Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741904
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741904/1
Nota Activabeleid Avri 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 10-07-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025
Intitulé
Nota Activabeleid Avri 20251 INLEIDING
Voor u ligt de nota activabeleid Avri 2025. In de financiële verordening Gemeenschappelijke Regeling Avri 2023 zijn de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financieel beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie vastgesteld. In artikel 9 van deze verordening is voor wat betreft de waardering en afschrijving vaste activa vastgelegd dat het dagelijks bestuur door middel van een nota investeringen en afschrijvingen voorstellen doet aan het algemeen bestuur met betrekking tot de wijze waarop activa wordt gewaardeerd en afgeschreven. Deze nota activabeleid is een actualisering van de nota activabeleid 2018.
1.1 Aanleiding
De nota activabeleid is in 2018 vastgesteld en vraagt nu om een actualisatie van met name de afschrijvingstermijnen en een vereenvoudiging daarvan.
1.2 Doel
De doelstelling van deze nota is het formuleren van beleid en het vastleggen van uniforme regels voor vaste activa. Meer specifiek gaat de nota daarom in op:
- •
Investeren
- •
Activeren
- •
Waarderen
- •
Rente
- •
Afstoten
Deze nota activabeleid Avri 2025 legt de formele kaders vast, waarbinnen het dagelijks bestuur alsmede de organisatie dienen om te gaan met investeringen en afschrijvingen.
Met deze nota wordt vastgelegd hoe de gemeenschappelijke regeling Avri omgaat met kapitaalgoederen. Dit geeft helderheid wanneer investeringsbeslissingen aan de orde zijn. De nota is een kader, waarvan indien nodig kan worden afgeweken. In dergelijke gevallen wordt bij het investeringsvoorstel het algemeen bestuur om instemming gevraagd.
1.3 Wettelijk kader
Deze nota sluit aan bij de Gemeentewet (artikel 212) en bij het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV). De commissie BBV heeft in 2029 een notitie gepubliceerd waarin de onderdelen investeringen, activeren, waarderen, afschrijven en onderhoud kapitaalgoederen zijn samengebracht. Daarmee ontstaat een overzicht van alle relevante aspecten van materiële vaste activa met betrekking tot vraagstukken van begroting en verantwoording. Tevens geven in de notitie de vragen en antwoorden over het BBV verheldering over de bedoeling en interpretatie van de artikelen.
1.4 Inwerkingtreding
Deze nota treedt in werking bij vaststelling door het algemeen bestuur en werkt terug tot en met 1 januari 2025.
2 INVESTEREN
2.1 Inleiding
Om de activiteiten te kunnen uitvoeren en de diensten te kunnen verlenen zijn investeringen in duurzame kapitaalgoederen nodig. Deze investeringen kunnen nieuw zijn, maar ze kunnen ook ter vervanging dienen van verouderde activa. Gezien de kapitaalintensieve bedrijfsvoering en de omvang van de activa heeft AVRI jaarlijks veel vervangingsinvesteringen. Vervangingsinvesteringen hebben in principe geen lastenstijging tot gevolg. Uitbreidingsinvesteringen hebben dat wel.
In dit hoofdstuk worden de definitie en voorwaarden van een investering beschreven. Ook worden de regels met betrekking tot het proces van goedkeuring beschreven.
2.2 Definitie
Onder investeringen wordt verstaan het vastleggen van vermogen in objecten waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt.
De investeringen worden op de balans verantwoord. De lasten voortvloeiende uit de investeringen, zoals onderhoud, afschrijvingen, toegerekende rente, verzekeringen, behoren tot de jaarlijkse exploitatielasten.
Er is ook sprake van een investering indien de uitgaven:
- •
leiden tot een significante kwaliteitsverbetering; en/of
- •
leiden tot een levensduurverlenging; en/of
- •
aanpassingen betreffen om te voldoen aan wet- en regelgeving (bijv. investeringen in een gebouw om te voldoen aan veiligheidsvoorschriften).
Wanneer uitgaven worden gedaan ten behoeve van het behoud van de oorspronkelijke kwaliteit en levensduur van een actief, dan is er sprake van onderhoud.
3 ACTIVEREN
3.1 Inleiding
De artikelen 33 tot en met 36 en 59 tot en met 65 van het besluit begroting en verantwoording (BBV) gaan in op vaste activa. Als gevolg van investeringen ontstaan bezittingen, oftewel de vast activa. Vaste activa worden naar hun aard in het BBV onderscheiden in 3 soorten:
:
- ✓
Immateriële vaste activa
- ✓
Materiële vaste activa
- ✓
Financiële vaste activa
3.2 Immateriële vaste activa
Dit zijn vaste activa waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. Immateriële vaste activa komt bij Avri in slechts uitzonderlijke gevallen voor. De immateriële vaste activa bestaat volgens artikel 34 van het BBV uit.
- ✓
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
- ✓
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
- ✓
Bijdragen aan activa in eigendom van derden.
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio
In de praktijk komt dit slechts in uitzonderlijke gevallen voor. Het uitgangspunt is dat deze kosten niet worden geactiveerd.
Bijdragen aan activa in eigendom van derden.
In artikel 61 BBV is duidelijk ingekaderd wanneer bijdragen aan derden mogen worden geactiveerd. Bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen worden geactiveerd indien:
- •
er sprake is van een investering door een derde;
- •
de investering bijdraagt aan de publieke taak;
- •
de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals overeengekomen;
- •
de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
In de praktijk komt dit nu niet voor. Het uitgangspunt is dat deze kosten niet worden geactiveerd.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief.
Kosten van onderzoek en ontwikkeling worden op grond van het BBV als immateriële activa aangemerkt. Dit heeft als consequentie dat deze als een afzonderlijke actief moeten worden gewaardeerd en dus geen onderdeel meer uitmaken van de uiteindelijke investering. De kosten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden geactiveerd indien (artikel 60 BBV):
- •
Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
- •
De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;
- •
Het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;
- •
actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;
- •
De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Aanvullende voorwaarden die niet in BBV zijn vastgelegd zijn:
- •
De kosten zijn gemaakt door derden;
- •
Het totaalbedrag groter is dan € 25.000.
Indien hieraan wordt voldaan mag de afschrijvingstermijn maximaal 5 jaar bedragen. Deze termijn wordt ook door ons gehanteerd.
Als niet aan de hiervoor verplicht gestelde voorwaarden wordt voldaan mogen de kosten van onderzoek en ontwikkeling voor plannen niet worden geactiveerd, maar moeten in een keer ten laste van de exploitatie worden genomen.
3.3 Materiële vaste activa
Materiële vaste activa zijn investeringen met een meerjarig economisch nut of maatschappelijk nut in de openbare ruimte. Volgens artikel 35 van het BBV bestaan er drie soorten materiële vaste activa, welke afzonderlijk in de balans van de gemeente moeten worden opgenomen:
- •
investeringen met een economisch nut;
- •
investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
- •
investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
Het BBV heeft in het kader van de uniformiteit, transparantie en vergelijkbaarheid tussen gemeenten, het zogenaamde netto activeren verplicht gesteld. Dit houdt in dat eventuele bijdragen van derden in aftrek moeten worden gebracht op de investering. Het verrekenen van bijdragen uit reserves is niet toegestaan. Reserves mogen alleen worden ingezet ter dekking van de kapitaalslasten.
Investeringen met economisch nut
Dit zijn investeringen die bijdragen aan de mogelijkheid middelen te verwerven en/of verhandelbaar zijn. Voorbeelden hiervan zijn: investeringen in gebouwen, vervoermiddelen, installaties, automatisering en ook investeringen in afvalstoffenheffing en riolering. Deze laatste investeringen vallen onder de categorie “investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven”.
Software wordt op basis van uitspraken van de commissie BBV gezien als een investering met economisch nut, vallend onder de materiele vaste activa.
Investeringen met economisch nut; waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
Dit zijn investeringen waarbij de kapitaalasten betaald worden uit de afvalstoffenheffing.
Investeringen met maatschappelijk nut
Dit betreft investeringen in de openbare ruimte, zoals wegen, bruggen en openbaar groen. Deze investeringen genereren geen middelen en er is geen markt voor. Het BBV bepaalt in artikel 59 lid 1 dat deze investeringen verplicht geactiveerd moeten worden. Bij Avri komen deze investeringen niet voor.
3.4 Financiële vaste activa
Dit zijn activa die een financiële waarde of een bezit vertegenwoordigen. Te denken valt hierbij aan verstrekte geldleningen of deelnemingen in de vorm van aandelen. Financiële vaste activa moeten altijd worden geactiveerd, maar worden -gezien de aard- niet afgeschreven.
3.5 Criteria voor activeren
Het is niet praktisch om alle investeringen die in aanmerking komen geactiveerd te worden ook daadwerkelijk te activeren. De commissie BBV doet in haar notitie rondom verkrijging en vervaardiging van kapitaalgoederen vanuit efficiency oogpunt de aanbeveling om een minimale omvang voor het activeren van vaste activa te hanteren. Voorgesteld wordt om activa met een aanschafwaarde kleiner dan € 25.000 niet te activeren; dit geld niet voor aankoop gronden.
3.6 Componenten benadering
De componentenbenadering houdt in dat de verschillende onderdelen van een actief afzonderlijk worden geactiveerd en dat op deze onderdelen wordt afgeschreven op basis van de voor dat onderdeel geldende gebruiksduur. Met het toepassen van de componentenbenadering wordt bewerkstelligd dat activa die naar aard en gebruik gelijksoortig zijn op dezelfde grondslag worden gewaardeerd en behandeld. De commissie BBV heeft de aanbeveling gedaan de componentenbenadering en de daarbij horende opsplitsing van activa in verschillende componenten in de activa administratie uit praktische overwegingen te beperken.
De componentenbenadering mag worden toegepast bij materiële vaste activa.
4 WAARDEREN
4.1 Inleiding
Bij de waarderingsgrondslagen gaat het om de waardebepaling van activa en de regels die daarvoor gelden. Het gaat hierbij om de waardering van balansposten (bezittingen), teneinde een reëel beeld te krijgen van de vermogenspositie van de gemeenschappelijke regeling. Het BBV geeft strikte regels voor de waardering van activa. Hiermee wordt voorkomen dat financiële resultaten kunnen worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat financiële gegevens in de loop der tijd vergelijkbaar blijven.
4.2 Waarderingsgrondslagen
Bij de waarderingsgrondslagen gaat het om de waardebepaling van activa en de regels die daarvoor gelden. Het gaat hierbij om de waardering van balansposten (bezittingen), teneinde een reëel beeld te krijgen van de vermogenspositie van de gemeente. Het BBV geeft strikte regels voor de waardering van activa.
Hiermee wordt voorkomen dat financiële resultaten kunnen worden beïnvloed en anderzijds wordt bereikt dat financiële gegevens in de loop der tijd vergelijkbaar blijven.
De hoofdregel voor waardering van activa is opgenomen in artikel 63 van de BBV: activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgings- of vervaardigingsprijs. De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten. De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend.
De BTW op de activa wordt niet geactiveerd, als deze verrekenbaar is via aangifte of compensabel is volgens de Wet op het BTW-compensatiefonds. In dit geval mag de BTW geen onderdeel uitmaken van de waarde.
4.3 Waardeverandering Activa
Door diverse factoren kan de actuele waarde van een actief stijgen of dalen ten opzichte van de waarde die op de balans is opgenomen. In dat geval komt de administratieve boekwaarde niet meer overeen met de reële waarde.
Artikel 65 van het BBV geeft de voorschriften weer voor afwaardering van activa;
- •
Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen;
- •
Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;
- •
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgewaardeerd op het moment van het buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
Het eerste en tweede lid hebben betrekking op waardevermindering die naar verwachting duurzaam zijn. Het is niet voorzienbaar dat de waardevermindering zal ophouden te bestaan. Gedacht kan worden aan nieuwe inzichten in de technische en/of de economische levensduur van activa of de aantasting van het vermogen van deelnemingen.
In het derde lid wordt voorgeschreven dat van een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, waarvan de restwaarde lager is dan de boekwaarde, wordt afgeschreven tot de restwaarde. Bij een volledige buitengebruikstelling dient het actief uiteraard te worden afgewaardeerd tot hetzij nul, hetzij tot de restwaarde, indien die redelijkerwijs verwacht kan worden. Een actief dat niet langer bestaat of niet langer eigendom is van Avri mag niet op de balans blijven staan. Wanneer een actief gedeeltelijk buiten gebruik wordt gesteld, dient het actief proportioneel te worden afgewaardeerd.
Duurzame waardeverminderingen van vaste activa wordt onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
5 AFSCHRIJVEN
5.1 Inleiding
Investeringen verliezen naar mate de tijd verstrijkt hun waarde. Deze waardevermindering noemen we ‘afschrijven’. Afschrijven is het op een methodische wijze boekhoudkundig verwerken van de waardevermindering van kapitaalgoederen.
In dit hoofdstuk wordt ingegaan op de definitie, voorwaarden en uitgangspunten van afschrijven, zoals de afschrijvingsmethode en de afschrijvingstermijn.
5.2 Voorwaarden
Het BBV (artikel 64) kent de volgende voorwaarden m.b.t. afschrijvingen die op het activabeleid van Avri van toepassing zijn:
- •
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven, gebaseerd op de verwachte toekomstige levensduur.
- •
De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
- •
Afschrijvingen op andere financiële grondslagen dan het voorafgaande jaar zijn alleen toegestaan als deze in de toelichting van de balans uiteengezet wordt.
- •
Financiële vaste activa worden afgeschreven in maximaal de looptijd van de lening.
- •
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een activum worden in maximaal 5 jaar afgeschreven.
5.3 Aanvang van afschrijven
Voor het moment van beginnen met afschrijven is de gemeente, binnen de regels van het BBV, vrij in haar keuze. Maar in tegenstelling tot de afschrijvingsmethode, die per (sub)categorie kan worden bepaald, kan voor het moment van beginnen met afschrijven slechts voor één mogelijkheid worden gekozen. De gekozen mogelijkheid wordt toegepast op alle kapitaalgoederen die gereed komen/verworven worden.
De jaarlijkse afschrijving van activa start vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed (of deel) gereed komt/verworven wordt.
Redenen voor deze keuze zijn:
- •
beperkt de onderuitputting op kapitaallasten als gevolg van vertraging in de uitvoering van investeringen;
- •
is administratief een eenvoudige verwerkingsmethode.
Afschrijvingsmethode
5.4 Afschrijvingstermijn
Het BBV schrijft voor dat de afschrijvingstermijn gebaseerd moet zijn op de verwachte toekomstige levensduur.
De levensduur kan zowel technisch als economisch tot uitdrukking worden gebracht, waarbij vanuit financieel oogpunt de economische levensduur de standaard is.
De technische levensduur is de periode dat het activum technisch kan worden ingezet. De economische levensduur is de periode dat het activum voor de totale bedrijfsvoering goedkoper is dan een vervangend vergelijkbaar activum. Hierdoor wordt de economische levensduur gedeeltelijk bepaald door nieuwe ontwikkelingen op de markt.
Een voertuig kan bijvoorbeeld technisch 10 jaar mee, echter zijn er na 8 jaar zien we de onderhoudskosten en stilstand toenemen. De kortere, economische levensduur geeft de organisatie financieel gezien de gelegenheid tot vervanging over te gaan.
Avri baseert zich op de economische afschrijvingstermijnen zoals weergegeven in Bijlage 1. De afschrijving geschiedt op basis van het percentage van het investeringsbedrag. Indien de tabel uit Bijlage 1 niet voorziet, dient de afschrijvingstermijn expliciet in het voorstel aan het Algemeen Bestuur opgenomen te worden. Dankzij de gehanteerde rubricering ontstaat uniformiteit en financiële grip op de afschrijvingstermijnen en daarmee de jaarlijkse kapitaallasten.
Gronden
Gronden waarop investeringen met een economisch nut kunnen worden gebouwd, zijn niet aan slijtage onderhevig. Er is geen vanzelfsprekende waardevermindering, zodat er niet op deze gronden wordt afgeschreven.
2e hands activa
Activa die niet in technisch nieuwe staat is aangekocht, kent een kortere levensduur. Hierbij moet worden afgeweken van de standaard te hanteren afschrijvingstermijn (als omschreven in Bijlage 1). Uitgangspunt hierbij is dat in deze gevallen wordt uitgegaan van de economische levensduur zoals weergegeven in Bijlage 1 minus de jaren dat het activum vanaf aanschafdatum in gebruik is geweest.
5.5 Restwaarde
De restwaarde is de ingeschatte waarde aan het einde van de levensduur. AVRI hanteert voor de bepaling van de afschrijvingstermijn voor alle activa een restwaarde van € 0.
Het einde van de levensduur ligt vaak jaren in de toekomst, wat een reële inschatting moeilijk maakt, aangezien marktomstandigheden gewijzigd kunnen zijn. Bovendien leidt dit uitgangspunt tot financiële zekerheid, aangezien er geen financiële tegenvallers (lagere restwaarde dan boekwaarde) kunnen ontstaan na afloop van de afschrijvingstermijn.
5.6 Afstoten
De boekwaarde en de verkoopopbrengst worden met elkaar verrekend. Het verschil is de boekwinst / verlies en komt direct als incidentele opbrengst/kosten in de exploitatie van het boekjaar van verkoop.
- •
Een boekwinst of boekverlies wordt niet verrekend met een eventuele vervangende investering.
- •
De verwerking van een boekverlies geldt tevens in geval van buitengebruik stelling zonder (verkoop)opbrengst (restwaarde).
5.7 Rentetoerekening
Aan alle geactiveerde activa wordt rente toegerekend. Dit zijn de lasten die voortkomen uit financiering van de investering. De combinatie van rente en afschrijving vormen de kapitaallasten die zowel in de begroting als in de jaarrekening ten laste van de exploitatie worden gebracht.
Voor de rentetoerekening wordt een vast rentepercentage (omslagrente) gehanteerd. Deze rente wordt jaarlijks bij het opstellen van de begroting bepaald. De rente wordt berekend over de boekwaarde per 1 januari.
6 SLOTBEPALINGEN
6.1 Citeertitel
De nota wordt aangehaald als de Nota Activabeleid Avri 2025.
6.2 Wijziging van de nota
Indien wet- en regelgeving of andere omstandigheden dit vereisen wordt deze nota opnieuw beoordeeld op toepasbaarheid en actualiteit, en waar nodig aangepast.
6.3 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
De Nota activabeleid Avri 2018 in te trekken.
6.4 Inwerkingtreding
De Nota Activabeleid Avri treedt in werking bij vaststelling door het algemeen bestuur en werkt terug tot en met 1 januari 2025.
7 OPSOMMING UITGANGSPUNTEN
In dit hoofdstuk worden de voorwaarden en beleidsmatige uitgangspunten uit de voorgaande hoofdstukken opgesomd:
Hoofdstuk 2. Investeren
- •
De investering draagt bij aan een te leveren (eind)product/dienst door AVRI of anderszins aan de bedrijfsvoering van Avri
- •
Het algemeen bestuur autoriseert jaarlijks met het vaststellen van de financiële positie bij de begroting en begrotingswijziging de investeringskredieten;
- •
Voor investeringen in de loop van het begrotingsjaar die niet in de begroting zijn opgenomen, vraagt het Dagelijks Bestuur – middels de tussentijdse rapportage dan wel via afzonderlijk voorstel krediet aan bij het Algemeen Bestuur.
Hoofdstuk 3. Activeren
Immateriële vaste activa
- •
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio worden niet geactiveerd.
- •
De kosten van onderzoek en ontwikkeling kunnen worden geactiveerd indien:
- a)
Het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
- b)
De technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vast staat;
- c)
Het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren;
- d)
De uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld;
- e)
De kosten zijn gemaakt door derden;
- f)
het totaalbedrag groter is dan € 25.000.
- a)
- •
Bijdragen aan activa in eigendom van derden mogen worden geactiveerd indien:
- a)
er sprake is van een investering door een derde;
- b)
de investering bijdraagt aan de publieke taak;
- c)
de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren op een wijze zoals overeengekomen;
- d)
de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
- a)
Materiële vaste activa
- •
De investering moet verhandelbaar zijn en/of bijdragen aan het genereren van middelen;
- •
De vervaardigings- of verkrijgingsprijs bedraagt minimaal € 25.000,-. Investeringen met een vervaardigings- of verkrijgingsprijs lager dan € 25.000,- worden geactiveerd indien als gevolg van het aantal gelijksoortige aanschaffingen het totaalbedrag van de aanschaf hoger is dan € 25.000,-;
- •
Software wordt gezien als een investering met economisch nut, vallend onder de materiele vaste activa;
- •
Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde worden niet geactiveerd;
- •
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut (inclusief de onlosmakelijk verbonden grondcomponent) worden geactiveerd;
- •
Gronden en terreinen moeten altijd worden geactiveerd;
- •
De componentenbenadering mag worden toegepast bij materiële vaste activa;
- •
De BTW op de activa wordt niet geactiveerd als deze teruggevorderd dan wel gecompenseerd kan worden.
Financiële vaste activa
- •
Kapitaalverstrekkingen aan deelnemingen, gemeenschappelijke regelingen of overige verbonden partijen worden geactiveerd.
- •
Leningen aan woningbouwcorporaties, deelnemingen of overige verbonden partijen worden geactiveerd.
- •
Overige langlopende geldleningen worden geactiveerd.
- •
Overige uitzettingen met een rente-typische looptijd van één jaar of langer worden geactiveerd.
Hoofdstuk 4. Waarderen
- •
Het toerekenings-beginsel moet in acht worden genomen;
- •
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs;
- •
Reserves in mindering brengen op de boekwaarde van een investering is niet toegestaan. Reserves mogen wel worden gebruikt ter dekking van de jaarlijkse kapitaallasten;
- •
Bijdragen van derden, die in directe relatie staan tot het actief, moeten in mindering worden gebracht op de investering;
- •
Bijdragen uit een voorziening op grond van artikel 44, lid 1d BBV moeten in mindering worden gebracht op de investering;
- •
Bij de waardering van de vaste activa met economisch nut wordt rekening gehouden met waardevermindering, indien deze vermindering naar verwachting duurzaam is;
- •
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de op dat moment aanwezige boekwaarde;
- •
De containervoorraad wordt gewaardeerd als materiële vaste activa.
Hoofdstuk 5. Afschrijven
- •
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven, gebaseerd op de verwachte toekomstige levensduur.
- •
De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
- •
Afschrijvingen op andere financiële grondslagen dan het voorafgaande jaar zijn alleen toegestaan als deze in de toelichting van de balans uiteengezet wordt.
- •
Financiële vaste activa worden afgeschreven in maximaal de looptijd van de lening.
- •
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een activum worden in maximaal 5 jaar afgeschreven.
- •
De jaarlijkse afschrijving van activa start vanaf het boekjaar volgend op het jaar waarin het kapitaalgoed gereed komt/verworven wordt.
- •
AVRI schrijft de vaste activa af volgens de lineaire afschrijvingsmethode.
- •
AVRI baseert zich op de economische afschrijvingstermijnen zoals weergegeven in Bijlage 1.
- •
Indien de tabel uit Bijlage 1 niet voorziet, dient de afschrijvingstermijn expliciet in het voorstel aan het Algemeen Bestuur opgenomen te worden.
- •
Op gronden wordt niet afgeschreven.
- •
Indien de marktwaarde van de grond lager is dan de boekwaarde, dient deze in het volgende begrotingsjaar afgeschreven te worden.
- •
In geval van 2e hands activa hanteren we de reguliere afschrijvingstermijn gerekend van het eerste mag worden afgeweken van de standaard te hanteren afschrijvingstermijn, indien er een schriftelijk motivatie aan Financiën aangeleverd wordt.
- •
AVRI hanteert voor de bepaling van de afschrijvingstermijn voor alle activa een restwaarde van € 0,-.
- •
Er wordt jaarlijks een percentage aan rentetoerekening voor de investeringen bepaald, gebaseerd op de boekwaarde van de investeringen op 1 januari van het betreffende boekjaar.
- •
De boekwaarde en de verkoopopbrengst worden met elkaar verrekend. Het verschil is de boekwinst / verlies en komt direct als incidentele opbrengst/kosten in de exploitatie van het boekjaar van verkoop.
- •
Een boekwinst of boekverlies wordt niet verrekend met een eventuele vervangende investering.
Ondertekening
8 BIJLAGE 1 AFSCHRIJVINGSTABEL
OMSCHRIJVING |
AFSCHRIJVIJNGSTERMIJN |
|
Nota 2018 |
Nota 2025 |
|
IMMATERIELE VASTE ACTIVA |
|
|
Kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen |
Maximaal looptijd lening |
Niet |
Het saldo van agio en disagio |
Maximaal looptijd lening |
Niet |
Kosten voor onderzoeken ontwikkeling voor een activum |
5 |
5 |
MATERIELE VASTE ACTIVA |
|
|
Gronden en terreinen |
|
|
Gronden |
Geen |
Geen |
Terreinen |
15 |
15 |
Terreinhekwerken |
15 |
15 |
Vloeistofdichte vloeren |
15 |
15 |
Gebouwen |
|
|
Gebouwen; |
25 |
40 |
Weegbruggen, bouwkundig |
25 |
20 |
Noodgebouwen |
15 |
10 |
Renovatie/restauratie/verbouwing |
25 |
20 |
Uitbreiding/verbouwing |
Restant levensduur investering |
Restant levensduur investering |
Tractie |
|
|
Inzamelvoertuigen |
8 of 10 |
8 |
Walsverdichters |
|
15 |
Zwerfafvalauto/bedrijfsauto |
8 |
8 |
Aanhanger klein |
12 |
12 |
Aftransportaanhangers |
8 |
8 |
Personenauto's |
5 |
6 |
Veegmachines |
6 |
6 |
Heftrucks/werkdragers |
8 |
8 |
Aanbouw installaties |
8 |
8 |
Schaftwagen |
8 |
10 |
Shovel/overslagkraan |
10 |
10 |
Installaties |
|
|
Installaties bouwkundig |
25 |
20 |
Installaties inventaris |
15 |
15 |
Installaties - electrotechnische onderdelen |
10 |
10 |
Containers |
|
|
Minicontainers |
10 |
10 |
Bedrijfscontainers |
6 |
6 |
Containers brengvoorzieningen bovengronds |
12 |
10 |
Containers brengvoorzieningen ondergronds |
12 |
12 |
Perscontainers |
8 |
8 |
Afzetcontainers |
10 |
10 |
ICT |
|
|
Hardware |
4 |
5 |
Software |
3 |
5 |
Boordcomputers |
10 |
5 |
Overig |
|
|
Machines en gereedschappen |
5 |
5 |
Kantoor/keukenapparatuur |
5 |
10 |
Kantoormeubilair, vloerbedekking |
7 |
10 |
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl