Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 08-07-2025

Intitulé

Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025

Inleiding

Deze Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 zijn een uitwerking van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025. Een nadere regel kadert de bevoegdheden van het college op grond van de verordening. Beleid, of beleidsregels, beschrijven de manier waarop het college met de bevoegdheid omgaat. Van beleid mag het college gemotiveerd afwijken.

De wet, Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 en Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 vormen een onlosmakelijk samenhangend geheel, waarbij de één voortborduurt op de ander en nader concretiseert. De wet staat boven de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 die op haar beurt boven de Nadere regels staat. De gemeentelijke Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 is een op gemeentelijk niveau vastgesteld algemeen verbindend voorschrift. Het is een wetgevende regeling op gemeentelijk niveau.

Deze Nadere regels zijn per artikel van de verordening geschreven. Eerst wordt het artikelnummer uit de verordening genoemd, en met een opvolgende nummering worden de Nadere Regels geduid. Dus bij artikel 1x van de Verordening hoort, artikel 1.1 van de Nadere Regels. Als een Nadere regel specifiek van toepassing is op een lid van een artikel uit de verordening, wordt dat artikel erbij vermeld.

De Wet en de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning Westland 2025 regelen de bevoegdheden van de gemeenteraad en het college. De uitvoering van de wet zal echter in de regel door deskundige Wmo-consulenten, namens het college, worden gedaan (in mandaat).

Mocht er onverhoopt een verschil zijn tussen de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning en deze Nadere regels, dan gaan de bepalingen van de verordening voor.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland,

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht:

gelet op artikel 3, lid 6; artikel 5, lid 7; artikel 6, lid 4;artikel 7, lid 15; artikel 9, lid 8; artikel 10, lid 5; artikel 13, lid 8; artikel 14, lid 9; artikel 16, lid 10; artikel 18, lid 6; artikel 20, lid 8;van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025;

van de Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025;

besluit vast te stellen:

Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025.

HOOFDSTUK 1 BEGRIPSBEPALINGEN

Artikel 1.1 begripsbepalingen

Lid 2 sub h: gebruikelijke zorg

  • 1. Als gebruikelijke zorg ziet het college de normale, dagelijkse zorg die leden van een huishouden geacht worden elkaar onderling te bieden.

  • 2. Het college hanteert voor het bepalen of zorg als gebruikelijk aangemerkt kan worden de Wmo richtlijn Indicatieadvisering voor Hulp bij het Huishouden van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) als richtlijn1.

  • 3. Het college maakt een uitzondering op het protocol ten behoeve van mantelzorgers tot de leeftijd van 24 jaar.2

HOOFDSTUK 2 TOEGANGSPROCEDURE

Artikel 2. Melding behoefte aan maatschappelijke ondersteuning

Artikel 2, lid 4: spoedeisende situaties

  • 1. Spoedsituaties zijn uitzonderlijke omstandigheden waarin directe inzet van ondersteuning onvermijdelijk is om ernstige gevolgen of ontwrichting te voorkomen. Spoedmeldingen worden vroegtijdig herkend en beoordeeld via een spoedtriage door het college. Als de situatie als spoedeisend wordt beoordeeld, verstrekt het college binnen 48 uur een tijdelijke maatwerkvoorziening.

  • 2. Tot spoedtriage worden in ieder geval gerekend meldingen waarbij sprake is van:

    • a.

      Ontslag uit het ziekenhuis of revalidatie, in combinatie met het ontbreken van een beschikbaar netwerk;

    • b.

      Noodzaak tot kindzorg in het kader van huishoudelijke ondersteuning;

    • c.

      Dringende behoefte aan maaltijdvoorziening om medische of sociale redenen.

  • 3. De tijdelijke voorziening wordt verstrekt voor een periode van maximaal zes weken. Binnen deze periode wordt onderzocht of structurele ondersteuning nodig is. Indien nodig kan de indicatie verlengd of omgezet worden naar een reguliere maatwerkvoorziening.

  • 4. Voorrangsituaties (geen spoed, wel prioriteit)

    Naast spoedsituaties kunnen bepaalde omstandigheden aanleiding geven om een aanvraag met voorrang te behandelen. Dit betekent dat de beoordeling met prioriteit plaatsvindt, maar niet dat inzet binnen 48 uur noodzakelijk is. Voorbeelden van voorrangssituaties zijn:

    • a.

      Verhuizing vanuit een andere gemeente naar Westland, waarbij de inwoner al ondersteuning bij het huishouden ontving;

    • b.

      Terminale aandoening of progressieve ziekte (zoals ALS) én onvoldoende ondersteuning vanuit het netwerk;

    • c.

      Ernstige vervuiling van de woning of overlast voor de omgeving;

    • d.

      Overbelasting van een mantelzorger die dreigt uit te vallen.

  • 5. Het toekennen van een voorrangspositie betekent nadrukkelijk niet dat een aanvraag als spoedeisend wordt aangemerkt.

  • 6. Het afwegingskader bij beoordeling van spoed of voorrang:

    De beoordeling van spoed- en voorrangmelding vinden altijd plaats op basis van de individuele situatie van de inwoner. De toegang maakt per melding een afweging op basis van:

    • a.

      De ernst en urgentie van de situatie;

    • b.

      De aanwezigheid en inzetbaarheid van het sociaal netwerk;

    • c.

      De (on)mogelijkheden van de inwoner om de situatie tijdelijk zelf te overbruggen of met hulp van anderen.

Artikel 3.1 Onderzoek

Artikel 3, lid 1 sub g: algemeen gebruikelijke voorziening

  • 1. Het college acht een voorziening algemeen gebruikelijk als deze naar algemeen aanvaarde maatschappelijke opvattingen onder de gehele bevolking gangbaar is te achten.

  • 2. De toetsingscriteria hiervoor zijn dat de voorziening:

    • a.

      niet specifiek bedoeld is voor personen met een beperking;

    • b.

      daadwerkelijk beschikbaar is;

    • c.

      een passende bijdrage levert aan het zorgen voor een situatie waarin de inwoner zelfredzaam kan zijn of kan participeren en;

    • d.

      met een inkomen op minimumniveau financieel kan worden gedragen. Het college acht een voorziening (in beginsel) financieel draagbaar als deze met een inkomen op bijstandsniveau binnen 36 maanden kan worden terugbetaald bij een aflossing van 5% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm per maand, op grond van de Wet vereenvoudigde beslagvrijevoet. Het college berekent dit als volgt: bedrag geldende bijstandsnorm x 5 % x 36 maanden. Door deze berekeningswijze wordt er rekening mee gehouden dat een inwoner in ieder geval over het bestaansminimum kan blijven beschikken.

Artikel 3.2 Onderzoek

Artikel 3, lid 1 sub g: algemeen gebruikelijke voorziening

  • 1. Het college ziet onder meer de volgende voorzieningen in beginsel als algemeen gebruikelijk dan wel aan te schaffen op eigen kracht, zodat hiervoor geen maatwerkvoorziening voor wordt verstrekt:

    • a.

      hendelmeng-/thermostaatkranen;

    • b.

      eenvoudig verkrijgbare badkamer aanpassingen zoals losse toiletverhogers, verhoogde toiletpotten, toiletstoelen, wandbeugels, douchekrukken en douchestoelen;

    • c.

      zonwering, al dan niet elektrisch;

    • d.

      airconditioning;

    • e.

      gebruikskosten van een personenauto;

    • f.

      automatische transmissie (automaat)/airconditioning/stuurbekrachtiging in de auto;

    • g.

      inductie- of keramische kookplaat;

    • h.

      afwasmachine;

    • i.

      fiets met lage instap; een snor-/bromfiets, brommobiel, twee en driewielscooter, inclusief gebruikskosten;

    • j.

      wasmachine;

    • k.

      wasdroger;

    • l.

      centrale verwarming;

    • m.

      drempelvoorzieningen tot 10 cm;

    • n.

      regenkleding/schoot kleed;

    • o.

      aanpassingen ter vergroting van de veiligheid zoals bijzondere sloten;

    • p.

      (extra) energiekosten.

Artikel 3.3 Onderzoek

Artikel 3, lid 1 sub e: betrekken van de mantelzorger bij het onderzoek

  • 1. Het college betrekt bij het onderzoek naar de ondersteuningsbehoefte van de inwoner waar nodig de mantelzorger van de inwoner.

  • 2. Het college kan hiervoor de checklist ‘Checklist betrekken van de mantelzorger bij het onderzoek’ gebruiken. De checklist is opgenomen bij de Nadere regels als bijlage 1.

Artikel 4. Ondersteuningsplan

Geen nadere regel

Artikel 5.1 Aanvraag Artikel 5, lid 2 – vereisten aanvraag

  • 1. Een inwoner kan een aanvraag om Wmo ondersteuning indienen via het door het college vastgestelde aanvraagformulier.

  • 2. Het door de inwoner ondertekende ondersteuningsplan en indien van toepassing het pgb-plan kunnen worden gebruikt als aanvraag, als het ondersteuningsplan dit vermeldt en als het voorzien is van:

    • a.

      de naam, het adres en contactgegevens van de inwoner;

    • b.

      de dagtekening.

  • 3. Als een inwoner een aanvraag indient zonder dat het college een onderzoek heeft uitgevoerd naar de ondersteuningsbehoefte, dan beoordeelt het college of de aanvraag als zodanig behandeld kan worden. Als dat niet het geval is, merkt het college de aanvraag aan als melding.

Artikel 5.2 Aanvraag

Artikel 5, lid 5 aanvraag voorziening in de leveringsvorm pgb

  • 1. Een inwoner die een maatwerkvoorziening als dienst in pgb vorm wil ontvangen, levert bij de aanvraag een volledig ingevuld en ondertekend pgb-plan in.

  • 2. Als de inwoner een maatwerkvoorziening als zaak in de vorm van een pgb wenst aan te schaffen, kan het college daarvoor een pakket van eisen kenbaar maken, waaraan de voorziening moet voldoen.

  • 3. Het college verschaft een vastgesteld format voor het invullen van een pgb plan.

  • 4. Als een inwoner niet het door het college vastgestelde format gebruikt, is het nodig dat het pgb plan voldoet aan de volgende vereisten en vermeldt:

    • a.

      de naam, adres en contactgegevens van de inwoner;

    • b.

      in geval van een vertegenwoordiger:

      • o

        als dit een natuurlijke persoon is de naam, adres en contactgegevens;

      • o

        als het een beroepsmatige vertegenwoordiger is, de (bedrijfs)naam, de contactpersoon, adres en contactgegevens en een uittreksel van de KvK van maximaal drie maanden oud;

    • c.

      de persoonsgegevens conform de informatie op reisdocumenten,

    • d.

      het adres van de inwoner,

    • e.

      de dagtekening;

    • f.

      de inwoner motiveert dat deze op eigen kracht of met een vertegenwoordiger voldoende in staat is om de aan het pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren;

    • g.

      waarom de inwoner de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen;

    • h.

      hoe naar de mening van de inwoner gewaarborgd is dat de maatwerkvoorziening veilig, doeltreffend en inwonergericht is.

    • i.

      hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • j.

      op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan de participatie en zelfredzaamheid van de inwoner;

    • k.

      de voorgenomen uitvoerder van de individuele voorziening en de wijze waarop de hulp en/of ondersteuning georganiseerd wordt;

    • l.

      de kosten van de voorziening, uitgedrukt in aantal eenheden en tarief. Deze doelen moeten SMART geformuleerd worden. Dit houdt in dat de doelen specifiek, meetbaar, acceptabel, realistisch en tijdgebonden moeten zijn. Daarnaast zijn de doelen een concretisering van de doelen die zijn opgenomen in het ondersteuningsplan;

    • m.

      de ondersteuning die geboden wordt in een vertaling van de doelen in concrete acties: welke ondersteuning ontvangt de inwoner, op welke dagen en tijdstippen (passend in het dag- weekprogramma);

    • n.

      het pgb plan beschrijft hoe de ondersteuning is afgestemd met eventuele mantelzorgers en hoe het eigen netwerk van de inwoner daar waar mogelijk een actieve rol speelt in het ondersteuningsproces.

  • 5. Het pgb-plan dient door zowel inwoner en eventueel (wettelijk) vertegenwoordiger als zorgverlener ondertekend te zijn.

  • 6. Indien delen van de ondersteuning worden uitgevoerd door anderen dan de zorgverlener, dan vermeldt de inwoner dan wel de vertegenwoordiger dit in het pgb-plan.

Artikel 6 Verkorte procedure

  • 1. Het college kan in voorkomende gevallen de verkorte procedure voor het onderzoek naar de behoefte aan een maatwerkvoorziening volgen. Bij het reguliere onderzoek voert het college een uitgebreid onderzoek uit, meestal via een huisbezoek. Met een uitgebreid onderzoek op alle leefgebieden brengt het college de hulpvraag en de mogelijke oplossingen in kaart. Met het toepassen van de Verkorte Procedure handelt het college meldingen sneller af. Het onderzoek richt zich alleen op de in melding gevraagde ondersteuning en de daarbij horende leef- en compensatiegebieden. Het onderzoek is telefonisch.

  • 2. Voor de verkorte procedure komen de volgende meldingen in elk geval in aanmerking:

    • a.

      ten aanzien van Ondersteuning en Regie bij het Huishouden bij

      • -

        een alleenstaande inwoner van minimaal 70 jaar of

      • -

        een echtpaar of een huishouden met andere huisgenoten van allen minimaal 80 jaar;

    • b.

      die naar het oordeel van het college eenvoudig en niet complex zijn;

    • c.

      waarbij het college voorziet dat de benodigde voorzieningen zorg in natura verstrekt kan worden; en het college de melding via telefonisch onderzoek kan behandelen en het opvragen van offertes, bankrekeningnummer en dergelijke niet aan de orde is. Uitzondering is het opvragen van het zorgplan.

  • 3. Het college kan de verkorte procedure inzetten voor het wijzigen van besluiten genomen op grond van de wet en deze verordening. Dit kan als de melding gaat over een ondergeschikte wijziging in de situatie van de inwoner, waarop de ondersteuning aangepast dient te worden.

  • 4. Als sprake is van een verhuizing van een inwoner die naar de gemeente Westland verhuist, en van buiten de gemeente Westland, die een maatwerkvoorziening in de vorm van een dienst had uit de gemeente die de inwoner verlaat, dan kan het college via de verkorte procedure de meest gelijke beschikbare voorziening verstrekken voor een periode van maximaal drie maanden. Binnen drie maanden na de verstrekking voert het college dan een regulier onderzoek uit.

    • a.

      Als een inwoner van buiten de H5 gemeente3 verhuist naar Westland en heeft de inwoner een maatwerkvoorziening op het gebied van Sociaal Persoonlijk Functioneren (SPF) dan verstrekt het college een indicatie in Trede 2 .

    • b.

      Als een inwoner van buiten de H5 gemeente verhuist naar Westland en heeft de inwoner een maatwerkvoorziening op het gebied van Ondersteuning en Regie bij huishouden (ORH) dan verstrekt het college een indicatie in trede 4.

  • 5. Als er sprake is van een inwoner die naar de gemeente Westland verhuist, en van buiten de gemeente Westland komt, en die een maatwerkvoorziening in de vorm van een hulpmiddel had uit de gemeente die de inwoner verlaat, dan volgt het college de afspraken die genoemd staan in het Convenant meeverhuizen van individuele mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen bij een verhuizing.4

HOOFDSTUK 3 DE TE BEREIKEN RESULTATEN

Artikel 7 Criteria maatwerkvoorzieningen

  • 1. Het college onderzoekt voor het kunnen vaststellen van de ondersteuningsbehoefte van de inwoner de mate van zelfredzaamheid op verschillende leefgebieden. Het college hanteert hiervoor de resultatenmatrix van bijlage 2.

  • 2. Als een concrete omvang voor het vaststellen de ondersteuning nodig is, hanteert het college een normenkader voor het kunnen vaststellen van de ondersteuningsbehoefte voor huishoudelijke ondersteuning5 en begeleiding.6

  • 3. Voor voorzieningen voor zintuiglijk beperkte inwoners heeft het college een aantal landelijke zorgaanbieders geselecteerd. Deze brengen de ondersteuningsbehoefte in kaart en bieden begeleiding. Het college geeft hiervoor de beschikking af en verstrekt de voorziening.

Artikel 7.4 Criteria maatwerkvoorzieningen - Huiselijk geweld en kindermishandeling

  • 1. De toegang tot voorzieningen op grond van voorkomen en bestrijden van huiselijk geweld en kindermishandeling gebeurt via de door de regiogemeenten Haaglanden vastgestelde regiovisie ’Aanpak huiselijk geweld huiselijk geweld Haaglanden 2019-2022’7.

Artikel 7.6 Criteria maatwerkvoorzieningen – maatschappelijke opvang en beschermd wonen

  • 1. De toegang tot dag-, nacht- en 24-uurs opvang gebeurt volgens de Beleidsregel van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Delft houdende regels omtrent landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang (Beleidsregels landelijke toegankelijkheid maatschappelijke opvang regio DWO), voor zover het college besloten heeft dat dit via de Centrumgemeente Delft verloopt.8

  • 2. De toegang ten behoeve van Beschermd Wonen gebeurt voor zover het college besloten heeft dat dit via de Centrumgemeente Delft verloopt, conform de Beleidsregel Beschermd wonen, Beschermd thuis (centrum)gemeente Delft.9

  • 3. Inwoners met behoefte aan maatschappelijke opvang of beschermd wonen kunnen zich melden bij Delft Support10 van de gemeente Delft.

Artikel 7.9 Criteria maatwerkvoorzieningen – doelgroepenhuisvesting

  • 1. In geval van een woonvoorziening ten behoeve van doelgroepenhuisvesting verstrekt het college geen voorziening als deze op grond van de doelgroep benodigd is dan wel verwacht kon worden.

Artikel 7.13 Criteria maatwerkvoorzieningen – Goedkoopste adequate voorziening

  • 1. In geval van een traplift verstrekt het college de goedkoopste, functionele voorziening, vanwege het gebruik van de trap voor met de inwoner samenlevende huisgenoten zonder beperking. Als het voor het optimaal lopend op- en afgaan van de trap benodigd is dat de traplift aan de spilzijde wordt bevestigd, is dat mogelijk.

Artikel 8. Advisering

Geen nadere regel

Artikel 9.2 maatwerkvoorziening – normenkader schoon en leefbaar huis

  • 1. Voor het resultaatgebied 5 - Ondersteuning en regie bij het huishouden gaat het college voor een schoon en leefbaar huis uit van H4 Normenkader Ondersteuning en Regie bij huishouden en de Kwaliteitsnormering Schoon en leefbaar op basis van NEN2075 van de Vereniging Schoonmaak Research.

Artikel 9.2 maatwerkvoorziening – vervoer bij dagbesteding

  • 1. De zorgaanbieder van dagbesteding is verantwoordelijk voor het uitvoeren van eventueel benodigd vervoer van en naar de dagbesteding. Inwoners mogen in dat geval niet de regiotaxi inzetten.

Artikel 9.6a maatwerkvoorziening - rolstoel

  • 1. Het college verstrekt voor het zichzelf kunnen verplaatsen een rolstoelvoorziening, zijnde een:

    • a.

      handmatig voortbewogen rolstoel;

    • b.

      elektrisch voortbewogen rolstoel;

    • c.

      aanpassingen aan de rolstoel;

    • d.

      sportrolstoel.

  • 2. Het college verstrekt aanpassingen aan rolstoelen die standaard op een rolstoel aanwezig zijn (zoals comfort beensteunen of een werkblad), en die noodzakelijk zijn voor de inwoner. Het college acht accessoires zoals een boodschappenmand en een extra spiegel als niet noodzakelijk.

  • 3. Voor rolstoelen voor kortdurend gebruik gaat het college uit van de uitleenservice van de zorgverzekeraar als voorliggende voorziening.

Artikel 9.6c maatwerkvoorziening - vervoer – afstanden

  • 1. Om beperkingen in het vervoer inzichtelijk te maken onderscheidt de gemeente drie soorten afstanden:

    • a.

      lokaal verplaatsen over korte afstanden; loop- en fietsafstand in de directe omgeving van de woning;

    • b.

      regionaal vervoer; de afstanden die een persoon zonder beperkingen per fiets, brommer, auto of openbaar vervoer (OV) aflegt binnen de regio;

    • c.

      de lange afstanden; naar bestemmingen buiten de regio.

  • 2. Bovenregionale vervoersbehoefte hoeft het college niet te compenseren op grond van de wet.

Artikel 9.6c maatwerkvoorziening - Collectief vervoer versus individueel vervoer

  • 1. Als gebruik van de regiotaxi waarvoor een inwoner in aanmerking komt, voor deze inwoner niet mogelijk is, dan kan het college een tegemoetkoming in de kost van vervoer voor gebruik van een (individuele service-) taxi toekennen. De vergoeding is jaarlijks maximaal gelijk aan de jaarlijkse vergoeding voor het ZIN-tarief (zie bijlage 8 voor de berekening).

  • 2. Het college betaalt de vergoeding van de vervoerskosten in beginsel uit op declaratiebasis (na overlegging van betaalbewijzen) per kwartaal.

  • 3. Het college verstrekt geen vergoeding voor vervoer door personen uit het informele netwerk. Bij gebruik van de Wmo-vervoerspas heeft een inwoner een eigen bijdrage. Door geen vervoerspas te gebruiken, spaart de inwoner deze kosten uit. De inwoner kan deze inzetten voor een tegemoetkoming van de reiskosten bij vervoer door een persoon uit het informele netwerk.

Artikel 9.6c maatwerkvoorziening - andere vervoersmiddelen

  • 1. Het college kan andere vervoersmiddelen verstrekken als maatwerkvoorziening:

    • a.

      aangepaste fietsen. Dit zijn fietsen (zoals de driewielfiets en duofiets) die speciaal ontworpen en bestemd zijn voor mensen met een beperking;

    • b.

      scootmobiel. Dit is een elektrisch voortgedreven voertuig dat bedoeld is voor vervoer op de korte en middellange afstanden. Het college betrekt bij de afweging tot het verstrekken van een scootmobiel als maatwerkvoorziening de mogelijkheden op het gebied van stalling, laden en veiligheid;

    • c.

      gesloten buitenwagen, zijnde een overdekt voertuig dat niet harder dan 45 km per uur rijdt en waarvoor aparte (verkeers)regels gelden. Het college verstrekt een gesloten buitenwagen alleen als maatwerkvoorziening als deze medisch geïndiceerd is en er geen voordeligere adequate oplossing is voor de problemen bij de zelfredzaamheid en participatie.

    • d.

      auto-aanpassingen: als een inwoner geen gebruik kan maken van collectief vervoer kan het college, indien dit medisch geïndiceerd is, een voorziening verstrekken voor een niet gebruikelijke auto-aanpassing.

      • 1e.

        Het college ziet stuurbekrachtiging, cruise control of automaat als gebruikelijke auto aanpassing.

      • 2e.

        Een benodigde aanpassing heeft een minimale levensduur van 7 jaar (uiteraard rekening houdend met de persoonskenmerken van de aanvrager op dat moment). Het college vraagt de inwoner aan te tonen dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 7 jaar mee kan).

  • 2. Als een inwoner in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening vervoer kan deze ervoor kiezen om in de plaats daarvan een eigen auto aan te laten passen. Het college kent dan aan de hand van een offerte maximaal een bedrag toe ten hoogste van zeven maal het maximale pgb bedrag per jaar. Het college vraagt de inwoner aan te tonen dat de aan te passen auto de investering nog waard is (dus naar verwachting nog minimaal 7 jaar mee kan).

Artikel 9.6d Maatwerkvoorzieningen – type woonvoorzieningen en voorwaarden

Het college onderscheidt de volgende vormen van woonvoorzieningen:

  • a.

    losse of roerende woonvoorzieningen;

  • b.

    bouwkundige woonvoorziening en niet-verplaatsbare voorzieningen;

  • c.

    woningsanering, als sprake is van beperkingen als gevolg van COPD, astma of allergie;

  • d.

    financiële tegemoetkoming in verhuiskosten bij een verhuizing vanwege beperkingen en belemmeringen. Het college vermeldt het maximale toe te kennen bedrag in het Financieel besluit;

  • e.

    financiële tegemoetkoming voor het treffen van benodigde voorzieningen indien een verhuizing naar een adequate woning niet mogelijk is.

    • 1.

      Het college vergoedt de jaarlijkse kosten voor het onderhoud van een woonvoorziening zolang de voorziening nog niet is afgeschreven.

    • 2.

      Het college verstrekt niet herbruikbare hulpmiddelen in eigendom van de woningeigenaar.

    • 3.

      Bij het bepalen of al dan niet een bouwkundige woonvoorziening nodig is, houdt het college rekening met de belangen van mantelzorgers zoals bij tilliften en andere hulpmiddelen die door mantelzorgers bediend moeten worden.

    • 4.

      De inwoner is verantwoordelijk voor onderhoud en reparatie en verzekering van die voorzieningen die in eigendom zijn verstrekt.

    • 5.

      Voor een voorziening in bruikleen betaalt het college kosten van onderhoud, reparatie en eventuele verzekering.

    • 6.

      Het college verstrekt een traplift in bruikleen (bij natura levering). Het aanbrengen van hekwerk voor veiligheidsredenen om een traplift te kunnen plaatsen is onderdeel van het verstrekken van een traplift. Het college verstrekt het hekwerk altijd in eigendom aan de woningeigenaar.

    • 7.

      Het college kent geen maatwerkvoorzieningen toe als de aanvraag verband houdt met een verhuizing en de inwoner verhuist van een adequate naar een inadequate woning, tenzij er een belangrijke reden bestaat voor de verhuizing.

Artikel 9.6d Maatwerkvoorzieningen - normaal gebruik van de woning

  • 1. Onder normaal gebruik van een woning verstaat het college het gebruik van de woning voor de elementaire woonfuncties: slapen, lichaamsreiniging, toiletgang, het klaarmaken en eten van voedsel en het zich verplaatsen in de woning, en in geval van kinderen: het veilig kunnen spelen in de woning.

  • 2. Het college ziet aanpassingen voor voorzieningen met een therapeutisch doel zoals dialyseruimte en therapeutische baden niet als normaal gebruik van de woning en verleent hiervoor geen woonvoorziening.

Artikel 9.6d Maatwerkvoorzieningen - bezoekbaar maken van de woning

  • 1. Wanneer een inwoner in een instelling voor langdurige zorg woont, kan een maatwerkvoorziening worden toegekend voor het bezoekbaar maken van één woning waar de inwoner regelmatig op bezoek gaat.

  • 2. Bezoekbaar maken betreft de toegang tot de woning, één verblijfsruimte en een toilet.

  • 3. Het college kent geen voorziening toe voor aanpassingen die benodigd zijn voor overnachten in de woning.

  • 4. Als een voorziening al aanwezig is en de inwoner verhuist naar een Wlz instelling c.q. wooninitiatief en de inwoner verblijft nog minimaal 18 dagen per jaar in de voormalige woning, dan kunnen de woonvoorzieningen in het belang van de inwoner gehandhaafd blijven en indien nodig vervangen worden.

Artikel 9.6d Maatwerkvoorzieningen – primaat van verhuizen

Artikel 9, lid 6, sub c

  • 1. Het college vermeldt in het Financieel besluit een bedrag voor het primaat van verhuizen. Als de kosten van alle te treffen voorzieningen dit bedrag overschrijden, kan het college het primaat van verhuizen toepassen.

  • 2. Een inwoner is niet verplicht om te verhuizen. Kiest de inwoner ervoor om niet te verhuizen dan kan het college een tegemoetkoming van de kosten verlenen voor het uitvoeren van noodzakelijke aanpassingen. Het college kent maximaal het bedrag toe, genoemd in lid 1.

    Het bedrag stelt het college beschikbaar aan de hand van facturen.

  • 3. Het college verstrekt geen voorziening voor het geschikt maken van een woning waar naartoe de inwoner verhuist vanwege een beperking.

Artikel 9.10 Maatwerkvoorzieningen – doelgroepen bewoning

Artikel 9, lid 6, sub d

Het college verleent geen maatwerkvoorzieningen voor gezamenlijke ruimtes in woongebouwen, met uitzondering van benodigde deurautomaten.

Artikel 9.11 Maatwerkvoorzieningen – aanbouw

Artikel 9, lid 6, sub d

  • 1. In het geval dat vanwege een benodigde aanpassing van de woning een aanbouw nodig is en verhuizen echt niet tot de mogelijkheden behoort, dan laat het college indien mogelijk een losse herbruikbare woonunit plaatsen.

  • 2. Het college kent in dat geval de losse woonunit in bruikleen toe, zodat deze voorziening (nadat belanghebbende de woning verlaten heeft) herplaatsbaar is elders binnen de gemeente.

  • 3. De kosten voor verwijdering van de voorziening en herstel van de buitengevel vergoedt het college.

Artikel 9.12 Maatwerkvoorzieningen - verwijderen woonvoorziening

Artikel 9, lid 6, sub d

De kosten voor het verwijderen van nagelvaste, niet in bruikleen verstrekte, woningaanpassingen vallen niet onder de maatwerkvoorziening en worden door het college niet vergoed, tenzij andere afspraken zijn gemaakt door het college met de woningcorporaties Westland.11

Artikel 9.13 Maatwerkvoorzieningen – woningsanering

Artikel 9, lid 6, sub d

  • 1. Wanneer een inwoner aantoonbare beperkingen heeft ten gevolge van bijvoorbeeld COPD, astma of allergie (zolang de allergie niet voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning), waardoor vervanging van vloerbedekking of gordijnen noodzakelijk is, kan het college hiervoor een financiële tegemoetkoming in de kosten verstrekken.

  • 2. Het college vraagt extern advies met betrekking tot de aanvraag om woningsanering.

  • 3. Als de beperkingen en belemmeringen het gevolg zijn van een allergie die voortvloeit uit de aard van de gebruikte materialen in de woning of de bouwtechnische staat van de woning, dan komt de inwoner niet in aanmerking voor een woningsanering.

  • 4. Het college kent in beginsel alleen een voorziening toe voor het saneren van de woon- en slaapkamer.

  • 5. De hoogte van de voorziening en de vergoeding van de kosten berekent het college aan de hand van de afschrijvingstermijn van de te saneren artikelen:

    • a.

      100% als het artikel nieuwer is dan twee jaar;

    • b.

      75% als het artikel tussen de twee en vier jaar oud is;

    • c.

      50% als het artikel tussen de vier en zes jaar oud is;

    • d.

      25% als het artikel tussen de zes en acht jaar oud is;

    • e.

      0% als het artikel acht jaar of ouder is.

  • 6. Het college stelt de hoogte van de voorziening mede vast aan de hand van de bedragen die het NIBUD hanteert voor vloerbedekking, vinyl en jaloezieën.

Artikel 9.14 Maatwerkvoorzieningen – sportvoorzieningen

Artikel 9, lid 6, sub b

  • 1. Wanneer het voor een inwoner zonder sporthulpmiddel niet mogelijk is om een sport te beoefenen en de kosten hiervoor aanzienlijk hoger zijn, dan de gebruikelijke kosten die een persoon zonder beperkingen heeft voor dezelfde (of een vergelijkbare) sport, kan het college een sportvoorziening verstrekken. Dat kan een sportrolstoel zijn, maar ook een ander hulpmiddel.

  • 2. De inwoner moet aantonen dat er sprake is van een actieve sportbeoefening.

  • 3. Het college gaat uit van een levensduur van een sportvoorziening van minimaal drie jaar. Voor sportvoorzieningen stelt het college minimaal voor drie jaar 5% van de nieuwwaarde of kostprijs van de voorziening beschikbaar voor reparatie en onderhoudskosten.

  • 4. Het college betaalt de redelijke kosten van onderhoud- en reparatie kosten (beheerskosten) zolang de voorziening in gebruik is bij de inwoner.

  • 5. Het college verstrekt geen voorziening voor het feitelijk kunnen bezoeken van of deelnemen aan activiteiten zoals entreegelden of lidmaatschapsbijdragen.

Artikel 10. algemene voorziening ontmoetingscentrum

Geen nadere regel

HOOFDSTUK 4 BESLUITVORMING

Artikel 11. Inhoud beschikking

Geen nadere regel

Artikel 12. Zorgplan

Geen nadere regel

Artikel 13.1 regels voor het persoonsgebonden budget – verantwoordelijkheden van de budgethouder

Artikel 13

  • 1. De budgethouder is verantwoordelijk voor:

    • a.

      het inkopen van de individuele voorziening, hulpmiddel of hulp;

    • b.

      het onderhoud, de reparaties en de verzekering van het hulpmiddel;

    • c.

      het afleggen van verantwoording aan het college over het pgb en de kwaliteit van de geleverde maatwerkvoorziening;

    • d.

      De hulpverlener is verantwoordelijk voor het doorgeven van loongegevens aan de belastingdienst.

Artikel 13.2 regels voor het persoonsgebonden budget - voorwaarden gesteld aan pgb vertegenwoordiger

Artikel 13

  • 1. Als een inwoner de levering van een maatwerkvoorziening in een pgb wenst te ontvangen, en deze een vertegenwoordiger inzet voor het beheer ervan, is het nodig dat de vertegenwoordiger voldoet aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de pgb-vertegenwoordiger heeft een aantoonbare relatie met de inwoner;

    • b.

      de pgb-vertegenwoordiger aan dezelfde voorwaarden voldoet als de budgethouder en kan verantwoorden dat de zorg feitelijk en kwalitatief goed wordt verleend;

    • c.

      de pgb-vertegenwoordiger niet de aanbieder van zorg is. Bij twijfel kan het college het Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) matrixregister raadplegen;

    • d.

      de pgb-vertegenwoordiger mag geen financiële relatie hebben tot de hulpverlener in verband met mogelijke belangenverstrengeling als deze geen familieleden tot en met de 2e graad zijn.12

  • 2. Een inwoner kan een bewindvoerder of wettelijk vertegenwoordiger inzetten als pgb vertegenwoordiger als:

    • a.

      de pgb-vertegenwoordiger aan dezelfde voorwaarden voldoet als de budgethouder en kan verantwoorden dat de zorg feitelijk en kwalitatief goed wordt verleend;

    • b.

      de pgb-vertegenwoordiger niet de aanbieder van zorg is, of in dienst heeft.

    • c.

      er geen sprake is van mogelijke belangenverstrengeling door de vertegenwoordiging van de inwoner.

    • d.

      de kosten van het beheer mogen niet met het pgb worden betaald.

Artikel 13.3 regels voor het persoonsgebonden budget – maandloon Artikel 13

  • 1. Bij uitbetaling van het pgb aan de zorgverlener mag de inwoner zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van het college geen vaste maandlonen of maandbedragen inzetten ter bekostiging van de hulpverlening.

  • 2. De inwoner dient in het pgb-plan bij de aanvraag om een maatwerkvoorziening gemotiveerd aan te geven waarom uitbetaling door middel van maandlonen/maandbedragen nodig is.

Artikel 13.4 regels voor het persoonsgebonden budget - pgb buitenland

Artikel 13

  • 1. Een inwoner kan een pgb alleen in het buitenland inzetten na voorafgaande schriftelijke toestemming van het college.

  • 2. De inwoner dient uiterlijk een maand voor het verblijf in het buitenland om toestemming te vragen bij het college.

  • 3. Indien nodig kan het college extern advies vragen over de wenselijkheid en noodzaak van het verblijf in het buitenland ten behoeve van het bevorderen van de participatie na terugkomst in Nederland.

  • 4. De maximale termijn waarmee in het buitenland verbleven kan worden met een pgb bedraagt 13 weken en 1 jaar in geval van palliatieve zorg.

  • 5. De eisen die in de wet, Verordening Maatschappelijke Ondersteuning gemeente Westland 2025 en in deze Nadere Regels gelden ook voor besteding van het pgb in het buitenland.

  • 6. Het college herberekent bij toegestaan verblijf in het buitenland de hoogte van het pgb. Het pgb wordt berekend aan de hand van de aanvaardbaarheidspercentages zoals genoemd in het AWBZ kompas persoonsgebonden budget van het Zorginstituut Nederland, c.q. bijlage D van de Regeling langdurige zorg.13

  • 7. De aanpassing van de hoogte van het pgb geldt voor materiële en immateriële voorzieningen. Als de inwoner niet voorafgaand aan het verblijf in het buitenland toestemming van het college heeft gevraagd en gekregen kan het college de maatwerkvoorziening beëindigen en terugvorderen.

Artikel 13.5 regels voor het persoonsgebonden budget - betaalbaar stellen pgb

Artikel 13

  • 1. Het college stelt het pgb van een zaak betaalbaar na het overleggen van de definitieve factuur door de inwoner, die door het college is goedgekeurd op basis van het Pakket van Eisen.

  • 2. Het college betaalt het pgb uit na ontvangst van de definitieve factuur.

Artikel 13.6 regels voor het persoonsgebonden budget - wisselen pgb en zorg in natura

Artikel 13

  • 1. Het college kan één keer per jaar op verzoek van de inwoner de leveringsvorm van een voorziening wijzigen tussen een pgb en een verstrekking in natura (of andersom).

  • 2. Dit is niet mogelijk bij een verstrekking voor materiele ondersteuning.

Artikel 14.1 regels voor het persoonsgebonden budget - hoogte pgb bedrag

Artikel 14

  • 1. Het pgb-bedrag voor voorzieningen dient in beginsel toereikend en niet duurder te zijn dan de kostprijs van de vergelijkbare natura voorziening.

  • 2. Het college stelt de kostprijs vast van individueel afgestemde voorzieningen op grond van de offerte van de hulpmiddelenleverancier.

  • 3. Het college bepaalt de kostprijs (per periode) op basis van de vastgestelde levensduur van de voorziening.

  • 4. Het college hanteert in beginsel de volgende afschrijvingstermijnen:

    • -

      3 jaar bij een sportvoorziening;

    • -

      7 jaar bij een vervoermiddel – of voorziening;

    • -

      7 jaar bij een rolstoel;

    • -

      10 jaar bij een traplift of roerende woningaanpassing;

    • -

      15 jaar bij een verbouwing van een woning.

Artikel 15 kwaliteitseisen pgb

Geen nadere regel

Artikel 16.1. Eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen of pgb’s - duur eigen bijdrage

Artikel 16

  • 1. Bij een maatwerkvoorziening in eigendom hanteert het college de effectieve kostprijs als maatstaf voor de berekening van de eigen bijdrage. De inwoner betaalt de eigen bijdrage totdat de kostprijs voor de voorziening is betaald, h

  • 2. et pgb budget is bereikt of wanneer de ondersteuning stopt.

  • 3. Bij een maatwerkvoorziening in bruikleen (natura verstrekking) berekent het college de eigen bijdrage op basis van de nieuwwaarde.

  • 4. De inwoner mag de eigen bijdrage niet betalen uit het pgb budget.

  • 5. Bij overname van een voorziening van een andere gemeente is de inwoner voor het overnamebedrag een eigen bijdrage verschuldigd, voor zover de voorziening nog niet is afgeschreven. Het college berekent de eigen bijdrage aan de hand van de waarde van de voorziening.

  • 6. Voor het bepalen van een verplicht te betalen eigen bijdrage gaat het college uit van een gezamenlijk huishouden als:

    • a.

      inwoner met partner of huisgenoot het grootste deel van de tijd samen in een woning verblijft, ook al beschikken de huisgenoten over een eigen woning;

    • b.

      inwoner en partner of huisgenoot zorgen voor elkaar, financieel en/of bij de dagelijkse gang van zaken zoals het halen van de boodschappen of koken voor elkaar en bij ziekte;

    • c.

      inwoner en partner of huisgenoot hebben een gezamenlijke bankrekening of zijn fiscale partners;

    • d.

      inwonende volwassen kinderen en ouders tellen niet mee bij de vaststelling van een gezamenlijk huishouden voor het bepalen van een eventueel verplichte eigen bijdrage.

  • 7. Voor het aanbrengen van deuropeners in een gemeenschappelijke ruimte hanteert het college geen eigen bijdrage.

Artikel 17. Bijdrage in de kosten van algemene voorzieningen

Geen nadere regel

HOOFDSTUK 5 KWALITEIT VAN DE ZORGVERLENERS

Artikel 18. Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning Artikel 18

  • 1. Het college hanteert ten behoeve van het toezicht op de kwaliteit als kwaliteitsstandaard het Kwaliteitsstandaard Wmo14.

  • 2. Het college laat het toezicht op de kwaliteit van de Wmo-voorzieningen en Wmo-ondersteuning van zorgaanbieders waarmee het college een contract heeft, uitvoeren door de GGD Haaglanden15.

  • 3. Het toezicht richt zich vooral op de vraag of de Wmo-voorziening voldoet aan de kwaliteitseisen. De toezichthouder past afhankelijk van de situatie verschillende vormen van toezicht toe. Dit varieert van calamiteiten- en signaalonderzoek tot preventieve bezoeken.

Artikel 19. Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college hanteert ten behoeve van het toezicht het calamiteitenprotocol16

HOOFDSTUK 6 HERZIENING VAN DE BESLUITVORMING

Artikel 20.1. Wijzigingen, voorkoming en bestrijding ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en pgb’s en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

leeg

Artikel 20

  • 1. Het college benoemt als dat nodig is in de beschikkingen de momenten waarop evaluatie plaatsvindt.

  • 2. Het college onderscheidt in de beschikkingen ‘leerbare’ en ‘stabiele’ ondersteuning. Bij stabiele ondersteuning neemt het college in elk geval een evaluatiemoment op, van ééns in de vijf jaar.

  • 3. Het college kan ook steekproefsgewijs de situatie de op grond van de Wmo geboden ondersteuning onderzoeken op geschiktheid, zie verder bijlage 3.

Artikel 21. Opschorting betaling uit pgb

Geen nadere regel

Artikel 22. Onderzoek naar kwaliteit en rechtmatigheid en doelmatigheid maatwerkvoorzieningen en pgb’s

Geen nadere regel

HOOFDSTUK 7 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 23. Blijk van waardering mantelzorgers

Geen nadere regel

Artikel 24. Verhouding prijs en kwaliteit levering dienst door derden

Geen nadere regel

Artikel 25. Klachtenregeling

Geen nadere regel

Artikel 26. Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

Geen nadere regel

Artikel 27. Inwonerparticipatie

Geen nadere regel

Artikel 28. Evaluatie

Geen nadere regel

Artikel 29. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen van deze Nadere Regels indien toepassing ervan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 29. Nadere regels

Geen nadere regel

Artikel 31. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Beleidsregels Wmo gemeente Westland 2024 worden ingetrokken. Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van deze beleidsregels totdat het college een nieuw besluit heeft genomen dan wel de looptijd van het besluit afloopt.

  • 2. Aanvragen die zijn ingediend voor inwerkingtreding van de Nadere regels maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze Nadere regels ,worden afgehandeld krachtens de Beleidsregels Wmo gemeente Westland 2024.

  • 3. Op bezwaarschriften gericht tegen een besluit op grond van de Beleidsregels Wmo gemeente Westland 2024, wordt beslist met inachtneming van die beleidsregels.

  • 4. Van het in lid 2 en 3 gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.

Artikel 32. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025 treden in werking op 1 juli 2025

  • 2. Deze Nadere regels worden aangehaald als: Nadere regels Wet maatschappelijke ondersteuning (of Wmo) gemeente Westland 2025.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Westland,

gelet op artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht:

gelet op de Verordening Wet Maatschappelijke Ondersteuning Westland 2025;

besluit vast te stellen:

Nadere Regels Wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Westland 2025.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 juni 2025

De secretaris

M.L.M Weers

De burgemeester

B.R. Arends

Bijlage 1 Checklist betrekken van de mantelzorger bij het onderzoek

Mogelijke mantelzorg

  • 1.

    Kan de cliënt rekenen op hulp van de partner, gezinsleden of andere mensen die tot het huishouden behoren?

Nee

Ja -> () geen hulp of weinig hulp

() wel hulp: een of meer keer per week

() wel hulp: dagelijks

  • 2.

    Kan de cliënt rekenen op hulp van familieleden of vrienden die niet tot het huishouden behoren?

Nee

Ja -> () geen hulp of weinig hulp

() wel hulp: een of meer keer per week

() wel hulp: dagelijks

  • 3.

    Welke extra taken heeft de mantelzorg in de loop der tijd op zich genomen?

() Hulp bij de dagelijkse bezigheden

() Persoonlijke verzorging

() Huishoudelijke taken

() Overige taken, namelijk ….

(bijvoorbeeld vervoer naar ziekenhuis, emotionele steun)

Gevolgen voor andere verantwoordelijkheden en activiteiten van de mantelzorg

  • 1.

    Met welke andere verantwoordelijkheden en activiteiten worden de (extra)zorgtaken door de verzorger17 gecombineerd?

  • Werk buitenshuis;

    fulltime/parttime …(uren p/wk)

  • Opleiding;

    fulltime of deeltijd …… (uren p/wk)

  • Zorg voor andere huisgenoten (jonge kinderen?)

  • Huishoudelijke taken (worden de taken gedeeld?)

  • Zorg voor andere familieleden

  • Vrije tijd, hobby’s

  • 2.

    Gaan de zorgtaken van de verzorger ten koste van de bij vraag 1 genoemde taken en verantwoordelijkheden?

Nee

Ja, namelijk …………………

  • 3.

    Gaan de extra zorgtaken die de verzorger op zich heeft genomen ten koste van belangrijke voornemens? (bijvoorbeeld het volgen van een opleiding, promotie op het werk?)

Nee

Ja, namelijk …………………

  • 4.

    Heeft de verzorger als werknemer zorgverlof kunnen opnemen?

Nee, waarom niet?

Ja, hoe lang en hoeveel uren per week?

Belasting van de mantelzorg

  • 1.

    Welke taken worden door de verzorger als (emotioneel en/of fysiek) belastend ervaren?

Hulp bij het huishouden

Persoonlijke verzorging

Huishoudelijke taken

Overige taken, namelijk ………

  • 2.

    Om wat voor belasting gaat het?

Vooral fysiek belastend

Vooral emotioneel belastend

Mogelijkheden en beperkingen van verzorgers

  • 1.

    Welke taken is de verzorger goed in staat te verrichten?

Hulp bij het huishouden

Persoonlijke verzorging

Huishoudelijke taken

Overige taken, namelijk ………

  • 2.

    Bij welke taken is er behoefte aan ondersteuning?

Hulp bij het huishouden

Persoonlijke verzorging

Huishoudelijke taken

Overige taken, namelijk ………

Wensen van de verzorger en verwachtingen van de zorgvrager

  • 1.

    Welke taken wil de verzorger blijven uitvoeren?

Hulp bij het huishouden

Persoonlijke verzorging

Huishoudelijke taken

Overige taken, namelijk ………

  • 2.

    Aan welke zorgtaken hecht de aanvrager het meeste belang?

Hulp bij het huishouden

Persoonlijke verzorging

Huishoudelijke taken

Overige taken, namelijk ………

Ondersteuning

  • 1.

    Wat vindt de verzorger nodig om in staat te zijn de (extra) zorgtaken op zich te kunnen (blijven) nemen?

……………………….

  • 2.

    Is er behoefte aan respijtzorg?

……………………….

  • 3.

    Is er behoefte aan training of informatie?

………………………..

   

Bijlage 2 Resultatenmatrix

De matrix heeft betrekking op alle cliëntgroepen die onder de Wmo vallen en waarbij een maatwerkvoorziening in de vorm van dienstverlening nodig is. De inhoudelijke beschrijving zijn voorbeelden, het is geen blauwdruk waar iemand aan moet ‘voldoen’.

Resultaatgebied

Trede 1

Ernstige problematiek

De situatie is onhoudbaar

Trede 2

Niet zelfredzaam

Situatie is slecht en niet toereikend

Trede 3

Beperkt zelfredzaam

Situatie is (nog) niet stabiel

Trede 4

Grotendeels zelfredzaam

Situatie is (deels) stabiel

Trede 5

Volledig zelfredzaam (m.u.v. ondersteuning en regie bij het huishouden)

Sociaal en persoonlijk functioneren

Cliënt is niet vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft geen inzicht in zijn problematiek en accepteert niet of moeilijk ondersteuning.

Er is geen sprake van structuur in het dagelijks leven.

Er kan sprake zijn van huiselijk geweld, (kinder)mishandeling of verwaarlozing.

Cliënt is niet vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft weinig inzicht in zijn problematiek maar accepteert wel ondersteuning.

Cliënt kan niet zelfstandig structuur aanbrengen in het dagelijks leven.

Er is dreiging van een onveilige situatie, zoals huiselijk geweld of verbaal geweld.

Cliënt is niet vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft (redelijk) inzicht in zijn problematiek en probeert negatief gedrag te veranderen. Accepteert ondersteuning.

Cliënt kan niet volledig zelfstandig structuur aanbrengen in het dagelijks leven.

Cliënt is grotendeels vaardig om met fysieke, emotionele en sociale levensuitdagingen om te gaan, heeft (redelijk) inzicht in zijn problematiek en probeert negatief gedrag te veranderen.

Cliënt kan grotendeels zelfstandig structuur behouden in het dagelijks leven.

Relaties in huiselijke kring ondersteunen elkaar. Cliënt heeft een sociaal netwerk dat ondersteunend is bij maatschappelijke participatie.

Financiën

Geen inkomsten (ook

niet structureel van

naasten), hoge en

groeiende schulden.

Onvoldoende inkomsten en/of ongepast uitgavepatroon.

Groeiende schulden.

Inkomen zou aan basisbehoeften tegemoet moeten komen, echter is er ondersteuning nodig bij een gepast uitgavepatroon.

Evt. schulden zijn aanwezig maar stabiel of kunnen met ondersteuning snel stabiel worden.

Inkomen komt aan basisbehoeften tegemoet.

Evt. schulden zijn stabiel en deze verminderen.

Inkomen ruim voldoende, goed financieel beheer, mogelijkheid om te sparen.

Huisvesting

Dakloos of in nachtopvang.

Geen veilige, stabiele en/of

toereikende huisvesting.

Cliënt woont op een plaats

waar hij niet gewenst is, zijn woning niet kan betalen of uithuiszetting

dreigt. En/of de woonvaardigheden ontbreken.

Veilige en stabiele huisvesting maar slechts beperkt toereikend, in onderhuur en/of

geen autonome huisvesting. En of woonvaardigheden zijn (nog) niet voldoende ontwikkeld.

Veilige en toereikende huisvesting, huurcontract met bepalingen, gedeeltelijke autonome huisvesting.

Veilige en toereikende huisvesting, regulier (huur)contract en autonome huisvesting.

Dagbesteding

Het bieden van een passende dagbesteding, 7-9 dagdelen per week.

Het bieden van een passende dagbesteding, 5-6 dagdelen per week.

Het bieden van een passende dagbesteding, 3-4 dagdelen per week.

Het bieden van een passende dagbesteding, 1-2 dagdelen per week.

Toeleiden naar een passende dagbesteding (veelal in het voorliggend veld).

Cliënt heeft een passende dagbesteding.

Ondersteuning en regie bij het huishouden

Er is sprake van een onveilige, vervuilde, ongezonde huishouding.

Cliënt is fysiek en mentaal niet in staat om een huishouden te voeren en het ontbreekt aan regie.

Er is sprake van een vervuilde en ongezonde huishouding en/of er zijn kinderen onder de 12 aanwezig in het huishouden.

Cliënt heeft ondersteuning nodig bij het voeren van regie (cognitief/fysiek) en het verrichten van de huishoudelijke taken.

De huishoudelijke taken worden aangeleerd.

Cliënt is in staat om regie te voeren over het huishouden.

Voor het verrichten van de huishoudelijke taken en andere extra schoonmaaktaken is ondersteuning nodig.

Betreft overname van het volledige huis en andere extra schoonmaaktaken.

Cliënt is in staat om regie te voeren over het huishouden. Voor het verrichten van de huishoudelijke taken (zwaar en licht) is ondersteuning nodig.

Het betreft overname van het volledige huis, met uitzondering van extra schoonmaaktaken.

Cliënt is in staat om regie te voeren over het huishouden. Voor het verrichten van zwaar huishoudelijk werk is hulp nodig.

Betreft overname van de zwaar huishoudelijke taken waarbij cliënt (of netwerk) zelf structureel de licht huishoudelijke taken (en andere extra schoonmaaktaken)uitvoert.

Gezondheid

Er is sprake van gevaar voor eigen gezondheid en/of dat van anderen ten gevolge van lichamelijke, verstandelijke en/of mentale complexe problematiek (waaronder verslavingen).

Er is sprake van ernstige belemmeringen in de zelfredzaamheid ten gevolge van lichamelijke, verstandelijke en/of mentale complexe problematiek (waaronder verslaving). Cliënt komt zonder ondersteuning geen afspraken met professionals in de gezondheidszorg na.

Cliënt ervaart belemmeringen in de zelfredzaamheid ten gevolge van lichamelijke, verstandelijke en/of mentale complexe problematiek (waaronder verslaving). Er is een stimulans en begeleiding nodig bij (basale) zelfzorg (inclusief eten), of behandeling.

Er is sprake van een belemmering in het lichamelijk, verstandelijk of mentale functioneren (waaronder verslavingen).

Cliënt is nog niet volledig behandeltrouw en/of heeft moeite hetgeen hij geleerd heeft bij de behandeling in praktijk te brengen.

Cliënt is in staat om zich zelfstandig aan te passen en een eigen regie te voeren in het licht van fysieke, emotionele en sociale uitdagingen in het leven.

Bijlage 3 Protocol maximale perioden beschikkingen en monitormomenten als invulling van artikel 2.3.9 Wmo

Hoofdstuk 2. Maatschappelijke ondersteuning.

Paragraaf 3: Maatwerkvoorzieningen

Artikel 2.3.9 Wmo

  • 1.

    Het college onderzoekt periodiek of er aanleiding is een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5. of 2.3.6. te heroverwegen.

  • 2.

    Artikel 2.3.2, tweede tot en met zesde lid, en artikel 2.3.5, zesde lid, zijn van overeenkomstige toepassing.

Het college onderscheidt groepen inwoners met een Wmo voorziening in ‘leerbare’ en ‘stabiele’ ondersteuning. Of een inwoner leerbaar is of stabiel blijft, blijkt uit het onderzoek en dat wordt vastgelegd in het ondersteuningsplan. Hierin wordt ook de looptijd van de indicatie aangegeven en het moment dat de monitoring (evaluatie) plaatsvindt. Echter blijft het nog steeds maatwerk, zoals de Wmo bedoeld is.

ZIN

Periode beschikking

Monitormoment vastgelegd in ondersteuningsplan

Monitormoment aanvragen door zorgaanbieder en/of wmo cliënt

ORH leerbare ondersteuning

Oordeel toegang, maximaal twee jaar

Niet vastgelegd, wel op basis van steekproef

Is mogelijk

ORH stabiele ondersteuning

Oordeel toegang, Onbepaalde tijd

Niet vastgelegd, wel op basis van steekproef

Is mogelijk

BG stabiele ondersteuning

Oordeel toegang, Onbepaalde tijd

1 keer in de vijf jaar

Is mogelijk

BG leerbare ondersteuning

Oordeel toegang, maximaal twee jaar

In principe geen monitor moment vastgelegd, want resultaat moet behaald. Twee maanden van te voren indienen formulier door zorgaanbieder.

Is mogelijk


Noot
2

Op grond van de motie van 10 november 2022: Motie tot stopzetten van huishoudelijke ondersteuning door jonge Westlandse mantelzorgers tot 24 jaar

Noot
3

Delft, Midden-Delfland, Pijnacker-Nootdorp, Rijswijk en Westland

Noot
4

Convenant meeverhuizen van de individuele mobiliteitshulpmiddelen en roerende woonvoorzieningen bij een verhuizing

Noot
6

Normenkader Begeleiding versie 2.0 Afwegingskader voor het indiceren van Wmo begeleiding, ontwikkeld door bureau HHM en Factum

Noot
11

Wmo Convenant Gemeente Westland en 2024.

Noot
12

1e graads familie: Dit zijn de directe familieleden, namelijk de ouders, partner en kinderen van een persoon. 2e graads familie: Dit zijn de broers, zussen, grootouders, kleinkinderen en (schoon)ouders van een persoon.

Noot
15

https://www.ggdhaaglanden.nl/inspecties/toezicht-wmo.htm en calamiteit of geweld Bekijk het calamiteitenprotocol

Noot
17

Hiermee wordt gedoeld op de verzorger die de meeste taken op zich neemt. Bij meer verzorgers is de persoon die de zorg coördineert de contactpersoon en informatiebron