Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741744
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741744/1
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 1 juli 2025 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Samenwerking EIP operationele groepen in 2025 (Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2025 Fryslân)
Geldend van 09-07-2025 t/m heden
Intitulé
Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân d.d. 1 juli 2025 houdende regels omtrent de openstelling van de GLB-NSP maatregel Samenwerking EIP operationele groepen in 2025 (Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2025 Fryslân)Gedeputeerde Staten van Fryslân,
Gelet op artikel 1.3, derde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2022;
Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 2.5 van de Regeling Europese landbouwsubsidies provincies Fryslân 2023 - 2027;
BESLUITEN
Het volgende openstellingsbesluit vast te stellen:
Artikel 1 Begripsbepalingen
In aanvulling op de definities, als bepaald in artikel 1.1 en artikel 2.5.1 van de regeling, wordt in dit openstellingsbesluit verstaan onder:
- a.
duurzame toegevoegde waardeketen: duurzame keten van activiteiten waarbij waarde aan de producten wordt toegevoegd op het moment dat deze een volgende activiteit in een keten passeren en waarbij de keten als geheel het product toegevoegde waarde geeft;
- b.
EIP: een Europees Partnerschap voor innovatie, voor de productiviteit en duurzaamheid in de landbouw als bedoeld in artikel 127 van verordening 2021/2115. Het EIP AGRI werkt met Operationele Groepen en bestaat uit boeren, onderzoekers, adviseurs, bedrijven, milieuorganisaties, consumenten belangengroepen en andere NGO's. De Operationele Groepen stellen een plan op voor het ontwikkelen, testen, aanpassen of uitvoeren van het innovatieve project met betrekking tot landbouw. Meer informatie is te vinden op: https://www.netwerkplatteland.nl/samenwerken/europese-netwerkpartners/eip-agri;
- c.
experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;
- d.
innovatieproject: project gericht op het ontwikkelen, valideren of verfijnen van een innovatie;
- e.
ketenpartij: instelling of dienstverlener waarmee de eigen activiteiten worden afgestemd omdat deze een rol speelt in het gezamenlijk te doorlopen traject;
- f.
landbouwproduct: alle producten die zijn genoemd in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de werking van de EU van 35 maart 1957;
- g.
operationele groepen: samenwerkingsverbanden die deel uit maken van een EIP, die bestaan uit minimaal twee actoren, waarvan minimaal één landbouwer deel uitmaakt en is gericht op het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties;
- h.
regeling: Regeling Europese landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023 – 2027;
- i.
verdienmodel: manier waarop geld verdiend kan worden met een bepaalde activiteit.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
-
1. Overeenkomstig artikel 2.5.2 van de regeling kan subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een innovatief samenwerkingsproject dat zich richt op het ontwikkelen, doorontwikkelen of praktijkrijp maken van nieuwe (technische) concepten, producten of diensten die bijdragen aan de ontwikkeling van duurzame en toekomstbestendige landbouw en de uitwisseling van kennis hierover.
-
2. Het innovatieve samenwerkingsproject dient betrekking te hebben op de voortbrenging van landbouwproducten of handel in landbouwproducten als bedoeld in bijlage 1 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (VWEU).
-
3. In afwijking van artikel 2.5.2 van de regeling heeft het innovatieve samenwerkingsproject betrekking op één of meerdere van de volgende thema’s:
- a.
tot een marktrijp concept ontwikkelen van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waarbij de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;
- b.
bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;
- c.
inspelen op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, of bestrijding van antimicrobiële resistentie.
- a.
Artikel 3 Doelgroep
-
1. Overeenkomstig artikel 2.5.3 van de regeling kan subsidie worden verstrekt aan de deelnemers van een samenwerkingsverband bestaande uit minimaal twee actoren.
-
2. Aan het samenwerkingsverband als bedoeld in het eerste lid neemt minimaal één landbouwer deel en geen van de partijen neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening.
Artikel 4 Openstellingsperiode
-
1. Subsidieaanvragen kunnen worden ingediend van 15 augustus 2025 9:00 uur tot en met 28 november 2025 17:00 uur.
-
2. Een aanvraag is tijdig ingediend indien deze binnen de in het eerste lid genoemde periode door SNN is ontvangen via het daarvoor ontwikkelde webportaal (http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27).
Artikel 5 Subsidieplafond
Het subsidieplafond dat beschikbaar is in de periode zoals bepaald in artikel 4, is vastgesteld op € 3.000.000,-- (bestaande uit 100% Europese middelen (ELFPO)).
Artikel 6 Hoogte subsidie
-
1. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 125.000,-- en maximaal € 500.000,--.
-
2. De hoogte van de subsidie bedraagt:
- a.
40% van de subsidiabele kosten voor investeringen;
- b.
100% van de overige subsidiabele kosten.
- a.
-
3. Subsidie wordt verstrekt op basis van arrangement 3 zoals bedoeld in artikel 1.7, eerste lid onder c, in artikel 1.18, derde lid en in artikel 1.21 van de regeling.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
-
1. Voor subsidie komen uitsluitend de kosten als bedoeld in artikel 1.8 van de regeling, onder a, b en e voor zover deze betrekking hebben op de operationele kosten van het samenwerkingsverband in aanmerking.
-
2. Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, wordt ook subsidie verstrekt voor de kosten als bedoeld in artikel 1.8 van de regeling onder d.
-
3. Subsidiabele kosten worden berekend volgens artikel 1.9a lid 1 onder a, lid 2 en lid 3 of artikel 1.9b uit de regeling.
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.10 van de regeling zijn kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten niet subsidiabel.
Artikel 9 Aanvraagvereisten
Onverminderd artikel 1.6 en artikel 2.5.4 van de regeling en in aanvulling op het bepaalde in artikel 1.3 van de regeling:
- 1.
Dient een subsidieaanvraag te worden ingediend bij Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân via het SNN door middel van een daarvoor ontwikkeld webportaal dat bereikbaar is via de website van http://www.snn.nl/programmas/glb-23-27.
- 2.
Wordt een aanvraag voor een subsidie ingediend met gebruikmaking van een volledig, door SNN verstrekt, ingevuld projectplan format, vergezeld van de van toepassing zijnde bijlagen. In aanvulling op artikel 1.6 van de regeling bevat de aanvraag in elk geval:
- a.
een omschrijving van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- b.
een begroting voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;
- c.
een toelichting of onderbouwing op de begroting, eventueel door middel van één of meerdere offertes;
- d.
een aantoonbare oriëntatie op reeds uitgevoerde onderzoeken en bestaande initiatieven omtrent de betreffende innovatie;
- e.
een uitwerking van de beoogde activiteiten voor kennisverspreiding met gebruik van de hiertoe geëigende netwerken, waaronder het nationale en Europese EIP-netwerk;
- f.
een toelichting op eventuele investeringen in bedrijfsmiddelen binnen het project;
- g.
het verwachte aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep zal profiteren door betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.
- a.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
-
1. Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen, worden door een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de regeling geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria en wegingsfactoren:
- a.
de mate van effectiviteit van de activiteit;
- b.
de haalbaarheid van de activiteit;
- c.
de mate van innovativiteit.
- d.
de mate van efficiëntie van uitvoering van de activiteit;
Selectiecriterium
Weging
Te behalen punten
Maximum per criterium
a.
Effectiviteit
4
0-5
20
b.
Haalbaarheid/ kans op succes
2
0-5
10
c.
lnnovativiteit
3
0-5
15
d.
Efficiëntie
3
0-5
15
Maximumaantal te behalen punten
60
- a.
-
2. Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1) Effectiviteit, 2) Innovativiteit, 3) Efficiëntie en 4) Haalbaarheid. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.
Artikel 11 Bevoorschotting
-
1. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.17 van de regeling kan een voorschot worden aangevraagd. Het voorschot bedraagt 50% van de verleende subsidie.
-
2. Het aanvragen van een deelbetaling is mogelijk. In aanvulling op het bepaalde in artikel 1.18 van de regeling kan één keer per kalenderjaar een aanvraag om een deelbetaling worden ingediend, waarop een uitbetaling kan plaatsvinden.
-
3. Voorschotten als bedoeld in artikel 1.17 van de regeling en deelbetalingen als bedoeld in artikel 1.18 derde lid van de regeling bedragen overeenkomstig artikel 1.18 vijfde lid van de regeling tezamen niet meer dan 90% van de verleende subsidie.
Artikel 12 Weigeringsgronden
Onverminderd het bepaalde in artikel 1.5 en 2.5.8 van de regeling wordt subsidie geweigerd indien:
- a.
de aanvrager niet voldoet aan de omschrijving onder artikel 3 van dit openstellingsbesluit;
- b.
overeenkomstig artikel 2.5.8 van de regeling, de aanvraag wordt gedaan door een reeds bestaand samenwerkingsverband, tenzij de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd nieuw is voor het reeds bestaande samenwerkingsverband;
- c.
de aanvraag wordt ontvangen buiten de openstellingsperiode als aangegeven in artikel 4 van dit openstellingsbesluit;
- d.
overeenkomstig artikel 6 van dit openstellingsbesluit na beoordeling van de aanvraag blijkt dat de totale subsidie minder bedraagt dan € 125.000,--;
- e.
niet wordt voldaan aan de subsidievereisten als bepaald in artikel 1.6 van de regeling of artikel 9 van dit openstellingsbesluit;
- f.
de aanvraag bij de in artikel 10 van dit openstellingsbesluit bedoelde rangschikking minder dan 36 punten behaalt.
Artikel 13 Verplichtingen
-
1. In aanvulling op artikel 1.15 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de subsidiabele activiteit(en) uit te voeren binnen twee jaar na datum subsidieverlening en uiterlijk op 30 juni 2028;
-
2. In aanvulling op artikel 1.15 en overeenkomstig artikel 2.5.10 van de regeling is de subsidieontvanger verplicht de opgedane kennis en resultaten van het project gedurende de uitvoering van het project openbaar te maken via het Nationale en Europese EIP-netwerk en andere geëigende netwerken.
-
3. Indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt, dient iedere twaalf maanden een voortgangsverslag te worden overlegd zoals beschreven in artikel 1.16, tweede lid van de regeling.
-
4. In aanvulling op het bepaalde in de artikelen 1.16 en 1.18 van de regeling bevat een voortgangsverslag en deelbetalingsverzoek het gerealiseerde en nog te verwachten aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd/zal profiteren om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren. Het project dient geheel of grotendeels te worden uitgevoerd in de provincie Fryslân.
-
5. De aanvraag tot vaststelling van de subsidie bevat in ieder geval een inhoudelijk verslag conform format van SNN waarin de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn beschreven en een financieel verslag met een rapport van feitelijke bevindingen zoals bedoeld in artikel 1.21, zevende lid van de regeling.
Artikel 14 Slotbepalingen
-
1. Dit openstellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag na bekendmaking in het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.
-
2. De bijlage maakt integraal onderdeel uit van dit openstellingsbesluit.
Artikel 15 Citeertitel
Dit openstellingsbesluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor innovatie EIP 2025 provincie Fryslân.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 1 jul 2025.
Voorzitter drs. A.A.M. Brok,
Secretaris drs. ing. J.J. Algra
Bijlage 1 Scoretabel
In onderstaande tabel staan de vier criteria voor beoordeling, als bedoeld in artikel 2.7.9 van de Regeling uitgewerkt. Voor elk criterium geldt dat er maximaal 5 punten worden toegekend. Voor verdere toelichting van scoring, zie toelichting.
0 punten: zeer geringe bijdrage
1 punt: geringe bijdrage
2 punten: matige bijdrage
3 punten: voldoende bijdrage
4 punten: goede bijdrage
5 punten: zeer goede bijdrage
|
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
|
Maximale punten: 5 Wegingsfactor: 4 |
|
|
De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook in geslaagd zijn een innovatie-idee goed te hebben uitgewerkt om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, planning en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:
Maximale punten: 5 Wegingsfactor: 2 |
|
|
In samenhang worden de volgende aspecten bezien:
|
Maximale punten: 5 Wegingsfactor: 3 |
|
|
De efficiëntie wordt bepaald door in samenhang te kijken naar de volgende aspecten:
|
Maximale punten: 5 Wegingsfactor: 3 |
|
Toelichting Openstellingsbesluit GLB-NSP Samenwerking voor Samenwerking voor innovatie EIP 2025 Provincie Fryslân.
Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Regeling Europese landbouwsubsidies provincie Fryslân 2023 – 2027.
Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 5 uit hoofdstuk 2 van de Regeling – de maatregel Samenwerking in het kader van EIP – opengesteld. De artikelen 2.5.1 tot en met 2.5.12 van paragraaf 5 uit hoofdstuk 2 van de Regeling moeten tezamen gelezen worden met de artikelen in dit openstellingsbesluit. Daarnaast zijn de algemene en slotbepalingen uit de Regeling ook van toepassing op een aanvraag. Het openstellingsbesluit bevat derhalve uitsluitend nadere regels ten opzichte van de Regeling.
EIP is het Europees Innovatie Partnerschap. Dit netwerk dient voor internationale kennisuitwisseling over innovaties. Daarmee kunnen de verschillende projecten van elkaars kennis en ervaring profiteren voor versnelling van het innovatieproces. Het maakt de vorming van een netwerk van operationele groepen, adviesdiensten en onderzoekers mogelijk. Het samenwerkingsverband dat een projectaanvraag indient wordt een operationele groep genoemd. Alle deelnemers binnen deze operationele groep buigen zich over het vraagstuk waar het project zich op richt en werken gezamenlijk aan een innovatieve oplossing. Een operationele groep moet zo samengesteld zijn dat de deelnemers beschikken over de juiste/vereiste expertise voor het welslagen van het samenwerkingsverband.
Artikel 2 Subsidiabele activiteiten
Doel |
Toelichting en voorbeelden subsidiabele activiteiten (niet limitatief) |
Het tot een marktrijp concept ontwikkelen van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waarbij de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert kan worden |
Het gaat hierbij zowel om het ontwikkelen van duurzame toegevoegde waardeketens gericht op landbouwproducten, als om het (door)ontwikkelen van (korte) ketens. Ook het ontwikkelen van (duurzame) verdienmodellen die anticiperen op veranderende omstandigheden en/of verminderde impact op natuurlijke hulpbronnen draagt bij aan een toegevoegde waardeketen en verbetering van de positie van de landbouwer in de waardeketen. Hierbij kan bijvoorbeeld (niet limitatief) gedacht worden aan (nieuwe) teelten, groen-blauwe dooradering of nevenactiviteiten in de bedrijfsvoering. |
Bevorderen van de duurzame ontwikkeling of het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, onder meer door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen |
Het gaat hierbij om een verscheidenheid aan mogelijke projecten. Voorbeelden (niet limitatief) van projecten die goed in dit doel passen zijn:
|
Inspelen op de maatschappelijke verwachtingen inzake voedsel en gezondheid, onder meer wat betreft hoogkwalitatief, veilig en voedzaam voedsel dat op duurzame wijze is geproduceerd, en voorts vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn, of bestrijding van antimicrobiële resistentie |
Bij dit doel gaat het naast om de hierboven al genoemde voorbeelden van innovatiethema’s, om de koppeling tussen maatschappelijke verwachting en de wijze waarop het voedsel wordt geproduceerd. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de transparantie van dit proces en de kwaliteit van ons voedsel (zoals de aanwezigheid van voldoende en de juiste micronutriënten in gewassen).Ook projecten op het vlak van vermindering van voedselverspilling en verbetering van dierenwelzijn hebben hierin een nadrukkelijke plek. |
Artikel 3 Doelgroep
Om innovaties met succes te ontwikkelen en die aansluiten op de landbouwpraktijk is het belangrijk dat deze in een open innovatieproces tot stand komen met een diversiteit aan deelnemers die samen hiervoor de nodige kwaliteiten inbrengen. Het is belangrijk dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave, zowel voor de ontwikkeling als de verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis.
De subsidie wordt daarom enkel verstrekt aan samenwerkingsverbanden (operationele groep genaamd) zoals omschreven in artikel 3. Deze bestaat tenminste uit twee actoren die van belang zijn voor het verwezenlijken van de doelstelling(en) van het project waarvoor subsidie is aangevraagd en bevat tenminste één landbouwer. Geen van de partijen neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening zodat actieve participatie van alle deelnemers in het samenwerkingsverband wordt gestimuleerd.
Artikel 6 Hoogte subsidie
In dit artikel wordt beschreven op welke wijze de hoogte van de subsidie wordt berekend. Hierbij is van belang welke soorten kosten er zijn gemaakt en van welke rekenmethode er gebruik wordt gemaakt. Mocht u aangevraagd hebben zonder kosten voor investeringen en gedurende de uitvoering van het project toch een investering willen doen, dan kan de VKO arbeidskosten niet meer worden toegepast. Dit kan mogelijk leiden tot een lager subsidiebedrag.
Artikel 7 Subsidiabele kosten
Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit operationele kosten van het samenwerkingsverband en uit investeringen in bedrijfsmiddelen. Operationele kosten van het samenwerkingsverband zijn alle kosten die te maken hebben met het uitvoeren van het project, met uitzondering van investeringen in bedrijfsmiddelen. Investeringen in bedrijfsmiddelen zijn vaste activa die voor de bedrijfsvoering worden gebruikt en die behoren tot het ondernemingsvermogen. Het zijn bezittingen die voor langere tijd aan het landbouwbedrijf gebonden zijn die gebruikt worden voor de bedrijfsvoering. Voorbeelden van bedrijfsmiddelen zijn gebouwen, machines en inventaris. Ook software is een bedrijfsmiddel. In het kader van dit openstellingsbesluit zijn investeringen in bedrijfsmiddelen subsidiabel voor de duur van het project. Dit betekent dat wanneer een bedrijfsmiddel van bijvoorbeeld € 100.000 wordt aangeschaft ten behoeve van het innovatieproject en dit bedrijfsmiddel wordt in 5 jaar afgeschreven en het project duurt 3 jaar, dan is € 60.000 van de investering in het bedrijfsmiddel subsidiabel waarover 40% subsidie kan worden verstrekt.
De begroting van uw project kan op verschillende manieren tot stand komen. Hierna wordt hier verder op ingegaan. Een innovatieproject in het kader van deze regeling kan in twee verschijningsvormen voorkomen:
Soort project |
Opties berekening subsidiabele kosten |
Project met operationele kosten én investeringen |
|
Project met enkel operationele kosten |
|
Op basis van onderstaand rekenvoorbeeld wordt in beeld gebracht hoe de begroting van een innovatieproject kan worden opgesteld.
- 1.
In geval van het begroten van de werkelijke kosten conform artikel 1.9a, eerste lid onder a en derde lid van de Regeling, in dit geval moeten alle kosten worden verantwoord:
Begroting |
Financiering |
||||
€ 200.000 arbeidskosten |
€ 300.000 overige kosten Waarvan € 50.000 investeringen in bedrijfsmiddelen en € 250.000 geen investeringen in bedrijfsmiddelen |
Totaal: € 500.000 totale kosten |
100% subsidie over € 200.000: € 200.000 |
40% subsidie over € 50.000: € 20.000 en 100% subsidie over € 250.000: € 250.000 |
Totaal: € 470.000 subsidie en € 30.000 eigen bijdrage |
- 2.
In geval van het begroten van de kosten met gebruikmaking van de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten conform artikel 1.9b van de Regeling, hoeven alleen de overige kosten te worden verantwoord op basis van facturen en betaalbewijzen:
Begroting |
Financiering |
|
|||
€ 69.000 arbeidskosten Percentage, 23%, van de overige kosten; € 300.000 |
€ 300.000 overige kosten Waarvan € 50.000 investeringen in bedrijfsmiddelen en € 250.000 geen investeringen in bedrijfsmiddelen |
Totaal: € 369.000 totale kosten |
100% subsidie over € 69.000: € 69.000 |
40% subsidie over € 50.000: € 20.000 en 100% subsidie over € 250.000: € 250.000 |
Totaal: € 339.000 subsidie en € 30.000 eigen bijdrage |
- 3.
Wanneer uw project geen investeringen in bedrijfsmiddelen bevat, kan gebruik gemaakt worden van:
- a.
Begroten op basis van werkelijke kosten, conform artikel 1.9a, eerste lid onder a en derde lid van de Regeling, of;
- b.
Begroten met de vereenvoudigde kostenoptie voor arbeidskosten, conform artikel 1.9b van de Regeling (enkel verantwoording van de overige kosten nodig op basis van facturen en betaalbewijzen).
- a.
Een rekenvoorbeeld voor 3a is hierboven gegeven onder 1. Hierna volgt een voorbeeld voor 3b.
Rekenvoorbeeld 3b (conform artikel 1.9b van de Regeling)
Begroting |
Financiering |
||||
€ 57.500 arbeidskosten Percentage, 23%, van de overige kosten; € 250.000 |
€ 250.000 overige kosten |
Totaal: € 307.500 totale kosten |
100% subsidie over € 307.500; € 307.500. |
|
Totaal: € 307.500, geen eigen bijdrage nodig omdat de subsidie 100% bedraagt. |
Artikel 8 Niet subsidiabele kosten
Kosten gericht op de reguliere bedrijfsvoering van bestaande reguliere samenwerkingsactiviteiten zijn niet subsidiabel.
Artikel 10 Selectiecriteria, weging en selectie
Voor het bepalen van de rangschikking van projecten zijn vier selectiecriteria benoemd in artikel 2.5.9 van de regeling. Per selectiecriterium zijn diverse aspecten benoemd op basis waarvan een project wordt beoordeeld, hetgeen hieronder is ook een toelichting op Bijlage 1 ‘Scoretabel’. Bijlage 1 is leidend:
- a.
Effectiviteit (maximaal 5 punten, de weging is 4, totaal te behalen punten is 20),
De mate van de effectiviteit van de innovatie is een beoordeling op de toegevoegde waarde van een verbeterd product, dienst, methode of procedé voor het benaderen van de thematiek binnen deze openstelling. Nadrukkelijk wordt hierbij gekeken naar het doel van deze openstelling: uitvoering van innovatieprojecten in relatie tot de doelen zoals beschreven in artikel 2, lid 3.
- •
Meerwaarde van de beoogde innovatie voor de gestelde doelen binnen het thema van de openstelling; hieronder wordt bedoeld het (potentiële) effect van een geslaagde innovatie (nieuw of verbeterd product, dienst, methode of procedé) op de thema’s. Het gaat dan vooral om het meetbare effect in technische zin in termen van bijvoorbeeld minder nutriënten uitspoeling, uitstoot van broeikasgassen of minder bodemdaling.
- •
Voorbeeldwerking van het innovatieproject in breder verband; bij samenwerkingsprojecten gaat het niet alleen om het (potentiële)effect van de innovatie zelf maar ook om de meerwaarde van het samenwerkingsproces op regionaal, nationaal of eventueel mondiaal niveau. Naast de reikwijdte van dergelijke verbanden wordt ook het ontstaan van nieuwe innovatie-verbindingen (zoals cross-overs tussen meerdere sectoren) en nieuw samenspel tussen ketenpartijen positief beoordeeld.
- •
De mate waarin de innovatie breed toepasbaar is; onder brede toepasbaarheid wordt verstaan dat er een goede motivatie beschikbaar is wie potentieel de innovatie adopteert. Het is van belang om daarbij de doelgroep goed voor ogen te hebben. Het kan gaan om een selectieve groep van early adaptors of een brede groep (early majority). Tevens is de mate van geschiktheid van de beoogde innovatie voor brede toepasbaarheid of uitrol in de provincie of bepaald gebied van belang om duidelijk in beeld te brengen. Dit omdat sommige nieuwe verdienmodellen zich bijvoorbeeld kunnen richten op een bepaald gebied (zoals de veenweiden of een polder) of op een bepaald marktsegment (korte keten of specifieke groep consumenten).
- •
Kwaliteit communicatieplan ten behoeve van kennisdeling tijdens het innovatieproject en ten behoeve van verspreiding van resultaten. Is er blijk van actieve beoogde koppeling van wetenschappelijke en praktijkkennis en bevat de begroting ruimte voor actieve kennisdeling? Op het gebied van innovatie-ontwikkeling is in Europees verband een proces gestart dat EIP-Agri heet. Van de initiatiefnemer wordt verwacht dat zij/hij zich op gelijksoortige projecten als het projectidee oriënteert, die in de EU (zie EIP-AGRI Project Database | European CAP Network (europa.eu)) zijn gestart. Ook wordt verwacht dat aangetoond wordt dat in het projectplan de kennis is gebruikt, die is ontwikkeld in de EIP Focus Groups (zie Focus Groups on Innovation, knowledge exchange and EIP-AGRI | European CAP Network (europa.eu)).
- •
- b.
Haalbaarheid (maximaal 5 punten, de weging is 2, totaal te behalen punten is 10),
De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt en haalbaar vanuit de context van de innovatie. Hierbij gaat het om het vooraf kunnen beoordelen of de partijen er ook in geslaagd zijn een innovatie-idee goed uitgewerkt hebben om te kunnen testen of te beproeven. Het gaat om bijvoorbeeld om een uitwerking naar (installatie)technische specificaties, bouwkundig ontwerp, businessmodel of proefopstelling. Ook het procesmatige aspect van de samenwerking zoals onderlinge taakverdeling, een realistische planning binnen de uitvoeringstermijn van 2 jaar (zie artikel 13, eerste lid) en inzet van menskracht wordt hierbij beoordeeld. Het is van belang dat een realistische analyse wordt gedaan met een goede onderbouwing.
- c.
Innovativiteit (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15),
Iets kan landelijk of wereldwijd gezien niet innovatief zijn, maar wel innovatief zijn binnen de provincie, sector of zelfs het bedrijf waar de nieuwe kennis toegepast gaat worden. Ook projecten gericht op het gebruik van kennis die nog niet veel toegepast wordt, maar waarvan toepassing beleidsmatig wel wenselijk is, kan een ‘innovatief project’ zijn. Met innovativiteit wordt het vernieuwende karakter van het onderwerp van de samenwerking (het idee dat in de praktijk gebracht wordt) voor de regio of provincie beoordeeld. Het gaat hierbij om de mate waarin verbeteringen of geheel nieuwe producten, diensten, methodes of procedés worden ontwikkeld. Hoe groter de verbetering hoe hoger de score. Daarnaast is het testen en demonstreren van prototypes (en/of diensten) en het operationeel maken van het product en/of dienst (denk aan certificering en financiële kaders) voor brede implementatie ook waardevol en grensverleggend. Projecten in TRL 6 tot en met 8 worden daarom ook als extra waardevol gezien (TRL-niveaus uitgelegd | SNN). Als referentie voor het beoordelen van het innovatieve karakter van het beoogde product, dienst, methode of procedé hanteren wij de gangbare praktijk binnen de provincie. Innovaties scoren hoger naarmate die ook op nationaal dan wel Europees of mondiaal niveau als vernieuwend mogen worden beschouwd.
- •
Technisch of sociaal grensverleggend karakter van de innovatie; dit is de beoordeling op het feitelijke vernieuwende van het idee dat tot ontwikkeling wordt gebracht. Behalve, de puur landbouwtechnische kanten van het idee kan het daarbij ook gaan om de sociale en financiële aspecten daarbij. Daarbij kan gedacht worden aan meer consumentenvertrouwen, nieuwe financieringsvormen of betere arbeidsomstandigheden.
- •
Transitiekarakter van de innovatie; met dit aspect beoordelen we de innovatie naar de bijdrage die het kan leveren aan een structurele verandering naar een toekomstbestendige “duurzame landbouw”. De innovatie wordt daarin in samenhang met maatschappelijke ontwikkelingen en institutionele veranderingen (bijvoorbeeld regelgeving) beschouwd.
- •
Toepassingsgerichtheid van de innovatie; indien de innovatie al in concept is uitgewerkt, er is bijvoorbeeld al een prototype of model ontwikkeld, maar die wordt nog niet toegepast, dan wordt de innovatie beoordeeld op het oplossend vermogen van het samenwerkingsproject en of men in staat is belemmeringen voor verdere uitrol of marktintroductie weg te nemen.
- •
TRL-niveau; met het TRL-niveau (Technology Readiness Level) wordt gekeken naar in welke fase een innovatieproject zich bevindt. Hoe hoger het ‘level’, hoe dichter je bij de marktintroductie van jouw innovatie zit. In deze subsidieopenstelling wordt meerwaarde gezien in innovaties in TRL 6 ‘Demonstratie in testomgeving’, TRL 7 ‘Demonstratie in operationele omgeving’ en TRL 8 ‘Operationele fase’, vanwege het nader demonstreren en operationeel maken van het product en/of dienst in de praktijk. Zie ook TRL-niveaus uitgelegd | SNN.
- •
- d.
Efficiëntie (maximaal 5 punten, de weging is 3, totaal te behalen punten is 15),
Met de efficiëntie wordt gekeken naar de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van het innovatieproject. Efficiëntie wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:
- •
De verhouding tussen de begrote kosten en de beoogde projectresultaten (prestaties); hiermee wordt de redelijkheid van de kosten beoordeeld. De projectprestatie bestaat uit duidelijk omschreven projectresultaten. Het kan bijvoorbeeld gaan om een marktonderzoek, productontwerp, procesomschrijving van een productieproces of een tastbaar product of prototype. Ook een dataset met monitoringsgegevens kan als deelresultaat in een innovatieproces omschreven worden. Deze elementen worden afgewogen tegen de kosten die in de begroting staan. Daarbij wordt ook gekeken naar uurtarieven en het aantal geplande uren. Het totaal wordt ook bezien in relatie tot het potentiële toepassingsbereik van de innovatie binnen de agrarische sector en het beoogde effect binnen het beleidsthema. Met deze aspecten in ogenschouw willen we voorkomen dat er veel kosten worden gemaakt voor een innovatie met een geringe impact.
- •
Relevantie van de voorziene kosten voor het realiseren van de beoogde innovatie; dit aspect richt zich op de vraag of alle begrote kosten wel strikt noodzakelijk zijn voor het project.
- •
Mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid; dit aspect is een maat voor het beoordelen of bestaande kennis en arbeid binnen het samenwerkingsverband goed wordt benut. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project.
- •
Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek. Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:
- -
0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;
- -
1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;
- -
2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;
- -
3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;
- -
4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;
- -
5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.
De behaalde punten per selectiecriterium worden vervolgens gewogen:
|
Selectiecriterium |
Weging |
Te behalen punten |
Maximum per criterium |
a. |
Effectiviteit |
4 |
0-5 |
20 |
b. |
Haalbaarheid/ kans op succes |
2 |
0-5 |
10 |
c. |
lnnovativiteit |
3 |
0-5 |
15 |
d. |
Efficiëntie |
3 |
0-5 |
15 |
Maximumaantal te behalen punten |
60 |
Het maximumaantal punten dat behaald kan worden is 60. Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijk toetsingscommissie die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. In totaal zijn maximaal 60 punten te behalen. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de toetsingscommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 60 punten = minimaal 36 punten). Indien een aanvraag minder dan 36 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.
Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1) Effectiviteit, 2) Innovativiteit, 3) Efficiëntie en 4) Haalbaarheid Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting. Het toekennen van de scores en de rangschikking vindt plaats door een toetsingscommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de regeling.
Artikel 12 Weigeringsgronden
Een project komt niet voor subsidie in aanmerking als het niet nieuw is voor één of meerdere van de deelnemers aan een operationele groep. Het project dient innovatief te zijn, waarbij de innovativiteit kan bestaan uit nieuwe praktijken of uit bestaande praktijken in een nieuwe milieu- of geografische context. Deze afwijzingsgrond is van toepassing als een deelnemer eerder in een ander of hetzelfde samenwerkingsverband heeft gewerkt aan hetzelfde project. Dat het project wel nieuw is voor de overige deelnemers doet hier niet aan af. Het is wel mogelijk dat hetzelfde samenwerkingsverband meer dan één keer voor subsidie in aanmerking komt, als het project nieuw is ten opzichte van eerdere gesubsidieerde projecten. Het is bovendien van belang dat het project zich in voldoende mate onderscheidt van eerdere projecten van de deelnemers aan de operationele groep, gezien het rangschikkingscriterium 'mate van innovatie'.
Artikel 13 Verplichtingen
Indien de periode van uitvoering van de gesubsidieerde activiteiten meer dan twaalf maanden bedraagt dient een voortgangsverslag te worden overlegd. Dit verslag dient niet te worden aangeleverd indien in de afgelopen twaalf maanden een deelbetaling is aangevraagd waarbij ook een voortgangsverslag is aangeleverd. Vanaf dit moment geldt wederom dat iedere twaalf maanden een voortgangsverslag dient te worden ingediend.
Om de subsidie effectief in te zetten is het van belang dat iedere aanvrager zich heeft georiënteerd op reeds uitgevoerde onderzoeken en bestaande initiatieven omtrent de betreffende innovatie. Dit onderzoek kan binnen het EIP netwerk zelf plaatsvinden, maar tevens daarbuiten. Denk hierbij onder andere aan het EIP-AGRI, Groen Kennisnet, Netwerk Platteland en Farmbook. Over voorgaande moet een onderbouwing zijn opgenomen in de aanvraag.
Omdat het doel van deze interventie is dat er een kennisnetwerk ontstaat dat voor iedereen toegankelijk is, moet in de aanvraag onderbouwd worden hoe deze de kennis die binnen zijn eigen project wordt opgedaan gaat verspreiden. Welke activiteiten worden hiervoor uitgevoerd?
Om de hoogte van de subsidie waar de aanvrager aanspraak op kan maken juist te berekenen, is het van belang dat in de aanvraag een toelichting wordt gegeven op eventuele investeringen in bedrijfsmiddelen die binnen het project plaats zullen vinden.
Communicatieverplichting
Aansluiting op het EIP-netwerk en andere innovatie- en kennisnetwerken dragen ertoe bij dat samenwerkingsverbanden (operationele groepen) gedurende het gehele project gebruik kunnen maken van beschikbare kennis en ervaring voor een hogere effectiviteit. De ervaring laat zien dat de gang van praktijkrijpe innovaties in de landbouw naar een bredere toepassing ervan door de doelgroep vaak geen vanzelfsprekendheid is. Daarom wordt er bij deze interventie op gelet dat gedurende het innovatieproject voldoende aandacht is voor communicatie. De subsidie ontvanger is verplicht om de resultaten van het project te delen via de hiertoe geëigende netwerken.
- 1.
Onder geëigende netwerken wordt in ieder geval begrepen:
- a.
Groen Kennisnet
- b.
EIP als bedoeld in artikel 127 VO (EU) nr 2021/2115
- a.
- 2.
Elk project wordt gemeld aan het nationale en Europese EIP netwerk). Het doel hiervan is dat het delen van de kennis die opgedaan wordt tijdens de projecten, door anderen gebruikt kan worden en daardoor bijdraagt aan het moderniseren van de landbouwsector in Nederland en in Europa. Daarnaast kunnen via de netwerken ook interacties ontstaan tussen de verschillende samenwerkingsverbanden (operationele groepen) zodat deze elkaar kunnen versterken door een community te vormen. Met Groen Kennisnet, het kennisplatform van de groene sector, is een speciale samenwerking aangegaan. Nadat de subsidie is verleend aan een project maakt Groen Kennisnet voor elk project een pagina aan om de plannen en eindresultaten te delen. Ook tijdens uw project kunt u resultaten delen via Groen Kennisnet. Groen Kennisnet neemt hierover contact met u op.
Rapportageverplichtingen
Bij voorgangsverslagen, verzoeken tot deelbetaling en vaststelling gelden rapportageverplichtingen. Deze verplichtingen worden opgelegd omdat de lidstaten verplicht zijn dergelijke gegevens aan te leveren bij de Europese Commissie. In eerste instantie dient men te rapporteren over het aantal personen dat baat gehad heeft bij het innovatieproject en wordt als volgt in beeld gebracht: het gerealiseerde aantal personen dat van advies, opleiding, kennisuitwisseling of deelname aan de EIP groep heeft geprofiteerd om betere duurzame economische, sociale, milieu- en klimaatprestaties en prestaties op het gebied van hulpbronnenefficiëntie te leveren.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl