Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741882
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741882/1
Nota Waardering, activering en afschrijving Waadhoeke (2025)
Geldend van 11-07-2025 t/m heden
Intitulé
Nota Waardering, activering en afschrijving Waadhoeke (2025)1. Inleiding
1.1 Algemeen
De belangrijkste doelstelling van de nota Waardering, activering en afschrijving is het vaststellen van het activerings- en afschrijvingsbeleid in gemeente Waadhoeke. Om het beleid actueel te houden is in de financiële verordening vastgelegd dat het college eens in de 4 jaar een (bijgestelde) nota Waardering, activering en afschrijving aan de raad aanbiedt.
De huidige nota is in mei 2021 door de raad vastgesteld zodat nu het moment daar is om een bijgestelde nota aan te bieden. Aanleiding voor bijstelling kan zijn:
- -
Gewijzigde wet- en regelgeving
- -
Afwijkende besluiten van vastgesteld beleid
- -
Gewijzigde politieke voorkeuren/wensen/inzichten
Bij de eerste twee is er sprake van een technische aanpassing, bij de laatste een beleidsmatige aanpassing.
1.2 Afwijkende besluiten van vastgesteld beleid
De nota biedt ons de ruimte om zo nodig aan de raad voor te stellen om af te wijken van de nota, ten minste voor zover het past binnen de wettelijke kaders. Wanneer dit regelmatig nodig is dient het beleid daarop aangepast te worden. Kijkend naar de afgelopen vier jaar is er geen aanleiding om de nota hierop aan te passen.
1.3 Gewijzigde politieke voorkeuren/wensen/inzichten
Het toekomstbestendig en duurzaam bouwen brengt met zich mee dat er nagedacht wordt over de “betaalbaarheid” van deze investeringen. Zo is er landelijk onderzoek gedaan naar de normering van financiële waardebepaling bij afschrijvingen. Het doel van dat onderzoek was het ontwikkelen van een door een door de markt en overheid gedragen bepalingsmethode voor financiële restwaarde van industrieel vervaardigde producten.
De financiële restwaarde of hergebruikwaarde is nog niet geconcretiseerd en opgenomen in de nota.
Wel is er in hoofdstuk 5.2 een eerste aanzet toe gedaan.
1.4 Inhoud nota
In hoofdstuk 2 en 3 worden de verschillende soorten activa toegelicht. Hierin heeft een gemeente geen beleidsvrijheid. Vervolgens komen in hoofdstuk 4 de waarderingsgrondslagen en in hoofdstuk 5 de afschrijvingsmethoden aan bod. In deze hoofdstukken is het huidig beleid in Waadhoeke cursief opgenomen en gevolgd door voorstel. Ter afsluiting is in hoofdstuk 5 het beleid in Waadhoeke herhaald.
In Bijlage 1 zijn de relevante artikelen uit het BBV opgenomen.
In Bijlage 2 zijn de stellige uitspraken en aanbevelingen van de commissie BBV opgenomen.
2. Wet- en regelgeving
Het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV) is het kader voor de verslaggeving van gemeenten. In de Financiële verordening (artikel 212 Gemeentewet) is dit verder uitgewerkt, waarbij vervolgens weer wordt verwezen naar afzonderlijke nota’s zoals de nota Waardering, activering en afschrijving.
Na het opstellen en vaststellen van de nota Waardering, activering en afschrijving uit 2021 is het BBV gewijzigd in verband met de rechtmatigheidsverantwoording maar dit heeft geen invloed op het afschrijvingsbeleid van gemeenten.
De commissie BBV heeft na 2021 de volgende notities gepubliceerd:
- -
notitie rente (2023)
- -
notitie grondbeleid in begroting en jaarstukken (2023)
- -
notitie structurele en incidentele baten en lasten (2024)
- -
kadernota’s rechtmatigheid (laatste 2024)
De notities zijn vooral consoliderend ten opzichte van eerdere stellige uitspraken en aanbevelingen van de commissie BBV. Wij hoeven ons activerings- en afschrijvingsbeleid daarop niet aan te passen.
De commissie BBV doet soms ook ad hoc stellige uitspraken. Deze hebben wetgevende kracht: zij geven interpretatie aan de regelgeving die leidend is.
Daarnaast doet de commissie BBV ook aanbevelingen of richtinggevende uitspraken. Deze geven ‘steun en richting aan de praktijk’. De Commissie BBV spoort gemeenten aan om deze aanbevelingen te volgen, omdat dat naar haar oordeel bijdraagt aan het inzicht in de financiële positie (transparantie).
Er zijn de afgelopen jaren geen wijzigingen in wet- en regelgeving geweest die van invloed zijn op ons afschrijvingsbeleid.
3. Vaste activa
Wettelijke bepalingen met betrekking tot waardering en afschrijving van vaste activa zijn opgenomen in het Besluit Begroting en Verantwoording (BBV; zie bijlage).
Kenmerkend voor het BBV is de eigenheid van gemeenten, waardoor er wezenlijke verschillen zijn met boek 2, titel 9 van het Burgerlijk Wetboek, waarin de regelgeving voor de jaarrekening van rechtspersonen is voorgeschreven. Deze eigenheid komt onder meer tot uitdrukking op het gebied van de waardering en behandeling van activa. Hierbij is een onderscheid gemaakt in activa met een maatschappelijk nut, economisch nut en economisch nut met de mogelijkheid tot een heffing.
3.1 Bepalingen met betrekking tot activa
Voor het realiseren van doelstellingen heeft een gemeente vaak investeringen nodig. Van een investering in vaste activa is sprake als het gaat om het doen van uitgaven aan een object, waarvan het nut zich over meerdere jaren uitstrekt en waarover de gemeente de beschikkingsmacht heeft.
In sommige gevallen is het moeilijk een onderscheid te maken tussen investeringen en grote uitgaven die niet kunnen worden geactiveerd. De Commissie BBV heeft de stellige uitspraak (zie bijlage 2) gedaan dat kosten voor (klein en groot) onderhoud niet levensduur verlengend zijn. Deze kosten mogen dus niet geactiveerd worden.
Investeringen worden als vermogensobject in de balans opgenomen en de kosten van de investering worden gedurende de verwachte toekomstige gebruiksduur van het object ten laste van de exploitatie gebracht. Als gevolg van investeringen ontstaat er een bezit, een zogenaamd vast actief.
Onder vaste activa wordt volgens het BBV, artikel 33 afzonderlijk opgenomen:
- 1.
immateriële vaste activa;
- 2.
materiële vaste activa;
- 3.
financiële vaste activa.
Op basis van dit artikel is het activeren van exploitatietekorten niet toegestaan.
3.2 Immateriële vaste activa (artikel 34 BBV)
Dit zijn activa waar geen fysieke bezittingen tegenover staan. Het gaat om onderzoeks- en ontwikkelingskosten, kosten van het sluiten van geldleningen, het saldo van (dis)agio en bijdragen aan activa in eigendom van derden.
De kosten van onderzoek en ontwikkeling (inclusief voorbereidingskosten grondexploitatie) kunnen worden geactiveerd. De voorwaarden voor het activeren van deze kosten zijn nader omschreven. De voorwaarden bepalen dat deze kosten alleen dan mogen worden geactiveerd, als de plannen over het actief waarvoor de kosten worden gemaakt al redelijk omlijnd zijn, technisch uitvoerbaar zijn en de kosten zijn in te schatten. Voor de kosten van onderzoek en ontwikkeling geldt een maximale afschrijvingstermijn van 5 jaar (zie artikel 64, lid 5).
Voorbereidingskosten voor grondexploitaties moeten passen binnen de kostensoortenlijst van bijlage IV bij het Omgevingsbesluit (zie stellige uitspraak bijlage 2).
Het (dis)agio, genoemd in artikel 34, lid a, is het verschil tussen het bedrag waarvoor een lening wordt aangegaan en het bedrag dat aan de geldnemer wordt uitgekeerd.
De voorwaarden voor het activeren van bijdragen aan activa in eigendom van derden staan genoemd in artikel 66 BBV. De afschrijvingsduur voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden is maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt (artikel 64, lid 6).
Kosten tijdens de uitvoering worden gezien als een component van de vervaardigingsprijs en niet als kosten van onderzoek en ontwikkeling.
3.3 Materiële vaste activa (artikel 35 BBV)
Dit zijn de meest voorkomende activa bij de gemeente. Het betreft o.a. aanleg en reconstructie van wegen en openbaar groen en aankoop, bouw en verbouwing van gebouwen, waaronder accommodaties op het gebied van onderwijs, sport, cultuur en recreatie.
Onder de materiële vaste activa worden volgens BBV, artikel 35 afzonderlijk opgenomen:
- 1.
Investeringen met een economisch nut;
- 2.
Investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven ;
- 3.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut .
Artikel 59 geeft aan dat alle investeringen volgens deze verplichte indeling worden geactiveerd, behalve kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde.
1. Investeringen met een economisch nut:
Investeringen hebben economisch nut als ze verhandelbaar zijn (er is een markt voor), en/of als ze kunnen bijdragen aan het verkrijgen van middelen. Bijvoorbeeld door het vragen van rechten, heffingen, leges, prijzen of huren.
Het gaat hierbij nadrukkelijk om de mogelijkheid middelen te verwerven. Dat een gemeente ervoor kiest ergens geen of geen kostendekkend tarief te vragen, is niet relevant voor de vraag of een actief economisch nut heeft.
Een vergelijkbare redenering geldt voor de verhandelbaarheid. Het gaat om de mogelijkheid de activa te verkopen, niet om de vraag of de gemeente het actief ook daadwerkelijk wil of kan verkopen. Dit betekent onder andere dat alle gebouwen een economisch nut hebben: er is immers een markt voor gebouwen.
Software wordt als materieel vast actief met economische nut beschouwd, omdat het nut zich over meerdere jaren uitstrekt (cf. Notitie materiële vaste activa (2021 van de Commissie BBV).
2. Investeringen met een economisch nut waarvoor heffing kan worden geheven
Voor een aantal investeringen met economisch nut kan een heffing worden geheven ter bestrijding van de kosten.
Onder deze rubriek vallen onder meer investeringen voor de riolering, voor het ophalen van huisvuil (afvalstoffen) en voor gemeentelijke begraafplaats(en). Ter bestrijding van deze kosten kan een heffing worden geheven in de vorm van rioolheffing, afvalstoffenheffing en begraafrechten.
3. Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut
Onder investeringen in de openbare ruimte met een (meerjarig) maatschappelijk nut, worden verstaan investeringen die geen middelen genereren en (vooralsnog) niet verhandelbaar zijn, maar wel duidelijk een publieke taak vervullen.
Voorbeelden hiervan zijn: de aanleg/ inrichting van wegen, pleinen, waterwegen, civiele kunstwerken en groen.
3.4 Financiële vaste activa (artikel 36 BBV)
Financiële vaste activa vertegenwoordigen een financiële waarde of bezit. Te denken valt hierbij aan leningen en deelnemingen in de vorm van aandelen. Artikel 36 geeft een limitatieve opsomming van wat wordt verstaan onder financiële vaste activa.
4. Waarderingsgrondslagen
4.1 Algemeen
Bij de waardering en waarderingsgrondslagen (BBV artikel 62, 63, 64 en 65) gaat het om de waardebepaling van activa en de regels die daarvoor gelden. Het gaat hierbij om de waardering van balansposten, met als doel een reëel beeld te krijgen van de vermogenspositie van de gemeente. In het kort kunnen deze regels als volgt worden weergegeven:
- 1.
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs ;
- 2.
Bij de waardering van de vaste activa wordt rekening gehouden met waarde vermindering, als deze vermindering naar verwachting duurzaam is;
- 3.
Beschikkingen over reserves ter vermindering van de boekwaarde van een investering zijn niet toegestaan. Reserves mogen wel gebruikt worden ter dekking van kapitaallasten;
- 4.
Bijdragen van derden moeten in mindering worden gebracht op de boekwaarde;
- 5.
Bijdragen uit een voorziening op basis van Artikel 44, lid 1d (dat wil zeggen in de heffing begrepen ‘gespaarde’ bijdragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen) moeten direct in mindering worden gebracht op de boekwaarde van de investering (zie paragraaf 3.5).
4.2 Beginselen ten aanzien van activa
In het stelsel van baten en lasten worden uitgaven en inkomsten toegerekend aan de jaren waarop ze betrekking hebben. Door deze toerekening wordt het inzicht in de kosten van producten bevorderd.
Het toerekeningsbeginsel in het stelsel van baten- en lasten is voor gemeenten belangrijk, omdat veel gemeenten omvangrijke investeringen hebben die van jaar tot jaar kunnen fluctueren.
Het BBV geeft nog een aantal belangrijke beginselen. Zo is er sprake van het beginsel van de bestendige gedragslijn. Dit betekent dat alleen wegens gegronde redenen waardering op andere gronden mag geschieden, dan die welke in voorgaande jaren zijn toegepast. Met betrekking tot de activa geldt dit bijvoorbeeld voor de grondslagen van afschrijving .
Om pragmatische redenen wordt vaak een minimumomvang voor een investering aangehouden. Dit is op grond van algemeen aanvaarde bedrijfseconomische beginselen toegestaan, rekening houdend met de administratieve werkzaamheden en het verkregen extra inzicht.
Binnen de gemeente Waadhoeke worden investeringen onder de volgende voorwaarden geactiveerd:
- -
een investeringsobject met een economisch nut wanneer het een uitgave van € 50.000 of hoger betreft;
- -
een investeringsobject met een maatschappelijke nut wanneer het een uitgave van € 100.000 of hoger betreft.
Bij een uitgave wordt geen rekening gehouden met de factuuromvang maar in dat geval met de afzonderlijke boekingen .
De gemeente Waadhoeke hanteert bij activeren niet de componentenbenadering.
4.3 Waardering tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs
Aangeschafte vaste activa worden gewaardeerd tegen de verkrijgingsprijs, die de inkoopprijs en bijkomende kosten omvat (plus eventuele niet-compensabele/verrekenbare BTW).
Vervaardigde vaste activa worden gewaardeerd tegen de vervaardigingsprijs, waarin, naast de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de rechtstreeks aan de vervaardiging toe te rekenen kosten, ook kan een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak worden opgenomen dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend (bijvoorbeeld rente tijdens de bouw).
4.4 Waardering activa met economisch nut
Alle investeringen met een meerjarig economisch nut moeten voor het bedrag van de investering worden geactiveerd. Een uitzondering vormen kunstvoorwerpen met cultuurhistorische waarde, die niet mogen worden geactiveerd .
Door het activeren van de gehele investering op de balans, houdt de raad langer zicht op de eigen vermogenspositie . Een reserve kan wel gebruikt worden ter dekking van kapitaallasten in de exploitatie.
Bijdragen van derden die in directe relatie staan met een actief worden in mindering gebracht op de boekwaarde van de investering op de balans.
Vanwege de administratieve eenvoud is deze werkwijze binnen het BBV verplicht gesteld voor alle investeringen.
4.5 Waardering activa met economisch nut en heffing
Investeringen met economisch nut waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven, moeten worden geactiveerd.
De wetgever heeft in het BBV ervoor gekozen om deze investeringen, in samenhang met de ontvangen bijdragen in de heffingen voor toekomstige vervangingsinvesteringen, apart zichtbaar te maken op de balans, in afzonderlijke categorieën.
Dit betekent het volgende:
Vervangingsvoorziening
Als een gemeente in de riool- of afvalstoffenheffing bijdragen heeft opgenomen voor toekomstige vervangingsinvesteringen, zoals in de gemeente Waadhoeke, moeten de verkregen gelden in een vervangingsvoorziening worden opgenomen (artikel 44 lid 1d).
Deze bijdragen moeten worden beklemd voor het betreffende doel en staan niet vrij ter beschikking van de raad.
Op het moment dat de daadwerkelijke vervangingsinvestering plaatsvindt, wordt de investering geactiveerd en moet de vervangingsbijdrage uit de voorziening rechtstreeks in mindering worden gebracht op de vervangingsinvestering (artikel 62, lid 3). Het direct in mindering brengen van een voorziening op een investering betreft een afboeking in de balanssfeer.
Ook wanneer de in de heffing begrepen jaarlijkse bijdragen voor toekomstige vervangingsinvesteringen (‘spaarbedragen’) precies gelijk zijn aan de jaarlijkse vervangingsinvesteringen moeten de spaarbedragen als last worden geboekt (dotatie aan de voorziening) en wordt vervolgens de daarmee gevormde voorziening afgeboekt op de geactiveerde vervangingsinvesteringen.
Wanneer van een vervangingsinvestering een boekwaarde resteert, dan schrijft de gemeente Waadhoeke hier niet op af, maar worden ’spaarbedragen’ die in latere jaren worden ontvangen op de boekwaarde afgeboekt .
Investeringen in riolering in uitbreidingsgebieden worden ten laste van de grondexploitatie gebracht en worden vergoed via de grondprijs bij verkoop, oftewel bijdragen van derden. De gemeente moet deze op grond van artikel 62, lid 2 op de investering in mindering brengen .
De Commissie BBV heeft voorgaande verwerkt in de Notitie lokale Heffingen 2021.
Binnen de gemeente Waadhoeke worden investeringen riolering direct gedekt ten laste van de gevormde voorziening. Wanneer van een vervangingsinvestering een boekwaarde resteert, dan schrijft de gemeente Waadhoeke hier niet op af, maar worden ’spaarbedragen’ die in latere jaren worden ontvangen op de boekwaarde afgeboekt.
4.6 Waardering activa met maatschappelijk nut (artikel 59 BBV)
Activering van investeringen in de openbare ruimte met een (meerjarig) maatschappelijk nut Is met ingang van 2017 verplicht gesteld, net zoals bij investeringen met economisch nut. Daarmee wordt het publieke belang van deze investeringen onderschreven en wordt bevorderd, dat de kosten van de investeringen ten laste komen van de burgers en bedrijven, op het moment dat zij er nut van hebben.
4.7 Duurzame waardeverminderingen van vaste activa (artikel 65 BBV)
In de loop van de tijd kan de waarde van een actief zijn veranderd ten opzichte van de boekwaarde ervan op de balans. Herwaardering van activa (naar een hogere waarde) is niet toegestaan, omdat winst pas bij realisatie mag worden genomen (realisatie-principe). Afwaardering van activa wordt in de meeste gevallen eveneens niet toegestaan, waardering gebeurt immers tegen verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Onder bepaalde voorwaarden zijn bijzondere waardeverminderingen toegestaan. Het betreft hier bijvoorbeeld waardeverminderingen door wijzigingen in de technische of economische levensduur, bijvoorbeeld door schade of milieuvervuiling.
In het BBV is bepaald dat naar verwachting duurzame waardeverminderingen onafhankelijk van het rekeningresultaat in aanmerking moeten worden genomen (artikel 65, lid 1). Dit is mee ingegeven vanuit het voorzichtigheidsprincipe. Het BBV geeft aan, dat er sprake kan zijn van duurzame waardevermindering van vaste activa bij de volgende wijzigingen van bestemming:
- 1.
wijziging van bestemming en functie vastgoed;
- 2.
voorgenomen verkoop van deelnemingen;
- 3.
buitengebruikstelling van een vast actief.
4.7.1 Wijziging van bestemming en functie vastgoed
Het uitgangspunt bij de waardering van vastgoed is de verkrijgings- of vervaardigings- prijs. In een zeer beperkt aantal gevallen wordt overgegaan op een (lagere) marktwaarde. Dit is afhankelijk van een drietal factoren:
- 1.
de huidige functie van vastgoed;
- 2.
de bestuurlijke intentie;
- 3.
de directe opbrengstwaarde.
Huidige functie van vastgoed
Vastgoed (activa met economisch nut) wordt onderscheiden in vastgoed met een maatschappelijke functie en met een bedrijfseconomische functie.
Vastgoed met een maatschappelijke functie heeft betrekking op een gemeentehuis, of op gebouwen en terreinen met een functie op het gebied van onderwijs, sport, cultuur, welzijn of maatschappelijke opvang en/of zorg. Kenmerk van het vastgoed met een maatschappelijke functie, is dat bij negatieve exploitatiesaldi er feitelijk sprake is van het duurzaam verstrekken van subsidie. Als de bestuurlijke intentie bestaat om vastgoed met een maatschappelijke functie duurzaam te exploiteren, is een afwaardering van vastgoed niet toegestaan.
Vastgoed met een bedrijfseconomische functie kenmerkt zich door de bestuurlijke intentie om bewust winst en/of waardestijgingen te realiseren. In deze situatie worden panden aangehouden en verhuurd, staan in de verkoop, maar hebben in ieder geval geen maatschappelijke functie.
Bestuurlijke intentie
Als de bestuurlijke intentie bestaat om vastgoed met een maatschappelijke functie te verkopen, of de bestemming ervan te wijzigen naar vastgoed met een bedrijfs- economische functie, dan moet, als er sprake is van waardedaling ten opzichte van de boekwaarde, een duurzame waardevermindering worden verantwoord.
Directe opbrengstwaarde
Om vast te stellen of een duurzame waardevermindering moet worden toegepast, moet de directe opbrengstwaarde van het vastgoed worden bepaald, middels een onafhankelijke taxatie. In geval van een duurzame waardevermindering wordt op het vastgoed extra afgeschreven tot de directe opbrengstwaarde (taxatiewaarde). Op deze nieuwe waarde wordt gedurende de resterende gebruiksduur afgeschreven. De indirecte opbrengstwaarde speelt bij de beoordeling geen directe rol.
Bovenstaande is conform de Notitie materiële vaste activa (2020) van de Commissie BBV.
4.7.2 Voorgenomen verkoop van deelnemingen
Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd, als de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
Het toetsen van de waarde van deelnemingen gebeurt op basis van de jaarstukken van de deelneming, of informatie van derden.
4.7.3 Buitengebruikstelling van een vast actief
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld, wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, als de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
Bij buitengebruikstelling zonder restwaarde wordt het actief geheel afgewaardeerd. Bij gedeeltelijke buitengebruikstelling vindt afwaardering evenredig plaats. De waardevermindering wordt door middel van extra afschrijving tot uitdrukking gebracht.
Bij vervanging van een niet afgeschreven investering, wordt de restant boekwaarde afgeboekt op het moment van vervanging. De opbrengst/boekwinst mag niet direct met de boekwaarde van het eventuele vervangingsobject worden verrekend.
5. Afschrijvingsmethoden
5.1 Afschrijvingen
Afschrijven is het tot uitdrukking brengen van de waardevermindering van een duurzaam productiemiddel (vast actief), volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur. Omdat in het stelsel van baten en lasten het nut van het vast actief zich uitstrekt over meerdere jaren, worden de lasten van het gebruik eveneens gedurende meerdere jaren ten laste van de exploitatie gebracht. Dit refereert naar het matchingsprincipe en gebeurt in de vorm van afschrijvingslasten.
De verwachte toekomstige gebruiksduur van een actief wordt op het moment van investeren bepaald, op grond van de geschatte technische of economische levens- duur. De technische levensduur duidt op de periode van technische bruikbaarheid, de economische levensduur geeft een indicatie van de (vaak kortere) periode van economisch rendabel gebruik. De verwachte toekomstige gebruiksduur van activa is ingeschat in een afschrijvingstermijn, vermeld in de afschrijvingstabel (paragraaf 4.4).
Belangrijke uitgangspunten bij afschrijven zijn volgens artikel 64 BBV:
Onafhankelijk van resultaat
De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
Bestendige (=consequente) gedragslijn
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen, dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet.
Stelselmatig afschrijven
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel, dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.
Afschrijving vindt plaats op basis van de verwachte toekomstige gebruiksduur en daarmee van de nuttigheidsduur (matchingsprincipe). Er wordt alleen op slijtende activa, activa met een beperkte gebruiksduur afgeschreven. Op grond, geen slijtend actief, is afschrijven niet toegestaan. Naast afschrijving wordt rente berekend over het geïnvesteerde vermogen. Gezamenlijk zijn rente en afschrijving de kapitaallasten van het actief.
5.2 Restwaarde of hergebruikwaarde
In de toekomst zullen primaire grondstoffen schaarser zijn, maar de vraag naar materialen blijft bestaan. Bij circulair bouwen worden materialen toegepast die later weer opnieuw ingezet kunnen worden. Om dat te kunnen doen, wordt er gekeken naar de losmaakbaarheid van producten en/of elementen, en hoe materialen goed van elkaar gescheiden kunnen worden. Wanneer producten en materialen uit elkaar gehaald kunnen worden, kunnen ze bij een nieuw project opnieuw worden toegepast. Hierdoor blijft het een materiaal met waarde. Wanneer een restproduct waarde heeft, hoeft er niet meer afgeschreven te worden naar nul. Hoe beter materialen van elkaar gescheiden kunnen worden, hoe hoger de restwaarde (of beter gezegd hergebruikwaarde) is. Het gaat om het toepassen van een andere manier van bouwen, en in plaats van een gebouw slopen, materialen en producten oogsten.
De hergebruikwaarde is een schatting, tegen het prijspeil van het moment van ingebruikname, van de opbrengst die na de gebruiksduur nog gerealiseerd kan worden, verminderd met de te maken kosten voor verwijdering of vernietiging van (delen van) het actief. Er wordt bij de bepaling van de restwaarde dus geen rekening gehouden met mogelijke waardeveranderingen vanwege inflatie of deflatie, veranderende marktomstandigheden en dergelijke.
De hergebruikwaarde moet reëel en per actief worden geschat. Het hanteren van een vast percentage restwaarde voor bijvoorbeeld het totale vastgoed doet onvoldoende recht aan de individuele kenmerken van de materiële vast activa. De hergebruikwaarde mag niet zodanig hoog worden geschat dat feitelijk geen of te weinig afschrijving plaatsvindt.
In gemeente Waadhoeke wordt er in principe geen rekening gehouden met een restwaarde, maar indien er sprake is van een circulair gebouwd actief kán dat wel. In dat specifieke geval dient de hergebruikwaarde reëel te worden geschat.
Afschrijving over het investeringsbedrag vindt plaats met ingang van het eerste jaar, volgend op het jaar waarin de investering gereed is (in gebruik is gesteld). Rentelasten over het investeringsbedrag worden berekend met ingang van het eerste jaar volgend op het jaar van investeren (dus ook over onderhanden investeringen).
5.3 Afschrijvingsmethoden Gemeente Waadhoeke
Er wordt bij de overheid een tweetal afschrijvingsmethoden toegepast:
Lineair afschrijven
Elk jaar wordt een gelijk bedrag afgeschreven, een vast percentage van het investeringsbedrag. Een gangbare redeneertrant is dat de boekwaarde op deze wijze gelijkmatig afneemt als gevolg van het gebruik. De totale kapitaallasten (afschrijving en rente) van de betreffende investering dalen. Door jaarlijks aflopende rentelasten, ontstaat er budget om stijgende onderhoudslasten bij ouder wordende activa op te vangen.
Annuïtair afschrijven
Bij deze methode is er sprake van een jaarlijks gelijk bedrag voor rente en afschrijving. De rentelast is gedurende een langere periode de grootste component van de kapitaallasten en daalt in de loop van de gebruiksperiode steeds sneller, waardoor het in de kapitaallast begrepen deel voor afschrijving meer dan evenredig stijgt.
In gemeente Waadhoeke wordt de lineaire afschrijvingsmethode gehanteerd (voor zowel investeringen met maatschappelijk nut als voor investeringen met economisch nut).
5.4 Afschrijvingstermijnen
Om de afschrijvingstermijnen uniform te hanteren en de verwachte toekomstige gebruiksduur in overeenstemming te brengen met de technische en/of economische levensduur, zijn per activagroep afschrijvingstermijnen opgenomen.
In de afschrijvingstabel staat per activagroep beschreven welke afschrijvingstermijnen worden gehanteerd. Afwijking van de gehanteerde termijnen kan alleen als de raad hier expliciet toe besluit.
Van de afschrijvingstermijnen kan naar beneden toe worden afgeweken als de technische of economische levensduur daartoe aanleiding geeft. Langere afschrijvingstermijnen zijn niet toegestaan.
Tabel: (maximale) afschrijvingstermijnen nieuwe investeringen m.i.v. 1 januari 2026
|
Soort investering |
|
Jaren |
|
|
|
|
1. |
Immateriële activa |
|
|
1.1 |
Ontwikkelings- en onderzoekskosten |
|
5 |
1.2 |
Kosten sluiten geldleningen/disagio |
|
5 |
1.3 |
Bijdragen aan activa in eigendom derden (afschrijving cf artikel 64 BBV) lid 6) |
|
|
|
|
|
|
2. |
Investeringen in materiële vaste activa met economisch nut |
|
|
2.1 |
Huisvesting en inrichting |
|
|
2.1.1 |
Gebouwen |
ondergrond |
0 |
|
|
opstal (permanent) |
40 |
|
|
opstal (semipermanent) |
15 |
2.1.2 |
Verbouwingen/technische Installaties |
verbouwing opstallen |
20 |
|
|
technische installaties |
15 |
|
|
|
|
2.2 |
Installaties |
|
|
2.2.1 |
Lift-, cv- en lichtinstallaties |
|
15 |
2.2.2 |
Lichtdrukmachines/archiefsystemen/verkeerslichten |
|
10 |
|
Belijningsmachines/geluidmeetapparatuur |
|
|
2.2.3 |
Kantoorapparatuur |
Kasregisters |
5 |
|
|
Foto- en videoapparatuur |
5 |
2.2.4 |
Storingsmelders (riolering) |
|
10 |
2.2.5 |
Telefooninstallaties/bekabeling data- en telecomnet |
|
8 |
2.2.6 |
Nutsvoorzieningen (o.a. markten) |
|
15 |
2.2.7 |
Bliksemafleiders |
|
10 |
|
|
|
|
2.3 |
Infrastructurele voorzieningen |
|
|
2.3.1 |
Grondwerken |
|
30 |
2.3.2 |
Rioleringen |
renovatie/vervanging |
- |
|
(Voor vervanging van rioleringen is voorzien in het (vGRP) |
|
|
2.3.3 |
Verkeersregelingen |
borden |
10 |
|
|
veiligheidsmaatregelen |
20 |
2.3.4 |
Parkeervoorzieningen |
|
10 |
2.3.5 |
Begraafplaatsen |
Grondwerken |
40 |
|
|
|
|
2.4 |
Voertuigen |
|
|
2.4.1 |
Brandblusvoertuigen |
|
15 |
2.4.2 |
Veegauto's (machines) |
|
7 |
2.4.3 |
Kolkenzuigers |
|
10 |
2.4.4 |
Vrachtauto's |
|
7 |
2.4.5 |
Bestelauto's |
|
7 |
2.4.6 |
Tractoren |
|
7 |
2.4.7 |
Aanhangwagens |
|
7 |
2.4.8 |
Borstelmachine |
|
7 |
|
|
|
|
2.5 |
Brandblusmiddelen |
|
|
2.5.1 |
Verbindingsmiddelen (alarmontvangers/portofoons etc.) |
|
7 |
2.5.2 |
Bluskleding/helmen |
|
7 |
2.5.3 |
Overige materialen |
|
10 |
2.5.4 |
Brandkranen |
|
30 |
2.5.5 |
Aanduiding bluswatervoorziening |
|
25 |
|
|
|
|
2.6 |
Onderwijsvoorzieningen |
|
|
2.6.1 |
Onderwijsleerpakket |
|
15 |
2.6.2 |
Meubilair |
|
15 |
2.6.3 |
Leermiddelen |
|
10 |
2.6.4 |
Beveiliging schoolgebouwen |
|
10 |
2.6.5 |
Noodlokalen |
|
15 |
2.6.6 |
Verandering inrichting |
|
20 |
2.6.7 |
Permanente voorzieningen/ aanpassingen en ov. Onderhoud opstal |
|
40 |
|
|
|
|
|
|
|
|
2.7 |
Sportvoorzieningen |
|
|
2.7.1 |
Bouw/renovatie gymlokalen/sporthallen/zwembaden etc. |
|
40 |
2.7.2 |
Bouw kleedaccommodaties |
|
30 |
2.7.3 |
Installaties |
|
15 |
2.7.4 |
Inrichtingskosten sportaccommodaties |
|
15 |
2.7.5 |
Gymnastiekmaterialen |
|
10 |
2.7.6 |
Afrasteringen en ballenvangers |
|
15 |
2.7.7 |
Lichtinstallatie sportaccommodaties |
|
25 |
2.7.8 |
Kunstgrasvelden |
|
20 |
2.7.9 |
Sportterreinen /-velden (aanleg) |
|
30 |
|
|
|
|
2.9 |
Materiaal buitendienst |
|
|
2.9.1 |
Takkenversnipperaar |
|
6 |
2.9.2 |
Opzetstrooier |
|
10 |
2.9.3 |
Sneeuwploeg |
|
10 |
2.9.4 |
Sneeuwborstel |
|
10 |
2.9.5 |
Zoutstrooier |
|
10 |
2.9.6 |
Zoutloods |
|
15 |
2.9.7 |
Sneeuwschuiver |
|
10 |
2.9.8 |
Schaftwagens |
|
10 |
2.9.9 |
Wijkcontainers |
|
10 |
2.9.10 |
Minicontainers |
|
10 |
2.9.11 |
Bedrijfsafvalcontainers |
|
8 |
2.9.12 |
Prikrol |
|
8 |
2.9.13 |
Beregeningsinstallatie |
|
10 |
2.9.14 |
Trilplaat |
|
6 |
2.9.15 |
Maaimachines |
|
5 |
2.9.16 |
Kooimaaier |
|
5 |
|
|
|
|
2.10 |
Automatisering |
|
|
2.10.1 |
Software / hardware |
|
5 |
2.10.2 |
Gebruiksrechten |
|
5 |
2.10.3 |
Implementatie- en opleidingskosten |
|
5 |
|
|
|
|
3 |
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut |
|
|
3.1 |
Infrastructurele voorzieningen |
|
|
3.1.1 |
Wegen, straten en pleinen |
Aanleg (asfaltverharding) |
20 |
|
|
Aanleg (elementverharding) |
25 |
|
|
Reconstructie/herinrichting |
25 |
|
|
Reconstructie (beton) |
40 |
3.1.2 |
Openbare verlichting |
Armaturen |
15 |
|
|
Lantaarnpalen |
20 |
|
|
Combinatie (onderverdeling) |
17 |
3.1.3 |
Kunstwerken (bruggen, viaducten etc.) |
Beton |
40 |
|
|
Hout |
20 |
3.1.4 |
Straatmeubilair |
|
5 |
3.1.5 |
Openbaar groen |
|
20 |
3.1.6 |
Monumenten |
|
30 |
3.1.7 |
Speeltuinen |
Aanleg |
15 |
|
|
Inrichting |
10 |
|
|
Toestellen |
10 |
3.1.8 |
Abri's |
|
15 |
|
|
|
|
3.2 |
Waterbeheer |
|
|
3.2.1 |
Aanleg vaarten/vijverpartijen |
|
40 |
3.2.2 |
Haven- en sluiswerken en damwanden |
|
25 |
3.2.3 |
Beschoeiingen/ overige voorzieningen |
|
15 |
3.2.4 |
Binnenhavens |
|
30 |
3.2.5 |
Aanlegsteigers |
|
25 |
N.B.: Bovengenoemde opsomming is niet uitputtend.
6. Beleidsvoorstellen
Voorgesteld wordt in gemeente Waadhoeke de volgende uitgangspunten te hanteren voor de komende jaren:
- ➢
Een minimumomvang investeringen met economisch nut aanhouden van € 50.000 (dus activeren vanaf € 50.000);
- ➢
Een minimumomvang investeringen met maatschappelijk nut aanhouden van € 100.000; (dus activeren vanaf € 100.000);
- ➢
Bij de indeling van investeringen de componenten-benadering niet toepassen;
- ➢
In principe geen rekening houden met een restwaarde, maar bij circulair bouwen wel overwegen;
- ➢
Afschrijving over het investeringsbedrag vindt plaats met ingang van het eerste jaar, volgend op het jaar waarin de investering gereed is (in gebruik is gesteld);
- ➢
Rentelasten over het investeringsbedrag worden berekend met ingang van het eerste jaar volgend op het jaar van investeren (dus ook over onderhanden investeringen);
- ➢
De lineaire methode van afschrijven hanteren voor de verschillende activagroepen;
- ➢
Investeringen riolering worden direct gedekt ten laste van de gevormde voorziening.
- ➢
Wanneer van een vervangingsinvestering een boekwaarde resteert, dan schrijft de gemeente Waadhoeke hier niet op af, maar worden ’spaarbedragen’ die in latere jaren worden ontvangen op de boekwaarde afgeboekt
7. Slotbepalingen
7.1 Intrekken oude regeling
De “Nota activerings- en afschrijvingsbeleid Waadhoeke (2022)” wordt ingetrokken.
7.2. Inwerkingtreding en citeertitel
Deze nota treedt in werking op de 1 juli 2025.
Deze nota wordt aangehaald als “Nota activerings- en afschrijvingsbeleid Waadhoeke (2025)”.
Ondertekening
Bijlage 1: Besluit Begroting en Verantwoording provincies en gemeenten (BBV)
Artikel 34
In de balans worden onder de immateriële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
- a.
kosten verbonden aan het sluiten van geldleningen en het saldo van agio en disagio;
- b.
kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief;
- c.
bijdragen aan activa in eigendom van derden.
Artikel 35
- 1.
In de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
- a.
Investeringen met een economisch nut;
- b.
investeringen met een economisch nut, waarvoor ter bestrijding van de kosten een heffing kan worden geheven;
- c.
Investeringen in de openbare ruimte met een maatschappelijk nut.
- a.
- 2.
Van de materiële vaste activa wordt aangegeven welke in erfpacht zijn uitgegeven.
Artikel 36
In de balans worden onder de financiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
- a.
kapitaalverstrekkingen aan:
- 1.
deelnemingen;
- 2.
gemeenschappelijke regelingen;
- 3.
overige verbonden partijen;
- 1.
- b.
leningen aan:
- 1.
openbare lichamen
- 2.
woningbouwcorporaties;
- 3.
deelnemingen;
- 4.
overige verbonden partijen;
- 1.
- c.
overige langlopende leningen;
- d.
uitzettingen in ’s Rijks schatkist met een rente typische looptijd van één jaar of langer;
- e.
uitzettingen in de vorm van Nederlands schuldpapier met een rente typische looptijd van één jaar of langer;
- f.
overige uitzettingen met een rente typische looptijd van één jaar of langer;
Artikel 44
- 1.
Voorzieningen worden gevormd wegens:
- a.
verplichtingen en verliezen waarvan de omvang op de balansdatum onzeker is, doch redelijkerwijs te schatten;
- b.
op de balansdatum bestaande risico's ter zake van bepaalde te verwachten verplichtingen of verliezen waarvan de omvang redelijkerwijs is te schatten;
- c.
kosten die in een volgend begrotingsjaar zullen worden gemaakt, mits het maken van die kosten zijn oorsprong mede vindt in het begrotingsjaar of in een voorafgaand begrotingsjaar en de voorziening strekt tot gelijkmatige verdeling van lasten over een aantal begrotingsjaren;
- d.
de bijdragen aan toekomstige vervangingsinvesteringen, waarvoor een heffing wordt geheven als bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
- a.
- 2.
Tot de voorzieningen worden ook gerekend van derden verkregen middelen die specifiek besteed moeten worden, met uitzondering van de voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b.
- 3.
Voorzieningen worden niet gevormd voor jaarlijks terugkerende arbeidskosten gerelateerde verplichtingen van vergelijkbaar volume.
Artikel 52
- 1.
In de toelichting op de balans worden onder de materiële vaste activa afzonderlijk opgenomen:
- a.
gronden en terreinen;
- b.
woonruimten;
- c.
bedrijfsgebouwen;
- d.
grond-, weg- en waterbouwkundige werken;
- e.
vervoermiddelen;
- f.
machines, apparaten en installaties;
- g.
overige materiële vaste activa.
- a.
- 2.
In de toelichting op de balans wordt het verloop van de activa, als bedoeld in het eerste lid, gedurende het begrotingsjaar, in een sluitend overzicht weergegeven. Daaruit blijken, voor zover van toepassing:
- a.
de boekwaarde aan het begin van het begrotingsjaar;
- b.
de investeringen of desinvesteringen;
- c.
de afschrijvingen;
- d.
bijdragen van derden direct gerelateerd aan een actief;
- e.
afwaarderingen wegens duurzame waardeverminderingen;
- f.
de boekwaarde aan het einde van het begrotingsjaar.
- a.
Artikel 52a
- 1.
In de toelichting op de balans wordt per uitkering met een specifiek bestedingsdoel het verloop gedurende het jaar van de ontvangen voorschotbedragen, bedoeld in artikel 49, onderdeel b, in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken:
- a.
het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;
- b.
de ontvangen bedragen;
- c.
de vrijgevallen bedragen of de terugbetalingen;
- d.
het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.
- a.
- 2.
In de toelichting op de balans wordt per uitkering met een specifiek bestedingsdoel het verloop gedurende het jaar van de nog te ontvangen voorschotbedragen, bedoeld in artikel 40a, onderdeel a, in een overzicht weergegeven. Daaruit blijken:
- a.
het saldo aan het begin van het begrotingsjaar;
- b.
de toevoegingen;
- c.
de ontvangen bedragen;
- d.
het saldo aan het einde van het begrotingsjaar.
- a.
Artikel 52b
De aard en omvang van de aangebrachte dan wel geraamde waardeverminderingen van de leningen en vorderingen, bedoeld in artikel 63, achtste lid, van de vaste activa, bedoeld in artikel 65, eerste lid, en van de deelnemingen en voorraden, bedoeld in artikel 65, tweede lid, worden in de toelichting op de balans opgenomen.
Artikel 52c
In de toelichting op de balans wordt vermeld:
- a.
het drempelbedrag voor het begrotingsjaar waarover verantwoording wordt afgelegd; en
- b.
voor ieder kwartaal van dat jaar, het bedrag aan middelen, bedoeld in artikel 2, vierde lid, van de Wet financiering decentrale overheden, dat in het kader van het drempelbedrag door de provincie onderscheidenlijk de gemeente buiten ’s Rijks schatkist is aangehouden.
Artikel 59
- 1.
Alle investeringen worden geactiveerd.
- 2.
In afwijking van het eerste lid worden kunstvoorwerpen met een cultuur-historische waarde niet geactiveerd.
Artikel 60
Kosten van onderzoek en ontwikkeling voor een bepaald actief kunnen worden geactiveerd indien:
- a.
het voornemen bestaat het actief te gebruiken of te verkopen;
- b.
de technische uitvoerbaarheid om het actief te voltooien vaststaat;
- c.
het actief in de toekomst economisch of maatschappelijk nut zal genereren en;
- d.
de uitgaven die aan het actief zijn toe te rekenen betrouwbaar kunnen worden vastgesteld.
Artikel 61
Bijdragen aan activa in eigendom van derden kunnen worden geactiveerd, indien:
- a.
er sprake is van een investering door een derde;
- b.
de investering bijdraagt aan de publieke taak;
- c.
de derde zich heeft verplicht tot het daadwerkelijk investeren, op een wijze zoals is overeengekomen en;
- d.
de bijdrage kan worden teruggevorderd, indien de derde in gebreke blijft of de provincie onderscheidenlijk gemeente anders recht kan doen gelden op de activa die samenhangen met de investering.
Artikel 62
- 1.
Alle vaste activa worden voor het bedrag van de investering geactiveerd.
- 2.
In afwijking van het eerste lid worden de bijdragen van derden die in directe relatie staan met het actief op de waardering daarvan in mindering gebracht.
- 3.
In afwijking van het eerste lid moeten de voorzieningen, bedoeld in artikel 44, eerste lid, onder d, in mindering gebracht worden op de investeringen, bedoeld in artikel 35, eerste lid, onder b.
Artikel 63
- 1.
Activa worden gewaardeerd op basis van de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
- 2.
De verkrijgingsprijs omvat de inkoopprijs en de bijkomende kosten.
- 3.
De vervaardigingsprijs omvat de aanschaffingskosten van de gebruikte grond- en hulpstoffen en de overige kosten, welke rechtstreeks aan de vervaardiging kunnen worden toegerekend. In de vervaardigingsprijs kunnen voorts worden opgenomen een redelijk deel van de indirecte kosten en de rente over het tijdvak dat aan de vervaardiging van het actief kan worden toegerekend; in dat geval vermeldt de toelichting dat deze rente is geactiveerd.
- 4.
Voor in erfpacht uitgegeven gronden geldt de uitgifteprijs van eerste uitgifte als verkrijgingsprijs. Gronden in eeuwigdurende erfpacht worden gewaardeerd tegen registratiewaarde.
- 5.
Van activa waarvan de bestemming verandert, wordt de actuele waarde van de nieuwe bestemming in de toelichting op de balans opgenomen.
- 6.
In afwijking van het eerste lid is waardering tegen actuele waarde toegestaan voor de activa van de Nazorgfondsen bedoeld in artikel 15.47 van de Wet milieubeheer.
- 7.
Passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde, met uitzondering van voorzieningen die tegen contante waarde zijn gewaardeerd.
- 8.
Eventuele voorzieningen wegens oninbaarheid worden met de nominale waarde van leningen en vorderingen verrekend.
Artikel 64
- 1.
De afschrijvingen geschieden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar.
- 2.
Slechts om gegronde redenen mogen de afschrijvingen geschieden op andere grondslagen dan die welke in het voorafgaande begrotingsjaar zijn toegepast. De reden van de verandering wordt in de toelichting op de balans uiteengezet. Tevens wordt inzicht gegeven in haar betekenis voor de financiële positie en voor de baten en de lasten aan de hand van aangepaste cijfers voor het begrotingsjaar of voor het voorafgaande begrotingsjaar.
- 3.
Op vaste activa met een beperkte gebruiksduur wordt jaarlijks afgeschreven volgens een stelsel dat is afgestemd op de verwachte toekomstige gebruiksduur.
- 4.
In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder a, maximaal gelijk aan de looptijd van de lening.
- 5.
In afwijking van het derde lid is de afschrijvingsduur voor de immateriële vaste activa, bedoeld in artikel 34 onder b, ten hoogste vijf jaar.
- 6.
Voor bijdragen aan de activa in eigendom van derden, bedoeld in artikel 34, onderdeel c, is de afschrijvingsduur maximaal gelijk aan die van de activa waarvoor de bijdrage aan derden wordt verstrekt.
Artikel 65
- 1.
Naar verwachting duurzame waardeverminderingen van vaste activa worden onafhankelijk van het resultaat van het boekjaar in aanmerking genomen.
- 2.
Voorraden en deelnemingen worden tegen de marktwaarde gewaardeerd indien de marktwaarde lager is dan de verkrijgings- of vervaardigingsprijs.
- 3.
Een actief dat buiten gebruik wordt gesteld wordt afgewaardeerd op het moment van buitengebruikstelling, indien de restwaarde lager is dan de boekwaarde.
Bijlage 2: Stellige uitspraken en aanbevelingen van de commissie BBV
I.a . Stellige uitspraken in notitie Materiële vaste activa (2020)
- •
Software als afzonderlijk actief valt onder de materiële vaste activa, als bedoeld in artikel 35 lid 1a BBV (investeringen met een economisch nut). Zie hoofdstuk 3.4
- •
Licenties op software voor onbepaalde duur, die in één keer in rekening worden gebracht vallen onder de materiële vaste activa als bedoeld in artikel 35, lid 1a BBV (investeringen met een economisch nut). Zie hoofdstuk 3.4
- •
Voor vastgoed met een economische functie is – ingeval van een duurzame waardevermindering - afwaardering verplicht en wordt de toets met behulp van de directe opbrengstwaarde voorgeschreven. Zie hoofdstuk 5.3
- •
Een wijziging van een verwachte toekomstige gebruiksduur c.q. gebruiksintensiteit is een schattingswijziging. De bestaande (rest)boekwaarde wordt niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte toekomstige gebruiksduur afgeschreven. Zie hoofdstuk 6.3
- •
Een wijziging van de ‘vrij te kiezen’ waarderingsgrondslagen is een stelselwijziging. Bij een stelselwijziging worden bestaande (rest)boekwaarden niet herrekend, maar over de langere, dan wel kortere, dan wel gelijkblijvende verwachte gebruiksduur afgeschreven. Zie hoofdstuk 6.3
- •
Uit hoofde van rechtmatigheid kunnen besluiten tot een stelsel- of schattingswijziging met betrekking tot materiële vaste activa uiterlijk tot het einde (31 december) van het desbetreffende begrotingsjaar worden genomen door de raad. Zie hoofdstuk 6.3
- •
Klein en groot onderhoud houdt of brengt een object in goede, oorspronkelijke staat en is dus niet van invloed op de bepaalde gebruiksduur (afschrijvingstermijn) van het object en mag daarom niet worden geactiveerd. Zie hoofdstuk 7.4
- •
Voorzieningen die vooraf worden gevormd om lasten van groot onderhoud gelijkmatig te verdelen over meerdere begrotingsjaren, kunnen alleen met instemming van de raad ingesteld en gevoed worden op basis van een recent beheerplan. Zie hoofdstuk 7.5
- •
Onder recent beheerplan wordt een beheerplan verstaan van maximaal vijf jaar oud ten opzichte van het verslagleggingsjaar. Deze vijf jaar dient te worden gehanteerd als richttermijn waar gemotiveerd van kan worden afgeweken. Een gemotiveerde afwijking houdt in dat deze motivatie is geautoriseerd door de raad en verantwoord is in de paragraaf ‘onderhoud kapitaalgoederen’ van de begroting en de jaarstukken. Zie hoofdstuk 7.5.2
- •
Tussentijdse bijstelling van het beheerplan binnen de vijf jaar is verplicht indien een belangrijke afwijking is opgetreden in de staat van het onderhoud. Zie hoofdstuk 7.5.2.
- •
In geval van achterstallig onderhoud waarbij sprake is van kapitaalvernietiging en/of onveilige situaties wordt er op basis van artikel 44 lid 1a BBV een voorziening gevormd. Zie hoofdstuk 7.6.
- •
Het is niet langer toegestaan om bij onvoldoende financiële middelen een termijn van vier jaar te hanteren voor het vormen van de voorziening. De reden hiervoor is het effect op de financiële kengetallen. Er kan in geen van de voorkomende gevallen sprake zijn van een negatieve voorziening. Een onverwacht bij de jaarrekening gesignaleerde negatieve stand moet via een eenmalige last worden gedekt. Een tijdig bij de begroting gesignaleerde verwachte negatieve stand moet via aanpassing van de toekomstige stortingen worden gedekt.
-
Deze uitspraak treedt miv begrotingsjaar 2021 in werking.
I.b. Stellige uitspraak in notitie Grondbeleid in begroting en jaarstukken (2023)
- •
Het activeren van voorbereidingskosten voor grondexploitaties als kosten van onderzoek en ontwikkeling onder de materiële vaste activa is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
- 1.
De voorbereidingskosten moeten passen binnen de kostensoortenlijst van bijlage IV bij het Omgevingsbesluit (overeenkomstig stellige uitspraak in paragraaf 5.3); en
- 2.
De voorbereidingskosten mogen maximaal 5 jaar geactiveerd blijven staan onder de immateriële vaste activa; na maximaal 5 jaar moeten de kosten hebben geleid tot een actieve grondexploitatie en kunnen dan worden overgeboekt naar de desbetreffende BIE, dan wel worden afgeboekt ten laste van het jaarresultaat of moet een voorziening worden getroffen; en
- 3.
Plannen tot ontwikkeling van de grond waarvoor de voorbereidingskosten worden gemaakt moeten bestuurlijke instemming hebben, blijkend uit een raadsbesluit.
- 1.
I.c. Stellige uitspraak in notitie Lokale heffingen (2021)
- •
Als een gemeente spaart in het tarief voor toekomstige vervangingsinvesteringen in de voorziening toekomstige vervangingsinvesteringen ex artikel 44, lid 1, sub d BBV, dan mogen deze niet gebruikt worden om boekwaarden van eerdere, bestaande investeringen af te boeken (paragraaf 3.3).
- •
Ook wanneer de jaarlijkse spaarbedragen voor de heffing gelijk zijn aan de jaarlijkse vervangingsinvesteringen (=ideaalcomplex) moeten de ‘spaarbedragen’ als last worden geboekt en wordt vervolgens de daarmee gevormde voorziening afgeboekt op de geactiveerde vervangingsinvesteringen (paragraaf 3.3).
- •
Investeringen in riolering in uitbreidingsgebieden kunnen ten laste van de grondexploitatie worden gebracht. De bijdragen die de gemeente via de grondprijs ontvangt, zijn te beschouwen als bijdragen van derden, die de gemeente op grond van artikel 62, lid 2 BBV op de waardering van de investering in mindering brengt (paragraaf 5.2).
II. Aanbevelingen in notitie Materiële vaste activa (2020)
- •
De commissie BBV beveelt aan om de wijze waarop met investeringen in materiële vaste activa en bijbehorende afschrijvingen wordt omgegaan vast te leggen in de paragraaf onderhoud kapitaalgoederen, een nota investeringen of de financiële verordening ex artikel 212 Gemeentewet. In aanvulling hierop kan een investeringsplan voor het huidige en de komende jaren een bijlage vormen die jaarlijks geactualiseerd wordt.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl