het huishouden dat:

      • i.

        een inkomen heeft uit een uitkering, niet zijnde een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, eventueel aangevuld met een uitkering op grond van de Participatiewet en;

      • ii.

        vergeleken met een vergelijkbaar huishouden, waarvoor het inkomen uit enkel een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet bestaat, een lager bedrag aan tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt, als gevolg van de verschillende afbouwpaden van de dubbele algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 37, tweede lid, Participatiewet en in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en;

      • iii.

        een netto-inkomen en tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt dat in totaal lager ligt dan bij een vergelijkbaar huishouden waarvoor het inkomen uit een uitkering enkel bestaat uit een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, vanwege hetgeen genoemd is onder sub ii;

    • d.

      Huishouden: twee personen die fiscaal partner en toeslagpartner van elkaar zijn voor het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft;

    • e.

      Vaste tegemoetkoming: het bedrag dat over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 per jaar wordt vastgesteld bij ministeriële regeling in het kader van artikel 78gg, Participatiewet.

Artikel 2. Wijze van uitbetaling

  • 1. De vaste tegemoetkoming waarop recht bestaat wordt per kalenderjaar als één bedrag toegekend en uitgekeerd.

  • 2. In geval van een echtscheiding wordt de tegemoetkoming waarop beide ex-fiscaal partners in dat betreffende kalenderjaar gezamenlijk recht hebben voor 50% uitbetaald aan ieder van hen.

Artikel 3. Ambtshalve toekenning

  • 1. Het college kent aan ieder huishouden waarvan voor het betreffende kalenderjaar het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner is verstrekt aan het college op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet, ambtshalve de vaste tegemoetkoming voor dat kalenderjaar toe.

  • 2. Het college kent de vaste tegemoetkoming over de jaren 2025, 2026 en/of 2027 ambtshalve toe aan het huishouden, indien:

    • a.

      het huishouden voor: 2025, 2026 en/of 2027 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2025, 2026 en 2027 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan het college op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij het college bekende gegevens over het kalenderjaar voorafgaand aan het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft, het college vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming;

    • d.

      er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten; en

    • e.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

  • 3. De inwoner/aanvrager dient de volgende gegevens te overleggen:

    • i.

      op basis van de ontvangen BSN-lijst van de Belastingdienst: een kopie van een bankpas of recent bankafschrift met daarop het rekeningnummer en de tenaamstelling.

    • ii.

      op basis van over het vorige kalenderjaar toegekende bijzondere bijstand- of tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek:

    • -

      een verklaring waaruit blijkt dat er zich in de periode tussen de vorige toekenning en heden geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de gezins- en/of financiële omstandigheden van het huishouden.

Artikel 4 Aanvraag zelfmelder

  • 1. Een huishouden dat niet voor ambtshalve toekenning in aanmerking komt kan een aanvraag voor de vaste tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek indienen bij het college. Hiervoor moet het de daarvoor beschikbaar gestelde aanvraagformulier gebruiken.

  • 2. Voor toepassing van lid 1 is het woonplaatsbeginsel als bedoeld in artikel 40 eerste lid van de Participatiewet op de aanvraagdatum bepalend en niet de periode waarop de kosten waarvoor de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd zich voordoen, of hebben voorgedaan.

  • 3. Het college beoordeelt of de aanvrager alleenverdiener is als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder c.

  • 4. Het college beoordeelt of de meestverdienende partner in het huishouden op de datum van aanvraag inschreven staat in de gemeente en het huishouden voor het betreffende jaar nog geen vaste tegemoetkoming heeft ontvangen.

  • 5. Bij de vaststelling van het inkomen om te bepalen of het huishouden tot de doelgroep van alleenverdieners behoort, telt alleen het inkomen van beide fiscale- en toeslagpartners mee.

  • 6. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid toetst het college, als er sprake is van een vast maandinkomen, het inkomen van de meest recente maand van het jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag. Het college rekent dit maandinkomen om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 7. Bij een aanvraag als bedoeld in het eerste lid toetst het college, als er sprake is van een variabel maandinkomen, het inkomen van de meest recente drie achtereenvolgende maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag. Het college rekent deze maandinkomens om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 8. Als de definitieve aanslag inkomstenbelasting of definitieve beschikking voor toeslagen over het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd al bekend is, dan gebruikt het college het belastbaar jaarinkomen waar deze aanslag of beschikking op is gebaseerd.

  • 9. Bij de vaststelling van het vermogen hanteert het college de vermogensgrens van de zorgtoeslag zoals die geldt voor het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd. Het peilmoment van het vermogen is 1 januari 00:00 van het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd.

  • 10. De vaste tegemoetkoming over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 wordt uiterlijk 31 december 2028 aangevraagd.

  • 11. Bij de aanvraag als bedoeld in lid 1 moet de aanvrager over de kalenderjaren 2025, 2026 en/of 2027 de volgende informatie verstrekken:

    • .

      Algemeen:

      • i.

        een kopie van een identiteitsbewijs van de aanvrager en de fiscale toeslagpartner;

      • ii.

        een kopie van een bankpas of recent bankafschrift met daarop het rekeningnummer en de tenaamstelling.

    • .

      Inkomen en vermogen:

      • i.

        de voorlopige beschikking van de Belastingdienst Toeslagen met berekeningsspecificatie over het kalenderjaar waarop de aanvraag betrekking heeft;

      • ii.

        de meest recente inkomensspecificatie(s) over het kalenderjaar van: aanvrager en partner.

      • iii.

        bij een vast maandinkomen: de inkomensspecificatie(s) van de maand voorafgaand aan de maand van aanvraag van de aanvrager en de fiscaal toeslagpartner. De inkomensspecificaties dienen zowel het nettoloon als ook het belastbaar loon te bevatten;

      • iv.

        bij een variabel maandinkomen: de inkomensspecificatie(s) van de drie maanden voorafgaand aan de maand van aanvraag van de aanvrager en de fiscaal toeslagpartner. De inkomensspecificaties dienen zowel het nettoloon als ook het belastbaar loont te bevatten.

      • v.

        Bankafschriften en/of andere relevante vermogensgegevens, zodat beoordeeld kan worden of het vermogen onder de vermogensgrens van de zorgtoeslag blijft.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze beleidsregels worden aangehaald als Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek gemeente Steenbergen

  • 2. Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2025.

  • 3. Deze beleidsregels vervallen met ingang van 1 januari 2029 met dien verstande dat deze beleidsregels van toepassing blijven op vóór 1 januari 2029 ingediende aanvragen voor een tegemoetkoming over de jaren 2025, 2026 en 2027 en eventueel daartegen ingediende bezwaar- en (hoger) beroepschriften.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de burgemeester en wethouders van Steenbergen op 8 juli 2025.

Hoogachtend,

Burgemeester en wethouders van Steenbergen,

De secretaris, De locoburgemeester,

A.N. Phaff- de Groot M.H.H.I. Remery

Toelichting Beleidsregels tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek

Toelichting algemeen

Iedereen in Nederland heeft recht op een besteedbaar inkomen op het bestaansminimum. Dit bedrag is afhankelijk van leeftijd en leefsituatie. Mensen met lage inkomens krijgen extra ondersteuning door middel van toeslagen. Een groep huishoudens ontvangt door een ongelukkige samenloop van wet- en regelgeving te weinig toeslagen. Dit heeft nadelige gevolgen voor het netto-inkomen van deze huishoudens. Zij ontvangen een netto-inkomen dat lager is dan een vergelijkbaar (echt)paar met bijstand en maximale toeslagen. Daarmee komen zij netto uit onder het bestaansminimum. Deze omstandigheden noemen we de Alleenverdienersproblematiek.

Deze problematiek ontstond in 2009 toen de overdraagbaarheid van de Algemene Heffingskorting gefaseerd werd afgebouwd (volledige afbouw in 2023), en daarbij een andere afbouw volgde dan de bijstandsuitkering (volledige afbouw in 2039). Het wegnemen van deze ongewenste situatie wordt in 3 fasen gecorrigeerd waarbij het rijk gemeenten heeft verzocht hierbij te ondersteunen in fase 1 en 2.

Fase 1:

Gemeenten helpen het rijk in 2023 en 2024 met een oplossing via individuele bijzondere bijstand. Hiervoor is een handelingsperspectief geboden. Voor de uitvoering van deze fase heeft de gemeente in de 2e helft 2024 al beleid vastgesteld. De uitvoering van fase 1 door de ISD Brabantse Wal loopt van september 2024 tot juli 2025.

Fase 2:

Gemeenten helpen het rijk in 2025, 2026 en 2027 met (de uitvoering van) de Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek.

Fase 3: Vanaf 2028 is door de Belastingdienst een definitieve oplossing voorzien via de fiscaliteit (de inkomstenbelasting).

De “Beleidsregels tijdelijke regeling tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek” hebben betrekking op fase 2, de “Wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek” (Wtrap). Deze tijdelijke wet is op 1 januari 2025 in werking getreden. De wet is een aparte regeling binnen de Participatiewet. De Wtrap biedt de wettelijke grondslag om de bij de Belastingdienst bekende huishoudens met alleenverdienersproblematiek over de jaren 2025, 2026 en 2027 ambtshalve een vaste tegemoetkoming te betalen. De vaste tegemoetkoming wordt jaarlijks bij ministeriële regeling vastgesteld door de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Voor het kalenderjaar 2025 is de tegemoetkoming vastgesteld op € 1.000, - per huishouden. Het inlichtingenbureau heeft in januari 2025 de bij de Belastingdienst bekende Burgerservicenummers (BSN) van de meestverdienende partner van de betrokken huishoudens met de ISD Brabantse Wal gedeeld.

De in januari 2025 van de Belastingdienst ontvangen BSN’s zijn immers gebaseerd op de definitieve inkomsten- en vermogensgegevens over het belastingjaar 2023 [=belastingjaar T-2].

Inwoners waarvan de ISD Brabantse Wal het BSN heeft gekregen hebben recht op de tegemoetkoming in het jaar 2025. Het kan zijn dat dit recht op grond van actuele inkomens- en vermogensgegevens over 2025 er voor 2025 eigenlijk niet is. Het is bekend dat dit voor een deel van de inwoners gaat gelden. Toch heeft het rijk (Ministerie SZW) bepaald dat aan alle inwoners waarvan de Belastingdienst het BSN heeft verstrekt ambtshalve de tegemoetkoming mag worden toegekend. Wanneer een inwoner niet op de lijst met verstrekte BSN staat (en dus in 2023 geen recht op tegemoetkoming had), maar nu wel tot de doelgroep behoort, dan kan deze inwoner zelf een aanvraag voor deze regeling indienen. Als bij de boordeling van de aanvraag (=inkomen en vermogen van beide fiscaal-toeslagpartners) blijkt dat de inwoner tot de doelgroep behoort en recht heeft op een tegemoetkoming, dan wordt het voor dat betreffende jaar het vastgestelde forfaitaire bedrag toegekend.

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1. Begripsbepalingen

Voor de begripsbepalingen wordt uitgegaan van de begrippen zoals vermeldt in: de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij in deze regeling anders is bepaald. In lid 2 onder c is het begrip alleenverdiener gedefinieerd. Dit begrip is van belang om te kunnen beoordelen of de inwoner met zijn/haar partner tot de doelgroep van deze regeling behoort. Ook is het begrip huishouden gedefinieerd. Dit begrip bepaalt dat voor de beoordeling van het recht op de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek alleen wordt gekeken naar de aanvrager en de fiscaal toeslagpartner.

Artikel 2. Wijze van uitbetaling

Het eerste lid regelt dat de te verstrekken tegemoetkoming als één bedrag voor een heel kalenderjaar wordt berekend en uitbetaald. Om te voorkomen dat alleenverdienerhuishoudens in geval van verhuizing tussen de wal en het schip belanden, wordt voor de ambtshalve toekenningen de peildatum voor de woonplaats de datum waarop de definitieve lijst van de Belastingdienst is gebaseerd aangehouden. Voor 2025 is dat 15 januari 2025. Het tweede lid voorziet in de situatie dat er sprake is van ex-fiscaal partners. In zo’n situatie wordt het aan de voormalige “leefeenheid” toe te kennen recht met bijbehorende uitbetaling gesplitst. Iedere partner krijgt in dat geval de helft van de tegemoetkoming over dat betreffende jaar.

Artikel 3. Ambtshalve toekenning

Het eerste lid regelt de ambtshalve toekenning van de tegemoetkoming aan huishoudens waarvan de Belastingdienst de BSN’s heeft verstrekt aan de ISD Brabantse Wal. In lid twee wordt aangegeven dat ambtshalve toekenning ook mogelijk is als de ISD Brabantse Wal aan een huishouden in het jaar voorafgaand aan het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft al eerder de alleenverdienerscompensatie heeft verstrekt en er zich nadien geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden. Het derde lid geeft aan wat nodig is om de het bedrag ambtshalve te verstrekken en uit te betalen. Om AVG-technische redenen staan op de BSN-lijst van de Belastingdienst geen bankrekeningnummers. De ISD Brabantse Wal moet die ontbrekende informatie dan ook bij de inwoner opvragen voordat er ambtshalve kan worden toegekend.

Bij de beoordeling van lid twee moeten beide personen op het moment van toekennen in leven zijn, de meestverdienende partner moet inwoner zijn van de gemeente, en er moeten zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten.

Voorbeeld I: in 2025 wordt getoetst of de omstandigheden zijn gewijzigd voor huishoudens die een tegemoetkoming hebben ontvangen tijdens fase I (2023 en/of 2024). Wanneer de omstandigheden niet zijn gewijzigd, kan de gemeente de vaste tegemoetkoming in 2025 ambtshalve toekennen. Deze huishoudens behoren in de actualiteit tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek.

Voorbeeld II: In 2025 heeft een huishouden de vaste tegemoetkoming ontvangen na te zijn beoordeeld door de gemeente. Het huishouden komt in 2026 niet voor op de lijst van de Belastingdienst. De omstandigheden zijn niet gewijzigd. De vaste tegemoetkoming wordt over 2026 ambtshalve uitgekeerd.

Let op: voor het ambtshalve toekennen van de vaste tegemoetkoming aan al bekende huishoudens moet een vermoeden bestaan dat het om een alleenverdienershuishouden gaat. Dit vermoeden kan nooit blijken uit het feit dat het huishouden het jaar daarvoor op de lijst van de Belastingdienst stond en daarom ambtshalve een tegemoetkoming ontvangen heeft. Dit komt omdat de lijst van de Belastingdienst gegevens bevat over vastgestelde inkomens van twee jaar eerder (t-2). Het is bekend dat een deel van de huishoudens (ca 50%) op de lijst feitelijk al geen alleenverdienerhuishouden meer is op het moment dat zij ambtshalve de tegemoetkoming ontvangen. Een vermoeden dat een recht bestaat op de vaste tegemoetkoming zal dus altijd moeten zijn gebaseerd op een situatie dat de gemeente in een eerder jaar zelf heeft vastgesteld dat het een alleenverdienerhuishouden betreft.

Artikel 4 Aanvraag zelfmelder

Inwoners die niet voor ambtshalve toekenning in aanmerking komen moeten zelf het aanvraagformulier invullen en indienen om voor de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek in aanmerking te kunnen komen.

Een voorwaarde voor toekenning van de tegemoetkoming is dat men moet voldoen aan de begripsbepaling: “alleenverdiener” als bedoeld in artikel 1 lid 2 onder c. Zie: derde lid. Het vijfde lid bepaalt dat bij de beoordeling van het recht op tegemoetkoming alleen het inkomen en vermogen van beide fiscale - en toeslagpartners van belang is. Dit is een verruiming ten opzichte van de Fase 1-uitvoering. Bij Fase 1 werd ook gekeken of er kinderen en medebewoners inwoonden en hoe hoog hun inkomen en vermogen was. De leden zes en zeven regelen de referteperiode voor de inkomenstoets bij ontvangen aanvragen van inwoners die niet voor ambtshalve toekenning in aanmerking komen. Het achtste lid voorziet in een afwijkende inkomenstoets als de definitieve aanslag inkomstenbelasting en/of Toeslagen bekend is. Dit is dus altijd na afloop van het betreffende kalenderjaar. Het negende lid bepaalt dat er geen recht op de tegemoetkoming bestaat als de inwoner en zijn/haar fiscaal toeslagpartner een vermogen heeft wat hoger is dan de vermogensvrijlating voor de zorgtoeslag. De vermogensvrijlating zorgtoeslag voor 2025 bedraagt € 179.429 als men een toeslagpartner heeft. Het tiende lid bepaalt tot wanneer er een aanvraag voor de tegemoetkoming alleenverdieners-problematiek ingediend kan worden. Het elfde lid geeft aan welke bewijsstukken de aanvrager moet overleggen. Dit om te kunnen beoordelen of de aanvrager recht heeft op deze regeling.

Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel

Op 1 januari 2025 is in de Participatiewet een nieuw artikel 78gg ingevoegd. Dit artikel regelt de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek. Omdat in deze beleidsregels het lokale beleid voor de tegemoetkoming alleenverdienersproblematiek is vastgelegd, moeten deze beleidsregels terugwerkende kracht hebben tot en met 1 januari 2025. Deze beleidsregels komen per 1 januari 2029 te vervallen. Deze lokale beleidsregels blijven uiteraard nog wel gelden voor tijdig ingediende aanvragen als bedoeld in artikel 5 lid 1 van de beleidsregels waarop nog geen besluit is genomen op de dag dat deze beleidsregels worden ingetrokken. Dat geldt ook voor bezwaar- en beroepsschriften tegen besluiten op aanvragen bijzondere bijstand over de toeslagenjaren: 2025, 202