Regeling vervallen per 27-03-2018

Algemene Subsidieverordening Scherpenzeel

Geldend van 01-01-2011 t/m 26-03-2018

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Scherpenzeel

De raad van de gemeente Scherpenzeel,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 26 oktober 2010,

gelet op artikel 149 van de Gemeentewet,

besluit

Beslispunten

  • 1.

    instemmen met de Algemene Subsidieverordening gemeente Scherpenzeel.

  • 2.

    de onder 1 vastgestelde Algemene Subsidieverordening gemeente Scherpenzeel per 1 januari 2011 in laten gaan.

  • 3.

    intrekken Algemene Subsidieverordening gemeente Scherpenzeel (vastgesteld in de raad van 20 december 2001).

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    college: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Scherpenzeel;

  • b.

    eenmalige subsidie: subsidie ten behoeve van bijzondere incidentele projecten of activiteiten die niet behoren tot de reguliere bezigheden van de aanvrager en waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd subsidie wil verstrekken;

  • c.

    raad: raad van de gemeente Scherpenzeel;

  • d.

    jaarlijkse subsidie: subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling wordt verstrekt, voor maximaal vier jaar.

Artikel 2. Reikwijdte verordening

  • 1. De raad stelt vast dat voor de volgende beleidsterreinen subsidie kan worden verstrekt:

    • a.

      algemeen bestuur;

    • b.

      openbare orde en veiligheid;

    • c.

      verkeer, vervoer en waterstaat;

    • d.

      economische zaken;

    • e.

      onderwijs;

    • f.

      cultuur en recreatie;

    • g.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening;

    • h.

      volksgezondheid en milieu;

    • i.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Het college kan nadere regels stellen, waarin de te subsidiëren activiteiten, de doelgroepen en de verdeling van de subsidie per beleidsterrein zoals bedoeld in het eerste lid worden omschreven.

Artikel 3. Bevoegdheid college

  • 1. Het college is bevoegd te besluiten over het verstrekken van subsidies met inachtneming van de in de gemeentebegroting opgenomen financiële middelen of het subsidieplafond en - indien de begroting nog niet is vastgesteld, dan wel goedgekeurd - onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

  • 2. Het college is bevoegd om voorwaarden aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden.

HOOFDSTUK 2. SUBSIDIEPLAFOND EN BEGROTINGSVOORBEHOUD

Artikel 4. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. De raad kan jaarlijks bij de vaststelling van de begroting besluiten tot het instellen van één of meerdere subsidieplafond(s).

  • 2. Bij de vaststelling van een subsidieplafond wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3. Het college kan - met inachtneming van de ingevolge artikel 2, door de raad vastgestelde beleidsterreinen en regels - nadere regels stellen omtrent de verdeling van het beschikbare bedrag.

  • 4. Bij de bekendmaking van de subsidieplafonds wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

  • 5. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld.

HOOFDSTUK 3. AANVRAAG VAN DE SUBSIDIE

Artikel 5. Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1. De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college, met behulp van een door het college vastgesteld aanvraagformulier voor zover dit voor de betreffende subsidiecategorie beschikbaar is.

  • 2. Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelstellingen en resultaten die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In het bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      indien van toepassing bij een jaarlijkse subsidie, de stand van de egalisatiereserve op het moment van de aanvraag.

  • 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe bij de aanvraag.

  • 4. Het college is bevoegd ook andere dan of slechts enkele van de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen, indien die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag noodzakelijk respectievelijk voldoende zijn.

Artikel 6. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan vóór 1 mei in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 2. Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

Artikel 7. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 13 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, binnen 13 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

HOOFDSTUK 4. WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 8. Weigeringgronden

Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien:

  • a.

    de activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen;

  • b.

    de activiteiten naar verwachting onvoldoende passen in het beleid van de gemeente, dit naar het oordeel van het college;

  • c.

    de activiteiten in strijd zijn met de wet, het algemeen belang of de openbare orde en goede zeden;

  • d.

    de aanvrager niet beschikt over vergunning(en), indien deze voor de uitvoering van de activiteiten vereist is (zijn);

  • e.

    de activiteiten uitsluitend een partijpolitiek, godsdienstig of levensbeschouwelijk karakter hebben;

  • f.

    in het beoogde doel of de voorgenomen activiteit al op andere wijze in belangrijke mate is voorzien, naar het oordeel van het college;

  • g.

    de aanvrager ook zonder subsidieverstrekking over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken.

Artikel 9. Wet BIBOB

Het college kan voor subsidies binnen door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

HOOFDSTUK 5. VERLENING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 10. Verlening subsidie

  • 1. Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2. Het college is bevoegd om verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie.

Artikel 11. Betaling en bevoorschotting

  • 1. Indien een beschikking tot subsidievaststelling als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel a, wordt gegeven, vindt de betaling van de gehele subsidie in één bedrag plaats.

  • 2. Indien een beschikking tot subsidieverlening als bedoeld in artikel 15, eerste lid, onderdeel b, wordt gegeven, wordt 100% bevoorschot.

  • 3. Indien besloten wordt tot bevoorschotting van de subsidie, wordt in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de voorschotten bepaald.

HOOFDSTUK 6. VERPLICHTINGEN VAN DE SUBSIDIEONTVANGER

Artikel 12. Tussentijdse rapportage

Bij subsidies hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 13. Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of geheel niet zullen worden verricht of dat niet of geheel niet aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger verricht de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk schriftelijk over:

    • a.

      besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van de rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk niet kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de rechtspersoon.

  • 3. De subsidieontvanger behoeft de toestemming van het college voor handelingen als vermeld in artikel 4:71 Algemene wet bestuursrecht.

HOOFDSTUK 7. VERANTWOORDING EN VASTSTELLING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 15. Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

  • 1. Subsidies tot 5.000 euro worden door het college:

    • a.

      direct vastgesteld of;

    • b.

      ambtshalve vastgesteld binnen 13 weken nadat de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht.

  • 2. Bij een ambtshalve vaststelling als bedoeld in het eerste lid, onderdeel b, kan het college de aanvrager verplichten om op de door haar aangegeven wijze aan te tonen dat de activiteiten, waarvoor de subsidie wordt verstrekt, zijn verricht en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16. Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overgelegd.

Artikel 17. Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

  • 1. Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

    • a.

      bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 13 weken na het verricht zijn van de activiteiten;

    • b.

      bij een jaarlijkse subsidie, uiterlijk vóór 1 mei in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 4 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2. De aanvraag tot vaststelling bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      een overzicht van de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop;

    • d.

      een accountantsverklaring.

  • 3. Het college kan bepalen dat ook andere of minder dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 18. Vaststelling subsidie

  • 1. Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling de subsidie vast.

  • 2. Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3. Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4. Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in het eerste lid genoemd tijdstip is ontvangen, gaat het college zes weken na een eenmalig rappel over tot ambtshalve vaststelling.

HOOFDSTUK 8. OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19. Standaardberekeningswijze van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

Indien bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, toetst het college of de door de subsidieaanvrager berekende tarieven op economisch aanvaardbare grondslagen heeft plaatsgevonden.

Artikel 20. Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen een artikel of artikelen van deze verordening buiten toepassing laten of daarvan afwijken, met uitzondering van de artikelen 1, 2, 3 en 8 voor zover toepassing gelet op het belang van de aanvrager of subsidieontvanger leidt tot onbillijkheid van overwegende aard. Het van toepassing verklaren van dit artikel wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 21. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening gemeente Scherpenzeel (vastgesteld op 20 december 2001) wordt ingetrokken.

Artikel 22. Overgangsbepalingen

Aanvragen om subsidie die zijn ingediend tot en met 31 december 2010 worden afgedaan volgens de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Scherpenzeel (vastgesteld op 20 december 2001).

Artikel 23. Inwerkingtreding nieuwe regeling

Deze verordening treedt na bekendmaking in werking per 1 januari 2011.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Algemene Subsidieverordening gemeente Scherpenzeel.

Ondertekening

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van 16 december 2010,
B.S. van Ginkel-Schuur J.J.H. Colijn-de Raat
griffier (wnd.) voorzitter

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Uit de definitie volgt dat er een onderscheid wordt gemaakt tussen de verschillende vormen van subsidie, namelijk de eenmalige - en jaarlijkse subsidies.

De jaarlijkse subsidie wordt bij voorkeur voor meerdere jaren verleend en heeft veelal op voortdurende activiteiten van een instelling betrekking (bijv. exploitatiesubsidies en subsidie in de loonkosten). In de verordening is bepaald dat deze voor een periode van ten hoogste vier jaren wordt verstrekt, waarna opnieuw besloten kan worden een jaarlijkse subsidie te verstrekken. Voor deze periode is gekozen omdat deze termijn het goed mogelijk maakt om te bezien of eerder vastgestelde beleidsdoelen nog gelden en of deze met de verstrekte subsidies worden gediend. Als deze subsidie voor langer dan drie jaar aan een instelling wordt verstrekt voor de uitvoering van dezelfde activiteit(en) ontstaat er volgens artikel 4:51 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) een subsidierelatie. Bij jaarlijks verstrekte subsidies is de aard en grootte van de instelling en de hoogte van de subsidie bepalend voor de omvang van aanvullende afspraken.

Eenmalige subsidies zijn subsidies voor een eenmalige activiteit of voor een activiteit waarvoor het college slechts voor een van tevoren bepaalde tijd subsidie wil verlenen.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

In het eerste lid wordt aangegeven voor welke beleidsterreinen subsidies kunnen worden verstrekt.

De ASV is een algemene verordening, die bepaalt aan welke voorwaarden voldaan moet worden om voor verlening van een subsidie in aanmerking te komen. Door de vele subsidiemogelijkheden zijn op onderdelen nadere regels noodzakelijk, die - indien de behoefte bestaat - eenvoudiger aan te passen zijn dan de verordening.

Artikel 3 Bevoegdheid college

Het college besluit over het verstrekken van subsidies binnen de door de raad gestelde kaders, zoals neergelegd in de gemeentebegroting, de ASV en beleidsstukken. Het college neemt daarbij de gemeentebegroting en subsidieplafonds in acht.

Volgens lid 2 mag het college voorwaarden aan de subsidie verbinden (zie ook 4:33 en 4:37 Awb). Ook de bevoegdheid om aan een subsidiebeschikking een uitvoeringsoveree n komst te verbinden, berust bij het college (zie afdeling 4.2.4 Awb).

Artikel 4 Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

De artikelen 4:25 tot en met 4:28 Awb bevatten bepalingen omtrent het werken met een ‘subsidieplafond’. Volgens de ASV kan de raad jaarlijks bij de vaststelling van de begroting subsidieplafonds per beleidsterrein vaststellen, waarbij verplicht wordt aangegeven op welke wijze het beschikbare bedrag wordt verdeeld. Het college kan nadere r e gels omtrent deze verdeling stellen.

Volgens de Awb wordt het subsidieplafond en de verdelingscriteria bekend gemaakt voordat de periode waarop het betrekking heeft, ingaat. Zonder nadere motivering kunnen subsidieaanvragen worden afgewezen op het moment dat het subsidieplafond is bereikt.

Bij de verdeling van de beschikbare bedragen kan gekozen worden voor het systeem ‘wie het eerst komt, wie het eerst maalt’, waarbij aanvragen in volgorde van ontvangst van de volledige aanvraag worden behandeld.

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

Een subsidieaanvraag moet schriftelijk ingediend worden. Een aanvraag kan digitaal worden gedaan, mits het college het vastgestelde formulier ook in digitale vorm beschikbaar heeft gesteld via de website.

Door het gebruik van standaardformulieren wordt de rechtszekerheid bevorderd en kan de uniformiteit van behandeling van subsidieaanvragen op de verschillende beleidsterreinen worden bevorderd. Daarnaast is het van belang dat de gemeente via een brochure of op de website op een begrijpelijke wijze aangeeft waarvoor subsidie kan worden aangevraagd en wat de procedure is.

In lid 2 onder d. wordt verwezen naar de systematiek van subsidieverlening en verrekening bij jaarlijks (per boekjaar) verstrekte subsidies conform artikel 4:72 Awb. Een dergelijke verplichting tot vorming door de ontvanger van een egalisatiereserve moet in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen. Inzage in de financiële reserve van een instelling is slechts aan de orde voor de beoordeling van een jaarlijkse subsidieaanvraag van een grote instelling met overeenkomstige subsidiebehoefte.

Artikel 6 Aanvraagtermijn

In dit artikel wordt een uiterste indiendatum genoemd waarbinnen aanvragen voor een jaarlijkse subsidie dienen te worden ingediend. Een subsidie kan voorafgaand, of mits sprake is van een stimulerend effect van de subsidieregeling, na afloop van de subsidiabele activiteiten worden verstrekt.

De gemeente kan er voor kiezen om ook voor de eenmalige subsidies afwijkende indiendata vast te stellen.

Artikel 7 Beslistermijn

In dit artikel staan de termijnen waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen. In de regel wordt een termijn van 8 tot 13 weken redelijk geacht. Indien deskundigen dan wel een commissie moeten worden geraadpleegd over de kwaliteit van de aanvraag wordt de beslistermijn tot 22 weken verlengd.

Op 1 oktober 2009 is de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen in werking getreden, waarmee het risico is ontstaan dat bestuursorganen, die zich niet aan door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom worden geconfronteerd. In gevallen van behandeling van omvangrijke complexe aanvragen, die zeker meer tijd dan genoemde termijnen vergen (dus voorzienbare lange beslistermijnen), is het raadzaam via nadere regels het risico van overschrijding van termijnen te beperken. Onder omstandigheden kan het college zich een termijn van een half jaar gunnen, vanwege de complexiteit van de aanvraag, om te beslissen op een aanvraag.

Artikel 8 Weigeringsgronden

De algemene weigeringsgronden volgens artikel 4:35 Awb, worden hier met nadere, op de gemeentelijke praktijk toegesneden gronden aangevuld.De activiteiten dienen altijd gericht te zijn op de gemeente dan wel haar ingezetenen of daaraan ten goede te komen.

Artikel 9 Wet BIBOB

Een bijzondere weigeringsgrond is dat de subsidieaanvrager de toets van de Wet Bibob niet kan doorstaan. Het gaat bij deze weigeringsgrond om de (rechts)persoon van de aanvrager, en daarmee niet om het feit of de activiteiten subsidiabel zijn. Het college moet zich bij ieder beleidsdoel dat het wil subsidiëren afvragen of er enig risico van het faciliteren van strafbare feiten is, en moet zelf een afweging maken in welke situatie toepassing van deze wet zinvol kan zijn. Het college kan bepalen in welke gevallen een toetsing aan deze wet kan plaatsvinden.

Artikel 10 Verlening van de subsidie

In lid 2 is bepaald dat het college de ontvanger verplichtingen kan opleggen (zie in artikel 4:37 Awb de standaardverplichtingen), die op de subsidieontvanger en de door hem te ondernemen activiteiten toegesneden zijn. Een bij de beschikking verstrekte bijlage waarin deze verplichtingen zijn opgenomen, is overzichtelijk en klantvriendelijk.

Het college is bevoegd verplichtingen aan de beschikking tot subsidieverlening te verbinden met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie, zoals het verzekeren van zaken, die voor de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit noodzakelijk zijn, de inrichting van de administratie en de vereiste toestemming van het college voor het aangaan van rechtshandelingen volgens artikel 4:71 Awb.

Artikel 11 Betaling en bevoorschotting

Voorschotten worden automatisch (ambtshalve) verstrekt volgens het in de subsidieregeling of de verleningsbeschikking opgenomen bevoorschottingsritme. De bevoorschottingsbeschikking wordt ambtshalve gegeven op het moment van de verleningsbeschikkking. De subsidieaanvrager hoeft geen aanvraag voor bevoorschotting in te dienen of tussentijdse overzichten van prestaties of uitgaven te overleggen. Dit leidt tot lastenbesparingen bij subsidieontvanger en de subsidieverstrekkende gemeente.

De termijnen waarop de (automatische) bevoorschotting plaatsvindt zijn niet genoemd in de verordening, omdat de bevoorschotting mede afhankelijk is van de aard van de te subsidiëren activiteit. Het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten wordt in de verleningsbeschikking vermeld.

Volgens artikel 13 is de subsidieontvanger verplicht te melden indien er omstandigheden zijn die van invloed zijn op de hoogte van het verleende bedrag. De subsidieverstrekker kan vervolgens door een wijziging van de verleningsbeschikking het bevoorschottingsritme en de hoogte van de voorschotten aanpassen. Na vaststelling van de subsidie wordt het resterende bedrag (het vastgestelde bedrag verminderd met de verleende voorschotten) uitgekeerd aan de subsidieontvanger.

Indien in de verleningsbeschikking niet anders is bepaald, vindt betaling van het voorschot binnen zes weken na verzending van de verleningsbeschikking plaats (zie artikel 4:87 lid 1 Awb).

Artikel 12 Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is er bij meerjarig verstrekte subsidies hoger dan 35.000 euro voor gekozen, dat het college de verplichting kan opleggen om tussentijds verantwoording af te leggen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse inhoudelijke en financiële verantwoording, bij voorkeur door middel van standaardformulieren. Dit regime is meestal lichter dan hetgeen opgesteld is voor de eindverantwoording.

Artikel 13 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college zodra aannemelijk is dat de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, niet (geheel) worden verricht of dat niet (geheel) aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen (tijdig) zal worden voldaan. In dat geval zal de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen de verplichtingen worden aangepast. Zie artikel 4:49 Awb (terugvordering van de subsidie) voor het geval dat achteraf blijkt dat niet voldaan is aan de meldingsplicht.

Artikel 14. Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In dit artikel staan de overige verplichtingen weergegeven van de subsidieontvanger, alsook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Het informeren van het college door de subsidieontvanger kan voldoende zijn per e-mail. Het college kan nadere stukken opvragen.

Artikel 15 Verantwoording subsidies

Kenmerkend voor subsidies tot 5.000 euro is dat een vast bedrag wordt verstrekt en dat de subsidieontvanger niet achteraf standaard verantwoording hoeft af te leggen aan de subsidieverstrekker.

In het geval van een directe vaststelling worden de bewijsstukken van de prestatie (ook mogelijk als activiteiten nog niet hebben plaatsgevonden) direct met de aanvraag meegestuurd. De toepassing is afhankelijk van de aard van de subsidie en risicoafweging van de subsidieverstrekker. Steekproefsgewijze controle na vaststelling is mogelijk en kan in bijzondere gevallen tot terugvordering leiden.

In het geval van subsidieverlening, gevolgd door ambtshalve vaststelling, wordt in de subsidiebeschikking vermeld wanneer de gesubsidieerde activiteiten moeten zijn verricht. Binnen 13 weken na de datum waarop de activiteiten uiterlijk moeten zijn verricht wordt de subsidie ambtshalve vastgesteld door de subsidieverstrekker. Door dit systeem bestaan er meer mogelijkheden op te treden als de gemeente bemerkt dat de activiteit niet (geheel) is gerealiseerd, omdat de subsidie immers niet bij verstrekking reeds is vastgesteld. Het college kan de subsidieontvanger verplichten aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht, en dat is voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

Artikel 16 Verantwoording subsidies vanaf 5.000 euro tot 50.000 euro

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

De vaststelling van deze subsidies vindt plaats op basis van uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde kosten. Als er wordt gekozen voor het opvragen van een accountantsverklaring moeten gemeente en subsidieontvanger vooraf goede afspraken maken over de wijze van verantwoorden en over de aspecten die in de controle worden betrokken. Zekerheid zou ook kunnen worden verkregen door steekproefsgewijze controles die zien op verantwoording in de jaarrekening van een instelling.

De eisen die gesteld worden aan het financiële verslag, de balans en de accountantsverklaring staan uitgewerkt in de Algemene wet bestuursrecht en worden daarom hier niet herhaald.

Lid 3 biedt voor het college de mogelijkheid van een alternatieve verantwoordingswijze. In de artikelen 15, 16 en 17 is de wijze van verantwoording van subsidies afhankelijk gemaakt van de hoogte van de subsidies.

Artikel 18 Vaststelling subsidie

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 19 Berekeningswijze van uurtarieven en uniforme kostenbegrippen

Een veel gebruikte methode voor het bepalen van de omvang van het subsidiebedrag is de berekening van de (gedeeltelijke) bijdrage aan de werkelijke kosten van subsidiabele activiteiten. Een belangrijke basis voor de financiering/subsidie is de inzet van personeel. De subsidieontvanger moet zich verantwoorden over het aantal subsidiabele uren en de totstandkoming van de uurtarieven. Het college toetst of de berekende uurtarieven van de subsidieontvanger op bedrijfseconomische grondslagen heeft plaatsgevonden.

Artikel 20. Hardheidsclausule

In de hardheidsclausule is zo concreet mogelijk aangegeven op welke onderdelen van de regeling deze clausule van toepassing is. De te treffen voorziening dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen. De toepassing van de hardheidsclausule dient beperkt te blijven tot individuele gevallen. Indien de toepassing van een hardheidsclausule voor bepaalde gevallen een bestendig karakter heeft gekregen, dient dit beleid in de ASV of nadere regels te worden neergelegd.

Artikel 21. Intrekking

Het is van belang dat van de vigerende subsidieregelingen wordt aangegeven of ze worden ingetrokken en hoe ze zich verhouden tot de Algemene subsidieverordening.

Artikel 22. Overgangsbepalingen, Artikel 23 Inwerkingtreding, Artikel 24 Citeertitel

Voor de hier opgenomen overgangs- en slotbepalingen is gebruik gemaakt van de daarvoor gebruikelijke formuleringen.

Nota-toelichting

2010-12-24