Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741822
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741822/1
Verordening jeugdhulp 1 juli 2025 gemeente Koggenland
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 09-07-2025
Intitulé
Verordening jeugdhulp 1 juli 2025 gemeente KoggenlandHoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. In deze verordening wordt onderscheid gemaakt tussen de volgende soorten voorzieningen:
- •
algemene voorziening: voorziening die rechtstreeks toegankelijk is zonder toegangsbeoordeling of op basis van een beperkte toegangsbeoordeling;
- •
voorliggende voorziening; een adequate en toereikende voorziening die op basis van een andere wet voorliggend is op de inzet van een voorziening op basis van de Jeugdwet. Dit zijn voorzieningen waar eerst aanspraak op moet worden gemaakt.
- •
individuele voorziening: op de jeugdige en/of zijn ouders toegesneden voorziening op grond van de Jeugdwet die door het college in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget wordt verstrekt op basis van een besluit.
- •
-
2. In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verder verstaan onder:
aanvraag: een verzoek van een jeugdige en/of zijn ouders aan het college om te besluiten op een hulpvraag door middel van een ondertekend aanvraagformulier;
aanvraagformulier: het formulier waarin is opgenomen wat de hulpvraag van de jeugdige en/of ouders is en welke resultaten de jeugdige en/of ouders zij wenst te behalen;
arrangement: een combinatie van een ondersteuningsprofiel en intensiteit. Het arrangement is daarmee gekoppeld aan een bepaalde zwaarte van hulp/ondersteuning;
boven gebruikelijke hulp: hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt;
budgethouder: de persoon die een individuele voorziening in de vorm van een pgb ontvangt waarmee hij zelf de hulp inkoopt bij een jeugdhulpaanbieder;
college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Koggenland;
doel: een concrete actie hoe het resultaat behaald kan worden. Doelen worden opgesteld om toe te werken naar dat gewenste resultaat;
eigen kracht: het vermogen van een jeugdige en/of ouders om zelf een oplossing te vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen;
familiegroepsplan: hulpverleningsplan of plan van aanpak opgesteld door de ouders, samen met bloedverwanten, aanverwanten of anderen die tot de sociale omgeving van de jeugdige behoren;
formele hulp: ondersteuning door een professionele zorgverlener in uitoefening van een bedrijf;
gebruikelijke hulp: hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders;
gemachtigde: een vertegenwoordiger die wordt aangesteld door de jeugdige of ouders en die namens de jeugdige of ouders zaken regelt. De gemachtigde wordt vastgelegd in de gemeentelijke systemen;
hoogspecialistische jeugdhulp: individuele voorzieningen zoals bedoeld in artikel 1.1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een zeer intensieve aanpak en/of specifieke - vaak multidisciplinaire - expertise vragen;
hulpvraag: behoefte van een jeugdige of ouder(s) aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen;
informele hulp: ondersteuning door een persoon die tot het sociale netwerk van de aanvrager behoort;
intensiteit: de mate van ondersteuningsbehoefte en benodigde inzet die nodig is om het gewenste resultaat te bereiken. De intensiteiten zijn gekoppeld aan de ondersteuningsprofielen;
jeugdige: de jeugdige en/of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger;
nadere regels: algemeen verbinden voorschriften ter uitwerking van onderdelen van de verordening;
onafhankelijke clientondersteuning: onafhankelijke ondersteuning met informatie en advies die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie en het verkrijgen van een zo integraal mogelijke dienstverlening op het gebied van maatschappelijke ondersteuning, preventieve zorg, zorg, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen;
ondersteuningsprofiel: de aard van de ondersteuningsbehoefte van de jeugdige en/of ouders;
persoonsgebonden budget (pgb): het persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 8.1.1 van de wet, zijnde een door het college verstrekt budget aan een jeugdige of ouder, dat hem in staat stelt de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort van derden te betrekken;
perspectiefplan: een plan waarin de ondersteuningsbehoefte van de inwoner, jeugdige of gezin is vastgelegd samen met de gewenste resultaten en hoe deze te bereiken. Hierin wordt op verschillende leefgebieden de situatie in kaart gebracht om een effectieve ondersteuning voor de jeugdige of het gezin mogelijk te maken;
resultaat: de uitkomst van de ingezette hulp/ondersteuning welke staat omschreven in het perspectiefplan;
sociaal netwerk: omvat de groep van personen en instellingen die invloed hebben op het welzijn en de ontwikkeling van de jeugdige. Dit netwerk bestaat in ieder geval uit:
- -
de ouders of verzorgers van de jeugdige, tenzij anders bepaald;
- -
andere familieleden van de jeugdige, zoals broers, zussen, grootouders, en andere naaste verwanten;
- -
vrienden en leeftijdsgenoten van de jeugdige;
- -
ondersteunende personen zoals mentoren, begeleiders, leraren, en andere vertrouwenspersonen;
- -
instellingen of organisaties die een rol spelen in het leven van de jeugdige, zoals scholen, jeugdzorginstellingen, en buurt- of welzijnsorganisaties.
- -
-
specialistische jeugdhulp: individuele voorziening zoals bedoeld in artikel 1.1 onder c zijnde voorzieningen voor jeugdhulp die een intensieve aanpak en/of hoge dan wel specifieke expertise vragen;
vertegenwoordiger: een door de rechter aangewezen wettelijk natuurlijk persoon (curator, bewindvoerder, mentor, voogd);
wet: de Jeugdwet;
Zorgteam Koggenland: de voorziening die de gemeente heeft ingericht om hulp/ondersteuning te bieden aan jeugdige of gezin en tevens de lokale toegang tot (hoog)specialistische jeugdhulp en jeugdhulp met verblijf. De focus van het Zorgteam Koggenland ligt op het versterken van de eigen regie/kracht van de jeugdige/gezin en het vergroten van zelfredzaamheid.
-
3. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet en de Algemene wet bestuursrecht.
Hoofdstuk 2 Algemene voorzieningen
Artikel 2.1 Lokale algemene voorzieningen
-
1. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een algemene voorziening. Een algemene voorziening voor jeugdhulp is vrij toegankelijk. De jeugdige kan vrij gebruik maken van de jeugdhulp en een besluit van het college is niet nodig.
-
2. Onder algemene voorziening wordt alle dienstverlening (eerstelijns) verstaan die door het Zorgteam Koggenland kan worden geleverd. Hieronder valt in ieder geval de beschikbaarheid van:
- ○
Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei- en opvoedvragen;
- ○
Lichte pedagogische hulpverlening;
- ○
Casemanagement: het coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan de jongere en/of zijn ouders, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn;
- ○
Geven van advies en ondersteuning aan ouders/verzorgers en jeugdigen rondom de opvoeding en sociaal-emotionele ontwikkeling van de jeugdigen door middel van gesprekken;
- ○
Online hulpverlening;
- ○
Versterking van de vrijwillige inzet en informele netwerken; hieronder valt bijvoorbeeld onafhankelijke clientondersteuning;
- ○
Jongerencoaching en jongerenwerk.
- ○
-
3. Het college kan nadere regels vaststellen over welke algemene voorzieningen beschikbaar zijn.
Artikel 2.2. Veilig Thuis
Daarnaast is er nog een voorziening die voor alle burgers vrij toegankelijk is, te weten Veilig Thuis. Veilig Thuis is het meldpunt waar iedereen (zowel inwoners als professionals) terecht kan voor het melden van zorgen over kinderen en/of hun ouders bij vermoedens van kindermishandeling of andere vormen van huiselijk geweld. Eén ieder kan hier ook terecht voor het inwinnen van advies. Veilig Thuis heeft de volgende wettelijke taken (art. 4.1.1. van de wet maatschappelijke ondersteuning):
- ○
Het geven van advies en zo nodig het bieden van ondersteuning aan ieder die in verband met een vermoeden van huiselijk geweld of kindermishandeling om dit advies vraagt;
- ○
Het fungeren als meldpunt voor gevallen of vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling;
- ○
Het naar aanleiding van een melding onderzoeken of daadwerkelijk sprake is van huiselijk geweld of kindermishandeling;
- ○
Het beoordelen van de vraag of - en zo ja tot welke stappen de melding aanleiding geeft;
- ○
Het in kennis stellen van een instantie die passende professionele hulp kan verlenen, van de melding, indien het belang van de betrokkene of de ernst van de situatie daartoe aanleiding geeft;
- ○
Het in kennis stellen van de politie of de raad voor de kinderbescherming van een melding van (een vermoeden van) huiselijk geweld of kindermishandeling indien het belang van de betrokkene of de ernst van het feit daar aanleiding toe geeft;
- ○
Indien Veilig Thuis een verzoek tot onderzoek doet bij de raad voor de kinderbescherming, het in kennis stellen van het college;
- ○
Het op de hoogte stellen van de melder van de stappen die naar aanleiding van zijn melding zijn ondernomen.
Hoofdstuk 3 Soorten individuele voorzieningen
Het college draagt, in aanvulling op de algemene voorzieningen, zorg voor de beschikbaarheid van individuele voorzieningen en componenten die onderdeel kunnen zijn van een individuele voorziening. Een individuele voorziening is een jeugdhulpvoorziening die door het college wordt verstrekt op basis van een besluit in de vorm van een beschikking. Een individuele voorziening kan worden verstrekt in natura of in de vorm van een persoonsgebonden budget. Voorbeelden van individuele voorzieningen worden in de artikelen 3.1 t/m 3.6 uitgewerkt. De overige artikelen beschrijven componenten.
Artikel 3.1 Specialistische jeugdhulp
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van specialistische jeugdhulp.
-
2. Specialistische jeugdhulp betreft doorgaans enkelvoudige hulpvragen, waarbij de benodigde inzet op basis van de voorinformatie en probleemformulering voorspelbaar is. Het verloop van het traject is daarmee planbaar. Er is sprake van een beperkt aantal contactmomenten of beperkte hoeveelheid tijd per maand aan inzet die nodig is vanuit de jeugdhulpaanbieder. Er is doorgaans inzet van één jeugdhulpaanbieder nodig.
De jeugdhulpaanbieder houdt oog voor het gehele gezin en eventuele overstijgende zorgvragen voor gezinsleden.
-
3. De volgende zorgvormen zijn beschikbaar voor specialistische jeugdhulp:
- a.
Diagnostiek en behandeling generalistische basis GGZ (geestelijke gezondheidszorg);
- b.
(Intensieve) ambulante begeleiding;
- c.
Dagbesteding;
- d.
Respijtzorg
- a.
Artikel 3.2 Hoog specialistische jeugdhulp
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van hoog specialistische jeugdhulp.
-
2. Hoog specialistische jeugdhulp betreft meervoudige, urgente en/of zeer specifieke hulpvragen. Kenmerkend is dat de zorg vaak onvoorspelbaar is en dat er op meerdere levensdomeinen hulpvragen spelen. Om de juiste zorg te bieden is een integrale samenwerking, ketenbreed, noodzakelijk.
-
3. De volgende zorgvormen zijn beschikbaar voor hoog specialistische jeugdhulp:
- a.
Diagnostiek en behandeling specialistische GGZ;
- b.
Intensieve ambulante begeleiding;
- c.
Dagbesteding/ dagbehandeling;
- d.
Ambulante crisishulp;
- e.
Forensische jeugdhulp
- a.
Artikel 3.3 Jeugdhulp met verblijf
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van jeugdhulp met verblijf.
-
2. Jeugdhulp met verblijf is niet vrij toegankelijke 24-uurs ondersteuning met een (hoog) specialistisch karakter voor jeugdigen die (tijdelijk) niet meer thuis kunnen wonen en die een veilige en geborgen plaats nodig hebben, al dan niet in combinatie met begeleiding en/of behandeling.
-
3. Jeugdhulp met verblijf bestaat uit de volgende vijf zorgvormen:
- a.
Pleegzorg
- b.
Gezinshuizen
- c.
Verblijf zonder behandeling
- d.
Verblijf met behandeling
- e.
Kortdurend verblijf (logeren en crisisverblijf)
- a.
-
4. De inzet van verblijf is gericht op het zoveel mogelijk behouden of herstellen van een thuisnabije situatie en dit kent de volgende uitgangspunten:
- a.
Verblijf in een pleeggezin is voorliggend op de andere verblijfsvormen.
- b.
Verblijf zo veel mogelijk in de eigen omgeving is voorliggend.
- c.
Wanneer een pleeggezin niet (langer) passend is, is een gezinsgerichte verblijfssetting, zoals een gezinshuis, voorliggend.
- d.
Op het moment dat ook deze verblijfsvorm niet passend is, kan er gekeken worden naar verblijf zonder behandeling of verblijf met behandeling.
- e.
Voor alle jeugdigen in verblijf is het streven dat zij kunnen terugkeren naar het eigen gezin, netwerk of uitstromen richting zelfstandig wonen.
- a.
Artikel 3.4 JeugdzorgPlus
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van JeugdzorgPlus.
-
2. JeugdzorgPlus betreft een vorm van hulp die geboden wordt aan jeugdigen die niet bereikbaar zijn voor lichtere vormen van jeugdhulp of die zonder behandeling een gevaar vormen voor zichzelf of hun omgeving. JeugdzorgPlus omvat een plaatsing in een gesloten voorziening. De hulp heeft als doel om jeugdigen met ernstige gedragsproblematiek te behandelen en perspectief te bieden op een toekomst waarin zij verantwoord mee kunnen doen in de maatschappij.
-
3. Een machtiging tot plaatsing in een JeugdzorgPlus locatie kan slechts worden verleend indien naar het oordeel van de kinderrechter:
- a.
jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van de jeugdige naar volwassenheid ernstig belemmeren, en
- b.
de opneming en het verblijf noodzakelijk zijn om te voorkomen dat de jeugdige zich aan deze jeugdhulp onttrekt of daaraan door anderen wordt onttrokken.
- c.
er geen minder ingrijpende mogelijkheden zijn om de opgroei- en opvoedingsproblemen te behandelen.
- a.
Artikel 3.5 Jeugdbescherming
-
1. Het college draagt zorg voor de inzet van jeugdbescherming en jeugdreclassering door gecontracteerde gecertificeerde instellingen.
-
2. Jeugdbescherming wordt uitgevoerd door gecertificeerde instellingen. De gecertificeerde Instellingen kunnen in opdracht van de rechtbank of het openbaar ministerie een kinderbeschermingsmaatregel of reclasseringsmaatregel inzetten.
-
3. Het doel van een jeugdbescherming (opleggen van kinderbeschermingsmaatregel) is het opheffen van een bedreiging voor de veilige ontwikkeling van een jeugdige. Alleen de kinderrechter kan besluiten tot zo'n maatregel, nadat de Raad voor de Kinderbescherming onderzoek heeft gedaan. Zo kan de kinderrechter besluiten dat een jeugdige onder toezicht of voogdij moet worden geplaatst. Is de situatie kritiek, dan kan de rechter een jeugdige onmiddellijk uit huis plaatsen.
-
4. Een andere vorm van gedwongen jeugdbescherming is jeugdreclassering. Daartoe besluit de rechter als hij oordeelt dat jeugdige, na zijn/haar straf, begeleiding nodig heeft bij de terugkeer in de maatschappij.
Artikel 3.6 Ernstige dyslexiezorg
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van dyslexiezorg bij ernstige dyslexie, bestaande uit:
- a.
diagnostiek bij een vermoeden van ernstige dyslexie;
- b.
behandeling van ernstige dyslexie.
- a.
-
2. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de afbakening van de in het eerste lid bedoelde dyslexiezorg en de doelgroep.
Artikel 3.7 Medicatiecontrole
-
1. Het college draagt zorg voor de beschikbaarheid van medicatiecontrole.
-
2. Medicatiecontrole is onderdeel van (hoog)specialistische jeugdhulp, zoals genoemd in artikel 3.1 en artikel 3.2.
-
3. Enkel wanneer de zorg, zoals genoemd in lid 2 van dit artikel, is beëindigd kan medicatiecontrole als afzonderlijke voorziening ingezet worden.
-
4. Medicatiecontrole kan enkel door een daartoe opgeleid medisch specialist, zoals een psychiater of Arts Verstandelijk Gehandicapten, worden uitgevoerd.
Artikel 3.8 Vervoerscomponent
-
1. Er is sprake van vervoer onder de jeugdwet als er vervoerd wordt naar een jeugdhulpinstelling, dan wel vorm van hulp die door de jeugdwet wordt gefinancierd.
-
2. Ouders/verzorgers zijn in beginsel verantwoordelijk voor vervoer. De jeugdhulpaanbieder onderzoekt of de jeugdige/gezin in staat is, al dan niet door het inzetten van het sociaal netwerk, te voorzien in het vervoer van en naar jeugdhulp.
-
3. Indien dit niet het geval is, kan het college besluiten om een vervoersvoorziening toe te kennen. De Jeugdhulpaanbieder is dan verantwoordelijk voor het organiseren van het vervoer.
-
4. Een besluit over vervoervoorzieningen buiten de regio Westfriesland en rolstoelvervoer, waarin ouders en/of netwerk de jeugdige niet zelf kunnen vervoeren, wordt genomen door het college.
-
5. Het college kan nadere regels stellen ten aanzien van de voorwaarden waaronder een vervoersvoorziening kan worden toegekend.
Artikel 3.9 Zak- en kleedgeld regeling
-
1. Voor de bekostiging van zak- en kleedgeld voor pleegzorg hanteert het college de hiervoor opgestelde handreiking, waarbij zak- en kleedgeld al onderdeel uitmaakt van de vastgestelde tarieven voor pleegzorg.
-
2. Jeugdigen die ten minste gedurende een maand in een jeugdhulpvoorziening anders dan pleegzorg verblijven hebben recht op zak- en kleedgeld zoals bedoeld in artikel 5a.1 in de Regeling Jeugdwet.
-
3. Het college stelt een vergoeding beschikbaar aan de jeugdhulpaanbieder ingeval een jeugdige ten minste gedurende een maand voltijds verblijft in een voorziening en diens ouder(s) niet aan deze kosten kunnen voldoen.
-
4. Het college maakt met de jeugdhulpaanbieders afspraken over de voorwaarden waarop deze vergoeding wordt verstrekt.
Hoofdstuk 4 Toegang tot individuele voorzieningen
Artikel 4.1 Toegang jeugdhulp via de gemeente
-
1. Jeugdigen en ouder(s) kunnen met hun hulpvraag terecht bij het college.
-
2. Deze hulpvraag kan bij het college kenbaar worden gemaakt via de website, telefonisch of fysiek.
-
3. Het college bevestigt de ontvangst hiervan schriftelijk of digitaal.
-
4. Het college wijst de inwoner in de ontvangstbevestiging op:
- a.
de vervolgprocedure en de rechten en plichten van de inwoner daarin;
- b.
de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning;
- a.
-
5. Het Zorgteam neemt telefonisch contact op met de jeugdige en/of zijn ouder(s) en doet een vraagverheldering/eerste uitvraag. Op basis hiervan kan verwezen worden naar een voorliggende of andere voorziening.
-
6. Als uit de vraagverheldering/eerste uitvraag blijkt dat een individuele voorziening nodig is, wordt een keukentafelgesprek ingepland.
-
7. Tijdens het keukentafelgesprek wordt besproken welke hulp nodig is middels vraagverheldering. Als iedereen het eens is, wordt het aanvraagformulier ingevuld en ondertekend. Dit formulier is het begin van het onderzoek. Het resultaat van het onderzoek wordt opgeschreven in een plan, het perspectiefplan.
-
8. Een ondertekend aanvraagformulier ingediend bij het college geldt als aanvraag voor een individuele voorziening.
-
9. Er is geen keukentafelgesprek met het Zorgteam nodig in deze situaties:
- a.
Er is een crisis waarin direct (hoog) specialistische jeugdhulp nodig is. Het college zorgt zo snel mogelijk voor een tijdelijke passende (individuele) voorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek en besluit van het college.
- b.
Het Zorgteam besluit, in overleg met de jeugdige en/of zijn ouder(s) af te zien van het gesprek.
- c.
Een huisarts, jeugdarts of medisch specialist verwijst naar specialistische jeugdhulp zoals beschreven staat in artikel 4.2.
- a.
-
10. Als een jeugdige of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger jeugdhulp zelf wenst in te kopen met een pgb, dient hij daartoe een ondertekend aanvraagformulier en een pgb-plan in als bedoeld in artikel 6.1. Dit samen wordt gezien als een aanvraag voor een individuele voorziening.
-
11. Het college neemt het besluit op een aanvraag uiterlijk binnen acht weken na ontvangst en legt dit vast in een beschikking.
Artikel 4.2 Toegang tot jeugdhulp via het medisch domein
-
1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp na verwijzing door de huisarts, medisch specialist of jeugdarts naar een jeugdhulpaanbieder, als en voor zover de jeugdhulpaanbieder van oordeel is dat de inzet van jeugdhulp nodig is. Het college hanteert de volgende voorwaarden:
- a.
Er kan alleen verwezen worden naar een gecontracteerde jeugdhulpaanbieder;
- b.
De jeugdhulpaanbieder houdt zich aan de door de verwijzer genoemde hulpvraag en ondersteuningsbehoefte;
- c.
De jeugdhulpaanbieder moet zich aan de afspraken met de gemeente houden als deze de jeugdhulpvraag na een verwijzing beoordeelt en onderzoekt. Deze afspraken staan in het contract of de subsidie en onderliggende documenten.
- d.
Er is geen sprake van een dubbele inzet van jeugdhulpfinanciering voor eenzelfde hulpvraag binnen de leefgebieden.
- a.
Artikel 4.3 Toegang jeugdhulp via justitieel kader
-
1. Het college zorgt voor de inzet van jeugdhulp die:
- a.
de rechter of de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van een kinderbeschermingsmaatregel.
- b.
de rechter, het openbaar ministerie, de inrichtingsarts of de directeur van de justitiële inrichting nodig acht bij de uitvoering van een strafrechtelijke beslissing.
- c.
de gecertificeerde instelling nodig acht bij de uitvoering van de jeugdreclassering.
- a.
-
2. Voor toegekende voorzieningen via het justitieel kader verstrekt het college geen beschikking.
-
3. Indien de gecertificeerde instelling verwijst naar aanvullende jeugdhulp dient de gecertificeerde instelling een bepaling jeugdhulp in bij de lokale toegang/zorgteam.
In deze bepaling jeugdhulp worden de doelen en resultaten vastgelegd. Over de bepaling vindt afstemming plaats tussen de gecertificeerde instelling en de lokale toegang over de benodigde inzet en bij welke jeugdhulpaanbieder dit gewenst is.
Artikel 4.4 Toegang naar ernstige dyslexiezorg
-
1. De zorg voor kinderen van groep 3 t/m groep 8 van het primair onderwijs, met ernstige dyslexie valt onder de wet.
-
2. De school heeft verwijsrecht naar een jeugdhulpaanbieder op het gebied van ernstige dyslexie.
-
3. Voor dyslexiezorg geldt dat deze alleen toegankelijk is voor de jeugdige als op basis van het landelijke protocol de jeugdige hiervoor in aanmerking komt.
-
4. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de doorverwijzing naar (ernstige) dyslexiezorg.
Hoofdstuk 5 Behandeling van een aanvraag om een individuele voorziening; onderzoek en besluitvorming via de gemeente
Artikel 5.1 Onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren
-
1. Het college voert in samenspraak met de jeugdige en/of zijn ouder(s) zo spoedig mogelijk een onderzoek uit overeenkomstig het tweede tot en met zesde lid. In overleg met het college kunnen de jeugdige en/of zijn ouder(s) de aanvraag/hulpvraag lopende het onderzoek wijzigen.
-
2. Het college wijst voor het onderzoek de jeugdige of zijn ouder(s) op de mogelijkheid om gebruik te maken van onafhankelijke clientondersteuning als bedoeld in artikel 2.2.4, van de wet maatschappelijke ondersteuning 2015.
-
3. Het college wijst voor het onderzoek de jeugdige of zijn ouder(s) op de mogelijkheid zelf een familiegroepsplan op te stellen en te verstrekken. Als de jeugdige of zijn ouder(s) daarom verzoeken, zorgt het college voor ondersteuning bij het opstellen van het familiegroepsplan.
-
4. Het college onderzoekt:
- a.
wat de hulpvraag van de jeugdige of zijn ouder(s) is en wat die hulpvraag heeft doen ontstaan;
- b.
de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de jeugdige en zijn ouder(s), de veiligheid en ontwikkeling van de jeugdige en de gezinssituatie;
- c.
of sprake is van psychische problemen en stoornissen, psychosociale problemen, gedragsproblemen of een verstandelijke beperking van de jeugdige, opvoedingsproblemen van de ouder(s) of adoptiegerelateerde problemen, en zo ja dan onderzoekt het college achtereenvolgens:
- I.
welke problemen of stoornissen dat zijn;
- II.
welke hulp naar aard en omvang nodig is voor de jeugdige om, rekening houdend met zijn leeftijd en ontwikkelingsniveau, gezond en veilig op te groeien, te groeien naar zelfstandigheid en voldoende zelfredzaam te zijn en maatschappelijk te participeren;
- III.
of en in hoeverre de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de ouder(s) en van het sociale netwerk toereikend zijn om zelf de nodige hulp en ondersteuning te kunnen bieden; en
- IV.
voor zover de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen ontoereikend zijn, de mogelijkheden om met de inzet van een andere voorziening, overige voorziening of individuele voorziening te voorzien in de nodige ondersteuning en hulp;
- I.
- d.
hoe bij de bepaling van de aangewezen vorm van jeugdhulp zo goed mogelijk rekening kan worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouder(s);
- e.
indien van toepassing, hoe de toekenning van een individuele voorziening zo goed mogelijk kan worden afgestemd op andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, werk en inkomen.
- a.
-
5. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) een familiegroepsplan aan het college hebben overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek. Bij het onderzoek wordt ook de jeugdige zoveel mogelijk betrokken en gehoord.
-
6. Bij het onderzoek wordt aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) medegedeeld welke mogelijkheden er bestaan om te kiezen voor de verstrekking van een pgb. De jeugdige en/of zijn ouder(s) wordt in begrijpelijke bewoordingen ingelicht over de gevolgen van die keuze.
Artikel 5.2 Deskundig oordeel, advies en voorbereiding van de besluitvorming
-
1. Het college wint, met in achtneming van artikel 2.1, van het Besluit Jeugdwet, een specifiek deskundig oordeel en advies in, wanneer dit noodzakelijk is voor de beoordeling van de toegang tot jeugdhulp, waaronder bij complexe casuïstiek of wanneer twijfel bestaat over de passendheid van een voorziening.
-
2. Het in het eerste lid bedoelde advies wordt uitgebracht door of onder verantwoordelijkheid van een adviseur die beschikt over een registratie als professional:
- a.
bij de Stichting Kwaliteitsregister Jeugd in het kwaliteitsregister jeugd;
- b.
bij het Nederlands Instituut van Psychologen in het register Kinder- en Jeugdpsychologen; of
- c.
op grond van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg in het BIG-register.
- a.
-
3. Het college treft voorzieningen waarmee is gewaarborgd dat het onderzoek en de voorbereiding van de besluitvorming via de gemeente op zorgvuldige wijze plaatsvindt, in het bijzonder door te voorkomen dat (medewerkers van) de organisatie die de jeugdhulp biedt of mogelijk gaat bieden, ook het advies geeft over het al dan niet toekennen van jeugdhulp of het daarop betrekking hebbende besluit neemt.
Artikel 5.3 Verificatieplicht
-
1. Wanneer de jeugdige voor de eerste maal contact heeft met het lokale team/Zorgteam dient het BSN te worden vastgesteld.
-
2. Deze vaststelling wordt gedaan op basis van de BSN-controle. Het BSN wordt vastgesteld door deze conform artikel 7.2.3. van de Jeugdwet in de Basisregistratie Personen (BRP) te controleren.
Artikel 5.4 Perspectiefplan
-
1. Het college verstrekt aan de jeugdige en/of zijn ouder(s) een schriftelijke weergave van het uitgevoerde onderzoek en het in verband daarmee gevoerde gesprek. Dit wordt vastgelegd in het perspectiefplan. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger worden door hen aan het perspectiefplan toegevoegd.
-
2. In het perspectiefplan worden afspraken opgenomen over het moment en de wijze waarop de resultaten van het perspectiefplan met de jeugdige en/of zijn ouders, het Zorgteam en de jeugdhulpaanbieder worden besproken.
-
3. Als uit het perspectiefplan of de opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige en/of zijn ouder(s) blijkt dat een individuele voorziening gewenst is, wordt het perspectiefplan door de jeugdige of de jeugdige en zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger ondertekend en door deze teruggestuurd.
-
4. Als uit het perspectiefplan blijkt dat de gezamenlijke conclusie is dat de hulpvraag kan worden opgelost met eigen mogelijkheden en het eigen probleemoplossend vermogen, dan wel door gebruik van een andere of overige voorziening, dan wordt het perspectiefplan ondertekend door de jeugdige en/of zijn ouder(s) en door deze teruggestuurd. Hiermee wordt de aanvraag ingetrokken.
-
5. Het ondertekende perspectiefplan, dan wel de inhoud van een gespreksverslag, wordt door het Zorgteam opgeslagen in de eigen administratie.
-
6. Het ondertekende perspectiefplan wordt, voor zover van toepassing voor een effectieve uitvoering van de individuele voorziening, door de jeugdige en/of zijn ouders, of in voorkomende gevallen door het Zorgteam, gedeeld met de betrokken jeugdhulpaanbieder met inachtneming van de geldende privacyregelgeving.
-
7. Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de inhoud van het perspectiefplan en de wijze waarop het gesprek wordt gevoerd zoals bedoeld in dit artikel.
Artikel 5.5 Criteria voor toekenning van een individuele voorziening
-
1. Jeugdigen of ouders komen pas in aanmerking voor een individuele voorziening als zij zelf geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag binnen hun eigen mogelijkheden en probleemoplossend vermogen (eigen kracht). Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
- •
gebruikelijke hulp van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders
- •
boven gebruikelijke hulp van ouders voor zover zij beschikbaar en in staat zijn de noodzakelijke hulp te bieden, dit geen (dreigende) overbelasting oplevert en door het bieden van de boven gebruikelijke hulp geen financiële problemen in het gezin ontstaan
- •
de ondersteuning vanuit het sociale netwerk
- •
het aanspreken van een aanvullende zorgverzekering die is afgesloten
- •
-
2. Als ouders een beroep kunnen doen op het sociale netwerk voor het bieden van ondersteuning bij de benodigde hulp aan de jeugdige wordt van hen verwacht dat ze hier gebruik van maken. De ondersteuning die het sociale netwerk biedt, valt onder de eigen kracht. Het college verstrekt hiervoor geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
-
3. Als de jeugdige en/of de ouders een aanvullende zorgverzekering hebben die de benodigde hulp (deels) vergoedt, wordt van ouders verwacht dat zij deze aanspreken. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp of alleen een aanvullende voorziening voor het gedeelte dat niet wordt vergoed.
-
4. Er wordt geen individuele voorziening verstrekt voor hulp of ondersteuning aan een jeugdige als een andere of overige voorziening de noodzaak kan verminderen of wegnemen als deze:
- a.
daadwerkelijk beschikbaar is; en
- b.
passend en toereikend is voor de hulpvraag.
- a.
-
5. Als een individuele voorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst adequate, tijdig beschikbare voorziening.
-
6. Een individuele voorziening jeugdhulp wordt toegekend als de inzet van de voorziening doeltreffend geacht kan worden. De doeltreffendheid beoordeelt het college door vast te stellen of de individuele voorziening wezenlijk bijdraagt aan het oplossen van de hulpvraag en waar beschikbaar er wordt gewerkt met een bewezen effectieve interventie en nooit met een bewezen niet effectieve interventie.
-
7. Er is sprake van bewezen effectieve voorzieningen als de effectiviteit is vastgesteld in wetenschappelijk onderzoek en de interventie(s) zijn opgenomen als zijnde ‘erkend’ in:
- a.
de Databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugdinstituut;
- b.
de zorgstandaarden van de GGZ Standaarden;
- c.
de databank voor interventies gericht op jeugdigen met een beperking (databank interventies gehandicaptenzorg);
- a.
-
8. Het college verleent geen individuele voorziening als het hulpverleningstraject waarvoor de jeugdige en/of de ouders die voorziening vragen op het moment van aanvraag al is afgerond.
-
9. Indien de aanvraag betrekking heeft op kosten voor jeugdhulp die de jeugdige of zijn ouder voorafgaand aan de aanvraag al heeft gemaakt, kan het college hier slechts een voorziening voor verstrekken:
- a.
op het moment van de aanvraag nog steeds sprake is van opgroei- of opvoedingsproblemen, psychische problemen of stoornissen waarvoor de hulp is ingezet en;
- b.
voor zover het college achteraf nog kan beoordelen of sprake was van een noodzakelijke en goedkoopst passende voorziening
- a.
-
10. De voorziening als bedoeld in het negende lid kan slechts betrekking hebben op gemaakte kosten over een periode van maximaal drie maanden vóór de aanvraag.
-
11. Het college kan nadere regels stellen ter verdere uitwerking van de criteria, zoals genoemd in dit artikel.
Artikel 5.6 Gebruikelijke hulp
-
1. Gebruikelijke hulp is hulp die naar algemeen aanvaarde opvattingen in redelijkheid mag worden verwacht van ouders en/of andere verzorgers of opvoeders. Zij zijn namelijk verplicht de tot hun gezin behorende minderjarige jeugdigen te verzorgen, op te voeden, te begeleiden en toezicht op hen te houden. Dit geldt ook als de jeugdige een ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek heeft. Bij uitval van 1 van de ouders neemt de andere ouder de gebruikelijke hulp over. Dit geldt ook bij gescheiden ouders. Er wordt dan ook rekening gehouden met de gebruikelijke hulp van de ouder waar de jeugdige niet woont.
-
2. Om vast te stellen of sprake is van gebruikelijke hulp beoordeelt het college of de benodigde hulp uitgaat boven de hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder ziekte, aandoening, beperking of andere problematiek nodig heeft. Het college houdt hierbij rekening met de volgende factoren:
- •
de leeftijd van de jeugdige
- •
de mate van zorg bij activiteiten en handelingen, de mate van toezicht en de mate van begeleiding/stimulans die een jeugdige van die leeftijd nodig heeft
- •
de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige
- •
de mate van planbaarheid van de hulp
- •
de behoeften en mogelijkheden van de jeugdige
- •
-
3. Als er sprake is van gebruikelijke hulp verstrekt het college geen individuele voorziening tot jeugdhulp. Hierop kan (tijdelijk) een uitzondering worden gemaakt als de ouders door (dreigende) overbelasting de gebruikelijke hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
-
4. Het college kan nadere regels opstellen ter verdere uitwerking van de factoren zoals in het tweede lid.
Artikel 5.7 Boven gebruikelijke hulp
-
1. Gaat het om hulp die de gebruikelijke hulp overstijgt, zijn de ouders in eerste instantie nog steeds verantwoordelijk voor het bieden van deze boven gebruikelijke hulp. Het college beoordeelt dan of van ouders verwacht mag worden dat ze deze hulp bieden, zoals in lid 2 van art. 5.6. staat weergegeven. Het college maakt hierbij onderscheid tussen kortdurende en langdurende situaties:
- ○
Kortdurend: er is uitzicht op herstel van de problematiek en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige. Het gaat hierbij over een aaneengesloten éénmalige periode van maximaal drie maanden in één kalenderjaar.
- ○
Langdurend: het gaat om chronische situaties waarbij naar verwachting de jeugdhulp langer dan drie maanden nodig is of voor meerdere periodes van drie maanden in één kalenderjaar.
- ○
-
2. Het college verwacht van ouders dat zij in kortdurende situaties de boven gebruikelijke hulp bieden, tenzij dit gelet op de aard van de hulp niet kan worden verwacht of de ouders door (dreigende) overbelasting de hulp niet kunnen bieden. Er moet dan wel een verband zijn tussen de (dreigende) overbelasting en de hulp aan de jeugdige.
-
3. Bij de beoordeling in langdurige situaties houdt het college rekening met de volgende factoren:
- ○
de aard en de duur van de hulp en de benodigde ondersteuningsintensiteit van de jeugdige
- ○
de mate van planbaarheid van de hulp
- ○
het lichamelijk en geestelijk welzijn van de ouders
- ○
de manier van omgaan van ouders met de problemen van de jeugdige
- ○
vaardigheden van de ouders om zelf hulp te bieden
- ○
of er sprake is van problematiek bij de ouders
- ○
welke verplichtingen de ouders hebben
- ○
het belang van ouders om een inkomen uit arbeid te krijgen en het eventueel ontstaan van financiële problemen
- ○
de woonsituatie
- ○
de samenstelling van het gezin en de relatie tussen de gezinsleden
- ○
de mogelijkheden en de bereidheid van het sociaal netwerk om de jeugdige en/of zijn ouders te ondersteunen
- ○
overige individuele omstandigheden die door jeugdige en/of ouders worden ingebracht
- ○
-
4. Als bovengenoemde factoren niet leiden tot problemen bij het kunnen verlenen van de hulp door de ouders, bij de beschikbaarheid van de ouders voor het verlenen van de hulp, bij de belasting van de ouders en bij de financiële situatie van de ouders wordt van hen verwacht dat zij de boven gebruikelijke hulp (eventueel deels) verlenen. Het college verstrekt dan geen individuele voorziening tot jeugdhulp.
Artikel 5.8 (Dreigende) overbelasting
Bij (dreigende) overbelasting geldt het volgende:
- •
Er moet een verband zijn tussen de overbelasting en de zorg aan de jeugdige.
- •
Als de overbelasting ziet op spanningen door het werk of door andere factoren buiten de zorg van de jeugdige om, moet de ouder eerst een oplossing zoeken in de oorzaak van die spanningen.
- •
Bij een aanvraag voor een individuele voorziening tot jeugdhulp bekijkt het college wat wordt gedaan om die spanningen te verminderen.
- •
Als de (dreigende) overbelasting kan worden verminderd door het herinrichten van het werk of andere sociale/maatschappelijke activiteiten wordt dit eerst van de ouder verwacht.
- •
Het verlenen van hulp aan je kind gaat voor op sociale/maatschappelijke activiteiten.
- •
Een pgb voor het verlenen van hulp aan een jeugdige door een ouder wordt beëindigd als er sprake is van (dreigende) overbelasting. Een andere zorgverlener moet het verlenen van hulp overnemen om de overbelasting te stoppen.
Artikel 5.9 Uitsluiting zorgvormen/ Reikwijdte van de Jeugdwet
-
1. De volgende zorgvormen en interventies worden uitgesloten van vergoeding vanuit de Jeugdwet. Uitgangspunt hierbij is nee, tenzij. Hierbij blijft de inzet afhankelijk van de hulpvraag, aard van de problematiek en benodigde inzet.
-
2. Onderstaande zorgvormen kunnen slechts worden ingezet wanneer de regiebehandelaar (of behandelaar van een jeugdhulpaanbieder of het Zorgteam/lokale toegang) het in het belang van de jeugdige acht als noodzakelijk onderdeel van de totale hulp/ondersteuning. Onderstaande zorgvormen mogen niet op zichzelf staand worden ingezet.
Zorgvorm/ondersteuningsvorm
Therapie/ coaching met dieren, waaronder:
- •
Paarden coaching/ paardentherapie (CREF-Methode)
- •
Honden coaching/ hondentherapie
- •
Dolfijntherapie
Vaktherapie:
Beeldende -, Dans -, Drama – en Muziektherapie, Psychomotorische kindertherapie en speltherapie.
Overige vormen van coaching:
- •
Gezinscoaching
- •
kindercoaching
- •
Slaapcoaching
Energetisch/ holistische therapie of coaching
Hulphond voor jongeren met ernstige en complexe problematiek
Preventieve interventies, waaronder
- •
Slaaptraining
- •
-
3. Bovenstaande betreft een niet limitatieve lijst van zorgvormen. Wijzigingen in wetgeving, onderzoeken en ontwikkelingen/ innovaties zijn van invloed op deze lijst.
Artikel 5.10 Kinderopvang en buitenschoolse opvang
-
1. Reguliere kinderopvang en reguliere buitenschoolse opvang is geen vorm van jeugdhulp.
-
2. In uitzonderlijke situaties als een kind extra begeleiding of specialistische begeleiding nodig heeft vanwege opgroei-, opvoedings- en psychische problemen en stoornissen, die niet door medewerkers van de opvang kan worden geboden en niet van ouder(s) kan worden verwacht, kan vanuit de wet in het kader van de kinderopvang en buitenschoolse opvang begeleiding worden ingezet.
Artikel 5.11 Inhoud beschikking individuele jeugdhulpvoorziening
-
1. In de beschikking tot verstrekking van een individuele voorziening wordt in ieder geval aangegeven of de voorziening in natura of in de vorm van een pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.
-
2. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
wat de te verstrekken voorziening is en wat de omvang en het beoogde resultaat daarvan zijn;
- b.
wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;
- c.
wat de motivering is van de beslissing; en
- d.
indien van toepassing, welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.
- a.
-
3. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:
- a.
voor welk resultaat het pgb moet worden aangewend;
- b.
welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;
- c.
wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;
- d.
wat de motivering is van de beslissing;
- e.
welke voorwaarden aan het pgb verbonden zijn;
- f.
wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld; en
- g.
de wijze van verantwoording van de besteding van het pgb.
- a.
-
4. Het ondertekende perspectiefplan, bedoeld in artikel 5.4 , maakt in zijn geheel deel uit van de beschikking.
-
5. Wijzigingen in de persoonlijke situatie waarvan jeugdige of zijn ouder(s) zich redelijkerwijs bewust moeten zijn dat deze van invloed kunnen zijn op de beoordeling van de ondersteuningsbehoefte moeten zo spoedig mogelijk, uiterlijk binnen twee weken, bij het Zorgteam worden doorgegeven.
Hoofdstuk 6. Aanvullende regels voor een individuele jeugdhulpvoorziening in de vorm van een pgb
Artikel 6.1 Pgb-plan
-
1. Als een jeugdige of zijn ouder(s) in aanmerking komen voor een individuele voorziening, maar de jeugdhulp zelf wensen in te kopen door middel van een pgb, dienen de jeugdige of zijn ouder(s) dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger daartoe een pgb-plan in volgens een door het college ter beschikking gesteld format.
-
2. In het pgb-plan is opgenomen:
- a.
de motivatie waarom het natura-aanbod van de gemeente volgens de jeugdige of zijn ouder(s) niet passend is en een pgb gewenst is;
- b.
welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouder(s) willen inkopen met een pgb, wat het beoogde resultaat is en wanneer en hoe wordt geëvalueerd;
- c.
de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de jeugdhulp georganiseerd wordt;
- d.
op welke wijze de kwaliteit van de in te kopen jeugdhulp is gewaarborgd;
- e.
de kosten van de uitvoering, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief;
- f.
indien van toepassing, welke jeugdhulp de jeugdige of zijn ouder(s) willen betrekken van een persoon die behoort tot het sociale netwerk;
- g.
de motivatie waaruit blijkt dat de budgethouder of -beheerder in staat is de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, met inachtneming van de criteria genoemd in artikel 6.3.
- a.
Artikel 6.2 Verstrekken van een pgb
-
1. Het college verstrekt een pgb als:
- a.
de jeugdige of zijn ouder(s) zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een door het college gecontracteerde aanbieder, niet passend achten;
- b.
uit de beoordeling van de pgb-vaardigheid met inachtneming van artikel 8 van de wet blijkt dat de budgethouder of, indien van toepassing, de budgetbeheerder in staat is uitvoering te geven aan de eisen die het beheer van een pgb met zich meebrengt; en
- c.
naar het oordeel van het college met inachtneming van artikel 6.5 is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige of zijn ouder(s) van het budget willen betrekken, van goede kwaliteit is en in voldoende mate zal bijdragen aan het bereiken van het in het pgb-plan opgenomen beoogde resultaat.
- a.
-
2. Het college verstrekt geen pgb als er twijfels zijn over de integriteit van de voorgenomen uitvoerder van de jeugdhulp, wat zich in ieder geval voordoet indien de voorgenomen uitvoerder van de jeugdhulp in de vier jaar voorafgaande aan de aanvraag:
- a.
fraude, in de zin van opzettelijke misleiding om financieel voordeel te verkrijgen, heeft gepleegd;
- b.
betrokken is geweest bij strafbare feiten of overtredingen heeft begaan die de veiligheid en de kwaliteit van de hulp in gevaar brengen;
- c.
veroordeeld is wegens het plegen van strafbare feiten tot een gevangenisstraf;
- d.
op basis van een Bibob-toets door het college is geweigerd als zorgaanbieder;
- a.
-
3. Onverminderd artikel 8.1.1 van de wet verstrekt het college geen pgb met terugwerkende kracht toe, langer dan het moment van de aanvraag.
-
4. Het college kent geen pgb toe als:
- a.
Voorafgaand aan de datum van het onderzoek, toepassing is gegeven aan artikel 8.1.4, lid 1 sub a en lid 3 van de wet;
- b.
er sprake is van ondersteuning in een spoedeisende situatie;
- c.
voor zover het persoonsgebonden budget is bestemd voor besteding in het buitenland, tenzij hiervoor expliciet toestemming is gegeven door het college;
- d.
als de cliënt (en diens eventuele vertegenwoordiger) niet voldoende pgb vaardig is, zoals opgenomen in artikel 8 van de wet;
- e.
de kwaliteit van de ondersteuning onvoldoende is geborgd;
- f.
de zorg die aangevraagd wordt, valt onder gebruikelijke hulp;
- g.
behandeling geboden wordt door een ouder of personen waarbij sprake is van een persoonlijke band die de belangen mogelijk in de weg staat;
- h.
de zorg welke geboden wordt tot (dreigende) overbelasting leidt van de persoon uit het sociaal netwerk.
- a.
-
5. De volgende kosten zijn uitgesloten van vergoeding vanuit een pgb:
- a.
kosten voor bemiddeling;
- b.
kosten voor tussenpersonen of belangenbehartigers;
- c.
kosten voor het voeren van een pgb-administratie;
- d.
kosten voor ondersteuning bij het aanvragen en beheren van een pgb;
- e.
kosten voor vervoer als de jeugdige op grond van artikel 3.8 naar het oordeel van het college niet in aanmerking komt voor een vervoersvoorziening;
- f.
kosten voor een aanvraag van een Verklaring Omtrent het Gedrag;
- g.
kosten voor een feestdagenuitkering en een eenmalige uitkering.
- a.
-
6. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken.
Artikel 6.3 Pgb-vaardigheid
-
1. Om aan de voorwaarden voor pgb-vaardigheid te voldoen dient de beoogd budgethouder, al dan niet met hulp vanuit het sociaal netwerk of, indien van toepassing, een budgetbeheerder, in ieder geval:
- a.
een duidelijk beeld te hebben van de hulpvraag;
- b.
op de hoogte te zijn van de regels en verplichtingen die horen bij het pgb of deze zelf (online) weten te vinden;
- c.
in staat te zijn om een overzichtelijke pgb-administratie bij te houden;
- d.
voldoende vaardig te zijn om in de Nederlandse taal te communiceren met de gemeente, de SVB en de zorgverleners;
- e.
in staat te zijn zelfstandig te handelen en onafhankelijk voor een zorgverlener te kiezen;
- f.
in staat te zijn om afspraken te maken en vast te leggen en om dit te verantwoorden aan het college;
- g.
in staat te zijn om te beoordelen en te beargumenteren of de geleverde zorg passend en kwalitatief goed is;
- h.
in staat te zijn de inzet van zorgverleners te coördineren, waardoor de zorg door kan gaan, ook bij verlof en ziekte;
- i.
in staat te zijn om als werk- of opdrachtgever de zorgverleners aan te sturen en aan te spreken op hun functioneren; en
- j.
voldoende kennis te hebben over het werk- of opdrachtgeverschap of deze kennis weten te vinden.
- a.
-
2. Een budgethouder of een budgetbeheerder wordt in beginsel niet in staat geacht de aan een pgb verbonden taken verantwoord te kunnen uitvoeren als sprake is van één of meer van de volgende omstandigheden:
- a.
het beheer wordt verricht door de persoon of organisatie die ook de jeugdhulp levert aan de budgethouder;
- b.
er is sprake van één of meer van de volgende omstandigheden:
- •
schuldenproblematiek;
- •
(ernstige) verslavingsproblematiek;
- •
aangetoonde fraude, in de zin van opzettelijke misleiding om financieel voordeel te verkrijgen, begaan in de vier jaar voorafgaand aan de aanvraag;
een aanmerkelijke verstandelijke beperking;
- •
een ernstig psychiatrisch ziektebeeld;
- •
een vastgestelde, blijvende cognitieve stoornis;
- •
het onvoldoende machtig zijn van de Nederlandse taal in woord en geschrift;
- •
het niet verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag;
- •
er een schuld is bij de zorgverlener waar de voorziening wordt/zal worden ingekocht;
- •
het perspectiefplan als onvoldoende wordt beoordeeld door het college of het perspectiefplan niet of onvolledig wordt ingeleverd;
- •
de in te kopen zorg onder een andere wet dan de Jeugdwet valt;
- •
de zorgaanbieder geregistreerd staat bij het Informatie Knooppunt Zorgfraude of het waarschuwingsregister;
- •
- a.
Artikel 6.4 Onderscheid formele en informele hulp
-
1. Van formele hulp is sprake als de jeugdhulp verleend wordt door onderstaande personen:
- a.
personen die werkzaam zijn bij een instelling die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staat in het Handelsregister, conform artikel 5, van de Handelsregisterwet 2007, en die beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken; of
- b.
personen die aangemerkt zijn als zelfstandige zonder personeel die ten aanzien van de voor het pgb uit te voeren taken/werkzaamheden ingeschreven staan in het Handelsregister conform artikel 5, van de Handelsregisterwet 2007 en beschikken over de relevante diploma’s die nodig zijn voor uitoefening van de desbetreffende taken.
- c.
personen die een BIG-registratie of SKJ-registratie hebben voor een beroep waarin zij jeugdhulp verlenen.
- a.
-
2. Formele hulp wordt geleverd door personen die ingeschreven staan in het register, bedoeld in artikel 3, van de Wet op de beroepen in de individuele gezondheidszorg of artikel 5.2.1, van het Besluit Jeugdwet, voor het uitoefenen van een beroep voor het verlenen van jeugdhulp.
-
3. Als de jeugdhulp geboden wordt door een bloed- of aanverwant in de eerste- of tweede graad van de budgethouder, is altijd sprake van informele hulp omdat zij onderdeel uitmaken van het sociale netwerk.
-
4. Als de hulp wordt verleend door een andere persoon dan beschreven in het eerste lid, onder a of b, en er niet voldaan is aan het tweede lid, is er sprake van informele hulp.
Artikel 6.5 Kwaliteitseisen individuele voorziening in de vorm van een pgb
-
1. Ter waarborging van de kwaliteit van de met een pgb in te kopen individuele voorziening voldoet de uitvoerder van de jeugdhulp aan de volgende eisen:
- a.
beschikt over een Verklaring Omtrent Gedrag (VOG) die niet ouder is dan drie maanden bij aanvang van de zorgovereenkomst en gedurende de hulpverlening niet ouder dan drie jaar, waaruit blijkt dat er geen bezwaren zijn voor de uitoefening van diens functie;
- b.
beschikt over de juiste vaardigheden en deskundigheid om verantwoorde hulp te bieden;
- c.
houdt een deugdelijke administratie bij met een registratie van de geleverde hulp;
- d.
is voldoende vaardig om in de Nederlandse taal te communiceren;
- e.
werkt volgens een plan waarin activiteiten en doelen zijn vastgelegd;
- f.
voert de hulp uit in overeenstemming met de beschikking van het college;
- g.
stemt de hulp af op de persoonlijke situatie van de jeugdige of zijn ouder(s);
- h.
stemt de hulp af op andere voorzieningen, overige voorzieningen en individuele voorzieningen waar de jeugdige of zijn ouder(s) gebruik van maken;
- i.
respecteert de privacy van de jeugdige of zijn ouder(s) en gaat vertrouwelijk om met informatie over de persoonlijke situatie;
- j.
neemt bij vermoedens van huiselijk geweld of kindermishandeling in het huishouden van de jeugdige of zijn ouder(s) voor advies of het doen van een melding contact op met Veilig Thuis;
- k.
meldt calamiteiten en geweldsincidenten bij de verlening van jeugdhulp aan het college;
- l.
werkt mee aan toezicht en aangekondigd en onaangekondigd onderzoek door het college of daartoe aangewezen derden op inhoudelijke kwaliteit en op rechtmatigheid; en
- m.
is of raakt door verlening van de jeugdhulp naar het oordeel van het college niet overbelast.
- a.
-
2. Ter waarborging van de kwaliteit van de met een pgb in te kopen individuele voorziening voldoet de uitvoerder van formele jeugdhulp aan de volgende aanvullende eisen:
- a.
hetgeen is bepaald in artikel 6.4, eerste en tweede lid;
- b.
handelt in overeenstemming met de professionele standaard;
- c.
werkt op basis van een hulpverleningsplan;
- d.
werkt met een systeem voor kwaliteitsbewaking;
- e.
hanteert de meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, de meldplicht calamiteiten en de meldplicht geweld bij de verlening van jeugdhulp; en
- f.
stelt een vertrouwenspersoon in staat zijn taak uit te voeren.
- a.
-
3. Het college kent een pgb voor informele hulp alleen toe als:
- a.
wordt gemotiveerd waarom de inzet van informele hulp leidt tot een gelijk of beter resultaat dan de inzet van formele hulp;
- b.
deze persoon heeft aangegeven dat de zorg aan de belanghebbende voor hem niet tot overbelasting leidt;
- c.
dat de persoon die de informele hulp verleent aantoonbaar beschikt over de voor de hulpvraag benodigde competenties, kennis en vaardigheden om verantwoorde hulp te bieden;
- d.
voor zover het niet gaat om een ggz-behandeling.
- a.
-
4. Een pgb voor logeren bij iemand die behoort tot het sociaal netwerk is alleen mogelijk:
- a.
ter ontlasting van de verzorgende ouder(s);
- b.
wanneer dit in belangrijke mate bijdraagt aan het vergroten van de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van de jeugdige of zijn ouder(s); en
- c.
als daarmee de inzet van gespecialiseerde jeugdhulp kan worden voorkomen of verminderd.
- a.
-
5. Er wordt geen pgb voor informele jeugdhulp verstrekt als, conform het afwegingskader voor een verantwoorde werktoedeling op basis van het Kwaliteitskader Jeugd, formele jeugdhulp noodzakelijk is.
Artikel 6.6 Hoogte pgb
-
1. De hoogte van een pgb:
- a.
wordt vastgesteld op basis van het pgb-plan en het perspectiefplan;
- b.
wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede ondersteuning van derden te betrekken, en
- a.
-
2. De hoogte van het pgb voor formele jeugdhulp bedraagt maximaal 100% van het laagste adequate gecontracteerde tarief voor dezelfde jeugdhulp in natura.
-
3. De hoogte van het pgb voor informele jeugdhulp bedraagt maximaal het tarief genoemd in het eerste lid van art. 5.22 van de Regeling langdurige zorg en een maximum van € 45,- per etmaal indien er sprake is van logeren/verblijf.
-
4. Het tarief is lager als op basis van het door de jeugdige en/of zijn ouder(s) ingediende pgb-plan passende en toereikende jeugdhulp voor een lager tarief kan worden ingekocht.
-
5. Met inachtneming van voorgaande bepalingen stelt het college de pgb-tarieven vast in nadere regels.
-
6. De hoogte op basis waarvan het pgb is berekend, blijft in stand voor de duur van de beschikking.
-
7. In nadere regels kunnen aanvullende voorwaarden worden vastgesteld.
Artikel 6.7 Besteding pgb
-
1. Bij toekenning van afzonderlijke budgetten heeft de jeugdige/ouder(s) binnen deze afzonderlijke budgetten bestedingsvrijheid ten aanzien van de keuze van zorgaanbieder.
-
2. De jeugdige en/of zijn ouder(s) stemt met de zorgaanbieder af op welke wijze de ondersteuning plaatsvindt en legt de afspraken vast in het modelovereenkomst van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).
-
3. De persoon die een pgb ontvangt, danwel de beheerder, mag met de jeugdhulpaanbieder geen afspraak maken op basis waarvan de SVB de jeugdhulpaanbieder middels een vast maandloon uitbetaalt zonder dat de persoon die een pgb ontvangt de factuur heeft geaccordeerd. Dit betekent dat de jeugdhulpaanbieder maandelijks een factuur met daadwerkelijk gerealiseerde uren aan de persoon die het pgb beheert ter accordering aanbiedt.
-
4. Het pgb mag uitsluitend worden gebruikt voor de inkoop van de in de beschikking genoemde voorzieningen en ten behoeve van het bereiken van de bij die voorzieningen genoemde doelen.
-
5. Indien sprake is van onderbesteding kan het Zorgteam tijdens het evaluatiegesprek vragen naar de oorzaak van de onderbesteding.
-
6. Het college kan op basis van de evaluatie besluiten tot aanpassing van de beschikking die is afgegeven op grond van deze verordening.
Hoofdstuk 7 Kwaliteit, inspraak en klachtregeling
Artikel 7.1 Verhouding prijs en kwaliteit jeugdhulpaanbieders en gecertificeerde instellingen
-
1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren jeugdhulp of uit te voeren kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering, in ieder geval rekening met:
- a.
De aard en omvang van de te verrichten taken;
- b.
De voor de sector toepasselijke Cao-schalen in relatie tot de zwaarte van de functies;
- c.
Een redelijke toeslag voor overheadskosten;
- d.
Een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en
- e.
Kosten voor bijscholing van het personeel.
- a.
-
2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitsverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:
- a.
De marktprijs van de voorzieningen, en
- b.
De eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd.
- a.
-
3. Het eerste en tweede lid gelden voor subsidies slechts voor zover zij worden verstrekt voor de daadwerkelijke verlening van preventie, jeugdhulp, kinderbeschermingsmaatregelen of jeugdreclassering aan jeugdigen of hun ouders en de omvang van de subsidie direct of indirect wordt gebaseerd op de hoeveelheid verrichte diensten.
Artikel 7.2 Inspraak en medezeggenschap
-
1. Het college stelt inwoners, jeugdigen, vertegenwoordigers van cliëntengroepen en belanghebbenden van de gemeente Koggenland, vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende jeugdhulp te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende jeugdhulp, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.
-
2. Het college zorgt ervoor dat de inwoners van de gemeente Koggenland kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.
-
3. Het college stelt nadere regels ter uitvoering van het eerste en tweede lid.
Artikel 7.3 Clientondersteuning en vertrouwenspersoon
-
1. Het college zorgt er voor dat een jeugdige en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op kosteloze onafhankelijke cliëntondersteuning, gericht op het geven van informatie en advies en algemene ondersteuning die bijdraagt aan het versterken van de zelfredzaamheid en participatie. Het college wijst de jeugdige en/of zijn ouders op deze mogelijkheid.
-
2. Het college zorgt er voor dat een jeugdige en/of zijn ouders een beroep kunnen doen op een onafhankelijke vertrouwenspersoon, die hen bij kan staan bij problemen in het kader van de geboden jeugdhulp.
Artikel 7.4 Klachtregeling
-
1. Het college behandelt klachten van de jeugdige of zijn ouder(s) die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van aanvragen als bedoeld in deze verordening, overeenkomstig de bepalingen van de Richtlijnen Interne klachtenprocedure van de gemeente Koggenland.
-
2. Als de jeugdige en/of zijn ouder(s) een klacht willen indienen tegen gedragingen van een jeugdhulpaanbieder, dan geldt de klachtenbehandeling vanuit de klachtregeling van de jeugdhulpaanbieder zelf. Deze is vastgesteld op grond van hoofdstuk 4 van de Jeugdwet.
Hoofdstuk 8 Afstemming met andere domeinen
Artikel 8.1. Afbakening Jeugdwet – voorliggende wetgeving
-
1. De jeugdhulpgelden mogen niet worden ingezet voor vormen van zorg en ondersteuning die behoren te worden gefinancierd vanuit andere wetgeving die voorliggend is op de Jeugdwet. Onderstaand betreft een niet limitatieve lijst van vormen van zorg en ondersteuning waarbij andere wetgeving in de basis voorliggend is. Op casusniveau kan het wel zijn dat in het belang van de jeugdige/ het gezin alsnog gekozen wordt om jeugdhulp in te zetten.
Zorgvorm/ ondersteuningsvorm
Voorliggende wetgeving
Buitenschoolse opvang, kinderopvang, gastouder
Wet op de kinderopvang
Zorg en ondersteuning gericht op het behalen van het diploma of goede leerresultaten, waaronder huiswerkbegeleiding
Wet passend Onderwijs
Blijvende 24 uurs zorg en toezicht
Wet langdurige zorg
Verpleging, verrichten medische handelingen, logopedie, fysiotherapie, psychische zorg en alternatieve geneeswijzen, waar ouders aanvullend voor verzekerd zijn
Zorgverzekeringswet
Hulp aan volwassenen
Wmo, Zorgverzekeringswet of Wet langdurige zorg
Bijzondere bijstand
Participatiewet
Alle vormen van zorg en ondersteuning vanaf het 18de levensjaar. Uitzonderingen:
- •
Pleegzorg wettelijk tot 21;
- •
Gezinshuizen wettelijk tot 21;
- •
Verlengde Jeugdwet: Wanneer er zwaarwegende redenen zijn om zorg te blijven bieden vanuit de Jeugdwet, dan geldt de verlengde jeugdwet tot max. 23 jaar.
Wmo, Zorgverzekeringswet, Wel Langdurige Zorg
Gezondheidszorg, waaronder jeugdverpleegkundige
Wet publieke gezondheid
- •
Artikel 8.2 Voorliggende voorzieningen
-
1. Het college verstrekt geen voorziening voor jeugdhulp als er:
- a.
met betrekking tot de problematiek een recht bestaat op zorg als bedoeld bij of krachtens de Wet langdurige zorg, de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen of de Zorgverzekeringswet;
- b.
naar het oordeel van het college met betrekking tot de problematiek een aanspraak bestaat op een voorziening op grond van een andere wettelijke bepaling, met uitzondering van een maatwerkvoorziening inhoudende begeleiding als bedoeld in artikel 1.1.1, van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015; of
- c.
gegronde redenen zijn voor het college om aan te nemen dat de jeugdige in aanmerking kan komen voor zorg op grond van de Wet langdurige zorg en de jeugdige of zijn wettelijke vertegenwoordiger weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit daartoe.
- a.
-
2. Als er meerdere oorzaken ten grondslag liggen aan de betreffende problematiek en daardoor zowel een vorm van zorg, op grond van een recht op zorg als bedoeld bij of krachtens de Wet langdurige zorg of een zorgverzekering als bedoeld in de Zorgverzekeringswet, als een soortgelijke voorziening op grond van de wet kan worden verkregen, is het college gehouden deze voorziening op grond van de wet te treffen.
-
3. De jeugdige of zijn ouder(s) die een aanvraag voor jeugdhulp doen, worden verwezen naar de instantie waar een aanvraag voor een voorziening op basis van de voornoemde wetten kan worden behandeld.
Artikel 8.3 Afstemming met voorliggende voorzieningen en andere vormen van hulp en ondersteuning
-
1. Het college stemt de jeugdhulp waaraan een jeugdige of een ouder behoefte heeft, ten minste af op het aanbod van activiteiten, diensten of middelen op grond van:
- a.
de Leerplichtwet;
- b.
de Participatiewet;
- c.
de Wet gemeentelijke schuldhulpverlening;
- d.
de Wet Inburgering 2021;
- e.
de Wet kinderopvang;
- f.
de Wet langdurige zorg;
- g.
de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;
- h.
de Wet passend onderwijs;
- i.
de Wet publieke gezondheid;
- j.
de Wet tijdelijk huisverbod;
- k.
de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg; en
- l.
de Zorgverzekeringswet,
- a.
-
zodat deze zoveel mogelijk op elkaar aansluiten en ondersteunt de jeugdige en zijn ouder(s) actief bij het verkrijgen van toegang tot de andere voorziening(en) of bij behoud van de continuïteit van de zorg op grond van de benodigde zorg.
-
2. De afgestemde jeugdhulp wordt zodanig ingezet dat dit leidt tot:
- a.
een voldoende mate van duurzame zelfredzaamheid van een jeugdige of een ouder, voor zover dat binnen het vermogen ligt.
- b.
het opheffen van een situatie die voor een jeugdige of een ouder of diens omgeving levensbedreigend is, of met grote waarschijnlijkheid leidt tot ernstige gezondheidsschade;
- c.
stabilisatie van een crisissituatie, anders dan bedoeld onder b;
- a.
-
3. Het college weegt bij de afstemming van de jeugdhulp de volgende aspecten mee:
- a.
de behoefte aan hulp en ondersteuning van een jeugdige of een ouder;
- b.
de eigen mogelijkheden en het probleemoplossend vermogen van een jeugdige of een ouder en de mogelijkheden van het sociale netwerk;
- c.
welke volgorde van inzet van hulp en ondersteuning naar verwachting het meeste effect sorteert en in hoeverre hulp en ondersteuning gelijktijdig kan of moet worden ingezet;
- d.
welke hulp en ondersteuning leidt tot de minste maatschappelijke kosten op lange termijn.
- a.
-
4. Als een jeugdige of een ouder weigert mee te werken aan ondersteuning als bedoeld in het eerste lid, kan het college het onderzoek beëindigen en een individuele voorziening weigeren.
-
5. Als een jeugdige van 16 jaar of ouder die hulp op grond van de wet ontvangt naar alle waarschijnlijkheid na het achttiende levensjaar hulp of ondersteuning nodig heeft vanuit een wettelijke kader als bedoeld in het eerste lid, is het college gehouden om:
- a.
voor het achttiende levensjaar zodanige hulp en ondersteuning te bieden dat de benodigde hulp en ondersteuning vanaf het achttiende jaar zo beperkt mogelijk kan zijn; en
- b.
de continuïteit van hulp en ondersteuning te waarborgen voor zover dat nodig is.
- a.
-
6. Ter uitvoering van het vijfde lid, onderzoekt het college tijdig welke andere voorziening nodig is, vanaf de achttiende verjaardag en op welke wijze en vanuit welke andere voorzieningen (Wet maatschappelijke ondersteuning, Wet langdurige zorg, of de Zorgverzekeringswet) deze ondersteuning vanaf het achttiende levensjaar wordt ingezet.
Hoofdstuk 9 Toezicht en handhaving
Artikel 9.1 Voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen individuele voorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de wet
-
1. Het college informeert de jeugdige en zijn ouders dan wel zijn wettelijk vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een individuele voorziening of pgb zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.
-
2. Onverminderd artikel 8.1.2 van de wet doen de jeugdige of zijn ouders aan het college of lokale toegang op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hun redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb.
-
3. Onverminderd artikel 8.1.4 van de wet kan het college een beslissing aangaande een individuele voorziening of pgb herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:
- a.
de jeugdige of zijn ouders onjuiste of onvolledige gegevens hebben verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;
- b.
de jeugdige of zijn ouders niet langer op de individuele voorziening of het daarmee samenhangende pgb zijn aangewezen;
- c.
de individuele voorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;
- d.
de jeugdige langer dan zes weken verblijft in een instelling als bedoeld in de Wet langdurige zorg of de Zorgverzekeringswet, of
- e.
de jeugdige of zijn ouders niet voldoen aan de voorwaarden die zijn verbonden aan de individuele voorziening.
- a.
-
4. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na toekenning of uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.
Artikel 9.2 Onderzoek naar recht- en doelmatigheid individuele voorzieningen en pgb’s
-
1. Het college wijst personen aan die belast zijn met het houden van toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening.
-
2. Het college onderzoekt periodiek, al dan niet steekproefsgewijs, het gebruik van individuele voorzieningen (waaronder pgb's) met het oog op de beoordeling van de kwaliteit van dienstverlening, recht- en doelmatigheid daarvan.
Hoofdstuk 10 Slotbepalingen
Artikel 10.1 Hardheidsclausule
Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de jeugdige afwijken van de bepalingen in deze verordening, als toepassing van de verordening tot bijzondere en onvoorziene nadelige gevolgen leidt.
Artikel 10.2 Voorwaarden
Het college kan aan het verstrekken van een voorziening voorwaarden verbinden, die verband houden met de aard en het doel van een bepaalde voorziening.
Artikel 10.3 Financieel besluit en nadere regels
Het college stelt een financieel besluit en nadere regels vast. Hierin wordt invulling gegeven aan de uitvoering van deze verordening en de regels rondom de bekostiging.
Artikel 10.4 Indexering
Het college kan jaarlijks per 1 januari de in het kader van deze verordening en het financieel besluit geldende bedragen indexeren.
Artikel 10.5 Intrekking oude verordening en overgangsrecht
-
1. De ‘Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland’ wordt ingetrokken.
-
2. Een jeugdige of ouder houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de ‘Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland’, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.
-
3. Aanvragen die zijn ingediend onder de ‘Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland’ en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.
-
4. Van het in lid 3 gestelde kan ten gunste van de jeugdige of ouder worden afgeweken.
-
5. Beslissingen op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland, geschiedt op grond van de Verordening jeugdhulp 2025 gemeente Koggenland die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.
-
6. Van het in lid 5 gestelde kan ten gunste van de jeugdige of ouder worden afgeweken.
Artikel 10.6 Inwerkingtreding en citeertitel
-
1. Deze verordening treedt in werking op 1 juli 2025.
-
2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening jeugdhulp 1 juli 2025 gemeente Koggenland’.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl