Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741408
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741408/1
Regeling vervalt per 01-01-2026
Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdieners gemeente Veendam 2022, 2023 en 2024
Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 02-07-2025 t/m 31-12-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdieners gemeente Veendam 2022, 2023 en 2024Geldend van 24 juni 2025 t/m 31-12-2025 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2022
Intitulé
Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdieners gemeente Veendam 2022, 2023 en 2024.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Veendam;
overwegende dat het gewenst is om beleidsregels vast te stellen voor de verstrekking van individuele bijzondere bijstand aan huishoudens die huur- en zorgtoeslag missen door de samenloop van fiscaliteit, sociale zekerheid en toeslagen;
gelet op het bepaalde in art. 4:81, eerste lid, 4:83 en 1:3, vierde lid, van de Algemene wet bestuursrecht; titel 4.3 van de Algemene wet Bestuursrecht en artikel 35 van de Participatiewet;
besluiten vast te stellen de ‘Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdieners gemeente Veendam 2022, 2023 en 2024’.
Artikel 1. Begripsbepalingen
-
1. Alle begrippen in deze beleidsregels die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet (Pw), het Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004 (Bbz 2004) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
-
2. In deze beleidsregels wordt verstaan onder:
-
a. de wet: Participatiewet;
-
-
b. huishouden: gehuwden en samenwonenden die volgens de Wet op de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (Awir) als fiscaal partner en toeslagenpartner worden aangemerkt en waarvan:
- I.
een van de partners een inkomen heeft en de andere partner geen of slechts een heel laag inkomen heeft;
- II.
de minstverdienende partner geboren is na 1962 die vanwege de afbouw van de algemene heffingskorting minstverdienende partner niet in aanmerking komt voor de algemene heffingskorting minstverdienende partner;
- I.
-
c. toeslagenjaar: het kalenderjaar waarin de aanvrager recht heeft op huur-, zorg- en/of kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst/Toeslagen;
-
d. toetsingsinkomen:
- I.
bij een aangifte Inkomstenbelasting met definitieve vaststelling door de Belastingdienst, is het toetsingsinkomen gelijk aan het verzamelinkomen uit de definitieve aanslag Inkomstenbelasting,
- II.
als er nog geen definitieve vaststelling Inkomstenbelasting door de Belastingdienst is, of er is geen aangifte Inkomstenbelasting gedaan, is het toetsingsinkomen gelijk aan het belastbare loon volgens de jaaropgaven en/of inkomensspecificaties.
- I.
-
e. belastbaar loon: hieronder wordt ook verstaan: ‘bedrag of loon voor de loonheffingen (LH of LB)’, of ‘fiscaal loon’.
Artikel 2. Doelgroep bijzondere bijstand alleenverdieners
-
1. De bijzondere bijstand alleenverdieners kan worden verstrekt aan een huishouden dat:
-
a. een inkomen heeft zoals bedoeld in artikelen 32 en 33 uit de wet, niet zijnde een uitkering op grond van de wet, eventueel aangevuld met algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet, en
-
b. vergeleken met een vergelijkbaar huishouden voor wie algemene bijstand op grond van artikel 19 van de wet de enige bron van inkomsten is, minder toeslagen van de Belastingdienst ontvangt vanwege de asynchroniteit van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting zoals bedoeld in artikel 37, tweede lid, van de wet ten opzichte van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting als bedoeld in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001, en
-
c. hierdoor in een toeslagenjaar een besteedbaar inkomen heeft dat lager ligt dan het inkomen van een vergelijkbaar huishouden met een volledige bijstandsuitkering.
-
-
2. Tot het huishouden wordt niet gerekend de persoon die op de datum van aanvraag:
- a.
niet in de gemeente Veendam woont. Uitzondering hierop is verblijf in een instelling van een van de partners;
- b.
is ingeschreven in de basisregistratie personen als ingezetene met alleen een briefadres.
- a.
-
-
3. Voor de toepassing van deze regeling blijft het vermogen buiten beschouwing voor zover dit de vermogensgrenzen van de toeslagen niet te boven gaat;
-
-
4. voor bijzondere bijstand met betrekking tot de alleenverdienersproblematiek.
Artikel 3. Hoogte van de bijzondere bijstand alleenverdieners en wijze van uitbetaling
-
1. De hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek is voor:
- a.
het toeslagenjaar 2022: het bedrag aan toeslagen dat de Dienst Toeslagen van het gezin terugvordert of verrekent als gevolg van deze problematiek.
- b.
de toeslagenjaren 2023 en 2024: het verschil tussen het bedrag aan huur -en zorgtoeslag waarop een gezin met uitsluitend algemene periodieke bijstand in een toeslagenjaar recht heeft. Daarbij wordt uitgegaan van de huurlasten op 1 juli 2023, respectievelijk 1 juli 2024, en het bedrag aan huur- en zorgtoeslag waarop het huishouden volgens de beschikking van de Dienst Toeslagen recht heeft. Het recht op bijzondere bijstand wordt beoordeeld op basis van:
- III.
Toeslagenjaar 2023: definitieve beschikking Dienst Toeslagen over het jaar 2023,
- IV.
Toeslagenjaar 2024: definitieve beschikking Dienst Toeslagen over het jaar 2024.
- a.
-
2. Voor de berekening van het recht op bijzondere bijstand als bedoeld in lid 1 onder b wordt gebruik gemaakt van de Proefberekening Dienst Toeslagen. Voor de aanvraag wordt een vergelijking gemaakt tussen de feitelijk toegekende toeslagen aan de aanvrager met die van een gezin dat in een toeslagenjaar alleen algemene periodieke bijstand ontving. Bij de uitvraag van het toetsingsinkomen in de Proefberekening wordt uitgegaan van het toetsingsinkomen voor een vergelijkbaar bijstandsgezin. Als er in een toetsingsjaar sprake is van thuiswonende kinderen en/of medebewoners wordt uitgegaan van het belastbaar Pw-inkomen. Daarbij wordt rekening gehouden met de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a de wet.
-
-
3. De bijzondere bijstand alleenverdieners wordt per toeslagenjaar als één bedrag toegekend en uitgekeerd.
-
-
4. De bijzondere bijstand wordt uitbetaald aan het huishouden tenzij er gegronde redenen zijn om aan te nemen dat het huishouden zonder hulp niet in staat is tot een verantwoorde besteding van hun bestaansmiddelen.
-
-
5. Bij toepassing van artikel 4 vijfde lid, ontvangen beide ex-fiscaal partners voor dat betreffende toeslagenjaar ieder de helft van de bijzondere bijstand waarop zij gezamenlijk recht hebben.
Artikel 4. Aanvraag
-
1. De aanvraag voor bijzondere bijstand alleenverdieners kan worden ingediend bij het college van Burgemeester en Wethouders.
-
-
2. De aanvraag om een tegemoetkoming kan vormvrij worden ingediend bij het college. Of een huishouden kan via de website of telefonisch vragen om een afspraak voor het doen van een aanvraag.
-
-
3. Voor de toepassing van het woonplaatsbeginsel als bedoeld in artikel 40 eerste lid van de wet is de aanvraagdatum bepalend en niet de datum waarop de kosten zich voordoen of voordeden.
-
-
4. Een aanvraag voor de bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek betrekking hebbend op de Toeslagenjaren: 2022, 2023, en/of 2024 moet uiterlijk zijn ingediend tot en met 31 december 2025.
-
-
5. Bij de aanvraag moeten de volgende gegevens overgelegd of meegestuurd worden:
-
1. Algemeen:
- a.
een kopie van een identiteitsbewijs van de aanvrager en eventuele partner;
- b.
een kopie van een bankpas of recent bankafschrift met daarop het rekeningnummer en de tenaamstelling.
- a.
-
2. Aanvraag over het Toeslagenjaar 2022:
- a.
de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen met berekeningsspecificatie waaruit het terug te vorderen, of te verrekenen, bedrag aan huur -en zorgtoeslag over het “Toeslagenjaar 2022” blijkt;
- b.
als uit de definitieve beschikking van bedoeld onder a niet de hoogte blijkt van het toetsingsinkomen van de:
- I.
aanvrager en partner, en
- II.
eventuele thuiswonende kinderen en medebewoners voor wat betreft het onderdeel huurtoeslag, dan aanvullend bewijsstukken van het toetsingsinkomen van: aanvrager, partner en de eventuele kinderen en medebewoners.
- I.
- a.
-
3. Aanvraag over het Toeslagenjaar 2023:
- a.
de definitieve beschikking van de Belastingdienst – Toeslagen met berekeningsspecificatie over het “Toeslagenjaar 2023”;
- b.
voor de bepaling van het recht op huurtoeslag: informatie of er buiten de aanvragers nog andere mensen inwonen zoals kinderen en medebewoners met hun naam en geboortedata;
- c.
als uit de definitieve beschikking bedoeld onder a niet de hoogte blijkt van het z.g. toetsingsinkomen van de:
- I.
aanvrager en partner, en
- II.
eventuele thuiswonende kinderen en medebewoners voor wat betreft het onderdeel huurtoeslag, dan aanvullend bewijsstukken van het toetsingsinkomen van: aanvrager, partner en de eventuele kinderen en medebewoners;
- I.
- a.
-
dan aanvullend bewijsstukken van het toetsingsinkomen van: aanvrager, partner en de eventuele kinderen en medebewoners;
- d.
de huurspecificatie per 1 juli 2023 waarop de kale huur en de servicekosten vermeld staan.
- d.
-
-
4. Aanvraag over het Toeslagenjaar 2024:
- a.
de definitieve beschikking van de Belastingdienst – Toeslagen met berekeningsspecificatie over het “Toeslagenjaar 2024”;
- b.
voor de bepaling van het recht op huurtoeslag: informatie of er buiten de aanvragers nog andere mensen inwonen zoals kinderen en medebewoners met hun naam en geboortedata;
- c.
als uit de definitieve beschikking bedoeld onder a niet de hoogte blijkt van het toetsingsinkomen van de:
- I.
aanvrager en partner, en
- II.
eventuele thuiswonende kinderen en medebewoners voor wat betreft het onderdeel huurtoeslag, dan aanvullend de meest recente inkomensspecificatie(s) over 2024 van: aanvrager, partner en de eventuele kinderen en medebewoners,
- I.
- d.
de huurspecificatie per 1 juli 2024 waarop de kale huur en de servicekosten vermeld staan.
- a.
-
-
5. Als in het toeslagenjaar waarvoor de aanvraag bijzondere bijstand gedaan wordt sprake was van fiscaal partnerschap dat door verbreking van die relatie niet meer bestaat, moeten beide partners ieder voor zich die aanvraag indienen. Beide ex-partners ontvangen afzonderlijk 50% van de tegemoetkoming.
-
Artikel 5. Ingangsdatum en citeertitel
-
1. Deze beleidsregels worden aangehaald als 'Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdieners gemeente Veendam 2022, 2023 en 2024’.
-
2. Deze beleidsregels treden in werking op de dag na bekendmaking, gelden tot en met 31 december 2025 en werken terug tot en met 1 januari 2022
-
3. Deze beleidsregels blijven van toepassing op de voor 31 december 2025:
- a.
ingediende aanvragen; en
- b.
tegen bezwaar- en beroepschriften, ingediend tegen de met toepassing van deze beleidsregel genomen beslissingen.
- a.
-
Toelichting Beleidsregels bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek gemeente Veendam 2022,2023 en 2024
Op grond van de Wet op de Inkomstenbelasting heeft iedereen recht op de z.g. algemene heffingskorting.
Door de heffingskorting betalen mensen minder belasting en premie volksverzekeringen. Als in een huishouden de ene partner een inkomen heeft en de andere partner heeft geen of maar beperkte inkomsten, dan kon dit belastingvoordeel overgedragen worden aan de niet verdienende partner. Dit heet “heffingskorting minstverdienende partner”. Deze methodiek van overdracht van heffingskorting naar de minstverdienende partner is tussen 2009 en 2024 (=overgangsregeling van 15 jaar) stapsgewijs afgebouwd. Inmiddels krijgt zo’n huishouden via de kostwinner nog maar één keer de algemene heffingskorting.
Het oorspronkelijke individuele recht op algemene heffingskorting en de afbouw van de mogelijkheid voor overdracht bij een minstverdienende partner heeft gevolgen voor de relatie met uitkeringen. Een aantal uitkeringen, waaronder de bijstand, is immers gebaseerd op het referentieminimumloon en het feit dat bij de verstrekking van die uitkeringen nog wel met tweemaal de heffingskorting wordt gerekend. Om aan die ontstane ongelijkheid een einde te maken, is besloten om die z.g. dubbele algemene heffingskorting in de bijstand ook af te bouwen. De afbouw in de bijstand is later begonnen (in 2012) en wordt ook over een langere periode uitgesmeerd. Verwacht wordt dat die afbouw in 2039 is voltooid.
Als gevolg van de hiervoor beschreven samenloop van fiscaliteit, toeslagen en sociale zekerheid heeft een groep huishoudens die landelijk wordt geschat op 6.400 een lager besteedbaar inkomen dan een vergelijkbaar gezin met een volledige bijstandsuitkering. Dit inkomen ligt onder het bestaansminimum. Dit financieel effect was overigens al in 2016 bekend bij het Rijk.
Op 27 september 2022 oordeelde de Centrale Raad van Beroep (ECLI:NL:CRVB:2022:1952) dat de gemeente een echtpaar met terugwerkende kracht compensatie moest geven voor het niet-ontvangen van de maximale toeslagen (=huur -en zorgtoeslag en kind gebonden budget). De CRvB oordeelde dat de gemeente daarom aan dat huishouden meer algemene periodieke bijstand moest verstrekken.
Een nadeel van het verstrekken van meer algemene bijstand is dat daardoor het (jaar)-inkomen voor de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (=o.a. huur -en zorgtoeslag en kind gebonden budget) ook hoger wordt met als gevolg dat er daardoor een lager bedrag aan huur -en zorgtoeslag wordt verstrekt. Kortom wat de ene hand geeft, neemt de andere hand weer deels.
Mede naar aanleiding van deze uitspraak heeft de regering opnieuw gezocht naar een oplossing voor deze situatie. Conclusie is dat een structurele oplossing voor dit probleem alleen mogelijk is door een wijziging via de fiscaliteit door bij die huishoudens minder belasting te heffen maar dat kan pas op zijn vroegst met ingang van 2028. Die oplossing via de fiscaliteit duurt dan tot 2039 want dan is de afbouw in de bijstand ook voltooid.
Voor de tussenliggende periode van 2022 tot 2028 is daarom op landelijk niveau (o.a. Ministerie van Financiën, Dienst Toeslagen, Belastingdienst, Ministerie SZW, VNG en Divosa) afgesproken om de getroffen huishoudens te compenseren.
Hierbij worden twee oplossingen onderscheiden:
1. tijdvak 2022 tot en met 2024: inzet individuele bijzondere bijstand,
2. tijdvak 2025 tot 2028: tegemoetkoming vanuit de wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek, artikel 78gg van de Participatiewet.
Verwezen wordt naar de Participatiewet voor categoriale bijzondere bijstand voor alleenverdieners”.
Stimulansz heeft een “Handelingsperspectief” geschreven om gemeenten te ondersteunen bij het vormgeven van hun beleid voor de verstrekking van individuele bijzondere bijstand voor de periode 2022 tot en met vermoedelijk 2024. Hierin staat dat gemeenten alleenverdienershuishoudens tegemoet kunnen komen als het gaat om:
1. huishoudens van wie de toeslagen over 2023 en 2024 door deze problematiek lager zijn vastgesteld dan bij huishoudens in een vergelijkbare leefsituatie met een volledige bijstandsuitkering; en
2. huishoudens die in 2023 een terugvordering van zorg- en/of huurtoeslag over 2022 kregen door deze problematiek of een betaalregeling hebben die daaruit voortkomt.
Bij het vormgeven van deze beleidsregels is dit onderscheid in de vergoeding voor het jaar 2022 en die voor de jaren 2023 / 2024 overgenomen.
Opgemerkt wordt het Rijk voor de regeling vanaf 2025 kiest voor : tegemoetkoming vanuit de wet tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek, artikel 78gg van de Participatiewet. Hiermee ontstaat een groter bereik en de afhandeling is aanzienlijk minder complex en arbeidsintensief dan via de individuele bijzondere bijstand.
Dit in combinatie met het feit dat het Rijk opteert voor een grofmazige regeling met een vaste jaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming maakt dat de regeling vanaf 2025 qua uitvoering eenvoudiger wordt en zelfs de mogelijkheid biedt om aan bepaalde groepen huishoudens de tegemoetkoming ambtshalve te kunnen verstrekken. Huishoudens die tot de doelgroep behoren hoeven dan ook geen veelheid aan gegevens meer te verstrekken en de gemeente kan volstaan met een lichtere toets.
Gemeenten hebben bij het vormgeven van hun beleid bijzondere bijstand een bepaalde mate van autonomie. Van die bevoegdheid is gebruik gemaakt bij het vormgeven van deze beleidsregels door:
niet het huidige beleid bijzondere bijstand en de daarin opgenomen bepalingen over: draagkracht uit vermogen en inkomen en het aanvraagtijdvak op deze problematiek toe te passen, maar om hiervoor een aparte regeling te ontwerpen,
gebruik te maken van bepalingen in de wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met incidentele bijzondere bijstand voor alleenverdieners.
Toelichting artikelsgewijs
Artikel 1. Begripsbepalingen
Voor de begripsbepalingen wordt uitgegaan van de begrippen zoals vermeld in: de Participatiewet (Pw) en de Algemene wet bestuursrecht (Awb), tenzij in deze regeling anders is bepaald.
In lid 2 onder c is het begrip huishouden gedefinieerd. Dit begrip wijkt af van het begrip “gezamenlijke huishouding” zoals dat is omschreven in artikel 3 van de Pw. De reden hiervoor is dat de Wet op de Inkomstenbelasting en de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen, waaronder de huur -en zorgtoeslag vallen, uitgaan van het begrip fiscaal partner en toeslagpartner. De voorwaarden om als fiscaal partner aangemerkt te worden wijken af van de voorwaarden om als “gezamenlijke huishouding” in de zin van de Pw gekwalificeerd te worden.
Ook zijn de begrippen Toeslagenjaar en toetsingsinkomen gedefinieerd. Deze komen niet voor in de Participatiewet. De gebruikte begrippen zijn afkomstig uit de Wet op de Inkomstenbelasting (=verzamelinkomen) en uit de Toeslagensystematiek (o.a. Proefberekening Toeslagen van de Belastingdienst Toeslagen = loon voor de loonheffing / 'fiscaal loon', 'loon loonbelasting (LB)/ volksverzekeringen', 'LHloon', of 'heffingsloon').
Artikel 2. Doelgroep bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek
Bij de bepaling van de doelgroep is aangesloten bij de doelgroep zoals gedefinieerd in de wet tot wijziging van de Participatiewet in verband met incidentele bijzondere bijstand voor alleenverdieners.
In het eerste lid onderdeel a wordt bepaald dat het moet gaat om huishoudens die een uitkering ontvangen anders dan een uitkering op grond van Participatiewet. Het kan soms ook zijn dat er nog een klein inkomen uit werk is.
Voorbeelden van dergelijke uitkeringen zijn een uitkering op grond van de Werkeloosheidswet (“WW”), of een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (“WIA”). Ook huishoudens die zo’n uitkering ontvangen, en daarnaast bijvoorbeeld een aanvullende bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet, kunnen onder deze regeling vallen. Dat volgt uit de toevoeging “eventueel aangevuld met een uitkering op grond van artikel 19”.
In onderdeel b wordt bepaald dat het, binnen de groep die is afgebakend in onderdeel a, gaat om huishoudens die minder toeslagen ontvangen, dan zij zouden ontvangen als zij een volledige bijstandsuitkering zouden ontvangen, vanwege de asynchroniteit van de afbouw van de dubbele algemene heffingskorting. Daarbij worden zij vergeleken met een huishouden dat in alle voor de participatiewet en toeslagen relevante kenmerken gelijk is, afgezien van het feit dat zij geen volledige bijstandsuitkering ontvangen, maar een andere uitkering niet op grond van de wet, met eventueel daarnaast een aanvullende bijstandsuitkering. De dubbele algemene heffingskorting wordt afgebouwd in artikel 37, tweede lid van de Participatiewet. In artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 is de dubbele algemene heffingskorting al volledig afgebouwd voor huishoudens waarvan de minst-verdienende partner geboren is na 1962. Huishoudens waarvan de minstverdienende partner geboren is vóór 1963, ontvangen nog altijd de maximale dubbele algemene heffingskorting.
In onderdeel c wordt bepaald dat het, binnen de groep die is afgebakend in de onderdelen a en b, gaat om huishoudens die door het ontvangen van minder huurtoeslag en/of zorgtoeslag, in een toeslagenjaar een inkomen genieten onder het bestaansminimum.
In het 2e lid wordt de doelgroep verder beperkt tot huishoudens die daadwerkelijk in de gemeente wonen en daar ook over eigen woonruimte beschikken waarvoor huur verschuldigd is.
Normaliter wordt bij de verstrekking van bijzondere bijstand ook beoordeeld of de aanvrager draagkracht uit vermogen heeft. De op grond van deze beleidsregels te verstrekken bijzondere bijstand komt in de plaats van gederfde toeslagen, met name de zorg- en huurtoeslag. Deze toeslagen komen immers niet volledig tot uitbetaling. De zorg- en huurtoeslag kennen veel hogere vermogensgrenzen (ruim € 67.000 voor een huishouden), dan de vermogensgrens binnen de Participatiewet. Daarom is in het 3e lid bepaald dat het vermogen buiten beschouwing blijft bij de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand op grond van deze regeling.
Vanwege de afwijkende voorwaarden om voor bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek in aanmerking te kunnen komen, bepaalt het 4e lid dat het bestaande beleid bijzondere bijstand van de gemeente buiten toepassing blijft.
Artikel 3. Hoogte van de individuele bijzondere bijstand alleenverdienersproblematiek en wijze van uitbetaling
Voor het vergoedingsjaar 2022 wordt de hoogte van de bijzondere bijstand afgestemd op het bedrag aan huur- en/of zorgtoeslag wat door de Dienst Toeslagen wordt teruggevorderd of verrekend.
Voor de vergoedingsjaren 2023 en 2024 wordt de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand bepaald door de hoogte van de door het gezin ontvangen toeslagen af te zetten tegen de hoogte van de toeslag die het huishouden zou hebben gekregen als het alléén een bijstandsuitkering zou krijgen.
Systematiek van de Toeslagen is dat die veelal jaarlijks in december voorlopig worden vastgesteld voor het nieuwe kalenderjaar, maandelijks worden uitbetaald. Ze worden pas definitief vastgesteld in de loop van het daarop volgend kalenderjaar. Zo stelt de Dienst Toeslagen de toeslagen over het kalenderjaar 2023 pas medio 2024 definitief vast. Deze werkwijze brengt met zich mee dat als een gemeente het toe te kennen bedrag aan bijzondere bijstand 100% zuiver wil beoordelen en vaststellen dat er twee mogelijkheden zijn:
de beslissing op de aanvraag bijzondere bijstand kan pas worden genomen nadat de definitieve vaststelling van de Dienst Toeslagen over een toeslagenjaar bekend is. Dat is in de praktijk pas ten minste een half jaar na afloop van het toeslagenjaar waarop de toeslagen betrekking hebben. Het nadeel is dat een gezin dan wel heel lang moet wachten op de beslissing bijzondere bijstand terwijl men al die tijd wel heeft moeten rondkomen van een inkomen wat onder het bestaansminimum ligt.
de gemeente neemt op een (veel) eerder tijdstip een “voorlopig besluit” op basis van de beschikking voorlopige vaststelling van de Dienst Toeslagen en neemt een definitief besluit zodra de beschikking definitieve vaststelling van de Dienst Toeslagen bekend is. Dit is zowel voor het gezin als ook de gemeente Veendam een heel administratief belastende werkwijze. Het gezin moet immers tweemaal gegevens overleggen en de gemeente Veendam moet die gegevens tweemaal beoordelen en ook tweemaal een besluit nemen. Als er een verschil zit tussen de beschikking voorlopige -en definitieve vaststelling van de Dienst Toeslagen moet het verschil of worden nabetaald of moet het gezin een deel terugbetalen.
Gelet op de hiervoor beschreven nadelen, wordt gekozen voor een pragmatische werkwijze waarbij de gemeente de beoordeling van het recht op bijzondere bijstand baseert op:
de definitieve beschikking van de Dienst Toeslagen over de toeslagjaren 2022 en 2023.
de voorlopige beschikking van de Dienst Toeslagen over het Toeslagjaar 2024.
Het huishouden beschikt vaak al voor aanvang van het nieuwe kalenderjaar over de voorlopige beschikking. Of dit is het geval binnen een paar maanden nadat het gezin een aanvraag voor toeslagen of een eventuele wijziging daarvan, heeft ingediend bij de Dienst Toeslagen.
Risico is wel dat de definitieve vaststelling 2024 van de Dienst Toeslagen kan afwijken van de voorlopige vaststelling. In zo’n geval kan het gezin te veel of te weinig bijzondere bijstand hebben gehad. Hier staat tegenover dat deze werkwijze veel minder administratief belastend is en het gezin ook veel eerder een besluit bijzondere bijstand kan krijgen.
Van belang is dat vanaf het jaar 2025 sprake is van een landelijke regeling met een vast vergoedingsbedrag. Dat forfaitair vergoedingsbedrag zal vaak niet overeenstemmen met het bedrag bij een maatwerkberekening.
Bijkomend is nog dat volgens het landelijke huurprijsbeleid verhuurders periodiek hun huren mogen aanpassen, vaak per 1 juli. Gevolg hiervan is dat veel huishoudens in het 1e halfjaar een andere huur betalen dan in het 2e halfjaar. De te betalen huur heeft effect op de hoogte van het recht op huurtoeslag. Bij een hele zuivere benadering moet er dan op jaarbasis eigenlijk met twee verschillende huurbedragen worden gerekend. Dit brengt zowel voor het gezin als ook de gemeente Veendam een hogere administratief belasting met zich mee. Ervan uitgaande dat verhuurders vaker hun huur verhogen in plaats van verlagen, wordt geopteerd voor een werkwijze waarbij bij de berekening van de huurtoeslag steeds wordt uitgegaan van de huurlasten die een gezin per 1 juli in een kalenderjaar moet betalen. Voor de meeste huishoudens zal dit ertoe leiden dat er een iets hoger recht op huurtoeslag uit de berekening komt waardoor ook de te verstrekken bijzondere bijstand iets hoger uitvalt.
In de Toelichting algemeen is al aangegeven dat het Rijk vanaf het jaar 2025 voor een grofmazige regeling kiest met een vaste jaarlijkse forfaitaire tegemoetkoming.
Met de hiervoor beschreven beleidskeuzes wordt aangesloten bij de categoriale regeling waarbij vanaf 2025 de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand niet individueel wordt bepaald.
Om een uniforme en goede berekening te kunnen maken van de door het gezin in een toetsingsjaar gemiste huur- en zorgtoeslag, is in het 2e lid bepaald dat voor die berekening gebruik gemaakt wordt van de landelijke Proefberekening van de Belastingdienst – Toeslagen - website: Externe link: https://www.belastingdienst.nl/wps/wcm/connect/nl/toeslagen/content/hulpmiddel-proefberekening-toeslagen.
Voor de te maken vergelijking met een huishouden wat het gehele kalenderjaar uitsluitend algemene periodieke bijstand heeft ontvangen wordt bij de uitvraag van het jaarinkomen bij die proefberekening uitgegaan van het belastbaar jaarinkomen van een bijstandshuishouden. Als er in een toetsingsjaar sprake is van medebewoning, wordt gerekend met het belastbaar Pw-inkomen op grond van art. 22a Pw (=toepassing z.g. kostendelersnorm). De overweging hierbij is dat bij de berekening van de huurtoeslag de Dienst Toeslagen ook rekening houdt met het inkomen van thuiswonende kinderen en medebewoners.
Het derde lid regelt dat de te verstrekken bijzondere bijstand als één bedrag voor een heel kalenderjaar wordt berekend en uitbetaald.
Het vierde lid bepaalt dat de uit te keren bijzondere bijstand als hoofdregel aan het huishouden wordt betaald en dat daarvan in uitzonderingsgevallen kan worden afgeweken. Denk bijvoorbeeld aan de situatie dat een gezin kampt met verslaving, in de schuldhulpverlening zit, of bij een terugvordering van de Dienst Toeslagen.
Het vijfde lid voorziet in de situatie dat er sprake is van ex-fiscaal partners als bedoeld in artikel 4 lid 4. In zo’n situatie wordt het aan de voormalige leefeenheid uit te betalen bedrag gesplitst waarbij iedere partner de helft krijgt.
Artikel 4. Aanvraag
In lid 1 wordt beschreven dat huishoudens een aanvraag kunnen doen bij de gemeente.
In lid 2 wordt het maken van een afspraak als voorkeursvariant gepresenteerd. Hiermee beoogt de gemeente de aanvraagprocedure voor huishoudens zo eenvoudig mogelijk te maken. een digitale aanvraag de voorkeur geniet. Dit is zowel voor het huishouden als ook voor de gemeente Veendam de snelste, eenvoudigste en efficiëntste aanvraagprocedure.
Uit jurisprudentie van de CRvB d.d. 17 dec. 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4112, blijkt dat de aanvraag-datum bepalend is voor het antwoord op de vraag welke gemeente bevoegd is om op de aanvraag bijzondere bijstand te beslissen. Omdat deze regeling terugwerkt tot en met het toeslagenjaar 2022 dient er rekening mee te worden gehouden dat inwoners thans een andere woonplaats hebben dan voorheen. Het tweede lid bepaalt dat niet relevant is wat de woonplaats van de aanvrager was toen de kosten waarvoor de bijzondere bijstand wordt aangevraagd zich voordeden.
Als de aanvraag wordt ingediend bij het verkeerde bestuursorgaan, dan dient dat bestuursorgaan de aanvraag op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) onverwijld door te sturen naar het orgaan wat wel bevoegd is.
In het derde lid staat beschreven gedurende welke periode een gezin een aanvraag bijzondere bijstand kan indienen om bijzondere bijstand te krijgen over de jaren 2022 tot en met 2024.
Die termijn wordt begrensd tot en met 31 december 2025. Hiermee hebben huishoudens voldoende tijd een aanvraag voor deze regeling te doen.
Het vierde lid regelt welke bewijsstukken bij welke toetsingsjaren aangeleverd moeten worden. Dit spreekt voor zich en behoeft geen verdere toelichting.
Het is niet uit te sluiten dat er huishoudens zijn waarbij de fiscale partners inmiddels uit elkaar zijn gegaan. Voor die situatie is in het vijfde lid beschreven dat de voormalige partners afzonderlijk hun aanvraag kunnen doen.
Artikel 5. Inwerkingtreding en citeertitel
Met verwijzing naar artikel 4 lid 1 en de vergoeding van bijzondere bijstand over het kalenderjaar 2022 op basis van het terugvorderingsbesluit, of verrekening, van de Dienst Toeslagen van medio 2023 of latere datum, wordt voorgesteld om aan deze beleidsregels terugwerkende kracht te verbinden tot en met het toeslagenjaar 2022.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op 24 juni 2025 door
Burgemeester en Wethouders van de gemeente Veendam,
…….. ………..
Secretaris Burgemeester
A. Castelein A. Pleyte
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl