Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741465
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741465/1
Regeling vervalt per 31-12-2027
Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2025
Geldend van 03-07-2025 t/m 30-12-2027
Intitulé
Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2025Het college van burgemeester en wethouders van Amsterdam,
Gelet op artikel 160, eerste lid, van de Gemeentewet en artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 besluit de volgende regeling vast te stellen:
Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2025
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
In deze subsidieregeling wordt verstaan onder:
- -
ASA 2023: Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023;
- -
College: college van burgemeester en wethouders;
- -
Energiearmoede: als een huishouden meer dan 10% van het besteedbaar inkomen kwijt is aan energielasten;
- -
Gebied: de stadsdelen, het stadsgebied en de gebieden zoals genoemd in artikel 1 van de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022, of wijken en buurten die binnen deze gebieden liggen;
- -
Huishouden: een of meer volwassenen met of zonder kinderen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voeren of wensen te voeren waarbij er sprake is van bewuste wederzijdse zorg en taakverdeling die het enkel gezamenlijk bewonen van een bepaalde woonruimte te boven gaat en waarbij de intentie bestaat om voor onbepaalde periode samen te wonen;
- -
Stadsdeel: een van de zeven stadsdelen en het stadsgebied Weesp zoals genoemd in artikel 1 van de Verordening stadsdelen en stadsgebied Amsterdam 2022.
Artikel 2 Toepasselijkheid Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023
De Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 is van toepassing.
Artikel 3 Doel subsidieregeling
Deze regeling heeft tot doel het tegengaan van energiearmoede in de gemeente Amsterdam door het stimuleren van gebiedsgerichte activiteiten die waar kan huishoudens weten te bereiken die tot nu toe niet bereikt zijn met eerdere regelingen.
Artikel 4 Subsidiabele activiteiten en hoogte subsidie
Het college kan een eenmalige subsidie verlenen van minimaal € 20.000,- en maximaal € 500.000,- ten behoeve van activiteiten gericht op:
- a.
het energie-efficiënter instellen van de verwarmingsinstallatie van een huishouden in energiearmoede;
- b.
de verlaging van het energieverbruik of de energierekening van een huishouden in energiearmoede.
Artikel 5 Subsidieplafond
-
1. Het college stelt twee subsidieplafonds vast voor de looptijd van de regeling:
- a.
een subsidieplafond van € 750.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, onder a;
- b.
een subsidieplafond van € 2.350.000,- voor activiteiten als bedoeld in artikel 4, onder b.
- a.
Artikel 6 Verdeelsleutel subsidieplafond
-
1. Er wordt een beoordelingscommissie samengesteld.
-
2. De aanvragen die niet direct worden geweigerd op grond van artikel 8, eerste lid ASA, of artikel 10, eerste lid van deze regeling worden gecategoriseerd op basis van de subsidiabele activiteiten uit artikel 4.
-
3. De aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden in de beoordelingsprocedure per categorie gerangschikt op een prioriteitenlijst op basis van de criteria uit het vierde lid.
-
4. De rangschikking wordt bepaald door het aantal punten dat de beoordelingscommissie toekent, op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de mogelijke verlaging van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens;
- b.
de mate waarin de activiteit ten goede komt aan huishoudens in energiearmoede die nog niet bereikt zijn en rekening houdt met de spreiding hiervan over de stadsdelen;
- c.
de mate waarin de aanvrager aantoonbare binding heeft met het gebied of de gebieden waarin de activiteiten plaatsvinden;
- d.
de mate waarin de activiteit aansluit bij bestaande dienstverleningen, gerelateerd aan het bestrijden van (energie)armoede en het verbeteren van de woningkwaliteit, binnen het gebied of de gebieden waarin de activiteiten plaatsvinden;
- e.
de mate waarin wordt samengewerkt met andere partijen en netwerken die actief zijn op het bestrijden van (energie)armoede en/of het verbeteren van de woningkwaliteit;
- f.
de mate waarin de activiteiten een vernieuwend karakter hebben.
- a.
-
5. Per criterium kunnen nul tot en met drie punten worden gehaald.
-
6. Indien de volgorde op de prioriteitenlijst leidt tot een geografisch onevenwichtige spreiding van activiteiten ten opzichte van de verdeling van energiearmoede over de stadsdelen, kan de beoordelingscommissie gemotiveerd de volgorde op de prioriteitenlijst aanpassen zodat een evenwichtige spreiding van activiteiten over de stadsdelen ontstaat.
-
7. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.
-
8. Indien meerdere aanvragen op dezelfde plaats op de prioriteitenlijst worden gerangschikt en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de laagste kosten als eerste gehonoreerd.
Artikel 7 De aanvrager
Subsidie kan uitsluitend worden aangevraagd door een rechtspersoon met volledige rechtsbevoegdheid zonder winstoogmerk.
Artikel 8 Bij de subsidieaanvraag in te dienen gegevens
-
1. In aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 wordt bij de subsidieaanvraag een activiteitenplan overgelegd met daarin een beschrijving van:
- a.
het beoogd aantal huishoudens in energiearmoede in huurwoningen/koopwoningen, waaraan energiebesparende voorzieningen worden verstrekt;
- b.
de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de mogelijke verlaging van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens;
- c.
de mate waarin de activiteit ten goede komt aan huishoudens in energiearmoede die nog niet bereikt zijn en rekening houdt met de spreiding hiervan over de stadsdelen;
- d.
de mate waarin de aanvrager aantoonbare binding heeft met het gebied of de gebieden waarin de activiteiten plaatsvinden;
- e.
de mate waarin de activiteit aansluit bij bestaande dienstverleningen gerelateerd aan het bestrijden van (energie)armoede en het verbeteren van de woningkwaliteit binnen het gebied of de gebieden waarin de activiteiten plaatsvinden;
- f.
de mate waarin wordt samengewerkt met andere partijen en netwerken die actief zijn op het bestrijden van (energie)armoede en/of het verbeteren van de woningkwaliteit;
- g.
de mate waarin de activiteiten een vernieuwend karakter hebben.
- a.
-
2. Indien subsidie is verleend voor activiteiten als genoemd in artikel 4 onder b dient in aanvulling op artikel 6, tweede lid van de ASA 2023 wordt bij de subsidieaanvraag een begroting overgelegd met daarin de kosten voor de controleverklaring, specifiek op rechtmatigheid.
Artikel 9 Aanvraagtermijn eenmalige subsidies
-
1. Een aanvraag voor een subsidie voor de activiteiten onder artikel 4 wordt vóór 31 augustus 2025 ingediend bij het college.
-
2. Anders dan is bepaald in artikel 7, derde lid van de ASA 2023 beslist het college uiterlijk 1 oktober 2025 op een aanvraag.
Artikel 10 Weigeringsgronden
-
1. In aanvulling op artikel 8, eerste lid van de ASA 2023 weigert het college geheel of gedeeltelijk een subsidie te verlenen als:
- a.
de activiteiten niet voor of met inwoners van Amsterdam uitgevoerd worden;
- b.
de activiteiten gericht zijn op een enkele woning.
- a.
-
2. In aanvulling op artikel 8, tweede lid van de ASA 2023 kan het college een subsidie geheel of gedeeltelijk weigeren als:
- a.
de activiteiten naar het oordeel van het college te grote risico’s met zich meebrengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of andere betrokkenen;
- b.
de kosten van voorzieningen niet in redelijke verhouding staan tot het te bereiken resultaat;
- c.
De activiteiten niet het energieverbruik of de energierekening van huishoudens verlagen;
- d.
de aanvraag op basis van de beoordeling genoemd in artikel 6 in totaal minder dan zeven punten heeft behaald.
- a.
Artikel 11 Aanvullende verplichtingen
Naast de verplichtingen op grond van artikel 9 en 10 van de ASA 2023, zijn aan de subsidie de volgende verplichtingen verbonden:
- a.
Als er energiebesparende producten worden geïnstalleerd dient gebruik te worden gemaakt van producten:
- i.
die voorzien zijn van een Nederlandse productaanduiding en gebruiksaanwijzing;
- ii.
die op de Nederlandse markt zijn toegelaten en een passende levensverwachting hebben;
- iii.
voorzien zijn van een CE-markering als de producten met elektriciteit in aanraking komen;
- iv.
die geen overmatige afvalproductie of milieuschade teweegbrengen;
- i.
- b.
De activiteiten waarvoor subsidie wordt verleend moeten voor 1 juli 2027 zijn afgerond;
- c.
De aanvrager neemt deel aan een tussentijdse evaluatie in juni 2026 met de gemeente Amsterdam waarbij de aanvrager inzicht geeft in de behaalde resultaten en de uitputting van toegekende subsidiebedragen.
Artikel 12 Verantwoording subsidies
Indien subsidie is verleend voor activiteiten als genoemd in artikel 4 onder b bevat de aanvraag tot subsidievaststelling in aanvulling op artikel 16 van de ASA 2023 een:
- a.
Inhoudelijk en financieel verslag met daarin:
- i.
het aantal huishoudens in huurwoningen, aan wie energiebesparende voorzieningen zijn verstrekt die kunnen leiden tot vermindering van het energiegebruik of de energierekening;
- ii.
het aantal huishoudens in koopwoningen aan wie energiebesparende voorzieningen zijn verstrekt die kunnen leiden tot vermindering van het energieverbruik of de energierekening;
- iii.
het aantal huishoudens dat ondersteuning heeft gekregen in de vorm van advies over vermindering van het energieverbruik voor zijn specifieke woning waar de bewoner direct zijn energieverbruik mee heeft kunnen verminderen;
- iv.
het aantal kleine gasbesparende maatregelen;
- v.
het aantal kleine elektriciteitsbesparende maatregelen;
- vi.
het aantal grote(re) gasbesparende maatregelen;
- vii.
het aantal grote(re) elektriciteitsbesparende maatregelen;
- viii.
het aantal gegeven adviezen met directe verlaging energieverbruik of energierekening tot gevolg;
- ix.
het aantal overige energierekeningverlagende maatregelen.
- x.
alle overige activiteiten die noodzakelijk zijn voor een effectieve uitvoering van de activiteiten onder punt i t/m x
- i.
- b.
Een controleverklaring waarin een positief oordeel gegeven wordt over de getrouwheid van de financiële verantwoording en de rechtmatigheid van de besteding aan subsidiabele activiteiten zoals opgenomen in de beschikking.
Artikel 13 Looptijd regeling
Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na bekendmaking van de regeling en vervalt van rechtswege op 31 december 2027 met dien verstande dat vaststellingen van subsidies die onder deze regeling vallen nog onder deze regeling worden afgehandeld.
Artikel 14 Citeertitel
Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2025.
Ondertekening
Aldus vastgesteld in de vergadering van 24 juni 2025.
De burgemeester
Femke Halsema
De gemeentesecretaris
Peter Teesink
Toelichting
Algemeen
Deze Subsidieregeling Gebiedsgerichte bestrijding energiearmoede Amsterdam 2025 (hierna: de Subsidieregeling) geeft voorschriften voor verstrekking van subsidie ten behoeve van activiteiten die zijn gericht op de verlaging van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens in energiearmoede in Amsterdam.
Het college zet wegens de energie-, bestaanszekerheids- en klimaatcrisis vol in op een grootschalig isolatieoffensief om zoveel mogelijk huishoudens, zo snel mogelijk te ondersteunen om nu en in de toekomst energie te besparen. Dit verlaagt het verbruik van energie en de uitstoot van CO2, zorgt voor betere en comfortabeler woningen, en maakt woningen beter geschikt voor een aardgasvrije toekomst.
Deze regeling richt zich op de inzet van lokale initiatieven binnen specifieke gebieden. Artikel 4 bepaalt dat subsidie kan worden verstrekt voor twee typen activiteiten: (1) het beter instellen van de verwarmingsinstallatie van een huishouden, en (2) overige activiteiten gericht op verlaging van het energieverbruik of de energierekening. Hieronder vallen ook indirecte activiteiten zoals samenwerking, bewonersparticipatie, communicatie en organisatorische ondersteuning, mits deze aantoonbaar bijdragen aan het hoofddoel van de regeling.
Het totaal beschikbare budget wordt, zoals vastgelegd in artikel 5, verdeeld over twee gemeentebrede subsidieplafonds: € 750.000 voor het beter instellen van verwarmingsinstallaties en € 2.350.000 voor overige energiebesparende activiteiten. Er is bewust gekozen voor deze opdeling om recht te doen aan het verschil in aard en aanpak van beide categorieën. Aanvragen worden per categorie beoordeeld op kwaliteit en gerangschikt volgens vooraf vastgestelde criteria (artikel 6). Per stadsdeel is geen vast budget gereserveerd, maar op basis van de verdeling van energiearmoede per stadsdeel wordt gestuurd op een evenwichtige inzet van middelen. De beoordelingscommissie houdt bij de beoordeling expliciet rekening met de spreiding van energiearmoede in de stad, op basis van de meest recente TNO-cijfers.
De bedoeling is dat met deze regeling ook huishoudens worden bereikt die buiten de bestaande grote programma’s vallen. Lokale partijen –coöperaties, sociale ondernemingen en stichtingen – worden in staat gesteld om met maatwerkprojecten een bijdrage te leveren aan het verlagen van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens. Daarbij is er ook ruimte voor activiteiten die indirect bijdragen aan dit doel, zoals samenwerking, participatie, communicatie, coördinatie of organisatorische ondersteuning. Ook bijbehorende overheadkosten zijn subsidiabel, mits proportioneel en functioneel noodzakelijk voor de uitvoering van de activiteiten. Lokale partijen, zoals coöperaties, stichtingen of sociale ondernemingen kunnen een aanvraag indienen, mits zij een aantoonbare binding hebben met het gebied waarin de activiteiten plaatsvinden.
Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt wat onder subsidie moet worden verstaan en geeft tal van voorschriften met betrekking tot subsidieverlening en -vaststelling, gronden van intrekking, het stellen van voorwaarden en opleggen van verplichtingen. De voorschriften uit de Algemene wet bestuursrecht worden niet in de Subsidieregeling herhaald maar zijn wel van toepassing. Tevens is de Algemene Subsidieverordening Amsterdam 2023 (hierna: ASA 2023) van toepassing. Deze Subsidieregeling moet dus in samenhang met de ASA 2023 en titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht gelezen en toegepast worden.
Artikelsgewijze toelichting
Artikel 1
In dit artikel worden begrippen gedefinieerd die bij de subsidie in de regeling een rol spelen. Indien een begrip uit artikel 1 in een bepaling wordt gebruikt dient deze met inachtneming van de definitie in artikel 1 te worden toegepast.
Artikel 2
Met deze bepaling wordt de ASA 2023 van toepassing verklaard op de Subsidieregeling. De ASA 2023 is het door de gemeenteraad vastgestelde kader waarbinnen het college de voorwaarden van de subsidieregeling bepaalt.
Artikel 3
In dit artikel is het doel van de subsidie geformuleerd. Het doel is het tegengaan van energiearmoede of het verlagen van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens. Met de subsidie wil het college lokaal gedragen projecten stimuleren passend bij de bewoners en de woningvoorraad. Daarnaast wil het college projecten stimuleren die een vernieuwend karakter hebben. Vernieuwend in het type activiteit en/of vernieuwend in de wijze waarop huishoudens bereikt worden. De uitvoering van eerdere regelingen (zoals de Energiebespaarservice) hadden een complexgerichte aanpak. Tegelijk bevinden zich verspreid over de stad nog veel huishoudens die moeite hebben om comfortabel te wonen en de energielasten te betalen. Het doel van deze regeling is om dan ook om een stadsbreed aanbod van gebiedsgerichte projecten te hebben die deze huishoudens bereiken.
Artikel 4
In dit artikel staat beschreven voor welke activiteiten subsidie kan worden verleend. Lid a richt zich specifiek op het beter instellen van verwarmingsinstallaties (zoals waterzijdig inregelen); een maatregel die effectief bijdraagt aan verlaging van het gasverbruik. Lid b biedt ruimte voor andere energiebesparende of energierekeningverlagende activiteiten. Dit kunnen maatregelen zijn zoals energieadvies, kleine fysieke ingrepen, het toepassen van energiedisplays of doorverwijzing naar bestaande voorzieningen. Ook indirect energiebesparende activiteiten kunnen subsidiabel zijn, mits zij aantoonbaar bijdragen aan het realiseren van energiebesparing of het verlagen van de energierekening van huishoudens. Voorbeelden hiervan zijn het opzetten van samenwerkingen of netwerkstructuren, het organiseren van bewonersparticipatie of de inzet van projectleiding en coördinatie (overhead) die noodzakelijk is voor effectieve uitvoering van de activiteiten. Activiteiten die niet (in)direct bijdragen aan dit doel komen niet in aanmerking.
Artikel 5
Dit artikel regelt de subsidieplafonds. Er is bewust gekozen voor twee aparte plafonds: een voor activiteiten gericht op verwarmingsinstallaties (artikel 4, eerste lid) en een voor overige energiebesparende activiteiten (artikel 4, tweede lid). Deze scheiding maakt gerichte inzet van middelen mogelijk. Voor de activiteiten kan er geen subsidie meer worden verstrekt als het plafond is bereikt. Als het plafond is bereikt zal een aanvraag geweigerd worden op grond van artikel 4:25, tweede lid van de Algemene wet bestuursrecht.
Artikel 6
Subsidieaanvragen worden eerst getoetst aan de weigeringsgronden. Aanvragen die worden geweigerd, vallen direct af. De aanvragen worden daarna gecategoriseerd op basis van type activiteit uit artikel 4.
Om de aanvragen te beoordelen wordt per categorie een beoordelingscommissie samengesteld. De beoordelingscommissie voor aanvragen die vallen onder de activiteiten uit artikel 4, eerste lid bestaat uit medewerkers van de stadsdeelorganisaties en de directies Wonen, Werk Participatie en Inkomen, Uitvoeringsorganisatie Energie en Infrastructuur, en Ruimte & Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam. Deze beoordelingscommissie voor aanvragen die vallen onder de activiteiten uit artikel 4, tweede lid bestaat uit medewerkers van de stadsdeelorganisaties en de directies Wonen, Werk Participatie en Inkomen, en Ruimte & Duurzaamheid van de gemeente Amsterdam.
Daarna worden de aanvragen per categorie individueel beoordeeld aan de hand van de criteria zoals opgenomen onder het derde lid. Als het beschikbare subsidieplafond onvoldoende ruimte biedt om alle aanvragen die niet worden geweigerd te honoreren, worden die aanvragen gerangschikt op een prioriteitenlijst. De rangschikking wordt bepaald op basis van de volgende criteria:
- a.
de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de mogelijke verlaging van het energieverbruik of de energierekening van huishoudens: Belangrijk is dat de activiteiten zoveel mogelijk leiden tot een vermindering van het energieverbruik of de energierekening om een woning geschikt te houden voor verblijf en gebruik door een huishouden, bijvoorbeeld door een verbetering van het energielabel.
- b.
de mate waarin de activiteit ten goede komt aan huishoudens in energiearmoede die nog niet bereikt zijn en rekening houdt met de spreiding hiervan over de stadsdelen: Voor huishoudens met energiearmoede geldt dat zij extra kwetsbaar zijn. De bedoeling is dat de activiteiten ten goede komen aan deze groep Amsterdammers om hen te ondersteunen om nu en in de toekomst energie te besparen.
-
TNO rapporteert halfjaarlijks over de stand van zaken omtrent energiearmoede in Nederland. Om te zorgen dat de activiteiten plaatsvinden in de gebieden waar dat het hardst nodig is, wordt partijen gevraagd om rekening te houden met de verdeling van energiearmoede in Amsterdam bij het opstellen van hun aanvraag. Uit de meest recente cijfers blijkt dat er per stadsdeel in Amsterdam de volgende hoeveelheden huishoudens te maken hebben met energiearmoede:
- •
Centrum: 6.008 (14%)
- •
Nieuw West: 6.811 (15%)
- •
Noord: 5.421 (12%)
- •
Oost: 5.166 (12%)
- •
Weesp: 1.055 (2%)
- •
West: 7.945 (18%)
- •
Zuid: 7.515 (17%)
- •
Zuidoost: 4.062 (9%)
- •
- c.
de mate waarin de aanvrager aantoonbare binding heeft met het gebied of de gebieden waarin de activiteiten plaatsvinden: Met dit criterium wordt beoordeeld in hoeverre de aanvrager daadwerkelijk is verbonden met het gebied waarin de activiteiten plaatsvinden. Lokale binding is belangrijk omdat het bijdraagt aan effectievere uitvoering en grotere betrokkenheid van bewoners. Partijen met aantoonbare binding kennen de wijk, beschikken over relevante netwerken en worden sneller vertrouwd door bewoners.
- d.
de mate waarin de activiteit aansluit bij bestaande dienstverleningen, gerelateerd aan het bestrijden van (energie)armoede en het verbeteren van de woningkwaliteit, binnen het gebied of de gebieden waarin de activiteiten plaatsvinden: Op het gebied van (energie)armoedebestrijding en het verbeteren van de woningkwaliteit worden al verschillende dienstverleningen uitgevoerd in de gemeente. Denk aan de Energiebank Zon, schimmelaanpak, energie-displays, energie coaching vroegsignalering door de buurtteams en regelingen bij laag inkomen zoals de stadspas. Het is de bedoeling dat er door de inzet van activiteiten via deze regeling synergie ontstaat tussen deze dienstverleningen.
- e.
de mate waarin wordt samengewerkt met andere partijen die actief zijn op het bestrijden van (energie)armoede en/of het verbeteren van de woningkwaliteit: Er zijn al veel partijen actief in de stad op het gebied van (energie)armoedebestrijding en het verbeteren van de woningkwaliteit. Het wordt aangemoedigd om de samenwerking met deze partijen op te zoeken en gebruik te maken van elkaars netwerk, kennis en expertise.
- f.
de mate waarin de activiteiten een vernieuwend karakter hebben: dit criterium zorgt voor het stimuleren van innovatie op het gebied van de doelen van deze subsidieregeling. De regeling wil ruimte bieden aan nieuwe ideeën, methoden of samenwerkingen die kunnen bijdragen aan effectievere bestrijding van energiearmoede of energiebesparing
Na rangschikking op de prioriteitenlijst worden de aanvragen gehonoreerd naar de volgorde van de prioriteitenlijst. De manier waarop dat vorm krijgt wordt in het derde tot en met het zesde lid van dit artikel toegelicht. Het aantal gehaalde punten bepaalt waar een subsidieaanvraag op de prioriteitenlijst komt te staan.
Daarnaast biedt de regeling de beoordelingscommissie de mogelijkheid om, indien ondanks de kwalitatieve beoordeling sprake is van onvoldoende spreiding van activiteiten over de stad, gemotiveerd af te wijken van de rangorde. Dit gebeurt alleen als de geografische verdeling van energiearmoede significant uit balans is met de spreiding van gehonoreerde aanvragen. In dat geval kan een aanvraag lager op de ranglijst toch hoger op de ranglijst worden gepositioneerd om tot een evenwichtigere verdeling van middelen te komen die aansluit bij de spreiding van energiearmoede in de gemeente Amsterdam.
Het laatste lid bepaalt hoe wordt omgegaan met aanvragen die even hoog scoren in de rangschikking, terwijl het beschikbare budget ontoereikend is om al deze aanvragen volledig te honoreren.
Artikel 7
Dit artikel regelt wie er subsidie aan kan vragen. De subsidie is bedoeld voor lokale partijen met een duidelijke binding met het gebied. Het gaat hierbij om rechtspersonen zonder winstoogmerk met een sterke lokale binding met de gebieden waarin zij hun activiteiten willen uitvoeren. Commerciële aanbieders met winstoogmerk of partijen zonder lokale verankering zijn uitgesloten.
Artikel 8
Dit artikel regelt welke informatie, in aanvulling op de vereisten die volgen uit artikel 6, tweede lid van de ASA 2023, bij een subsidieaanvraag op basis van de regeling ingediend moeten worden. De gevraagde gegevens zijn noodzakelijk om te kunnen beoordelen of een aanvrager voldoet aan de in de regeling gestelde criteria om in aanmerking te komen voor subsidie.
Daarnaast dient de aanvrager van activiteiten genoemd in Artikel 4, lid b de kosten van de controleverklaring op te nemen in de begroting bij de aanvraag. Deze verklaring is specifiek gericht op rechtmatigheid van de subsidie en de activiteiten en geeft een redelijke mate van zekerheid af.
Artikel 9
In dit artikel wordt aangegeven dat een aanvraag voor een eenmalige subsidie vóór 31 augustus 2025 bij het college moet zijn ingediend.
Artikel 10
De onderdelen in dit artikel bevatten gronden voor weigering van subsidieaanvragen. Deze weigeringsgronden gelden in aanvulling op de weigeringsgronden uit de Algemene wet bestuursrecht en uit de ASA 2023. De gronden betreffen ‘kan’-bepalingen. De ‘kan’-bepaling heeft als gevolg dat het college kan afwegen of de subsidieaanvraag wordt geweigerd.
De weigeringsgronden zijn als volgt:
- -
Onderdeel 1a: De subsidie is bedoeld ter stimulering van activiteiten die een bijdrage leveren aan het tegengaan van energiearmoede bij huishoudens in Amsterdam. Daarom is in dit onderdeel een optionele weigeringsgrond opgenomen als de activiteiten niet voor of met inwoners van Amsterdam worden uitgevoerd.
- -
Onderdeel 1b: Dit onderdeel ziet op een mogelijkheid tot weigering van de subsidie in het geval dat de subsidieaanvraag gericht is op een enkele woning. Het is niet de bedoeling om via deze regeling individuele huishoudens financieel te compenseren voor genomen maatregelen. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan in dat geval onvoldoende meerwaarde hebben.
- -
Onderdeel 2a: Deze weigeringsgrond biedt het college de mogelijkheid om subsidie te weigeren wanneer activiteiten naar zijn oordeel te grote risico’s met zich meebrengen voor de ontwikkeling, gezondheid of veiligheid van deelnemers of anderen. Het gaat hierbij om situaties waarin de uitvoering onvoldoende zorgvuldig is voorbereid of begeleid, waardoor de fysieke of mentale veiligheid van betrokkenen in het geding kan komen.
- -
Onderdeel 2b: Deze weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat het college subsidie moet verlenen voor excessieve en onredelijk kostbare maatregelen. Er kunnen zich situaties voordoen waar het verstrekken van de subsidie ongewenst is. In deze gevallen wegen de kosten niet op tegen het resultaat en/of de duurzaamheid is niet of nauwelijks gediend met de hoge kosten. Het is in dit onderdeel nadrukkelijk aan het oordeel van het college om te bepalen wat hij een redelijke verhouding acht.
- -
Onderdeel 2c: Deze weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat het college subsidie moet verlenen voor activiteiten die niet direct het energieverbruik of de energierekening van een huishouden verlagen.
- -
Onderdeel 2d: Deze weigeringsgrond is erop gericht te voorkomen dat het college subsidie moet verlenen voor activiteiten die op basis van de beoordeling genoemd in artikel 6 in totaal minder dan zeven punten heeft behaald. De activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd kan in dat geval onvoldoende meerwaarde hebben.
Artikel 11
Dit artikel regelt de verplichtingen die voor de aanvrager gelden als deze subsidie verleend krijgt op grond van de regeling. Voor al deze verplichtingen geldt dat niet naleving op grond van artikel 4:48, eerste lid, onderdeel b Awb kan leiden tot wijziging of intrekking van de verleende subsidie en dat niet naleving op grond van artikel 4:46, tweede lid, onderdeel b Awb kan leiden tot lagere vaststelling. Elk onderdeel van dit artikel bevat een afzonderlijke verplichting:
- -
Onderdeel a: Indien energiebesparende producten worden geïnstalleerd, geldt de verplichting tot het gebruik maken van producten die op de Nederlandse markt zijn toegelaten en een passende levensverwachting hebben, voorzien zijn van een Nederlandse productaanduiding en gebruiksaanwijzing, voorzien zijn van een CE-markering als de producten met elektriciteit in aanraking komen en geen overmatige afvalproductie of milieuschade teweegbrengen.
- -
Onderdeel b: De activiteiten dienen voor 1 juli 2027 volledig te zijn uitgevoerd. Er zijn situaties denkbaar waarbij dit, bijvoorbeeld door externe factoren, niet haalbaar is. De aanvrager is verplicht om dit bij de subsidieaanvraag kenbaar te maken. Het college kan in dat geval akkoord gaan met de afwijkende uitvoeringsperiode. Indien na het afgeven van de verleningsbeschikking blijkt dat door onvoorziene omstandigheden de activiteiten niet voor 1 juli 2027 kunnen worden uitgevoerd, dient de aanvrager aan het college uitstel te verzoeken. Dit verzoek dient voorzien te zijn van een stevige onderbouwing waaruit o.a. blijkt dat de opgelopen vertraging niet redelijkerwijs te voorzien was. Als het verzoek ingediend is voordat de gestelde termijn verstrijkt, kan het college hiermee akkoord gaan.
- -
Onderdeel c: De gemeente Amsterdam organiseert een tussentijdse evaluatie in juni 2026. Op dit moment kan een inschatting worden gemaakt of de verplichting uit onderdeel c van dit artikel kan worden nagekomen door de aanvrager. Indien noodzakelijk kunnen op dit moment tussentijdse afspraken worden gemaakt
Artikel 12
Voor de vaststelling van subsidies hoger dan € 20.000,- is op grond van artikel 16 van de ASA 2023 een financieel verslag vereist en een verslag waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend zijn verricht en in hoeverre de beoogde doelstellingen en resultaten zijn gerealiseerd. Daarnaast zullen ten behoeve van de verantwoording en de vaststelling van de subsidie door de subsidieontvanger stukken en gegevens worden overgelegd die noodzakelijk zijn om te kunnen beoordelen of de subsidie daadwerkelijk is besteed aan het doel waarvoor deze is verleend. Daarom is hier de verplichting opgenomen om bij de aanvraag tot subsidievaststelling een inhoudelijk verslag te overleggen.
Daarnaast dient een goedkeurende controleverklaring te worden overlegd waarin een positief oordeel gegeven wordt over de getrouwheid van de financiële verantwoording en de rechtmatigheid van de besteding aan subsidiabele activiteiten zoals opgenomen in de beschikking Daarnaast dient de verklaring te bevestigen dat de gefactureerde kosten onder de categorieën corresponderen met daadwerkelijk door de subsidieontvanger geleverde prestaties.
Artikel 13
De Subsidieregeling treedt in werking de dag na bekendmaking en vervalt van rechtswege op 31 december 2027. Vaststellingen van subsidies die onder deze Subsidieregeling vallen worden nog wel onder deze regeling afgehandeld.
Artikel 14
Dit artikel bevat de citeertitel van de regeling.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl