Beleidsregels verlagen uitkering in verband met de woonsituatie in de gemeente Enschede 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 05-07-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels verlagen uitkering in verband met de woonsituatie in de gemeente Enschede 2025

Het college van burgemeester en wethouders;

gelet op titel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

gelet op artikel 27 van de Participatiewet;

b e s l u i t :

overwegende dat het om redenen van rechtszekerheid en doelmatigheid wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor het verlagen van de bijstandsuitkering in verband met de woonsituatie in de gemeente Enschede.

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

  • 2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

    • a.

      het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente;

    • b.

      belanghebbende: belanghebbende van 21 jaar of ouder met een uitkering ingevolge de Participatiewet;

    • c.

      de gehuwdennorm: de norm als bedoeld in artikel 21 onder b van de Participatiewet;

    • d.

      woonkosten (huur- en hypotheekkosten)

      • -

        indien een huurwoning wordt bewoond, de per maand geldende huurprijs, bedoeld in artikel 1 onderdeel d, van de Wet op de huurtoeslag;

      • -

        indien een eigen woning wordt bewoond, de tot een bedrag per maand omgerekende som van de verschuldigde hypotheekrente en de in verband met het in eigendom hebben van de woning te betalen zakelijke lasten en een naar omstandigheden vast te stellen bedrag voor onderhoud;

    • e.

      woonlasten: de overige kosten die verbonden zijn aan het bewonen van een woning (gas, water, elektra)

    • f.

      wet: Participatiewet

Artikel 2. Verlaging uitkeringsnorm in verband met woonsituatie

De verlaging in verband met de woonsituatie, als bedoeld in artikel 27 van de wet, bedraagt:

  • a.

    11% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond waarvoor de belanghebbende (zelf) geen woonkosten betaalt;

  • b.

    9% van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond, waarvoor de belanghebbende (zelf) geen woonlasten betaalt;

  • c.

    20 % van de gehuwdennorm indien een woning wordt bewoond, waarvoor de belanghebbende (zelf) geen woonkosten betaalt en geen woonlasten heeft;

  • d.

    20% van de gehuwdennorm indien geen woning wordt bewoond.

Artikel 3. Geen verlaging van de uitkeringsnorm in verband het onbewoonbaar zijn van een woning als gevolg van een onvoorzienbare overmachtssituatie.

Er wordt gedurende een periode van maximaal 3 maanden geen verlaging van de uitkeringsnorm, als bedoeld in artikel 27 van de wet, toegepast indien:

  • -

    woonkosten en/of woonlasten ontbreken, omdat de woning tijdelijk onbewoonbaar is als gevolg van een onvoorzienbare overmachtssituatie.

Artikel 4. Intrekken beleidsregel

De “Beleidsregel verlagen uitkering in verband met schoolverlaters Participatiewet Enschede 2018” wordt met ingang van 1 januari 2025 met terugwerkende kracht ingetrokken.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking met ingang van de dag na bekendmaking en werken terug tot en met 1 januari 2025.

Artikel 6. Citeertitel

Deze beleidsregel wordt aangehaald als: “beleidsregels verlagen uitkering in verband met de woonsituatie in de gemeente Enschede 2025”

Ondertekening

Vastgesteld bij besluit van burgemeester en wethouders d.d.1 juli 2025.

Burgemeester en Wethouders van Enschede,

de loco-Secretaris, E.A. Smit

de Burgemeester, R.W. Bleker

TOELICHTING

Algemene toelichting

Op grond van artikel 27 van de wet kan het college de norm, bedoeld in artikel 21 van de wet, lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemene noodzakelijke kosten van het bestaan heeft dan waarin de norm voorziet als gevolg van zijn woonsituatie, waaronder begrepen het niet aanhouden van een woning. Het college kan beleidsregels vaststellen als er lagere woonkosten, woonlasten of geen woonkosten of woonlasten zijn. De bevoegdheid van het college is vastgelegd in artikel 27 van de wet.

Deze beleidsregels zijn van toepassing op belanghebbenden van 21 jaar of ouder maar jonger dan de pensioengerechtigde leeftijd met een uitkering ingevolge de Participatiewet, de IOAW, IOAZ en Bbz.

Deze beleidsregels zijn niet van toepassing op een commerciële huurovereenkomst en de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a, artikel 22 jongerennorm, artikel 23 norm inrichting en artikel 24 niet rechthebbende partner van de wet.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1 Begripsbepalingen

Geen toelichting nodig.

Artikel 2 Verlaging uitkeringsnorm in verband met woonsituatie

Er is gekozen voor een vast percentage van de gehuwdennorm. Dit is duidelijker en makkelijker uitvoerbaar. Bovendien wordt de uitkeringsnorm (half) jaarlijks geïndexeerd.

Het college kan, op grond van artikel 27 van de Participatiewet, de bijstandsnorm lager vaststellen voor zover de belanghebbende lagere algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan heeft als gevolg van zijn woonsituatie. Dit geldt niet alleen voor de huur- en hypotheekkosten, maar ook voor de kosten voor gas, water en elektriciteit.

De kortingspercentages gebaseerd /afgestemd zijn op de basishuur uit artikel 16 van de wet op de huurtoeslag (bij ontbreken woonkosten) en de gemiddelde Nibud-bedragen voor gas, water en licht (bij ontbreken woonlasten). Dat de korting hiermee evenredig wordt geacht en dat in het geval toepassing van de beleidsregel voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen, er via artikel 4:84 Awb afgeweken kan worden van de beleidsregel.

Lid d is van toepassing bij dak- en thuislozen (ook diegenen die vaak van adres wisselen) en een postadres hebben.

Voor het lager vaststellen van de uitkeringsnorm gebruikt het college de uitkeringsnorm voor gehuwden. Ook als de inwoner een alleenstaande uitkeringsnorm heeft wordt de korting gebruikt van de gehuwden uitkeringsnorm. Dit heeft te maken met het feit dat de woonkosten en woonlasten voor gehuwden en een alleenstaande nagenoeg hetzelfde zijn. Ook voor dak- en thuislozen die geen woonkosten en woonlasten hebben wordt de uitkeringsnorm van gehuwden gebruikt.

Artikel 3. Geen verlaging van de uitkeringsnorm in verband het onbewoonbaar zijn van een woning als gevolg van overmacht.

Als een woning tijdelijk onbewoonbaar is vanwege een onvoorzienbare overmachtssituatie, waardoor geen woonkosten en/of woonkosten hoeven worden betaald, dan wordt gedurende een periode van maximaal 3 maanden de uitkering niet verlaagd. Voorbeelden hiervan zijn: woningen die onbewoonbaar raken als gevolg van brand- storm- of waterschade. Gelet op de (negatieve) impact van een dergelijke situatie op de belanghebbende(n) in combinatie met het tijdelijke karakter wordt het niet redelijk geacht om gedurende de eerste 3 maanden de verlaging toe te passen. Dit artikel is niet van toepassing op renovatie en groot onderhoud van de woning. Deze werkzaamheden zijn voorzienbaar en er is geen sprake van een acute noodsituatie.

Artikel 4. Intrekken beleidsregel

Geen toelichting nodig.

Artikel 5. Inwerkingtreding

Geen toelichting nodig.

Artikel 6. Citeertitel

Geen toelichting nodig.