Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2025

Geldend van 02-07-2025 t/m heden

Intitulé

Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2025

Doel:

Deze verordening heeft als doel regels te stellen voor ligplaatsen voor de recreatievaart en

woonschepen binnen de gemeente Veendam

Artikelen 5.25 en 5.26 van de APV gemeente Veendam

Raads-, college- en burgemeester besluiten:

Van rechtswege vervalt het besluit van de ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016

Gemeenteraad Veendam: 12 oktober 2016

Datum nieuw vastgestelde besluiten:

Gemeenteraad Veendam: 23 juni 2025

College en burgemeester Veendam: 01 juli 2025

Datum bekendmaking en inwerkingtreding: 02 juli 2025

De raad van de gemeente Veendam,

overwegende, dat het in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid,

milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente noodzakelijk is regels te stellen met betrekking

tot het aanleggen, ligplaats innemen en ankeren van vaartuigen in de wateren in de gemeente,

en gelet op het besluit van Provinciale Staten van Groningen van 4 november 1998 waarin

besloten is dat burgemeester en wethouders van gemeenten het bevoegd gezag zijn betreffende

de gemeentelijke wateren waarin de scheepvaartweg is gelegen.

Gelet op artikel 149 en artikel 156, lid 1 en 3, van de Gemeentewet;

Besluit:

Vast te stellen de 'Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2025'

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a. Openbaar water: alle wateren in de gemeente Veendam, die al dan niet met enige

  • beperking, voor het publiek bevaarbaar of anderszins toegankelijk zijn;

  • b. Ligplaats: een gedeelte van het openbaar water, bestemd of geschikt om bij verblijf voor

  • korte of langere duur door een woon-, bedrijfs-, recreatie-, of beroepsschip of een schip

  • voor bijzondere of representatieve doeleinden te worden ingenomen;

  • c. Vaartuig: naast het begrip vaartuig in de gebruikelijke zin van het woord, een vaartuig zonder

  • waterverplaatsing, een casco, een vaartuig in aanbouw en een vaartuig dat de geschiktheid

  • tot varen of drijven heeft verloren.

  • d. Schip: elk vaartuig, met inbegrip van een watervliegtuig, gebruikt of geschikt om te worden

  • gebruikt als een middel van vervoer te water;

  • e. Recreatieschip: een schip, uitsluitend bestemd en in gebruik voor recreatiedoeleinden;

  • f. Beroepsschip: een schip, uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd voor

  • beroepsgoederenvervoer, en ook sleep- en duwboten;

  • g. Schip voor bijzondere doeleinden: een schip, uitsluitend bestemd of in gebruik voor

  • bijzondere doeleinden, waaronder in ieder geval worden begrepen passagiersschepen en

  • rondvaartboten;

  • h. Historisch schip: een varend schip dat is opgenomen in het Nationaal Register varende

  • monumenten van de Federatie Oude Nederlandse Vaartuigen {FONV) en voldoet aan zowel

  • de algemene criteria van het Register als aan de specifieke criteria -volgens de betreffende

  • behoudsorganisatie- voor het type schip;

  • i. Bijbehorende voorzieningen: zaken zonder welke het gebruik van het woonschip of

  • bedrijfsschip niet goed mogelijk is zoals een bij boot, steiger en loopplank;

  • j. Bijboot: een licht schip dat bij een groter schip hoort en waarvan de bovenkant niet hoger is

  • dan 1 meter boven de waterlijn en de oppervlakte niet groter is dan 1 O m2;

  • k. Havens: bevaarbaar water en de daarin of daarlangs gelegen oevers, kades, steigers en

  • andere werken;

  • l. Gemeentelijke havens: aan de gemeente toebehorende of bij de gemeente in beheer zijnde

  • havens, met uitzondering van havens waarin hoofdzakelijk met andere vaartuigen dan

  • passagiers- en pleziervaartuigen een ligplaats wordt ingenomen;

  • m. Doorvaart: om doorvaart van alle in deze verordening opgenomen schepen en vaartuigen

  • mogelijk te maken, dient de minimale doorvaartbreedte op alle door de gemeente

  • aangewezen vaarwegen ten minste 6 meter te bedragen.

Artikel 2 Werkingssfeer

  • 1. Deze verordening is van toepassing op het openbaar water binnen de grenzen van de

  • gemeente Veendam, in ieder geval voor zover het gaat om specifieke belangen die deze

  • verordening beoogt te beschermen (openbare orde, ordelijk gebruik, gezondheid, veiligheid,

  • milieuaspecten en aanzien van de gemeente).

  • 2. In voorkomende gevallen kan het zo zijn dat ook regelgeving van andere waterbeheerders

  • dan de gemeente Veendam van toepassing is.

Artikel 3 Aangewezen gedeelten/ nadere regels

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan het innemen of hebben van een ligplaats nadere

  • regels stellen uit het oogpunt van ordelijk gebruik van de ligplaatsen, openbare orde,

  • veiligheid, gezondheid, milieuhygiëne, het aanzien en de toeristische promotie van de

  • gemeente. Ook kunnen zij nadere regels stellen uit het oogpunt van het nautisch beheer

  • voor zover het betreft de ligplaatsen die zijn gelegen binnen de gemeente gelegen wateren

  • die in beheer zijn bij het waterschap en de gemeente.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen (een) aanwijsbesluit(en) vast waarin is vastgesteld op

  • welke gedeelten van het openbaar water het met welk aantal van welk type schip -met

  • inachtneming van de overige bepalingen in deze verordening- is toegestaan ligplaats in te

  • nemen, te hebben, dan wel beschikbaar te stellen. Burgemeester en wethouders kunnen

  • een ligplaatsen kaart vaststellen voor schepen.

Artikel4 Ligplaats innemen buiten aangewezen gedeelten

Het is verboden met een schip een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor

een schip beschikbaar te stellen buiten de in het aanwijsbesluit en de ligplaatsen kaart -als

bedoeld in artikel 3, lid 2,-voor dat type schip aangewezen gedeelten van openbaar water.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing

  • binnen acht weken nadat de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de beslissing met ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 6 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een op grond van deze verordening verleende vergunning of ontheffing kunnen

  • burgemeester en wethouders voorschriften verbinden in het belang van;

    • a.

      ordelijk gebruik van ligplaatsen;

    • b.

      openbare orde;

    • c.

      veiligheid;

    • d.

      gezondheid;

    • e.

      milieuhygiëne;

    • f.

      het aanzien, en de toeristische promotie van de gemeente;

    • g.

      nautisch beheer als bedoeld in artikel 3, lid 1.

  • 2. Degene aan wie op grond van deze verordening een vergunning of ontheffing is verleend, is

  • verplicht de daaraan verbonden voorschriften na te komen.

Hoofdstuk 2 Bedrijfsschepen, historische schepen en woonarken

Artikel 7 Ontheffingsplicht voor bedrijfsschepen

  • 1. Het is verboden om binnen de op grond van artikel 3, lid 2, daartoe aangewezen gedeelten

  • van openbaar water zonder ontheffing van burgemeester en wethouders met een

  • bedrijfsschip ligplaats in te nemen of te hebben dan wel beschikbaar te stellen.

  • 2. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid vervalt van rechtswege:

    • a.

      indien in geval van nieuwbouw van een bedrijfsschip niet binnen 1 jaar na het

  • onherroepelijk worden van een ontheffing ligplaats wordt ingenomen. Deze termijn

  • kan op schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing met ten hoogste een half

  • jaar worden verlengd door burgemeester en wethouders;

    • b.

      indien in geval van een bestaand bedrijfsschip niet uiterlijk binnen twaalf weken na

  • het onherroepelijk worden van de ontheffing met het betreffende bedrijfsschip

  • ligplaats is ingenomen op de daartoe bestemde ligplaats. Deze termijn kan op

  • schriftelijk verzoek van de houder van de ontheffing met ten hoogste twaalf weken

  • worden verlengd door burgemeester en wethouders;

  • 3. In geval van het vergroten of substantieel wijzigen van een bedrijfsschip waarvoor een

  • ligplaatsontheffing is afgegeven, is een nieuwe ontheffing als bedoeld in het eerste lid

  • vereist.

  • 4. Bij een bedrijfsschip waarvoor een ontheffing als bedoeld in het eerste lid is verleend, is

  • uitsluitend één bij het schip behorende boot, niet zijnde een recreatieschip, tenzij naar het

  • oordeel van burgemeester en wethouders daartegen bezwaren bestaan die verband houden

  • met de belangen die deze verordening beoogt te beschermen.

  • 5. Een ontheffing als bedoeld in het eerste lid wordt gesteld op de naam van de eigenaar van

  • het bedrijfsschip en vermeldt de plaatsaanduiding van de desbetreffende ligplaats, de

  • 6. bijbehorende voorzieningen en de kenmerken van het bedrijfsschip.

Artikel 8 Historische schepen

  • 1. Het in artikel 4 gestelde verbod is niet van toepassing op:

  • a. ten hoogste één historisch schip voor eigen gebruik, waarmee ligplaats ingenomen

  • dient te worden evenwijdig aan de oever en één rij breed langs het erf van de eigen

  • woning of recreatiewoning binnen het grondgebied van de eigen woning of

  • recreatiewoning binnen het grondgebied van de gemeente op voorwaarde dat de

  • doorvaart niet wordt belemmerd;

  • b. het in lid a van dit artikel gestelde geldt niet voor zover de belangen die deze

  • verordening beoogt te beschermen zich daartegen verzetten.

  • c. van het in artikel 1, lid h genoemde, kan in bijzondere gevallen worden afgeweken

  • door Burgemeester en Wethouders, indien dit vanuit cultureel, historisch of

  • toeristisch oogpunt van toegevoegde waarde wordt geacht

Hoofdstuk 3 Overige schepen

Artikel 9 Recreatieschepen

  • 1. Het in artikel 4 gestelde verbod is niet van toepassing op:

  • a. Recreatieschepen, waarmee een ligplaats wordt ingenomen evenwijdig aan de

  • oever en één rij breed langs het erf van de eigen woning of recreatiewoning

  • binnen het grondgebied van de gemeente op voorwaarde dat de doorvaart in de

  • vaarweg en of haven(ingang/kom) niet wordt belemmerd;

  • b. Bij boten, evenwijdig aan de oever van het erf van de woning of recreatiewoning

  • op voorwaarde dat de doorvaart in de vaarweg en of haven(ingang/kom) niet

  • wordt belemmerd;

  • c. het in lid a en b gestelde geldt niet voor zover de belangen die deze verordening

  • of het bijbehorende aanwijsbesluit beoogt te beschermen zich daartegen

  • verzetten.

  • 2. Van de verboden bedoeld in artikel 4 en het eerste lid van dit artikel kunnen burgemeester

  • en wethouders via het aanwijsbesluit als bedoeld in artikel 3, tweede lid, ontheffing

  • verlenen voor recreatieschepen die niet voor de eigen woning zijn aangelegd.

Artikel 10 Beroepsschepen

  • 1. In het aanwijsbesluit als bedoeld in artikel 3, lid 2, daartoe aangewezen gedeelten van

  • openbaar water mag voor een aaneengesloten periode van 6 maanden een ligplaats worden

  • ingenomen met een beroepsschip, waarbij deze termijn op schriftelijk verzoek van de

  • eigenaar van het beroepsschip met ten hoogste 6 maanden kan worden verlengd.

  • 2. Na afloop van de in lid 1 genoemde uiterste termijn mag door het desbetreffende

  • beroepsschip gedurende een termijn van minimaal 3 maanden geen ligplaats meer worden

  • ingekomen binnen het grondgebied van de gemeente.

  • 3. Van de bepalingen in artikel 4 en de leden 1 en 2 van dit artikel kunnen burgemeester en

  • wethouders voor beroepsschepen ontheffing verlenen.

Artikel 11 Schepen voor bijzondere doeleinden

  • 1. Het is verboden met een schip voor bijzondere doeleinden een ligplaats in te nemen op

  • andere plaatsen dan i bedoeld in artikel 3, lid 2 van het aanwijsbesluit, daartoe aangewezen

  • gedeelten van openbaar water.

  • 2. Van het verbod bedoeld in artikel 4 kunnen burgemeester en wethouders voor schepen voor

  • bijzondere doeleinden ontheffing verlenen.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 12 Het nakomen van aanwijzingen

leder is verplicht terstond te gehoorzamen aan de mondelinge aanwijzingen, gegeven door een

ambtenaar, door burgemeester en wethouders, belast met de uitvoering van deze verordening.

Artikel 13 Het voorkomen van overlast

  • 1. Het is verboden schepen te slopen of droog te zetten op andere dan door burgemeester en

  • wethouders aangewezen plaatsen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen.

Artikel 14 Verwaarloosde schepen

Het is in het belang van het aanzien van de gemeente verboden om af te meren of een ligplaats

in te nemen of ingenomen te houden met een vaartuig dat in verwaarloosde toestand verkeert.

Van een verwaarloosd vaartuig is in ieder geval sprake:

  • a. Wanneer casco en/of opbouw zodanig onvoldoende zijn beschermd tegen water en

  • weersinvloeden dat de instandhouding van het vaartuig, zonder daarvoor ingrijpender

  • maatregelen dan het normaal te verrichten onderhoud te treffen, in gevaar komt;

  • b. De vorm en/of het uiterlijk aanzien van het vaartuig in ernstige mate wordt verstoord

  • door (onderdelen van) installaties, objecten of andere toevoegingen;

  • c. Een boot of object een te grove inbreuk vormt op wat in de omgeving gebruikelijk is, denk

  • hierbij aan;

  • I. een vaartuig waar graffiti op aangebracht is of is beklad;

  • II. beschadiging, achterstallig onderhoud, sterke veroudering, (gedeeltelijke)

  • afbraak, instorting of door verwaarlozing het uiterlijk sterk is aangetast.

Artikel 15 Gebruik oevers en kademuren

  • 1. Het is verboden enig obstakel of voorwerp te hebben of te houden op, aan of in openbare

  • oevers en kademuren.

  • 2. Het is verboden, zonder schriftelijke toestemming van burgemeester en wethouders, groene

  • oevers of delen daarvan in gebruik te hebben of te houden, voor zover voorgenoemde

  • groene oevers, of delen daarvan geen particulier bezit betreft.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen van het bepaalde in het eerste lid ontheffing verlenen

  • en daaraan in het belang van de bescherming van werken en de overige belangen die de

  • verordening beoogt te beschermen voorschriften te verbinden.

  • 4. Het bepaalde in dit artikel is niet van toepassing voor zover de Woningwet, de

  • Monumentenwet, de Afvalstoffenwet, het Rijkswegenreglement of het Provinciaal

  • Wegenreglement van toepassing is.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 16 Strafbepalingen

Overtreding van ge- of verbodsbepalingen, bij of op grond van deze verordening gesteld, wordt

gestraft met ten hoogste een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 17 Binnentreden

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij

of op grond van deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de

openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn

bevoegd tot het binnentreden van een schip zonder toestemming van de bewoner, gebruiker of

eigenaar.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de datum van bekendmaking.

  • 2. Artikel 5.25, 5.26 en 5.27 Algemene Plaatselijke Verordening van de gemeente Veendam

  • worden met de inwerkingtreding van deze Ligplaatsenverordening, ingetrokken.

  • 3. Deze verordening wordt aangehaald als: "Ligplaatsenverordening gemeente Veendam

  • 2025".

  • 4. Met de inwerkingtreding van de "Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2025", wordt

  • de "Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016" ingetrokken.

Artikel 19 Overgangsbepalingen

  • 1. Vergunningen of ontheffingen verleend voor inwerkingtreding van deze verordening blijven -

  • voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook

  • vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken -van

  • kracht en worden vanaf de inwerkingtreding van deze verordening geacht te zijn verleende

  • vergunningen of ontheffingen op grond van deze verordening.

  • 2. Voor recreatieschepen die zich voor inwerkingtreding van deze verordening buiten de op

  • grond van artikel 3, lid 2, van deze verordening vastgestelde gedeelten van openbaar water

  • bevinden, kunnen burgemeester en wethouders, na een daartoe, binnen 6 maanden na

  • inwerkingtreding van deze verordening, ingediende aanvraag een ontheffing verlenen,

  • overeenkomstig artikel 9lid 2, van deze verordening.

  • 3. Voorschriften en beperkingen opgelegd voor inwerkingtreding van deze verordening blijvenals

  • en voor zover de bepalingen ingevolgde welke deze voorschriften en beperkingen zijn

  • opgelegd ook zijn vervat in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of

  • ingetrokken- na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht en worden geacht

  • voorschriften en beperkingen te zijn, opgelegd op basis van deze verordening.

  • 4. Aanvragen van vergunning of ontheffing waarop, op het moment van inwerkingtreding van

  • deze verordening nog geen beslissing is genomen, worden afgehandeld op grond van deze

  • verordening.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 23 juni 2025.

De voorzitter, De griffier,

Annelies Pleyte Ariën Swart

Toelichting Ligplaatsenverordening Gemeente Veendam 2025

Algemeen

Deze verordening heeft tot doel het gebruik van de beschikbare ruimte voor ligplaatsen te

regulieren. Daarnaast heeft deze verordening tot doel regels te stellen in het belang van het

ordelijk gebruik van ligplaatsen, openbare orde, veiligheid, milieuhygiëne, volksgezondheid en

het aanzien en de toeristische promotie van de gemeente. Ook kunnen regels worden gesteld

ten behoeve van het nautisch beheer voor zover het de ligplaatsen betreft die zijn ingelegen

binnen de gemeente gelegen wateren die in beheer zijn bij het waterschap en de gemeente.

De verordening heeft niet alleen betrekking op recreatieschepen, maar ook op bedrijfsschepen,

beroepsschepen, historische schepen en schepen voor bijzondere doeleinden.

Het actualiseren van deze verordening is geschied vanuit de behoefte om de voorgaande

Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016 te verbinden aan de huidige wet- en

regelgeving. Ten opzichte van de Ligplaatsenverordening gemeente Veendam 2016 zijn de

volgende zaken gewijzigd:

• Het verwijderen van vrijstellingen voor historische schepen;

• Het toevoegen van de werkingssfeer van de verordening;

• Het opnemen van een uitgebreider artikel over wat verstaan wordt onder een verwaarloosd

schip.

Bij het opstellen van deze verordening zijn de van toepassing zijnde bepalingen uit de

Scheepsvaartverkeerswet (SVW) en het Binnenvaart Politie Reglement (BPR) in acht genomen.

De rechtsbasis van deze verordening is gelegen in de artikelen 149 en 156, lid 3, van de

Gemeentewet (Gemw). Artikel 149 Gemw bepaalt dat de raad de verordeningen maakt die hij in

het belang van de gemeente nodig oordeelt. Artikel 156, lid 3, Gemw bepaalt dat het mogelijk is

aan burgemeester en wethouders de bevoegdheid te delegeren tot het stellen van nadere regels

over in de betrokken verordening aangewezen onderwerpen.

Deze verordening is van toepassing op al het openbaar water in de gemeente Veendam maar

alleen voor wat betreft de aspecten die van belang zijn vanuit de optiek van hetgeen deze

verordening beoogt te regelen. De beheers verantwoordelijkheden van de provincie en het

waterschap Hunze en Aa's liggen op een ander vlak (met name wateraanvoer, waterafvoer en

waterkwaliteit). Een uitzondering bestaat ten aanzien van de ligplaatsen in de in de gemeente

gelegen wateren die in beheer zijn bij het waterschap.

De individuele ligplaatsen zullen worden aangegeven in een aanwijsbesluit en op een

ligplaatsen kaart. Het is wenselijk dat de ligplaatsen, voor zover dat nog niet gebeurt, ook

worden opgenomen in de bestemmingsplannen dan wel omgevingsplannen (met name die

waarvoor vergunning of ontheffing vereist is). De Ligplaatsenverordening blijft echter ook dan de

eisen bepalen waaraan in de verordening genoemde schepen moeten voldoen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1

Sub d

Dit is de definitie van een schip zoals deze is opgenomen in artikel 1, lid 1, sub b, van de SVW en

artikel 1.01, sub A, van het BPR, met uitzondering van de zinsnede over waterverplaatsing

omdat die al is opgenomen onder sub c. Sub e.

Onder een recreatieschip moet worden verstaan een schip dat uitsluitend is ingericht, bestemd

is en gebruikt wordt voor recreatiedoeleinden. Commerciële doeleinden vallen hierbuiten. Een

Botel bijvoorbeeld valt niet onder deze definitie.

Sub f

Het beroep of bedrijf op een bedrijfsschip kan worden uitgevoerd ten behoeve van:

• scheepsbouw, -reparatie, -inrichting of -onderhoud;

• scheepsbevoorrading c.q. levering van scheepsbenodigdheden voor beroeps- en

recreatievaart;

• schepen of pontons benodigd voor de uitvoering van de kleine watersport.

Sub g

Onder een schip voor bijzondere doeleinden moet onder andere worden verstaan;

• rondvaartbedrijven;

• passagiersschepen;

• nautische opleidingen met een schip.

Sub k

Het begrip verwaarloosd schip is zodanig omschreven dat er met enige kans van succes kan

worden opgetreden in geval van verwaarlozing. Met deze omschrijving is het niet meer arbitrair

en subjectief wat moet worden verstaan c.q. waar de grens ligt waar verwaarlozing begint.

Artikel2

Lid 1 van dit artikel beschrijft op welk openbaar water de verordening van toepassing is en welke

specifieke belangen beschermd worden. Lid 2 maakt duidelijk dat in sommige gevallen naast de

gemeente Veendam ook regelgeving van andere waterbeheerders van toepassing zijn.

Artikel 3 en 4

Uitgangspunt is dat het slechts is toegestaan om binnen de gemeente met een bepaald type

schip een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen op de daartoe aangewezen

plaatsen. Bij het aanwijzen als ligplaatsen gaat het om een afweging van diverse belangen, zoals

planologische en nautische. Gezien het besluit van 4 november 1998 van Provinciale Staten zijn

burgemeester en wethouders wel bevoegd tot het aanwijzen van ligplaatsen in de wateren die in

beheer zijn bij het waterschap.

In de verordening wordt geen verschil gemaakt tussen tijdelijk aanleggen (om voor een korte tijd

op of rond het schip te recreëren) en ligplaats innemen (het afmeren en het vervolgens doen of

laten liggen van een schip aan of op de oever, aan de oeverbescherming, aan of op een

natuurlijke of een voor dit doel aangebrachte voorziening of aan een ander schip, anders dan

voor aanleggen).

Artikel 4 spreekt over het beschikbaar stellen van een ligplaats. Daarvan is sprake als een

eigenaar actief een bepaalde situatie toelaat. De eigenaar van het water kan dan door

burgemeester en wethouders worden aangesproken op grond van de verordening.

Zodra de ligplaatsen kaart voor schepen is vastgesteld, is het vervolgens noodzakelijk om de

kaart bij wijziging van bestemmingsplannen i.c. omzetting naar omgevingsplannen actueel te

houden. De situatie dat een aanvraag om ligplaatsenvergunning past in het nieuwe

omgevingsplan, terwijl die aanvraag op grond van de (een eventuele verouderde)

ligplaatsen kaart moet worden geweigerd (of omgekeerd), moet immers worden voorkomen. Op

grond van de bevoegdheid in lid 2 van artikel 3 kunnen burgemeester en wethouders de

ligplaatsen kaart actualiseren ingeval er een nieuw omgevingsplanplan is opgesteld of een

omgevingsplanplan is herzien.

Het aanwijsbesluit is een besluit als bedoel in artikel 1 :3, lid 1, Algemene wet bestuursrecht

(Awb). Tegen dit besluit kan in beginsel bezwaar en beroep worden aangetekend. Burgemeester

en wethouders beoordelen bij iedere wijziging van het aanwijsbesluit over de toepassing van de

uniforme openbare voorbereidingsprocedure (UOV) zoals die is vastgesteld in afdeling 3.4 van

de Awb. Als de UOV is toegepast betekent dit dat tegen het aanwijsbesluit geen bezwaar meer

kan worden aangetekend, maar direct in beroep moet worden gegaan.

Artikel6

In dit artikel is opgenomen dat in de vergunning voorwaarden kunnen worden opgenomen op

het gebied van het ordelijk gebruik van ligplaatsen, openbare orde, veiligheid, gezondheid,

milieuhygiëne, het aanzien en de toeristische promotie van de gemeente.

Artikel 7

Voor bedrijfsschepen heeft de overheid geen verplichting om ruimte in het openbaar vaarwater

te bieden. Met het oog op de schaarste aan openbaar vaarwater en met het oog op mogelijk

conflicterende belangen tussen bedrijfsactiviteiten en een woonfunctie op het water, zijn

bedrijfsschepen lang niet altijd en overal gewenst en slechts in uitzonderingsgevallen

toegestaan. Om die reden is voor bedrijfsschepen gekozen voor een ontheffingsstelsel. Hiermee

wordt tot uitdrukking gebracht dat het ligplaats innemen met een bedrijfsschip normaliter

verboden is en moet blijven, maar dat het in uitzonderingssituaties toelaatbaar kan zijn.

De provincie is niet bevoegd regels te stellen over wonen en werken op het water. Daar staat

tegenover dat gemeenten niet bevoegd zijn nautische bepalingen te leggen op wateren die in

beheer zijn bij de provincie.

In deze artikelen wordt gesteld dat de vergunning of ontheffing vervalt als geen ligplaats is

ingenomen binnen 1 jaar nadat de vergunning onherroepelijk is geworden. Onherroepelijk houdt

in dat tegen de verleende vergunning geen bezwaar of beroep meer kan worden aangetekend als

gevolg van het verstrijken van de daarvoor geldende termijn of dat een uitspraak in beroep de

vergunning in stand heeft gelaten. Het zou onredelijk zijn om de termijn van 1 jaar al eerder te

laten beginnen omdat een bezwaar en beroep traject in veel gevallen minstens een jaar in

beslag zal nemen.

In de vergunning of de ontheffing moeten de kenmerken van bedrijfsschip worden opgenomen.

Onder deze kenmerken worden in ieder geval de lengte, de breedte, de hoogte en de diepgang

van het schip begrepen. Als aan het uiterlijk van een schip welstand eisen zijn gesteld, kunnen

deze wellicht worden opgenomen in de vergunning of ontheffing. Bij substantiële wijzigingen van

het bedrijfsschip moet een nieuwe vergunning worden aangevraagd. Van een substantiële

wijziging is in ieder geval sprake als één van de voornoemde kenmerken wijzigt.

Artikel 8

Historische schepen zoals bedoeld in deze verordening, kunnen in aanmerking komen voor

ontheffing van in deze verordening opgenomen artikelen. In het kader van waardigheid, cultuur,

geschiedenis en in het bijzonder het maritiem erfgoed van de gemeente Veendam, kan het

college van Burgemeester en Wethouders een historisch schip als zijnde een toegevoegde

waarde op het gebied van voorgenoemde punten beoordelen, en derhalve ontheffing verlenen

op in deze verordening genoemde artikelen.

Artikel 9

Uitgangspunt voor het recreatief innemen van een ligplaats is gebruik van de daartoe

aangewezen ligplaatsen en havens in de gemeente of de collectieve steigers.

Voor bewoners van de gemeente wiens huis aan het water ligt, is het mogelijk een boot op het

eigen erf te leggen. Vandaar dat in lid 1 is opgenomen dat het algemene verbod uit artikel 4 niet

van toepassing is op een recreatieschip van de eigenaar dat wordt aangelegd aan het eigen

perceel. Voorwaarde daarbij is dat het recreatieschip alleen voor het perceel van de eigenaar

van het recreatieschip mag liggen en niet voor percelen van andere inwoners van de gemeente.

Sommige vaarwegen in de gemeente zijn smal. Om doorvaart te behouden, kan in bepaalde

gevallen niet worden toegestaan dat recreatieschepen worden aangelegd voor het eigen erf.

Voordat tegen een dergelijke situatie handhavend wordt opgetreden moet advies worden

gevraagd aan de beheerder van het water. De beheerder van het water is namelijk op basis van

de Scheepvaartverkeerswet bevoegd handhavend op te treden tegen situaties waarin het vlotte

verloop van het scheepvaartverkeer wordt belemmerd.

Aan een perceel mogen recreatieschepen en bij boten liggen, waarmee een ligplaats wordt

ingenomen evenwijdig aan de oever en één rij breed langs het erf van de eigen woning of

recreatiewoning binnen het grondgebied van de gemeente op voorwaarde dat de doorvaart niet

wordt belemmerd.

Voordat burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in het tweede lid verlenen,

vindt overleg plaats met de beheerder van het water.

Artikel 10

Er bestaat een tweeledig onderscheid tussen beroepsschepen en bedrijfsschepen. Ten eerste

liggen bedrijfsschepen op een vaste plek en meren beroepsschepen slechts voor korte duur af.

Ten tweede worden op of vanaf bedrijfsschepen activiteiten ter plaatse verricht terwijl de

activiteiten van beroepsschepen (goederenvervoer) of grotere afstanden plaatsvindt en niet

plaatsgebonden zijn. Takel- en sleepbedrijven, ook al zijn die in de gemeente gevestigd,

opereren vaak over grotere afstanden en worden om die reden onder de beroepsvaart

geschaard.

Voordat burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in lid 3 verlenen, vindt overleg

plaats met de beheerder van het water.

Artikel 11

Binnen deze categorie worden schepen begrepen die niet binnen één van de andere in de

verordening genoemde categorieën vallen. Bijvoorbeeld een rondvaartschip of een schip dat

wordt ingezet voor representatieve en/of culturele doeleinden.

Voordat burgemeester en wethouders een ontheffing als bedoeld in het tweede lid verlenen,

vindt overleg plaats met de beheerder van het water.

Artikel 12

Een ambtenaar kan enkel een nautische aanwijzing geven als hij daartoe is aangewezen op

basis van artikel 5 van het Vaststellingsbesluit Binnenvaartpolitiereglement.

Artikel 13

Burgemeester en wethouders moeten op grond van deze bepaling een aantal plaatsen

aanwijzen waar het mogelijk is om schepen te slopen of droog te zetten. Onder deze

aangewezen plaatsen moeten in ieder geval de in de gemeente gelegen scheepswerven worden

begrepen.

Artikel 14

Dit artikel is opgesteld om te waarborgen dat de uitstraling en het aanzien van de gemeente

behouden blijven, vooral in het openbaar toegankelijke wateren. Verwaarloosde schepen

kunnen het visuele beeld van een gemeente sterk aantasten en een negatieve invloed hebben

op de aantrekkelijkheid van de omgeving voor bewoners, bezoekers en toeristen. Daarnaast

kunnen ze veiligheids- en milieuproblemen veroorzaken. Artikel 14 stelt daarom regels voor het

voorkomen en aanpakken van verwaarlozing van schepen die ligplaatsen innemen binnen de

gemeentegrenzen.

Het artikel geeft een aantal concrete voorbeelden van situaties waarin een vaartuig als

"verwaarloosd" kan worden aangemerkt.

Artikel 16

Het innemen van een ligplaats buiten de aangewezen ligplaatsen, het innemen en hebben van

een ligplaats zonder ligplaatsvergunning, het niet nakomen van aanwijzingen en het niet

voldoen aan de voorschriften als bedoeld in artikel 2, lid 1, is een overtreding. Artikel 154, lid 1,

van de Gemeentewet laat aan de gemeentelijke wetgever de keuzemogelijkheid om op

overtreding van verordeningen een geldboete te stellen van de tweede categorie. In artikel 23

van het Wetboek van Strafrecht zijn de geldboetecategorieën opgenomen. De op te leggen

boete voor strafbare feiten in de tweede categorie is maximaal€ 4.100,00. Het is de gemeente

niet toegestaan om een hogere geldboete op te nemen dan in genoemde categorie. Gelet op de

wens om enige preventieve werking te bereiken, is de keuze van de geldboete van de tweede

categorie voor de hand liggend.

De handhaving dient zoveel mogelijk gezamenlijk met eventueel andere betroken instanties,

zoals de beheerder van het water, plaats te vinden.

Artikel 17

Onder omstandigheden kan het noodzakelijk zijn om zonder toestemming van de bewoner een

schip binnen te treden. Artikel 149a Gemeentewet bepaalt dat dit alleen toegestaan is als het

gaat om handhaving van de openbare orde of veiligheid, of bescherming van leven en

gezondheid van personen. De in deze verordening opgenomen bevoegdheid tot binnentreden

laat onverlet dat een machtiging op grond van de 'Algemene wet op het binnentreden' vereist is

om van deze bevoegdheid gebruik te kunnen maken. Die machtiging wordt in beginsel door de

burgemeester afgegeven.