Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741724
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741724/1
Geldend van 08-07-2025 t/m heden
1 Inleiding
1.1 Voorwoord
Ik begin om u een dikke pluim te geven voor uw medewerking aan deze (concept) omgevingsvisie.
Als we bijvoorbeeld woningbouwplannen hebben, zijn er altijd genoeg inwoners die hun
mening willen geven. Dat wordt een stuk lastiger wanneer we inwoners en andere betrokkenen
zoeken die mee willen denken over de langere termijntoekomst van onze dorpen, het
buitengebied en onze gemeente als geheel. Mijn dank is daarom groot aan u en alle
inwoners, ondernemers en anderen die vanuit hun betrokkenheid en bevlogenheid hun
visie hebben gegeven over hoe we onze leefomgeving zouden kunnen vormgeven de komende
decennia.
Natuurlijk blijven we alle ruimte geven aan inwoners die hun mening willen geven als
er concrete plannen zijn, voor bijvoorbeeld woningbouw. Maar dankzij de vele betrokkenen
die hebben meegewerkt aan de (concept) omgevingvisie hebben we nu een kader, een soort
meetlat voor alle initiatieven en plannen die we met elkaar maken. Uw meetlat, uw
(omgevings)visie!
Alex ten Westeneind
Wethouder gemeente Berg en Dal
1.2 Waarom een omgevingsvisie
De wereld om ons heen verandert snel. Op hetzelfde moment spelen diverse grote opgaven op het gebied van klimaat, woningmarkt, biodiversiteit, energie en landbouw.
Zo staan publieke voorzieningen (zoals dorpshuizen, sportaccommodaties, winkels, zorg en openbaar vervoer) onder druk als gevolg van individualisering, digitalisering, vergrijzing, toenemende kosten en een gebrek aan personeel en vrijwilligers. Tegelijk groeit het bewustzijn rond inclusiviteit en gezondheid, zeker ook door de coronacrisis.
Verder is grote behoefte aan woningen, met name voor senioren en starters. Ook moeten we onze leef- en werkomgeving aanpassen aan klimaatverandering. De kans op extreme buien, hittestress en structurele droogte neemt toe. We hebben ruimte nodig voor de opwek van hernieuwbare energie en staan voor de opgave om onze samenleving circulair te maken.
Allemaal ontwikkelingen waar ruimte voor nodig is of die vragen om aanpassing van onze leefomgeving. Met de omgevingsvisie willen we als gemeente Berg en Dal antwoorden bieden op de ruimtelijke opgaven van vandaag en morgen. De omgevingsvisie is een van de belangrijke beleidsinstrumenten onder de Omgevingswet die onlangs is ingevoerd.
In de omgevingsvisie bepalen we onze doelen, ambities en strategie voor behoud en ontwikkeling van onze leefomgeving voor de lange termijn. We bepalen wat we met ons omgevingsbeleid willen bereiken en waarom. Het is een opdracht aan ons als gemeente om te werken aan het realiseren van de doelen en ambities. De omgevingsvisie bevat een uitvoerings- en uitwerkingsagenda waarin we bepalen wat prioriteit heeft en waar we de komende jaren zelf aan gaan werken. Daarnaast is het een uitnodiging naar de samenleving om met goede plannen te komen die bijdragen aan het behalen van ambities en doelen. De omgevingsvisie is daarmee ook een middel om te inspireren en te toetsen.
1.3 Totstandkomingsproces
Bij het opstellen van deze omgevingsvisie hebben we op verschillende manieren input opgehaald bij de samenleving. We zijn begonnen met een brede enquête onder de bevolking (Toekomstwijzer Leefomgeving Berg en Dal). Daarin hebben we een groot aantal stellingen en vragen opgenomen over een aantal urgente thema’s. Deze vragenlijst is zowel fysiek als digitaal verspreid onder de bevolking. In totaal hebben circa 650 bewoners de enquête ingevuld. Dat is een mooie respons en het heeft waardevolle richtinggevende informatie opgeleverd. Daarna hebben we de ’Omgevingstour’ georganiseerd. In de tien dorpen (Millingen aan de Rijn, Beek-Ubbergen, Berg en Dal, Groesbeek, Kekerdom, Breedeweg, De Horst, Heilig Landstichting, Ooij, Leuth) hebben we een open inloopavond gehouden waarin met bewoners een aantal thema’s zijn besproken. Ook zijn twee inloopavonden gehouden voor het buitengebied, één voor de polders en één voor de heuvels. In totaal zijn bijna 300 mensen op de inloopavonden aanwezig geweest. Na de inloopavonden zijn nog twee bijeenkomsten met organisaties geweest, één met landschaps- en natuurorganisaties en één met een afvaardiging van het bedrijfsleven (per ondernemersvereniging en per bedrijventerrein).

1.4 Leeswijzer
We beginnen deze omgevingsvisie met een hoofdstuk over de sturingsfilosofie. Daarmee
bedoelen we hoe we de komende jaren met de omgevingsvisie willen gaan werken en hoe
we de visie gaan gebruiken.
Daarna gaan we in op de ambities en doelen voor behoud en ontwikkeling van de leefomgeving
in de gemeente berg en Dal. In hoofdstuk 3 gaan we in op de kern van onze visie: een
gezonde leefomgeving. In de hoofdstukken daarna werken we deze kern uit voor vier
hoofdthema’s (hoofdstukken 4, 5, 6 en 7). Het laatste hoofdstuk 8 bevat een agenda
voor uitwerking en uitvoering. We gaan in op de inzet van het beleidsinstrument omgevingsprogramma,
een checklist voor initiatieven en de vertaling naar het omgevingsplan.


2 Sturingsfilosofie
2.1 Inleiding
In onze nota ‘Samen maken we Berg en Dal’ die in 2021 door de raad is vastgesteld,
staat dat we graag samenwerken met onze inwoners, ondernemers, organisaties en regionale
partners. Dat geldt zeker ook voor de inrichting en ontwikkeling van onze leefomgeving.
We leveren hier allemaal een bijdrage aan. Ieder vanuit zijn eigen rol, kennis, positie
en ervaringen. Door vanaf het begin in gesprek te gaan en samen te werken maken we
maximaal gebruik van elkaars kennis, vaardigheden en creativiteit. Met de omgevingsvisie
willen we hieraan een impuls geven. We zien de omgevingsvisie als:
· Opdracht aan ons als gemeente
· Samenwerking met partners
· Uitnodiging naar de samenleving
· Ondersteuning van de dorpsagenda’s
2.2 Opdracht aan ons als gemeente
In de omgevingsvisie bepalen we de doelen en ambities voor behoud en ontwikkeling van de leefomgeving. Wat willen we waar bereiken en waarom. Daarmee sturen we op samenhang in ons gemeentelijke beleid voor de leefomgeving. Daaruit bepalen we vervolgacties zoals het opstellen van omgevingsprogramma’s (volgend beleidsinstrument in de omgevingswet), projecten en regels in het omgevingsplan (voorheen bestemmingsplannen en verordeningen).
We hebben in Berg en Dal bepaald dat de omgevingsvisie abstract blijft en onze doelen
en ambities bevat voor de lange termijn, en dat we beleid uitwerken en concreet maken
in omgevingsprogramma’s. Voor ons is dit een belangrijk middel om zelf aan de slag
te gaan met de doelen en ambities. In een omgevingsprogramma werken we de ambities
en doelen voor een thema of gebied verder uit en bepalen we maatregelen. Om deze doelen
te bereiken, zet de gemeente, waar mogelijk en nodig, actief grondbeleid in. Zoals
beschreven in de Nota Grondbeleid Berg en Dal 2023 kan de gemeente gronden verwerven
en ontwikkelen om beleidsdoelen te realiseren. Dit is vooral van belang voor landschaps-
en natuurontwikkeling, zoals het versterken van de biodiversiteit, een robuust natuurnetwerk,
duurzame landbouw en ruimte voor recreatie en beleving van het landschap. Daarnaast
kan actief grondbeleid worden ingezet voor woningbouw. Een omgevingsprogramma is vergelijkbaar
met beleidsnota’s zoals we die voorheen kenden (denk aan een detailhandelsvisie of
centrumvisie). In Berg en Dal onderscheiden we drie type omgevingsprogramma’s:
· Themaprogramma: uitwerking van de doelen voor een thema dat speelt in de hele gemeente.
· Dorpsprogramma: uitwerking van de doelen voor een specifiek dorp (en directe omgeving).
· Gebiedsprogramma: uitwerking van de doelen voor een samenhangend deelgebied.
Verder vormt de Omgevingsvisie de basis voor regels in het omgevingsplan. Als doelen in de omgevingsvisie concreet genoeg zijn kunnen ze worden vertaald naar juridische regels. Voor sommige doelen vindt eerst uitwerking plaats in een programma en/of project.
2.3 Samenwerking met partners
We zien de omgevingsvisie ook als aanleiding en middel om de samenwerking met onze partners verder te versterken. We kunnen het realiseren van de doelen en ambities in deze omgevingsvisie niet alleen. Daar hebben we andere overheden, het bedrijfsleven, non-profit organisaties en verenigingen, boeren en burgers hard bij nodig. De omgevingsvisie vormt voor ons de agenda om met hen de samenwerking te zoeken bij het uitwerken van de doelen en ambities tot praktisch beleid en maatregelen.
We gebruiken de omgevingsvisie ook als communicatiemiddel om de doelen en ambities van Berg en Dal over te brengen bij hogere overheden zoals provincie, rijk en de regio. Aan de ene kant wordt behoud en ontwikkeling van de leefomgeving bepaald door kaders vanuit hogere overheden en partners, en aan de andere kant brengen we onze doelen en ambities in bij gesprekken met andere overheden.
2.4 Uitnodiging aan samenleving
Naast sturing op ons eigen beleid, zien we de visie als uitnodiging aan de samenleving (bewoners, ondernemers en organisaties) om met plannen en ideeën te komen die aansluiten bij de doelen en ambities. Hoe beter een initiatief hierbij aansluit hoe wenselijker. Inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties kunnen de visie gebruiken ter inspiratie. Initiatiefnemers kunnen ermee inschatten of een plan kansrijk is of op welke manier het kansrijk te maken is. En daarmee kan een initiatiefnemer beter inschatten welke voorinvesteringen verantwoord zijn.
De visie gebruiken we ook om initiatieven en plannen van inwoners, ondernemers en maatschappelijke organisaties te toetsen. We pakken de visie erbij als een initiatief invloed heeft op de fysieke leefomgeving, een besluit van de gemeente nodig heeft en/of niet past binnen de bestaande regelgeving. Webekijken dan of het initiatief past bij de doelen voor de leefomgeving, of aan te passen is zodat het erbij past.
2.5 Ondersteuning dorpsagenda's
We hechten veel waarde aan eigen initiatief en ideeën vanuit de dorpen. Veel dorpen hebben een meer of minder uitgewerkte dorpsagenda waarin zij aangeven aan welke doelen zij zelf werken. Ons omgevingsbeleid is erop gericht om deze initiatieven juist op het dorpse schaalniveau te faciliteren en ondersteunen. Dit is ook een van de belangrijke uitgangspunten van deze omgevingsvisie (zie ook de verhaallijn ‘De Dorpen als Basis’).
Onze ambitie is om met deze omgevingsvisie het opstellen van dorpsagenda’s te stimuleren en ondersteunen. De komende jaren willen we de doelen en ambities concreter verbinden met de dorpsagenda’s en zo de ‘dorpse krachten’ faciliteren en benutten. Daarbij kan het opstellen van een dorpsprogramma als aanjager werken en kan een dorpsagenda ook als aanjager werken om deze te vertalen naar een dorpsprogramma. Dorpsagenda’s hebben over het algemeen een kortere termijn dan een dorpsprogramma en ze kunnen elkaar dus mooi aanvullen.

3 Kern van onze visie
3.1 Een gezonde leefomgeving
Het is aangenaam wonen, werken en leven in de gemeente Berg en Dal. Een prachtig landschap, hechtedorpen waar veel te doen is en stedelijke voorzieningen dichtbij. Onze bewoners wonen hier graag. Tegelijkertijd zien we dat deze leefomgeving niet vanzelfsprekend is. Er zijn veel ruimtelijke ontwikkelingen gaande waar we als gemeente en samenleving een antwoord op moeten vinden.
We benutten de Omgevingsvisie om gezondheid meer centraal te zetten in ons omgevingsbeleid. We zijn er als samenleving steeds meer van bewust dat een goede gezondheid, zowel fysiek als mentaal, bijdraagt aan een gelukkig leven. Onze leefomgeving en de manier waarop deze is ingericht, heeft directe invloed op onze gezondheid en kan helpen voorkomen dat mensen ziek worden. Deze preventieve werking is niet alleen voor onze bewoners fijn, maar draagt ook bij aan het beheersen van de toenemende druk op de zorg.
Gezondheid speelt altijd al een belangrijke rol in het beleid van Berg en Dal. Niet voor niets profileren we ons als wandelgemeente en biedt onze gemeente plaats aan vele zorginstellingen. Tegelijkertijd merken we ook dat gezondheid soms laat in beeld komt bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Dat willen we veranderen: van achteraf toetsen op gezondheid, naar vooraf sturen op gezondheid. Daarnaast zijn nu soms ook lastige keuzes nodig om op de lange termijn een gezonde en leefbare omgeving te houden. Daarbij is een goede definitie nodig van een gezonde leefomgeving.
Een gezonde leefomgeving is een omgeving die de gezondheid van onze inwoners niet
schaadt, uitnodigt tot gezond gedrag, als prettig wordt ervaren en rekening houdt
met de gezondheid van volgende generaties. We maken in ons beleid onderscheid in vier
pijlers van een gezonde leefomgeving:
· Een leefbare, schone en veilige omgeving
· Bijdragen aan de geestelijke gezondheid
· Bijdragen aan de lichamelijke gezondheid
· Duurzame omgeving voor volgende generaties
Leefbare, schone en veilige omgeving
Een gezonde leefomgeving begint met een leefbare, schone en veilige omgeving als basis:
· Schoon milieu: milieuvervuiling vergroot de kans om ziek te worden. Een schone lucht,
bodem en waterhuishouding is de basis voor een gezonde omgeving en draagt bij aan
behoud van een rijke biodiversiteit.
· Beleving: uitzicht, geur, trillingen, licht en geluid. De omgeving heeft grote invloed
op onze zintuiglijke beleving. Zo kan teveel omgevingsgeluid, licht of geur bijvoorbeeld
schadelijk zijn en stress veroorzaken. Aantrekkelijke uitzichten op een aantrekkelijk
landschap kunnen juist bijdragen aan het geluksgevoel. We willen dat onze leefomgeving
als aangenaam wordt ervaren.
· Externe veiligheid: aspecten zoals het gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen
of het risico op bosbranden hebben direct effect op de veiligheid en gezondheid van
omwonenden.
· Aanpassen aan klimaat: als gevolg van opwarming van de aarde, krijgen we vaker te
maken met hitte(stress), structurele droogte en wateroverlast. We passen onze leefomgeving
zoveel mogelijk aan om de effecten hiervan te verzachten.
Dit zijn belangrijke randvoorwaarden voor een gezonde leefomgeving. Het is van belang voor ons als mens maar zeker ook voor planten en dieren. De natuur heeft grote meerwaarde voor ons als mens maar ook eigen, intrinsieke waarde.
Bijdragen aan geestelijke gezondheid
Met de inrichting van de omgeving dragen we bij aan de geestelijke gezondheid van inwoners en bezoekers:
· Ontmoeten en sociale activiteiten: mensen met veel sociale contacten zijn gelukkiger
en leven ook vaak langer. Eenzaamheid kan juist leiden tot depressie en verminderde
weerstand. De leefomgeving moet voldoende ruimte bieden om elkaar te kunnen ontmoeten.
· Ontplooiing en initiatief: kunnen werken en jezelf kunnen ontplooien zijn belangrijke
pilaren om gelukkig te zijn, het geeft zingeving in het leven. In de leefomgeving
moet ruimte zijn om als individu of als groep initiatief te kunnen nemen, te kunnen
werken en ondernemen, doen waar je gelukkig van wordt. Dat betekent ook dat publieke
voorzieningen en de openbare ruimte toegankelijk moeten zijn voor al onze inwoners
· Ontspanning en rust: De samenleving is steeds complexer, sneller en drukker. Om
te kunnen herstellen van inspanning is het belangrijk lichaam en geest tot rust te
laten komen. Een balans tussen inspanning en ontspanning. Stilte draagt daar ook aan
bij.
· Fijne woonsituatie: de eigen woning en directe omgeving is de basis voor een gelukkig
leven. Cruciaal om je veilig en comfortabel te voelen. De woning moet aansluiten bij
wat iemand nodig heeft om aangenaam te leven. En voldoende groen in de woonomgeving
is belangrijk voor de geestelijke gezondheid van mensen.
Bijdragen aan lichamelijke gezondheid
Met de inrichting van de omgeving dragen we bij aan de lichamelijke gezondheid van inwoners en bezoekers:
· Bewegen, sporten en spelen: de leefomgeving kan gezond gedrag stimuleren en bijdragen
aan een gezond gewicht door mogelijkheden te creëren om (alleen of samen) te bewegen,
sporten en te spelen. Niet alleen in de vrije tijd maar ook tijdens dagelijkse verplaatsingen.
· Toegang tot zorg: door een laagdrempelige toegang tot zorg dichtbij huis kunnen
(beginnende) mentale en lichamelijke kwalen snel opgespoord worden en kan voorkomen
worden dat het erger wordt.
· Sociale en verkeersveiligheid: De inrichting van de leefomgeving is bepalend voor
de veiligheid in de openbare ruimte, zowel in het verkeer als sociaal en het voorkomen
van (milieu)rampen.
· Gezonde voeding: met de inrichting van de leefomgeving kan de beschikbaarheid en
het aanbod van gezonde voeding worden gestimuleerd en/of het aanbod van ongezonde
voeding juist worden beperkt. Vooral daar waar het omgevingen betreft waar veel kinderen
en jongeren komen.
· Rookvrije omgeving: een rookvrije ruimte beschermt personen tegen onvrijwillige
blootstelling en schadelijke gevolgen van rook. Dat begint op plekken met veel kinderen
en bij de ingang tot publieke gebouwen.
Duurzame omgeving voor volgende generaties
De aarde warmte in snel tempo op. Daarnaast staat de biodiversiteit onder grote druk. Beide ontwikkelingen hebben grote gevolgen voor de leefbaarheid van onze planeet en de gezondheid van mensen op de lange termijn.
We dragen ons steentje bij aan het zoveel mogelijk voorkomen van verdere opwarming
van de aarde en een verdere afname van de biodiversiteit. We willen bijdragen aan
een duurzame omgeving voor volgende generaties. Daarvoor is het nodig dat om nu scherpe
keuzes te maken:
· Klimaatneutraal: we willen in 2040 klimaatneutraal zijn en zo bijdragen aan het
voorkomen van verdere opwarming van de aarde en heftige klimaatveranderingen. Dat
betekent dat we binnen onze gemeente per saldo geen CO2 meer uitstoten.
· Biodiversiteit: de inrichting van ons landschap en onze dorpen draagt bij aan de
leefmogelijkheden van zoveel mogelijk soorten flora en fauna.
Deze aspecten van lichamelijke en geestelijke gezondheid vinden we in Berg en Dal van belang en vormen de rode draad die door de Berg en Dalse omgevingsvisie heen loopt. Een gezonde omgeving is daarmee bepalend voor de uitwerking van ons omgevingsbeleid in de komende jaren.
3.2 Hoofdthema's
Onze omgevingsvisie is opgebouwd langs vier thema’s die elk bijdragen aan een gezonde leefomgeving. Elk hoofdthema bevat ambities en doelen die aan de basis staan van ons omgevingsbeleid.
Het Groene Goud in Balans
Ons landschap is uniek. We profiteren er als samenleving en als individu op vele manieren.
Het is ons groene goud dat we beschermen, behouden en waar nodig versterken. Onze
ambitie is een goede balans tussen de natuur-, gebruiks- en belevingswaarde in het
landschap met daarbij de volgende doelen:
· Verweven landbouw en natuur
· Multifunctionele boerenbedrijven
· Sturen op beleving en vergezichten
· Spreiden van recreatie en routes
· Erfgoed als inspiratiebron
· Duurzame energie integreren in landschap
De Dorpen als Basis
De dorpen zijn hecht en vormen de basis voor het maatschappelijke leven. Elk dorp
fungeert in meer of minder mate als een veilig en aangenaam ‘nest’ waar bewoners graag
wonen, samenleven en naar elkaar omkijken. Dat is cruciaal voor de mentale gezondheid
van onze bevolking. Er is veel ‘dorpse kracht’ en die willen we faciliteren en inzetten
om onze samenleving voor iedereen gezond, aangenaam, zorgzaam en duurzaam te houden.
Het dorp is het niveau waar we publieke activiteiten en sociale samenhang zoveel mogelijk
faciliteren. We hebben de volgende doelen:
· Woningbouw benutten voor dorpse samenhang
· Elk dorp voldoende basisvoorzieningen
· Lokaal benutten van duurzame energie
· Aangename groene openbare ruimte
· Aantrekkelijke en duurzame werklocaties
Duurzaam Verbonden
De nabijheid van de stad Nijmegen is al eeuwen bepalend voor de ontwikkeling van onze
gemeente. In Berg en Dal woon je echt ‘buiten’ maar is de stad nooit ver weg. Daar
profiteren we van maar het leidt ook tot verkeer- en recreatiedrukte. We koesteren
onze ietwat afgelegen ligging maar onze ambitie is wel om sterk verbonden te zijn
in de regio. We richten ons op schone en duurzame middelen van vervoer en hebben de
volgende doelen:
· Veilige en aantrekkelijke fietsroutes
· Elk dorp een goede OV-verbinding
· Regionaal profiel: pionieren in het groen
Gezond Milieu, Water en Bodem
Het fundament voor een gezonde omgeving is een schoon, stabiel en leefbaar milieu,
voldoende schoon (drink)water en een gezonde bodem. We scoren hier relatief goed op
maar willen er wel bewuster en waar nodig actiever op sturen. We hebben de volgende
doelen:
· Een stabiel en flexibel watersysteem
· Bodem en water sturend bij ontwikkeling
· Schoon, veilig en leefbaar milieu.
3.3 Deelgebieden
Sommige van de ambities en doelen gelden overal, anderen voor een bepaald dorp of buitengebied.
Deelgebieden
We maken onderscheid in een aantal deelgebieden die eigen kenmerken (o.a. ligging,
landschapstype) en waar andere doelen en ambities gelden:
· Uiterwaarden: buitendijkse gebieden waar ruimte voor de rivier centraal staat en
samengaat met natuur, wandelen en ontspannen.
· Ooijpolder: populair buitengebied net buiten de stad waar landbouw wordt gecombineerd
met kleinschalige recreatie en verweven met natuur door houtwallen, heggen en bloemrijke
stroken.
· Duffelt: gemengd buitengebied op wat grotere afstand van de stad waar landbouw,
recreatie en zonnevelden worden gecombineerd en verweven met natuur door houtwallen,
heggen en bloemrijke stroken. Hier is ruimte voor wat meer recreatie.
· Plateau stuwwal: bossen en landgoederen aan de rand van de stad waar het beschermen
van natuur hand in hand gaat met wandelen, fietsen, ontspannen en een aantal recreatieve,
culturele en maatschappelijke trekpleisters.
· Hellingen stuwwal: uniek gebied om zijn iconische vergezichten op en vanaf de stuwwal
en van groot belang in de Europese natuurverbinding tussen Eiffel en Veluwe. Natuur,
landbouw, en recreatie gaan samen met behoud van de uiten vergezichten.
· Bekken van Groesbeek: buitengebied in de ‘kom’ tussen de Stuwwal en Reichswald waar
landbouw, recreatie en zonnevelden worden gecombineerd en verweven met natuur door
houtwallen, heggen en bloemrijke stroken. Hier is ruimte voor wat meer recreatie.
Type dorpen
De gemeente Berg en Dal heeft 10 dorpen en enkele buurtschappen. We maken onderscheid
in de volgende type dorpen:
· Groot centrumdorp Groesbeek: het grootste hoofddorp van de gemeente met de meeste
inwoners (circa 11.500) en breed aanbod voorzieningen. Groesbeek heeft een groot centrumgebied
met supermarkten, aanvullende winkels, horeca en het gemeentehuis.
· Kleine centrumdorpen Millingen aan den Rijn (circa 5.800 inwoners) en Beek-Ubbergen
(circa 4.100 inwoners). Deze dorpen hebben ook een wat kleiner centrumgebied met onder
andere enkele supermarkten.
· De kleinere dorpen Leuth, Ooij, Berg en Dal, Breedeweg, De Horst, Heilig Landstichting,
Kekerdom (500 tot 2.220 inwoners). Deze dorpen hebben geen centrum maar wel een aantal
basisvoorzieningen, passend van hun omvang.
· Buurtschappen Persingen, Erlecom, Grafwegen, Dekkerswald, Groenlanden/Tiengeboden
en Bisonbaai zonder basisvoorzieningen.
In de hoofdstukken hierna gaan we in op de ambities en doelen per thema en maken we een eerste vertaling naar de buitengebieden en dorpen.

4 Het Groene Goud in Balans
4.1 Inleiding
Het landschap als kernkwaliteit
Misschien wel de allergrootste kernkwaliteit van onze gemeente zijn de natuurgebieden en het unieke en gevarieerde landschap. De geologische kenmerken en het eeuwenoude samenspel tussen landbouw en natuur hebben het landschap gevormd en gemaakt tot wat het nu is.
Bewoners en bezoekers waarderen de grote diversiteit en afwisseling van gebieden. Van dichte uitgestrekte bossen, beekdalen en bronbossen tot weidse weilanden en wilde uiterwaarden. De hoogteverschillen leiden (vanaf de stuwwal en de dijken) tot fraaie uit- en vergezichten die uniek zijn voor Nederland. In het landschap zijn vele cultuurhistorische elementen zichtbaar die teruggaan tot de Romeinse tijd. Samen met de geologische ontstaansgeschiedenis geven deze sporen het landschap karakter. Het landschap vertelt het verhaal van Berg en Dal.
Dit unieke landschap biedt vele kenmerken waar onze hele gemeenschap en elk individu
op zijn of haar eigen manier van profiteert:
· Voedselproductie: we hebben veel vruchtbare grond die geschikt is voor landbouw.
· Natuur: door de variatie aan landschappen zijn de natuurwaarden hoog en uniek.
· Fysieke gezondheid: het landschap biedt veel mogelijkheden om te sporten en bewegen.
· Mentale gezondheid: het landschap is in trek bij zorginstellingen en biedt de stilte
en ruimte om tot rust te komen.
· Ontmoeten: het landschap nodigt uit tot het maken van gezamenlijke activiteiten,
wandelen fietstochten.
· Werkgelegenheid: het landschap biedt mogelijkheden voor zorginstanties, recreatieve
functies en boeren om te ondernemen en creëren daarmee werkgelegenheid.
· Klimaat: het vele groen biedt schaduw en koelte in de zomer en vangt water op bij
hevige regenval.
· Woonklimaat: het levert een omgeving op waar veel mensen graag wonen.
· Erfgoed: het landschap herbergt vele sporen uit het verleden en vertelt het verhaal
van onze gemeente.
· Identiteit: het landschap en de natuur zijn bepalend voor de 'groene' identiteit
van Berg en Dal.
Opgaven die spelen
Kortom, het landschap is het groene goud van Berg en Dal. Tegelijkertijd zien we dat het landschap onder druk staat. Steeds meer functies vragen om extra mogelijkheden en ruimte en daardoor zitten functies elkaar steeds meer in de weg. Zo is de afgelopen decennia de hoeveelheid natuur toegenomen waardoor de speelruimte voor landbouw is afgenomen. Andersom, intensivering van de landbouw heeft nadelige effecten op het landschap en de natuur. Verder weten steeds meer mensen de buitengebieden van Berg en Dal te vinden om te recreëren. De recreatiedruk neemt toe en dat kan nadelige effecten hebben op natuur (o.a. verstoring van planten en dieren) en landbouw (o.a. zwerfafval en hondenpoep in de wei).
Er is een grote vraag naar woningen, ook in het buitengebied. Door de energietransitie ontstaan initiatieven om zonnevelden aan te leggen. Tegelijk ontstaat congestie op het energienet. De opgave is om die zorgvuldig in te passen en te voorkomen dat de belevingswaarde van het landschap wordt aangetast. Door klimaatverandering ontstaat structurele droogte waar de landbouw, natuur en bewoners nadelige effecten van ondervinden. De afgelopen decennia is gebouwd in stroombanen waardoor wateroverlast is ontstaan. Door klimaatverandering is meer ruimte nodig voor waterberging en is niet meer elke plek geschikt voor (woning)bouw.
Ambities en doelen
Het landschap is ons grootste goed. Het is de opgave om in de toekomst het landschap
als onze grootste kernkwaliteit te beschermen en tegelijk te benutten en ontwikkelen
voor de maatschappelijke, ecologische en economische waarden die het met zich meebrengt.
Om dit te bereiken brengen we de drie kernwaarden (nog) meer in balans:
· Gebruikswaarden: wonen, werken, recreatie, voedselproductie
· Natuurwaarden: biodiversiteit, leefgebieden en ecosystemen
· Belevingswaarden: uitzicht, rust, donkerte, geur, geluid, erfgoed en cultuurhistorie
We sturen op het realiseren en bewaken van de balans tussen deze drie. Dat betekent dat geen van deze drie waarden het alleenrecht heeft maar altijd in balans en geïntegreerd is met de andere waarden. Een nieuwe ontwikkeling voor gebruik van het landschap moet een bijdrage leveren aan de ontwikkeling van natuur en de beleving van het landschap. Elke nieuwe ontwikkeling voegt zich naar de schaal en (oorspronkelijke) structuur van het landschap en niet andersom. Deze twee voorwaarden gelden dus ook voor bijvoorbeeld zonnevelden en de bouw van woningen bij een kern. Als dergelijke ontwikkelingen schadelijk zijn voor, en onvoldoende bijdragen aan het landschap zijn ze niet gewenst.
Hiermee streven we ernaar dat het landschap in 2040 nog net zo groen en divers is als nu. De veelzijdigheid, diversiteit en beleefbaarheid van ons landschap is verder versterkt en de geologische, cultuurhistorische en oorspronkelijke landschapselementen zijn nog duidelijker af te lezen en te beleven. Het landschap wordt gevormd door een robuust netwerk van natuurgebieden en daarbinnen is alle ruimte om in balans met de omgeving te recreëren, bewegen, ontspannen en te ondernemen. Het landschap biedt alle mogelijkheden om lange wandelingen en fietstochten te maken, te genieten van de rust, het uitzicht en de streekproducten die door het landschap worden voortgebracht. Overal zijn interessante plekjes waar wat te zien en te beleven is en nergens is het te druk.
Voor de toekomst van het buitengebied hebben we de volgende doelen:
· Verdere verweving van landbouw en natuur (voortbouwend op beleid van de afgelopen
jaren in de Ooijpolder) en het versterken en onderling verbinden van natuurgebieden
· Ruimte voor boeren om zich te ontwikkelen tot multifunctionele boerenbedrijven en
in balans met hun omgeving
· Actief sturen op de beleving van het landschap en de iconische uit- en vergezichten
· Het spreiden van recreatievoorzieningen en een fijnmazig en aantrekkelijk wandel-
en fietsnetwerk
· Erfgoed beschermen en gebruiken als inspiratiebron voor ontwikkeling.
· Verweven van zonnevelden met landschap in de zoekgebieden.
Voorbeelden van een goede balans tussen gebruikswaarde, belevingswaarde en natuurwaarde in het buitengebied
Wijnhoeve De Heikant
Dit boerenbedrijf specialiseert zich in wijndruiven en asperges. De kansen voor wijnbouw en bijbehorende recreatie is een goed voorbeeld hoe een boer kan inspelen op het veranderende klimaat. Landbouw, recreatie en beleving zijn goed in balans.
Living Lab Ooijpolder
Living Lab is een onderzoeksproject naar biodiversiteit in het boerenland. Doel van het onderzoek is biodiversiteitsherstel door middel van een nieuwe balans tussen landbouw en natuur.
Waldboeren
Boeren en vrijwilligers van de Ploegdriever passen kringlooplandbouw toe op 4 hectare grond in de bossen van Meerwijk. Hierbij worden natuur en landbouw verweven.
De Hazelaarshof
Boerderij de Hazelaarshof heeft verschillende nevenactiviteiten zoals een camping, glamping en een boerderijwinkel. Dit is een goed voorbeeld van de balans tussen landbouw en beleving en draagt bij aan de lokale voedselstromen.
Voedselbos Ketelbroek
In dit bekende voedselbos groeien ongeveer 200 eetbare soorten en wordt veel voorlichting gegeven over de principes en de aanleg van het voedselbos. Verder heeft het voedselbos een lokale samenwerking met sterrenrestaurant De Nieuwe Winkel in Nijmegen.
Minicamping De Hoge Hof
Er zijn in de gemeente veel kleinschalige campings bij de boer, bijvoorbeeld De Hoge Hof. Dit soort type verbreding is een goed voorbeeld hoe landbouw en beleving samen kunnen gaan.
Boer Stan in Elyseese Velden
De Elyseese Velden bij Beek worden begraasd door koeien van Boer Stan. Dat levert biologisch rundvlees op en draagt bij aan de beleving van dit prachtige gebied.
Land van Ons
Land van Ons is een coöperatie dat met de inleg van de deelnemers landbouwgrond koopt, onder andere bij Millingen aan de Rijn, en dit verpacht aan boeren die de grond op een natuurvriendelijke manier beheren. Het doel is dat de biodiversiteit toeneemt.
De Biesterhof
Dit is een moderne kleinschalige boerderij voor en door de gemeenschap in de Ooijpolder en Duffelt. Er worden biologische producten verbouwd met oog voor biodiversiteit en bodem. De grond wordt gepacht van Land van Ons en vrijwilligers helpen op de boerderij.
4.2 Verweven landbouw en natuur
Het eeuwenoude samenspel tussen landbouw en natuur heeft ons landschap gemaakt tot wat het nu is. De afwisseling tussen ‘gesloten’ bosgebieden en ‘open’ weilanden en natuur wordt enorm gewaardeerd en leidt tot een variatie aan leefgebieden voor dieren en planten. Bij toekomstige ontwikkeling van ons buitengebied willen we natuur en landbouw (nog) meer in harmonie en in balans naast elkaar laten bestaan.
Uitgangspunt is om zowel voor natuur als landbouw voldoende ruimte te houden en beide
functies (nog) meer met elkaar te verweven. Dat kan door innovatieve landbouwmethodes
met meer samenspel tussen landbouw en natuur (bijvoorbeeld regeneratieve landbouw).
Maar ook door meer landschapselementen toe te voegen. We maken onderscheid in buitengebieden
waar natuur dominant is en buitengebieden waar landbouw dominant is.
· In de landbouwgebieden Ooijpolder, Duffelt en het Bekken van Groesbeek zetten we
in op een fijnmazige blauwe en groene dooradering van het boerenland (met sloten,
beken en heggen). Daar hebben we in de afgelopen decennia in de Ooijpolder al met
succes aan gewerkt en dat passen we ook toe in de Duffelt en het bekken van Groesbeek.
· In de natuurgebieden op de stuwwal en in de uiterwaarden beschermen we de natuur,
en zijn er mogelijkheden voor verweving door extensief en natuurinclusief gebruik
van het land voor agrarische activiteiten.
Naast de groenblauwe dooradering van landbouwgebieden hebben we de ambitie om de Europese
ecologische verbinding tussen Veluwe en Eiffel te versterken. Deze loopt dwars door
onze gemeente. Op een aantal locaties werken we aan de realisatie van belangrijke
schakels om zo de mogelijkheden voor migratie van dieren en planten te bevorderen
en bij te dragen aan de biodiversiteit:
· de verbinding tussen de Duivelsberg en uiterwaarden via Wylerbergmeer en Ooijse
Graaf
· de verbinding tussen de Bruuk en het Kranenburger Bruch enerzijds en Reichswald
anderzijds
· de verbindingen Refter - Groenlanden en Reichswald - Nederrijk

Voorbeeldgebied groenblauwe dooradering Ooijpolder-Groesbeek
De afgelopen decennia hebben we al met succes gewerkt aan verweving van landbouw en natuur in de Ooijpolder. In samenwerking met boeren en natuur- en landschapsorganisaties zijn landbouwpercelen afgewisseld met houtwallen, bossages, heggen, sloten en poelen. Hierdoor is de landschappelijke kwaliteit verbeterd en de biodiversiteit vergroot. De landschapselementen hebben diverse functies: ze slaan koolstof op, bieden schuilplek voor dieren, helpen tegen erosie en wateroverlast, dragen bij aan het waterbergend vermogen, houden de bodem luchtig, voorkomen plagen, maken het landschap aantrekkelijk en bieden recreatiemogelijkheden. Boeren hebben een belangrijke rol in het beheer en worden daar ook voor betaald. Deze fijnmazige blauwe en groene dooradering van het boerenland rollen we in de Duffelt en het Bekken van Groesbeek verder uit.
4.3 Multifunctionele boerenbedrijven
Een groot deel van de gemeente Berg en Dal is altijd boerenland geweest en zal dat
ook blijven. Boeren hebben het unieke landschap mede gevormd en zijn een cruciale
partij in het beheer ervan. Wel is aanpassing van de sector nodig om meer in balans
te komen met de omgeving en bij te dragen aan een gezonde en duurzame leefomgeving.
En tegelijkertijd willen we voldoende perspectief voor boeren om ook in de toekomst
hun rol in het landschap te kunnen vervullen. We zien kansen in drie ontwikkelrichtingen:
· Kringlooplandbouw
· Multifunctionele landbouw
· Streekgebonden landbouw
Kringlooplandbouw betekent dat zo min mogelijk stoffen van buiten worden aangevoerd. Hiervoor is vaak extensivering nodig (meer land per bedrijf). Bijvoorbeeld om eigen veevoer te produceren. Dit kan worden opgevangen door vrijkomende landbouwgrond te benutten als andere bedrijven stoppen. Mogelijke druk op omzet kan worden opgevangen door verbreding. We zien het boerenbedrijf in de toekomst als multifunctionele speler in het landschap die naast voedselproductie ook andere (maatschappelijke) diensten levert en daarvoor betaald wordt. We zien de volgende kansrijke bedrijfstakken voor boeren: groene en blauwe diensten, recreatie, zorg, opwek duurzame energie en biobased bouwmaterialen. Daarnaast zien we het doorontwikkelen van streekproducten als kans om voedselproductie meer in balans te brengen om de omgeving. Vanuit de samenleving is er steeds meer interesse in lokale producten. Waar mogelijk faciliteren we een opschaling van streekproducten tot sterke lokale ketens.
Ook aanverwante bedrijvigheid in groen, grond en infrastructuur hoort thuis in het buitengebied. Zij spelen net als boeren een belangrijke rol in het beheer en ontwikkeling van het buitengebied. We houden ruimte voor dergelijke bedrijven in het buitengebied als ze een bijdrage leveren aan een toekomstbestendig landschap en duurzame (land)bouwsector.
Niet alles kan overal. Elk (boeren)bedrijf heeft eigen kansen en mogelijkheden voor verbreding en verduurzaming. Afhankelijk van de lokale situatie en mogelijkheden willen we dat faciliteren. In alle gevallen geldt dat het een specifieke afweging is wat wel en niet past (maatwerk). De kwaliteit en beleving van het landschap staat altijd voorop. We zien alleen mogelijkheden voor verbreding en nieuwe bebouwing als verouderde bebouwing verdwijnt, de landschappelijke kwaliteit erop vooruit gaat en een bijdrage wordt geleverd aan biodiversiteit, verduurzaming van de bedrijfsvoering en klimaatbestendigheid.
Recreatie en toerisme
Berg en Dal is een populaire recreatiegemeente en hier kan een boer goed op inspelen door het aanbieden van eten, drinken, slapen en/of activiteiten passend bij het bedrijf en de omgeving.
Zorg
We hebben in Berg en Dal van oudsher een sterke zorgsector. Onze boeren kunnen daarop inspelen. De boerderij als plek voor zorg, opvang, dagbesteding en/of mentale ontspanning.
Duurzame energie
Ook zijn er kansen voor boeren om een bijdrage te leveren aan de energietransitie en zich te ontwikkelen tot energieboer. Het kan gaan om zonnepalen op daken, een kleine erfmolen, mestvergister en/of de opslag van elektriciteit.
Groene en blauwe diensten
Het boerenbedrijf kan een nog centralere rol krijgen bij de ontwikkeling en beheer van het landschap, wandelpaden, waterberging en -zuivering. Daar zijn wel stabiele en langdurige contracten voor nodig om het voor de boer werkbaar te maken. In de Ooijpolder zijn daar goede ervaringen mee opgedaan. Dit zien we graag uitgebreid worden.
Biobased bouwmaterialen
Ook de teelt van gewassen voor de bouw behoort tot de mogelijkheden. Denk aan biobased bouwmaterialen zoals vlas of lisdodde. Interessant ook om hierin de samenwerking op te zoeken met de sterke lokale bouwsector in Groesbeek en omstreken.
4.4 Sturen op beleving en vergezichten
Ons landschap heeft unieke kenmerken en maakt dat bewoners en bezoekers er zo van kunnen genieten. De zintuigelijke beleving (zien, horen, proeven, verbeelden) van het landschap is een kernwaarde van Berg en Dal en levert een belangrijke bijdrage aan de (mentale) gezondheid van bewoners en bezoekers.
We beschermen de belevingswaarde van het landschap door te sturen op de beleving van
het landschap via alle zintuigen:
· Zicht overdag: het beschermen en verbeteren van de iconische uit- en vergezichten
· Zicht bij nacht: het zoveel mogelijk voorkomen van licht in de avond/nacht
· Gehoor: natuurgebieden blijven zoveel mogelijk rustig en stil
· Smaak: meer ‘proeven’ van het landschap door het stimuleren van streekproducten
· Verbeelding: cultuurhistorische verhalen en landschapselementen zichtbaar en beleefbaar
maken.
· Toegankelijkheid: het toegankelijk en inclusief maken van recreatieve bestemmingen.
We hebben diverse iconische uit- en vergezichten waar bewoners en bezoekers van genieten.
Deze laten de gedachten stromen, biedt rust en ruimte (in het hoofd) en draagt bij
aan de identiteit van onze gemeente. Met ons omgevingsbeleid beschermen we deze uitzichten.
Dat betekent dat een ontwikkeling moet passen binnen het aantrekkelijke landschapsbeeld
en er het liefst een bijdrage aan levert. Het gaat in ieder geval om de volgende uit-
en vergezichten:
· Vanaf de dijken op de polders, uiterwaarden en Waal
· Vanaf de Stuwwal op het omliggende lagere gebied
· Vanaf de Ooijpolder op de Stuwwal
· Vanaf de Zevenheuvelenweg over de weilanden en op bosranden
· Vanaf de Sint Jansberg en Klein Amerika op het bekken van Groesbeek en het Reichswald
· Rondom vrij zicht (en windvang) op de molens (Thornse Molen, Kekerdomse Molen en
Zuidmolen)
We beschermen deze uitzichten door ze open te houden en zeer terughoudend om te gaan met nieuwe bebouwing. Bebouwing kan alleen als het een toevoeging is aan de ruimtelijke kwaliteit en beleving van het uitzicht.

4.5 Spreiden van recreatie en routes
We streven naar een duurzame balans tussen het gebruik, de natuur en beleving van
het landschap. Dat betekent dat de recreatiedruk nergens (te) overheersend mag worden
als dat leidt tot een disbalans. Om dit te bereiken hanteren we de volgende principes
in ons recreatiebeleid:
· Sturen op een hoge kwaliteit en spreiding van voorzieningen voor recreatie, cultuur
en zorg
· Fijnmazig wandel- en fietsroutenetwerk, vooral betere wandelroutes in noord-zuid
richting
Ons streven is dat verspreid over de gemeente overal interessante plekjes zijn en dat het nergens te druk is. We willen een hoge kwaliteit recreatie die past bij de aard van het landschap en een bijdrage levert aan een gezonde omgeving. Dat betekent kleinschalige en ‘langzame’ recreatie gericht op wandelen, fietsen, cultuur, eten, drinken, landschapsbeleving en overnachten. Ook hebben we een aantal grotere voorzieningen die naast een recreatiefunctie, een belangrijke parkeer- en bronfunctie hebben voor het omliggende gebied. We willen een recreatiebestemming zijn met een goede toegankelijkheid voor iedereen en daar spelen deze grotere recreatieve hotspots een belangrijke rol in.
We zetten in op:
· Mogelijkheden voor kleinschalige recreatievoorzieningen met een hoog kwaliteitsniveau,
verspreid over de gemeente en in goede balans en verbinding met landbouw, natuur en
beleving. We zijn terughoudend met nieuwe recreatie in de nu al drukke gebieden bij
Nijmegen. In de deelgebieden Duffelt en Bekken van Groesbeek, op grotere afstand van
de stad, zien we wat meer mogelijkheden (uitgezonderd natuurgebieden) om zo recreatie
te spreiden.
· Behoud van de voorzieningen Museumpark Orientalis, Vrijheidsmuseum, Tivoli, Duivelsberg
en Wijnbouwcentrum als recreatieve, culturele en/of maatschappelijke hotspots en waar
nodig verhogen van de kwaliteit passend bij het groene rustieke karakter van Berg
en Dal.
· Behoud van de vakantieparken Oude Molen, Geutjes, Lubert, Zeven Heuvelen en Cantecleer
voor verblijfsrecreatie en waar nodig het verhogen van de kwaliteit passend bij ons
groene karakter.
We zetten ook in op het spreiden van wandelaars en fietsers door goede routes te maken en het bezoek aan minder drukke gebieden te stimuleren. We behouden de bekende wandel- en fietsroutes vanuit Nijmegen (o.a. uiterwaarden, N70, Zevenheuvelenweg) en verbeteren haaks daarop staande wandelroutes van noord naar zuid zodat recreatie beter kan spreiden. De vele, vaak historische zandpaden blijven behouden en worden waar mogelijk benut om wandelroutes te verbeteren zonder autoverkeer.
Behoud van vitaliseren bestaande recreatieve hotspots
We zetten in op behoud en vitaliseren van de bestaande recreatieve hotspots. We zien alleen mogelijkheden voor nieuwe recreatieve voorzieningen als het een hoog kwaliteitsniveau heeft, kleinschalig is, past bij het landschap en het liefst in gebieden waar het relatief rustig is (op grotere afstand van de stad) zoals Duffelt en Bekken van Groesbeek.

Spreiden van recreatieve routes
We zetten in op het spreiden van de recreatiedruk door drukke hoofdroutes te ontlasten en alternatieve routes aan te bieden. Dat betekent het verbeteren van recreatieve wandelroutes van zuid naar noord, haaks op de reeds bestaande recreatieve hoofdwandelroutes zodat er meer alternatieve routes en rondjes ontstaan.

4.6 Erfgoed als inspiratiebron
Berg en Dal heeft een zeer rijk verleden waarvan nog vele sporen in het landschap terug te vinden zijn. We zetten ons in voor behoud van dit rijke en waardevolle erfgoed. We streven naar een landschap waarin de (gebruiks)geschiedenis is terug te lezen. Dit betekent dat we, waar mogelijk, de historie van het landschap zichtbaar houden en versterken, en dat we waardevolle panden en ensembles behouden en benutten. Hiermee versterken we de meerwaarde van erfgoed voor de fysieke leefomgeving én de meerwaarde van erfgoed voor de samenleving als geheel.
We zien erfgoed als inspiratiebron voor ontwikkeling. Objecten en structuren hebben
betekenis als ze in het nu worden gebruikt. Als gemeente willen we het erfgoed benutten
als inspiratiebron voor toekomstige gebiedsontwikkelingen. Erfgoed kan werken als
katalysator voor bredere maatschappelijke of ruimtelijke ontwikkelingen. Het kan als
bron fungeren die nieuwe ontwikkelingen kan verrijken, van betekenis kan voorzien
en richting kan geven. We stimuleren initiatieven die het cultureel erfgoed als uitgangspunt
nemen en dit erfgoed duurzaam blijven en/of gaan gebruiken. We onderscheiden in ieder
geval de volgende verhalen die we willen behouden en beter beleefbaar maken:
· De strijd tegen het water
· Boerderijen, molens en steenfabrieken
· IJssellinie
· Ontstaan van de Stuwwal
· Ketelwald
· Landgoederen
· Oorlog en vrijheid
· Romeinse Tijd (Neder-Germaanse Limes als UNESCO werelderfgoed)
· Religie en devotie
Het erfgoed is van ons allemaal. Belangrijk is wat bewoners als waardevolle cultuurhistorische verhalen beschouwen en wat hun emotionele binding ermee is. Belangrijke basis hiervoor is dat de cultuurhistorische kennis over een bepaald gebied breed beschikbaar is en gecommuniceerd wordt. Meer bewustzijn over het verleden is een voorwaarde om het ook als inspiratiebron te gebruiken bij toekomstige ontwikkeling. Als gemeente willen we zoveel mogelijk samen met de samenleving zorgen voor, en werken aan het zichtbaar en beleefbaar maken van ons erfgoed. Maar we beschermen ook waar het moet.

Intrinsieke waarde van erfgoed
We waarderen het erfgoed als intrinsieke waarde die bijdraagt aan een hoogwaardige leefomgeving, aan de omgevingskwaliteit en een aantrekkelijk vestigingsklimaat. Erfgoed moet beschermd blijven, zodat het aan volgende generaties kan worden doorgegeven.
Belevingswaarde van erfgoed
Ook zien we de potentiële belevingswaarde ervan. De cultuurhistorische objecten, sporen en ensembles in onze dorpen en in het landschap vertellen het verhaal van onze gemeente, zijn belangrijk voor onze identiteit en interessant voor bezoekers om te bezoeken en kennis van te nemen.
Economische waarde van erfgoed
Een aantrekkelijk, geconserveerd en beleefbaar erfgoed draagt in grote mate bij aan de toeristische aantrekkingskracht en daarmee aan het ondernemersklimaat en werkgelegenheid.
De belangrijkste historische verhalen van Berg en Dal om te beschermen en als inspiratie voor ontwikkeling
Het ontstaan van de stuwwal
In de voorlaatste ijstijd, ongeveer 200.000 jaar geleden, was Nederland bedekt met een ijslaag die wel 200 meter dik kon zijn. Gletsjers stuwden klei en zand op tot stuwwallen. Later is het ijs gesmolten en bleven de stuwwallen achter in het landschap. Ook zijn er grote zwerfkeien te vinden die door het ijs zijn meegesleurd uit Zweden en Noorwegen.
Strijd tegen het water
Na de Romeinse tijd steeg het waterpeil van de Waal waardoor de Duffelt en Ooijpolder onbewoonbaar werden. Na enige tijd had de rivier zo veel zand en kei afgezet dat het gebied weer bewoonbaar werd en kleine nederzettingen ontstonden. Door aanhoudende overstromingen werd rond 1300 de bandijk aangelegd. Dijkdoorbraken zorgde voor het ontstaan van zogenaamde wielen (diepe kuilen achter de dijk). Sinds de aanleg van het Hollandsch-Duitsch gemaal in 1933 wordt de afwatering richting de Waal goed gereguleerd.
Romeinse tijd
We hebben diverse restanten van de Romeinse Limes. Zo waren de Oude Kleefsebaan en de Berg en Dalseweg onderdeel van de Via Romana, een verbinding tussen Xanten en Keulen. Daarnaast heeft tussen Berg en Dal en Nijmegen een Romeins ‘aquaduct’ gelegen, een houten waterleiding van circa vijf kilometer. Hiervoor werden drie dalen aangelegd die nog steeds te zien zijn: Kerstendal, Louisedal en Mariënboom. Dit gebied is samen met de locatie van de Romeinse pannenbakkerij Holdeurn aangewezen als UNESCO werelderfgoed.
Ketelwald
Het Ketelwald is de middeleeuwse benaming voor het eens aaneengesloten glooiende oerbosgebied dat zich uitstrekte van Nijmegen naar Xanten. Na de val van het Romeinse rijk rond 400 na Chr. trok de bevolking weg uit het gebied dat nu gemeente Berg en Dal is. Hierdoor kon het bos zich uitbreiden. Vanaf de 12e eeuw zijn er veel bomen gekapt en krijgt het bos te maken met kaalslag.
Boerderijen, molens en steenfabrieken
Onze gemeente heeft een agrarische oorsprong met diverse authentieke boerderijen. Ook hebben we drie molens (Thornse molen, Zuidmolen, Kekerdomse molen) die nog altijd draaiend gehouden worden en waarvan de molenbiotoop wordt beschermd. Sinds de Romeinse tijd wordt rivierklei gebruikt voor het maken van stenen en dakpannen. Vanaf de 18e eeuw zijn er diverse steenfabrieken langs de Waal gevestigd. Er bestaan nog enkele arbeiderswoningen aan de Ooijse Bandijk. Ook de schoorstenen en andere restanten van de fabrieken herinneren nog aan de tijd dat deze economie groot was.
Religie en devotie
Heilig Landstichting werd in 1911 opgericht als hét rooms-katholieke devotiepark van Nederland. Omdat niet iedereen het geld had om naar Palestina af te reizen, wilde Kapelaan Arnold Suys het heilige land naar Nederland halen. Jaarlijks werd het park door tienduizenden ‘pelgrims’ bezocht. Vier kloosterordes vestigden zich in Heilig Landstichting. Het Neboklooster en Pelgrimshuis Casa Nova bestaan nog steeds. Tegenwoordig is het park bekend als Museumpark Orientalis. Verder heeft elk dorp in onze gemeente een of meer kerken die nog altijd zeer bepalend zijn voor de lokale identiteit en herkenbaarheid.
Oorlog en vrijheid
Oorlog en vrede spelen een belangrijke rol in de geschiedenis van onze gemeente. In 1944 startte Operatie Market Garden waarbij 8000 geallieerde parachutisten boven Groesbeek werden gedropt. Er is veel in de omgeving gevochten, totdat begin 1945 de geallieerden via het Reichswald de frontlinie naar de Rijn wisten te verplaatsen. Naast de verhalen en relicten van WOII is er ook veel wederopbouwarchitectuur, herkenbaar voor de periode na de oorlog. Ook zijn er nog veel elementen terug te vinden van de Koude Oorlog zoals sporen van de IJssellinie bij Groenlanden en de Atoombunker in Berg en Dal.
Villa's en landgoederen
Eind 19e eeuw komt er in opdracht van de provincie een aantal rijke kooplieden en adellijke families uit de stad in de gemeente Berg en Dal wonen. Zij laten hier grote landhuizen bouwen en leggen prachtige lanen en bossen aan op hun landgoed. Van oudsher is er veel recreatie in de gemeente. De landgoederen Hooge Hoenderberg, landgoed Den Heuvel, St. Jansberg, Nederrijk, Watermeerrijk en Westermeerwijk en landhuis de Wolfsberg bestaan nog steeds.
4.7 Duurzame energie integreren in landschap
Het doel van de gemeente is om bij voorkeur in 2040 en uiterlijk 2050 klimaatneutraal te zijn. Dat betekent dat we dan per saldo binnen onze gemeente geen broeikasgassen meer uitstoten. In 2020 hebben we gemeentelijk beleid opgesteld voor de ruimtelijke inpassing van duurzame energiebronnen. Hierin wordt naast energiebesparing ingezet op zon op dak en het realiseren van grote zonnevelden in twee zoekgebieden (ten zuiden van Millingen aan den Rijn en ten noordoosten van Groesbeek).
We analyseren frequent hoe ver we zijn in het realiseren van onze doelen. Hieruit blijkt dat we met het huidige beleid onze doelen nog niet gaan halen. Tegelijk is het in ons unieke en hooggewaardeerde landschap lastig om passende gebieden te vinden voor nieuwe zoekgebieden voor zonnevelden of plekken voor windturbines. De gebieden die mogelijk geschikt zijn voor zonnevelden, hebben we al aangewezen.
Cruciaal is dat objecten voor de opwek, transport en opslag van duurzame energie op een zorgvuldige manier in het landschap worden geïntegreerd. Zonnevelden worden bijvoorbeeld verweven met landschapselementen en wandelpaden. Dit draagt bij aan het verhogen van de biodiversiteit en de beleving van het landschap. Het onlangs vastgestelde zonnepark bij Millingen aan den Rijn is daar een goed voorbeeld van. Daar wordt 50 hectare zonneveld door middel van 50 hectare natuurontwikkeling verweven met het landschap. Een goede balans tussen de gebruiks-, en natuur- en belevingswaarde van het landschap staat centraal in ons beleid.
Aanvullend op dit beleid zetten we in op een lokale strategie voor de overstap naar duurzame energie. We merken dat er bij bewoners(groepen), boeren en andere ondernemers initiatieven en ideeën zijn voor besparing en de opwek en opslag van duurzame energie. Deze initiatieven willen we graag stimuleren, ondersteunen en doorontwikkelen. Zo dragen we samen met onze bevolking bij aan de noodzakelijke energietransitie. Zie hiervoor de paragrafen ‘lokaal benutten duurzame energie’ en ‘multifunctionele boerenbedrijven’.

5 De Dorpen als Basis
5.1 Inleiding
Hechte lokale gemeenschappen
In ons fraaie landschap liggen hechte dorpen waar het maatschappelijke leven zich
voor een groot deel afspeelt. Door de eigen ontstaansgeschiedenis en ligging in het
landschap heeft elk dorp een eigen identiteit dat zich onderscheidt van naburige dorpen.
De dorpen hebben een compacte opzet en een sterke relatie met het omliggende buitengebied.
Bewoners zijn voor publieke functies en sociale contacten over het algemeen lokaal
op hun eigen dorp gericht. De onderlinge samenhang en betrokkenheid in de dorpen is
groot. Mensen kennen elkaar, kijken naar elkaar om, zijn zorgzaam, doen veel dingen
samen, zijn goed georganiseerd, initiatiefrijk en ondernemend. Dit uit zich door het
sterke verenigingsleven, het lokale ondernemerschap en de activiteiten en evenementen
die in elk dorp georganiseerd worden.
Deze sterke lokale verbondenheid is een grote kernkwaliteit. Maar op hetzelfde moment speelt een aantal trends waardoor de sociale verbondenheid niet vanzelfsprekend is.
Opgaven die spelen
Publieke functies zoals dorpshuizen, sportverenigingen, winkels en openbaar vervoer
staan onder toenemende druk. Dit is niet alleen een Berg en Dals vraagstuk, het speelt
in het hele land. Oorzaak is dat op hetzelfde moment meerdere trends tegelijk spelen.
Individualisering, vergrijzing, digitalisering leiden tot een afname van leden, bezoekers
en vrijwilligers. En daar komt bij dat de kosten steeds hoger worden, vooral door
de hoge energierekening. De combinatie van deze ontwikkelingen vormt een bedreiging
voor het voortbestaan van publieke functies en voorzieningen op dorps niveau.
Een tweede bedreiging voor de sociale verbondenheid is dat er voor bewoners die willen verhuizen en graag in hun eigen dorp willen blijven wonen, soms geen geschikte woning beschikbaar is. Dat geldt in het bijzonder voor ouderen en jongeren/starters. Dit is geen specifiek Berg en Dals probleem, we zien het in het hele land. Wel is het voor de onderlinge binding in het dorp jammer als zij genoodzaakt zijn te verhuizen naar een andere plaats. En als ze in hun eigen (vaak te grote) woning blijven wonen, houden ze de doorstroming op de lokale woningmarkt tegen.
Door de extramularisering in de zorg wonen ouderen en zorgbehoevenden steeds langer thuis. Aan de ene kant is dat fijn dat ze in hun eigen omgeving kunnen blijven en daar zorg ontvangen. Aan de andere kant kan dit ook leiden tot eenzaamheid en/of overlast. De fysieke afstanden tot andere mensen is weliswaar klein (midden in de wijk) maar de sociale afstand kan groot worden als mensen minder buiten komen.
Vanuit de (rijks)overheid wordt gestuurd op zelfredzaamheid en is het beleid om voorzieningen zoals zorg zoveel mogelijk lokaal ‘dicht bij de mensen’ te organiseren. Tegelijk is een trend van schaalvergroting en fusering zichtbaar om voorzieningen op lange termijn levensvatbaar te houden. De wens is dichtbij en kleinschalig, alleen is dat om financiële redenen soms lastig.
En daar komt bij een enorme opgave in de energietransitie. Alle woningen moeten op termijn energieneutraal en aardgasvrij worden. Dat is een enorme opgave die impact heeft op huishoudens en samen met hen uitgevoerd zal moeten worden.
Ambities en doelen
Voor de toekomstige ontwikkeling van onze gemeente blijven wij de dorpen zien als eerste basis en het logische schaalniveau voor het maatschappelijke leven. Elk dorp zorgt in meer of minder mate voor een veilig en aangenaam ‘nest’ waar bewoners graag wonen, samenleven en naar elkaar omkijken. Op het dorpse niveau zijn de banden hecht en is de onderlinge betrokkenheid hoog. We zien dat er veel ‘dorpse kracht’ aanwezig is en die willen we benutten. Dorpen zijn zelfredzaam, eigenzinnig, hecht, zorgzaam en ondernemend. Deze ‘dorpse kracht’ zetten we in om onze samenleving ook in de toekomst voor iedereen (inclusief) veerkrachtig, gezond, aangenaam, zorgzaam en duurzaam te houden en te maken. We willen de dorpse kracht betrekken bij de energietransitie en de overstap naar aardgasvrij. Het dorp is het niveau waar we publieke activiteiten en sociale samenhang zoveel als mogelijk blijven organiseren en faciliteren.
Dat betekent niet dat alle denkbare voorzieningen in elk dorp aanwezig kunnen zijn (verenigingen zullen soms moeten fuseren en bijvoorbeeld niet elk dorp heeft een bibliotheek). Maar wel dat we er alles aan doen om elk dorp levendig en vitaal te houden en te zorgen voor voldoende goede plekken om ‘binnen’ en ‘buiten’ te bewegen, te ontmoeten, samen activiteiten te ondernemen en waar mensen terecht kunnen met een (zorg)vraag. Het is belangrijk dat ook basisvoorzieningen zoals een (kleine) supermarkt in het dorp aanwezig zijn. Dit zorgt voor sociale en economische aantrekkelijkheid en ondersteunt de leefbaarheid. Dit alles passend bij de aard, omvang en wensen van het dorp.
Voldoende groen in de dorpen en wijken is daarbij van cruciaal belang. Groen draagt bij aan een aangenaam klimaat, bewegen, ontmoeten en biodiversiteit. Met woningbouw dragen we in elk dorp bij aan de lokale behoefte, het beter benutten van bestaande bebouwing en het versterken van de sociale verbondenheid. Er is veel ruimte voor de dorpen om zelf invulling te geven aan ontwikkelingen in het dorp. De dorpsagenda’s van de dorpen zijn daarin leidend en als gemeente ondersteunen en faciliteren we deze dorpsagenda’s zoveel mogelijk, zeker als ze bijdragen aan de beleidsdoelen in de omgevingsvisie.
We hebben de volgende doelen en ambities om de dorpen in hun kracht te zetten en te
zorgen voor een gezonde leefomgeving:
· Woningbouw draagt bij aan het versterken van de sociale en ruimtelijke samenhang
in de dorpen
· Elk dorp behoudt voldoende basisvoorzieningen en ontmoetingsplekken passend bij
de omvang en aard van het dorp
· Aardgasvrij, lokaal benutten van duurzame energie en het direct koppelen van vraag
en aanbod
· Aangename openbare ruimte met meer ruimte voor groen, wandelen en fietsen
· Duurzame en aantrekkelijke ontwikkeling van de bestaande werklocaties
5.2 Woningbouw en samenhang in dorpen
De vraag naar woningen is groot. In Berg en Dal dragen we daar op een zorgvuldige
manier aan bij. Het doel is een gefaseerde, organische en gezonde ontwikkeling van
de woningvoorraad dat past bij de behoefte
in elk dorp. Daarnaast willen we dat woningbouw bijdraagt aan de sociale en ruimtelijke
samenhang en kwaliteit in elk dorp en tegelijkertijd natuur en landschap zoveel mogelijk
behouden blijven. We maken in woningbouwbeleid onderscheid in twee type dorpen:
· Dorpen omringd door natuur en nabij Nijmegen
· Dorpen omringd door landbouwgebieden en op afstand van Nijmegen.
Heilig Landstichting, Berg en Dal en Beek-Ubbergen liggen tegen Nijmegen aan waardoor
het voorzieningenniveau niet meteen onder druk komt te staan door eventuele krimp
en vergrijzing. Daarnaast is er niet of nauwelijks ruimte doordat de dorpen omringd
worden door natuurgebieden. In deze dorpen zetten we daarom vooral in op het realiseren
van woningen door het beter benutten van bestaande bebouwing en op verbeteren van
de ruimtelijke kwaliteit door:
· Herontwikkeling van leegkomende bedrijfslocaties
· Transformatie van maatschappelijk vastgoed (we werken nu aan Dekkerswald)
· Herstructurering van bestaande wijken
· Splitsen en delen van woningen en percelen.
Ooij, Leuth, Kekerdom, Millingen aan de Rijn, Groesbeek, Breedeweg en De Horst liggen op afstand van Nijmegen waardoor het voorzieningenniveau onder druk kan komen te staan bij vergrijzing en bevolkingskrimp. In deze dorpen zien we naast het beter benutten van bestaande bebouwing ook mogelijkheden voor uitbreiding, mede ook omdat ze niet overal worden omringd door natuur. Naast kleine ontwikkelingen in de dorpen, werken we de komende 10-15 jaar aan vier grote (>25 woningen) nieuwbouwlocaties (zie afbeelding hieronder). In deze dorpen geldt: inbreiding voor uitbreiding. Uitbreidingen zijn mede afhankelijk van het woonprogramma dat we in het dorp kunnen realiseren.
Elke woningbouwontwikkeling (inbreiding of uitbreiding) staat in het teken van versterking
van de sociale en ruimtelijke samenhang in het dorp en voldoet aan de volgende voorwaarden:
· Inspelen op lokale woon- en verhuisbehoeften in het dorp
· Faciliteren van gezamenlijke woonvormen, eventueel in combinatie met zorg
· Stimuleren van ontmoeting tussen (bestaande en nieuwe) bewoners
· Aansluiten op de cultuurhistorie, identiteit en ruimtelijke beeldkwaliteit van het
dorp
· Versterken van ruimtelijke kwaliteit en de relatie tussen dorp en buitengebied

Grote woningbouwlocaties
De komende jaren gaan we werken aan de volgendegrote (>25 woningen) woningbouwlocaties
om onze ambities en doelen te realiseren:
· Lubertse Akkers Groesbeek: op deze locatie komt een aantal percelen vrij (o.a. De
Linde, voetbalclub en kippenboerderij). Dat maakt de weg vrij om deze locaties met
enkele naastgelegen weilanden aan te wijzen als potentiele woningbouwlocatie, waar
mogelijk circa 500 woningen kunnen worden gerealiseerd. We zetten hier niet in op
uitbreiding van de recreatie.
· Zuidrand Millingen aan den Rijn: de woningbouw loopt in Millingen aan den Rijn achter
op de behoefte. Om dit gat te dichten hebben we als gemeente een locatieverkenning
gedaan. Hieruit komt de zuidrand van het dorp als potentiele woningbouwgebied. De
komende jaren werken we plannen verder uit.
· Leuth Zuid: in Leuth zijn de voetbalvelden vrij gekomen en samen met de voormalige
accommodatie aangewezen als potentiele woningbouwlocatie om het dorp als geheel mee
te versterken. De komende jaren werken we plannen verder uit.
· Dekkerswald: op deze voormalige zorglocatie werken we aan een nieuwe zorgzame woonbuurt.
· Reomie Ooij: dit voormalige fabrieksterrein wordt herontwikkeld tot woonwijk bestaande
uit circa 200 woningen met respect voor cultuurhistorie en landschap. Het omgevingsplan
is vastgesteld.
· Westrand De Horst: aan de westzijde van het dorp is een aantal percelen in beeld
voor woningbouw. Dit draagt bij aan versterking van de basis voor De Horst en een
logische stedenbouwkundige afronding van het dorp.
Bij de uitwerking van deze woningbouwplannen hanteren we de ambities en doelen en voorwaarden zoals in deze omgevingsvisie zijn opgenomen.
Voorwaarden voor sterke sociale en ruimtelijke samenhang waar woningbouwplannen een bijdrage aan leveren.
Inspelen op lokale woon- en verhuisbehoeften
Voor de sociale verbondenheid en het behoud van betrokken actieve bewoners, vinden
we het erg belangrijk dat mensen die willen verhuizen ook de mogelijkheid krijgen
om dat binnen hun dorp te kunnen doen als ze dat willen. Van groot belang is vooral
dat we de jongere generatie voor de dorpen behouden en dat we zorgen dat ouderen in
hun vertrouwde omgeving kunnen blijven wonen.
Faciliteren van gezamenlijke woonvormen
De behoefte aan gezamenlijk wonen neemt toe. Deels uit noodzaak (woningnood) maar
ook omdat er steeds meer alleenstaanden zijn en het dan prettig is om toch in de nabijheid
mensen om je heen te hebben waar je op kunt terugvallen. We zien gezamenlijke woonvormen
als een belangrijke manier van wonen voor de toekomst.
Stimuleren van ontmoeting
We vinden het belangrijk dat er op lokaal niveau voldoende ruimte in de openbare ruimte
is om elkaar te ontmoeten. Even een praatje maken tijdens het uitlaten van de hond
en elkaar toevallig tegenkomen in de speeltuin. Woningbouwplannen moeten hierin voorzien.
Aansluiten bij cultuurhistorie en identiteit dorp
Woningbouw moet ook in ruimtelijke zin goed aansluiten bij het betreffende dorp zodat
het er ook echt onderdeel van wordt. Cultuurhistorische en/of landschappelijke elementen
worden gebruikt als inspiratiebron om het plan lokaal karakter te geven. Woningbouwplannen
dienen aan te sluiten bij de stedenbouwkundige en architectonische waarden en kernkwaliteiten
(beeldkwaliteit) van het dorp.
Versterken relatie tussen dorp en buitengebied
Als aan de randen van de dorpen nieuwbouw plaatsvindt dan willen we dat het bijdraagt
aan ruimtelijke kwaliteit. Dat betekent een aantrekkelijke ontworpen dorpsrand en
een sterke, zorgvuldige relatie tussen dorp en buitengebied. We onderscheiden drie
type relaties tussen dorp en buitengebied: zichtrelatie, landschappelijke en groene
relatie en wandel- en fietsroutes het buitengebied in.
5.3 Elk dorp voldoende basisvoorzieningen
Ontmoetingsplekken, accommodaties en voorzieningen zijn cruciaal voor de mentale gezondheid
van inwoners. Het is de basis voor ontmoeting, zingeving, naar elkaar omkijken en
samen activiteiten organiseren. De leefbaarheid in de dorpen hangt er voor een groot
deel van af. Het is niet realistisch om elke voorziening in elk dorp op lange termijn
te behouden. Onze inzet is wel om in elk dorp voldoende mogelijkheden te houden voor
ontmoeting. We onderscheiden de volgende voorzieningen en ontmoetingsplekken:
· Dorpscentrum: In kleine dorpen bestaat het dorpscentrum uit een centraal dorpsplein/park.
In de grotere dorpen is het een compact centrumgebied in het hart van het dorp waar
zoveel mogelijk publieksgerichte functies (winkels, cultuur, horeca, maatschappelijk,
zorg) bij elkaar geclusterd zijn.
· Ontmoetingshart binnen: Elk dorp heeft minimaal één breed bruikbare (multifunctionele)
accommodatie voor uiteenlopende publieke activiteiten. Het liefst gelegen in een dorpscentrum.
· Ontmoetingshart buiten: Elk dorp heeft minimaal één multifunctioneel groen terrein
dat openbaar toegankelijk is en gebruikt kan worden voor uiteenlopende activiteiten
en alle bevolkingsgroepen. In het ene dorp is dat een klein park voor braderieën en
speeltoestellen, in het andere dorp is het een sportterrein waar diverse sporten bij
elkaar zitten maar waar ook ruimte is voor een festival.
Voor de ontwikkeling van deze plekken en locaties hanteren we verder de volgende uitgangspunten:
· Combineren en verbreden: Zoveel mogelijk publieke activiteiten en voorzieningen
op één plek. Dat vergroot de levensvatbaarheid en stimuleert de ontmoeting. Dat betekent
ook een goede toegankelijkheid voor bijvoorbeeld ouderen en mensen met een fysieke
beperking. En ook functies als een huisartsenpost, medicijndepot en fysio kunnen er
mogelijk een plekje vinden om zorg dicht bij de mensen te houden. Soms kan het betekenen
dat het opheffen van accommodaties om daarmee functies op een andere plek te kunnen
combineren.
· Commerciële activiteiten: Om de levensvatbaarheid te vergroten kunnen onder voorwaarden
commerciële activiteiten mogelijk zijn. Een horecavoorziening kan voor een dorpshuis
bijvoorbeeld een belangrijke extra inkomstenbron zijn. Het moet wel een onderschikte
activiteit blijven die past bij de hoofdfunctie en het mag reguliere horeca in de
omgeving niet ondermijnen.
· Opwek eigen energie: We zetten in op energiebesparing en eigen opwek energie. Energiekosten
zijn zeker de laatste tijd een grote kostenpost voor accommodaties en publieke voorzieningen.
Het loont steeds meer om energie als accommodatie zelf op te wekken. En mogelijk kunnen
opbrengsten van energieprojecten elders in het dorp benut worden om voorzieningen
open te houden.


5.4 Lokaal benutten van duurzame energie
Ons doel is om in 2050 klimaatneutraal te zijn. In 2020 hebben we beleid opgesteld
voor de ruimtelijke inpassing van duurzame energie. Hierin zetten we naast energiebesparing
in op zon op dak en zonnevelden in twee zoekgebieden. We constateren ook dat dit nog
niet voldoende is om onze doelen te halen. We merken dat bewoners, boeren en andere
ondernemers wensen en ideeën hebben voor de opwek van duurzame energie. Naast ons
bestaande beleid zetten we in op een lokale invulling van de energietransitie die
past bij de aard en schaal van ons landschap:
· We gaan nog meer dan nu inzetten op bewustwording en energiebesparing. Met de hoge
energiekosten is dit voor bewoners zelf ook steeds relevanter. Bewoners geven breed
aan dat we daar veel meer werk van moeten maken. Dat kan door publiekscampagnes en
het helpen bij besparen.
· In 2022 heeft de gemeenteraad de Transitievisie Warmte vastgesteld. We stellen lokale
dorps/wijkuitvoeringsplannen op om van het aardgas af te gaan. Doel is om per dorp
of wijk woningen collectief te isoleren en te bepalen welke duurzame alternatieven
voor aardgas lokaal het beste past.
· De opwek van duurzame energie sluit aan bij het dorpse schaalniveau. We nodigen
ieder dorp uit (ondernemers- en/of bewonersgroepen) om met plannen te komen om het
eigen dorp van duurzame energie te voorzien. Zo kan elk dorp zelf invulling geven
aan de energietransitie met eigen projecten en oplossingen die passen bij de lokale
schaal en situatie.
De invulling kan in elk dorp anders zijn. Een kleine dorpsmolen aan de rand van het
dorp, zonnepanelen op staldaken of het benutten van restwarmte van een lokaal bedrijf.
Vragers en aanbieders worden zoveel mogelijk lokaal aan elkaar gekoppeld. We pionieren
op de lokale schaal met technieken voor opwek, transport en opslag. We willen ook
graag dat opbrengsten van duurzame energie direct worden gekoppeld aan het welzijn
van de dorpen. Dat kan op de volgende manieren:
· Bewoners investeren in en profiteren direct mee van energieprojecten.
· Opbrengsten benutten voor publieke functies zoals dorpshuizen en (sport)accommodaties.
· Opbrengsten benutten voor het verbeteren van het landschap en natuurontwikkeling.
Het initiatief moet wel uit de dorpen komen. De gemeente faciliteert en ondersteunt en kan helpen bij het opzetten en realiseren van projecten. We onderzoeken of een gemeentelijk energiebedrijf hierbij kan helpen. Mocht blijken dat deze lokale insteek te weinig oplevert dan kan het zijn dat we in een later stadium alsnog aanvullende zonnevelden en/of windmolens moeten gaan overwegen.


5.5 Aangename groene openbare ruimte
In de openbare ruimte komen veel opgaven samen, maar de ruimte is beperkt. Nu is veel
ruimte verhard en ingericht voor de auto. Bij een gezonde omgeving hoort meer ruimte
voor groen, wandelen, sporten, fietsen, spelen en ontmoeten. De dorpen hebben nu relatief
weinig groen, terwijl het grote voordelen heeft (biodiversiteit, waterberging, koelte,
zuiveren lucht, aantrekkelijk straatbeeld, ontmoeten, spelen en sporten). Bij de inrichting
van de openbare ruimte hebben we de voldoende doelen en ambities:
· Groen heeft prioriteit: meer groen mag ten koste gaan van verharde verkeersruimte.
Parkeren in de buurt blijft mogelijk, maar we willen minder verhard oppervlak. We
hanteren het principe 3‑30‑300: elke woning zicht op 3 bomen, 30% van het buurtoppervlak
is bladerdek, binnen 300 meter toegang tot een park of buitengebied. Bij nieuwbouw
streven we naar minstens 75 m2 groene openbare ruimte per woning.
· Multifunctioneel en voor iedereen: We willen groen dat meerdere functies tegelijk
heeft en diverse bevolkingsgroepen aanspreekt om ontmoeting te stimuleren. Het uiteindelijke
gebruik hangt af van de bevolkingssamenstelling en behoeften per dorp of wijk.
· Aantrekkelijk en toekomstbestendig: we trekken het (gevoel van het) landschap door
in onze dorpen en wijken. Dat betekent een goede verbinding met het buitengebied (met
wandelroutes), een (bio)diverse inrichting met veel bomen en inheemse soorten.
· Het STOMP-principe. Eerst voldoende ruimte creëren voor stappen (wandelen) en trappen
(fietsen), dan openbaar vervoer en mobiliteit als service (deelvervoer) en als laatste
de privé-auto.
· Schoon, heel en veilig: we zorgen voor een openbare ruimte die goed toegankelijk
is en waar iedereen zich prettig voelt. De gemeente zorgt in principe voor het beheer.
Beheer door omwonenden stimuleren we als er bij bewoners voldoende animo voor is.
Bij concrete (her)inrichtingsplannen hanteren we de volgorde en prioritering:
· Hoeveel ruimte en waar is er nodig vanuit groen, water en een gezonde bodem
· Welke plekken zijn geschikt en gewenst voor verblijven, ontmoeten en spelen
· Waar liggen optimale en toegankelijke wandel- en fietsroutes richting omgeving
· Hoeveel ruimte is nodig voor energie(opslag), kabels en leidingen
· Waar ligt de logische ontsluiting voor autoverkeer en het parkeren
In overleg met de buurt komen we tot een passende inrichting. Ook willen we graag dat privé tuinen en percelen groener worden met minder verharding en dat hemelwater op grote schaal afgekoppeld wordt. Dit voorkomt wateroverlast en draagt bij aan het infiltreren in de bodem. Dit willen we bereiken door bewoners te stimuleren en te faciliteren door middel van informatie en coaches.


Prioritering en volgorde bij het maken van (her)inrichtingsplannen
1. Groen, water en bodem
Hoeveel ruimte is waar nodig om aan de groennormen te voldoen en groene verbindingen te maken met de omgeving. Wat is nodig vanuit waterberging, hittestress en een gezonde bodem.
2. Verblijven, ontmoeten en spelen
Hoeveel ruimte is gewenst om ontmoeten, verblijven en spelen in de wijk of het dorp
te stimuleren en zo toegankelijk mogelijk te maken. Wat zijn daarvoor de meest logische
plekken.
3. Wandelen en fietsen
Welke wandel- en fietsverbindingen met de omgeving zijn belangrijk. Hoe kunnen we
met de inrichting zo goed mogelijke en toegankelijke wandel- en fietsroutes maken
(bereikbaar, betreedbaar, begrijpelijk, beschikbaar en bruikbaar).
4. Energie (opslag)
Welke ruimte is nodig voor trafohuisjes, laadpalen, kabels en leidingen en mogelijk
op termijn ‘buurtbatterijen’ om de lokale energietransitie te kunnen maken.
5. Auto en parkeren
Waar liggen de logische routes voor ontsluiting van het autoverkeer. Welke mogelijkheden
zijn er voor minder verharding en waar ligt het parkeren. Het liefst zoveel mogelijk
parkeren aan de rand.
5.6 Aantrekkelijke en duurzame werklocaties
Berg en Dal is een groene woongemeente maar heeft ook een aantal bedrijventerreinen (Bouwkamp in Ooij, Lieskes Wengs in Leuth, Molenveld en Scheepswerf in Millingen aan den Rijn, bedrijventerrein I/II, Mies en Hulsbeek in Groesbeek). Elk terrein heeft een mix aan bedrijvigheid. Ze functioneren voor een groot deel lokaal en zijn belangrijk voor lokaal ondernemerschap en werkgelegenheid.
We zetten in op de eerder vastgestelde ontwikkeling van uitbreiding van Hulsbeek fase 2 te Groesbeek inclusief de inpassing van woonwagenstandplaatsen. Verder gaan we voor de toekomst uit van de huidige spreiding en voorzien we geen substantiële uitbreidingen of nieuwe terreinen. De prioriteit in ligt bij het landschap en wonen. Bovendien zijn de speerpuntsectoren in onze gemeente (zorg, toerisme en detailhandel) niet op de bedrijventerreinen gevestigd. Wel is behoefte aan een kwalitatieve en duurzame impuls en een verbetering van de ruimtelijke uitstraling. Sommige terreinen zijn verouderd, versteend en maken een rommelige indruk. Een van de oorzaken is dat percelen in de afgelopen decennia niet zijn meegegroeid met de bedrijven zelf. Gevolg is dat sommige plekken een hoge bebouwingsdichtheid hebben, versteend zijn en dat de openbare weg wordt gebruikt voor opslag en parkeren. Om de ruimtelijke kwaliteit te verbeteren kan het helpen om bepaalde bedrijven meer ruimte te bieden door percelen waar nodig uit te breiden. Dit kan dan ook leiden tot een (beperkte) uitbreiding van een bedrijventerrein als geheel. Uitbreiding van percelen moet wel ten dienste staan van verduurzaming van de bebouwing, vergroening van het perceel (meer bomen, minder stenen) en een zorgvuldige inpassing in en aansluiting op het landschap.
Verder hebben we de ambitie om toe te werken naar een circulaire samenleving waar geen afval meer bestaat en alle rest/grondstoffen worden hergebruikt. In de regio hebben we afgesproken om een bouwkringloop en/of grondstoffenbank op te tuigen. Bedrijven worden zo gestimuleerd om materialen te hergebruiken. We willen graag samen met bedrijven onderzoeken in hoeverre het mogelijk is om op het regionale en lokale niveau van de terreinen, circulaire stromen op te zetten. Bedrijven hebben vaak niet in beeld wat reststromen zijn van hun directe buren. Het is kansrijk om de afval- en reststromen in beeld te brengen en vragers en aanbieders op die manier aan elkaar te koppelen.
Daarnaast zien we kansen en mogelijkheden voor schoon en emissieloos bouwen. Het gebruik van biobased bouwmaterialen kan hieraan bijdragen. Interessant is om een verband aan te leggen tussen lokale boeren en bouwbedrijven in de productie en het gebruik van biobased bouwmaterialen.



6 Duurzaam Verbonden
6.1 Inleiding
Stedelijke voorzieningen nabij en toch ‘buiten’
De nabijheid van de stad Nijmegen is al eeuwen bepalend voor de ontwikkeling van onze
gemeente. Van oudsher zijn de onderlinge banden sterk. Berg en Dal is altijd een aantrekkelijke
‘buitenplaats’ geweest voor stedelingen. Dat heeft ondernemers kansen geboden om daarop
in te springen. Andersom maken wij graag gebruik van de stedelijke voorzieningen die
voor ons makkelijk te bereiken zijn.
In Berg en Dal woon je echt ‘buiten’ maar is de stad met al haar voorzieningen nooit ver weg. Dat maakt wonen in Berg en Dal mede zo aantrekkelijk. Ook trekken bedrijven en organisaties in onze gemeente vaak samen op met bedrijven in Nijmegen en de Groene Metropoolregio. Deze samenwerkingsverbanden brengen ons verder in een toekomstbestendige ontwikkeling.
Opgaven die spelen
De nabijheid van en verbondenheid met de stad biedt vele voordelen maar leidt ook
tot vraagstukken:
· De nabijheid van de stad leidt tot een grote en toenemende recreatiedruk in ons
buitengebied. Nijmegen groeit sterk (ruim 200.000 inwoners in 2035) en steeds meer
mensen weten onze gemeente te vinden om te ontspannen, te sporten en te recreëren.
Op sommige locaties en momenten leidt dat tot drukte in de natuurgebieden en een toename
van verkeer. Zowel langzaam als gemotoriseerd verkeer neemt toe en dat leidt tot overlast
en onveilige situaties. Smalle wegen en kruispunten kunnen onveilig voelen voor fietsers
en de parkeerdruk is erg hoog op sommige plekken.
· De opkomst van elektrische fietsen leidt tot een toename van fietsverkeer, zoveel
recreatief als woon-werkverkeer. Het is een schoon en gezond alternatief voor de auto
maar zorgt ook voor een toename van fietsers met verschillende snelheden. Dat vraagt
wel om aanpassing van de infrastructuur.
· Het openbaar vervoer bestaat in onze gemeente uit een aantal buslijnen richting
Nijmegen en Kleve. Door een combinatie van trends zijn deze niet vanzelfsprekend in
de toekomst. Mede als gevolg van corona lijkt het aantal passagiers structureel afgenomen.
Busvervoerders hebben de neiging om het aanbod efficiënter te maken en onrendabele
lijnen te schrappen, in te korten of de frequentie te verlagen. Dit zou op termijn
ook een bedreiging kunnen gaan vormen voor buslijnen in Berg en Dal.
· Als Berg en Dal werken we samen in de Groene Metropoolregio. Als regio staan we
sterk, ook richting provincie en rijk om onze gezamenlijke belangen over het voetlicht
te brengen. De toenemende regionale samenwerking is een kans. Als Berg en Dal moeten
we daar goed op blijven aanhaken en zelf ook actief onze belangen blijven inbrengen
en weten waar we naartoe willen.
Ambities en doelen
We koesteren onze ietwat afgelegen ligging maar onze ambitie is wel om sterk verbonden
te blijven in de regio in het algemeen, en met Nijmegen in het bijzonder. Deze nabijheid
en verbondenheid is mede bepalend voor de kwaliteit van leven in Berg en Dal. De kansen
die de nabijheid van de stad biedt willen we benutten, en de nadelige effecten ervan
zoveel mogelijk beperken en/of in goede banen leiden.
Dat betekent dat we ons primair richten op schone en duurzame middelen van vervoer en het spreiden van recreatie en toerisme. De autoverbindingen die we nu hebben gaan we niet verder uitbreiden. Investeringen in de infrastructuur doen we om het fietsen, wandelen en gebruik van het openbaar vervoer zoveel mogelijk te stimuleren. Op deze manier kan het aantal recreanten (vanuit de stad) toenemen zonder dat de nadelige effecten (van toenemende autoverkeer) te groot worden. We profileren ons in de regio op een manier die past bij onze groene identiteit. We willen samen optrekken in het realiseren van ambities en opgaven.
In ons toekomstig mobiliteitsbeleid hanteren we het STOMP-principe. Dat betekent prioriteit
leggen bij en investeren in de mogelijkheden voor wandelen, fietsen, openbaar vervoer
en deelmobiliteit. We hebben de volgende doelen als het gaat om verbindingen met onze
omgeving:
· De fiets voorop door het creëren van veilige en aantrekkelijke routes
· Elk dorp een goede ov-verbinding met de stad en tussen ‘hoog’ en ‘laag’
· Zorgvuldige en veilige verkeersontsluiting van nieuwe ontwikkelingen op de bestaande
infrastructuur
· Regionale profilering van Berg en Dal: pionieren in het groen

6.2 Veilige en aantrekkelijke fietsroutes
We willen goed verbonden zijn om onze omgeving en tegelijk een leefomgeving creëren die uitnodigt tot gezond gedrag. Daarom hanteren we het STOMP-principe in ons omgevingsbeleid, bij nieuwe ontwikkelingen en bij herinrichting van de openbare ruimte. Dit betekent dat in plannen eerst aandacht is voor Stappen (wandelen) en Trappen (fietsen), dan Openbaar vervoer en Mobiliteit als service (deelauto’s) en als laatste de Privé-auto.
Op het gemeentelijke en regionale niveau zien we kansen om het gebruik van de fiets nog meer te stimuleren. Niet alleen voor recreatieve tochten maar ook voor woon-werkverkeer naar onder andere Nijmegen. Fietsen is een gezonde, schone, duurzame, goedkope en sociale manier van verplaatsen en past uitstekend bij onze ambities voor een gezonde leefomgeving en het groene karakter van onze gemeente. En zeker door de opkomst van elektrische fietsen biedt de fiets goede mogelijkheden om zowel recreatieve tochten als voor woon-werkverkeer op regionale schaal verder te stimuleren.
De fiets krijgt als vervoermiddel in onze gemeente dan ook voorrang in ons mobiliteitsbeleid.
De dekking van ons huidige fietsroutenetwerk is al behoorlijk goed. Onze ambitie is
om de kwaliteit van het netwerk structureel te verbeteren. We willen het fietspadennetwerk
naar een (nog) hoger niveau tillen en daarbij hanteren we drie uitgangspunten:
· Inrichting van de fietsroute past bij de functie. Dat betekent bijvoorbeeld op drukke
doorgaande routes vrijliggende paden. Op lokale wegen in dorpen en wijken kunnen auto
en fiets samen gebruik maken van de weg met als uitgangspunt dat de veiligheid van
de fietser de hoogste prioriteit heeft. We bekijken per situatie welke mogelijkheden
er zijn om bijvoorbeeld wegen af te sluiten voor gemotoriseerd verkeer of om een weg
als fietsstraat in te richten.
· Op regionaal niveau werken we in samenwerking met onze regionale partners aan kwalitatieve
verbetering van het fietsnetwerk. Kruispunten van auto- en fietsverkeer worden voor
fietsers veilig ingericht en waar mogelijk heeft de fiets voorrang.
· We maken fietsroutes met een hoge belevingswaarde. Dat betekent afwisselend en gekoppeld
aan interessante plekken met een hoge natuur-, belevings- en/of cultuurhistorische
waarde. Uit onderzoek blijkt dat afwisselende en aantrekkelijke routes minstens zo
belangrijk zijn als snelle en korte routes. Hoe aantrekkelijker een route hoe sneller
mensen geneigd zijn de fiets te nemen.

6.3 Elk dorp een goede OV-verbinding
In onze gemeente is elk dorp redelijk goed via openbaar vervoer met Nijmegen verbonden
en daarmee met het landelijke spoorwegennet. We vinden een goede openbaar vervoerverbinding
van elk dorp cruciaal voor de leefbaarheid, vooral de verbinding met Nijmegen. Met
name voor ouderen en jongeren is dit belangrijk. We willen in elk dorp een breed samengestelde
bevolking en dan is openbaar vervoer juist voor deze bevolkingsgroepen cruciaal. Daarnaast
is openbaar vervoer nodig om bewoners een goed alternatief te bieden voor de auto.
We zien het liefst minder autogebruik, maar dan moet er wel een alternatief zijn.
We zetten in op het behouden en versterken van de volgende openbaar vervoerverbindingen:
· Verbinding vanuit elk dorp met Nijmegen
· Verbinding met (station) Mook-Molenhoek
· Verbinding tussen het zuidelijke en noordelijke deel van onze gemeente
· Verbinding met Kleve
De hoogste prioriteit ligt bij behoud van een laagdrempelige, betrouwbare, snelle
openbaar vervoer verbinding met Nijmegen in elk dorp. Dat kan in de vorm van een traditionele
bus of een andere flexibele vorm die beter past. De provincie is verantwoordelijk
en als gemeente hebben we er geen directe invloed op. Wat ons betreft voldoet het
openbaar vervoer in ieder geval aan de volgende voorwaarden:
· In de centrumdorpen Groesbeek, Millingen aan den Rijn en Beek-Ubbergen zetten we
in op meerdere haltes. De overige dorpen hebben minimaal één goed toegankelijke halte
in of direct grenzend aan de bebouwde kom met bij voorkeur altijd een fietsenstalling
en goede verlichting.
· Vanuit elk dorp is de reistijd tot Nijmegen maximaal 30 minuten in de spits. Dit
is in de huidige situatie zo en dat willen we minimaal zo houden. We vinden een frequentie
van minimaal 2x per uur overdag belangrijk. Als de frequentie en/of snelheid omlaag
gaat, kan een vicieuze cirkel ontstaan van afname in gebruik en afschaling en dat
willen we voorkomen. Aandachtspunt is de spitsdrukte op de N325 richting Nijmegen
waar ook de bus last van heeft. Samen met de gemeente Nijmegen en de provincie kijken
we naar oplossingen.
Vanuit oudsher is de openbaar vervoerverbinding tussen ‘hoog en ‘laag’ in onze gemeente beperkt. Hierdoor is Groesbeek als grootste centrumdorp niet goed bereikbaar vanuit de hele gemeente. Onze inzet is om deze verbinding te verbeteren. Daarnaast gaan we met onze partners graag in gesprek over de mogelijkheden om de verbindingen met station Mook-Molenhoek en station Kleve te verbeteren.

6.4 Zorgvuldige en veilige verkeersontsluiting
Voor de toekomst gaan we uit van de bestaande wegen- en infrastructuur. Bij verkeerskundige knelpunten kijken we naar lokale oplossingen. Investeringen zijn vooral gericht op het stimuleren en beter faciliteren van fietsen, wandelen en gebruik van het openbaar vervoer. Waar nodig nemen we maatregelen in de inrichting van wegen om de doorstroming en verkeersveiligheid te verbeteren.
Bij nieuwe ontwikkelingen zoals woningbouw, zetten we in op een zorgvuldige ontsluiting
op de bestaande infrastructuur en het zoveel mogelijk voorkomen van verkeersoverlast,
opstoppingen en onveilige verkeerssituaties. Om dat te bereiken en tot een duurzame
verkeerskundige situatie te komen doorlopen we bij nieuwe ontwikkelingen de volgende
hoofdstappen:
· Het (woning)bouwplan wordt zo ingericht dat wandelen, fietsen, openbaar vervoer
en deelvervoer (mobiliteit als een service) zoveel mogelijk gestimuleerd en gefaciliteerd
wordt. Daarmee proberen we de verkeerstoename (voor de omgeving) zoveel mogelijk te
beperken.
· De nieuwe ontwikkeling wordt op een zorgvuldige en zo optimaal mogelijke manier
aangesloten en ontsloten op de bestaande wegenstructuur. Daarbij onderzoeken we steeds
of de bestaande wegenstructuur voldoende toereikend is voor de benodigde extra capaciteit.
Indien nodig zorgen we voor een of meerdere plekken voor ontsluiting om een te grote
toename van verkeersdruk op één plek te voorkomen.
· Indien nodig nemen we aanvullende maatregelen in de omliggende bestaande infrastructuur
en inrichting in de omgeving van het plan om de verkeerssituatie te verbeteren en
verkeersveiligheid te vergroten. Dat kan bijvoorbeeld bestaan uit het toevoegen van
veilige oversteekplaatsen, geluidsarme bestrating of snelheidsremmende maatregelen.
· Bij de aanpassing van de verkeerssituatie worden omwonenden en andere belanghebbenden
betrokken om samen tot de meest optimale, veilige en leefbare situatie te komen.
6.5 Regionaal profiel ‘pionieren in het groen’
Naast een goede verbondenheid met de regio op het gebied van mobiliteit, willen we ook graag samenwerken met organisaties, gemeenten en bedrijven in de regio. De Groene Metropoolregio is een sterk samenwerkingsverband waar we graag onze rol in hebben. We staan open en zoeken steeds de samenwerking met onze partners in de regio om de opgaven en ambities waar we voor staan te realiseren. We willen in de regio een goede bijdrage leveren en onze eigen positie daarin verder ontwikkelen.
Dit doen we door ons vanuit onze kernkwaliteiten te positioneren en daarbinnen de samenwerking extra te stimuleren. Hierbij kiezen we voor het motto en specialisatie ‘Pionieren in het Groen’. We koppelen onze unieke natuur en landschap en initiatiefrijke bevolking en organisaties aan de kennis en creativiteit van de stad en regio. Voorbeeld is de samenwerking tussen Voedselbos Ketelbroek en restaurant De Nieuwe Winkel dat heeft geleid tot een lokale, gesloten en duurzame voedselketen. Ander voorbeeld is de samenwerking tussen Radboud Universiteit, de gemeente en partijen in het gebied rondom Living Lab. Dit soort kruisbestuivingen zien we graag en dragen we als gemeente graag aan bij.
7 Gezond Milieu, Water en Bodem
7.1 Inleiding
Een relatief schone leefomgeving
De kwaliteit van de bodem, lucht en water is in onze gemeente over het algemeen relatief
goed in vergelijking met andere delen van ons land. We hebben geen snelwegen door
onze gemeente en een relatief beperkte hoeveelheid bebouwing. Wel zorgen houtstook,
landbouw, scheepvaart en evenementen en de nabijheid van het Ruhrgebied voor druk
op aspecten zoals luchtkwaliteit, geluid en lichthinder.
Door de bijzondere geologische ligging hebben we een complex (grond)watersysteem. Het hoge deel van onze gemeente ligt op een stuwwal, het lage deel bestaat uit polders en uiterwaarden in het stroomgebied van de Waal en Rijn. Hierdoor is een complex water- en bodemsysteem ontstaan. Dat heeft ons in de afgelopen eeuwen vele voordelen gebracht. De stuwwal functioneert als ‘blauwe motor’. Het is een belangrijke bron van drinkwater. En de stuwwal zorgt voor water in de wijde regio doordat het hemelwater dat erop valt, infiltreert in diepe lagen in de bodem en als kwel elders weer naar boven komt. De natuur, boeren en bewoners profiteren hiervan. We hebben veel uiteenlopende bodemsoorten met elk haar eigen kwaliteiten en kenmerken. De bodem bevat ook diverse archeologische en cultuurhistorische sporen die het verhaal vertellen van millennia lang menselijk verblijf in onze gemeente. De bodem als schatkamer van onze historie.
Opgaven die spelen
Klimaatverandering en andere ontwikkelingen zorgen ervoor dat de relatief goede bodem-,
water-, lucht- en milieukwaliteit ook bij ons onder druk staat:
· De fysische en cultuurhistorische bodemkwaliteit staat onder druk door landbouwbewerking,
bouwen op de verkeerde plek en een toename van kabels en leidingen in de ondergrond.
· De biologische en chemische kwaliteit van de bodem staat onder druk door bestrijdingsmiddelen,
overbemesting en ammoniakdepositie.
· Door klimaatverandering fluctueert en door inslijting daalt de waterstand en daardoor
neemt kwel af, neemt wegzijging toe en daalt het grondwater in de polders.
· Bij droogte wordt steeds meer water opgepompt waardoor het grondwaterpeil daalt.
· Structurele droogte leidt tot een afname van natuurwaarden, toenemende kans op natuurbranden,
bodemdaling en toenemende kans op woningverzakkingen.
· Perioden van hoge temperaturen leidt tot hittestress en gezondheidsrisico’s voor
kwetsbare mensen.
· Piekbuien leiden met name (bij woningbouw) in de droog- en beekdalen tot bodemerosie
en wateroverlast.
· De kwantiteit en kwaliteit van het (drink- en zwem)water staat onder druk.
· Doorboringen van leem- en kleilagen in de bodem op de stuwwal heeft negatieve gevolgen
voor uittredende kwel en daarmee voor het hele watersysteem.
· De toename van bestrating en betegeling leidt tot minder infiltratie van water in
de bodem.
· Lokaal kunnen houtstook, evenementen en verkeersdrukte leiden tot luchtvervuiling
en geluidsoverlast.
Ambities en doelen
We zijn een groene en gezonde gemeente. Dat willen we blijven en waar het mogelijk
is willen we ons milieu verder verbeteren, schoner en gezonder maken. De lucht, bodem
en water fungeren als leidraad voor een leefbare en gezonde toekomst van onze gemeente.
Onze ambitie is om de huidige kwaliteit niet alleen te behouden maar ook verder te
verbeteren.
We willen de bodem veel meer gaan zien als fundament en vanaf het begin van nieuwe ontwikkelingen als uitgangspunt nemen. Water- en bodemgestuurde ontwikkelingen: alleen ontwikkelingen die passen bij de ondergrond en een duurzaam watersysteem. En we moeten alles op alles zetten om de nadelige effecten van klimaatverandering op ons watersysteem op te vangen. Dat betekent enerzijds de vraag naar water omlaag brengen door besparing en gedragsverandering. En anderzijds door de aanwezigheid van water goed te reguleren en te zorgen voor afvoer dan wel vasthouden op de momenten dat het nodig is.
Om deze ambitie te realiseren hanteren we de volgende sturende principes die we hierna
verder toelichten:
· Een stabiel en flexibel watersysteem: de stuwwal als blauwe motor en de polders
als spons.
· Bodem en water leidend bij ontwikkelingen in de leefomgeving
· Een milieu dat schoon, veilig en leefbaar is.

7.2 Stabiel en flexibel watersysteem
Met de stuwwal en de Waal hebben we een uniek watersysteem. Dat biedt ons vele voordelen
maar het watersysteem wordt ook bedreigd door klimaatverandering. Samen met onze partners
zoals de provincie, het waterschap en buurgemeenten werken we aan een stabiel en flexibel
watersysteem. Een systeem dat zorgt voor een stabiele beschikbaarheid van water. Hierbij
hanteren we deze principes:
· Voorkomen van verdere daling van de grondwaterstand door minder water op te pompen
en de vraag naar water omlaag te brengen via besparing en gedragsverandering.
· Vasthouden, bergen, afvoeren: Samen met onze partners werken we aan maatregelen
om water vast te houden en te bergen voor tijden van droogte en gecontroleerd afvoeren
bij overvloedige regenval.
· Aanpassen aan natuurlijke stromen: We vinden het belangrijk dat de inrichting en
het gebruik van de ruimte meer gaat aansluiten en meebewegen met het natuurlijke watersysteem
en stromen.
Voor het ‘hoge’ en ‘lage’ deel van onze gemeente zijn deze ambities als volgt te vertalen:
· De stuwwal als ‘blauwe motor’: Om de stuwwal ook in de toekomst als blauwe motor
en drinkwatervoorziening te behouden, sturen we maximaal op vasthouden en infiltreren
van water in de bodem. Dat kan door een reeks van maatregelen die allemaal nodig zijn:
ontstenen en vergroenen van de dorpen, hemelwater afkoppelen van het riool, het realiseren
van graften op hellingen, stuwen plaatsen in beken, het voorkomen van het doorboren
van leemlagen en het omvormen van naaldbos tot een (gemengder) loofbos. Belangrijk
is ook om het natuurlijke reliëf van de stuwwal zo min mogelijk aan te tasten. Ook
moeten we ervoor zorgen dat er zo min mogelijk water opgepompt wordt (door besparing
en gedragsverandering van boeren en burgers) om verdere daling van de grondwaterstand
te voorkomen.
· De polders als ‘sponsen’: In het lage deel zouden de polders moeten functioneren
als sponsen. De polders ontvangen minder kwel van zowel de stuwwal als de Waal en
Rijn en hebben te maken met verdroging. Het regenwater moet zoveel als mogelijk op
een goede manier opgenomen worden in het gebied. Belangrijk daarbij is dat de bodem
meer organische stoffen gaat bevatten. Dat verhoogt de wateropname. Maar denk ook
aan het dempen van of stuwen in sloten, afkoppelen van regenwater in de dorpen, minder
verstening en waterbesparing door burgers, bedrijven en boeren.




7.3 Bodem en water sturend bij ontwikkeling
We merken soms dat bebouwing en landgebruik aanwezig zijn op plekken die daar vanuit
de bodem en/ of het watersysteem niet geschikt voor zijn. Dat willen we in de toekomst
voorkomen. En in ieder geval aan het begin van nieuwe ontwikkelingen, of aanpassing
van bestaande situaties, meer rekening houden met de kenmerken, aandachtspunten en
kansen die de ondergrond biedt. Bij elke nieuwe ontwikkeling of aanpassing van bestaande
situaties gaan we eerst kijken naar de bodem en het watersysteem welke risico’s en
belemmeringen er zijn. Om dit op een goede gestructureerde manier te doen gaan we
in samenwerking met onze partners de provincie en het waterschap, een attentiekaart
ontwikkelen waarop per type attentiegebied de volgende aspecten zijn aangegeven:
· Hoe het natuurlijke water- en bodemsysteem precies in elkaar zit
· Welke risico’s en belemmeringen er zijn
· Waar de ondergrond voor geschikt is en welke kansen er zijn
Een voorbeeld van een risico is de aanwezigheid van ondoorlatende klei- en leemlagen in de bodem. We moeten voorkomen dat deze doorboord worden bij nieuwe ontwikkelingen omdat zij cruciaal zijn voor het vasthouden van water in de bodem. Op deze attentiekaart geven we ook aan welke kansen er liggen vanuit bodem en water. Bijvoorbeeld kansen voor energiesystemen of gronden die geschikt zijn voor landbouw of natuurontwikkelingen. De attentiekaart moet dienen als hulpmiddel om bij nieuwe ontwikkelingen of aanpassing van bestaande situaties, goed in beeld te krijgen welke kansen en aandachtspunten er zijn. En te zorgen dat deze vroegtijdig meegenomen worden in de afwegingen en uitwerking van plannen. En wordt er toch gekozen voor een locatie die er eigenlijk niet geschikt voor is, dan geven we aan welke passende maatregelen mogelijk zijn op die locatie.
De inzijggebieden van de Natura 2000 gebieden De Bruuk en Sint Jansberg vragen specifieke aandacht. Voor De Bruuk en Sint-Jansberg is schoon grondwater met zeer lage gehalten aan meststoffen van levensbelang. Deze gebieden zijn extra gevoelig voor uitspoeling van meststoffen doordat ze uit lössbodems bestaan. We willen gericht op zoek naar maatregelen in de inzijggebieden van deze natuurgebieden om de waterkwaliteit en het vasthouden van water structureel te verbeteren. Dat kan bijvoorbeeld door in te zetten op andere teelten en/of landbouwmethoden zoals (voedsel)bossen in combinatie met extensivering en/of verbreding van veehouderijen.
Diepe zandwinning kan het karakteristieke landschap, de biodiversiteit en de leefkwaliteit onherstelbaar aantasten. De gemeente Berg en Dal sluit daarom nieuwe locaties voor diepe zandwinningsactiviteiten in de toekomst uit evenals uitbreiding van bestaande zandwinlocaties.



7.4 Actief sturen op milieu aspecten
De komende jaren gaan we actiever beleid maken voor een schoon, veilig en aangenaam milieu. We onderscheiden de volgende milieuthema’s luchtkwaliteit, omgevingsgeluid, geur, licht, trillingen, externe veiligheid en bodem. Voorlopig behouden we de huidige milieuregels en normen en gaan er actiever op sturen bij nieuwe ontwikkelingen. Op termijn scherpen we de normen mogelijk aan, als daar voor thema’s of locaties goede aanleiding voor is. Met name geluid en lucht vragen extra aandacht.
Voldoende stilte vinden we niet alleen voor de natuur van belang maar ook voor onze inwoners. In onze gemeente leidt met name verkeer tot geluidsoverlast. In de uitwerking van deze visie kijken we naar maatregelen om de overlast van verkeer te verminderen.
Ander belangrijk thema is luchtkwaliteit. Onlangs hebben we ons aangesloten bij het Schone Lucht Akkoord. Samen met het rijk, provincies en vele andere gemeenten hebben we de ambitie om voor gezonde lucht te zorgen. De luchtkwaliteit in onze gemeente is relatief goed en de afgelopen decennia sterk verbeterd. Toch vinden we het belangrijk om verdere stappen te zetten. De Corona-pandemie heeft het belang van een goede gezondheid weer duidelijk gemaakt. Met het akkoord omarmen we de ambitie om een permanente verbetering van de luchtkwaliteit te realiseren en toe te werken naar de WHO-advieswaarden voor stikstofdioxide en fijnstof in 2030. Het streven is om in 2030 minimaal 50% gezondheidswinst te behalen ten opzichte van 2016. Dat zijn landelijke doelen waar we samen met andere gemeenten, provincie en het rijk (en het liefst ook met de Duitse buren) aan werken.
In het Schone Lucht Akkoord staat een aantal sectoren centraal om tot een daling van
de uitstoot van stikstofdioxide en fijnstof te komen. Voor deze sectoren hebben we
de volgende ambities:
· Mobiliteit: we zetten in op het verbeteren van de fietsinfrastructuur en het openbaar
vervoer. We proberen het autogebruik terug te verminderen en daarmee de uitstoot van
schadelijke stoffen.
· Landbouw: we zien graag extensivering (kringloop) en verbreding van de landbouw
en dat moet ook de uitstoot van stikstof en andere stoffen omlaag brengen.
· Scheepvaart: met name rondom Millingen aan de Rijn is sprake van uitstoot van schadelijke
stoffen door de scheepvaart. In samenwerking met partners proberen we deze uitstoot
te verminderen.
· Houtstook: Lokaal kan houtstook zorgen voor overlast en verminderde luchtkwaliteit.
We onderzoeken hoe we de effecten hiervan kunnen verminderen. zodat overlast door
houtstook wordt beperkt. Bijvoorbeeld het ontmoedigen van houtkachels in nieuwe woningen.
· Industrie: we hebben in onze gemeente nauwelijks industrie maar ook hier proberen
we in samenspraak met ondernemers winst te behalen.

8 Uitwerkingsagenda
8.1 Inleiding
In de voorgaande hoofdstukken hebben we de doelen en ambities benoemd voor behoud en ontwikkeling van de leefomgeving in de gemeente Berg en Dal. Hiermee geven we een opdracht aan onszelf om ermee aan de slag te gaan en doen we een uitnodiging naar de samenleving om met plannen te komen die eraan bijdragen. We gebruiken de omgevingsvisie ook om dorpsagenda’s te stimuleren en in de communicatie met onze partners.
In dit laatste hoofdstuk geven we aan hoe we met de omgevingsvisie verder willen gaan en wat we als gemeente zelf gaan doen om uitwerking en uitvoering aan te geven.
We gaan op drie manieren aan de slag met deze omgevingsvisie:
· Versterken van de samenwerking met andere overheden, bedrijfsleven, non-profit organisaties,
boeren en burgers.
· Het opstellen van omgevingsprogramma’s om voor bepaalde thema’s en/of deelgebieden
de doelen en ambities uit te werken en te vertalen naar maatregelen.
· Het gebruik van de doelen en ambities bij het begeleiden en toetsen van initiatieven
en plannen vanuit de samenleving.
· De vertaling van doelen en ambities naar beleidsregels in het omgevingsplan.
8.2 Samenwerking met partners
We kunnen het realiseren van de doelen en ambities in deze omgevingsvisie als gemeente niet alleen. Daar hebben we andere overheden, het bedrijfsleven, non-profit organisaties en verenigingen, boeren en burgers hard bij nodig.
De omgevingsvisie vormt voor ons de agenda om met hen in gesprek te gaan en de samenwerking
te zoeken bij het uitwerken van de doelen en ambities tot praktisch beleid en maatregelen:
· We gebruiken de omgevingsvisie als communicatiemiddel in gesprekken met hogere overheden
zoals het rijk, de provincie en de regio.
· We willen samen met lokale (non-profit) organisaties en verenigingen werken aan
het vertalen van de doelen en ambities in praktisch beleid en concrete maatregelen.
Dat doen we onder andere door het opstellen van programma’s voor deelgebieden en/of
thema’s en daar betrekken we hen bij (zie paragraaf 8.2).
· We nodigen burgers, boeren, bedrijven en anderen uit om met plannen en initiatieven
te komen die passen bij de doelen en ambities van de omgevingsvisie (zie paragraaf
8.3). Hoe meer plannen daarop aansluiten hoe meer de gemeente meewerkt aan realisatie
ervan.
· Daarnaast betrekken we inwoners actief bij het realiseren van deze visie. Bijvoorbeeld
door educatiecampagnes gericht op bewustwording over biodiversiteit en duurzame energie.
We ondersteunen burgerinitiatieven zoals boomplantacties of buurtmoestuinen die bijdragen
aan de groene ambitie.
8.3 Omgevingsprogramma’s
We hebben in Berg en Dal bepaald dat de omgevingsvisie abstract blijft en doelen en
ambities voor de lange termijn bevat. Voor bepaalde thema’s en deelgebieden werken
we beleid uit in omgevingsprogramma’s. Voor ons is dit een belangrijk beleidsinstrument
van de Omgevingswet om zelf aan de slag te gaan met de doelen en ambities. We onderscheiden
drie type omgevingsprogramma’s:
· Themaprogramma: uitwerking een thema dat speelt in de hele gemeente.
· Dorpsprogramma: uitwerking een specifiek dorp (en directe omgeving).
· Gebiedsprogramma: uitwerking voor een samenhangend deelgebied.
De opdracht voor het opstellen van een programma volgt uit de omgevingsvisie. Bij de start bepalen we welke ambities en doelen vanuit deze omgevingsvisie voor het programma relevant zijn. Bij de afronding benoemen we hoe het programma bijdraagt aan de doelen en ambities uit de omgevingsvisie en of eventuele herijking van de visie gewenst is.
Actueel vastgesteld beleid en lopende beleidstrajecten zien we vanaf nu ook als een
omgevingsprogramma dat aansluit bij de omgevingsvisie. Daarnaast benoemen we een aantal
nieuw op te stellen omgevingsprogramma’s. We gaan de komende jaren in ieder geval
met de volgende programma’s aan de slag:
· Programma Landschap: het bestaande landschapsontwikkelingsplan (LOP) loopt in 2025
af. Deze gaan we actualiseren. De omgevingsvisie dient als integraal vertrekpunt in
de uitwerking naar beleid voor landschap, natuur en water in de verschillende deelgebieden.
· Programma Mobiliteit: hierin werken we onze ambities en doelen uit voor het faciliteren
en stimuleren van het openbaar vervoer, wandelen en fietsen. Een van de onderdelen
is een passend hercategorisering van wegen.
· Programma Klimaatneutraal in 2050: uitwerking van de doelen en ambities om onze
klimaatdoelstellingen te bereiken, onder andere door een lokale energiestrategie en
een zorgvuldige integratie van duurzame energie in het landschap.
· Programma Attentiekaart Water en bodem: we brengen het natuurlijke systeem in kaart
en benoemen vanuit daar de kansen en beperkingen voor (bouw)ontwikkelingen.
· Dorpsprogramma’s: de komende jaren stellen we dorpsprogramma’s op. Doelen en ambities
uit deze visie worden naar de situatie voor een dorp vertaald en uitgewerkt tot maatregelen.
We maken een dorpsprogramma nadrukkelijk samen met het dorp en zoeken de aansluiting
met de dorpsagenda’s waarin de dorpen zelf hun doelen en ambities verwoord hebben.
De dorpsagenda’s hebben over het algemeen een kortere termijn en zo kunnen dorpsprogramma
en dorpsagenda elkaar aanvullen en versterken. Aan de hand van urgentie en prioriteit
kiezen we één dorp om als eerste met dit nieuwe instrument te gaan werken (pilot).

8.4 Checklist voor initiatieven
Deze omgevingsvisie is mede bedoeld als uitnodigings-, inspiratie- en toetsingsinstrument voor ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving. Het is een uitnodiging aan de samenleving om met plannen te komen die passen bij de ambities en doelen zoals in voorgaande hoofdstukken benoemd. De tabel hiernaast bevat een overzicht van de aspecten die wij als gemeente belangrijk vinden bij toekomstige (woning)bouwontwikkelingen. Dit lijstje is bedoeld als checklist voor initiatiefnemers bij het maken van plannen en voor de gemeente bij het begeleiden en beoordelen daarvan. Niet elk aspect is van toepassing op elk plan, we nodigen initiatiefnemers uit om te motiveren hoe met deze aspecten rekening wordt gehouden en waar zij denken een bijdrage aan te kunnen leveren. Hoe beter het plan hierop scoort, hoe meer de gemeente meewerkt aan realisatie.
Daarnaast is dit lijstje van belang bij het bepalen van een eventuele financiële bijdrage die wij van initiatiefnemers kunnen vragen. De ‘financiële bijdrage’ is voor gemeenten een nieuw financieel instrument in de omgevingswet, naast het al bestaande kostenverhaal. Het is bedoeld om aan initiatiefnemers een bijdrage te vragen aan maatschappelijk relevante ontwikkelingen in de leefomgeving. Denk aan de ontwikkeling van natuur, landschap of een evenwichtige woningvoorraad.
We hebben als gemeente vanuit de wetgeving de keuze om een financiële bijdrage af te dwingen of in overleg met initiatiefnemers te bepalen (minnelijk). Bij voorkeur gaat het zoveel mogelijk in overleg. Bij de uitwerking van deze visie gaan we als gemeente bepalen hoe we met de financiële bijdrage om willen gaan. Daarbij hanteren we in ieder geval de gewenste ontwikkelingen zoals in deze omgevingsvisie zijn benoemd.

8.5 Vertalen naar omgevingsplan
Iedere gemeente heeft onder de Omgevingswet één omgevingsplan. Het omgevingsplan bevat algemene regels voor bescherming en ontwikkeling van de fysieke leefomgeving. Sinds de invoering van de Omgevingswet (1 januari 2024) hebben we automatisch een omgevingsplan dat bestaat uit alle (voormalige) bestemmingsplannen en verordeningen. Dit tijdelijke omgevingsplan zetten we stapsgewijs om tot een volledig omgevingsplan. Daarvoor hebben we tot 2032.
De basis voor dit omgevingsplan zijn bestaande regels die we nu hebben. Daarnaast gaan we de ambities en doelen uit deze omgevingsvisie erin verwerken. Dat doen we door voor elk deelgebied en dorp op een rijtje te zetten welke doelen en ambities daar precies van toepassing zijn (zie onder andere de voorgaande hoofdstukken en de visiekaart hieronder). Vervolgens bepalen we of en hoe deze in (juridische) regels vertaald kunnen worden.

Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl