Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741652
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741652/1
Participatieverordening
Geldend van 08-07-2025 t/m heden
Intitulé
ParticipatieverordeningGemeente West Maas en Waal 2025
Besluit van de raad van de gemeente West Maas en Waal tot vaststelling van de participatieverordening gemeente West Maas en Waal 2025.
De raad van de gemeente West Maas en Waal;
gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 7 mei 2025;
gelet op de artikelen 149 en 150 van de Gemeentewet;
besluit vast te stellen de volgende verordening:
Participatieverordening gemeente West Maas en Waal 2025.
Paragraaf 1. Algemene bepalingen
Artikel 1. Onderwerp verordening
Deze verordening regelt de betrokkenheid van bewoners bij de ontwikkeling van gemeentelijk beleid (voorbereiding, uitvoering en evaluatie) en de rol van het college van burgemeester en wethouders en de gemeenteraad in deze processen. Deze verordening is daarnaast van toepassing op de manier waarop de gemeente reageert of ondersteuning biedt aan initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of andere betrokkenen of belanghebbenden.
Artikel 2. Definities
In deze verordening wordt verstaan onder:
- *
beleidsvoornemen: voornemen van een bestuursorgaan tot het vaststellen of wijzigen van beleid;
- *
participatie: betrekken van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van gemeentelijk beleid of gemeentelijke plannen (inwonerparticipatie), alsmede (het vanuit de gemeente ondersteunen van) initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en andere belanghebbenden met impact op de lokale samenleving en leefomgeving (overheidsparticipatie).
- *
Inwonerparticipatie en overheidsparticipatie kunnen de vorm aannemen van meeweten, meedenken, meewerken en meebeslissen.
- *
inwonerinitiatief: initiatieven van inwoners, maatschappelijke organisatie, bedrijven en andere belanghebbenden, of een combinatie daarvan, met impact op de lokale samenleving en leefomgeving.
- *
inspraak: een door of namens een bestuursorgaan georganiseerde gelegenheid voor inwoners, bedrijven en andere belanghebbenden om hun mening over beleidsvoornemens te geven en daarover toelichting te geven en van gedachten te wisselen voorafgaand aan de definitieve besluitvorming door de gemeenteraad, of door het bestuursorgaan;
- *
bestuursorgaan: afhankelijk van de situatie wordt hiermee bedoeld de gemeenteraad, het college van burgemeester en wethouders of de burgemeester.
Artikel 3. Doelstelling en reikwijdte
- 1.
Deze verordening beoogt de kwaliteit van democratische processen te vergroten, de samenwerking tussen gemeente en inwoners te versterken en helderheid te scheppen over proces en rolverdeling.
- 2.
Deze verordening is niet van toepassing op beleidsvoornemens en voorgenomen besluiten waarvoor op grond van andere wet- en regelgeving een andere vorm van participatie of inspraak is voorgeschreven.
Paragraaf 2. Inwonerparticipatie
Artikel 4. Onderwerp van participatie
- 1.
Participatie wordt in beginsel toegepast als dit nodig en mogelijk is en wanneer het te verwachten is dat er inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven en belanghebbenden zijn die in aanzienlijke mate geraakt zullen worden door het betreffende beleid of besluit, ofwel wanneer te verwachten is dat inwoners, maatschappelijke organisaties, bedrijven of belanghebbenden over relevante ervaringskennis of inzichten beschikken die bruikbaar zijn bij de ontwikkeling van het beleid of besluit.
- 2.
Participatie wordt in beginsel niet toegepast:
- a.
ten aanzien van ondergeschikte herzieningen van een eerder vastgesteld beleidsvoornemen;
- b.
als participatie bij of krachtens wettelijk voorschrift is uitgesloten;
- c.
als sprake is van uitvoering van hogere regelgeving waarbij het bestuursorgaan geen of nauwelijks beleidsvrijheid heeft;
- d.
ten aanzien van een beleidsvoornemen dat uitsluitend of hoofdzakelijk betrekking heeft op interne of organisatorische aangegelegenheden van de gemeente;
- e.
als het beleidsvoornemen betrekking heeft op de begroting, de tarieven voor gemeentelijke dienstverlening en belastingen bedoeld in hoofdstuk XV van de Gemeentewet;
- f.
als de uitvoering van een beleidsvoornemen dermate spoedeisend is dat participatie niet kan worden afgewacht;
- g.
als het belang van participatie niet opweegt tegen het belang van de verantwoordelijkheid van de gemeente voor kwetsbare groepen in de samenleving.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders neemt elk jaar een participatieparagraaf op in de begroting waarin de speerpunten voor participatie in het komend jaar benoemd worden.
Artikel 5. Participatieproces
- 1.
Het bestuursorgaan stelt bij de start van een participatieproces vast op welke manier participatie wordt toegepast. Indien participatie wordt toegepast, neemt het bestuursorgaan in beginsel over de volgende punten een besluit:
- a.
het doel en de intentie van participatie;
- b.
het niveau dan wel de niveaus van participatie, waarbij een keuze wordt gemaakt uit: meeweten, meedenken, meewerken of meebeslissen.
- c.
de kernvragen, de beïnvloedingsruimte en/of de inhoudelijke, financiële en overige kaders voor de participatie;
- d.
de te betrekken doelgroepen, de wijze waarop verschillende groepen belanghebbenden worden benaderd en de wijze waarop de deelnemers hun inbreng kunnen leveren;
- e.
de begroting van de kosten van het participatieproces.
- f.
De doorlooptijd van het participatieproces.
- 2.
Het bestuursorgaan maakt voor de start van het participatieproces het voornemen hiertoe bekend op de voor dat proces geschikte wijze.
- 3.
Indien (tussentijdse) omstandigheden het noodzakelijk maken om de kaders bedoeld in het eerste lid onder c. of de inrichting van het proces aan te passen, zorgt het bestuursorgaan ervoor dat deelnemers hierover zo snel mogelijk worden geïnformeerd.
- 4.
Bij participatie ten behoeve van de voorbereiding van een raadsvoorstel informeert het college van burgemeester en wethouders de gemeenteraad zo snel mogelijk over de uitkomst van artikel 4, lid 1 (via de LTA) en door toezending van het in het eerste lid bedoelde besluit (via LTA en via verwijzing naar toekomstige startnotitie of informatienota over het project / initiatief / op te stellen beleid met daarin de aanpak voor participatie).
- 5.
Het bestuursorgaan kan voor specifieke beleidsterreinen nadere regelingen treffen.
Artikel 6. Besluitvorming participatieproces
- 1.
Het bestuursorgaan maakt voorafgaand aan de start van het participatieproces bekend op welke wijze de gemeente zal omgaan met de uitkomsten van het participatieproces en op welke wijze de besluitvorming zal plaatsvinden en kiest daarbij uit de volgende mogelijkheden:
- a.
het bestuursorgaan neemt kennis van de uitkomsten van het participatietraject en zal nader afwegen of en in welke mate deze kunnen worden meegenomen in de politieke besluitvorming, behorend tot de trede meedenken;
- b.
het bestuursorgaan beschouwt de adviezen en conclusies uit het participatietraject als een zwaarwegend uitgangspunt bij politieke besluitvorming en kán, als dat echt echt nodig is, afwijkend besluiten, behorend tot de trede meewerken;
- c.
het bestuursorgaan neemt de adviezen en conclusies uit het participatietraject over mits deze passen binnen de vooraf gestelde inhoudelijke, financiële en procedurele kaders, behorend tot de trede meebeslissen;
- 2.
Het bestuursorgaan kan na afloop van het participatieproces in uitzonderlijke gevallen van de op grond van het eerste lid gemaakte keuze afwijken, als:
- het participatietraject sterk uiteenlopende visies opleverde;
- betrokken belangen onvoldoende zijn meegewogen;
- de groep participanten te eenzijdig samengesteld was;
- participatie leidde tot nieuwe ideeën en inzichten die op gespannen voet staan met de vooraf gestelde kaders;
- dit anderzijds noodzakelijk is.
- 3.
De afwijking van de uit hoofde van het eerste lid gemaakte keuze wordt expliciet gemotiveerd en gecommuniceerd aan de deelnemers aan het participatietraject.
Artikel 7. Eindverslag participatie
- 1.
Ter afronding maakt het bestuursorgaan een eindverslag op. Het eindverslag bevat in ieder geval:
- a.
een overzicht van de gevolgde participatieprocedure op hoofdlijnen;
- b.
een weergave van de belangrijkste uitkomsten van het participatieproces;
- c.
een reactie van het bestuursorgaan op deze uitkomsten, en de wijze waarop het
- d.
bestuursorgaan de inbreng heeft benut bij de uitwerking van het beleidsvoorstel of uitvoeringsplan.
- e.
een beknopte evaluatie van het participatieproces met de belangrijkste geleerde lessen.
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders brengt het eindverslag ter kennis van de raad indien het participatie bij een raadsvoorstel betreft.
Paragraaf 3. Inspraak
Artikel 8. Onderwerp van inspraak
- 1.
Elk bestuursorgaan besluit ten aanzien van zijn eigen bevoegdheden of inspraak wordt verleend bij de voorbereiding van gemeentelijk beleid.
- 2.
Inspraak wordt altijd verleend indien de wet daartoe verplicht.
Artikel 9. Inspraakprocedure
- 1.
Op inspraak is de procedure van afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing.
- 2.
Het bestuursorgaan kan voor een of meer beleidsvoornemens een andere inspraakprocedure vaststellen.
- 3.
Ter afronding van de inspraak maakt het bestuursorgaan een eindverslag op.
- 4.
Het eindverslag bevat in elk geval:
- a.
een overzicht van de gevolgde inspraakprocedure;
- b.
een weergave van de zienswijzen die tijdens de inspraak mondeling of schriftelijk naar voren zijn gebracht;
- c.
een reactie op deze zienswijzen, waarbij met redenen omkleed wordt aangegeven op welke punten al dan niet tot aanpassing van het beleidsvoornemen wordt overgegaan.
- 5.
Het bestuursorgaan maakt het eindverslag op de gebruikelijke wijze openbaar.
Paragraaf 4. Overheidsparticipatie
Artikel 10
- 1.
Overheidsparticipatie wordt toegepast indien naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders het publieksinitiatief past binnen de kaders van het gemeentelijk beleid en bijdraagt aan de doelstellingen van het gemeentelijk beleid, en/of anderszins een positieve maatschappelijke bijdrage levert aan de lokale samenleving.
- 2.
Het college van burgemeester en wethouders kan aan de overheidsparticipatie vooraf de voorwaarde verbinden dat inwoners, bedrijven en andere direct belanghebbenden in voldoende mate bij het publieksinitiatief worden betrokken.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders kan afzien van overheidsparticipatie aan publieksinitiatieven als er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat:
- a.
het initiatief doelstellingen beoogt die in strijd zijn met de wet of het algemeen belang;
- b.
het een onderwerp betreft dat niet behoort tot de bevoegdheid van de gemeente of de uitvoering van besluiten van hogere bestuursorganen waaromtrent de gemeente geen beleidsvrijheid heeft;
- c.
er sprake is van onvoldoende draagvlak voor het initiatief bij omwonenden, belanghebbenden of de betrokken inwoners;
- d.
het initiatief naar het oordeel van het college van burgemeester en wethouders op financiële, juridische of praktische gronden niet haalbaar is;
- e.
het een onderwerp betreft waartegen een bezwaar- of beroepsprocedure in de zin van hoofdstuk 7 van de Algemene wet bestuursrecht openstaat of onderwerpen waarover de burgerlijke rechter is gevraagd een oordeel uit te spreken;
- f.
een onderwerp dat overwegend het privébelang van de indiener dient.
- 4.
Als het college van burgemeester en wethouders besluit om overheidsparticipatie toe te passen, kan het besluiten het publieksinitiatief te ondersteunen door middel van:
- a.
het (eventueel tijdelijk) ter beschikking stellen van ruimtes of huisvesting;
- b.
het beschikbaar stellen van een aanjaagbudget, subsidie of andere financiële middelen;
- c.
de inzet van ambtelijke expertise, netwerken of ondersteuning;
- d.
andere vormen van ondersteuning.
- 5.
De in lid 4 genoemde onderdelen van dit artikel zijn in geen enkele situatie afdwingbaar. Besluit over het wel of niet toepassen ervan is altijd maatwerk.
- 6.
De besluiten van het college van burgemeester en wethouders om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen, sturen zij, inclusief het publieksinitiatief, aan de gemeenteraad. Dit gaat om informeren van de raad.
- 7.
Het college van burgemeester en wethouders informeert de indiener van het publieksinitiatief over het besluit om wel of niet overheidsparticipatie toe te passen.
Paragraaf 5. Omgevingswet
Artikel 11. Omgevingsplan en omgevingsvergunning
- 1.
Vanaf het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet vindt participatie over omgevingsplannen en omgevingsvergunningen plaats overeenkomstig het bepaalde bij en krachtens de Omgevingswet.
- 2.
Voor buitenplanse omgevingsplanactiviteiten waarvoor het college van burgemeester en wethouders bevoegd gezag is, heeft de gemeenteraad een lijst vastgesteld met categorieën van gevallen waarvoor participatie verplicht is. De indiener van de aanvraag omgevingsvergunning dient de participatie te organiseren of is daarvoor verantwoordelijk.
- 3.
Het college van burgemeester en wethouders verwijst naar Omgevingsdienst Rivierenland voor richtijnen voor participatie bij de aangewezen verplichte gevallen in het kader van de Omgevingswet.
- 4.
Het verslag van het participatieproces, bijbehorende uitkomst en hoe dit is verwerkt in de aanvraag, maakt onderdeel uit van de aanvraag om omgevingsvergunning of aanvraag om wijziging van het omgevingsplan.
Paragraaf 6. Slotbepalingen
Artikel 12. Evaluatie en monitoring
- 1.
De uitvoering van deze verordening wordt eenmaal per raadsperiode geëvalueerd. Het college van burgemeester en wethouders zendt hiertoe een verslag aan de gemeenteraad.
- 2.
Ten behoeve van de evaluatie verzamelen burgemeester en wethouders systematisch informatie over over de wijze waarop participatieprocessen zijn georganiseerd, de betrokken inwoners, de rolinvulling door raad en college, het resultaat van de participatie, de belangrijkste ervaringen en geleerde lessen en de werking van deze verordening.
Artikel 13. Intrekking oude regeling
De Inspraakverordening wordt ingetrokken op de datum dat deze verordening in werking treedt.
Artikel 14. Inwerkingtreding en citeertitel
- 1.
Deze verordening treedt in werking op de dag na de bekendmaking.
- 2.
Deze verordening wordt aangehaald als: Participatieverordening gemeente West Maas en Waal 2025.
Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van de gemeente West Maas en Waal, gehouden op 26 juni 2025.
De raad van West Maas en Waal,
Ondertekening
C. (Elles) Jansen-Bouwman V.M. (Vincent) van Neerbos
griffier voorzitter
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl