Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek Fijnder 2025, 2026 en 2027

Geldend van 01-07-2025 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2025

Intitulé

Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek Fijnder 2025, 2026 en 2027

Het Dagelijks Bestuur van Fijnder gelet op:

  • artikel 4, eerste lid van de Gemeenschappelijke Regeling Fijnder en het Delegatiebesluit Gemeenschappelijke Regeling Fijnder 2024, waarin het bestuur de zelfstandige bevoegdheid voor de uitvoering van bovengenoemde taken gedelegeerd heeft gekregen van zijn deelnemende gemeenten Berkelland, Oost Gelre en Winterswijk en;

  • het bepaalde in artikel 4:81 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • gelet op artikel 78gg van de Participatiewet;

overwegende, dat het Dagelijks Bestuur van Fijnder:

  • het wenselijk vindt om aan te geven in welke situaties en onder welke voorwaarden een huishouden een vaste tegemoetkoming kan worden verstrekt of geweigerd en

  • daartoe beleidsregels wenst vast te stellen;

besluit tot vaststelling van de volgende beleidsregels

Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek Fijnder 2025, 2026 en 2027

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

Alleenverdiener: het huishouden dat:

  • a.

    een inkomen heeft uit een uitkering, niet zijnde een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, eventueel aangevuld met een uitkering op grond van de Participatiewet en;

  • b.

    vergeleken met een vergelijkbaar huishouden, waarvoor het inkomen uit enkel een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet bestaat, een lager bedrag aan tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt, als gevolg van de verschillende afbouwpaden van de dubbele algemene heffingskorting, bedoeld in artikel 37, tweede lid, Participatiewet en in artikel 8.9 van de Wet inkomstenbelasting 2001 en;

  • c.

    een netto-inkomen en tegemoetkomingen met toepassing van de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen ontvangt dat in totaal lager ligt dan bij een vergelijkbaar huishouden waarvoor het inkomen uit een uitkering enkel bestaat uit een uitkering op grond van artikel 19 Participatiewet, vanwege hetgeen genoemd is onder sub b.

Huishouden: twee personen die fiscaal partner en toeslagpartner van elkaar zijn voor het jaar waarop de tegemoetkoming betrekking heeft.

Vaste tegemoetkoming: het bedrag dat over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 per jaar wordt vastgesteld bij ministeriële regeling in het kader van artikel 78gg, Participatiewet.

TOEGANG

Artikel 2 Ambtshalve toekenning

  • 1.

    Fijnder kent aan ieder huishouden waarvan voor het betreffende kalenderjaar het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner is verstrekt aan Fijnder op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet, ambtshalve de vaste tegemoetkoming voor dat kalenderjaar toe.

  • 2.

    Fijnder kent de vaste tegemoetkoming over 2025 ambtshalve toe aan het huishouden, indien:

    • a.

      het huishouden voor 2025 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2025 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan het college op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij Fijnder bekende gegevens Fijnder vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming;

    • d.

      er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten; en

    • e.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

  • 3.

    Fijnder kent de vaste tegemoetkoming over de jaren 2026 en/of 2027 ambtshalve toe aan het huishouden, indien:

    • a.

      het huishouden voor 2026 en/of 2027 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2026 en 2027 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan Fijnder op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij Fijnder bekende gegevens Fijnder vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming;

    • d.

      er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten en

    • e.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

Artikel 3 Aanvraag op uitnodiging

  • 1.

    Fijnder nodigt een huishouden uit om over 2025 een aanvraag voor de vaste tegemoetkoming in te dienen indien:

    • a.

      het huishouden voor het kalenderjaar 2025 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor het kalenderjaar 2025 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan Fijnder op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij Fijnder bekende gegevens Fijnder vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming en

    • d.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

  • 2.

    Fijnder nodigt het huishouden uit om over 2026 en/of 2027 een aanvraag voor de vaste tegemoetkoming in te dienen, indien:

    • a.

      het huishouden voor 2026 en/of 2027 nog geen vaste tegemoetkoming toegekend heeft gekregen;

    • b.

      voor 2026 en 2027 het Burgerservicenummer van de meestverdienende partner in het huishouden niet is verstrekt aan Fijnder op grond van artikel 78gg, vijfde lid, Participatiewet;

    • c.

      op basis van de bij Fijnder bekende gegevens Fijnder vermoedt dat het huishouden aanspraak kan maken op de vaste tegemoetkoming en

    • d.

      de meestverdienende partner ingeschreven staat in de gemeente.

Artikel 4 Aanvraag zelfmelder

  • 1.

    Het huishouden kan een aanvraag om een vaste tegemoetkoming indienen bij Fijnder.

  • 2.

    De aanvraag om een vaste tegemoetkoming kan vormvrij worden ingediend bij Fijnder.

  • 3.

    Fijnder beoordeelt of de aanvrager, als bedoeld in artikel 1.1 alleenverdiener is.

  • 4.

    Fijnder beoordeelt of de meestverdienende partner in het huishouden op de datum van aanvraag inwoner van de gemeente is en het huishouden voor het betreffende jaar nog geen vaste tegemoetkoming heeft ontvangen.

  • 5.

    Bij de vaststelling van het inkomen om te bepalen of het huishouden tot de doelgroep van alleenverdieners behoort, telt alleen het inkomen van beide fiscale - en toeslagpartners mee.

  • 6.

    Als er sprake is van een vast maandinkomen, toetst Fijnder het inkomen van de meest recente maand van het jaar voorafgaand aan de datum van aanvraag. Fijnder rekent dit maandinkomen om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 7.

    Als er sprake is van een variabel maandinkomen, toetst Fijnder het inkomen van de meest recente drie achtereenvolgende maanden voorafgaand aan de datum van aanvraag. Fijnder rekent deze maandinkomens om naar een verwacht jaarinkomen.

  • 8.

    Als de definitieve aanslag inkomstenbelasting of definitieve beschikking voor toeslagen over het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd al bekend is, dan gebruikt Fijnder het belastbaar jaarinkomen waar deze aanslag of beschikking op is gebaseerd.

  • 9.

    Bij de vaststelling van het vermogen hanteert Fijnder de vermogensgrens van de zorgtoeslag, zoals die geldt voor het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd. Het peilmoment van het vermogen is 1 januari 00:00 van het kalenderjaar waarover de vaste tegemoetkoming wordt aangevraagd.

  • 10.

    De vaste tegemoetkoming over de kalenderjaren 2025, 2026 en 2027 wordt uiterlijk 31 december 2028 aangevraagd.

TOEKENNING EN VERSTREKKING

Artikel 5 Toekenning

Fijnder kent de vaste tegemoetkoming eenmaal voor het betreffende kalenderjaar toe en voor het gehele bedrag.

Artikel 6 Verstrekking

Fijnder verstrekt de vaste tegemoetkoming in één keer. De verstrekking voor het betreffende kalenderjaar loopt door als het huishouden uit de gemeente verhuist.

SLOTBEPALINGEN

Artikel 7 Ingangsdatum

Deze beleidsregels treden met terugwerkende kracht in werking met ingang van 1 januari 2025.

Artikel 8 Titel

Deze beleidsregels worden aangehaald als: Beleidsregels Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek Fijnder 2025, 2026 en 2027.

Ondertekening

Aldus besloten in de vergadering van het Dagelijks Bestuur van Fijnder, gehouden op 30 juni 2025.

De voorzitter,

E.S.F. Schepers-Janssen

De secretaris,

T.A. Beijer

Toelichting

Beleidsregels tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek

In de Aanbiedingsnota staat de achtergrond van de Tijdelijke regeling alleenverdienersproblematiek vermeld.

Gemeenten worden gecompenseerd voor de toekenning en uitbetaling van de vaste tegemoetkoming.

De tijdelijke regeling laat gemeenten een bepaalde beleidsvrijheid. Gemeenten maken de keuzes in de beleidsregels. Deze beleidsregels en de leeswijzer maken de keuzes die gemeenten maken inzichtelijk.

Artikel 1: Begripsbepalingen

Dit artikel geeft een definitie voor de begrippen alleenverdiener, huishouden en vaste tegemoetkoming.

Artikel 2: Ambtshalve toekenning

Artikel 2.1: Ambtshalve toekennen aan huishoudens die op de lijst van de Belastingdienst staan

Ieder huishouden waarvan het BSN van de meestverdienende partner staat vermeld op de lijst van de Belastingdienst wordt ambtshalve de vaste tegemoetkoming toegekend. De Wtrap biedt hier een grondslag voor.

De gemeente kan, voordat zij een ambtshalve toekenning doet, wel een lichte toets uitvoeren. De VNG adviseert dat niet te doen. Van de inwoners op de lijst van de Belastingdienst staat vast dat zij op de peildatum van de lijst nog in leven waren en woonachtig in de desbetreffende gemeente. Daarmee is feitelijk al voldaan aan de minimale vereisten van de lichte toets. In de format beleidsregels is de uitvoering van de lichte toets daarom niet opgenomen.

Artikel 2.2 en 2.3: Ambtshalve toekennen aan reeds bekende huishoudens die niet op de lijst van de Belastingdienst staan

In de format beleidsregels zijn in artikel 2.2 en 2.3 twee keuzes opgenomen om de vaste tegemoetkoming ambtshalve toe te kennen aan huishoudens die al bij de gemeente bekend zijn, maar voor het betreffende jaar (jaar t) niet op de lijst van de Belastingdienst staan.

De eerste keuze regelt dat de bekende huishoudens uit fase I in 2025 (fase II) ambtshalve uitgekeerd krijgen. De tweede keuze regelt dat wanneer in fase II een huishouden bekend is/wordt, er alleen voor de jaren in fase II ambtshalve uitgekeerd kan worden. De gemeente kan voor één, of beide mogelijkheden kiezen.

Als de gemeente hiervoor kiest, worden huishoudens minder belast en het vermindert het capaciteitsbeslag bij de gemeentelijke uitvoering. Met ‘bekend’ worden huishoudens bedoeld waarvan de gemeente voor een eerder jaar (t-X) heeft vastgesteld dat het een alleenverdienerhuishouden was en een tegemoetkoming heeft uitgekeerd. Deze huishoudens kunnen in jaar t weer alleenverdienerhuishouden zijn maar niet op de lijst staan, omdat deze lijst gebaseerd is op gegevens van jaar t-2.

De voorwaarden voor beide opties zijn dat beide personen op het moment van toekennen in leven zijn, de meestverdienende partner inwoner is van de gemeente, en er zich tussentijds geen relevante wijzigingen hebben voorgedaan in de situatie van het huishouden of de achterliggende wetten. Deze voorwaarden zijn opgenomen in de beleidsregel.

Voorbeeld I: In 2025 wordt getoetst of de omstandigheden zijn gewijzigd voor huishoudens die een tegemoetkoming hebben ontvangen tijdens fase I (2023 en/of 2024). Wanneer de omstandigheden niet zijn gewijzigd, kan de gemeente de vaste tegemoetkoming in 2025 ambtshalve toekennen. Deze huishoudens behoren in de actualiteit tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek.

Voorbeeld II: In 2025 heeft een huishouden de vaste tegemoetkoming ontvangen na te zijn beoordeeld door de gemeente. Het huishouden komt in 2026 niet voor op de lijst van de Belastingdienst. De omstandigheden zijn niet gewijzigd. De vaste tegemoetkoming wordt over 2026 ambtshalve uitgekeerd.

Let op! Voor het ambtshalve toekennen van de vaste tegemoetkoming aan al bekende huishoudens moet een vermoeden bestaan dat het om een alleenverdienerhuishouden gaat. Dit vermoeden kan nooit blijken uit het feit dat het huishouden het jaar daarvoor op de lijst van de Belastingdienst stond en daarom ambtshalve een tegemoetkoming ontvangen heeft. Dit komt omdat de lijst van de Belastingdienst gegevens bevat over vastgestelde inkomens van twee jaar eerder (t-2). Het is bekend dat een deel van de huishoudens (ca 50%) op de lijst feitelijk al geen alleenverdienerhuishouden meer is op het moment dat zij ambtshalve de tegemoetkoming ontvangen. Een vermoeden dat een recht bestaat op de vaste tegemoetkoming zal dus altijd moeten zijn gebaseerd op een situatie dat de gemeente in een eerder jaar zelf heeft vastgesteld dat het een alleenverdienerhuishouden betreft.

Artikel 3: Aanvraag op uitnodiging

Wanneer niet gekozen wordt voor ambtshalve verstrekken van de reeds bekende huishoudens (artikelen 2.2 en 2.3), nodigt de gemeente op basis van artikel 3 van de beleidsregels twee groepen huishoudens uit tot het doen van een aanvraag:  

Over 2025 de huishoudens die in fase I een tegemoetkoming hebben ontvangen.

Over 2026 en 2027 de huishoudens die in fase II een tegemoetkoming hebben ontvangen.

Huishoudens die op grond van een bestandsanalyse huishoudens in de actualiteit (jaar t) mogelijk tot de doelgroep van de alleenverdienersproblematiek behoren (NB: dit kan ook gedurende de looptijd van het jaar ontstaan bij nieuwe aanvragen bijzondere bijstand en aanvullende algemene bijstand.) 

Artikel 3 is gesplitst in twee sub artikelen. Artikel 3.1 is het alternatief voor artikel 2.2, als de gemeente de al bekende huishoudens uit fase I voor 2025 wil beoordelen. Artikel 3.2 is het alternatief voor artikel 2.3. Hiermee nodigt de gemeente niet alleen bekende huishoudens uit (toekenning in vorig jaar), maar ook huishoudens die nog niet eerder een tegemoetkoming hebben ontvangen én waarvan de gemeente vermoedt dat zij recht kunnen hebben op een vaste tegemoetkoming. Zij kunnen bijvoorbeeld recent de bijstand zijn ingestroomd. De gemeente kan deze huishoudens tegenkomen wanneer het eigen bestanden doorzoekt.

Artikel 4: Aanvraag zelfmelder

Alle andere huishoudens die vermoeden dat zij tot de doelgroep van de alleenverdieners behoren kunnen zelf een aanvraag indienen. Dit artikel bepaalt daarbij wat de criteria zijn om te bepalen of het huishouden recht heeft op de vaste tegemoetkoming.

Artikel 4.6 en 4.7: Voor de berekening van het inkomen zijn er verschillende mogelijkheden:

Een vast maandelijks inkomen: Hiervoor adviseert de VNG een referteperiode van één maand te hanteren.

Een variabel maandelijks inkomen: Hiervoor adviseert de VNG een referteperiode van de drie meest recente maanden te hanteren.

Het vaste of variabele inkomen moet vervolgens naar een jaarinkomen worden omgerekend.

Artikel 4.9: Bij de vaststelling van de lijst door de Belastingdienst voor ambtshalve toekenning van de tegemoetkoming, is rekening gehouden met de vermogensgrenzen van de toeslagen. Het is vanwege rechtsgelijkheid en de bedoeling van de regeling belangrijk dat gemeenten ook voor zelfmelders met deze vermogensgrenzen rekening houden. In de beleidsregels is daarom de vermogensgrens van de zorgtoeslag opgenomen als criterium bij de beoordeling of een huishouden tot de doelgroep alleenverdienersproblematiek behoort.

Artikel 5: Toekenning

De toekenning van de vaste tegemoetkoming is eenmaal per kalenderjaar voor het hele bedrag.

Om te voorkomen dat alleenverdienerhuishoudens in geval van verhuizing tussen de wal en het schip belanden, wordt voor alle ambtshalve toekenningen geadviseerd als peildatum voor de woonplaats de datum waarop de definitieve lijst van de Belastingdienst is gebaseerd, te hanteren. Voor 2025 is dat 15 januari 2025. De meestverdienende partner, waarvan het BSN op de lijst staat vermeld, was op die datum inwoner van de gemeente.

Artikel 6: Verstrekking

De gemeente kan kiezen of vaste tegemoetkoming in één keer of verdeeld over de resterende maanden in het kalenderjaarjaar wordt verstrekt en, indien van toepassing, onder aftrek van reeds betaalde bedragen. De VNG adviseert de vaste tegemoetkoming in één keer uit te betalen.

Ook als de inwoner gedurende het jaar verhuist, blijft de gemeente die de vaste tegemoetkoming heeft toegekend, de nog te betalen bedragen uitkeren.