Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741826
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741826/1
Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2025
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 09-07-2025
Intitulé
Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2025Zaaknummer: 00001030165
Raadsvergadering: 24 juni 2025
De raad van de gemeente Dijk en Waard;
gelet op artikel 149 van de Gemeentewet;
besluit:
- 1.
De Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2025 vast te stellen, zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.
- 2.
De Verordening van de raad van de gemeente Dijk en Waard houdende bepalingen over de fysieke leefomgeving (Verordening fysieke leefomgeving gemeente Dijk en Waard 2023) in te trekken.
- 3.
De onder 1 en 2 genoemde besluiten gelijktijdig bekend te maken.
De raad van de gemeente Dijk en Waard,
Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 13 mei 2025;
Overwegende dat:
- •
de Omgevingswet per 1 januari 2024 in werking is getreden;
- •
het wenselijk is om de gemeentelijke regelgeving voor de fysieke leefomgeving te actualiseren in overeenstemming met de Omgevingswet;
- •
de verordening mede voorziet in een gefaseerde aanpassing van regels, waarbij voor bepaalde onderwerpen tijdelijk wordt verwezen naar wet- en regelgeving zoals deze luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet;
- •
bij deze actualisatie tevens redactionele verbeteringen en noodzakelijke wijzigingen zijn doorgevoerd;
Gelet op artikel 149 van de Gemeentewet en de relevante bepalingen van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving;
Besluit:
Vast te stellen de:
Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2025
Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen
Artikel 1.1 Begripsbepalingen
Bijlage 1 bij deze verordening bevat begrippen en definities voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen.
Artikel 1.2 Voorrang bij begripsbepalingen
-
1. Voor de toepassing van deze verordening en de daarop berustende bepalingen gelden in de eerste plaats de begripsbepalingen zoals opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger.
-
2. Voor zover in deze verordening begrippen worden gehanteerd die niet zijn opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, gelden de definities uit de Omgevingswet of de daarop berustende uitvoeringsregelgeving.
Artikel 1.3 Samenloopbepaling
-
1. Indien de bepalingen van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard en het omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger tegelijkertijd van toepassing zijn op een specifiek gebied of onderwerp, gelden de bepalingen van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard, behoudens het bepaalde in het tweede lid.
-
2. In geval van strijdigheid tussen de bepalingen van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard en het omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, gaan de bepalingen van het omgevingsplan voor, tenzij uitdrukkelijk anders is bepaald in deze verordening.
-
3. Zodra de inhoud van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard is opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, vervalt dit artikel van rechtswege.
Hoofdstuk 2. Doelen
Artikel 2.1 Doelen
Deze verordening is, met het oog op een goede leefomgeving, gericht op:
- a.
het waarborgen van de veiligheid;
- b.
het beschermen van de gezondheid;
- c.
het beschermen van het milieu;
- d.
het duurzaam veiligstellen van de openbare drinkwatervoorziening;
- e.
het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden;
- f.
het behoud van cultureel erfgoed;
- g.
het behoud van de uitzonderlijke universele waarde van werelderfgoed;
- h.
de natuurbescherming;
- i.
het tegengaan van klimaatverandering;
- j.
de kwaliteit van bouwwerken;
- k.
een evenwichtige toedeling van functies aan locaties;
- l.
het behoeden van de staat en werking van infrastructuur voor nadelige gevolgen van activiteiten;
- m.
het beheer van infrastructuur;
- n.
het beheer van watersystemen;
- o.
het beheer van geobiologische en geothermische systemen en ecosystemen;
- p.
het beheer van natuurlijke hulpbronnen;
- q.
het beheer van natuurgebieden;
- r.
het gebruik van bouwwerken; en
- s.
het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte voor personen.
Hoofdstuk 3. Programma’s
-Gereserveerd-
Hoofdstuk 4. Aanwijzingen in de fysieke leefomgeving
Afdeling 4.1 Algemene aanwijzingen
Artikel 4.1.1 Ambtsgebied
De regels in deze verordening zijn, tenzij anders aangegeven, van toepassing op het grondgebied van de gemeente Dijk en Waard.
Artikel 4.1.2 Bebouwde kom
-
1. Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:
- a.
het gebied binnen de bebouwde kom;
- b.
het gebied buiten de bebouwde kom.
- a.
-
2. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied zoals aangewezen in het Aanwijzingsbesluit bebouwde komgrenzen Dijk en Waard of diens rechtsopvolger.
Afdeling 4.2 Aanwijzingen bij specifieke activiteiten
Paragraaf 4.2.1 Inleidende bepalingen
Artikel 4.2.1.1 Het gebruik van het monument
Bij de toepassing van deze verordening wordt rekening gehouden met het gebruik van het monument.
Paragraaf 4.2.2 Cultureel erfgoed
Artikel 4.2.2.1. Gemeentelijke monumenten
-
1. Er zijn gemeentelijke monumenten of archeologische monumenten die, vanwege hun schoonheid, betekenis voor de wetenschap of cultuurhistorische waarde van bijzonder belang zijn voor de gemeente, door burgemeester en wethouders kunnen worden aangewezen als gemeentelijk monument. Deze aanwijzing wordt geregistreerd in een voor eenieder raadpleegbaar erfgoedregister waarin tevens zijn opgenomen de locaties waaraan, krachtens deze verordening, de status van gemeentelijk cultureel erfgoed is toegekend, inclusief de locaties waaraan, krachtens artikel 4.2, eerste lid, van de Omgevingswet, in het omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, de functie "cultureel erfgoed" is toebedeeld. Voor deze monumenten en locaties gelden de regels uit paragraaf 5.2.1 betreffende de bescherming van cultureel erfgoed. Het betreft hier geen zaken die zijn aangewezen als rijksmonument of provinciaal monument.
-
2. Het gemeentelijk erfgoedregister bevat:
- a.
gegevens over de inschrijving en ter identificatie van het aangewezen gemeentelijk cultureel erfgoed;
- b.
gegevens over door burgemeester en wethouders van de minister ontvangen afschriften van de inschrijving van een rijksmonument in het rijksmonumentenregister als bedoeld in artikel 3.3, vijfde lid, van de Erfgoedwet, en instructies als bedoeld in artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet betreffende een locatie met de functie-aanduiding rijksbeschermd stads- en dorpsgezicht.
- a.
Artikel 4.2.2.2 Beschermde stads- en dorpsgezichten
De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, beschermde stads- en/of dorpsgezichten aanwijzen waar de regels van paragraaf 5.2.2 gelden, over de bescherming van cultureel erfgoed. Deze gebieden staan vermeld in het erfgoedregister.
Artikel 4.2.2.3 De aanwijzing tot beeldbepalend of karakteristiek pand
-
1. De gemeenteraad kan op voordracht van het college panden aanwijzen als beeldbepalend pand of karakteristiek pand.
-
2. Voordat de gemeenteraad over de aanwijzing een besluit neemt, dient het college het advies van de Gemeentelijke Adviescommissie over deze aanwijzing aan de gemeenteraad te overleggen.
Artikel 4.2.2.4 Termijnen advies en aanwijzingsbesluit
De Gemeentelijke Adviescommissie adviseert schriftelijk binnen 8 weken na verzending van het adviesverzoek van het college. De gemeenteraad beslist binnen 16 weken na ontvangst van het advies van de Gemeentelijke Adviescommissie, maar in ieder geval binnen 24 weken na de adviesaanvraag.
Artikel 4.2.2.5 Mededeling aanwijzingsbesluit
De aanwijzing als bedoeld in artikel 4.2.2.3, eerste lid, wordt medegedeeld aan degenen die als zakelijk gerechtigden in de kadastrale legger bekend staan.
Artikel 4.2.2.6 Registratie op de gemeentelijke lijst beeldbepalende en karakteristieke panden
De gemeenteraad registreert het beeldbepalende of karakteristieke pand op de gemeentelijke lijst beeldbepalende en karakteristieke panden. De gemeentelijke lijst bevat de plaatselijke aanduiding, de datum van de aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het beeldbepalende of karakteristieke pand.
Artikel 4.2.2.7 Intrekken van de aanwijzing
De gemeenteraad trekt een aanwijzing van een beeldbepalend of karakteristiek pand pas in en voert een pand pas af van de lijst beeldbepalende en karakteristieke panden na het advies van de Gemeentelijke Adviescommissie te hebben gehoord. Indien de gemeenteraad de aanwijzing intrekt, is artikel 4.2.2.4 van overeenkomstige toepassing. De intrekking wordt op de gemeentelijke lijst beeldbepalende en karakteristieke panden geregistreerd, onder vermelding van de datum van intrekking van de aanwijzing.
Paragraaf 4.2.3 Geluid en evenementen
-gereserveerd-
Paragraaf 4.2.4 Verontreiniging
-gereserveerd-
Paragraaf 4.2.5 Aanwijzingen wegen en wateren
Artikel 4.2.5.1 Landschapsreservaat Oosterdel
-
1. Er is een gebied aangeduid als Landschapreservaat Oosterdel waar de regels van artikel 5.6.4.1 van toepassing zijn.
-
2. Het gebied als bedoeld in het eerste lid wordt begrensd door Oosterdijk-Sluiskade-Havenplein-Dorpstraat - het west-oost lopende gedeelte van de Lepelaar - verder deze lijn doortrekkende in de richting west-oost tot de Oosterdijk.
Paragraaf 4.2.6 Groenbeheer
Artikel 4.2.6.1 Beschermde bomen
Er zijn beschermde bomen en houtopstanden, die vanwege hun bijzondere waarden niet zonder omgevingsvergunning mogen worden geveld. Op deze bomen en houtopstanden zijn de regels van paragraaf 5.7.1 van toepassing. De beschermde bomen en houtopstanden zijn opgenomen in het Algemeen Aanwijzingsbesluit en Nadere regels Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2023 of diens rechtsopvolger, vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders.
Artikel 4.2.6.2 Aanwijzing kampeerplaatsen
-
1. Het college kan kampeerplaatsen aanwijzen waar het verbod, bedoeld in artikel 5.7.2.1, eerste lid, niet van toepassing is.
-
2. Het college kan daarbij nadere regels stellen ter bescherming van de belangen, genoemd in artikel 5.7.2.1, vijfde lid.
Paragraaf 4.2.7 Bouwen
-gereserveerd-
Hoofdstuk 5. Activiteiten
Afdeling 5.1 Inleidende bepalingen
Artikel 5.1 Verantwoordelijkheid naleving
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 5.2 Specifieke zorgplicht
-
1. Degene die een activiteit verricht als bedoeld in dit hoofdstuk en weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat die activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de doelen, met het oog waarop de regels in de betreffende afdeling zijn gesteld, is verplicht:
- a.
Alle maatregelen te nemen die redelijkerwijs van diegene kunnen worden gevraagd om die gevolgen te voorkomen;
- b.
Voor zover deze niet kunnen worden voorkomen: die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken; en
- c.
Als die gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt: die activiteit achterwege te laten voor zover dat redelijkerwijs van diegene kan worden gevraagd.
- a.
Artikel 5.3 Algemene aanvraag- en meldingsvereisten
-
1. Bij een aanvraag of melding zoals bedoeld in dit hoofdstuk worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
een beschrijving van de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning wordt aangevraagd, dan wel van welke activiteit melding wordt gedaan;
- b.
het telefoonnummer van de aanvrager of melder;
- c.
het adres, de kadastrale aanduiding of coördinaten van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
- d.
een aanduiding van de begrenzing van de locatie waarop de activiteit wordt verricht;
- e.
als de aanvraag of melding wordt ingediend door een gemachtigde: naam, adres, telefoonnummer en woonplaats van de gemachtigde;
- f.
als de aanvraag of melding elektronisch wordt ingediend: het e-mailadres van de aanvrager c.q. melder of de gemachtigde; en
- g.
als de aanvrager of melder het voornemen heeft om in plaats van een maatregel die is voorgeschreven in regels als bedoeld in deze verordening, een gelijkwaardige maatregel te treffen voor het beoogde doel van de voorgeschreven maatregel: gegevens waaruit blijkt dat met de gelijkwaardige maatregel ten minste hetzelfde resultaat wordt bereikt als met de voorgeschreven maatregel is beoogd.
- a.
-
2. Waar in deze verordening wordt gevraagd om de volgende gegevens of bescheiden bij de indiening van een aanvraag of melding dienen de volgende kwaliteitscriteria in acht te worden genomen:
- a.
Een tekening bestaat uit een planologische of bouwtechnische schets, blauwdruk of plattegrond waarin
- 1°.
de aan te brengen wijzigingen duidelijk zijn aangegeven;
- 2°.
de te hanteren afmetingen duidelijk zijn weergegeven; en
- 3°.
de te gebruiken materialen duidelijk zijn weergegeven.
- 1°.
- b.
Een foto dient
- 1°.
Een kleurenfoto te zijn;
- 2°.
Scherp te zijn; en
- 3°.
Alle onderdelen van de omgeving die nodig zijn om de aanvraag of melding te beoordelen duidelijk, overzichtelijk en onbelemmerd weer te geven.
- 1°.
- c.
Een vermelding van een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bedrijf bestaat uit
- 1°.
De naam van het bedrijf; en
- 2°.
Het Kamer van Koophandel-nummer van het bedrijf.
- 3°.
Deze indieningsvereisten zijn niet van toepassing voor zover daarin is voorzien in de Omgevingswet of de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.
- 1°.
- a.
Afdeling 5.2 Cultureel erfgoed
Artikel 5.2.1 Activiteiten
Deze paragraaf gaat over omgevingsplanactiviteiten met betrekking tot gemeentelijke monumenten, voorbeschermde gemeentelijke monumenten, archeologische monumenten en beschermde stads- en dorpsgezichten. Onder deze activiteiten worden in ieder geval verstaan het slopen, wijzigen, verstoren, verplaatsen, onderhouden, verbouwen, herstellen en gebruiken van gemeentelijk erfgoed.
Artikel 5.2.2 Oogmerken
-
1. De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het behoud van cultureel erfgoed die van belang zijn vanwege onder andere:
- a.
Bijzondere schoonheid,
- b.
Cultuurhistorische waarde, of
- c.
Wetenschappelijke waarde
- a.
Artikel 5.2.3 Verantwoordelijkheid naleving
Aan deze paragraaf wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit. Ook de zakelijk gerechtigden van een als gemeentelijk erfgoed aangewezen onroerende zaak waaraan of waarbij een activiteit wordt verricht, dragen zorg voor de naleving van de regels over die activiteit.
Artikel 5.2.4 Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht als bedoeld in artikel 5.2 houdt voor activiteiten met betrekking tot cultureel erfgoed in ieder geval in dat het cultureel erfgoed niet wordt vernield, beschadigd of in gevaar gebracht.
Paragraaf 5.2.1 Gemeentelijke Monumenten
Artikel 5.2.1.1 Omgevingsvergunning gemeentelijk monument
-
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een gemeentelijk monument:
- a.
Te slopen,
- b.
Te verstoren,
- c.
Te verplaatsen,
- d.
In enig opzicht te wijzigen
- a.
-
2. Het is ook verboden om zonder omgevingsvergunning een gemeentelijk monument te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze waardoor het wordt ontsierd of in gevaar gebracht.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
de uitvoering van normaal onderhoud, voor zover detaillering, profilering, vormgeving, materiaalsoort en kleur van het monument niet wijzigen, en voor zover de aanleg van een tuin, park of andere aanleg, niet wijzigt, of
- b.
alleen inpandige veranderingen van een onderdeel van het monument dat uit het oogpunt van monumentenzorg geen waarde heeft.
- a.
-
4. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de monumentenzorg nadere regels stellen met betrekking tot de uitvoering van werkzaamheden aan een gemeentelijk monument. Deze regels kunnen mede inhouden een vrijstelling van het verbod, bedoeld in het eerste lid.
-
5. De omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:
- a.
als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;
- b.
voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.
- a.
Artikel 5.2.1.2 Beoordelingsregels
-
1. De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van de monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
-
2. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.
Artikel 5.2.1.3 Gegevens en bescheiden
In aanvulling op de gegevens en bescheiden die moeten worden aangeleverd voor de activiteit die aangevraagd wordt, wordt voor activiteiten met betrekking tot erfgoed een toelichting gegeven waarom de activiteit bijdraagt aan de erfgoedwaarde of deze in ieder geval niet schaadt.
Paragraaf 5.2.2 Beschermd stads-of dorpsgezicht
Artikel 5.2.2.1 Omgevingsvergunning beschermd stads- of dorpsgezicht
-
1. Het is in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht verboden om zonder omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, een bouwwerk te slopen. Het eerste lid is niet van toepassing op het slopen ingevolge een verplichting als bedoeld in de artikelen 13, 13a of 13b van de Woningwet of op het slopen ingevolge een maatwerkvoorschrift dat is gesteld op grond van artikel 3.5 van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
-
2. De omgevingsvergunning kan door burgemeester en wethouders worden ingetrokken:
- a.
als de verlening berust op onjuiste of onvolledige gegevens en de juiste of volledige gegevens tot een ander besluit zou hebben geleid;
- b.
voor zover veranderde omstandigheden of feiten met betrekking tot de activiteit waarvoor de omgevingsvergunning is verleend, zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van die activiteit verzetten.
- a.
Artikel 5.2.2.2 beoordelingsregels
-
1. De omgevingsvergunning kan in ieder geval worden geweigerd als naar het oordeel van burgemeester en wethouders niet aannemelijk is dat op de plaats van het te slopen bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
-
2. De vergunning kan slechts worden verleend als het belang van monumentenzorg zich daartegen niet verzet.
-
3. Een omgevingsvergunning voor een kerkelijk monument als bedoeld in artikel 1.1. van de Erfgoedwet wordt niet verleend zonder overeenstemming met de eigenaar.
Artikel 5.2.2.3 Verbodsbepalingen beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht
-
1. Het is verboden bouwwerken die gelegen zijn in een beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht te beschadigen of vernielen.
-
2. Het is verboden in een beschermd stads- of dorpsgezicht zonder vergunning van het bevoegd gezag of in strijd met de bij zodanige vergunning gestelde voorschriften:
- a.
bouwwerken te verstoren, te plaatsen, op te richten, af te breken, te verplaatsen of in enig opzicht te wijzigen;
- b.
bouwwerken te herstellen, te gebruiken of te laten gebruiken op een wijze, waardoor het stads- of dorpsgezicht wordt ontsierd of in gevaar gebracht;
- c.
onroerende zaken, geen bouwwerk zijnde, hieronder begrepen straten, wegen, pleinen, wateren, bomen, erfafscheidingen – niet zijnde een bouwwerk – en straatmeubilair te wijzigen.
- a.
Artikel 5.2.2.4 Weigeringsgronden
-
1. De vergunning als bedoeld in artikel 5.2.2.1 eerste lid en artikel 5.2.2.3, tweede lid kan slechts worden verleend indien het belang van de bescherming van het dorpsgezicht zich daartegen niet verzet. Bij de beslissing houdt het bevoegd gezag rekening met het gebruik van het betreffende bouwwerk.
-
2. De vergunning als bedoeld in artikel 5.2.2.3, tweede lid kan, in geval van afbraak, voorts worden geweigerd indien:
- a.
in plaats van het af te breken bouwwerk een nieuw bouwwerk zal worden opgericht waarvoor een omgevingsvergunning is vereist maar die nog niet is aangevraagd, of;
- b.
het naar het oordeel van het bevoegd gezag niet aannemelijk is dat op de plaats van het af te breken bouwwerk een ander bouwwerk kan of zal worden gebouwd.
- a.
Artikel 5.2.2.5 Procedure
De bepalingen uit artikel 5.2.1.3, artikel 8.3.1.3 en artikel 8.3.1.4 zijn van overeenkomstige toepassing op de bepaling uit artikel 5.2.2.1. eerste lid.
Paragraaf 5.2.3 Vangnet archeologie
Artikel 5.2.3.1 Vangnet archeologie
-
1. Het is verboden de bodem te verstoren in een archeologisch monument of een gebied waar archeologische vondsten of waarden worden verwacht als in het daar vigerende omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger niet is voldaan aan artikel 5.130 van het Besluit kwaliteit leefomgeving, tenzij:
- a.
Voor activiteiten waarvoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van artikel 2.12, eerste of tweede lid, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (voor zover nog van toepassing op basis van overgangsrecht), of op grond van artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet;
- b.
het de verstoring betreft van een archeologisch monument, waarde of verwachting die is aangegeven op de gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaart, de provinciale archeologische monumentenkaart of de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden en het verrichten van de activiteiten geen strijd oplevert met door burgemeester en wethouders vastgestelde regels over de toegestane mate van verstoring;
- c.
de activiteit plaatsvindt op basis van een deugdelijke beschrijving van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening wordt gehouden en onevenredige schade voor archeologische waarden wordt voorkomen, of
- d.
met een vooronderzoek is aangetoond dat er geen archeologische waarden aanwezig zijn.
- a.
-
2. Burgemeester en wethouders kunnen nadere regels stellen over het verrichten van archeologisch onderzoek
Afdeling 5.3 Geluid en evenementen
Artikel 5.3.1 Activiteiten
Deze paragraaf gaat over activiteiten die een bron zijn van harde, storende of anderszins overlastgevende geluiden. Onder deze activiteiten horen in ieder geval het laten horen van al dan niet versterkte muziek, het gebruik van gemotoriseerde apparaten en vervoersmiddelen. Deze paragraaf gaat ook over activiteiten die ingrijpen in de fysieke leefomgeving die verband houden met geluidsproducerende activiteiten. Hieronder vallen in ieder geval activiteiten die uitgevoerd worden voor het organiseren van een evenement of festiviteit.
Artikel 5.3.2 Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op het voorkomen van geluidsoverlast en geluidshinder en de zorg voor natuur en milieu.
Artikel 5.3.3 Verantwoordelijkheid naleving
Aan deze paragraaf wordt voldaan door degene die de geluidsproducerende activiteit uitvoert of organiseert, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 5.3.4 Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht als bedoeld in artikel 5.2 houdt voor geluidsproducerende activiteiten in ieder geval in dat geluidsoverlast redelijkerwijs zoveel mogelijk wordt voorkomen. Hier wordt mede onder verstaan dat activiteiten die redelijkerwijs geacht kunnen worden geluidsoverlast te veroorzaken, zo min mogelijk in de nacht worden uitgevoerd, zo kort mogelijk worden uitgevoerd, en zo sporadisch mogelijk worden uitgevoerd.
Paragraaf 5.4.1 Evenementen
Artikel 5.4.1.1 Evenementen
-
1. Voor het produceren van geluid ten behoeve van een evenement als bedoeld in artikel 2.24 van de APV is toegestaan als:
- a.
het evenement, inclusief op- en afbouw, plaatsvindt tussen 07:00 – 24:00, vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan een wettelijke vrije dag tussen 07:00 – 01:00 uur en zondag tussen 13:00 – 24:00 uur;
- b.
geen muziek ten gehore wordt gebracht voor aanvangstijd van het evenement en een half uur voor beëindiging van het evenement de muziek wordt gestaakt;
- c.
het maximale geluidsniveau op een afstand van maximaal 7 meter van de opgestelde luidsprekers niet meer bedraagt dan 65 dB(A) en op de gevel van de dichtstbijzijnde woningen het invallend geluid niet hoger is dan 50 dB(A). In situaties dat de woningen zich op kortere afstand dan 15 meter bevinden, mag het invallend geluid maximaal 55 dB(A) bedragen;
- d.
Tenzij een evenementenvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.25 van de APV, dat uitdrukkelijk toestaat, is het verboden een evenement, inclusief op- en afbouw, te organiseren voor 07.00 en na 24.00 uur, vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan een wettelijke vrije dag voor 07.00 uur en na 01.00 uur en zondag voor 13.00 en na 24.00 uur.
- a.
-
2. Tenzij een evenementenvergunning, zoals bedoeld in artikel 2.25 van de APV, dat uitdrukkelijk toestaat, is het verboden geluid te produceren in afwijking van de in het eerste lid gestelde regels.
-
3. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op situaties waarin is voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, het Besluit bouwwerken leefomgeving, de Omgevingsverordening NH2022 of het Omgevingsplan Dijk en Waard, of diens rechtsopvolger.
Artikel 5.4.1.2 Beoordelingsregels
-gereserveerd-
Paragraaf 5.4.2 Festiviteiten
Artikel 5.4.2.1 Collectieve festiviteiten
-
1. De geluidsnormen bedoeld in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
-
2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 22.239 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsvolger, gelden niet voor door het college aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.
-
3. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een deel van de gemeente.
-
4. Het college maakt de aanwijzing ten minste vier weken voor het begin van een nieuw kalenderjaar bekend.
-
5. Als een collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, kan het college een festiviteit terstond als collectieve festiviteit als bedoeld in het eerste lid aanwijzen.
-
6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
-
7. De geluidsnorm, bedoeld in het vijfde lid, is inclusief onversterkte muziek en stemgeluid en exclusief 10dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
-
8. Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, uiterlijk om 00.00 uur beëindigd, vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan een wettelijke vrije dag uiterlijk om 01.00 uur.
Artikel 5.4.2.2 Incidentele festiviteiten
-
1. Het is een inrichting toegestaan op maximaal zes dagen of dagdelen per kalenderjaar incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college.
-
2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal zes dagen of dagdelen per kalenderjaar in verband met de viering van incidentele festiviteiten de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 22.239 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste tien werkdagen voor de aanvang van de festiviteit daarvan melding heeft gedaan aan het college
-
3. Het college stelt een formulier vast voor het doen van de melding.
-
4. De melding wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.
-
5. De melding wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.
-
6. Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt niet meer dan 65dB(A), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen op een hoogte van 1,5 meter.
-
7. De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, is inclusief onversterkte muziek en exclusief 10dB(A) toeslag vanwege muziekcorrectie. Tevens wordt de bedrijfsduurcorrectie buiten beschouwing gelaten.
-
8. Op de dagen, bedoeld in het eerste lid, wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidsnorm, bedoeld in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, uiterlijk om 00.00 uur beëindigd, vrijdag, zaterdag en dagen voorafgaand aan een wettelijke vrije dag uiterlijk om 01.00 uur.
-
9. De geluidsnorm, bedoeld in het zesde lid, geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte.
-
10. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.
Paragraaf 5.4.3 Overige geluidsregels
Artikel 5.4.3.1 Onversterkte muziek
-
1. Bij het ten gehore brengen van onversterkte muziek binnen inrichtingen als bedoeld in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, is de in het tweede lid opgenomen tabel van toepassing, met dien verstande dat:
- a.
de in de tabel aangegeven waarden binnen in- of aanpandige gevoelige gebouwen niet gelden als de gebruiker van deze gevoelige gebouwen geen toestemming geeft voor het in redelijkheid uitvoeren of doen uitvoeren van geluidsmetingen;
- b.
de in de tabel aangegeven waarden op de gevel ook gelden bij gevoelige terreinen op de grens van het terrein;
- c.
De waarden in in- en aanpandige gevoelige gebouwen, voor zover het woningen betreft, gelden in geluidsgevoelige ruimten als bedoeld in artikel 3.22, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving.
- d.
bij het bepalen van de geluidsniveaus als vermeld in de tabel geen bedrijfsduurcorrectie wordt toegepast.
- a.
-
2. Tabel
07.00-19.00 uur
19.00-23.00 uur
23.00-07.00 uur
LAr.LT op de gevel van gevoelige gebouwen
50 dB(A)
45 dB(A)
40 dB(A)
LAr.LT in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
35 dB(A)
30 dB(A)
25 dB(A)
LAmax op de gevel van gevoelige gebouwen
70 dB(A)
65 dB(A)
60 dB(A)
LAmax in in- en aanpandige gevoelige gebouwen
55 dB(A)
50 dB(A)
45 dB(A)
-
3. Voor de duur van twee uur in de week is onversterkte muziek, vanwege het oefenen door muziekgezelschappen zoals orkesten, harmonie- en fanfaregezelschappen, in een inrichting gedurende de dag- en avondperiode uitgezonderd van de genoemde geluidsniveaus in het eerste lid.
-
4. Als versterkte elementen worden gecombineerd met onversterkte elementen, wordt het gehele samenspel beschouwd als versterkte muziek en is paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger van toepassing.
-
5. Het eerste lid is niet van toepassing op collectieve en incidentele festiviteiten als bedoeld in de artikelen 5.4.2.1 en 5.4.2.2.
Artikel 5.4.3.2 Beperking verkeer in natuurgebieden
-
1. Het is verboden binnen voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen, te rijden of zich te bevinden met een motorvoertuig, een bromfiets, een fiets of een paard.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen van overlast;
- b.
de bescherming van natuur- of milieuwaarden;
- c.
de veiligheid van het publiek.
- a.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op motorvoertuigen, bromfietsen, fietsen en paarden:
- a.
ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de bevoegde minister aangewezen hulpverleningsdiensten;
- b.
die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- c.
die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;
- d.
van de zakelijk gerechtigden, huurders en pachters van percelen die gelegen zijn binnen de terreinen als in het eerste lid bedoeld;
- e.
voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.
- a.
-
4. Het in het eerste lid gestelde verbod is voorts niet van toepassing:
- a.
op wegen die gelegen zijn binnen de in het eerste lid bedoelde gebieden of terreinen;
- b.
binnen de bij of krachtens de Omgevingsverordening NH2022 aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als toestel.
- a.
-
5. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
Artikel 5.4.3.3 Geluidhinder door dieren
Degene die buiten een inrichting de zorg heeft voor een dier, voorkomt dat dit voor een omwonende of overigens voor de omgeving geluidhinder veroorzaakt.
Artikel 5.4.3.4 Overige geluidhinder
-
1. Het is verboden buiten een inrichting op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.
-
2. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit, het Besluit activiteiten leefomgeving, Besluit bouwwerken leefomgeving, de Omgevingsverordening NH2022, het Omgevingsplan Dijk en Waard of diens rechtsopvolger
Afdeling 5.5 Verontreiniging
Artikel 5.5.1. Activiteiten
Deze paragraaf gaat over activiteiten die verontreiniging van het milieu of de openbare ruimte tot gevolg hebben of kunnen hebben. Hieronder valt in ieder geval het brengen of achterlaten van afval en voorwerpen buiten daarvoor bestemde inzamelpunten.
Artikel 5.5.2. Oogmerken
De regels in deze paragraaf zijn opgesteld met het oog op de bescherming van het milieu, het voorkomen van schade aan de gezondheid, het voorkomen van overlast en het beschermen van het uiterlijk aanzien van de openbare ruimte.
Artikel 5.5.3. Verantwoordelijkheid naleving
Aan deze paragraaf wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 5.5.4. Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht als bedoeld in artikel 5.2 houdt voor activiteiten die verontreiniging kunnen veroorzaken in ieder geval in dat afvalstoffen niet in het milieu worden gebracht, of wanneer er toch afvalstoffen in het milieu worden gebracht, dit tot een minimale hoeveelheid wordt beperkt.
Paragraaf 5.5.1 Zwerfafval
Artikel 5.5.1.1 Dumpingsverbod
-
1. Het is verboden zonder ontheffing van burgemeester en wethouders, buiten een inrichting, hinder of nadelige beïnvloeding van het milieu te veroorzaken, door een afvalstof, een stof of een voorwerp op of in de bodem te brengen, te storten, te houden, achter te laten of anderszins daar te plaatsen.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op:
- a.
het aanbieden, overdragen of achterlaten van huishoudelijke afvalstoffen of bedrijfsafvalstoffen in overeenstemming met deze verordening;
- b.
het composteren van huishoudelijk groente-, fruit- of tuinafval op het perceel waar dit is ontstaan;
- c.
het laden, lossen of vervoeren van afvalstoffen, met inbegrip van daarbij niet te vermijden plaatsing van afvalstoffen, stoffen of voorwerpen op de weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994;
- d.
handelingen die zijn verboden bij of krachtens de Wet bodembescherming, de Waterwet of het Besluit bodemkwaliteit, zoals deze regelingen luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
- a.
-
3. Indien de overtreder van dit artikel onbekend is, wordt de persoon tot wie de aangetroffen afvalstof, stof of voorwerp kan worden herleid, geacht te hebben gehandeld in strijd met dit artikel.
Artikel 5.5.1.2 Zwerfafval in de openbare ruimte
-
1. Het is verboden huishoudelijke afvalstoffen van beperkte omvang en gewicht die zijn ontstaan buiten een perceel, achter te laten in de openbare ruimte, anders dan in daartoe bestemde afvalbakken of andere middelen ter inzameling van deze afvalstoffen.
-
2. Reclamedrukwerk, ander promotiemateriaal en de verpakking daarvan, die in weerwil van het eerste lid in de openbare ruimte wordt weggeworpen of achtergelaten, wordt terstond opgeruimd door degene die het in de betreffende omgeving onder het publiek verspreidde.
-
3. Het is verboden ter inzameling gereedstaande afvalstoffen of inzamelmiddelen te doorzoeken of te verspreiden, te stoten, te schoppen, omver te werpen of door deze anderszins te behandelen.
Artikel 5.5.1.3 Zwerfafval rondom inrichtingen
-
1. Degene die een inrichting drijft waar eet- of drinkwaren worden verkocht die ter plaatse kunnen worden genuttigd draagt zorg voor de aanwezigheid in of nabij de inrichting van een steeds voor gebruik door het publiek beschikbare en tijdig geleegde afvalbak of soortgelijk middel voor het houden van afval.
-
2. Degene die de inrichting drijft verwijdert zo vaak als nodig etenswaren, verpakkingen, afval of andere materialen die kennelijk uit de inrichting afkomstig zijn of voor de inrichting zijn bestemd binnen een straal van ten minste 25 meter van de inrichting.
-
3. De vorige leden gelden niet voor situaties waarin is voorzien door het Activiteitenbesluit milieubeheer, zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Artikel 5.5.1.4 Afval en verontreiniging op de weg
-
1. Het is verboden een weg, bedoeld in artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994, te verontreinigen of het milieu nadelig te beïnvloeden door afvalstoffen, stoffen of voorwerpen te laden, te lossen of te vervoeren of andere werkzaamheden te verrichten.
-
2. Degene die in strijd met het eerste lid de weg verontreinigt of het milieu nadelig beïnvloedt, of diens opdrachtgever, zorgt terstond na de beëindiging van de werkzaamheden van die dag voor het reinigen van de weg, of zoveel eerder als nodig is om de veiligheid van het verkeer of de bescherming van het wegdek te verzekeren.
Artikel 5.5.1.5 Geen opslag van afval in de open lucht
Het is verboden afvalstoffen op een voor het publiek waarneembare plaats in de open lucht en buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, op te slaan of opgeslagen te hebben, anders dan door het in overeenstemming met paragraaf 2 van de Afvalstoffenverordening aanbieden, achterlaten of overdragen van huishoudelijke afvalstoffen.
Paragraaf 5.5.2 Overige verontreiniging
Artikel 5.5.2.1 Ontdoen van autowrakken
Het is verboden zich te ontdoen van een autowrak dat afkomstig is van een perceel, anders dan door afgifte aan een inrichting als bedoeld in artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken, zoals dat artikel luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Artikel 5.5.2.2 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke.
-
1. Het is verboden op door het college, in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid, aangewezen plaatsen, buiten een inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, in de openlucht of buiten de weg, de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben:
- a.
onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan;
- b.
bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan;
- c.
kampeermiddelen als bedoeld in artikel 5.7.2.1 van deze verordening of onderdelen daarvan, voor zover het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of
- d.
mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen.
- a.
-
2. Het college kan bij de aanwijzing nadere regels stellen.
-
3. Dit artikel is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Omgevingswet.
Artikel 5.5.2.3 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken
-
1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen zoals bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.
-
2. Mits er geen sprake is van gevaar, overlast of hinder voor de omgeving, is het verbod niet van toepassing op:
- a.
verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;
- b.
sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, voor zover geen afvalstoffen worden verbrand;
- c.
vuur voor koken, bakken en braden.
- a.
-
3. Het college kan ontheffing verlenen van dit verbod.
-
4. Onverminderd het bepaalde in artikel 8.2.6 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.
-
5. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1° of 3°, van het Wetboek van Strafrecht of door de Omgevingsverordening NH2022.
Artikel 5.5.2.5 Verbod oplaten ballonnen
-
1. Het is verboden ballonnen vrij op te laten stijgen in de open lucht.
-
2. Onder een ballon als bedoeld in het eerste lid wordt verstaan: elke onbemande ballon die opstijgt door middel van open vuur of door middel van helium of andere gassen en waarvan de richting en/of hoogte niet door menselijk ingrijpen wordt bepaald. Hiermee wordt in ieder geval bedoeld: herdenkingsballon, vuurballon, gelukslampion, Thaise wensballon, papierballon, geluksballon of andere daarmee vergelijkbare ballon.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op een heteluchtballon, zijnde een luchtvaartuig.
Artikel 5.5.2.6 Crossterreinen
-
1. Het is verboden op enig terrein, geen weg zijnde, met een motorvoertuig of een bromfiets een wedstrijd dan wel, ter voorbereiding van een wedstrijd, een trainings- of proefrit te houden of te doen houden dan wel daaraan deel te nemen, dan wel een motorvoertuig of een bromfiets met het kennelijke doel daartoe aanwezig te hebben.
-
2. Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van:
- a.
het voorkomen of beperken van overlast;
- b.
de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving en ter bescherming van andere milieuwaarden;
- a.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Omgevingswet, het Besluit activiteiten leefomgeving, de Zondagswet of het Besluit geluidproductie sportmotoren.
Afdeling 5.6 Activiteiten op of bij wegen of bij wateren in beheer van de gemeente
Artikel 5.6.1 Activiteiten
Deze afdeling gaat over het gebruiken, wijzigen, aanleggen of verwijderen van wegen en wateren in beheer van de gemeente.
Artikel 5.6.2 Oogmerken
-
1. De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
- a.
Het behoeden van de staat en werking van de openbare weg en het openbaar water voor nadelige gevolgen van activiteiten op of rond die weg of dat water;
- b.
Het bevorderen van de verkeersveiligheid;
- c.
Het bevorderen van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte;
- d.
Het beperken van hinder; en
- e.
Het beschermen van het aanzien van de openbare ruimte.
- a.
-
2. De regels over inritten in paragraaf 5.5.4 zijn ook gesteld met het oog op de bescherming van het openbaar groen en de waterhuishouding.
Artikel 5.6.3 Verantwoordelijkheid voor naleving
Aan deze paragraaf wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Artikel 5.6.4 Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht, zoals bedoeld in artikel 5.2, houdt voor deze afdeling in ieder geval in dat de openbare wegen en wateren zo min mogelijk:
- a.
worden beschadigd;
- b.
het gebruik ervan wordt gehinderd;
- c.
niet worden verontreinigd.
Paragraaf 5.6.5 Voorwerpen op of aan de weg
Artikel 5.6.5.1 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp
Het is verboden beplanting of een voorwerp aan te brengen of te hebben op zodanige wijze dat aan het wegverkeer het vrije uitzicht wordt belemmerd of voor het wegverkeer hinder of gevaar ontstaat.
Artikel 5.6.5.2 Voorwerpen bij evenementen
-
1. Het ten behoeve van een evenement als bedoeld in artikel 2:24 van de Algemene Plaatselijke Verordening Dijk en Waard afsluiten van wegen of weggedeelten, of plaatsen van voorwerpen is toegestaan als:
- a.
er geen weg(en) of gedeelte(n)en langer dan 80 meter wordt afgesloten;
- b.
er geen (gedeelte van een) gebiedsontsluitingsweg wordt afgezet, zoals aangegeven op de plattegrond behorende bij de door de burgemeester krachtens de APV vastgestelde algemene voorschriften voor evenementen;
- c.
Het plaatsen van objecten is zonder vergunning of melding toegestaan, mits per object de oppervlakte minder is dan 50 vierkante meter, de hoogte niet meer dan 5 meter bedraagt (verticaal gemeten vanaf het maaiveld waarop het object wordt geplaatst tot het hoogste punt van het object) en maximaal vier objecten per evenement worden geplaatst. Indien deze criteria worden overschreden, moet daarvoor voorgaand aan het evenement een geldige melding zijn gedaan of een vergunning zijn verleend.
- a.
-
2. Als aan de voorwaarden in het eerste lid niet is voldaan is het afsluiten van wegen of weggedeelten, en het plaatsen van voorwerpen ten behoeve van een evenement slechts toegestaan indien dit in de evenementenvergunning als bedoeld in artikel 2:25 van de APV is bepaald.
Paragraaf 5.6.2 Uitweg aanleggen
Artikel 5.6.2.1 Aanwijzing activiteiten
Deze paragraaf gaat over het aanleggen van een uitweg naar de openbare weg in beheer bij de gemeente.
Artikel 5.6.2.2 Specifieke zorgplicht
De zorgplicht, bedoeld in artikel 5.2, houdt voor het aanleggen van een uitweg naar de openbare weg in ieder geval in dat:
- a.
Verkeersonveilige situaties worden voorkomen;
- b.
De uitweg niet onnodig ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of andere voorziening op of aan de weg;
- c.
De uitweg niet onnodig ten koste gaat van de toegankelijkheid van de openbare buitenruimte;
- d.
Het openbaar groen door de uitweg niet onevenredig wordt aangetast; en
- e.
De uitweg gaat niet ten koste van de waterhuishouding.
Artikel 5.6.2.3 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
-
1. Het is verboden zonder omgevingsvergunning een uitweg aan te leggen naar de openbare weg of een bestaande uitweg te veranderen.
Artikel 5.6.2.4 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
Een tekening met daarop de gewenste ligging van de uitweg; en
- b.
Een foto van de bestaande situatie.
- c.
Een toelichting waarin wordt gemotiveerd waarom de uitweg aangelegd zou moeten worden en waaruit blijkt hoe bij de aanleg van de uitweg rekening gehouden wordt met de oogmerken als bedoeld in artikel 5.6.2.
Artikel 5.6.2.5 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan alleen worden geweigerd als:
- a.
Door de uitweg een verkeersonveilige situatie kan ontstaan;
- b.
De aanleg van de uitweg ten koste gaat van een openbare parkeerplaats of andere voorziening op of aan de weg;
- c.
Het openbaar groen door de uitweg op onaanvaardbare wijze wordt aangetast
- d.
De uitweg ten koste gaat van de waterhuishouding; of
- e.
Het perceel al door een andere uitweg wordt ontsloten.
Artikel 5.6.2.6 Maatwerkvoorschriften
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over de artikelen 5.3, 5.6.4.2 en 5.6.4.3
Paragraaf 5.6.3 Aanleggen of veranderen van een weg
Artikel 5.6.3.1 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
-
1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van het bevoegde bestuursorgaan een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.
-
2. De vergunning wordt verleend als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij het omgevingsplan Dijk en Waard, dan wel diens rechtsopvolger, of bij een voorbereidingsbesluit.
-
3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing voor zover in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam werkzaamheden worden verricht.
-
4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wegenwet, de Wet beheer rijkswaterstaatswerken, de Waterschapsverordening van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK), de Wegenverordening Noord-Holland, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Dijk en Waard 2022
Paragraaf 5.6.4 Ligplaatsen
Artikel 5.6.4.1 Ligplaats vaartuigen
-
1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op gedeelten van openbaar water die zijn aangewezen bij of krachtens het Algemeen Aanwijzingsbesluit en Nadere regels Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2023, dan wel diens rechtsopvolger.
-
2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:
- a.
nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente;
- b.
beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.
- a.
-
3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Woningwet, zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, de Omgevingswet, de Wet milieubeheer zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, het Binnenvaartpolitiereglement of de Waterschapsverordening van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
-
4. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het uiterlijk aanzien van de gemeente.
-
5. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.
Paragraaf 5.6.5 Overige bepalingen over wegen en wateren in beheer bij de gemeente
Artikel 5.6.5.1 Mechanische vaartuigen Oosterdel
-
1. Het is verboden zonder vergunning van het college te varen met een mechanisch voortbewogen vaartuig in het gebied in artikel 4.2.5.1 aangeduid als Landschapsreservaat Oosterdel.
-
2. Dit verbod geldt niet voor de als zodanig aangegeven vaarroute door dit gebied.
Afdeling 5.7 Groenbeheer
5.7.1 Activiteiten
Deze afdeling gaat over het gebruiken, wijzigen, aanleggen of verwijderen van openbare groenvoorzieningen. Hieronder valt in ieder geval het vellen van houtopstanden.
Artikel 5.7.2 Oogmerken
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
- a.
bescherming van natuurwaarden;
- b.
bescherming van een leefbare omgeving; en
- c.
behoud van cultuurhistorische waarden.
Artikel 5.7.3 Verantwoordelijkheid naleving
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorgt voor de naleving van de regels over die activiteit.
Artikel 5.7.4 Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht als bedoeld in artikel 5.2 houdt voor de afdeling in ieder geval in dat het openbaar groen zoveel mogelijk in stand wordt gehouden.
Paragraaf 5.7.1 Bomenkap
Artikel 5.7.1.1 Aanwijzing activiteiten
Deze paragraaf gaat over het kappen, vellen en snoeien van bomen en andere houtopstanden waarvoor de gemeente het bevoegd gezag is.
Artikel 5.7.1.2 Aanwijzing vergunningplichtige gevallen
-
1. Het is verboden zonder een omgevingsvergunning een in artikel 4.2.6.1 aangewezen beschermde boom of houtopstand te vellen of te doen vellen.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op:
- a.
Het vellen krachtens de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden of het Besluit activiteiten leefomgeving.
- b.
het knotten, kandelaberen of dunnen als noodzakelijke beheermaatregel ter uitvoering van regulier onderhoud; en
- c.
het vellen krachtens APV artikel 4:11 in verband met een spoedeisend belang voor de openbare orde, de bestrijding van boomziekten of de verspreiders hiervan of in verband met een direct gevaar voor personen of goederen, mits de burgemeester hiervoor toestemming verleent.
- a.
Artikel 5.7.1.3 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Bij de aanvraag om een omgevingsvergunning worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
- a.
Een vermelding van de exacte boom of houtopstand waar de aanvraag over gaat, middels een kaart, foto of tekening.
- b.
De reden voor het vellen van de boom of houtopstand.
- c.
Een toelichting hoe de waarden die verloren gaan bij het vellen van de boom zoveel mogelijk gecompenseerd worden.
Artikel 5.7.1.4 Beoordelingsregel omgevingsvergunning
De omgevingsvergunning kan worden geweigerd in verband met:
- a.
De natuurwaarde van de houtopstand;
- b.
De landschappelijke waarde van de houtopstand;
- c.
De waarde van de houtopstand voor stads- en dorpsschoon;
- d.
De beeldbepalende waarde van de houtopstand;
- e.
De cultuurhistorische waarde van de houtopstand;
- f.
De waarde van de houtopstand voor de leefbaarheid;
- g.
De dendrologische waarde van de houtopstand.
Artikel 5.7.1.5 Kapplicht krachtens de Plantenziektenwet
Indien zich op een terrein een houtopstand bevindt die naar het oordeel van het bevoegd gezag gevaar oplevert voor verspreiding van een plantenziekte of voor vermeerdering van de ziekteverspreiders zoals insecten, is de rechthebbende, indien hij daartoe door het bevoegd gezag is aangeschreven, verplicht binnen de bij aanschrijving vast te stellen termijn:
- a.
de houtopstand te vellen; en
- b.
conform richtlijnen de gevelde houtopstand direct zodanig te behandelen dat verspreiding van de plantenziekte wordt voorkomen.
Artikel 5.7.1.6 Maatwerkvoorschriften
Het bevoegd gezag kan maatwerkvoorschriften stellen over artikel 5.7.1.2. Deze maatwerkvoorschriften kunnen in ieder geval een herplantplicht inhouden.
Paragraaf 5.7.2 Kamperen buiten kampeerterreinen
Artikel 5.7.2.1 Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
-
1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het omgevingsplan Dijk en Waard, dan wel diens rechtsopvolger, of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.
-
2. Het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.
-
3. Het verbod geldt niet op door het college krachtens artikel 4.2.6.2 aangewezen plaatsen
-
4. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod.
-
5. Onverminderd het bepaalde in artikel 8.2.6 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van de bescherming van
- a.
van natuur en landschap; of
- b.
van een stadsgezicht.
- a.
Afdeling 5.8 Bouwen
Artikel 5.8.1 Activiteiten
Deze afdeling gaat over het bouwen van bouwwerken en het voorbereiden van de bodem op het bouwen.
Artikel 5.8.2 Oogmerken
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
- a.
Het waarborgen van de veiligheid;
- b.
het beschermen van de gezondheid;
- c.
het beschermen van landschappelijke of stedenbouwkundige waarden;
- d.
de kwaliteit van bouwwerken;
- e.
het gebruik van bouwwerken.
Artikel 5.8.3 Verantwoordelijkheid naleving
Aan deze afdeling wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij anders bepaald. Diegene draagt zorgt voor de naleving van de regels over die activiteit.
Artikel 5.8.4 Specifieke zorgplicht
De specifieke zorgplicht als bedoeld in artikel 5.2 houdt voor de afdeling in ieder geval in dat:
- a.
de veiligheid van mensen wordt gewaarborgd bij het uitvoeren van bouwactiviteiten;
- b.
het gebruik van bouwwerken niet leidt tot onveilige of ongezonde situaties; en
- c.
verontreiniging van de bodem zoveel mogelijk wordt voorkomen of tegengegaan.
Paragraaf 5.8.1 Bouwen op verontreinigde bodem
Artikel 5.8.1.1 Bodemonderzoek
-
1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1. Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of –stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.
-
2. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.
-
3. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toe als voor toepassing van artikel 5.8.1.2 van deze verordening bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.
-
4. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.
-
5. Als het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.
Artikel 5.8.1.2 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem
Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voor zover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:
- a.
waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;
- b.
voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en
- c.
dat de grond raakt, of waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.
Artikel 5.8.1.3 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen
In afwijking van het bepaalde in artikel 5.8.1.2 van deze verordening en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in het de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.
Hoofdstuk 6. Beheer en onderhoud
Afdeling 6.1 Onderhouds- en instandhoudingsverplichtingen
Artikel 6.1.1 Instandhoudingsplicht gemeentelijk monument
Het is verboden een gemeentelijk monument te beschadigen of te vernielen, of daaraan onderhoud te onthouden dat voor de instandhouding daarvan noodzakelijk is.
Artikel 6.1.2 Instandhoudingsplicht straatkolken en dergelijke
Het is degene die daartoe niet bevoegd is verboden een straatkolk, rioolput, brandkraan of een andere afsluiting die behoort tot een openbare nutsvoorziening, te openen, onzichtbaar te maken of af te dekken.
Artikel 6.1.3 Instandhoudingplicht wateren en riolen
-
1. Sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen mogen zich niet bevinden in een toestand die gevaar oplevert voor de veiligheid, nadeel voor de gezondheid of hinder voor de gebruikers van de wateren, riolen of putten of voor anderen.
-
2. Onder het in gevaar brengen voor de veiligheid op openbaar water wordt in ieder geval verstaan:
- a.
Het plaatsen, aanbrengen of hebben van een voorwerp, niet zijnde een vaartuig, op, in of boven openbaar water, indien dit door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van het openbaar water of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan dan wel een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van het openbaar water.
- b.
het plaatsen of hebben van een vaartuigwrak in het openbaar water, aan de walkant of op de weg, dan wel het zodanig plaatsen van een vaartuigwrak dat dit vanaf een openbare plaats zichtbaar is dan wel hinder, gevaar of verontreiniging veroorzaakt.
- a.
-
3. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Scheepvaartverkeerswet, het Binnenvaartpolitiereglement, de Omgevingswet, de Waterschapsverordening van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) of het bepaalde bij of krachtens de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Dijk en Waard 2022.
Artikel 6.1.4 Instandhoudingsplicht waterstaatswerken
-
1. Het is verboden schade toe te brengen aan of veranderingen aan te brengen in de toestand van openbare wateren, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens of sluizen en of gemeentelijke eigendommen die bij de gemeente in beheer zijn.
-
2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, het Binnenvaartpolitiereglement, de Omgevingswet of de Waterschapsverordening van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
Artikel 6.1.5 Verbod plakken en kladden
-
1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.
-
2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:
- a.
een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;
- b.
met kalk, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.
- a.
-
3. Het verbod, bedoeld in het tweede lid is niet van toepassing voor zover gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.
-
4. De houder van de schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.
-
5. Het college wijst aanplakborden aan voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen. Deze aanplakborden zijn opgenomen in artikel 5 van het Algemeen Aanwijzingsbesluit en Nadere regels Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2023, dan wel diens rechtsopvolger.
-
6. Het is verboden de aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.
-
7. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud daarvan.
Afdeling 6.2 Gedoogplichten
Artikel 6.2.1 Voorzieningen voor verkeer en verlichting
-
1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
-
2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Onteigeningswet of de Belemmeringenwet Privaatrecht.
Artikel 6.2.2 Namen en nummerduidingen aanbrengen
-
1. De door het college toegekende namen, zoals vervat in artikel 2 van de Verordening naamgeving en nummering (adressering), worden door of in opdracht van de gemeente blijvend zichtbaar en in voldoende aantallen ter plaatse aangebracht.
-
2. Aan objecten, zoals aangegeven in artikel 3 van de Verordening naamgeving en nummering (adressering), waarvoor een nummer is vastgesteld moet dat nummer op een doeltreffende wijze zijn aangebracht.
-
3. Het is eenieder die daartoe niet is bevoegd, verboden namen aan de openbare ruimte en woonplaatsen, wijken en buurten toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.
-
4. Het is een ieder die daartoe niet is bevoegd, verboden aan een pand of verblijfsobject, stand- of ligplaats of afgebakend terrein nummers toe te kennen door deze op zichtbare wijze aan te brengen.
Artikel 6.2.3 Gedoogplicht naamborden
-
1. Indien het college het nodig oordeelt dat borden met een wijk- of buurtaanduiding, borden met namen van de openbare ruimte, naamverwijsborden, nummerborden, nummerverzamelborden en andere (verwijs)aanduidingen aan een bouwwerk, gebouw, muur, paal, schutting of een andere soort terreinafscheiding worden aangebracht, draagt de rechthebbende er zorg voor dat de hier bedoelde borden vanwege of op verzoek en overeenkomstig de aanwijzingen van het college worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd.
-
2. Indien het college het noodzakelijk acht om een naambord, waarop de vervallen naam is doorgehaald, tijdelijk naast het naambord met de nieuwe naam te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten als daaraan door het college een termijn van niet langer dan 2 maanden is verbonden.
-
3. De rechthebbende zorgt er voor dat de in het eerste en tweede lid bedoelde borden vanaf de openbare weg duidelijk leesbaar blijven.
Artikel 6.2.4 Verplichting tot aanbrengen van nummerborden
-
1. Tenzij het college anders heeft besloten, zorgt de rechthebbende van een object er voor dat de nummers, zoals bedoeld in artikel 3, tweede lid, van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) worden aangebracht op een wijze zoals krachtens artikel 7 van die verordening is bepaald.
-
2. De rechthebbende draagt er zorg voor dat de in het eerste lid genoemde nummers binnen vier weken na kennisgeving van het besluit van het college zijn aangebracht.
-
3. Indien een verblijfsobject, ligplaats, standplaats of afgebakend terrein nog niet is voltooid, wordt het nummer binnen vier weken na voltooiing aangebracht.
-
4. Indien het college heeft besloten om een nummerbord, waarop het vervallen nummer is doorgehaald, naast het nummerbord met het nieuwe nummer te handhaven zal de rechthebbende dit toelaten of daar uitvoering aan geven als daaraan door het college een termijn van niet langer dan twee maanden is verbonden.
-
5. Het college kan de in het tweede en derde lid genoemde termijn verlengen.
Hoofdstuk 7. Financiële bepalingen
-gereserveerd-
Hoofdstuk 8. Procesregels
Afdeling 8.1 Voorbereiding van besluiten
Paragraaf 8.1.1 Aanwijzing gemeentelijk monument
Artikel 8.1.1.1. Voornemen tot aanwijzing
-
1. Een voornemen om toepassing te geven aan artikel 4.2.2.1 wordt door burgemeester en wethouders schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
-
2. Voordat een kerkelijk monument wordt aangewezen, voeren burgemeester en wethouders overleg over het voornemen met de eigenaar.
Artikel 8.1.1.2 Voorbescherming
-
1. De bescherming van paragraaf 5.2.1 is van overeenkomstige toepassing op het monument of archeologisch monument ten aanzien waarvan een voornemen als bedoeld in artikel 8.1.1.1 is bekendgemaakt.
-
2. De voorbescherming, bedoeld in het eerste lid, vervalt op het moment van inschrijving van de aanwijzing in het gemeentelijk erfgoedregister of op het moment waarop het aanwijzingsbesluit wordt herroepen of door de bestuursrechter wordt vernietigd.
Artikel 8.1.1.3. Beslistermijn en inhoud aanwijzingsbesluit
-
1. Op een aanvraag om aanwijzing als gemeentelijk erfgoed in het omgevingsplan Dijk en Waard dan wel diens rechtsopvolger, dient te worden besloten binnen 26 weken na ontvangst van de aanvraag.
-
2. De aanwijzing bevat in ieder geval de plaatselijke aanduiding van het gemeentelijke monument, de datum van aanwijzing, de kadastrale aanduiding en een beschrijving van het gemeentelijke monument.
Artikel 8.1.1.4. Bekendmaking aanwijzingsbesluit aan rechthebbenden en inschrijving
-
1. De aanwijzing wordt schriftelijk bekendgemaakt aan alle zakelijk gerechtigden op de onroerende zaak die vermeld staan in de openbare registers, bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Kadasterwet.
-
2. Burgemeesters en wethouders verwerken de aanwijzing direct in het gemeentelijk erfgoedregister.
Artikel 8.1.1.5. Aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument
-
1. In een spoedeisend geval kunnen burgemeester en wethouders een monument of archeologisch monument aanwijzen als voorlopig gemeentelijk monument. In afwijking van artikel 8.3.1 wordt in dat geval aan de gemeentelijke adviescommissie advies gevraagd over de vastgestelde aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument.
-
2. Een aanwijzing als voorlopig gemeentelijk monument vervalt na 26 weken of zoveel eerder als burgemeester en wethouders een besluit hebben genomen over de aanwijzing, bedoeld in artikel 5.
-
3. Paragraaf 8.1.1 is van overeenkomstige toepassing vanaf het moment dat zakelijk gerechtigden schriftelijk in kennis worden gesteld van het besluit van burgemeester en wethouders tot aanwijzing van het monument of archeologisch monument als voorlopig gemeentelijk monument. Artikel 8.1.1.5 is van overeenkomstige toepassing op deze aanwijzing.
Artikel 8.1.1.6. Wijziging gemeentelijk erfgoedregister, vervallen aanwijzing monument
-
1. Burgemeester en wethouders kunnen ten aanzien van gemeentelijke monumenten en voorlopige gemeentelijke monumenten wijzigingen aanbrengen in het gemeentelijk erfgoedregister.
-
2. Als de wijziging ziet op het schrappen uit het register is paragraaf 8.1.1 van overeenkomstige toepassing, tenzij het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
-
3. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het monument of het archeologisch monument waarop de aanwijzing betrekking heeft is ingeschreven in het rijksmonumentenregister of een provinciaal erfgoedregister als bedoeld in artikel 3.17, derde lid, van de Erfgoedwet of een omgevingsverordening als bedoeld in artikel 2.6 van de Omgevingswet. Het vervallen van de aanwijzing wordt onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Paragraaf 8.1.2 Beschermde stads- en dorpsgezichten
Artikel 8.1.2.1 Aanwijzing beschermd stads- of dorpsgezicht
-
1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, stads- en dorpsgezichten aanwijzen als beschermd gemeentelijk stads- of dorpsgezicht.
-
2. Burgemeester en wethouders zenden het voorstel als bedoeld in het eerste lid voor advies aan de adviescommissie, bedoeld in artikel 8.3.1, eerste lid. Artikel 8, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
-
3. De gemeenteraad beslist binnen 26 weken na verzending van het voorstel, bedoeld in het tweede lid.
-
4. Een aangewezen gemeentelijk stads- of dorpsgezicht wordt onverwijld opgenomen in het gemeentelijk erfgoedregister.
-
5. De gemeenteraad stelt ter bescherming van een op grond van het eerste lid aangewezen beschermd stads- of dorpsgezicht een bestemmingsplan vast als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- en dorpsgezicht kan hiertoe een termijn worden gesteld.
-
6. Bij het besluit tot aanwijzing van een beschermd stads- of dorpsgezicht wordt bepaald of en in hoeverre geldende bestemmingsplannen als beschermend plan in de zin van het vorige lid kunnen worden aangemerkt, dan wel of een beheersverordening als bedoeld in de Wet ruimtelijke ordening kan worden vastgesteld.
-
7. Als een bestemmingsplan als bedoeld in het vijfde of zesde lid, opnieuw moet worden vastgesteld ingevolge artikel 3.1, tweede lid, van de Wet ruimtelijke ordening, kan de gemeenteraad in afwijking van artikel 3.1, eerste lid, van die wet, voor het desbetreffende gebied een beheersverordening als bedoeld in die wet vaststellen.
-
8. Dit artikel is niet van toepassing op beschermde stads- en dorpsgezichten die zijn aangewezen op grond van artikel 35, eerste lid, van de Monumentenwet 1988 of een provinciale verordening als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
Artikel 8.1.2.2. Wijziging, intrekking en vervallen van de aanwijzing als beschermd gemeentelijke stads- of dorpsgezicht
-
1. De gemeenteraad kan, op voorstel van burgemeester en wethouders, een besluit tot aanwijzing als bedoeld in artikel 8.1.2.1, eerste lid, wijzigen of intrekken. Artikel 8.1.2.1, tweede en derde lid, is hierop van overeenkomstige toepassing, tenzij het een aanpassing van ondergeschikte betekenis betreft of het stads- of dorpsgezicht waarop aanwijzing betrekking heeft als zodanig is tenietgegaan.
-
2. Een aanwijzing vervalt met ingang van de dag waarop het stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als:
- a.
beschermd stads- of dorpsgezicht waarop de aanwijzing betrekking heeft wordt aangewezen als beschermd stads- of dorpsgezicht op grond van een instructie als bedoeld in artikel 2.33, eerste lid, of artikel 2.34, vierde lid, van de Omgevingswet.
- a.
-
3. Zodra de wijziging, intrekking of het vervallen van een aanwijzing onherroepelijk is geworden wordt dat onverwijld bijgehouden in het gemeentelijk erfgoedregister.
Afdeling 8.2 Vergunningen, ontheffingen en meldingen
Artikel 8.2.1 Beslistermijn
-
1. Tenzij in deze verordening anders is bepaald, beslist het bevoegde bestuursorgaan op aanvraag van een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de datum van ontvangst van de aanvraag.
-
2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verdagen.
-
3. In afwijking van het tweede lid geldt, indien de aanvraag betrekking heeft op een ontheffing als bedoeld in artikel 5.6.3.1, tweede lid, een vergunning als bedoeld in artikel 5.7.1.3, of een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, tweede lid, van de Omgevingswet, de beslistermijn zoals bepaald in artikel 16.64 van de Omgevingswet en de daarop gebaseerde uitvoeringsregelgeving.
Artikel 8.2.2 Voorschriften en beperkingen
-
1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken zich slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.
-
2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.
Artikel 8.2.3 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.
Artikel 8.2.4 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing
De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd als:
- a.
ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;
- b.
op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de vergunning of ontheffing, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;
- c.
de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;
- d.
van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen of gedurende een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn; of
- e.
als de houder dit verzoekt.
Artikel 8.2.5 Termijnen
-
1. De vergunning of ontheffing geldt voor onbeperkte tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.
-
2. De aard van de vergunning of ontheffing verzet zich in ieder geval tegen gelding voor onbepaalde tijd als het aantal vergunningen of ontheffingen is beperkt en het aantal mogelijke aanvragers het aantal beschikbare vergunningen of ontheffingen overtreft.
Artikel 8.2.6 Weigeringsgronden
-
1. De vergunning of ontheffing kan in ieder geval worden geweigerd in het belang van:
- a.
de openbare orde;
- b.
de openbare veiligheid;
- c.
de volksgezondheid;
- d.
de bescherming van het milieu.
- a.
-
2. Een vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan drie weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet mogelijk is.
Afdeling 8.3 Advies
Paragraaf 8.3.1 Gemeentelijke Adviescommissie erfgoed
Artikel 8.3.1.1 Advies gemeentelijke adviescommissie over het aanwijzen van gemeentelijke monumenten en beschermd stads- of dorpsgezichten
-
1. Burgemeester en wethouders vragen over het voornemen om toepassing te geven aan artikel 4.2.2.1 advies aan een gemeentelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet en Verordening op de Gemeentelijke Adviescommissie Erfgoed Dijk en Waard 2023.
-
2. De gemeentelijke adviescommissie betrekt in ieder geval de leden die deskundig zijn op het gebied van de monumentenzorg bij het advies.
-
3. De gemeentelijke adviescommissie brengt binnen acht weken na ontvangst van de adviesaanvraag schriftelijk en deugdelijk gemotiveerd advies uit.
Artikel 8.3.1.2 Advies gemeentelijke adviescommissie over een omgevingsvergunning Rijksmonument
Burgemeester en wethouders zenden onverwijld een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om een omgevingsvergunning voor een rijksmonumentenactiviteit als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder b, van de Omgevingswet advies in bij de gemeentelijke adviescommissie, bedoeld in artikel 8.3.1, eerste lid. Artikel 8.3.1, tweede en derde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.
Artikel 8.3.1.3 Termijnen advies en vergunningverlening
-
1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een gemeentelijk monument aan de Gemeentelijke Adviescommissie voor advies.
-
2. Binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift brengt de Gemeentelijke Adviescommissie schriftelijk advies uit aan het college.
Artikel 8.3.1.4 Vergunning voor beschermd monument
-
1. Het bevoegd gezag zendt onmiddellijk een afschrift van de ontvankelijke aanvraag om vergunning voor een beschermd monument aan de Gemeentelijke Adviescommissie.
-
2. De Gemeentelijke Adviescommissie adviseert schriftelijk over de aanvraag binnen vier weken na de datum van verzending van het afschrift.
-
3. Bij overschrijding van de in het tweede lid genoemde termijn, wordt de Gemeentelijke Adviescommissie geacht geadviseerd te hebben.
Paragraaf 8.3.2 Gemeentelijke Adviescommissie welstand
Artikel 8.3.2.1 De advisering door de Commissie ruimtelijke kwaliteit
-
1. De advisering over redelijke eisen voor welstand is opgedragen aan de Stichting MOOI Noord-Holland adviescommissie voor ruimtelijke kwaliteit die uit haar midden personen voordraagt als lid van de Commissie ruimtelijke kwaliteit, hierna gezamenlijk te noemen: de Commissie ruimtelijke kwaliteit.
-
2. De Commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning voor het bouwen.
-
3. De Commissie ruimtelijke kwaliteit baseert haar advies op de in de Nota ruimtelijke kwaliteit Dijk en Waard 2022 of diens rechtsopvolger genoemde welstandscriteria.
Artikel 8.3.2.2 Samenstelling van de Commissie ruimtelijke kwaliteit
-
1. De Commissie ruimtelijke kwaliteit bestaat uit een voorzitter en ten minste twee leden, waarvan ten minste één lid deskundig is op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit dan wel cultuurhistorie.
-
2. Voor de voorzitter en leden kunnen bij structurele afwezigheid plaatsvervangers worden aangewezen die hen bij afwezigheid kunnen vervangen.
-
3. De Commissie ruimtelijke kwaliteit kan slechts adviezen uitbrengen indien ten minste twee leden aanwezig zijn die beschikken over deskundigheid op het gebied van welstand.
-
4. De voorzitter en leden van de Commissie ruimtelijke kwaliteit zijn onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur.
-
5. De Commissie ruimtelijke kwaliteit wordt bijgestaan door een secretaris of diens plaatsvervanger.
Artikel 8.3.2.3 Jaarlijkse verantwoording
De Commissie ruimtelijke kwaliteit stelt jaarlijks een verslag op van haar werkzaamheden voor de gemeenteraad, waarin ten minste aan de orde komt:
- a.
op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de Nota ruimtelijke kwaliteit Dijk en Waard 2022 of diens rechtsopvolger;
- b.
de werkwijze van de Commissie ruimtelijke kwaliteit;
- c.
op welke wijze uitwerking is gegeven aan de openbaarheid van vergaderen;
- d.
de aard van de beoordeelde plannen;
- e.
de bijzondere projecten.
De Commissie ruimtelijke kwaliteit kan in haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de Nota ruimtelijke kwaliteit Dijk en Waard 2022 of diens rechtsopvolger in het bijzonder.
Artikel 8.3.2.4 Termijn van advisering
-
1. De Commissie ruimtelijke kwaliteit brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen vier weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.
-
2. De Commissie ruimtelijke kwaliteit brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van project of een gefaseerde aanvraag betreft, uit binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.
-
3. Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de commissie ruimtelijke kwaliteit een langere termijn geven dan bedoeld in de voorgaande leden voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Indien de termijn voor het nemen van een besluit op de aanvraag is verlengd op grond van artikel 16.64, tweede lid, van de Omgevingswet, kan deze termijn eveneens worden verlengd.
Artikel 8.3.2.5 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting
-
1. De behandeling van bouwplannen door of onder verantwoordelijkheid van de Commissie ruimtelijke kwaliteit is openbaar. De agenda voor de vergadering van de Commissie ruimtelijke kwaliteit wordt tijdig bekendgemaakt in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, dan wel op een andere geschikte wijze. Indien burgemeester en wethouders - al dan niet op verzoek van de aanvrager - een verzoek doen tot niet-openbare behandeling, dan dienen burgemeester en wethouders daaraan klemmende redenen op grond artikel 5.1 van de Wet open overheid ten grondslag te leggen. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.
-
2. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen heeft verzocht, wordt deze door of namens de Commissie ruimtelijke kwaliteit in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.
-
3. In het geval dat het bouwplan in de vergadering van de commissie wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de commissie, waarin de aanvraag wordt behandeld. Belanghebbenden hebben in toelichtende zin spreekrecht. Het reglement van orde van de Commissie ruimtelijke kwaliteit voorziet in een procedurele opzet.
Artikel 8.3.2.6 Afdoening onder verantwoordelijkheid
-
1. De Commissie ruimtelijke kwaliteit kan de advisering over een aanvraag om advies, in afwijking van artikel 9.2, onder verantwoordelijkheid van de commissie overlaten aan een of meerdere daartoe aangewezen leden (inclusief de voorzitter). Het aangewezen lid of de aangewezen leden adviseren over bouwplannen waarvan volgens hen het oordeel van de Commissie ruimtelijke kwaliteit als bekend mag worden verondersteld.
-
2. In geval van twijfel wordt het bouwplan alsnog voorgelegd aan de Commissie ruimtelijke kwaliteit.
Artikel 8.3.2.7 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht
-
1. De Commissie ruimtelijke kwaliteit adviseert en motiveert haar advies schriftelijk.
-
2. Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Afdeling 8.4 Technische wijzigingen aan deze verordening
Artikel 8.4.1 Bevoegdheden overdragen aan college
-
1. Het college is bevoegd tot het wijzigen van deze verordening indien het wijzigingen betreft die:
- a.
van zuiver redactionele aard zijn;
- b.
technisch van aard zijn en een noodzakelijk gevolg van zijn van nieuwe of gewijzigde wet- of regelgeving.
- a.
-
2. Alvorens het college definitief besluit tot een wijziging, legt zij de voorgenomen wijziging voor aan de relevante raadscommissie of het forum. Deze kan adviseren de voorgenomen wijziging aan de gemeenteraad voor te leggen ter goedkeuring, welk advies in dat geval door het college wordt opgevolgd.
Artikel 8.4.2 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften
Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.
Hoofdstuk 9. Handhaving
Artikel 9.1 Strafbepaling
-
1. Overtreding van het bij of krachtens deze verordening bepaalde en de daarbij op grond van artikel 8.2.2 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.
-
2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5.6.3.1, tweede lid, 5.6.2.4, eerste lid, en 5.7.1.3, eerste lid.
-
3. In afwijking van het eerste lid wordt een overtreding van, of het niet voldoen aan de bepalingen in artikelen 6.2.2, tweede en derde lid, 6.2.3 en 6.2.4 bestraft met een geldboete van de eerste categorie.
-
4. In geval van overtreding van de krachtens artikel 3, derde lid, van de Wet veiligheidsregio’s gestelde regels kan het college een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste de geldboete als bedoeld in artikel 64, eerste lid, van de Wet veiligheidsregio’s.
-
5. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a, onderdeel 3°, van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 5.4.3.4, 5.5.1.1, 5.5.1.2, 5.5.1.3, 5.5.1.4, 5.5.1.5 en 5.5.2.1.
Artikel 9.2 Toezichthouders
-
1. Met het toezicht op de naleving van het bij of krachtens deze verordening bepaalde zijn belast: de handhavingsambtenaar alsmede de medewerkers van de Nationale Politie.
-
2. Het college dan wel de burgemeester kan daarnaast andere personen met dit toezicht belasten
Artikel 9.3 Binnentreden woningen
Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.
Hoofdstuk 10. Monitoring en informatie
-gereserveerd-
Hoofdstuk 11. Overgangsrecht
Artikel 11.1 Intrekking oude verordeningen
Ingetrokken worden de:
- a.
Bouwverordening Heerhugowaard, zoals vastgesteld bij besluit van 24 april 2012,
- b.
Bouwverordening Langedijk 2012, zoals vastgesteld bij besluit van 3 april 2012,
- c.
Brandbeveiligingsverordening Langedijk 2012, zoals vastgesteld bij besluit van 3 april 2012,
- d.
Erfgoedverordening Heerhugowaard 2010, zoals vastgesteld bij besluit van 23 november 2010 en
- e.
Erfgoedverordening Langedijk 2012, zoals vastgesteld bij besluit van 3 april 2012.
Artikel 11.2 Wijziging andere verordeningen
-
1. De artikelen 2:11, 2:12, 2:15, 2:16 2:21, 2:42, 2:58, 2:60, 4:2, 4:3, 4:5, 4:6, 4:9, 4:9A, 4:11, 4:12, 4:12a, 4:13, 4:18, 4:19, 5:25, 5:28, 5:32, 5:33 en 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening Heerhugowaard 2020, inclusief de daarbij behorende artikelsgewijze toelichting komen te vervallen.
-
2. De artikelen 2:11, 2:12, 2:15, 2:16 2:21, 2:42, 2:58, 2:60, 4:2, 4:3, 4:5, 4:5b, 4:6, 4:9, 4:9A, 4:11, 4:12, 4:12a, 4:13, 4:18, 4:19, 5:25, 5:28, 5:24, 5:30, derde lid, 5:32, 5:33 en 5:34 van de Algemene plaatselijke verordening Langedijk 2019, inclusief de daarbij behorende artikelsgewijze toelichting komen te vervallen.
-
3. De artikelen 4, 5 en 6 van de Verordening naamgeving en nummering (adressen) Heerhugowaard 2013 komen te vervallen.
-
4. De artikelen 4, 5 en 6 van de Verordening nummering en adressering Langedijk 2007 komen te vervallen.
-
5. De artikelen 14 t/m 19 van de Afvalstoffenverordening Heerhugowaard 2018 komen te vervallen.
-
6. De artikelen 16, 17, 19, 21, 22 en 23 van de Afvalstoffenverordening Langedijk 2016 komen te vervallen.
Artikel 11.3 Overgangsbepaling
-
1. Besluiten, genomen krachtens de verordeningen, bedoeld in artikel 11.1, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.
-
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op besluiten, genomen krachtens de artikelen bedoeld in artikel 11.2.
-
3. Het recht, zoals dat gold onmiddellijk voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening, blijft van toepassing op:
- a.
de voorbereiding en vaststelling van de beschikking op een aanvraag om een vergunning of ontheffing waarvoor deze verordening overeenkomstige bepalingen kent, of een aanvraag om een beschikking tot wijziging of intrekking daarvan, als voor dat tijdstip een aanvraag is ingediend;
- b.
de voorbereiding en vaststelling van een ambtshalve te geven beschikking tot wijziging of intrekking van een vergunning of ontheffing waarvoor deze verordening overeenkomstige bepalingen kent, als voor dat tijdstip een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd, of
- c.
een vergunning of ontheffing waarvoor deze verordening overeenkomstige bepalingen kent of een beschikking tot wijziging of intrekking daarvan, die nog niet onherroepelijk is.
- a.
-
4. In gevallen als bedoeld in het derde lid wordt:
- a.
een vergunning of ontheffing gelijkgesteld met een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening;
- b.
een beschikking tot wijziging van een vergunning of ontheffing gelijkgesteld met een beschikking tot wijziging van een vergunning of ontheffing op grond van deze verordening, op het tijdstip waarop de betrokken beschikking onherroepelijk is geworden.
- a.
Hoofdstuk 12. Slotbepalingen
Artikel 12.1 Inwerkingtreding
Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag nadat zij op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
Artikel 12.2 Citeertitel
Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2025
Ondertekening
Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Dijk en Waard in zijn openbare vergadering van 24 juni 2025.
De griffier,
M. (Menno) Horjus
De voorzitter,
M.F. (Maarten) Poorter
Bijlage 1: Begripsbepalingen
Artikel 1.1 Algemene begrippen
Voor de toepassing van de deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;
Bevoegd gezag: bestuursorgaan dat terzake bevoegd is;
Bouwwerk: een constructie als bedoeld in bijlage I, onderdeel A, bij de Omgevingswet en nader uitgewerkt in het Besluit bouwwerken leefomgeving.
College: het college van burgemeester en wethouders;
Gebouw: een bouwwerk dat een voor mensen toegankelijke, overdekte en geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt, zoals bedoeld in bijlage I, onderdeel A, van het Besluit bouwwerken leefomgeving.
Gevoelige gebouwen: Gevoelige gebouwen / Gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor zover daarin geregeld, en anders overeenkomstig de laatst geldende definitie onder het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Gevoelige terreinen: Gevoelige gebouwen / Gevoelige terreinen: hetgeen daaronder wordt verstaan in het Besluit kwaliteit leefomgeving, voor zover daarin geregeld, en anders overeenkomstig de laatst geldende definitie onder het Activiteitenbesluit milieubeheer.
Gemeente: gemeente Dijk en Waard;
Houder van een inrichting: degene die een milieubelastende activiteit verricht als bedoeld in de Omgevingswet, of - voor zover van toepassing op grond van overgangsrecht - degene die een inrichting drijft als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Inrichting: inrichting als bedoeld in artikel 1.1 van de Wet milieubeheer, zoals dat artikel luidde onmiddellijk voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Motorvoertuig: wat daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990;
Openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;
Openbare plaats: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties;
Rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;
Voertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990, met uitzondering van kleine wagens zoals kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;
Weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b. van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder wordt verstaan.
Artikel 1.2 Cultureel erfgoed
Voor de toepassing van afdelingen 4.2, 5.2, 8.1, 8.3 en artikel 6.1.1 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Gemeentelijk monument: monument of archeologisch monument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat is ingeschreven in het gemeentelijk erfgoedregister.
Minister: Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap;
Stads- en dorpsgezichten: groepen van onroerende zaken, van algemeen belang vanwege hun schoonheid, onderlinge ruimtelijke of structurele samenhang, wetenschappelijke of cultuurhistorische waarde en in welke groepen zich een of meer monumenten bevinden.
Gemeentelijke Adviescommissie: commissie als bedoeld in artikel 17.9 van de Omgevingswet, ingesteld door de gemeenteraad ter advisering over besluiten met betrekking tot cultureel erfgoed en omgevingskwaliteit.
Gemeentelijk beschermd cultuurgoed: cultuurgoed als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet dat als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, eerste lid.
Gemeentelijk beschermde verzameling: verzameling als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet die als zodanig is aangewezen op grond van artikel 3, tweede lid.
Artikel 1.3 Dieren
-gereserveerd-
Artikel 1.4 Geluid en evenementen
Voor de toepassing van afdeling 5.4 en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;
Incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;
Onversterkte muziek: muziek die niet elektronisch is versterkt.
Artikel 1.5 Verontreiniging
-gereserveerd-
Artikel 1.6 Wegen en wateren
-gereserveerd-
Artikel 1.7 Groenbeheer
Voor de toepassing van paragraaf 4.2.7 en afdeling 5.7 en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
Beschermde houtopstand: houtopstand die geplaatst is op de lijst als bedoeld in artikel 4.2.6.1;
Boom: een houtachtig, opgaand gewas, zowel levend als afgestorven;
Dunnen: vellen dat uitsluitend als een verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand moet worden beschouwd;
Hakhout: boomvormers of andere houtachtige gewassen, die na te zijn geknot tot bij de grond opnieuw op de stronk uitlopen;
Houtopstand: één of meer bomen, hakhout, boomvormers of andere houtachtige gewassen die onderdeel uitmaken van een houtwal, een grotere (lint)begroeiing van heesters en struiken of een beplanting van bosplantsoen;
Kandelaberen: het voor meer dan 20% gelijkmatig weghalen van de takken die de kroon van een boom vormen;
Knotten: periodiek geheel of gedeeltelijk verwijderen van uitgelopen takhout tot op de oude snoeiplaats;
Vellen: rooien, kappen, verplanten, het voor de eerste maal kandelaberen of snoeien van meer dan 20% van de kroon of het wortelgestel, het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand tot gevolg kunnen hebben.
Artikel 1.8 Bouw
Voor de toepassing van afdeling 5.8 en de hierop berustende bepalingen wordt verstaan onder:
NEN: een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;
Omgevingsvergunning voor het bouwen: een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 5.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet.
In deze afdeling van deze verordening wordt mede verstaan onder:
- •
bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk;
- •
gebouw: een gedeelte van een gebouw.
Algemene toelichting
De Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard (VFL) vormt een belangrijk instrument voor de juridische borging van gemeentelijke regels over de fysieke leefomgeving tijdens de overgang naar het nieuwe stelsel van de Omgevingswet. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 zijn de kaders voor ruimtelijke ordening, milieu, water, natuur en bouw integraal herzien. Voor gemeenten betekent dit dat zij hun lokale regelgeving gefaseerd moeten omzetten naar het omgevingsplan. Om te voorkomen dat tijdens deze overgangsperiode juridische leemtes ontstaan, is de VFL in het leven geroepen. Deze verordening borgt op tijdelijke en ondersteunende wijze de lokale regels die (nog) niet zijn opgenomen in het omgevingsplan. Daarmee wordt rechtszekerheid geboden aan zowel bestuursorganen als burgers en bedrijven.
Ontwikkeling van de VFL
De VFL kent een gefaseerde ontwikkeling. In 2022 is een eerste versie vastgesteld ter voorbereiding op de komst van de Omgevingswet. In 2023 volgde een geactualiseerde versie waarin onder meer redactionele en juridische verbeteringen zijn doorgevoerd. In deze derde versie, die is vastgesteld in 2025, zijn verdere technische en systematische aanpassingen doorgevoerd om de verordening volledig in lijn te brengen met de Omgevingswet en haar uitvoeringsbesluiten. Naast deze technische verbeteringen zijn ook enkele noodzakelijke aanvullingen en inhoudelijke verfijningen aangebracht. Deze wijzigingen dienen ter versterking van de interne samenhang, verduidelijking van de juridische werking en aansluiting op het omgevingsplan.
Toekomstige ontwikkeling
De VFL is nadrukkelijk een tijdelijke regeling. Het gemeentelijk beleid is erop gericht dat alle regels voor de fysieke leefomgeving uiteindelijk volledig worden geïntegreerd in het omgevingsplan. Naarmate dit proces vordert en meer regels worden overgenomen in het omgevingsplan, zal de VFL geleidelijk aan haar betekenis verliezen en uiteindelijk komen te vervallen. Tot dat moment blijft de VFL noodzakelijk om de lokale regels op een juridisch zorgvuldige wijze te laten doorwerken.
De VFL wordt jaarlijks geactualiseerd in samenhang met de cyclus van de Algemene Plaatselijke Verordening Dijk en Waard (APV). Dit waarborgt dat de VFL actueel blijft en kan inspelen op nieuwe ontwikkelingen.
Artikelsgewijze toelichting
In deze artikelsgewijze toelichting worden die artikelen nader toegelicht waarvoor de wijzigingen noodzakelijk zijn gebleken voor de juridische houdbaarheid, uitvoerbaarheid of verduidelijking van de bepalingen. Voor de overige artikelen geldt dat in deze derde versie van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2025 aanpassingen zijn doorgevoerd die uitsluitend gericht zijn op het actualiseren, harmoniseren en verbeteren van de tekst. Deze wijzigingen betreffen algemene verbeteringen in verwijzingen, terminologie en redactionele opbouw en hebben geen gevolgen voor de inhoudelijke werking van de regels. Daarom worden zij hier in algemene zin toegelicht. Voor een volledig overzicht wordt verwezen naar de Was-wordt-lijst bij deze verordening, waarin per artikel en wijziging de aanpassingen en motieven zijn opgenomen.
De algemene wijzigingen betreffen onder meer:
Actualisering en vereenvoudiging van de intitulé
De wijziging van de intitulé is een redactionele en juridisch-technische verbetering, bedoeld om de citeertitel en de aanhef beter te laten aansluiten op de huidige systematiek van de Omgevingswet en de aanbevelingen van de VNG (zie o.a. 100 Ideeën voor de gemeentelijke regelgever). Waar in de oude formulering nog uitgebreide en gedetailleerde verwijzingen waren opgenomen naar eerdere lokale regelingen en diverse specifieke wettelijke bepalingen, is in de nieuwe versie gekozen voor een strakkere en eenvoudiger formulering.
Dit past binnen de moderne regeltechniek waarin verordeningen kort en bondig worden aangeduid, waarbij alleen de noodzakelijke juridische grondslagen in de aanhef worden opgenomen. Oudere regelgeving (zoals de Algemene Plaatselijke Verordeningen Heerhugowaard en Langedijk en de Erfgoedverordeningen 2009 en 2010) is vervallen of opgegaan in het nieuwe stelsel en hoeft daarom niet langer te worden vermeld in de aanhef.
Daarnaast wordt het jaartal in de citeertitel geactualiseerd naar 2025, conform de praktijk om verordeningen van een jaartal te voorzien dat het geldende jaar van vaststelling aangeeft. Hiermee is ook invulling gegeven aan de aanbevelingen in de VNG-publicatie over regeltechniek waarin wordt aangeraden om citeertitels eenvoudig en herkenbaar te houden.
Actualisatie van begrippen en verwijzingen
Verouderde begrippen en verwijzingen naar vervallen wetgeving zijn in de gehele Verordening fysieke leefomgeving doorgevoerd. Deze aanpassingen zijn afgestemd op de systematiek van de Omgevingswet en haar uitvoeringsbesluiten (zoals het Bbl, Bal en Bkl), alsmede op actuele gemeentelijke en provinciale regelingen. Waar oude regelgeving nog van belang is op grond van overgangsrecht, is gebruik gemaakt van een overgangsformulering zoals "zoals die wet/dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet". Een volledig overzicht van deze verwijzingen en de aangepaste terminologie is opgenomen in de tabel in de was-wordt-lijst, zodat duidelijk is op welke regelingen en begrippen deze aanpassing betrekking heeft.
Toevoeging van dynamische formuleringen en opvolgende regelgeving
In diverse artikelen wordt verwezen naar extern vastgestelde documenten, beleidsregels en regelgeving, zoals het Omgevingsplan Dijk en Waard van rechtswege, het Algemeen Aanwijzingsbesluit en Nadere regels Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard. Om te waarborgen dat deze verwijzingen ook na toekomstige aanpassingen van die documenten of regelgeving hun werking behouden, is gekozen voor dynamische formuleringen. Zo is op meerdere plaatsen de toevoeging “dan wel diens rechtsopvolger” opgenomen en zijn verwijzingen naar externe regelgeving geactualiseerd. Hiermee wordt voorkomen dat bepalingen verouderen of hun werking verliezen, en blijft de verordening actueel en juridisch houdbaar.
Correctie van verwijzingen en redactionele fouten
In de gehele verordening zijn onjuiste verwijzingen en kleine redactionele onvolkomenheden gecorrigeerd. Dit betreft onder meer foutieve artikelverwijzingen, terminologie en inconsistenties. Deze correcties dragen bij aan de interne consistentie, de juridische houdbaarheid en de leesbaarheid van de verordening. Deze wijzigingen zijn aangebracht ter bevordering van de juridische houdbaarheid en uitvoerbaarheid van de verordening en leiden niet tot beleidsinhoudelijke aanpassingen, maar beogen uitsluitend noodzakelijke verduidelijking en aansluiting op het actuele rechtskader.
Verkorten en actualiseren van de toelichting
De toelichting bij de Verordening fysieke leefomgeving is inhoudelijk en redactioneel herzien. Verouderde passages en toelichtingen die niet langer aansluiten op de systematiek van de Omgevingswet zijn verwijderd. Daarnaast is de tekst ingekort om de leesbaarheid en praktische bruikbaarheid te vergroten.
De algemene wijzigingen zijn hiervoor samengevat; voor de artikelen waarin inhoudelijke of juridisch noodzakelijke wijzigingen zijn aangebracht, is hieronder een nadere toelichting per artikel opgenomen.
Nieuwe artikel 1.2 Voorrang bij begripsbepalingen.
Dit artikel regelt de verhouding tussen begripsbepalingen in de verordening, het omgevingsplan van rechtswege en de rijksregelgeving (Omgevingswet en daarop gebaseerde besluiten). Het uitgangspunt is dat bij strijdigheid of verschil in uitleg de begripsbepalingen uit het omgevingsplan van rechtswege voorrang hebben. Slechts wanneer een begrip niet in het omgevingsplan is opgenomen, wordt teruggevallen op de definities uit de rijksregelgeving.
Nieuwe artikel 1.3 Samenloopbepaling.
Dit artikel regelt de verhouding tussen de bepalingen van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard en het omgevingsplan van rechtswege. Indien beide regelingen tegelijkertijd van toepassing zijn op een specifiek gebied of onderwerp, gelden in beginsel de bepalingen van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard, tenzij het om strijdigheid gaat. In dat geval gaan de bepalingen van het omgevingsplan voor, tenzij in de verordening uitdrukkelijk anders is bepaald. Met deze bepaling wordt rechtszekerheid geboden en worden interpretatieproblemen voorkomen. Zodra de inhoud van de Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard volledig is opgenomen in het omgevingsplan, vervalt dit artikel van rechtswege.
Artikel 4.1.2 Bebouwde kom
Voorheen werd in artikel 4.1.2 verwezen naar het gebied binnen de bebouwde kom via een indirecte verwijzing in bijlage 1, artikel 1.1. Deze constructie bood onvoldoende duidelijkheid, omdat niet inzichtelijk was op welk besluit of welke kaart de verwijzing precies zag.
In de nieuwe formulering wordt direct verwezen naar het Aanwijzingsbesluit bebouwde komgrenzen Dijk en Waard of diens rechtsopvolger, vastgesteld op grond van artikel 20 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit besluit bevat de officiële afbakening van de bebouwde kom, inclusief kaart, en is openbaar raadpleegbaar. Met deze aanpassing is de bepaling juridisch preciezer en wordt de rechtszekerheid voor toepassing en handhaving vergroot.
Artikel 4.2.6.1 Beschermde bomen
In dit artikel is verduidelijkt dat de beschermde bomen en houtopstanden niet alleen door het college worden vastgesteld, maar dat deze zijn opgenomen in het "Algemeen Aanwijzingsbesluit en Nadere regels Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2023".
Door expliciet te verwijzen naar dit formele collegebesluit wordt de koppeling tussen de verordening en de vastgestelde lijst versterkt, waardoor meer rechtszekerheid ontstaat voor burgers en bestuursorganen. Het voorkomt dat bij iedere wijziging van de bomenlijst de verordening moet worden aangepast, omdat de lijst via het collegebesluit zelfstandig kan worden geactualiseerd en bekendgemaakt.
Artikel 5.2.3.1, eerste lid, sub b Vangnet archeologie
In sub b van artikel 5.2.3.1 tweede lid, is de reikwijdte van de beschermingsregeling verruimd.
Naast verstoringen op basis van de provinciale archeologische monumentenkaart en de landelijke indicatieve kaart van archeologische waarden, wordt nu ook bescherming geboden aan gebieden zoals vastgelegd op gemeentelijke archeologische beleids-, waarden- of verwachtingskaarten. Tevens is verduidelijkt dat niet alleen monumenten of verwachtingsgebieden, maar ook "waarden" (bijvoorbeeld verwachtingszones uit archeologisch vooronderzoek) onder de bescherming vallen. Deze aanpassing sluit aan bij de rol die de Omgevingswet en het Besluit kwaliteit leefomgeving toekennen aan gemeenten voor de bescherming van archeologische belangen en zorgt voor een meer volledige borging van lokaal erfgoed.
Artikel 5.4.2.2, leden 1, 2 en 8 – Incidentele festiviteiten
In artikel 5.4.2.2, eerste, tweede en achtste lid, zijn de verwijzingen naar geluids- en verlichtingsnormen uit het Activiteitenbesluit milieubeheer vervangen door verwijzingen naar het Omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard of diens rechtsopvolger. De bepaling voorziet nog steeds in de mogelijkheid voor inrichtingen om gedurende een beperkt aantal dagen per jaar incidentele festiviteiten te organiseren waarbij tijdelijk afgeweken mag worden van de reguliere normen. Omdat in deze artikelen uitsluitend wordt verwezen naar actuele normering uit het omgevingsplan, is het niet nodig om overgangsterminologie te gebruiken zoals “zoals dat besluit luidde voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet”.
Artikel 5.4.3.1 eerste en vierde lid Onversterkte muziek
In artikel 5.4.3.1 zijn de verwijzingen naar vervallen landelijke regelgeving geactualiseerd in het kader van de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024.
In het eerste lid werd voorheen verwezen naar artikel 2.18 van het Activiteitenbesluit milieubeheer als basis voor het reguleren van het ten gehore brengen van onversterkte muziek binnen inrichtingen. Deze bepaling is vervallen. De relevante normering is nu opgenomen in paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan van de gemeente Dijk en Waard. Ook is in onderdeel c de verwijzing naar geluidsgevoelige ruimten en verblijfsruimten geactualiseerd: de oude verwijzingen naar de Wet geluidhinder en het Besluit geluidhinder zijn vervangen door een verwijzing naar artikel 3.22, eerste lid, van het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl), waarin de relevante definities nu zijn ondergebracht. In het vierde lid is eveneens de verwijzing naar het Activiteitenbesluit milieubeheer vervangen door een verwijzing naar paragraaf 22.3.4 van het Omgevingsplan.
Artikel 5.5.1.1 tweede lid sub d Dumpingsverbod
In deze bepaling wordt uitgesloten dat bepaalde handelingen zijn toegestaan voor zover deze elders reeds bij of krachtens wet verboden zijn. Tot 1 januari 2024 vielen dergelijke handelingen onder de Wet bodembescherming, de Waterwet en het Besluit bodemkwaliteit.
Deze regelingen zijn met de inwerkingtreding van de Omgevingswet vervallen, maar hun bepalingen zijn niet op uniforme of volledig gelijkwaardige wijze opgenomen in het nieuwe stelsel.
Omdat op dit moment niet met zekerheid is vast te stellen of de inhoudelijke werking van de eerdere verbodsbepalingen volledig is teruggekeerd in het Besluit activiteiten leefomgeving, de Omgevingswet of onderliggende regelgeving, is ervoor gekozen om in dit artikel te verwijzen naar de oude regelingen zoals deze luidden direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Op die manier blijft het effect van het artikel voorlopig behouden en wordt voorkomen dat handelingen die onder het oude recht verboden waren, alsnog ongemerkt worden toegestaan via gemeentelijke regelgeving. Wanneer in de praktijk blijkt dat de nieuwe rijksregels volledig de werking van de oude wetten hebben overgenomen, kan de verwijzing in een volgende actualisatieronde worden aangepast of geschrapt.
Artikel 5.5.1.3 derde lid Zwerfafval rondom inrichtingen
In lid 3 van artikel 5.5.1.3 werd verwezen naar het Activiteitenbesluit milieubeheer als reden waarom de gemeentelijke regels voor het tegengaan van zwerfafval niet golden in situaties die al onder rijksregelgeving vielen. Omdat het Activiteitenbesluit per 1 januari 2024 is vervallen, is deze verwijzing juridisch niet langer geldig. Weliswaar zijn onderdelen van de vroegere zorgplicht (zoals artikel 2.24 Activiteitenbesluit) opgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal), maar de reikwijdte is gewijzigd en het is niet met zekerheid vast te stellen dat alle situaties waarin het artikel voorziet volledig onder het Bal vallen. Daarom is de verwijzing gehandhaafd met de toevoeging: “zoals dat besluit luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.” Deze overgangsterminologie zorgt ervoor dat de bestaande juridische werking voorlopig behouden blijft en voorkomt een onbedoelde verruiming van de gemeentelijke zorgplicht tijdens de overgangsfase.
Artikel 5.5.1.5 Geen opslag van afval in de open lucht
In deze bepaling werd verwezen naar het begrip “inrichting” uit artikel 1.1 van de Wet milieubeheer. Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024 is dit begrip vervangen door het kernbegrip “milieubelastende activiteit”.
Omdat het begrip “inrichting” binnen deze verordening op veel plaatsen bepalend is voor de reikwijdte van regels en niet zonder risico op inhoudelijke verschuivingen kan worden vervangen, is gekozen voor een overgangsverwijzing. Door expliciet te vermelden dat het gaat om het begrip zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet, blijft de bepaling juridisch houdbaar op grond van het overgangsrecht. In een volgende actualisatieronde kan worden bezien of het mogelijk is om het begrip “inrichting” te vervangen door een Omgevingswet-conforme term, afhankelijk van de beleidsmatige werking.
Artikel 5.5.2.1 Ontdoen van autowrakken
In dit artikel werd voorheen verwezen naar artikel 6 van het Besluit beheer autowrakken (Bba), dat per 1 januari 2024 is vervallen met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Omdat de inhoud van deze bepaling (over de afgifte van autowrakken aan een erkende inrichting) niet duidelijk en volledig is overgenomen in het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal) of andere opvolgende regelgeving, is gekozen voor een verwijzing naar artikel 6 Bba zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet.
Artikel 5.5.2.2 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen en dergelijke
Dit artikel reguleert de opslag van bepaalde voorwerpen en stoffen op door het college aangewezen plaatsen, met het oog op het uiterlijk aanzien van de gemeente, het voorkomen of opheffen van overlast en het voorkomen van schade aan de openbare gezondheid. De volgende verwijzingen binnen dit artikel zijn geactualiseerd:
- •
Verwijzing naar "inrichting in de zin van de Wet milieubeheer": Met de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het begrip "inrichting" vervangen door "milieubelastende activiteit". Aangezien "inrichting" in de VFL op meerdere plaatsen voorkomt en bepalend is voor de werkingssfeer van regels, zou een directe vervanging tot onbedoelde inhoudelijke wijzigingen kunnen leiden. Daarom is gekozen voor een overgangsformulering die verwijst naar artikel 1.1 van de Wet milieubeheer zoals dat luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Deze formulering voorkomt interpretatieproblemen en blijft juridisch houdbaar.
- •
Verwijzing naar "kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 van de APV": De verwijzing naar artikel 4:17 van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) is verouderd, aangezien de relevante bepalingen zijn opgenomen in artikel 5.7.2.1 van de VFL. De verwijzing is daarom aangepast naar artikel 5.7.2.1 van deze verordening om consistentie en duidelijkheid te waarborgen.
- •
Verwijzing naar "situaties waarin wordt voorzien door of krachtens de Wet ruimtelijke ordening": De Wet ruimtelijke ordening is per 1 januari 2024 vervallen en opgegaan in de Omgevingswet. Om de verwijzing actueel en juridisch correct te maken, is deze aangepast naar de Omgevingswet. Deze aanpassing zorgt ervoor dat het artikel aansluit bij de huidige juridische context en voorkomt interpretatieproblemen.
Daarnaast zijn binnen dit artikel enkele technische correcties aangebracht: het tweede lid stond voorheen foutief aangeduid als eerste lid en het derde lid was niet afzonderlijk genummerd. Deze nummeringen zijn nu gecorrigeerd om de interne structuur van het artikel te verduidelijken en in overeenstemming te brengen met de overige bepalingen in de verordening.
Artikel 5.6.2.4 Bijzondere aanvraagvereisten omgevingsvergunning
Deze wijziging betreft het schrappen van artikel 5.6.2.4, onderdeel c, uit de VFL Dijk en Waard. De wijziging is noodzakelijk vanwege strijdigheid met de geldende Beleidsregels uitwegen gemeente Dijk en Waard. De vergunningplicht voor uitwegen ziet op het gedeelte tussen de private oprit en de openbare weg, zoals het trottoir. De particulier vraagt daarvoor een vergunning aan bij de gemeente (bestuursrechtelijk traject), maar de feitelijke uitvoering van de werkzaamheden vindt plaats op gemeentegrond, en wordt dus beheerst door het privaatrecht.
In de Beleidsregels uitwegen is bepaald dat grond- en bestratingswerkzaamheden in beginsel uitsluitend mogen worden uitgevoerd in opdracht van de gemeente, en wel door een bij de Kamer van Koophandel ingeschreven bestratings- of GWW-aannemer. Kosten voor de uitvoering en herstel komen voor rekening van de aanvrager. Werkzaamheden anders dan bestrating (zoals het verplaatsen van gemeentelijke objecten of openbaar groen) worden eveneens door of in opdracht van de gemeente uitgevoerd.
Artikel 5.6.2.4, onderdeel c, stond echter toe dat een aanvrager zelfstandig een erkende aannemer kon inschakelen. Dat is niet in overeenstemming met het uitrittenbeleid.
Aan deze beleidslijn ligt ten grondslag dat:
- 1.
De gemeente, als eigenaar van de openbare grond, op grond van artikel 6:174 BW (aansprakelijkheid voor gebreken) veelal aansprakelijk blijft voor schade die ontstaat op of door gemeentegrond, ook als het werk door een derde is uitgevoerd;
- 2.
De uitweg, ook indien door een particulier aangelegd, door natrekking (artikel 5:20 BW) eigendom wordt van de gemeente, met alle beheer- en onderhoudsverplichtingen van dien;
- 3.
De gemeente uit hoofde van haar zorgplicht voor de inrichting en het gebruik van de openbare ruimte (artikel 2.1, eerste lid, onder b en c Omgevingswet) verantwoordelijk is voor het voorkomen van risico’s voor veiligheid en bereikbaarheid, en daarmee ongewenste kwaliteitsverschillen, wildgroei of schade aan ondergrondse infrastructuur moet voorkomen.
Door het schrappen van dit onderdeel sluit de VFL weer aan op het vastgestelde beleid.
Artikel 5.6.5.2 Voorwerpen bij evenementen
De formulering van onderdeel c van dit artikel is inhoudelijk aangescherpt ten opzichte van de eerdere versie. Dit onderdeel regelt onder welke voorwaarden objecten in het kader van een evenement zonder vergunning of melding in de openbare ruimte mogen worden geplaatst. Het uitgangspunt is dat kleine, tijdelijke objecten met beperkte impact op de leefomgeving vergunningsvrij zijn. Er gelden drie duidelijke voorwaarden: – de oppervlakte per object is minder dan 50 vierkante meter; – de hoogte bedraagt niet meer dan 5 meter (verticaal gemeten vanaf het maaiveld waarop het object wordt geplaatst tot het hoogste punt van het object); – er worden maximaal vier objecten per evenement geplaatst. Indien één of meer van deze criteria wordt overschreden, kunnen er risico’s ontstaan met betrekking tot de veiligheid van het publiek, de ruimtelijke impact en de doorstroming van het verkeer. Daarom is in die gevallen voorafgaand aan het evenement een geldige melding vereist of moet een vergunning zijn verleend, afhankelijk van de aard en omvang van de plaatsing.
Opmerking over formulering:
De gekozen formulering wijkt grammaticaal enigszins af van de hoofdzin van het artikel (“is toegestaan als:”), omdat binnen sub c een zelfstandige normatieve zin is opgenomen. Deze constructie is bewust gekozen om de juridische inhoud volledig, helder en eenduidig te kunnen weergeven. In een volgende actualisatie van de verordening kan worden bezien of een grammaticale optimalisatie mogelijk is, mits dit de rechtszekerheid niet aantast.
Artikel 5.6.3.1 tweede, vierde en vijfde lid ( Omgevings )vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg
Lid 2: De verwijzing naar “bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan” is vervangen door een verwijzing naar het omgevingsplan Dijk en Waard, dan wel diens rechtsopvolger. Deze terminologische aanpassing is nodig vanwege de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024.
Lid 4: De verwijzing naar de “waterschapskeur” is vervangen door “Waterschapsverordening”. Keuren zijn onder de Omgevingswet vervallen en opgegaan in integrale waterschapsverordeningen die onder het nieuwe stelsel opereren. Daarnaast is de verouderde verwijzing naar de “Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Langedijk 2014” geactualiseerd naar de “Algemene verordening ondergrondse infrastructuren Dijk en Waard 2022”, in lijn met de gemeentelijke herindeling en vastgestelde vervangingsverordening.
Vervallen lid 5: Het vijfde lid, dat verwees naar paragraaf 4.1.3.3 Awb (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen), is vervallen. Deze regeling is onder de Omgevingswet niet van toepassing op omgevingsvergunningen. Er geldt dus geen vergunning van rechtswege als het bevoegd gezag niet tijdig beslist. Verwijzing naar deze bepaling is dan ook juridisch onjuist geworden en is daarom geschrapt.
Artikel 5.6.4.1, eerste en derde lid Ligplaats vaartuigen
Lid 1: In het eerste lid is een verwijzing opgenomen naar het Algemeen Aanwijzingsbesluit en Nadere regels Verordening fysieke leefomgeving Dijk en Waard 2023, dan wel diens rechtsopvolger. Hiermee wordt duidelijk gemaakt dat het college formeel bevoegd is om bepaalde gedeelten van openbaar water aan te wijzen waarop het verbod op het innemen van een ligplaats van toepassing is. De verwijzing is dynamisch geformuleerd om ook toepassing onder toekomstige besluiten en versies mogelijk te maken.
Lid 3: De verwijzingen in het derde lid zijn geactualiseerd in verband met de inwerkingtreding van de Omgevingswet. De Waterwet is volledig opgegaan in de Omgevingswet en is daarom als zodanig vervangen. Voor de Woningwet en de Wet milieubeheer is een overgangsformulering toegevoegd ("zoals die wet luidde direct voorafgaand aan de inwerkingtreding van de Omgevingswet") om toepassing van het overgangsrecht mogelijk te maken en rechtszekerheid te behouden in gevallen waarin oudere regelgeving nog van belang is. Ten slotte is de verouderde verwijzing naar de provinciale waterverordening vervangen door een verwijzing naar de Waterschapsverordening van Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK).
Artikel 5.7.2.1 eerste en derde lid Recreatief nachtverblijf buiten kampeerterreinen
Lid 1: De verwijzing naar “bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan” is vervangen door “het omgevingsplan Dijk en Waard, dan wel diens rechtsopvolger”, in overeenstemming met de systematiek van de Omgevingswet. Door deze formulering wordt ook rekening gehouden met toekomstige wijzigingen in het planologisch instrumentarium.
Lid 3: De verwijzing naar “artikel 4.2.7.2” is onjuist en is gecorrigeerd naar “artikel 4.2.6.2”. Dit is het juiste artikel waarin de bevoegdheid voor het college tot aanwijzing van kampeerlocaties is geregeld.
Artikel 6.2.1 tweede lid Voorzieningen voor verkeer en verlichting
Lid 2: In dit lid is de verwijzing naar de Waterstaatswet 1900 geschrapt. Deze wet is al per 1 januari 2008 vervallen en haar bepalingen zijn sindsdien overgenomen in de Waterwet en later de Omgevingswet. Per 1 januari 2024 is ook het laatste resterende overgangsrecht met betrekking tot de Waterstaatswet 1900 vervallen, zodat een verwijzing hiernaar niet langer juridisch houdbaar is. Er bestaat ook geen specifieke opvolgende bepaling onder de Omgevingswet die in dit verband een gelijkluidende uitsluitingsgrond biedt.
De Onteigeningswet en de Belemmeringenwet Privaatrecht blijven gehandhaafd in dit lid, omdat deze wetten nog van kracht zijn en situaties kunnen omvatten waarin de in lid 1 bedoelde verplichting tot gedogen van voorzieningen niet van toepassing mag zijn.
Artikel 9.1, vijfde lid (Strafbepaling voor overtredingen milieuregels buiten inrichtingen en afvalstoffen)
In dit artikel is een vijfde lid toegevoegd. Dit nieuwe lid regelt dat, in afwijking van het eerste lid, artikel 1a, onderdeel 3°, van de Wet op de economische delicten (WED) van toepassing is op overtreding van diverse gemeentelijke milieuregels. Het betreft hier onder meer artikel 5.4.3.4 (geluidhinder buiten inrichtingen), artikel 5.5.1.2 (onjuist aanbieden van afvalstoffen) en de artikelen 5.5.1.1 tot en met 5.5.1.5 en 5.5.2.1 (verschillende regels inzake opslag en afvalstoffen). Deze bepalingen zijn afkomstig uit de gemeentelijke milieuregelgeving. Voor deze categorie van regels is toepassing van artikel 1a, onderdeel 3°, van de WED verplicht om strafrechtelijke handhaving en correcte registratie binnen het Justitieel Documentatiesysteem (Justid) mogelijk te maken.
Artikel 5.5.1.2 was eerder opgenomen in de opsomming van artikel 9.1, tweede lid. Omdat dat lid echter een generieke toepassing van artikel 1a WED bevat (zonder onderdeeltoewijzing), is artikel 5.5.1.2 daaruit verwijderd en ondergebracht in lid 5. Artikel 5.4.3.4 was voorheen nog niet opgenomen in artikel 9.1 en is nu nieuw toegevoegd. Daarmee is een sluitende en juiste strafbaarstelling voor dit artikel gerealiseerd. De overige bepalingen die eerder met een "tot en met"-constructie in lid 2 waren opgenomen (artikelen 5.5.1.1 tot en met 5.5.1.5 en 5.5.2.1) zijn eveneens verplaatst naar lid 5 en daar volledig uitgeschreven. Deze aanpassing verhoogt de juridische precisie, voorkomt verwarring over de reikwijdte en sluit beter aan bij de systematiek van de WED en Justid. Lid 2 is als gevolg hiervan herzien en beperkt tot procedurele bepalingen (onder andere aanvraagvereisten), waarvoor een algemene strafbaarstelling op grond van artikel 1a WED, zonder verwijzing naar onderdeel 3°, volstaat.
Door een aanvullend vijfde lid op te nemen, blijft de bestaande structuur van het artikel behouden. Dit voorkomt dat het strafregime voor andere bepalingen wijzigt en maakt een correcte en Justid-conforme strafbaarstelling van de milieuregels mogelijk.
Deze strafbaarstelling is als tijdelijke voorziening bedoeld in de overgangsperiode naar het gemeentelijk Omgevingsplan. Zodra de betrokken bepalingen daarin zijn opgenomen, vervalt de noodzaak voor strafbepalingen in het omgevingsplan.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl