Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Rotterdam 2025

Geldend van 11-07-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-07-2025

Intitulé

Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Rotterdam 2025

De directeur Maatschappelijke Ondersteuning van het cluster Maatschappelijke Ontwikkeling,

gelet op:

  • -

    artikel 36 van de Participatiewet;

  • -

    artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    artikel 5 van de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Rotterdam 2025;

overwegende, dat het, in verband met de vaststelling van de Verordening individuele inkomenstoeslag Rotterdam 2025, noodzakelijk is om nieuwe beleidsregels vast te stellen met betrekking tot de uitvoering van de genoemde verordening en artikel 36 van de Participatiewet;

besluit:

Artikel 1 Verzoek en besluitvorming

  • 1. Bij het aanvraagformulier worden de inkomens- en vermogensgegevens over de referteperiode gevoegd te worden die het college verlangt.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op belanghebbenden die in de referteperiode onafgebroken een bijstandsuitkering hebben ontvangen.

  • 3. Het college kan aanvullende informatie van belanghebbende verlangen, indien dit ter beoordeling van de aanvraag nodig wordt geacht.

Artikel 2 Uitzicht op inkomensverbetering

  • 1. Uitzicht op inkomensverbetering als bedoeld in artikel 36, eerste lid, van de wet wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als belanghebbende op de datum waarop de aanvraag is ingekomen:

    • a.

      een opleiding volgt als bedoeld in de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten;

    • b.

      een studie volgt als bedoeld in de Wet studiefinanciering 2000; of

    • c.

      een andere studie of opleiding volgt waarop de Wet educatie en beroepsonderwijs of de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek van toepassing is.

  • 2. Uitzicht op inkomensverbetering wordt in elk geval verondersteld aanwezig te zijn als belanghebbende in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ingekomen

    • a.

      een opleiding of studie als bedoeld in het vorige lid heeft afgerond.

    • b.

      een verlaging van de bijstandsuitkering op grond van artikel 18, vierde lid, van de wet ter hoogte van 100% heeft plaatsgevonden.

  • 3. Het college kan afwijken van de voorgaande leden, indien het van oordeel is dat er sprake is van bijzondere individuele omstandigheden die inkomensverbetering in de weg staan.

Artikel 3 Intrekking oude beleidsregels

De Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2016 en de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018 worden ingetrokken.

Artikel 4 Overgangsbepaling

Op een aanvraag die of een bezwaarschrift dat is ingediend vóór de datum van inwerkingtreding van deze beleidsregels en waarop nog niet is beslist, wordt beslist met toepassing van de Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Participatiewet Rotterdam 2018.

Artikel 5 Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het gemeenteblad waarin zij worden geplaatst en werken terug tot en met 1 juli 2025.

Artikel 6 Citeertitel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels individuele inkomenstoeslag Rotterdam 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld op 2 juli 2025.

R.C. van As

Directeur Maatschappelijke Ondersteuning

Cluster Maatschappelijke Ontwikkeling

TOELICHTING

Algemeen

In de Verordening Individuele Inkomenstoeslag Rotterdam 2025 is opgenomen dat een inwoner van Rotterdam in aanmerking kan komen voor een individuele inkomenstoeslag als bedoeld in artikel 36 van de Participatiewet, als zijn inkomen in de referteperiode niet meer bedraagt dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm.

Het college verstrekt een toeslag als iemand op het moment van de aanvraag voldoet aan de gestelde voorwaarden. Artikel 36 van de Participatiewet stelt als voorwaarde dat het recht op een individuele inkomenstoeslag alleen bestaat als er geen uitzicht is op inkomensverbetering. In deze beleidsregels geeft het college aan wanneer naar zijn oordeel geacht wordt uitzicht te bestaan op inkomensverbetering.

Artikelsgewijs

Artikel 1 Verzoek en besluitvorming

Om aan te kunnen tonen dat er gedurende de referteperiode sprake is geweest van een langdurig laag inkomen zoals bedoeld in de verordening, dienen belanghebbenden bewijsstukken bij de aanvraag te voegen. Welke dat zijn staan vermeld in het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

Belanghebbenden die gedurende de gehele referteperiode bijstand hebben ontvangen, behoeven geen kopieën betreffende het inkomen en vermogen mee te sturen. Het college beschikt in dat geval al over de benodigde gegevens.

Artikel 2 Uitzicht op inkomensverbetering

In dit artikel wordt het begrip ‘uitzicht op inkomensverbetering’ nader uitgewerkt.

Als belanghebbende op de datum waarop de aanvraag is ingediend een studie of opleiding volgt is er sprake van uitzicht op inkomensverbetering. Een studie of opleiding is immers uiteindelijk gericht op arbeidsinschakeling en daarmee is er een reëel perspectief op inkomensverbetering. Ook is sprake van uitzicht op inkomensverbetering als belanghebbende in de twaalf maanden voorafgaand aan de datum waarop de aanvraag is ontvangen, een studie of opleiding heeft afgerond. In deze gevallen wordt de aanvraag afgewezen.

Als er sprake is geweest van een gedraging waarvoor een verlaging van 100% is opgelegd, deze verlaging verband houdt met het niet nakomen van verplichtingen gericht op arbeidsinschakeling en de verlaging is opgelegd in de twaalf maanden die voorafgaan aan de datum waarop de aanvraag is ingekomen, dan wordt verondersteld dat belanghebbende onvoldoende inspanning heeft verricht om te komen tot inkomensverbetering en wordt de aanvraag afgewezen. Gekeken wordt naar de datum van de beschikking waarbij de maatregel is opgelegd, niet naar de datum waarop de maatregelwaardige gedraging heeft plaatsgevonden.

Het uitgangspunt is dat bij gehuwden (of daarmee gelijk gestelden als bedoeld in artikel 3, eerste en tweede lid, van de Participatiewet) uitzicht op inkomensverbetering door beide partners gerealiseerd kan worden. Bij gehuwden wordt dan ook bij beide partners gekeken of bij één van hen één van de weigeringsgronden van toepassing is. Als dat het geval is, is er voor de gehuwden uitzicht op inkomensverbetering. Als voor één van de partners geconstateerd wordt dat er uitzicht is op inkomensverbetering, bestaat er geen recht op een individuele inkomenstoeslag voor beide partners. Het gezamenlijke inkomen kan immers worden verbeterd.

In het vierde lid is opgenomen dat het college van de vorige leden kan afwijken op grond van de individuele omstandigheden van belanghebbende(n).

Artikel 4 Overgangsbepaling

Gekozen is voor een overgangsbepaling met eerbiedigende werking. Deze sluit aan bij de overgangsbepaling in de Verordening individuele inkomenstoeslag Rotterdam 2025.

Dit gemeenteblad ligt ook ter inzage bij het Concern Informatiecentrum Rotterdam (CIC): 010-267 2514 of bir@rotterdam.nl