Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741771
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741771/1
Groenbeleidsplan
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 10-07-2025
Intitulé
GroenbeleidsplanInleiding
Aanleiding
Het huidige Groenbeleidsplan van de gemeente Meerssen stamt uit 2003. De gemeente heeft behoefte aan een integraal groenbeleidsplan waarin het huidige beleid wordt geactualiseerd en de relatie wordt gelegd tussen verschillende thema’s aangaande het landschap en groen. Daarbij gaat het ook om actuele thema’s als klimaatadaptatie, biodiversiteit en burgerparticipatie. Natuur, groen en landschap zijn belangrijk voor de gemeente omdat het onder meer bijdraagt aan een gezonde, klimaatadaptieve leefomgeving waar inwoners en bezoekers zich prettig voelen.
Doelstelling
Het Groenbeleidsplan geeft een integrale visie voor de lange termijn (2040) op de ontwikkeling van het openbaar groen binnen de gemeente (groen- en bomenstructuur), zowel voor het groen binnen de kernen als voor het groen in het buitengebied. Een algemene wens van de gemeente is om meer te vergroenen om zo te werken aan een klimaatadaptieve gemeente en het verbeteren van de leefomgeving.
In dit document is het gemeentelijk beleid aangaande de gewenste kwantiteit en kwaliteit van het openbare groen vastgelegd. Het vormt daarbij een stimulerend document dat de basis legt voor toekomstige ontwikkelingen, initiatieven en keuzes voor het groen. Daarnaast dient het Groenbeleidsplan als basis voor een nadere concretisering in uitvoeringsgerichte projecten, die ertoe moeten leiden dat de gestelde uitgangspunten en doelstellingen voor het openbaar groen verwezenlijkt worden. Een deel van de voorziene groenstructuur in het Groenbeleidsplan kan ook als ‘meekoppelkans’ worden opgepakt. Het gaat dan om projecten op het gebied van onder meer wegreconstructies of rioolreconstructies, waarbij tegelijkertijd de gewenste groenstructuur uit het Groenbeleidsplan kan worden gerealiseerd.
In het Groenbeleidsplan is een ruimtelijke uitwerking van de groenvisie opgenomen in de vorm van een kaart (opgesplitst in meerdere deelkaarten) die de gewenste groen- en bomenstructuur weergeeft. De kaart toont de ontwikkeling van het groen in de gemeente Meerssen op hoofdlijnen. Dat wil zeggen, dat de gewenste groen- en bomenstructuren globaal zijn aangegeven en niet één op één naar het groei-/standplaatsniveau kunnen worden vertaald. Voor het vertalen van de gewenste groen- en bomenstructuur naar uitvoeringsgerichte plannen is een nadere uitwerking nodig, waarbij op basis van beschikbare boven- en ondergrondse ruimte, de functie van de openbare ruimte en het wensbeeld een concrete invulling wordt gegeven aan de gewenste groenstructuur.
Samen kiezen we voor groen
Dit Groenbeleidsplan is tot stand gekomen in samenwerking met bewoners en professionele stakeholders. Zo heeft een groot aantal mensen met lokale kennis en betrokkenheid zich ingespannen om in overleg met de gemeente en bureau VERBEEK aan te geven wat knelpunten en wensen zijn en waar in het groenbeleid nadruk op zou moeten liggen. Vanuit eigen kennis hebben zij vervolgens de wensen en kansen voor het groenbeleid bekeken en aangevuld. De gemeente Meerssen bedankt hiervoor alle betrokkenen.
1. De waarden van groen
De waarden van groen vormen de onderliggende kracht van het Groenbeleidsplan.
Beeldbepalende functie / identiteit
Groen bepaalt in grote mate de aantrekkelijkheid van een omgeving. Verschillende vormen groen kunnen het gebiedseigen karakter versterken en de herkenbaarheid van de (ontstaans)geschiedenis vergroten. Zo kan met opvallend groen een accent worden gelegd op bijzondere plekken, zoals cultuurhistorische relicten. Voorbeelden van opvallend groen zijn een uitbundig bloeiende boom, een eeuwenoude monumentale boom of een prachtige laan. Een hoge kwaliteit groen in de openbare ruimte bevordert de kwaliteit van de woonomgeving en draagt bij aan de identiteit en herkenbaarheid van de kernen.
Structurerende, ordenende functie
Voor de oriëntatie is het van belang dat wegenstructuren en (grotere) eenheden, zoals dorpen of buurtschappen, bosgebieden en beeklopen herkenbaar zijn in het landschap. De toepassing van een bepaald type beplanting (bijvoorbeeld een rij knotwilgen) kan bijvoorbeeld de aanwezigheid van een beekloop in het landschap verduidelijken.
De kernen in de gemeente Meerssen zijn met elkaar verbonden door oude, doorgaande wegenstructuren. Deze wegen hebben een belangrijke structurerende functie en daar hoort een passende, begeleidende groenstructuur bij.
Voor het versterken van de identiteit en oriëntatie van de kernen is het noodzakelijk dat de groenstructuur als ordenend element wordt ingezet. Zo verbetert de leesbaarheid van de bebouwde omgeving; het gemak waarmee mensen zich kunnen oriënteren in een kern. Vooral bomen kunnen op basis van hun maat en uitstraling de hiërarchie in het wegen- en stratenpatroon verduidelijken. Daarbij zorgen bomen langs wegen ervoor dat de gemiddelde snelheid van het verkeer lager is. Binnen (historische) kernen zijn het vaak bomen die bijdragen aan de herkenbaarheid van functies. Het specifieke soortgebruik is in dit geval bepalend. Zo zijn bijvoorbeeld lindes vaak te vinden bij religieuze en wereldlijke instellingen en bij bouwkundige elementen die dit representeren (kapellen of wegkruisen).
Recreatieve functie
Verblijven en recreëren is aangenamer in gebieden met een kwalitatief hoogwaardige groene inrichting.
Het karakter van het landschap nodigt in meer of mindere mate uit tot recreatie. Groen in de vorm van bossen, parken, groenzones en landschapselementen bepalen in hoge mate het karakter en de sfeer van een landschap (zowel in het buitengebied als in de kernen). Zo zijn in de gemeente grote aaneengesloten bosgebieden, maar juist ook open gebieden op de plateaus en Maasdal en halfopen landschappen op hellingen en in het Geuldal aanwezig. Al die verschillende landschappen zijn aantrekkelijk, indien er een zekere mate van harmonie heerst tussen alle in het betreffende landschap aanwezige elementen. Het buitengebied van de gemeente is bij uitstek geschikt voor recreatieve doeleinden. De directe omgeving van veel kernen herbergt veel mogelijkheden voor buitenactiviteiten. Het groene landschap is voor alle inwoners dichtbij.
Economische functie
Uit onderzoek van de Wageningen Universiteit* blijkt dat een aantrekkelijk landschap een belangrijke factor is voor het trekken van (innovatieve) bedrijven en onderzoeks- of onderwijsinstellingen. Er zijn steeds meer bewijzen dat economische groei en fraaie landschappen verband met elkaar houden. Groen ingerichte steden hebben indirect een economisch rendement. Een goed onderhouden, groene omgeving heeft een positieve uitwerking op het welzijn en de gezondheid van mensen. Onze productiviteit stijgt wanneer we ons in een mooie, groene omgeving bevinden en de waarde van onroerend goed is hoger. De economische functie van groen wordt echter nog niet vaak genoeg erkend; economische ontwikkelingen hebben nu juist vaak een negatieve weerslag op de groene omgeving.
Het landschap van Meerssen is de voornaamste reden waarom toeristen de gemeente bezoeken. Aangezien recreatie en toerisme een belangrijke sector is binnen de gemeente, is een aantrekkelijk en beleefbaar landschap van groot economisch belang. Daarbij is het inzetten en gebruiken van aantrekkelijk groen ook een manier om je als woongemeente te profileren.
Groen levert een bijdrage aan een gevarieerde bevolkingsopbouw, aan meer bedrijfsomzet en meer werkgelegenheid (De Groene Stad, 2011 **). Meer recent, tijdens de Dag van de Stad in 2021, die in Heerlen plaatsvond, is onder meer de waarde van groen in de bebouwde omgeving toegelicht door Jan Gehl (Deense architect).
Ecologische functie
De groenelementen zoals hellingbossen, beekdalen, wegbeplantingen en (kasteel)parken vormen (potentieel) leefgebied voor verschillende planten- en diersoorten. Ecologische verbindingen zorgen voor de uitwisseling van populaties van soorten tussen de verschillende groengebieden. Ook in het beleid van het Rijk en provincie is aandacht voor het groen en de rol die groen speelt bij de instandhouding van bijzondere flora en fauna.
Binnen de kernen heeft groen ook een ecologische functie. Perken met insecten-aantrekkende vaste planten bijvoorbeeld, of de keuze voor het planten van inheemse boomsoorten die leef- of foerageergebied vormen voor verschillende soorten fauna. Ook op microniveau, bijvoorbeeld korstmossen of het groen/’onkruid’ tussen de tegels, hebben ecologische waarde.
Fysische functie
De aanwezigheid van opgaand groen in het buitengebied heeft verschillende voordelen. Zo wordt verdroging tegengegaan doordat wortelstelsels het water beter vasthouden in de bodem en schaduw zorgt voor koelte en dus minder verdamping. De wortelstelsels houden ook de bodem bij elkaar en zodoende is een begroeid landschap minder gevoelig voor erosie. Ook werkt opgaand groen uitstekend voor het blokkeren van zichten op onaantrekkelijke elementen in het landschap.
De aanwezigheid van groen binnen een stad verbetert de kwaliteit en het klimaat van de leefomgeving. Het wordt onder andere minder warm en de luchtvochtigheid neemt toe. Schadelijke concentraties stikstof en ozon zijn lager in buurten met meer groen. Daarnaast hebben vooral bomen een filterende werking op stofdeeltjes (fijnstof) in de lucht. Door hun zuiverende werking gelden parken als een verademing om te verblijven. Dit maakt de aanwezigheid van een park als het Proosdijpark in het stedelijk weefsel van Meerssen bijzonder belangrijk. Groene oppervlakten houden hemelwater vast, waardoor dit niet (direct) wegstroomt richting de riolering, maar infiltreert in de ondergrond.
Groen, gezondheid en educatie
Een groene omgeving heeft de potentie tot het uitnodigen van verschillende soorten gezond gedrag. De laatste jaren is steeds meer bekend geworden over de helende werking van groen. Zo weten we dat mensen met meer groen in hun woonomgeving zich gezonder voelen en dat ze ook minder vaak diabetes, hartziekten of een depressie hebben (Maas, Beumer, 2014***). Hieronder staan de belangrijkste mechanismen kort samengevat:
Vermindering van stress. Een veelheid aan laboratoriumonderzoek laat zien dat mensen sneller herstellen van stress als ze verblijven in een groene omgeving dan wanneer ze zich bevinden in een stedelijk omgeving.
Toename van beweeggedrag. Een natuurlijke omgeving kan uitnodigen tot beweeggedrag. Mensen houden bewegen in een natuurlijke omgeving ook langer vol.
Stimuleren ontwikkeling kinderen. Onderzoeken naar effecten van groene schoolpleinen laten positieve effecten zien op de concentratie en het sociaal welzijn van basisschoolleerlingen.
Gezonde voeding. Middels stadslandbouw (moestuinen, buurttuinen, lokale markten) kan groen gezonde voeding bevorderen. Laat zien waar ons eten vandaan komt, waar het groeit en hoe het smaakt. (Maas, Beumer, 2014)
Een ander aspect van groen is dat mensen kennismaken met natuurlijke processen. Door het uitlopen van de knoppen, het bloeien van de fruitboomgaarden, het verkleuren en vallen van de bladeren en de vorming van vruchten, zoals kastanjes en eikels, zijn de jaargetijden beleefbaar.
Ook zullen kinderen de natuur leren kennen en waarderen door op te groeien in een groene omgeving. De aanwezigheid van natuurlijk, ‘wild’ en ongepland groen in of nabij de woonomgeving, waarvan bomen een belangrijk deel uitmaken, wordt door kinderen gewaardeerd. Deze beplantingen doen een beroep op hun verbeeldingskracht en inventiviteit en stimuleren daarmee de ontwikkeling van creatieve processen. Het ontstaan van boomhutten en andere constructies in openbaar groen zijn daar een goed voorbeeld van.
Schooltuinen kunnen extra ondersteuning bieden bij de educatie over het functioneren van de natuur.
* Dijkshoorn-Dekker, M. et. al. Groen in de stad. Het perspectief van de vastgoedsector. Wageningen University & Research, 2018.
** Bade, T., Smid, G. en Tonneijk, F. Groen Loont! Over maatschappelijke en economische baten van stedelijk groen. De Groene Stad, 2011.
*** Maas, J. en Beumer, C. Onderzoeksvoorstel IBA-ikgroenhet, een onderzoek naar de effecten van vergroening, 2014.
2. Buitengebied
2.1 Belangrijkste bevindingen
Het landschap in de gemeente Meerssen is in de loop van de tijd steeds verder doorsneden door infrastructuur. Hierdoor is met name in noord-zuidrichting een tweedeling binnen de gemeente ontstaan (combinatie A2 en vliegveld). De A79 vormt, in combinatie met de spoorlijn Maastricht – Heerlen een grote barrière in het Geuldal. Ook is de overgang van het Geuldal naar het Maasdal niet meer duidelijk herkenbaar door de aanwezigheid van het Julianakanaal en (woon)bebouwing van Bunde, Meerssen en Rothem.
Een andere ontwikkeling is de vermindering van de landschappelijke diversiteit, iets dat in veel gebieden in Nederland speelt. Landschappelijke verschillen zijn steeds verder verkleind waardoor het onderscheid tussen de verschillende landschapstypes in de gemeente minder sterk naar voren komt en ook de leesbaarheid van het landschap steeds moeilijker is. De oorzaak hiervan is het menselijk handelen. Door technologische vooruitgang bepaalt de natuurlijke gesteldheid van het landschap niet langer welke functie op welke plek plaatsvindt. Het landschappelijke systeem is hierdoor uit balans geraakt. De gevolgen hiervan zijn groot:
- •
Verlies van biodiversiteit.
- •
Gevolgen van (hevige) neerslag zijn steeds groter.
- •
Het landschap is gevoelig voor droogte.
- •
Het landschap is gevoelig voor erosie (water en wind).
- •
Lagere belevingswaarde van het landschap.
De diversiteit van het landschap is bijna allesbepalend als het gaat om de bovenstaande problematiek. Een meer divers, uitgesproken landschap herbergt een grotere soortenrijkdom, is klimaatrobuuster en vormt een prachtig decor voor de inwoners en bezoekers van de gemeente Meerssen. De diversiteit van het landschap is essentieel voor de identiteit van de gemeente en de binding die bewoners hebben met hun landschap. Mensen geven betekenis aan hun woonomgeving en ontlenen een deel van hun identiteit aan het landschap.
Met andere woorden; een divers en uitgesproken landschap is belangrijk voor een goed functionerend landschappelijk systeem, het vormt een belangrijke economische drager en is bepalend voor het welzijn van bewoners.
2.2 Groenvisie: het rijke landschap van Geul en Maas
De groenvisie voor het buitengebied van de gemeente Meerssen richt zich op het verhogen van de landschappelijke diversiteit, passend bij de kenmerkende landschapstypen. Dat betekent dat wordt ingezet op het toepassen van herkenbaar, onderscheidend en passend groen. Hiermee wordt de herkenbaarheid van de Meerssense landschappen vergroot. Aanvullend pleit de visie voor de erkenning van de landschappelijke systeemwerking* (het samenspel tussen de niet levende ondergrond (bodem en water), de levende ondergrond (flora en fauna) en menselijke ingrepen) en om nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen vanuit deze systeemwerking te beschouwen. Op de visiekaart hiernaast zijn de algemene richting en kansen benoemd. Op de ondergrond van de visiekaart zijn de landschapstypen weergegeven, omdat de karakteristieken hiervan leidend zijn bij de uitwerking van de kansen.
Technologische vooruitgang en het landbouwkundig efficiënter inrichten van het landschap hebben ervoor gezorgd dat het landschap in de loop van de tijd minder divers is geworden. De landschappelijke verschillen zijn verkleind en de natuurlijke gesteldheid van het landschap bepaalt niet langer welke functie op welke plek plaatsvindt. Het landschappelijke systeem is hierdoor uit balans geraakt. Naast het feit dat de landschappelijke diversiteit is verminderd, speelt ook een ander probleem. Dat is klimaatverandering en de gevolgen daarvan. Door klimaatverandering zijn er langere periodes van droogte en is de neerslag heviger van aard. Het huidige landschap is niet voldoende in staat om dit op te vangen, wat zich uit in wateroverlast, droogte en overmatige erosie.
Door het verhogen van de landschappelijke diversiteit wordt het buitengebied van de gemeente klimaatrobuuster, ecologisch waardevoller en aantrekkelijker voor bewoners en bezoekers. Daarnaast zorgt een divers landschap voor een sterkere landschapsbeleving, meer begrip voor de werking van - en respect voor het landschap. Deze aspecten zijn belangrijk voor de binding van mensen met het landschap en zodoende ook belangrijk voor een duurzame instandhouding ervan.
In de volgende paragraaf is de groenvisie uitgewerkt aan de hand van verschillende thema’s.
* Het landschappelijk systeem is het geheel van abiotische (niet-levende ondergrond: bodem/water), biotische (levend: flora/fauna) en antropogene (door de mens gemaakt) elementen in het landschap en het samenspel hiertussen. Bijvoorbeeld: op steile, kalkrijke hellingen (abiotisch) groeien kalkminnende soorten (biotisch), deze hellingen zijn vrijwel nooit bebouwd of in agrarisch gebruik (antropogeen) door het sterke reliëf, wat deze hellingen hiervoor ongeschikt maakt voor dat landgebruik.
2.3 Gewenste groen- en bomenstructuur
In deze paragraaf is de groenvisie uitgewerkt in de gewenste groen- en bomenstructuur, aan de hand van verschillende (landschappelijke) thema’s die een rol spelen in de landschappelijke diversiteit. Deze thema’s zijn ‘cultuurhistorie’, ‘ecologie’, ‘recreatie’, ‘klimaatrobuustheid’, ‘landbouw’ en ‘bewoners en landschap’. Voor elk van deze thema’s zijn kansen (paragraaf 2.4) omschreven, met als doel het verhogen van de landschappelijke diversiteit. In de hierop volgende paragraaf 2.5 zijn maatregelen opgenomen die de omschreven kansen verder concretiseren.
De gewenste groenstructuur voor het gehele buitengebied is weergegeven op de kaart op de linker pagina. Ook zijn de verschillende maatregelen verbeeld op een doorsnede van het Meerssense landschap (zie de volgende pagina’s).
Schematische doorsnede van het Meerssense landschap met de kansen en maatregelen aangeduid.
2.4 Kansen
2.4.1 Rijke cultuurhistorie
De aanwezigheid en zichtbaarheid van cultuurhistorisch waardevolle elementen betekenen veel voor de landschappelijke diversiteit. In het Meerssense landschap zijn veel cultuurhistorisch waardevolle elementen aanwezig. De verschillende tijdlagen van de geschiedenis herbergen unieke verhalen die de binding van mensen met het landschap versterkt. Daarbij draagt de leesbaarheid van deze verhalen sterk bij aan toeristische waarden. Het is dus belangrijk om de (af)leesbaarheid van de geschiedenis/ cultuurhistorie te versterken. Kansen om dit te bereiken zijn als volgt:
- •
Behoud en versterk leesbaarheid landschap bij ruimtelijke ontwikkelingen.
- •
Versterken historische lijnen en elementen in het landschap.
- •
In stand houden cultuurhistorisch waardevolle groenelementen- of gebieden.
- •
Zichtbaar maken cultuurhistorisch waardevolle elementen, zodat deze weer gaan ‘leven’.
- •
Beschermen, herstellen en optimaliseren monumentale ensembles van bebouwing en groen/water.
2.4.2 Versterken van de landschapsecologische structuur
Ter versterking van de landschapsecologische structuur zijn de volgende kansen benoemd:
- •
Toename van de groenblauwe dooradering (netwerk van halfnatuurlijke landschapselementen zoals poelen, hagen en graften) van het landschap.
- •
Versterken van de overgang Geuldal-Maasdal waarin de barrièrewerking van de voormalige papierfabriek wordt opgeheven.
- •
Balans vinden in het recreatief gebruik van natuurgebieden en de ecologische waarde ervan.
- •
Natuurlijk inrichten van zijbeekdalen van de Geul en de Maas.
- •
Omvormen van verschillende percelen naar natuur, zoals getoond op de kaart ‘streefbeheertype 2022’ van de provincie Limburg (Atlas Limburg, via www.limburg.nl).
- •
Vrijkomende agrarische bebouwing inzetten voor natuur en landschap.
- •
Tegengaan van de ‘verhekking’ van het landschap. Hagen kunnen worden ingezet als alternatief voor een hekwerk wanneer begrenzing van percelen wenselijk is.
- •
Navolgen aanbevelingen gebiedsvisie ‘Eiland in de Geul’.
- •
Omvormen van een brede zone (ca. 15-20 meter) aan weerszijden van de Geul naar natuur.
- •
Versterken van de verbinding Kalverbosch (ecoduct). Verbeteren beheer en onderhoud en aankopen gronden in toeloopgebieden.
- •
Bron(nen) in Kalverbosch benutten voor ecologische verbinding, versterken bronflora.
- •
Versterken van kruidenrijke linten/bermen in het landschap.
- •
Onderzoeken inzet schapenbegrazing.
Aanvullend op het bovenstaande bestaan kansen voor de versterking van uitwisselings- en migratiemogelijkheden van (Natura2000) flora en fauna. Hiervoor is apart onderzoek gedaan naar:
- •
De belangrijkste natuurgebieden in de gemeente en de belangrijkste natuurwaarden daar.
- •
Relevante soorten voor de gemeente met kansen en knelpunten benoemd.
- •
De te behouden ecologische verbindingen.
- •
Ontbrekende schakels en barrières.
- •
Ecologisch waardevolle bermen.
De belangrijkste aanbevelingen zijn (zie ook de kaart):
- •
Das. Aanleg van faunatunnels of andere oversteekvoorzieningen in concentratiegebieden van de das.
- •
Vleermuizen. Verbeteren verbinding Geuldal-Maasdal door bomenlint langs de Geul, i.c.m. natuurgraslanden te versterken. Versterken beplanting dorpsranden. Verbeteren verbinding Bunder- en Elslooërbos-Vliekerbos door extensivering grondgebruik en aanplant lijnvormige landschapselementen zoals bomenrijen.
- •
Amfibieën. Kunstmatige uitwisseling rugstreeppad. Herstel populatie vuursalamander na schimmelziekte. Daarna mogelijk om populatie uit te breiden naar Vliekerbos, hiervoor verbinding versterken. Versterken verbinding Kloosterbossen-Watervalderbeekdal voor enkele andere soorten (o.a. kleine watersalamander). Versterken migratiemogelijkheden langs de Geul door aanleg voortplantingspoelen.
- •
Herpetofauna. Geen maatregelen Hazelworm (komt veel voor). Versterken droge, open en beschutte bermen voor levendbarende hagedis.
- •
Kruidenrijke bermen versterken door laat en gefaseerd maaien. Eventueel maaisel soortenrijke plekken verspreiden in andere bermen.
- •
Vlinders en bestuivende insecten. Voor voorkomen vlinders is versterking kruidenrijke bermen noodzakelijk.
Voor uitgebreide informatie over de analyse en aanbevelingen op soortniveau is het rapport ‘Natuurwaarden Meerssen – Inventarisatie en analyse ten behoeve van het Groenbeleidsplan’, raadpleegbaar . Het rapport is bijgevoegd als bijlage van dit Groenbeleidsplan.
2.4.3 Landschap en cultuurhistorie als recreatieve pijler
De gemeente heeft als doel om meer bezoekers te trekken en hen langer vast te houden, waarbij gericht moet worden op hetgeen Meerssen uniek maakt ten opzichte van andere gemeentes. Dat is het rijke erfgoed dat binnen de gemeente aanwezig is. De wens is om een duurzame en extensieve vorm van toerisme te ontwikkelen, waarbij het landschap en cultuurhistorie belangrijke pijlers zijn. Kansen ter versterking van landschap en cultuurhistorie i.r.t. toerisme en recreatie zijn:
- •
Inzicht in het verhaal van een plek.
- •
Behouden en versterken bijzondere plekken en uitzichtpunten.
- •
Uitbreiden faciliteiten elektrisch fietsen.
- •
Spreiding recreatieve routes naar minder bezochte gebieden binnen de gemeente.
- •
Grenzen stellen aan de opkomst van wijnboeren, gezien de vele bestrijdingsmiddelen die gepaard gaan met de gangbare druiventeelt.
- •
Opvolgen uitvoeringsprojecten ‘Buitengoed Geul&Maas’.
- •
Opvolgen aanbevelingen gebiedsontwikkeling ‘Eiland in de Geul’.
- •
Werken aan een snelfietsverbinding tussen Parkstad en Meerssen/Maastricht.
2.4.4 Naar een klimaatrobuust landschap
Het Meerssense landschap moet weerbaarder worden tegen de effecten van klimaatverandering, zoals droogte en toenemende heftige neerslag en wateroverlast. Kansen hiervoor zijn:
- •
Opvolgen aanbevelingen Klimaatadaptatiestrategie 2023-2027 en Waterprogramma 2023-2027.
- •
Integrale maatregelen treffen waarbij het hele stroomgebied onder de loep wordt genomen. Waterbuffers inzetten als laatste redmiddel; eerst focussen op onder meer herstel kleine landschapselementen en veranderend landgebruik.
- •
Hemelwater opvangen waar het valt.
- •
Introduceren duurzame vormen van landbouw of aangepaste teelten waarbij water beter in de bodem wordt vastgehouden.
- •
Stimuleren aanleg natuur door agrariërs en particulieren.
- •
Borgen grasland op hellingen, dit is minder erosiegevoelig dan akkers.
- •
Stimuleren aanplant kleine landschapselementen door beschikbaar stellen subsidie.
- •
Handhaven verdwenen kleine landschapselementen.
2.4.5 Streven naar duurzame landbouw
In de zomer van 2022 heeft de Rijksoverheid bekend gemaakt dat de stikstofneerslag in Natura2000 gebieden sterk verminderd moet worden. In de gemeente Meerssen ligt een relatief groot areaal aan Natura2000 gebied (Geuldal, Maasdal, Bunder- en Elsooërbos). In heel Nederland liggen (intensieve), agrarische bedrijven in de nabijheid van Natura2000 gebieden onder de loep. Binnen Meerssen geldt dat de agrarische sector zorgt voor een deel van de stikstofneerslag in de Natura2000 gebieden. Echter, grote infrastructuur zoals de snelwegen A2 en A79 en het vliegveld MAA dragen hier ook in grote mate aan bij.
Door gemeenten in het Middengebied is gewerkt aan een notitie met daarin concrete oplossingsrichtingen voor het verminderen van stikstofneerslag. Deze zijn in december 2022 aangeboden aan Gedeputeerde Staten.
Hoewel de bijdrage van stikstofneerslag in de Natura2000 gebieden in de gemeente Meerssen door agrarische bedrijven relatief meevalt (in verhouding tot de uitstoot van snelwegen en vliegveld), pleit dit Groenbeleidsplan hoe dan ook voor een verduurzaming van de agrarische sector. Wanneer met een holistische blik naar de landbouw wordt gekeken worden ook aspecten als bodem, klimaat, water, ecologie en biodiversiteit meegenomen in de bedrijfsvoering. En dat is essentieel voor het vergroten van de landschappelijke diversiteit en het klimaatbestendiger maken van het landschap. Met name natuurinclusieve landbouw is een grote kans omdat hierbij voorwaarden worden gecreëerd waardoor planten en dieren een kans krijgen om zich te vestigen.
Een omschakeling naar een dergelijke, duurzame/biologische landbouw is een grote uitdaging. Niet alleen voor de agrarische sector zelf, maar voor alle partijen in de keten, ook de consument.
2.4.6 Betrek bewoners bij het landschap
Het landschap vormt een deel van de identiteit van lokale bewoners, doordat mensen ermee verbonden zijn en het een vertrouwde omgeving is. De verbondenheid van mensen met het landschap is groot, dat blijkt wel uit reacties van een gemeenschap wanneer een (rigoureuze) verandering in ‘hun’ landschap plaatsvindt. Daarom is het belangrijk om mensen zo vroeg mogelijk te betrekken bij het wel en wee van het landschap. Hiertoe zijn de volgende kansen benoemd.
- •
Betrek bevolking bij kwaliteitsimpulsen in het buitengebied.
- •
Stimuleren aanleg erfbeplanting en kleine landschapselementen.
- •
Verbeteren communicatie over kap- en snoeiwerkzaamheden.
- •
Stimuleren aanleg voedselbosjes, groene schoolpleinen en pluktuinen.
2.5 Maatregelen
2.5.1 Mens en Maas: onderscheid tussen natuur en cultuur versterken
Het contrast tussen het gecultiveerde landschap binnendijks en de ruige natuur buitendijks wordt versterkt door het toevoegen van kenmerkende landschapselementen behorende bij het agrarisch cultuurlandschap van het Maasdal:
- •
Hoogstamfruitboomgaarden rondom de bebouwingskernen.
- •
Fijnmazig stelsel van (gevlochten) hagen als perceelsgrenzen.
- •
Akkercomplex met robuuste akkerranden ten zuiden van Geulle aan de Maas.
- •
Agrarisch gebruik niet-bebouwde percelen.
- •
Versterken relatie Kasteel Geulle met de omgeving (zichtrelaties, voormalige eigendommen kasteel).
2.5.2 Behoud en herstel groenstructuur Julianakanaal
Het kanaal vormt tezamen met haar dijklichamen en begeleidende populierenrijen een groots gebaar in het landschap. Daar waar de populierenrijen gaten vertonen of afwezig zijn, dienen deze hersteld te worden.
Op sommige plekken is de recreatieve route langs het kanaal vervallen. Voor een optimale beleving van het fraaie kanaal en omgeving dienen deze hersteld te worden. Ook is op enkele plekken een missende schakel tussen de paden op de dijk en het recreatieve routenetwerk in de omgeving aanwezig.
Kenmerkend voor het Julianakanaal zijn de bruggen en de opgangen naar de bruggen. Deze opgangen kennen een begeleidende groenstructuur van strakke ligusterhagen in combinatie met bos/struweel; deze moeten behouden en hersteld worden. Doordat de hoger gelegen opgangen een prachtig vergezicht bieden over het Maasdal met de terrasrand op de horizon dienen doorzichten behouden en gecreëerd te worden.
2.5.3 Optimaliseren contrast tussen plateauterrasrand en laaggelegen broekgebied
De plateauterrasrand tussen Bunde en Geulle vormt een prachtige zoom van de Maasvallei. Het Bunderbos is een gebied met veel (ecologisch hoogwaardige) bronnen, waarvan het water afstroomt richting het Maasdal. In het verleden verzamelde dit water zich aan de voet van de plateauterrasrand. Als gevolg hiervan was dit gebied nat en werd het gekenmerkt door de aanwezigheid van broekbosjes en andere ‘natte’ vegetatie. In de afgelopen decennia is het gebied echter ontwaterd en geschikt gemaakt voor de landbouw. Het voorstel is om deze laaggelegen gronden weer een nat karakter te geven, om de herkenbaarheid en ecologische waarde van het gebied te vergroten (versterking van de gradiënt ‘hoog/droog naar nat/laag’). Een ‘natte’ vorm van landbouw in dit gebied is mogelijk, indien er zorgzaam met de natuurwaarden wordt omgegaan. Mogelijk kunnen de bestaande zandvangen verwijderd worden om meer natuurlijke processen toe te laten.
2.5.4 Natuurlijk Geuldal met cultuurhistorische parels
Een snoer van kastelen, landgoederen, hoeves en watermolens kenmerken het Geuldal. Ook is er veel (ruigere) natuur aanwezig; een groot deel van het Geuldal is bestempeld als Natura2000 gebied. De afwisseling tussen het natuurlijke karakter en cultuurhistorie wordt door inwoners en bezoekers hoog gewaardeerd. Het Groenbeleidsplan onderschrijft de uitgangspunten uit de visie ‘Buitengoed Geul & Maas waaronder:
- •
Behouden en versterken zichtrelaties tussen kastelen, landgoederen, watermolens en hoeves.
- •
Behoud molentakken van de Geul; deze zijn onderdeel van cultuurhistorisch waardevolle ensembles.
- •
Verzachten of opheffen barrières voor fauna, met name ter hoogte van de A2 en de voormalige papierfabriek te Weert.
Aanvullend benoemt het Groenbeleidsplan het volgende:
- •
Stimuleren van initiatieven van bewoners/collectieven om in een duurzame voedselproductie te voorzien (zoals Herenboeren of Lenteland).
- •
Benaderen sport- en spellocaties in het Geuldal als modern landgoed, zodat ze kunnen worden ingebed in de karakteristiek cultuur-natuur.
- •
Natuurlijke inrichting van percelen die niet toebehoren aan kastelen, landgoederen of ‘sportlandgoederen’.
- •
Ruimte voor natuurlijk meanderen van de hoofdtak van de Geul.
2.5.5 Inbedding van dorpen in het landschap: groene dorpsmantels
Rondom de dorpskeren dienen de van oorsprong aanwezige dorpsmantels (hoogstamboomgaarden) weer terug te keren. Ze zorgen voor inbedding van de bebouwing en hebben cultuurhistorische, ecologische en educatieve waarden. Bestaande bosschages en bossen rondom de kernen dienen behouden te blijven omdat deze tevens fungeren als groene inbedding van de bebouwing in het landschap. De eigen identiteit van kernen kan verder versterkt worden door de entrees te accentueren met opvallend groen of passend meubilair.
2.5.6 Behoud en herstel van ensembles monumenten en groen
Monumentale bebouwing zoals kastelen, watermolens en hoeves vormen vaak een ensemble met het/de omliggende erf / tuin / landschap. Het groen dat hierbij hoort, is van oorsprong specifiek ontworpen en/of geënsceneerd. De ensemblewerking dient behouden en waar nodig hersteld te worden.
Bij het behoud en herstel van ensembles monumenten en groen gaat het bijvoorbeeld om:
- •
Versterken van zichtlijnen / visuele relaties tussen monument, groen en omgeving.
- •
Behoud en herstel van specifieke erfbeplanting, zoals leilindes of sierbeplanting.
- •
Behoud en herstel van eventuele nutstuinen/moestuinen.
- •
Opschonen/verfraaien van de directe omgeving van monumenten.
Op de kaart ‘gewenste groen- en bomenstructuur’ (blz 16) zijn waardevolle ensembles weergegeven en is aangeduid of een ensemble duurzaam behouden of versterkt moet worden.
2.5.7 Historische wegen benadrukken
De belangrijke historische wegen vormen veelal nog steeds de hoofdverbindingen tussen kernen in het landschap. Langs het merendeel van deze wegen is een continue begeleidende bomenstructuur van de 1e ordegrootte* voorzien om de oriëntatiemogelijkheden en de herkenbaarheid van de wegen te vergroten. Op de kaart ‘gewenste groen- en bomenstructuur’ (blz 16) zijn de voorgestelde bomenstructuren zichtbaar.
* 1e ordegrootte: boom groter dan 15 meter, 2e ordegrootte: boom tussen 8-15 meter, 3e ordegrootte: boom/heester kleiner dan 8 meter.
2.5.8 Plateauranden verdichten
De plateauranden moeten verder worden verdicht om hemelwater beter vast te houden in de bodem. Daarbij vergroot de landschapsbeleving hierdoor, omdat de plateaus op fraaie wijze worden ingekaderd. Ook fungeert opgaande beplanting als ecologische verbinding of schuilplaats voor verschillende soorten fauna. Op de kaart ‘gewenste groen- en bomenstructuur’ (blz 16), is zichtbaar in welke gebieden de verdichting van plateauranden is gewenst.
2.5.9 Versterken hellingbossen
Aan de randen van de bossen dient een mantel- en zoomvegetatie te worden ontwikkeld met een breedte van ca. 20 meter. Deze bosmantel vormt een natuurlijke overgang van bos naar open terrein. Daarbij heeft de bosmantel belangrijke functies, zoals de bescherming van het bos tegen wind, herbiciden en mestinvloeiing vanuit naastgelegen agrarische percelen. De bosmantel moet ontwikkeld worden als extra strook langs het bestaande bos. Om de bosmantel nog een extra waarde mee te geven kan deze op een ‘gekartelde’ manier worden aangelegd. Dat betekent dat er enkele inhammen in de bosmantel zijn (ca. 10m breed, 5m diep), die warme, windluwe plekken vormen die aantrekkelijk zijn voor bijvoorbeeld bijen.
2.5.10 Ontstaan kruidenrijke bermen
De bermen in de gemeente dienen ecologisch versterkt te worden. Bermen vormen potentiële verbindingen tussen kleinere natuurgebiedjes. Ook dragen kruidenrijke bermen en -stroken bij aan het opvangen van afstromend hemelwater. Gemeente-eigendommen dienen gehandhaafd te worden en daarbij omgevormd tot kruiden- en bloemrijke bermen door het voeren van een hierop gericht beheer. Ook zouden andere grondeigenaren gestimuleerd moeten worden om stroken met kruiden- en bloemrijke vegetatie te ontwikkelen.
Bermen of stroken dienen te worden ingericht volgens de eisen van de patrijs, zodat ze geschikt zijn voor vele soorten akkervogels en zo wordt bijgedragen aan het herstel van de populatie.
Aanbevelingswaardig is het daarbij om de partij die het beheer voor de gemeente uitvoert, inzicht te laten krijgen in waar bijzondere plekken zijn en waar kansen liggen voor het laten ontstaan van hoogwaardige natuur. Dat kan door middel van een training, door bijvoorbeeld een (gemeentelijke) ecoloog.
2.5.11 Koesteren holle wegen
De kenmerkende opgaande begroeiing van holle wegen, evenals de bermflora, dient versterkt te worden. Dat vermindert de gevoeligheid van de steile taluds voor erosie, maar zorgt ook voor een sterkere landschapsbeleving. Het contrast van de besloten en intieme wereld van de holle weg met de openheid van een plateau wordt vergroot. Het microklimaat van een holle weg kan op korte afstand sterk verschillen. Dat zorgt o.a. voor interessante variaties in begroeiing. De van nature aanwezige variatie van de holle weg kan worden versterkt door het toepassen van verschillende beheervormen: maaien, hakhoutbeheer dunnen en knotten. Daarbij is het ook wenselijk om te streven naar een goede gelaagdheid van de vegetatie.
2.5.12 Versterken kleine landschapselementen
Kleine landschapselementen dienen weer talrijk aanwezig te zijn in de gemeente Meerssen. Voor onder meer de natuur, biodiversiteit, (grond)waterhuishouding en klimaatadaptatie zijn kleine landschapselementen erg belangrijk. Ze vormen zowel een leefgebied als corridor voor verschillende soorten fauna. Daarbij hebben kleine landschapselementen een positief effect op het microklimaat, onder andere doordat ze de wind breken en zo winderosie van akkers in droge perioden verminderen. Ook zorgen ze ervoor dat water beter wordt vastgehouden en minder snel afstroomt richting het Geuldal en het Maasdal. Tot slot draagt het herstel van kleine landschapselementen bij aan het versterken van de cultuurhistorische karakteristiek en de belevingswaarde van de plek. Op de plateaus moet vooral gericht worden op de aanleg van hagen en struwelen. Het herstel en de realisatie van nieuwe graften zou vooral plaats moeten vinden op de steilere hellingen in de gemeente. De karakteristieke gemengde Limburgse haag dient weer als perceelscheiding toegepast te worden in plaats van prikkeldraad. Boomgaarden rondom de kernen behoeven ook een omzoming met hagen. Solitaire bomen moeten vooral op de plateaus vaker worden geplant, bijvoorbeeld bij kruisingen van wegen en paden.
Kleine landschapselementen betreffen:
- •
Houtkanten
- •
Hagen
- •
Poelen
- •
Graften
- •
Bomenrijen
- •
Hoogstamboomgaarden
- •
Bosjes / bosschages
- •
Struweelhagen
- •
Houtwallen
3. Kernen
3.1 Belangrijkste bevindingen
Uit de inventarisatie en analyse van de kernen is gebleken dat in de huidige situatie de groen- en bomenstructuur van de kernen bijzondere groene (landschappelijke) elementen kent van monumentale waarde, maar dat de samenhang en de herkenbaarheid van de kernen niet altijd tot uiting komt in het groen. Daarbij zijn er veel straten zonder openbare groenstructuur, waarbij sommige wijken/buurten versteend zijn. Het ontbreken van herkenbaar en samenhangend groen in de kernen is deels veroorzaakt door de uitbreidingen van de kernen waarbij o.a. linten verder verdicht zijn en het groene landschap verder van de kernen is verwijderd.
3.2 Groenvisie en aanpak
De groenvisie geeft een algemeen toekomstbeeld voor het groen in de kernen:
- •
Groen draagt bij aan de identiteit van de kern: de centra van de kernen zijn door een sterke en onderscheidende groenstructuur aantrekkelijk en herkenbaar.
- •
Door het aanwezige duurzame groen in de straat/buurt wonen de bewoners in een gezonde en aangename leefomgeving. De leefomgeving is dan ook aantrekkelijk voor gasten/bezoekers.
Per kern is telkens de volgende aanpak gevolgd om te komen tot een heldere groenstructuur (zie ook de conceptschetsen op de pagina hiernaast):
- •
Gewenste groen- en bomenstructuur voor gebiedsontsluitingswegen/invalswegen en entrees:
- •
Verfraaien van wegen en benadrukken van hiërarchie van de wegenstructuur ten behoeve van de oriëntatie.
- •
Verfraaien van hoofdentrees tot kernen (eenduidige entrees passend bij de identiteit van de kern, toepassen verrassend en kleurrijk groen), ecologische en fysische functie toekennen aan groen langs wegen.
- •
Gewenste groen- en bomenstructuur voor historische linten, centra en bijzondere plekken:
- •
Behouden, versterken en beleefbaar maken van de relatie van de cultuurhistorische waarden en historische objecten met de omringende kern door middel van groen en passend beheer van dit groen.
- •
Behouden, onderhouden en versterken van karakteristieke (kleinschalige) beplantingen in de kernen.
- •
Accentueren van markante plekken (plein, gebouw, kruising) door middel van groen.
- •
Gewenste groen- en bomenstructuur voor wijken en erftoegangswegen:
- •
Behouden en versterken van binnen de kernen gelegen groene gebieden en verbindingen.
- •
Streven naar structurerend groen, geen snippergroen.
- •
Door middel van groen opwaarderen van oude kernen of kerndelen of benadrukken van verschillende wijken en/of buurten.
- •
Waar nodig verfraaien van de overgang kern-buitengebied door middel van groen.
- •
Duurzaam behouden en versterken van de belevingskwaliteit van het openbaar groen.
Bovenstaande is per kern uitgewerkt in de vorm van de gewenste groenstructuur.
3.3 Gewenste groen- en bomenstructuur
3.3.1 Rothem en Weert
De belangrijkste kansen die het Groenbeleidsplan voor Rothem en Weert omschrijft zijn:
- •
Toepassen begeleidende solitairen langs het oude lint Klinkenberg, Tussen de Bruggen en Hofstraat (1e of 2e orde*).
- •
Versterken groenstructuur Maastrichterlaan, Weert en Fregatweg.
- •
Versterken entree Rothem, rotonde Klinkenberg-Ambyerweg.
- •
Vergroenen schoolplein De Lindegaerd.
- •
Vergroenen Pastoor Geelenplein, begraafplaats en parkeerplaats bij de Jumbo.
- •
Versterken groenstructuur rondom de sportvelden.
- •
Versterken uitstraling villa Papierfabriek en kasteelhoeve Weerterhof.
- •
Toepassen begeleidende solitairen in woonstraten: Kuilenstraat, Frankenstraat, Eburonenstraat, Bosstraat, Heideweg, Kerkweg, Keizer Lothariusstraat, Koning Karelstraat (2e of 3e orde).
- •
Versterken groenstructuur buurtparkjes (meer bomen of diverser groen).
- •
Versterken groenstructuur bedrijventerrein Weerterveld.
- •
Vervangen bomenrij Romeinenstraat (2e of 3e orde).
- •
Stimuleren vergroenen voor- en geveltuinen.
- •
Ecologisch bermbeheer Maastrichterweg.
- •
Verkennen verbeterde wandelverbindingen tussen Rothem, Weert en Maastricht.
* 1e ordegrootte: boom groter dan 15 meter, 2e ordegrootte: boom tussen 8-15 meter, 3e ordegrootte: boom/heester kleiner dan 8 meter.
3.3.2 Bunde, Voulwames, Kasen
De belangrijkste kansen die het Groenbeleidsplan voor Bunde, Voulwames en Kasen omschrijft zijn:
- •
Toepassen enkele bomenrij langs de Pasweg (1e orde).
- •
Toepassen begeleidende solitairen langs de Geulstraat (2e orde).
- •
Opwaarderen beplanting groenvakken langs de Prinses Ireneweg.
- •
Versterken entree Bunde: rotonde Prinses Ireneweg.
- •
Op termijn vervangen bestaande bomenstructuur Burchtstraat, Prinses Christinastraat, In de Winkel, Prins Bernhardstraat, Ingenopestraat (2e orde).
- •
Toepassen begeleidende solitairen Höfkestraat (2e orde).
- •
Verlevendiging Sint Agnesplein (is een apart traject, is al in gang gezet).
- •
Vergroenen en toevoegen bomen ter beschutting schoolplein basisschool Franciscus (1e en 2e orde).
- •
Opwaarderen en vergroenen parkeerterrein en omgeving De Auw Kerk.
- •
Toepassen begeleidende solitairen in diverse woonstraten: Vonderstraat, Repenhof, Burchtstraat, ’t Kempke, Heiligenbergstraat, Ingendaalstraat, Roggeveldstraat, Kloosterweg, Koningin Julianastraat, Prinses Beatrixstraat, Prins Clauslaan, Prins Constantijnlaan, Appellaan, Lijsterbeslaan (2e of 3e orde).
- •
Vergroenen parkeerplaats station.
- •
Stimuleren vergroenen voor- en geveltuinen.
- •
Ecologisch bermbeheer Pasweg, Pletsstraat, Maastrichterlaan en Spoorzone.
3.3.3 Meerssen, Humcoven, Raar, Waterval
De belangrijkste kansen die het Groenbeleidsplan voor Meerssen, Raar en Waterval omschrijft zijn:
- •
Versterken bomenstructuur Proost de Beaufortlaan, Maastrichterweg en Houthemerweg (1e orde).
- •
Stimuleren groene gevel/voortuinen en gevelgroen in het oude lint Bunderstraat-Beekstraat-Volderstraat.
- •
Toepassen enkele bomenrij langs Lange Raarberg en Raar (1e orde).
- •
Toepassen begeleidende solitairen langs Charles Eijkstraat en Pastoor M. Sterckenstraat (2e orde).
- •
Versterken entree Bunderstraat/Maastrichterweg.
- •
Versterken groene omzoming Openbare begraafplaats.
- •
Opwaarderen uitstraling Protestantse begraafplaats.
- •
Op termijn vervangen beukenlaan langs Protestantse begraafplaats.
- •
Toepassen begeleidende solitairen in woonstraten: Burg. Dohmenstraat, Burg. Kleuterstraat, Burg. Honeestraat, Burg, Murisstraat, Burg. L’ortyestraat, Burg. Binckhorststraat, Burg. Wilmarstraat, Pastoor Dominicus Hexstraat, Weerterbroekplantsoen, Proost Willemstraat, Proost Hugostraat, Proost Abrahamstraat, Gerbergaplantsoen en Synagogeplantsoen (2e of 3e orde).
- •
Omvormen bomenstructuur Montfortlaan naar enkele rij bomen (2e of 3e orde).
- •
Standplaatsverbetering bomen Pastoor Arnold Somyasingel en versterking bomenstructuur tussen Pastoor L. Canisiusstraat en Pastoor M. Sterckenstraat.
- •
Vergroenen parkeerplaats station.
- •
Stimuleren vergroenen voor- en geveltuinen.
3.3.4 Geulle, Geulle aan de Maas, Brommelen, Oostbroek, Westbroek
De belangrijkste kansen die het Groenbeleidsplan voor Geulle, Geulle aan de Maas, Brommelen, Oostbroek en Westbroek omschrijft zijn:
- •
Op termijn vervangen van de meidoornstructuur langs Westbroek door andere bomen (2e orde).
- •
Toepassen begeleidende solitairen langs invalswegen ‘Hulserstraat en Processieweg (2e orde)’.
- •
Versterken entree Geulle bij de Poortweg.
- •
Toepassen begeleidende solitairen langs het oude lint ‘Brommelen’ (2e orde).
- •
Toevoegen bomen Kerkplein Geulle aan de Maas (1e of 2e orde).
- •
Toepassen begeleidende solitairen in woonstraten ‘Graaf Wolter Hoenstraat en Baron Conradstraat’ (2e of 3e orde).
- •
Versterken ecologische waarde / toepassen ecologisch beheer op aangeduide locaties.
- •
Stimuleren vergroenen voor- en geveltuinen.
3.3.5 Moorveld, Stommeveld, Hussenberg
De belangrijkste kansen die het Groenbeleidsplan voor Moorveld, Stommeveld en Hussenberg omschrijft zijn:
- •
Toepassen begeleidende solitairen in het oostelijke deel van de Cruisboomstraat (2e orde).
- •
Verfraaien Entree Moorveld.
- •
Toepassen begeleidende solitairen in de woonstraten: Schepenstraat, Drossenstraat, Luipertstraat, Rector Thijssenstraat (2e of 3e orde)
- •
Stimuleren vergroenen voor- en geveltuinen.
3.3.6 Ulestraten, Genzon, Schietecoven
De belangrijkste kansen die het Groenbeleidsplan voor Ulestraten, Genzon en Schietecoven omschrijft zijn:
- •
Toepassen solitaire bomen op markante plekken langs de Sint-Catharinastraat (1e of 2e orde).
- •
Toepassen enkele bomenrij in een gedeelte van de Pastoor van Eijsstraat (2e orde).
- •
Meenemen van een dubbele bomenrij in de planvorming van de nieuwe randweg van Ulestraten (1e orde).
- •
Verfraaien entree vanuit richting Schimmert.
- •
Toepassen begeleidende solitairen langs historische linten (Groot Berghem, Beekerweg, Vliek, Klein Berghemmerweg, Dorpsstraat en Burg. Visschersstraat) (2e of 3e orde).
- •
Toevoegen enkele solitaire bomen rondom de begraafplaats (1e of 2e orde).
- •
Verfraaien groen op het talud van de Sint-Catharinakerk.
- •
Verfraaien directe omgeving bron Sint-Catharinastraat.
- •
Vergroenen schoolplein.
- •
Toepassen begeleidende solitairen in de woonstraten: Henri Dunantstraat, Pastoor Kisselsstraat, Ligtenbergstraat, Blockhuijsstraat, Dolmansstraat, Gulden Putstraat, De Sauveurstraat, Pastoor Halmansstraat, Don Boscostraat, Albert Schweitzerstraat, Kasteelstraat en Europastraat (2e of 3e orde).
- •
Versterken ecologische waarde / toepassen ecologisch beheer op aangeduide locaties.
- •
Stimuleren vergroenen voor- en geveltuinen.
3.4 Te nemen acties klimaatadaptatie kernen
Met het toevoegen en verbeteren van de groenstructuren in de kernen, zoals in de vorige paragrafen toegelicht, wordt al een deel van de effecten van klimaatverandering verzacht. Er is echter meer mogelijk en nodig om de kernen beter bestand te maken tegen de effecten van klimaatverandering. De onderstaande aspecten zijn hiervoor relevant:
Afname verharde oppervlaktes. Hierdoor kan meer hemelwater in de bodem infiltreren en wordt de riolering ontlast. Als voorbeeld: in Gent heeft het stadsbestuur een ‘onthardingsaannemer’ aangesteld met als doel elk jaar 15% minder verharding in de stad te realiseren.
Afkoppelen hemelwater. Hemelwater dat op schone oppervlakten valt, zoals daken, kan worden afgekoppeld van de riolering. De gemeente heeft een subsidieregeling voor het afkoppelen van hemelwater, die tot 31 december 2023 loopt. Voor meer informatie over wat burgers zelf kunnen doen tegen wateroverlast zie de website www.waterklaar.nl.’
3.5 Iedereen groen!
Vanwege het unieke karakter van het landschap van Meerssen en de waardering daarvoor van inwoners en bezoekers, is het belangrijk dat ieder individu en iedere organisatie zijn of haar verantwoordelijkheid neemt om een bijdrage te leveren aan de instandhouding, het beheer en herstel van een harmonieus, klimaatrobuust en biodivers landschap voor de huidige basisschoolgeneratie en de generaties na hen. De gemeente Meerssen richt zich op activatie van en participatie door inwoners, ondernemers en verenigingen om deze collectieve waarden te verwezenlijken, te beheren en te behouden. Hiervoor dient iedereen zijn verantwoordelijkheid te nemen op zijn eigen niveau!
7 pijlers
De gemeente gaat samen met enthousiaste, geëngageerde partners (van individuele burgers tot georganiseerde stakeholders, kennis- en opleidingsinstituten) op verschillende niveaus in de kernen en het buitengebied grote en kleine initiatieven ontplooien om groene doelen te verwezenlijken. Activatie steunt daarbij op zeven pijlers:
- •
Individu, burgercollectief
- •
Basisscholen, leerlingen
- •
Gemeente, burgers en ondernemers
- •
Gemeente en ondernemers
- •
Waterbeheerders
- •
Agrarische ondernemers
- •
Gemeente en terreinbeherende organisaties
3.5.1 Individu, burgercollectief
Doelen
Particulieren zijn zich bewust van het feit dat zij zelf een positieve bijdrage leveren aan biodiversiteit, klimaatadaptatie en het microklimaat door het vergroenen van hun (voor)tuinen en buurtpleintjes.
Rol gemeente
- •
Samenbrengen van partners (sociaal-maatschappelijk werk, woningstichtingen, IVN, buurtverenigingen) t.b.v. het vergroenen.
- •
Opzetten pilotprojecten vergroenen en/of actief burgerschap.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
- •
Een vergroeningsactie in een straat met veel versteende voortuinen, zoals ikgroenhet (www.ikgroenhet.nl).
- •
Een kenniscentrum (website) aanbieden waar de aanpak van het vergroenen van een tuin in woord en beeld wordt uitgelegd.
- •
Een soortgelijk project als ‘Ik wil een boom’ dat de stad Brugge (B) heeft geïnitieerd. (https://www.brugge.be/ik-wil-een-boom).
- •
Natuurspeelplekken, beweegparken of levensbomenbos.
- •
Land van Ons. ‘Land van Ons’ is een coöperatie en koopt met de inleg van deelnemers landbouwgrond (https://landvanons.nl/).
- •
Herenboerderijen. ‘Herenboeren Nederland’ ondersteunt burgers bij de ontwikkeling van natuurgedreven coöperatieve herenboerderijen waarbij voedsel op natuurvriendelijke en duurzame wijze wordt geteeld (https://www.herenboeren.nl/).
- •
In Meerssen zijn al diverse projecten en initiatieven aanwezig, zoals de al eerder aan bod gekomen Kwallef van Vliek, de Vlindertuin en Speeltuin St. Joseph.
3.5.2 Agrarische ondernemers
Doelen
Agrariërs nemen een leidende rol in het ontwikkelen van een nieuw verdienmodel waarbij een integrale benadering van het landschap (bodem, water, ecologie, etc.) centraal staat.
Rol gemeente
- •
Vanuit samenwerkingsverbanden binnen Nationaal Landschap Zuid-Limburg faciliteren van kansrijke initiatieven op het gebied van duurzaam agrarisch grondgebruik en duurzaam natuur- en landschapsbeheer.
- •
Betrekken agrariërs bij onderhoud gemeentelijk groen buitengebied.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
Deelname aan de eco-regeling uit het GLB, Lokale producten, Landbouwtransitie, Kringlooplandbouw, Korte ketens.
3.5.3 Gemeente en ondernemers
Doelen
Gemeente en ondernemers dragen bij aan het behoud en de ontwikkeling van de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid Limburg door burgers te stimuleren middels subsidies voor het herstel van landschapselementen of het faciliteren van cursussen.
Rol gemeente
- •
Continuïteit in beheer en onderhoud openbaar groen en behouden regie ten aanzien van openbaar groen.
- •
Behoud en herstel kernkwaliteiten Nationaal Landschap Zuid-Limburg.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
Themaroutes koppelen aan ondernemers, Wijngaardwandeling/route des vins Meerssen, Via Belgica. Ook ophangen hanging baskets aan lantaarnpalen en plaatsen geraniumpiramides in dorpskernen.
3.5.4 Gemeente, burgers en ondernemers
Doelen
Burgers en bedrijven bewust maken van het feit dat de manier waarop met openbare ruimte, natuur en landschap wordt omgegaan, bepaalt hoe een buitenstaander (toerist) naar de gemeente kijkt. De omgang met klimaatverandering en biodiversiteit houdt niet op bij de voordeur, maar wordt ook bepaald door het gedrag van de mens in zijn leefomgeving.
Rol gemeente
- •
Stimuleren en motiveren particuliere initiatieven voor opwaardering en beheer leefomgeving.
- •
Ondersteunen van initiatieven die bijdragen aan nieuw eigenaarschap voor herstel, beheer en onderhoud van groen gekoppeld aan de toeristisch-recreatieve structuur. Hierbij is samenwerking met Visit-Zuid-Limburg belangrijk.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
Slow-traffic routes zoals de Via Belgica route, langeafstandswandeling Rivierpark Maasvallei. Verhalende routes. Vertel het verhaal van het landschap en de mensen die er wonen, werken en leven. Realiseer gezonde routes die aanzetten tot uitdagen en bewegen. Presenteer je langs de route. Zorg voor een groene uitstraling van het eigen terrein. Onderhoud je eigen route (ruim tot 100 meter vanaf je deur het zwerfafval op). Stimuleren lokale productie en verkoop van lokale producten. Vergroenen horeca-terrassen, Rijdende picknickbanken, Bijenhotels plaatsen.
3.5.5 Basisscholen, leerlingen
Doelen
Bewustwording creëren voor het feit dat natuur en landschap een grote rol spelen in een duurzame leefomgeving door het faciliteren van o.a. vergroeningsprojecten. Idealiter weet eenieder hoe ze een actieve bijdrage kunnen leveren aan het verbeteren van de leefomgeving. Jong geleerd is oud gedaan.
Rol gemeente
Activeren en stimuleren milieu-, natuur- en klimaateducatie. Via kinderen bereik je ook de (groot)ouders.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
Van schoolplein naar speel‘tuin’, Elk schoolkind een fruitboom, Basisscholen in het landschap, Nestkastjes en insectenhotels maken, Sap maken, Boomplantdag, Nederland Schoon, Tour de Boer, Groente en fruit verbouwen in de schooltuin.
3.5.6 Waterbeheerders
Doelen
Sluiten van de waterkringloop en het voorkomen van overlastsituaties (te nat of te droog) door in te zetten op het herstel van de sponswerking en bergingsmogelijkheden van het landschap.
Rol gemeente
- •
Kansen benutten op het gebied van integrale/duurzame omgang met water, op elk schaalniveau.
- •
Ondersteunen projecten van het Waterschap, WBL en WML die bijdragen aan landschappelijke kwaliteit en het verbeteren van bodem- en waterkwaliteit.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
Stimuleringsregeling Waterklaar, Benutten Impulsregeling Klimaatadaptatie van de rijksoverheid, Duurzaam schoon grondwater, Recreatief medegebruik onderhoudspaden, Afstemmen beheer.
3.5.7 Gemeente en terreinbeherende organisaties
Doelen
Samen de grotere gebaren in het landschap mogelijk maken ten behoeve van het behoud en herstel van landschappelijke kernkwaliteiten, biodiversiteit en het klimaatbestendig maken van natuur en landschap.
Rol gemeente
- •
Verbindende partij tussen organisaties om zo de dialoog op gang te brengen.
- •
Uitwerken en tot uitvoering brengen eigen initiatieven op het gebied van klimaatadaptatie, biodiversiteit, landschapskwaliteit en toerisme en recreatie.
Voorbeelden van projecten en initiatieven
Natuurkracht, Gezamenlijke communicatie, Pilot handhaving buitengebied.
4. INSTRUMENTEN GROENBELEID
Boombeleid Gemeente Meerssen – Het Groene Dak van Meerssen’, vastgesteld. Dit handboek bestaat uit verschillende modules die gedeeltelijk nog actueel zijn. Sommige modules behoeven actualisatie of aanvullingen omdat in de loop der tijd andere inzichten zijn ontstaan, bijvoorbeeld op het gebied van klimaatverandering. Het actualiseren en/of aanvullen van de modules is gebeurd in het kader van het opstellen van het nieuwe Groenbeleidsplan in 2022/2023.
De uitgangspunten van de beschreven instrumenten zijn/worden verankerd in het gemeentelijk beleid. In uitzonderlijke gevallen kan het college van burgemeester en wethouders beslissen om gemotiveerd af te wijken van het vastgestelde beleid.
4.1 Kapverordening en bescherming monumentale en beeldbepalende bomen
De gemeente Meerssen wenst een duidelijk, objectief kader waarmee kapvergunningaanvragen efficiënter beoordeeld kunnen worden. In de volgende paragrafen worden objectieve criteria voor het beoordelen van kapvergunningaanvragen benoemd.
4.1.1 Afbakening provinciale en gemeentelijke bevoegdheid aangaande bomen en houtopstanden
In de Omgevingswet is voorzien in de verplichte aanduiding van een bebouwde kom houtkap (artikel 5.165b uit het Besluit kwaliteit leefomgeving). Deze grens duidt de scheiding tussen de bevoegdheid van de gemeente binnen de bebouwde kom en de bevoegdheid van gemeente EN provincie buiten de bebouwde kom. Het voorstel voor de in het omgevingsplan vast te stellen begrenzing is afgebeeld op de kaart op blz. 54.
De provincie ziet buiten de bebouwde kom houtkap toe op het behoud van houtopstanden, voor zover deze groter zijn dan 10 are (1.000 m2) of in rijbeplanting uit minimaal 20 bomen bestaan. Kleinere, zelfstandige groenobjecten vallen dus buiten de reikwijdte van de afdeling 11.3 ‘Activiteiten die houtopstanden, hout en houtproducten betreffen’ uit het Besluit activiteiten leefomgeving (Bal). Dit geldt niet voor een enkele boom die onderdeel is van een minimaal 10 are grote houtopstand of onderdeel is van een rijbeplanting van minimaal 20 bomen. Daarvoor dient wel melding gemaakt te worden en daarvoor geldt wel de herplantplicht binnen de kaders van afdeling 11.3 van het Bal.
In de praktijk komt het erop neer dat de regelgeving uit afdeling 11.3 van het Bal voornamelijk van toepassing is op de gebieden die reeds onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland.
De gemeente stelt binnen het domein van de provinciale toetsing slechts nadere regels ten aanzien van monumentale bomen, voor zover die niet vallen onder een wettelijk beschermd erfgoedensemble. Dit betreft bijvoorbeeld oude markeringsbomen, bomen bij veldkruisen en kapellen of bomen die behoorden tot de oorspronkelijke inrichting van een landgoed/kloostergoed, maar buiten de bescherming van het monument zelf vallen. Dit betreft vaak bomen die tevens een markant onderdeel vormen van de openbare ruimte in het buitengebied en het toeristisch-recreatief routenetwerk.
De gemeentelijke bomenstructuur buiten de bebouwde kom houtkap is niet vrijgesteld van een kapmelding, aangezien aan rijbeplanting van minimaal 20 bomen langs een weg al snel voldaan wordt. In het kader van het klimaat- en het biodiversiteitsvraagstuk kiest de gemeente ervoor het behoud van opgaand groen te laten prevaleren boven kapvrijheid. Daarom kiest de gemeente ervoor om de eigen bomen in het buitengebied integraal omgevingsvergunningplichtig te maken, zodat ook voor de gemeente een herplantplicht van toepassing is, net als voor ieder ander.
Kleine landschapselementen in het buitengebied, zoals hagen, graften, oude knotbomen, tuin- en parkaanleg vallen doorgaans buiten de regelgeving uit afdeling 11.3 van het Bal, maar vallen wel binnen de kaders van het Bestemmingsplan Buitengebied (2013). Dat betekent dat ter plekke de dubbelbestemmingen ‘Waarde – Cultuurhistorie’ en ‘Waarde – Landschapselementen’ van toepassing zijn. De dubbelbestemmingen zorgen ervoor dat ingrepen aan kleine landschapselementen (inclusief rooien) niet zonder omgevingsvergunning mogelijk zijn.
Daarbovenop ligt de toetsing aan de provinciale omgevingsverordening inzake de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg. Tezamen bieden ze een goede beschermingsbasis voor kleine landschapselementen in het buitengebied. Met uitzondering van de provinciale beleidsregel natuurcompensatie ontbreekt echter een eenduidig toetsingskader voor de omgang met omgevingsvergunningaanvragen voor het rooien van een klein landschapselement in het buitengebied. Wel is bij het huidige bestemmingsplan een kaart met daarop de status van kleine landschapselementen uit 2013 aanwezig. Deze kaart dient geactualiseerd te worden aangezien verschillende op de kaart aangeduide kleine landschapselementen in de praktijk niet meer aanwezig zijn. Ook dient voor de verdwenen landschapselementen bekeken te worden of deze op legale wijze zijn gerooid. Indien dit niet het geval is, dient handhaving plaats te vinden.
Voor een eenduidige omgang met omgevingsvergunningsaanvragen voor het rooien van kleine landschapselementen in het buitengebied stelt de gemeente een nader toetsings- en handhavingskader op. Net als binnen grote houtopstanden die onder de bevoegdheid van de provincie vallen, wordt ook hier gekozen voor een aanvullende bescherming van de monumentale groenelementen binnen het buitengebied.
4.1.2 De groene parels van de gemeente Meerssen
In de oude situatie is de rechtsbescherming van bomen vastgelegd via het Handboek Boombeleid uit 2011. In de huidige situatie is er voor de kap van bomen met een doorsnede kleiner dan 49 centimeter geen omgevingsvergunning vereist. Dit is een onwenselijke situatie aangezien bomen met een kleinere stamdiameter evengoed beeldbepalend of monumentaal kunnen zijn en de kap hiervan niet gewenst is.
De gemeente kiest er nu voor om over te schakelen op een nieuwe/geactualiseerde regeling, waarbij een beoordelingskader is opgesteld en een gemeente dekkende inventarisatie is uitgevoerd naar alle beschermingswaardige bomen en houtopstanden. Eigenaren van zulke bomen en houtopstanden worden dan (analoog/digitaal) aangeschreven en dus bewust gemaakt van het feit dat zij zo’n boom of houtopstand hebben. Een dergelijke lijst kan worden gekoppeld aan een grotere bewustwordingscampagne op gebied van klimaat en andere functies van groen. Inwoners die een aangewezen waardevolle of monumentale boom bezitten, worden na vaststelling van de (geactualiseerde) lijst in de gelegenheid gesteld een zienswijze in te dienen tegen plaatsing op de lijst.
Voor het opstellen van de lijst beschermingswaardige bomen en houtopstanden, de groene parels van de gemeente Meerssen, is het van belang een eenduidige beoordelingsmethodiek te creëren. Daarbij dienen zoveel mogelijk objectieve, meetbare, kenmerken gebruikt te worden, die bij een vergunningaanvraag als onderbouwing gebruikt worden. Deze bomen en houtopstanden kunnen zowel publiek als privaat eigendom zijn. Of ze op de lijst worden opgenomen als groene parel hangt af van de beoordeling van de totale waarde van de geïnventariseerde kenmerken.
Wanneer over bomen en houtopstanden gesproken wordt, wordt het volgende bedoeld:
- •
Bomen: solitaire boom, bomenrij, singel, laan, bomenweide (waarvan de hoogstamfruitboomgaard een voorbeeld is) en boomgroep.
- •
Houtopstanden: onder houtopstanden worden die landschapselementen verstaan die worden gedomineerd door bomen. Het gaat daarbij om graft- en holle wegbeplantingen, bosplantsoenen, houtwallen en houtkanten (houtwal zonder wal, doorgaans bosrelict of nieuwe natuur).
Onder a t/m c worden de beoordelingscriteria voor de status groene parel van Meerssen en daarmee de plaatsing op de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden toegelicht. Onder d staat aangegeven hoe de lijst actueel gehouden dient te worden en onder e is de omgang met monitoring en handhaving beschreven.
Herzien afdeling 3 ‘het bewaren van houtopstanden’ uit de APV
In samenhang met het opstellen van de lijst van groene parels actualiseert de gemeente de regels voor het verlenen van een kapvergunning als onderdeel van het omgevingsplan. Het betreft immers regels over een activiteit in de fysieke leefomgeving. Ten behoeve van de toetsing van vergunningaanvragen wordt door de gemeente een quoteringssysteem opgesteld die een eenduidige reactie mogelijk maakt op de aanvragen en duidelijkheid biedt over de kaders waarbinnen een herplantplicht wordt opgelegd. Dit quoteringssysteem hangt enerzijds een waarde aan de beschermde boom (een monumentale boom is meer waard dan een waardevolle boom) en hangt anderzijds een waarde aan het verwijderingsbelang (waarbij een individueel belang minder waard is als een collectief belang). Dit verwijderingsbelang komt in drie vormen:
- 1.
Vitaliteit en gevaarzetting
- 2.
Bouw- en andere werkzaamheden
- 3.
Hinder en overlast
Vervolgens bepaalt de balans of voldoende grond bestaat om de vergunning te verlenen.
Herplantverplichting
Op basis van het verwijderingsbelang wordt ook de herplantplicht gedefinieerd. Waar de gemeente zichzelf in alle gevallen een herplantplicht oplegt in verband met haar maatschappelijke positie, geldt dit niet voor particulieren. Voor particulieren en ondernemers geldt de herplantplicht als volgt:
- 1.
Vitaliteit en gevaarzetting: altijd herplantplicht (andere soortkeuze en grootteklasse is toegestaan)
- 2.
Bouw- en andere werkzaamheden: altijd herplantplicht (andere soortkeuze is toegestaan, mits gelijke grootteklasse);
- 3.
Hinder of overlast: altijd herplantplicht (andere soortkeuze is toegestaan, mits gelijke grootteklasse).
De herplant vindt in beginsel plaats op de locaties waar de boom of houtopstand gerooid is. In overleg met gemeente kan hier echter ook van af worden geweken, bijvoorbeeld omdat de locatie van de boom wordt bebouwd of omdat de boom op een andere locatie een beter toekomstperspectief heeft of landschappelijk beter past.
- a.
Basiscriteria waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden
De groene parels van Meerssen worden als waardevol of monumentaal op de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden geplaatst. Om te beoordelen of een boom of houtopstand waardevol of monumentaal is, wordt allereerst getoetst aan de hand van een aantal basiscriteria.
Vitaliteit
Een boom of houtopstand dient een positieve toekomstverwachting te hebben om in aanmerking te komen voor plaatsing op de lijst. Met een positieve toekomstverwachting wordt bedoeld, dat een boom of houtopstand een matige tot goede vitaliteit heeft en de toekomstverwachting zodanig is, dat deze zijn kwaliteit gedurende de komende tien jaar behoudt. Dit aspect wordt beoordeeld aan de hand van een globale visuele waardering. Indien reeds gevaarzetting aanwezig is (waarvan de inschatting is, dat deze niet verholpen kan worden), dan komt de boom of houtopstand niet op de lijst.
Huidige bescherming
Is een boom of houtopstand al opgenomen op de lijst van Monumentale Bomen van de Bomenstichting, dan is alleen de vaststelling van de toekomstverwachting van belang. Indien de toekomstverwachting positief is, dan wordt de boom of houtopstand automatisch als monumentaal op de lijst geplaatst.
Zichtbaarheidscriterium
Alleen bomen of houtopstanden die zichtbaar zijn vanuit het openbaar domein (met inbegrip van opengestelde wandelpaden in het buitengebied) komen in aanmerking voor plaatsing op de lijst. Uitzondering hierop zijn bomen of houtopstanden met een leeftijd van minimaal 80 jaar oud (stamdiameter van 65 cm of meer op 130 cm hoogte vanaf de stamvoet gemeten), die door de eigenaar voor plaatsing op de lijst worden voorgedragen.
Standplaatscriterium
Bomen dienen meer dan driekwart kroondiameter van de gevel van een woongebouw af te staan. Hiermee wordt bedoeld, dat de afstand tussen de hoofdstam van de boom en de meest nabij gelegen gevel minimaal driekwart van de totale kroondiameter van de boom dient te bedragen. Op deze manier wordt hinder en/of overlast van beschermde bomen en houtopstanden voor bewoners zoveel mogelijk voorkomen. Voorbeelden van de bedoelde hinder zijn problemen aan de fundering en het dak van een woning door de groei van wortels en (gestel)takken. Lei- en knotbomen zijn uitgezonderd van dit criterium.
Potentie waardevol
Indien een boom of houtopstand een stamdiameter van tenminste 35 cm (omtrek 100 cm) heeft, gemeten op een hoogte van 130 cm vanaf de stamvoet of aantoonbaar ouder dan 40 jaar is, dan is deze boom of houtopstand in potentie waardevol. Indien dit niet het geval is, dan wordt de boom of houtopstand niet gedocumenteerd.
Potentie monumentaal
Een monumentale boom of houtopstand moet een leeftijd van tenminste 80 jaar hebben. Hiermee wordt aangesloten op de systematiek van de Bomenstichting. Aangezien de leeftijd van een boom in het veld moeilijk te bepalen is wordt gewerkt met een omrekenfactor. Deze houdt in dat de omtrek (cm) gedeeld door 2,5 ongeveer overeenkomt met de leeftijd van de boom. In het geval van een 80 jaar oude boom komt dit neer op een minimale stamomtrek van 200 cm, of een stamdiameter van circa 65 cm. Indien een boom of houtopstand een stamdiameter van tenminste 65 cm (omtrek 200 cm) heeft, gemeten op een hoogte van 130 cm vanaf de stamvoet of aantoonbaar ouder dan 80 jaar is, dan is deze boom of houtopstand waardevol en in potentie monumentaal.
Bebouwde kom houtkap
Op basis van de Omgevingswet is een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de beschermingsniveaus van groen en landschapselementen in het buitengebied (afdeling 11.3 Bal, provinciale omgevingsverordening, gemeentelijk omgevingsplan en APV) en binnen de bebouwde kom (gemeentelijk omgevingsplan en APV). De conclusie hierbij is, dat bomen en houtopstanden in het buitengebied afdoende bescherming kennen met uitzondering van de bescherming van individuele levende monumenten. Daarom worden deze op gemeentelijk niveau alsnog apart beschermd. Binnen de bebouwde kom worden zowel waardevolle als monumentale bomen en houtopstanden aangewezen en beschermd op basis van de hier beschreven beoordelingscriteria.
- b.
Uitzonderingscategorieën
Positieve uitzonderingen:
- •
Herdenkingsbomen worden als waardevol beschouwd, tenzij ze een stamdiameter van meer dan 65 cm hebben bereikt, dan worden ze als monumentaal beschouwd;
- •
Bomen en houtopstanden die in het kader van een herplantverplichting worden aangeplant worden als waardevol op de lijst geplaatst;
- •
Bomen die een essentieel onderdeel uitmaken van een grotere groep (bijvoorbeeld laan of boomgroep) worden afhankelijk van de waardering van de groep als waardevol of monumentaal beschouwd. Een boomgroep waarvan meer dan 50% van de bomen een stamdiameter van 65 cm of meer heeft, kan de monumentale status krijgen. Indien in die groep een jonge boom aanwezig is, wordt deze eveneens als monumentaal beschouwd. Een concreet voorbeeld is een laan waar in de loop der jaren ontstane gaten zijn opgevuld met jonge aanplant. Conform hetzelfde principe kan een jonge boom de waardevolle status krijgen;
- •
Oude hakhoutstoven, waarvan de stammen direct als behorende tot één en dezelfde boom te herkennen zijn en de stoof een diameter heeft van minimaal 65 centimeter, kunnen in potentie als waardevol worden beschouwd. Heeft de stoof een diameter van minimaal 130 cm, dan is de boom waardevol en in potentie monumentaal;
- •
Indien wetenschappelijk is aangetoond dat een boom of houtopstand een autochtone genenbron betreft, die een grote waarde vertegenwoordigt binnen de autochtone populatie van een soort in Nederland, dan wordt de boom of houtopstand als monumentaal beschouwd.
- •
-
Negatieve uitzonderingen:
- •
Boomgaarden bestaande uit appelbomen (Malus), perenbomen (Pyrus) of kersen-/pruimenbomen (Prunus) zijn uitgezonderd van plaatsing op de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden, voor zover gelegen buiten de bebouwde kom houtkap, gezien de beperkte ouderdom die de bomen kunnen bereiken en de economische functie die veelal op de weide rust.
- •
Populieren (Populus), wilgen (Salix) en coniferen komen in beginsel niet in aanmerking voor plaatsing op de lijst als beschermingswaardige boom of houtopstand, met uitzondering van knotwilgen, treurwilgen (Salix x sepulcralis ‘Chrysocoma’) en taxus (Taxus baccata). Echter, indien populieren, wilgen en coniferen een stamdiameter van minimaal 65 cm, gemeten op 130 cm vanaf de stamvoet, bereiken of aantoonbaar ouder dan 80 jaar zijn, dan krijgen ze de waardevolle status en kunnen ze in potentie net als de andere boomsoorten de monumentale status verwerven. Het gaat hierbij voornamelijk om coniferen in parken en in de openbare ruimte.
- •
-
Nb: Met coniferen worden alle boomsoorten bedoeld die tot de kegeldragers (de coniferae ) behoren. Dit zijn naast de bekende coniferen uit de tuin (doorgaans Chamaecyparis , x Cupressocyparis of Thuja) onder andere de den ( Pinus ), de spar ( Picea ), de zilverspar ( Abies ), de ceder ( Cedrus ), de taxus (Taxus), de lariks ( Larix ) en de jeneverbes ( Juniperus ).
- c.
Criteria ter vaststelling van de status waardevol en monumentaal
Naar aanleiding van de basiscriteria en de uitzonderingscategorieën is voor bomen en houtopstanden in potentie uitgesproken of deze een waardevolle of monumentale status kunnen krijgen. Aan de hand van onderstaande criteria, de esthetische kwaliteit, de cultuurhistorische kwaliteit en de ecologische kwaliteit, wordt bepaald of deze bomen of houtopstanden daadwerkelijk op de lijst komen te staan als waardevol of monumentaal. Indien 2 van de 3 criteria van toepassing zijn voor de boom of houtopstand wordt de status waardevol of monumentaal toegekend.
Esthetische kwaliteit: Een boom heeft een esthetische kwaliteit als deze bijvoorbeeld:
- •
een gave en/of bijzondere groeivorm heeft als gevolg van natuurlijke oorzaken, bijv. twee- of meerstammigheid;
- •
belangrijke lijnen in het landschap benadrukt;
- •
beeldbepalend is vanuit de standplaats in relatie tot de omgeving (er staat bijv. weinig groen in de straat);
- •
bepalend is voor het straatbeeld of het stadsbeeld;
- •
de architectonische betekenis van één of meer gebouwen versterkt.
- •
-
Cultuurhistorische kwaliteit
Een boom heeft cultuurhistorische kwaliteit als deze bijvoorbeeld:
- •
een specifieke gebruiksvorm heeft, zoals een lei- of knotboom, of hakhout;
- •
verwijst naar een specifieke historische gebeurtenis, bijv. rechts-, kronings- of geboorte-boom;
- •
staat op een plek met een historische betekenis, bijv. bij een wegkruis of een kapel, of het cultuurhistorische karakter van een plek versterkt, bijv. een Linde bij een langgevelboerderij;
- •
dateert van de eerste tuinaanleg, of dateert uit de periode van de aanleg van de buurt/wijk;
- •
een typisch onderdeel vormt van een tuinstijl daterend uit de periode waarin deze stijl gangbaar was*;
- •
staat op een plek ter markering van bijvoorbeeld grenzen in het agrarisch gebied of als baken;
- •
een mythologische betekenis heeft, bijvoorbeeld kroezeboom;
- •
geadopteerd is door bijvoorbeeld de bomenstichting, een vereniging of een school.
- •
-
voor deze categorie komen alleen bomen in villatuinen, op landgoederen en in klooster/kasteeltuinen in aanmerking.
Ecologische kwaliteit
Een boom heeft een ecologische kwaliteit als deze:
- •
een belangrijke plaats in het ecosysteem inneemt, omdat in de boom vaste rust- of verblijfplaatsen aanwezig zijn van via afdeling 11.2 van Bal beschermde (streng) beschermde diersoorten, zoals vleermuizen, uilen, roofvogels en vogels met jaarrond beschermde nesten.
- •
- d.
Actualisatie van de lijst van beschermingswaardige bomen en houtopstanden
Teneinde de lijst van beschermingswaardige bomen en gemeentelijke bomenstructuren actueel te houden, dient deze minstens eenmaal per vijf jaar te worden bijgewerkt en te worden vastgesteld door het College. De volgende wijzigingen dienen daarbij in ieder geval te worden doorgevoerd:
- •
Afvoeren van bomen en houtopstanden van de lijst, waarvoor ontheffing van het kapverbod is verleend;
- •
Afvoeren van bomen en houtopstanden van de lijst, die gezien de toekomstverwachting niet meer op de lijst kunnen worden gehandhaafd;
- •
Toevoegen van bomen en houtopstanden die via de (financiële) herplantplicht zijn aangeplant. Deze bomen zouden namelijk zonder plaatsing op de lijst kapvergunningvrij zijn;
- •
Toevoegen van bomen en houtopstanden die gezien hun groei in de laatste jaren als groene parel aan de lijst kunnen worden toegevoegd;
- •
Wijzigen van de status van waardevolle bomen en houtopstanden in monumentaal, wanneer deze door hun groei in de laatste jaren zijn gaan voldoen aan de criteria voor deze status.
- •
- e.
Monitoring en Handhaving
Onderdeel van de bescherming van het openbaar groen, de kleine landschapselementen en de groene parels van de gemeente Meerssen is het onderdeel handhaving. Enerzijds heeft dit betrekking op de instandhouding van de huidige situatie en anderzijds heeft dit betrekking op de controle op de uitvoering en instandhouding van de juridisch bindende verplichtingen die aan een vergunninghouder zijn opgelegd. Monitoring en handhaving valt uiteen in de volgende onderdelen:
- •
Constateren, verbaliseren en beboeten van het illegaal rooien van bomen, houtopstanden en groenstructuren, met inbegrip van grondwerken die de basis van het (kleine) landschapselement (onherstelbaar) beschadigen. Hiervoor is het noodzakelijk om over een 0-meting* te beschikken die de ruimtelijke afbakening van de groenstructuren weergeeft, de grove samenstelling van het landschapselement duidt (boom- en struiksoorten) en met (lucht)foto’s een indruk van de staat van onderhoud en beeldkwaliteit geeft. Ook dient bekend te zijn welk groenbeheer al dan niet tot het reguliere beheer van de betreffende groenstructuur behoort. Hakhoutbeheer kan bijvoorbeeld tot een rigoureuze wijziging van het landschapsbeeld leiden, maar is niet per definitie een overtreding van regels in het omgevingsplan of de APV.
- •
Constateren, verbaliseren en beboeten van het aanplanten van groenstructuren in strijd met de regels van het omgevingsplan en waarvoor vooraf geen vergunning is afgegeven door de gemeente. Dit heeft vooral betrekking op het bebossen van gronden en het aanbrengen van windsingels. Ook het vergraven en egaliseren van graften moet hierbij vermeld worden, omdat dit essentiële onderdelen zijn van de groenstructuur van het Nationaal Landschap.
- •
Toezien op uitvoering en instandhouding van de herplantplicht voortvloeiend uit vergunningverlening.
- •
Toezien op uitvoering en instandhouding van een landschapsplan, mitigatie- en/of compensatieplan voortvloeiend uit de anterieure overeenkomst behorend bij een omgevingsvergunning of wijziging van het bestemmingsplan.
- •
-
De Cultuurhistorische waardenkaart uit 2011 en de kaart behorende bij het bestemmingsplan buitengebied 2013 ‘onderdeel kleinschalige landschapselementen’ vormen de basis voor de kleine landschapselementen in het buitengebied. Zoals eerder al benoemd is de laatstgenoemde kaart niet meer helemaal actueel en verdient dus nadere aanscherping. Historisch groen op erven, in de dorpsmanteling en binnen de bebouwde kom is niet nader in kaart gebracht. Hier ligt dus nog een opgave om de 0-meting compleet te krijgen. Dit kan in samenhang met het opstellen van de lijst van waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden.
In verband met de overlap tussen het gemeentelijk groenbeleid en het beleid van de provincie Limburg aangaande de natuur- en landschapswaarden in het buitengebied dienen heldere afspraken te worden vastgelegd tussen de gemeentelijke handhaving en de provinciale groene brigade. Mede op basis van voorliggende groenbeleidsplan worden door gemeente Meerssen handhavingsprotocollen opgesteld voor ingrepen in de groenstructuur. De klimaat- en biodiversiteitsopgaven zijn groot, terwijl de landbouw- energietransitie behoefte hebben aan heldere kaders en afspraken. Daarom is het van groot belang de kernwaarden van het Zuid-Limburgse landschap voor toekomstige generaties te waarborgen.
4.2. Programma van eisen aanleg, reconstructie en werkzaamheden openbare ruimte / onderdeel groen
Om de kwaliteit en levenskansen van bomen te verbeteren is zowel bovengrondse als ondergrondse ruimte noodzakelijk. Immers de beschikbare ruimte bepaalt of het gewenste eindbeeld ooit werkelijkheid wordt. Optimale ondergrondse- en bovengrondse groeiruimte bevorderen de mogelijkheid om een duurzaam bomenbestand te ontwikkelen. Daarnaast speelt de afstemming met andere gemeentelijke diensten of andere instanties zoals nutsbedrijven (m.b.t. kabels en leidingen, riolering maar ook lichtmasten) een cruciale rol. Deze module formuleert de kwaliteitseisen en de randvoorwaarden ten aanzien van groeiplaatsen en communiceert deze boodschap met de betrokken gemeentelijke afdelingen en externe belanghebbenden. Wanner met deze module geen rekening wordt gehouden halen de bomen nooit het gewenste eindbeeld, waardoor de toekomstige kosten van het boombeheer zullen stijgen.
Hieronder zijn de aanvullingen op module B uit het Handboek Bomenbeleid 2011 omschreven:
- •
In paragraaf 1.1 van de module dient verwezen te worden naar het nieuwe, vastgestelde Groenbeleidsplan uit 2023, in plaats van het Groenbeleidsplan uit 2003.
- •
Punt 4 van de module dient aangevuld te worden met: “De gemeente houdt bij toekomstige ontwikkelingen rekening met de positie van de aan te planten bomen in de openbare ruimte om zo de opwek van duurzame energie op de daken van panden op direct aangrenzende percelen niet onevenredig te belemmeren.”
- •
Punt 6 van de module dient aangevuld te worden met: “De ondergrond, met name in bebouwd gebied, ligt vol met kabels en leidingen voor o.a. internet, water en gas. Hierdoor is de ondergrondse groeiruimte voor bomen vaak beperkt of is het soms helemaal niet mogelijk om bomen aan te planten. Gezien de opgaves waar de gemeente voor aan de lat staat op het gebied van het terugdringen van hittestress, wateroverlast en droogte is het belangrijk dat het areaal groen en bomen fors toeneemt binnen de kernen. Hierdoor is het soms gewenst dat bestaande kabel- en leidingstructuren kunnen worden omgelegd omdat anders de ruimte voor nieuw groen ontbreekt. Het Groenbeleidsplan schrijft in elk geval voor dat:
- o
Bij werkzaamheden aan bestaande kabel- en leidingenstructuren dient de groenstructuur uit het Groenbeleidsplan 2023 te worden geraadpleegd. Als blijkt dat ter plekke een groenstructuur van bomen is voorzien en dit conflicteert met de aanwezigheid van kabels en leidingen in de ondergrond, prevaleert de voorgestelde groenstructuur. Kabels en leidingen dienen zo te worden (om)gelegd dat voldoende ondergrondse groeiruimte voor bomen ontstaat.
- o
Bij de aanleg van nieuwe kabel- en leidingenstructuren dient de groenstructuur uit het Groenbeleidsplan 2023 te worden geraadpleegd. Als blijkt dat ter plekke een groenstructuur van bomen is voorzien en dit conflicteert met de geplande kabel- en leidingenstrook, prevaleert de voorgestelde groenstructuur. Kabels en leidingen dienen zo te worden (om)gelegd dat voldoende ondergrondse groeiruimte voor bomen ontstaat.
- o
Bij wegreconstructies dient de groenstructuur uit het Groenbeleidsplan 2023 te worden geraadpleegd. Als blijkt dat ter plekke een groenstructuur van bomen is voorzien en dit conflicteert met de aanwezigheid van kabels en leidingen in de ondergrond, prevaleert de voorgestelde groenstructuur. Kabels en leidingen dienen zo te worden (om)gelegd dat voldoende ondergrondse groeiruimte voor bomen ontstaat.”
- o
- •
Punt 9 (nieuw punt in de module): Vanuit de klimaatopgave stelt de gemeente hierbij als uitgangspunt dat elke straat en elk plein in beginsel voorzien moet kunnen worden van een bomenstructuur, voor zover deze (nog) niet aanwezig is. Dat betekent een ordelijk omgang met de positionering en bundeling van kabel- en leidingen ondergronds. Daarbij hanteert de gemeente de afspraken uit de Overeenkomst Gemeenten en Nutsbedrijven in de provincie Limburg (OGN2021).
4.3 Omgang met overlast
Zie Handboek Bomenbeleid 2011, het beleid dat hier in staat is nog steeds actueel.
4.4 Veiligheidsplan bomen
Zie Handboek Bomenbeleid 2011, het beleid dat hier in staat is nog steeds actueel.
4.5 Omgang met exoten en plagen
4.5.1 Omgang met invasieve exoten in het openbaar groen
In de Europese Unie zijn regels opgesteld met betrekking tot invasieve exoten die zijn opgenomen in de zogenaamde Unielijst. Er geldt een verbod op bezit, handel, kweek, transport en import van deze soorten. Ook dient voorkomen te worden dat deze soorten zich voortplanten. Bedrijven, particulieren en overheden kunnen maatregelen nemen om te voorkomen dat uitheemse planten in de natuur terechtkomen of zich verder verspreiden. Veel soorten laten zich lastig bestrijden. Elke soort vraagt om een specifieke aanpak. Verkeerde maatregelen kosten geld en leiden niet tot het gewenste resultaat.
De provincie is sinds 1 januari 2018 bevoegd gezag en verantwoordelijk voor verwijderings-, beheer- en herstelmaatregelen voor de meeste invasieve exoten en voor het monitoren van ingrepen. Voor de reeds gevestigde invasieve soorten (artikel 19 van de EU-exotenverordening) heeft de provincie een grotere beleidsvrijheid en ligt het initiatief vooral bij de terreineigenaar/-beheerder. De beleidsvrijheid van de provincie varieert bijvoorbeeld van het (mede-) financieren van projecten, stimuleren of faciliteren van samenwerking, uitvoeren van onderzoek tot informatievoorziening. Provincies kunnen kosten-batenafwegingen maken en de inzet van middelen afwegen binnen het totaalpakket aan natuurmaatregelen, gericht op het bereiken van de internationale natuuropgaven.
Provincie Limburg houdt in haar plan van aanpak invasieve soorten (2021) de volgende indeling in categorieën aan:
- 1.
Exoten van de Unielijst: Provincie neemt het initiatief: te verwijderen invasieve soorten Aziatische hoornaar, wasbeer, grote vlotvaren, Pallas’ eekhoorn, rosse stekelstaart, muntjak en waterhyacint.
- 2.
Exoten van de Unielijst: Provincie biedt ondersteuning, de terreineigenaar- of -beheerder blijft verantwoordelijk: beheersen of indammen van de aanwezige populatie van bijvoorbeeld Nijlganzen, hemelboom, reuzenberenklauw, reuzenbalsemien, grote waternavel en waterteunisbloem.
- 3.
Overige invasieve exoten: Provincie ondersteunt alleen daar waar Natura2000-doelen of soorten uit de actieve soortenbescherming in het geding zijn. Daarbuiten zijn en blijven de terreinbeheerder en -eigenaar verantwoordelijk. Wel biedt de provincie subsidiemogelijkheden aan. Doel is het verwijderen van nieuw gevestigde invasieve soorten en beheersen van reeds gevestigde soorten. Voorbeelden hiervan zijn Amerikaanse eik, Robinia, de verschillende soorten Aziatische duizendknopen, watercrassula, bamboesoorten, vlinderstruik en Amerikaanse vogelkers.
De gemeente heeft een rol binnen de omgang met de soorten uit categorie 2 en 3. De gemeente Meerssen hanteert de volgende uitgangspunten bij de omgang met invasieve soorten:
- •
Invasieve soorten worden niet meer in het openbaar groen aangeplant. Hierbij wordt de actuele overzichtslijst van invasieve landplanten en de overzichtslijst van invasieve oever- en waterplanten aangehouden, zoals die gepubliceerd is op de website van de NVWA.
- •
Bij het uitvoeren van maaiwerkzaamheden worden plekken met invasieve exoten apart gemaaid. Het maaisel wordt daarbij ook apart afgevoerd. Dit om ongecontroleerde verspreiding van zaden en wortelstokken te voorkomen.
- •
Voor het bestrijden van invasieve soorten volgt de gemeente de beleidslijn van de provincie Limburg.
- •
Groeiplaatsen met invasieve exoten hebben een eigen beheerregime, waarbij uitgegaan wordt van de landelijke richtlijnen/adviezen ten aanzien van het verwijderen/bestrijden van deze planten.
- •
Bij projecten met grondverzet wordt ervoor gezorgd dat de grond vrij is van zaden en plantendelen van invasieve exoten. Dit geldt vooral voor soorten als de duizendknopen. Komen op een werkterrein groeiplaatsen van invasieve soorten voor, dan worden deze apart behandeld bij de opruimingswerkzaamheden en het grondverzet.
- •
Groenafval afkomstig van invasieve exoten wordt beschouwd als restafval, niet als composteerbaar groenafval, tenzij het groenafval aantoonbaar wordt aangeboden aan een gecertificeerd verwerker van invasieve exoten (https://bvor.nl/invasieve-exoten/).
4.5.2 Omgang met plaagsoorten in het openbaar groen
Plaagsoorten zijn die soorten die zich op gelijkwaardige wijze gedragen als invasieve soorten, maar zich door de klimaatwijziging op eigen kracht in ons land hebben weten te vestigen, zoals de eikenprocessierups, de kastanjemineermot en de letterzetter. Voor deze soorten is het vooral van belang de plaagdruk onder controle te houden en preventieve maatregelen te treffen in het kader van de zorgplicht.
Om de plaagdruk onder controle te houden, hanteert de gemeente twee basis uitgangspunten.
- 1.
In het gemeentelijk openbaar groen wordt de 10-20-30 diversiteitsrichtlijn aangehouden. Zo blijft een grootschalige uitbraak van plaagsoorten beheersbaar. Dit betekent:
- a.
Maximaal 10% van het totale bomenbestand mag van dezelfde soort zijn (bijvoorbeeld zomereik).
- b.
Maximaal 20% van het totale bomenbestand mag van hetzelfde geslacht zijn (bijvoorbeeld eik; de verschillende soorten).
- c.
Maximaal 30% van het totale bomenbestand mag van dezelfde familie zijn (bijvoorbeeld de napjesdragers: eik, tamme kastanje en beuk).
- a.
- 2.
De aanwezigheid van de natuurlijke vijanden van de plaagsoorten wordt in het openbaar groen gestimuleerd. Een groot aantal vogelsoorten bijvoorbeeld weet intussen om te gaan met de brandharen van de eikenprocessierups. Daarnaast is een aantal vleermuissoorten, waaronder grootoorvleermuizen en laatvlieger, bedreven in de jacht op de vlinders. Het aanbrengen van nest- en vleermuiskasten kan dus een bijdrage leveren aan het vergroten van het aantal predatoren in de nabijheid van bekende gebieden met deze plaagsoort. Overigens biedt de insectenwereld ook een keur aan parasitaire soorten die de populatie van bijvoorbeeld de eikenprocessierups onder controle houden. Het volledig voorkomen van overlast is echter niet mogelijk. Op probleemlocaties dient dus aanvullend ingegrepen te worden.
De klimaatverandering leidt onverbiddelijk tot nieuwe introducties waartegen de inheemse natuur het in de eerste jaren onvermijdelijk aflegt. Een voorbeeld hiervan is de letterzetter die dankbaar gebruik weet te maken van de droge zomers en zo complete percelen naaldhout velt. De soort heeft het vooral gemunt op fijnspar, maar ook lariks, Douglasspar en gewone zilverspar zijn niet veilig voor de soort. In de gemeente Meerssen zijn genoemde soorten gelukkig slechts in klein aantal aanwezig. Aandacht gaat daarom vooral uit naar de zorgplicht: het tijdig verwijderen van dode en aangetaste bomen om zo overlast in de openbare ruimte te voorkomen.
Voor de bestrijding van plaagsoorten in het openbaar groen hanteert de gemeente aanvullend op de basisuitgangspunten de volgende kaders:
- •
Eikenprocessierups: de gemeente volgt de ‘Leidraad beheersing eikenprocessierups, update 2019’ (of recenter indien beschikbaar) bij het maken van keuzes in het groenbeheer. De gemeente Meerssen maakt deel uit van het verband ‘Samenwerkende gemeenten Zuid-Limburg’ met betrekking tot de bestrijding van de eikenprocessierups. In de samenwerking wordt gestreefd naar een eenduidige en op het juiste moment gerichte communicatie over en (preventieve) bestrijding van de eikenprocessierups, waarbij de uitvoering van de bestrijding wordt gecoördineerd vanuit de gemeente Sittard-Geleen.
- •
Kastanjemineermot: De paardenkastanjes laten weliswaar hun blad vervroegd vallen, in beginsel is de mineermot niet schadelijk voor de boom. Door in de zomer reeds actief bladafval te ruimen wordt de plaagdruk in het jaar erop verminderd. De mineermot zorgt echter wel voor een verminderde conditie, mede door het huidige klimaat, die de boom vatbaarder maakt voor de Kastanjebloedingsziekte. Daarom hanteert de gemeente ten aanzien van deze bomen een verhoogde zorgvuldigheid. Dat wil zeggen dat de bomen minimaal 1x per jaar gecontroleerd worden in het kader van de zorgplicht.
- •
Letterzetter: Voor zover de favoriete bomen van dit insect, naaldbomen, tot het openbaar domein behoren is het uitgangspunt dat deze bomen in goede conditie verkeren. De letterzetter tast namelijk als eerste bomen aan met een verslechterde conditie. Dat kan dus inhouden dat deze bomen in droge periodes een extra watergift krijgen. Daarnaast geldt voor de betreffende naaldbomen een verhoogde zorgvuldigheid om activiteit van de letterzetter tijdig te signaleren. Daarnaast worden particulieren met dode of afstervende naaldbomen in de rand van de tuin actief aangeschreven door de gemeente indien de betreffende boom of bomen een potentieel gevaar vormen voor de gebruikers van de aanpalende openbare ruimte.
4.6 Beheer gemeentelijk grondeigendom en afstoten snippergroen
4.6.1 Omgang met onrechtmatig gebruik gemeentelijke groenstroken en bermen
De gemeente Meerssen is eigenaar van een groot aantal percelen binnen de gemeente. Dit betreft dominant de openbare weg. In vrijwel alle gevallen bevinden zich bermen langs de wegen die eveneens in gemeentelijk eigendom zijn. Op locaties waar begeleidende groenstructuren, zoals hagen, ontbreken, wil het wel eens voorkomen dat aanpalende grondeigenaren steeds meer gemeentelijke grond in gebruik nemen.
In verband met de functie van de gemeentelijke wegbermen voor de biodiversiteit, de hemelwateropvang en kabels en leidingen, is het van belang dat de gemeentelijke wegbermen in stand blijven.
Uitgangspunten gemeente Meerssen ten aanzien van het openbaar groen
- •
Jaarlijks wordt steekproefsgewijs een controle uitgevoerd van de staat en omvang van het gemeentelijk eigendom om zo te waken over het eigendom en ervoor te zorgen dat de functie van veldwegen en bermen voor bijvoorbeeld biodiversiteit, klimaat en de toeristisch-recreatieve infrastructuur overeind blijft en schade aan gemeentelijke groenvoorzieningen voorkomen wordt.
- •
Daar waar de praktijk weerbarstig blijkt, behoudt de gemeente zich het recht voor om handhavend op te treden en/of gemeentelijke groenstroken strategisch her in te richten met kleine landschapselementen en andere voorzieningen ten bate van de biodiversiteit om zo haar eigendom beter af te bakenen. Daarbij is het ten alle tijden in het kader van goed nabuurschap wenselijk om met elkaar in gesprek te gaan en te blijven.
- •
In goed overleg en met schriftelijk vastgelegde afspraken kan ervoor worden gekozen om gronden en/of de daarop aanwezige landschapselementen tijdelijk in (agrarisch) beheer te geven bij aanpalende grondeigenaren. In beginsel wordt dit alleen gedaan indien dit de kernkwaliteiten van het landschap ter plekke en het onderhoud daarvan ten goede komt.
4.6.2 Afstoten snippergroen
Gezien de omvang van het gemeentelijk grondbezit kan het voorkomen dat de vragen binnenkomen bij de gemeente over het in gebruik mogen nemen of verwerven van groenstroken die in gemeentelijk eigendom zijn. Om hierop een eenduidig antwoord te kunnen geven is het van belang om als gemeente te definiëren wat snippergroen is. In de basis is binnen het gemeentelijk groen sprake van structuurgroen en snippergroen. Daarbij wordt het volgende onderscheid gehanteerd:
Structuurgroen
Onder structuurgroen wordt verstaan: groenstroken en/of bomenstructuren, aangelegd ten behoeve van het algemeen belang, die de stedenbouwkundige en landschappelijke structuur aangeven en die duidelijk één of meer esthetische of gebruiksfuncties vervullen. Er is sprake van structuurgroen indien één van de volgende criteria van toepassing is:
- 1.
Het groen valt binnen de invloedssfeer van beperkende/beschermde wet- en regelgeving, zoals het Besluit activiteiten leefomgeving, de provinciale omgevingsverordening en het Omgevingsplan;
- 2.
Het groen heeft een functie als ecologische verbinding tussen deelgebieden van het Natuurnetwerk Limburg, de Natura2000-gebieden Geuldal, Bunder- en Elsooërbos of Grensmaas en/of maakt onderdeel uit van het watersysteem voor het afremmen, de opvang en/of geleiding van afstromend hemelwater;
- 3.
Het aanwezige groen is door de gemeente beschermd als waardevolle of monumentale bomen/houtopstand of beschermd als klein landschapselement;
- 4.
Het groen maakt deel uit van een beschermd dorpsgezicht;
- 5.
Het betreft een groenstrook met daarin ondergrondse infrastructuur, zoals riolering, kabels en leidingen;
- 6.
Het groen heeft een bereikbaarheidsfunctie voor hulpdiensten, dient toegankelijk te zijn bij calamiteiten en is nodig voor het (verderop) kunnen uitvoeren van beheer- en onderhoudswerken.
Daarnaast is sprake van structuurgroen indien minimaal 3 van onderstaande categorieën van toepassing zijn:
- •
Gemeentelijk groen dat in een Omgevingsplan of ander vigerend beleidsplan expliciet staat aangeduid als natuur(ontwikkeling), (openbaar)groen, landschapselement, groenvoorziening, weg & verkeer, en vergelijkbare termen.
- •
Gemeentelijk groen langs ontsluitingswegen (structuurbepalend).
- •
Gemeentelijk groen langs watergangen en oppervlaktewateren.
- •
Gemeentelijk groen dat deel uitmaakt van een bomenstructuur of bomenrij.
- •
Gemeentelijk groen met een functie als aankleding bij (o.a.) zij- en achtergevels, erven of parkeerplaatsen en dat zorgt voor een continu en rustig straatbeeld mede door de afschermende werking ervan.
- •
Gemeentelijk groen met een ecologische waarde.
- •
Gemeentelijk groen behorende bij de gehele groenvoorziening met een speel- en recreatieve functie, die deel uitmaakt van een (buurt)park.
- •
Gemeentelijk groen dat karakteristiek en herkenbaar voor de buurt is.
- •
Gemeentelijk groen dat is aangelegd ter bevordering van de verkeersveiligheid (doorzicht, geleiding).
- •
Gemeentelijk groen dat de sociale veiligheid/overzichtelijkheid bevordert (toegangen, achterompaden, geleidend groen langs voet- en fietspaden). Met dit groen wordt bijvoorbeeld verenging van achterpaadjes tegengegaan. Het creëert een continu en rustig straatbeeld;
- •
Duurzaam groen: Gemeentelijk groen met een (potentiële) monumentale waarde, aangeplant om tot volle wasdom te kunnen komen.
Snippergroen
Snippergroen is een stukje gemeentelijk openbaar groen zonder een duidelijke functie. Onder snippergroen wordt verstaan kleine groenstroken, die qua doelstelling niet onder structuurgroen vallen en grenzen aan particulier terrein. Deze groenstroken maken geen onderdeel uit van het straatprofiel en hebben geen duidelijk functie in het totaalbeeld. De groenstroken vormen geen verkeersgeleiding. Niet-structuur- ofwel snippergroen kan worden afgestoten zonder dat afbreuk worden gedaan aan de kwaliteit van de openbare ruimte, mits eventuele achterliggende gemeentelijke en particuliere terreinen bereikbaar blijven. Snippergroen dat wordt afgestoten en overgedragen of in bruikleen wordt gegeven aan derden, dient ten alle tijden een groen karakter te behouden. Dat betekent bijvoorbeeld dat een stuk snippergroen dat wordt overgedragen, niet verhard mag worden ten behoeve van het verbreden van een oprit of terras. Een uitzondering hierop is het aanleggen van een klein paadje (max. 80 cm breed) om de toegankelijkheid van de (achter)tuin te verbeteren.
Onder snippergroen kunnen ook stukjes verharde gemeentegrond worden verstaan die van ondergeschikte betekenis zijn. Wanneer dit type snippergroen wordt overgedragen geldt bovenstaande bepaling voor het in stand houden van het groene karakter, niet. Bouwgrond valt niet onder het begrip snippergroen.
4.7 Openbaar groen en droogte
In het huidige klimaat krijgt de gemeente steeds meer te maken met lange aaneengesloten droge periodes al dan niet gecombineerd met extreem hoge temperaturen. Voor openbaar groen binnen de bebouwde kom en voor jonge bomen en struiken in het buitengebied kan dit grote gevolgen hebben, doordat de beschikbaarheid van water in de bodem geleidelijk afneemt en niet per definitie in de natte(re) delen van het jaar weer geheel wordt aangevuld. De gemeente geeft daarom in droge perioden actief water aan beplantingen die dit nodig hebben.
Wanneer het Waterschap Limburg een onttrekkingsverbod van oppervlaktewater instelt, wordt de watergift van de gemeente beperkt. Binnen deze beperking worden sportvelden nog wel besproeid, omdat dit voor het behoud van de grasmat noodzakelijk is en renovatie van een veld een grote kostenpost is. Ook jonge bomen en nieuwe aanplant krijgen nog een watergift om te voorkomen dat deze uitdroogt en vervangen moet worden. Voldoende vocht in de eerste jaren na aanplant is van belang voor de ontwikkeling van een goed wortelpakket.
Vanuit de ruimtelijke opgave om hemelwater zoveel als mogelijk in de ondergrond te laten inzijgen daar waar het valt, anticipeert de gemeente zoveel als redelijkerwijs mogelijk is op de droge periodes. Het aanvullen van de grondwatervoorraad en daarmee het bevorderen van de beschikbaarheid van capillair opstijgend grondwater in lössbodems en het behoudt van kweldruk onderaan de hellingen, zodat bronnen niet te snel opdrogen, is van levensbelang voor al het groen en de biodiversiteit die ermee samenhangt.
Ook stuurt de gemeente bij in het sortiment bomen, struiken, sierheesters, bodembedekkers en vaste planten dat wordt toegepast in het openbaar groen om zo tot een meer droogteresistente samenstelling van het openbaar groen te komen op die plekken die het meest gevoelig zijn voor verdroging.
4.8 Landschappelijke inpassing
Voor ruimtelijke ontwikkelingen in het buitengebied die niet passen binnen het geldende bestemmingsplan, is vaak het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu (GKM) van toepassing. Het onderliggende Groenbeleidsplan geeft hierna kaders voor de invulling van de landschappelijke inpassing.
Kaders landschappelijke inpassing
- •
Een nieuw initiatief dat niet past binnen het huidige bestemmingsplan (en toekomstig Omgevingsplan) moet integraal ruimtelijk worden beoordeeld waarbij verschillende belangen tegen elkaar worden afgewogen. In de toekomstige Omgevingsvisie wordt hier al op voorgesorteerd, doordat is aangegeven welke thema’s of ontwikkelingen waar gestimuleerd kunnen/mogen worden. Een integrale ruimtelijke afweging is dus cruciaal.
- •
Bij een (nieuwe) ruimtelijke ontwikkeling binnen de gebiedsbegrenzing van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu is een robuuste landschappelijke inpassing vereist. Allereerst vindt interne afweging plaats over de wenselijkheid van de betreffende ontwikkeling. Na ‘groen licht’ volgt advies en beoordeling van de landschappelijke inpassing van de ontwikkeling via de gemeentelijke adviescommissie (met de ingang van de Omgevingswet, nu voorzien in januari 2024, vervalt de juridische basis voor de huidige monumentencommissie en welstandscommissie).
- •
Om initiatieven goed te kunnen beoordelen/adviseren, is een adviescommissie samengesteld, bestaande uit mensen met verschillende (ruimtelijke) achtergronden/specialisaties. Afhankelijk van het soort initiatief nemen bepaalde specialisaties deel aan de adviescommissie.
- •
Het Groenbeleidsplan vormt, naast de leidende principes en ontwerpprincipes uit het ‘Handvat Kernkwaliteiten Nationaal landschap Zuid – Limburg’, een extra handvat om tot een goede landschappelijke inpassing te komen en beschrijft o.a. de karakteristieken van de landschapstypen die aanwezig zijn in de gemeente. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen in gebieden die waardevol zijn voor natuur en/of landschap moeten leiden tot een versterking van deze landschappelijke karakteristieken.
- •
Op de kaarten van het Groenbeleidsplan zijn gebieden aangeduid die waardevol zijn voor natuur en/of landschap. Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen die niet gericht zijn op het versterken van natuur en/of landschap, zijn in deze gebieden ongewenst.
- •
De ruimtelijke ontwikkeling zelf moet van voldoende kwaliteit zijn. Dat betekent o.a. een goede ruimtelijke vormgeving en een juiste situering in het landschap. Hiertoe dient vanaf het beginstadium van het initiatief samen met de initiatiefnemer te worden opgetrokken via een ‘omgevingstafel’.
- •
Bij een grotere, ‘rode’ ontwikkeling (bijvoorbeeld 2 of meerdere woningen) is het vooraf opstellen van een beeldkwaliteitsplan vereist. Op deze manier is de kwaliteit van het te ontwikkelen geheel nog steviger geborgd. Het beeldkwaliteitsplan schrijft voor hoe de ontwikkeling op gepaste wijze kan landen in het gebied door uitspraken te doen over o.a. de uitstraling van de bebouwing en de (groene) ruimte er omheen.
4.9 Openbaar groen bij ruimtelijke ontwikkelingen
Daar waar voor het buitengebied kwaliteitseisen gelden voor het toepassen van een degelijke landschappelijke inpassing van ruimtelijke ontwikkelingen, ontbreekt dit binnen de bebouwde kom. Gezien het klimaatvraagstuk kiest de gemeente Meerssen ervoor om duidelijke uitgangspunten vast te leggen die ertoe bijdragen dat een leefomgeving van voldoende kwaliteit wordt gerealiseerd en in stand kan worden gehouden. Hiervoor bestaan de volgende handvatten:
- 1.
Norm voor groen. De oude Nota Ruimte (2004) ging uit van een norm voor groen (parken, grasvelden, bermen, water) van 75 m2 per woning/huishouden, wat omgerekend naar een gemiddeld huishouden van 2,2 personen neerkwam op een norm van circa 34 m2 per inwoner. In het huidige beleid op het vlak van Ruimtelijke Ordening is geen harde norm voor de oppervlakte openbaar groen meer aanwezig.
- 2.
Bouwen voor natuur. Het ‘Manifest Bouwen voor Natuur’ uit 2021 en dat is ondertekend door een groot aantal relevante partijen benoemt uitgangspunten voor natuurinclusief bouwen:
- a.
Bouw natuurinclusief, zodat populaties van vleermuizen, Huismus, Gierzwaluw en Huiszwaluw een duurzame toekomst hebben.
- b.
Stimuleer natuur in tuin, op dak en op/tegen de gevel.
- c.
Groene publieke ruimte in de nabijheid van iedere woning en verbindingsroutes voor dieren daartussen.
- a.
- 3.
Hittebestendige stad. Het is wenselijk te werken aan een hittebestendige woonomgeving om zo te anticiperen op klimaatverandering. Dit is uitgebreid onderzocht door de Hogeschool van Amsterdam in 2020. Voor de inrichting van de openbare ruimte zijn de volgende uitgangspunten voorgesteld:
- a.
Binnen 300 meter van iedere woning is een koele openbare plek aanwezig van minimaal 200 m2 groot en met een gevoelstemperatuur lager dan 35 graden, ook als de omgevingstemperatuur ruim hoger ligt.
- b.
De openbare ruimte van elke wijk biedt op het heetst van de dag minimaal voor 30% schaduw, zodat iedereen overal de mogelijkheid heeft buiten de schaduw op te zoeken.
- c.
Elke woning heeft uitzicht op minimaal 3 bomen in de openbare ruimte.
- a.
-
In het wetenschappelijk onderzoek wordt uitgegaan van het % groen per wijk op basis van de Normalized Difference Vegetation Index. Dat komt in de praktijk neer op de gebundelde oppervlakte van plantvakken in het openbaar groen in samenhang met de kroonprojectie van de aanwezige bomen. Per type wijk gelden hierbij verschillende optimale percentages openbaar groen, van 24% voor hoogbouw in een centrumgebied tot 69% in een villawijk ( Kluck e.a., 2020). Hierbij wordt echter voorbij gegaan aan nut en noodzaak van dit groen binnen de wijk, die in wijken met een lage streefwaarde hoger ligt dan in wijken met een hoge streefwaarde, omdat het aandeel particulier groen in de villawijk veel hoger is als in de wijk met hoogbouw in het centrum.
Uitgangspunt gemeente Meerssen ten aanzien van openbaar groen bij ruimtelijke ontwikkelingen
Om tot een heldere toepassing van openbaar groen binnen de gemeente te komen, hanteert ze de volgende uitgangpunten bij ruimtelijke ontwikkelingen:
- •
Binnen 300 meter van iedere woningen is een openbaar toegankelijke koele plek aanwezig van minimaal 200 m2 groot en met een gevoelstemperatuur die ook op de warmste dagen niet boven de 35 graden uitkomt. Deze koele plekken kunnen zowel binnen een kern liggen als aan de rand daarvan en kunnen bestaan uit een park, groen plein of openbare stadstuin, terwijl aan de dorpsrand bijvoorbeeld ook gekozen kan worden voor een sportpark, speeltuin, openbaar plukbos of plukfruitweide. Ontbreekt een dergelijke bestaande voorziening binnen 300 meter van een rode ontwikkeling, dan zal deze als onderdeel van de rode ontwikkeling gerealiseerd dienen te worden.
- •
De openbare ruimte van elke kern biedt op het heetst van de dag minimaal voor 30% schaduw, zodat iedereen overal de mogelijkheid heeft buiten de schaduw op te zoeken en hittestress zoveel mogelijk beperkt wordt. De ambitie hierbij is, dat minimaal 25% van de openbare ruimte in het bovenaanzicht afgedekt wordt door de volwassen kroonprojectie van de aanwezige straatbomen.
- •
Vanuit elke woning zijn minimaal 2 bomen zichtbaar vanaf de begane grond aan de straatzijde van de woning en waarbij de gehele boom zichtbaar is (er mag geen andere woning tussen staan). Deze bomen behoren tot de gemeentelijke groenstructuur.
Uitgangspunt gemeente Meerssen ten aanzien van openbaar groen in de reeds bestaande openbare ruimte
Om tot een heldere toepassing van openbaar groen binnen de gemeente te komen, hanteert ze de volgende uitgangpunten:
- •
Binnen 300 meter van iedere woningen is een openbaar toegankelijke koele plek aanwezig van minimaal 200 m2 groot en met een gevoelstemperatuur die ook op de warmste dagen niet boven de 35 graden uitkomt. Deze koele plekken kunnen zowel binnen een kern liggen als aan de rand daarvan en kunnen bestaan uit een park, groen plein of openbare stadstuin, terwijl aan de dorpsrand bijvoorbeeld ook gekozen kan worden voor een sportpark, speeltuin, openbaar plukbos of plukfruitweide. Ontbreekt een dergelijke bestaande voorziening binnen 300 meter van woonbebouwing, dan ligt hier een aandachtspunt voor de gemeente om een dergelijke voorziening alsnog aan te leggen.
- •
De openbare ruimte binnen de bebouwde kom van elke kern biedt op het heetst van de dag minimaal voor 30% schaduw, zodat iedereen overal de mogelijkheid heeft buiten de schaduw op te zoeken en hittestress zoveel mogelijk beperkt wordt. Daar waar dit nu niet het geval is, zal nagegaan worden of het toevoegen van een bomenstructuur een oplossing kan bieden.
- •
Vanuit elke woning zijn minimaal 2 bomen zichtbaar vanaf de begane grond aan de straatzijde van de woning en waarbij de gehele boom zichtbaar is (er mag geen andere woning tussen staan). Deze bomen behoren tot de gemeentelijke groenstructuur. In de bestaande buurten moet dit als een ambitie worden opgevat. De praktijk anno 2022 wijst namelijk uit dat veel woonstraten in het geheel geen of slechts een minimale bomenstructuur kennen.
4.10 Natuurvriendelijk pachten
De gemeente Meerssen heeft diverse gronden in eigendom die worden verpacht aan derden, bijvoorbeeld agrariërs. In de huidige situatie gelden meestal geen gebruiksbeperkingen op deze gronden. Gezien de biodiversiteitsopgave waar de gemeente (en heel Nederland) voor staat is de wens om heldere kaders m.b.t. het gebruik van de pachtgronden, op te stellen. Voor gronden waarvan de pacht afloopt en de pacht verlengd moet worden of opnieuw verpacht moeten worden, gelden de volgende voorwaarden:
Algemeen
- •
Het is pachter niet toegestaan het pachtobject te bemesten (drijf-, vaste-, kunstmest, etc.). Het is pachter verder niet toegestaan bagger op te brengen.
- •
Het is pachter niet toegestaan chemische gewasbeschermings- althans onkruidbestrijdingsmiddelen te gebruiken, met uitzondering van pleksgewijze bestrijding van haarden van akkerdistel, ridderzuring, jacobskruiskruid en brandnetel. Bij aanwezigheid op grote schaal van haarden van voorgenoemde soorten meldt pachter dit direct aan verpachter en treden partijen in overleg over de bestrijdingsmogelijkheden.
Bij grasland
- •
Pachter is gehouden het gewas op het pachtobject minimaal éénmaal gedurende de pachtperiode te maaien en af te voeren.
- •
Pachter mag het pachtobject uitsluitend beweiden in de periode van 1 maart tot en met 31 oktober.
- •
Gedurende de beweidingsperiode is begrazing toegestaan door maximaal 2 GVE per hectare.
- •
Beweiding vindt uitsluitend plaats door runderen of schapen.
- •
Pachter mag het grasland niet scheuren, fresen of herinzaaien (ook niet met stikstof bindende soorten als klaverachtigen).
Bij bouwland
- •
Pachter mag op het pachtobject uitsluitend zomergranen telen (geen mais), tenzij uit de basisregistratie gewaspercelen blijkt dat het op pachtobject al 3 jaar graan is geteeld. In dat laatste geval wordt het pachtobject geteeld met een rustgewas (bijvoorbeeld grasklaver).
- •
Pachter is verplicht om na iedere oogst van het hoofdgewas groenbemester/vanggewas in te zaaien (jaarrond groen).
- •
De akkerranden rondom het pachtobject worden over een breedte van 3 meter, gemeten vanaf de grens van het pachtobject, door pachter ingezaaid met een inheems akkerkruidenmengsel.
- •
Kerende grondbewerking(en) zijn niet toegestaan.
5. PROJECTEN EN FINANCIERING
5.1 Projecten Groenbeleidsplan
Op basis van de kansen voor de aanpak van de groen- en bomenstructuur in het buitengebied en de kernen in hoofdstuk 2 en 3, zijn in dit hoofdstuk groene projecten gedefinieerd. Alle projecten voortkomend uit dit Groenbeleidsplan zijn benoemd, ongeacht welke partij/grondeigenaar hiervoor aan te lat staat. Het is namelijk belangrijk om de visie van dit Groenbeleidsplan in concrete projecten te vertalen; zo komt de uitvoering ervan dichter in het vizier. Om de visie in het Groenbeleidsplan tot uitvoering te brengen zal structureel budget worden gevraagd aan de gemeenteraad.
De gemeente Meerssen zal waar nodig / gewenst stakeholders en belanghebbenden betrekken bij de uitvoering van de projecten. De groene projecten volgend uit dit Groenbeleidsplan zijn als bijlage raadpleegbaar.
Voor de uitvoering van de projecten geldt dat deze deels gekoppeld kunnen worden aan al bestaande toekomstige projecten, zoals het groot onderhoud of reconstructies van wegen. Bij alle ruimtelijke projecten dient het Groenbeleidsplan te worden geraadpleegd voor handvatten aangaande groen, natuur en landschap.
5.2 Mogelijkheden ter vergroting van het huidige groenbudget
Hieronder worden de mogelijkheden omschreven om het huidige budget dat beschikbaar is voor ingrepen in het openbaar groen te vergroten.
Benutten opengestelde subsidieregelingen
De volgende subsidies en financieringsprojecten bieden mogelijkheden voor de gemeente voor het behalen van de groene doelen:
LEADER
LEADER is een subsidieprogramma voor plattelandsontwikkeling dat speciaal bedoeld is voor kleinschalige projecten, die van belang zijn voor de regio. Veel waarde wordt gehecht aan samenwerking en het verbeteren van het organisatievermogen van de lokale gemeenschap. Doel van het LEADER programma is dus burgerparticipatie. Oftewel het stimuleren van initiatieven van de eigen bevolking, want mensen die zich willen inspannen voor het op peil houden van de kwaliteit van leven in hun eigen woonomgeving hebben vaak goede ideeën. Zie ook: https://www.leaderzuidlimburg.nl/
LIFE
LIFE is het programma van de Europese Unie voor de ontwikkeling en uitvoering van het Europese natuur- en milieubeleid. De ministeries van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van LIFE in Nederland. Het programma ondersteunt ontwikkelings-, implementatie-, monitoring-, evaluatie- en communicatieprojecten op onder andere het gebied van natuur en biodiversiteit (o.a. verbeteren van Natura 2000 gebieden). Zie voor meer informatie http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/life . Binnen de gemeente Meerssen kan wellicht worden aangesloten bij het bestaande ‘LIFE Pays Mosan’ project. Dit betreft het herstel van een mozaïek van bedreigde biotopen en soorten binnen het bekken van de Maas en haar zijrivieren tussen de Ardennen en Maastricht.
INTERREG
INTERREG investeert in innovatieve en duurzame projecten die Europa sterker maken en verschillen tussen regio’s en lidstaten verkleinen. Europa wil hiermee de economische verschillen tussen landen verkleinen en stimuleert samenwerkingsprojecten tussen regio’s. Voor meer informatie zie: http://www.rvo.nl/subsidies-regelingen/interreg
Natuurkrachtfonds
‘Natuurkracht’ is het nieuwe fonds en innovatieprogramma voor natuurlijke oplossingen voor waterveiligheid. De natuur is een bondgenoot en een bron voor ideeën die helpen tegen wateroverlast in Zuid-Limburg. Initiatiefnemers kunnen op de website https://natuurkracht.org/#fonds bekijken of hun idee of project in aanmerking komt voor een financiële bijdrage uit dit fonds. In 2023 wordt het fonds opnieuw opengesteld. Aanvragen kunnen worden gedaan door groepen van burgers, agrarische natuurverenigingen, maatschappelijke organisaties, heemkundekring, terreinbeheerders en andere betrokkenen. De minimale aanvraag is €20.000,-, de maximale bijdrage is €100.000,-.
Subsidie Landschapselementen en Voedselbossen 2022-2023
De provincie biedt subsidiemogelijkheden voor het herstel en de aanleg van landschapselementen in Limburg. Hiermee wordt een impuls gegeven om het landschap in stand te houden en er zijn veel goede effecten voor de natuur en het klimaat. Ook is er een subsidie voor de aanleg van voedselbossen, zodat nieuwe voedselsystemen kunnen worden getest die beter zijn voor het milieu. Gemeentes en het waterschap kunnen aanvragen doen.
Regeling landschapselementen / landschapsfonds
Na het faillissement van de stichting IKL zijn gaten ontstaan in het financieren en daarmee herstellen/realiseren van kleine landschapselementen in Limburg. De Gedeputeerde Staten hebben besloten dat voor het herstel/realisatie van kleine landschapselementen in gebieden buiten het Natuurnetwerk Limburg, drie regionale steunpunten landschapsbeheer worden gefaciliteerd met als hoofdtaak uitvoeringskracht. De regionale steunpunten zijn bereikbaar voor vrijwilligers, gemeenten, particuliere eigenaren en landschapsorganisaties en combineren landschapskennis met kennis over het speelveld. Dat betekent dat de steunpunten zelf geen projecten uitvoeren, maar juist een rol spelen in het ontzorgen en het bij elkaar brengen van partijen en regelingen. De planning is dat medio 2023 meer duidelijkheid is over de concrete inrichting van de steunpunten.
Eco -regeling 2023 (voor agrariërs)
In het Gemeenschappelijk Landbouw Beleid (GLB) kan de eco-regeling worden aangevraagd door agrariërs. Dit om een verduurzaming van de landbouw in gang te zetten. De eco-activiteiten die uitgevoerd kunnen worden dragen bij aan bodem, biodiversiteit, water en landschap. De regeling werkt op basis van een puntensysteem (voor elke maatregel/activiteit worden punten verdient), waaraan de uit te keren eco-premie wordt gekoppeld. Eco-activiteiten zijn o.a. rustgewas, meerjarige teelt, strokenteelt, ecologisch slootbeheer of akkerranden.
Benutten mogelijkheden grondexploitatiewet
De grondexploitatiewet biedt op basis van de Wro (dit is ondergebracht in hoofdstuk 12 van de nog in te voeren Omgevingswet) mogelijkheden om kosten voor aanleg van openbaar groen bij ruimtelijke ontwikkeling/herstructurering te verrekenen in een exploitatieplan. Daarbij dient wel voldaan te worden aan de criteria van profijt, toerekenbaarheid en proportionaliteit. Zo kunnen conform het ‘Besluit ruimtelijke ordening’ kosten met betrekking tot gronden buiten het exploitatiegebied worden meegenomen in het exploitatieplan voor zover het noodzakelijke compensatie van in het exploitatiegebied verloren natuurwaarden, groenvoorzieningen en watervoorzieningen betreft. Binnen het exploitatiegebied kunnen bijvoorbeeld kosten voor voorzieningen ten behoeve van de waterhuishouding, groenvoorzieningen, waaronder begrepen openbare parken, plantsoenen, speelplaatsen, trapvelden en speelweiden, natuurvoorzieningen en openbare niet-commerciële sportvoorzieningen en straatmeubilair, speeltoestellen, sierende elementen, kunstobjecten en afrasteringen in de openbare ruimte worden meegenomen in het exploitatieplan. Het exploitatiegebied betreft daarbij het gebied dat wordt begrensd binnen een voorgenomen wijziging van het bestemmingsplan (straks: Omgevingsplan).
Het uitvoeringsprogramma opknippen
Het Groenbeleidsplan is een plan voor de komende 20 jaar. Niet elk project hoeft dus direct te worden uitgevoerd. De kosten die bij de uitvoering komen kijken kunnen dus worden gespreid over de jaren. De gemeente kan zelf beslissen welke projecten per jaar worden uitgevoerd. Zoals hieronder ook beschreven, is het raadzaam om een koppeling te zoeken met andere projecten in de openbare ruimte.
Meeliften met andere projecten
Bij de vervanging van bestaand groen of de ontwikkeling van nieuw groen kan worden meegelift op de budgetten voor bijvoorbeeld rioolrenovatie. Daar waar vanwege rioolrenovatie groenstructuren moeten wijken, moet die groenstructuur ook weer terug gebracht worden.
Met name bij de afkoppeling van het hemelwater van het rioolstelsel liggen kansen voor de ontwikkeling van de groenstructuur. De ideale locatie voor de noodzakelijke wadi’s en hemelwaterbuffers is namelijk gelegen in de al bestaande groenstructuur. Het hanteren van een integrale aanpak bij de inrichting van de openbare ruimte beperkt de kosten die uiteindelijk nodig zijn voor de aanleg van een bepaalde groenstructuur. Verharding hoeft bijvoorbeeld niet voor een tweede maal opengebroken te worden. Daarnaast heeft de integrale aanpak als gevolg dat bijvoorbeeld consequent over de ligging van kabels en leidingen nagedacht dient te worden, zodat een kabels- en leidingvrije zone ontstaat ten behoeve van een duurzame openbare groenstructuur. Zo worden onverwachtse kosten aan bijvoorbeeld een riolering voorkomen, doordat bomen op voldoende afstand van de riolering staan, zodat de wortels er niet meer in kunnen groeien.
Samenwerken met stakeholders
Wanneer ook belangen van andere overheden of partijen in het spel zijn, is het mogelijk om in een samenwerking de kosten voor een groenproject te delen in de vorm van cofinanciering.
Afstoten of verpachten delen van de openbare groenstructuur
In voornamelijk de hoofdgroenstructuur bestaan mogelijkheden om openbaar groen te verpachten. Openbaar groen zou daarbij omgevormd kunnen worden in bijvoorbeeld landbouwgrond. Daarnaast bestaat echter de mogelijkheid om ruimte te bieden aan initiatieven van bewonersorganisaties, verenigingen of particulieren, voor zover deze passen binnen de kaders van de hoofdgroenstructuur. De hoofdgroenstructuur biedt tevens ruimte aan nieuwe ‘groene’ woonconcepten of innovaties uit de energiesector.
Groen als product
In plaats van het verpachten van delen van de groenstructuur kan de gemeente er ook voor kiezen om zelf stadslandbouw of -bosbouw te gaan bedrijven. Dit kan gecombineerd worden met projecten op maatschappelijk gebied, zoals re-integratieprojecten, educatieprojecten, maatschappelijke stages en/of werkverschaffing. Het openbaar groen kan worden gebruikt als ‘laboratorium’. In dit ‘laboratorium’ wordt onderzocht, welke voedings-, bosbouw- en energiegewassen kunnen worden toegepast in het openbaar groen. Daarnaast dient te worden nagegaan hoe ‘openbaar’ dit groen kan zijn. Betreft het een openbare pluktuin waarin de buurt voor eigen gebruik groente en fruit kan oogsten, wordt de oogst verdeeld via een groente-abonnement, of wordt de oogst op commerciële wijze verhandeld.
Wanneer ingezet wordt op stadslandbouw en dan vooral op voedselproductie dan bestaat de winst voor de gemeente uit het beperken van de kosten voor beheer en onderhoud aan het openbaar groen. Daarnaast kan stadslandbouw op positieve wijze bijdragen aan maatschappelijke vraagstukken. Tenzij op efficiënte en/of grootschalige manier voedsel geproduceerd wordt, is winst uit de verkoop van deze producten niet te verwachten.
Ondertekening
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl