Openstellingsbesluit GLB Kennisoverdracht provincie Gelderland 2025

Dit is een toekomstige tekst! Geldend vanaf 01-07-2025

Intitulé

Openstellingsbesluit GLB Kennisoverdracht provincie Gelderland 2025

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 1.2 en paragraaf 10 van hoofdstuk 2 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Gelderland (hierna: de Verordening);

Besluiten:

  • I.

    vast te stellen het Openstellingsbesluit GLB Kennisoverdracht provincie Gelderland 2025 als bedoeld in paragraaf 10 van hoofdstuk 2 van de Verordening Europese Landbouwsubsidies 2023-2027 provincie Gelderland;

  • II.

    het subsidieplafond voor de openstellingsperiode vast te stellen op € 1.370.000 waarvan 43% uit het Europees Landbouw Fonds voor Plattelandsontwikkeling (ELFPO) en 57% uit de provinciale cofinancieringsmiddelen;

  • III.

    dat aanvragen kunnen worden ingediend van 30 juni 2025 09:00 uur tot en met 2 oktober 2025 17:00 uur;

  • IV.

    de volgende nadere regels vast te stellen:

Artikel 1 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor kennisoverdracht aan groepen landbouwers als bedoeld in artikel 2.10.1, eerste lid, onder a van de Verordening.

  • 2. Subsidie als bedoeld in het eerste lid wordt uitsluitend verstrekt als de activiteit bijdraagt aan:

    • a.

      een van de volgende thema’s:

      • 1°.

        landbouwbodems;

      • 2°.

        wateropgaven; of

      • 3°.

        nieuwe verdienmodellen; en

    • b.

      een van de volgende doelen:

      • 1°.

        ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

      • 2°.

        ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

      • 3°.

        bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

      • 4°.

        bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

      • 5°.

        bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

      • 6°.

        aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

      • 7°.

        bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden; of

      • 8°.

        inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

Artikel 2 Aanvrager

  • 1. Subsidie als bedoeld in artikel 1, eerste lid, wordt verstrekt aan kennisaanbieders als bedoeld in artikel 2.10.2 van de Verordening.

  • 2. Een kennisaanbieder als bedoeld in het eerste lid is degene die kennisoverdracht aan landbouwers verstrekt en faciliteert.

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten zoals opgenomen in artikel 2.10.3 van de Verordening zijn van toepassing.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie komen de kosten, bedoeld in artikel 1.8 van de Verordening, in aanmerking.

  • 2. De subsidiabele kosten worden berekend conform artikel 1.9a, 1.9b, 1.9c of 1.9d van de Verordening.

  • 3. Indien de aanvrager voor de berekening van de subsidiabele kosten kiest voor toepassing van artikel 1.9a van de Verordening, zijn de tarieven uit artikel 1.9a, eerste lid, onder b, van de Verordening niet van toepassing.

  • 4. Indien de aanvrager voor de berekening van de subsidiabele kosten kiest voor toepassing van artikel 1.9c van de Verordening, zijn de tarieven uit artikel 1.9c, eerste lid, onder b, van de Verordening niet van toepassing.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

Kosten zoals opgenomen in artikel 2.10.4 van de Verordening komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6 Hoogte subsidie

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt minimaal € 25.000 en minder dan € 125.000.

  • 2. Overeenkomstig artikel 2.10.5, eerste lid, van de Verordening bedraagt de subsidie 80% van de subsidiabele kosten.

Artikel 7 Selectie en rangschikking

  • 1. Aanvragen die voor subsidie als bedoeld in artikel 1 in aanmerking komen, worden door een onafhankelijke adviescommissie als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening geselecteerd en gerangschikt op basis van de volgende selectiecriteria:

     

    Selectiecriterium

    Weging

    Te behalen punten

    Maximum per criterium

    A

    Effectiviteit

    3

    0-5

    15

    B

    Haalbaarheid

    4

    0-5

    20

    C

    Efficiëntie

    4

    0-5

    20

    Maximaal aantal te behalen punten

    55

  • 2. Een aanvraag om subsidie wordt beoordeeld op basis van de in bijlage 1 bij dit openstellingsbesluit opgenomen beoordelingsaspecten per selectiecriterium dat is opgenomen in het eerste lid.

  • 3. Overeenkomstig artikel 1.12, vierde lid van de Verordening wordt een aanvraag geweigerd indien de aanvraag minder dan 33 punten (60% van het maximumaantal te behalen punten) heeft behaald.

Artikel 8 Voorschot

Overeenkomstig artikel 2.10.7 van de Verordening wordt geen voorschot verstrekt.

Artikel 9 Verplichtingen

  • 1. In aanvulling op artikel 1.15 van de Verordening dienen de activiteiten waarvoor subsidie is verstrekt uiterlijk 30 juni 2028 uitgevoerd te zijn.

  • 2. De rapportageverplichting zoals opgenomen in artikel 2.10.8 van de Verordening is onverminderd van toepassing.

Artikel 10 Subsidie-arrangement

De regels inzake subsidie op basis van arrangement 2 als bedoeld in artikel 1.7, eerste lid, onder b, in artikel 1.18, tweede lid en in artikel 1.20 van de Verordening zijn van toepassing.

Artikel 11 Publicatie en inwerkingtreding

Dit besluit wordt geplaatst in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de eerste dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 12 Citeertitel

Dit besluit wordt aangehaald als: Openstellingsbesluit GLB Kennisoverdracht provincie Gelderland 2025.

Ondertekening

Namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Marjoos van den Berg

Teammanager Agrifood

Bijlage 1 – Beoordelingsaspecten bij selectiecriteria

Een onafhankelijke adviescommissie zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening zal de aanvragen voor subsidie toetsen aan de hand van de volgende beoordelingsaspecten bij de selectiecriteria zoals bedoeld in artikel 7 van dit openstellingsbesluit.

  • a.

    Effectiviteit

De mate van de effectiviteit van de activiteit gaat om de bijdrage die het projectplan levert aan een van de drie thema’s (zie artikel 1, tweede lid, onder a):

  • landbouwbodems;

  • wateropgaven; of

  • nieuwe verdienmodellen.

Daarnaast wordt gekeken naar in hoeverre het projectplan bijdraagt aan een van de volgende doelen van het openstellingsbesluit (zie artikel 1, tweede lid, onder b):

  • 1.

    ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

  • 2.

    ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

  • 3.

    bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

  • 4.

    bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

  • 5.

    bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

  • 6.

    aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

  • 7.

    bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden; of

  • 8.

    inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

Bij de beoordeling van de te bereiken doelen van het project wordt ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Dat bij het criterium "effectiviteit” ook naar het gevraagde subsidiebedrag wordt gekeken, betekent overigens niet dat het criterium rekenkundig (‘impact delen door subsidiebedrag') moet worden uitgelegd. De impact, dus het resultaat van de actie, blijft het leidende element. De mate van effectiviteit wordt bepaald op basis van de samenhang van de volgende aspecten:

  • i.

    De mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelstellingen van het openstellingsbesluit.

  • ii.

    Het bereik van de activiteit: Bij bereik gaat het om de omvang van de beoogde doelgroep die potentieel kan mee doen en welke acties ondernomen worden om deze groep te laten mee doen. Dit kan via mond-op-mond, e-mail, sociale media, vakbladen etc. Hierbij wordt gekeken naar het aantal bijeenkomsten, aantal vervolgbijeenkomsten per individuele deelnemer, aantal deelnemers, breedte van de doelgroep van de specifieke actie of acties, aantal contacturen per deelnemer. Tevens wordt rekening gehouden met het type verdienmodel omdat niet alle verdienmodellen voor grote groepen toepasbaar zijn.

  • iii.

    In hoeverre is sprake van bekendheid met de kennisbehoefte en in welke mate wordt op deze kennisbehoefte ingespeeld?

  • iv.

    De wijze waarop en de mate waarin (blijvende) toepassing van de aangeboden kennis wordt geborgd; onder borging verstaan we dat de kennisoverdracht over activiteiten die zich bewezen hebben niet vluchtig is, maar beklijft bij deelnemers. Dit kan door evaluatie en gesprekken met deelnemers.

  • b.

    Haalbaarheid/ kans op succes

De mate waarin het project haalbaar is vanuit organisatorisch oogpunt. Haalbaarheid wordt beoordeeld aan de hand van de samenhang van de volgende aspecten:

  • i.

    De kwaliteit van het projectplan: de kwaliteit van een projectplan wordt bepaald door een heldere beschrijving van het probleem en motivatie van de aanpak van activiteiten. Daarnaast bevat een projectplan ook de beheersmatige aspecten zoals tijdsplanning, kosten, menskracht, organisatie, en risico's. Hierbij wordt gekeken naar hoe realistisch het plan is en of relevante partijen bij de ontwikkeling van de kennisoverdrachtsactie betrokken zijn.

  • ii.

    De kwaliteit van de kennisaanbieder: onder de kwaliteit van de aanbieder wordt hier verstaan het kennisniveau, waarbij wordt gelet in hoeverre de aanbieder aantoonbaar gekwalificeerd is voor het werk. Daarnaast wordt gekeken naar de mate waarin de aanbieder – gelet op kennis, ervaring en netwerk– kennis en ervaring inbrengt om de specifieke kennisoverdrachtsactie bedoeld in de openstelling te kunnen verzorgen. Uiteindelijk moet het de kennisaanbieder overtuigen van dat deze over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders beschikt.

  • iii.

    De eigen bijdrage van de doelgroep en eventuele derden. De omvang van een eigen bijdrage is een indicatie van de motivatie en daarmee de kans dat de projectdoelen worden gehaald. Bij derden kan onder meer worden gedacht aan onafhankelijke partijen in de keten en kennisinstellingen.

  • iv.

    Mate waarin uit het projectplan blijkt dat deelnemers uitgedaagd worden om de geleerde kennis daadwerkelijk in de praktijk toe te gaan en blijven toepassen.

  • c.

    Efficiëntie

De mate van efficiëntie wordt beoordeeld op basis van de verhouding tussen de kosten en de geplande resultaten of prestatie(s) van de kennisaanbieder. Tevens wordt de redelijkheid van de kosten, omvang en tarieven bij inhuur en de omvang van de kosten die niet direct zijn gelinkt aan de kennisoverdracht zelf (zoals voorbereidings- en coördinatiekosten) beoordeeld. Ook het aandeel overhead in relatie tot de andere projectactiviteiten wordt bezien en die afgezet tegen de prestatie(s) van het project. Tot slot wordt gekeken naar de mate van efficiënt gebruik van (bestaande) kennis en arbeid.

Het toekennen van punten vindt per selectiecriterium als volgt plaats:

  • -

    0 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer gering is;

  • -

    1 punt wordt toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, gering is;

  • -

    2 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, matig is;

  • -

    3 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, voldoende is;

  • -

    4 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, goed is;

  • -

    5 punten worden toegekend indien de score op de bij het selectiecriterium genoemde aspecten in samenhang bezien, zeer goed is.

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle tijdig ontvangen aanvragen door een onafhankelijke en deskundige adviescommissie beoordeeld als bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027. Op basis van de selectiecriteria worden deze in rangorde op een lijst geplaatst. Het puntentotaal per project wordt samengesteld uit de te behalen punten op basis van deze methodiek.

Het project met het meest aantal punten krijgt de hoogste ranking. Toetsing vindt plaats door een onafhankelijke en deskundige adviescommissie, zoals bedoeld in artikel 1.13 van de Verordening, die Gedeputeerde Staten adviseert. Er worden maximaal 5 punten toegekend per criterium. Aan elk selectiecriterium is een wegingsfactor toegekend. De plaats in de rangorde wordt bepaald door het aantal punten dat de adviescommissie aan het project toekent. Voor elk project geldt dat een minimumaantal punten dient te worden behaald om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen (60% van 55 punten = minimaal 33 punten). Indien een aanvraag minder dan 33 punten behaalt, wordt de aanvraag niet gehonoreerd. Het doel van deze systematiek is om alle projecten onderling te vergelijken en de beste projecten uit het totaalaanbod te kunnen selecteren.

Aanvragen worden op volgorde van de rangschikking gehonoreerd. Als twee of meer aanvragen een gelijk aantal punten hebben gekregen en de som van de aangevraagde bedragen dusdanig is dat het subsidieplafond wordt overschreden, dan vindt tussen hen een prioritering plaats op de afzonderlijke scores in de volgorde: 1. effectiviteit, 2. haalbaarheid/ kans op succes en 3. efficiëntie. Indien de aanvragen een gelijk aantal punten hebben behaald, wordt de rangschikking van de aanvragen bepaald door loting.

Toelichting Openstellingsbesluit GLB Kennisoverdracht provincie Gelderland 2025

LEESWIJZER

Voorliggend openstellingsbesluit moet in samenhang gelezen worden met de Verordening Europese landbouwsubsidies 2023-2027 van de provincie Gelderland.

Met dit openstellingsbesluit wordt paragraaf 10 uit hoofdstuk 2 van de Verordening – de maatregel Kennis en informatie – opengesteld. De artikelen uit deze paragraaf dienen in samenhang gelezen te worden met voorliggend openstellingsbesluit en met de voorwaarden over de algemene bepalingen uit hoofdstuk 1 van de Verordening.

  • I.

    Algemeen

Kennisoverdracht voor een duurzame rendabele land- en tuinbouw

Gelderland streeft naar een maatschappelijk gewaardeerde én duurzame land- en tuinbouw. Een duidelijk (ontwikkel)perspectief voor individuele agrariërs is een belangrijke sleutel om de doelen op het gebied van natuur, water en klimaat en voor de landbouw (provinciaal landbouwbeleid is beschreven in de kadernota Agrifood “Toekomst voor de Gelderse boer 2021-2030") te kunnen halen.

Het provinciale beleid streeft er naar agrariërs te ondersteunen in hun ontwikkeling naar meer duurzaamheid. Beoogd is een landbouw die in een gezond evenwicht met de leefomgeving kan produceren. Deze openstelling is specifiek gericht op het bijdragen aan kennisoverdracht rond drie actuele thema’s (zie artikel 1, tweede lid, onder a):

  • 1.

    landbouwbodems;

  • 2.

    wateropgaven; of

  • 3.

    nieuwe verdienmodellen.

Ad 1. Steeds meer agrariërs onderkennen het belang van duurzaam beheerde landbouwbodems. Bodems die goed bestand zijn tegen klimaatverandering zoals droogte, die voedingsstoffen op kunnen slaan en af kunnen geven wanneer nodig, die vanuit een gezonde bodembiodiversiteit de kans op ziekten en plagen verkleinen, die water goed doorlaten maar ook voorzien in voldoende opneembaar vocht, etc. De kennis daaromtrent staat nog in de kinderschoenen. Het gaat om grondbewerking, bemesting, gebruik van gewasbeschermingsmiddelen, landgebruik, gewasrotaties, rustgewassen, etc. Maar er is al volop potentie om van elkaar te leren en verder te komen.

Ad 2. Ook in de wateropgaven kan de land- en tuinbouw een belangrijke rol spelen. Hoe verkleinen we de uitspoeling van meststoffen naar het grond- en oppervlaktewater? Hoe kunnen we meer water vasthouden, om droge perioden te overbruggen? Hoe verkleinen we de kans dat gewasbeschermingsmiddelen in grond- en oppervlaktewater belanden? Ook op dat gebied worden steeds nieuwe vindingen gedaan, en valt er veel van elkaar te leren.

Ad 3. Agrariërs zijn ondernemers. Steeds meer boeren en tuinders zien kansen om geld te verdienen door slim in te kopen, efficiënt hun bedrijf te managen en op het agrarisch bedrijf geleverde producten en diensten goed te verkopen. Talloze voorbeelden zijn beschikbaar, en ook daar liggen veel kansen om van elkaar te leren en concepten toe te passen op andere bedrijven.

Naast de drie inhoudelijke thema’s moet een kennisoverdrachtproject een bijdrage leveren aan een van de volgende doelstellingen (zie artikel 1, tweede lid onder b):

  • 1.

    ontwikkelen van duurzame verdienmodellen binnen de landbouw, met als resultaat een rendabel inkomen voor landbouwers;

  • 2.

    ontwikkelen van een marktrijp concept van een duurzame toegevoegde waardeketen gericht op landbouwproducten, waardoor de positie van de landbouwer in de waardeketen verbetert;

  • 3.

    bijdragen aan de beperking van en aanpassing aan de klimaatverandering door de uitstoot van broeikasgassen te verminderen, de koolstofvastlegging te verbeteren of duurzame energie te bevorderen;

  • 4.

    bevorderen van de duurzame ontwikkeling en het efficiënte beheer van natuurlijke hulpbronnen zoals water, bodem en lucht, door de afhankelijkheid van chemische middelen te verkleinen;

  • 5.

    bijdragen aan het tot staan brengen en ombuigen van biodiversiteitsverlies, tot versterking van ecosysteemdiensten of de instandhouding van habitats of landschappen;

  • 6.

    aantrekken en behouden van jonge landbouwers of nieuwe landbouwers of bevordering van duurzame bedrijfsontwikkeling in plattelandsgebieden;

  • 7.

    bevorderen van de werkgelegenheid, groei, gendergelijkheid, sociale inclusie of lokale ontwikkeling in plattelandsgebieden; of

  • 8.

    inspelen op maatschappelijke verwachtingen ten aanzien van voedsel en gezondheid of vermindering van de voedselverspilling, verbetering van het dierenwelzijn of bestrijding van antimicrobiële resistentie.

Voorliggende openstelling richt zich op kennisaanbieders die een rol willen pakken om de praktijkkennis die er in Gelderland op deze gebieden al is aan te boren en te delen met – liefst zoveel mogelijk – andere agrariërs. Dat kan door trainingen, workshops, vormen van ondernemerscoaching, voorlichtingsacties en demonstratieactiviteiten te organiseren. We beogen daarmee een spin-off-effect. Door goede en ook minder goede ervaringen uit de praktijk te delen, komen we in Gelderland verder. Daarom heeft het de voorkeur, dat concrete praktijkervaringen centraal staan in de kennisoverdrachtactiviteiten. Kennisoverdracht kan bewustwording creëren en uiteindelijk leiden tot duurzame gedragsveranderingen. Boeren leren het liefst van andere boeren: zien doet geloven zegt men wel eens.

Projectplan

In het projectplan beschrijft de aanvragende kennisaanbieder hoe de kennisoverdrachtactiviteit aangepakt en uitgevoerd wordt. De activiteiten waarvoor subsidie is verleend dienen uiterlijk 30 juni 2028 te zijn afgerond. In het projectplan moet worden ingegaan op doel, beoogd resultaat en impact van de activiteiten, welke kennis en ervaring zal worden gedeeld, welke doelgroepen worden bereikt, hoeveel (eventueel toekomstige) agrariërs dit zullen zijn en welke kennisoverdrachtactiviteiten worden uitgevoerd.

  • II.

    Artikelsgewijs

Artikel 1 Subsidiabele activiteiten

De activiteit moet aansluiten bij de thema’s genoemd in artikel 1, tweede lid, onder a en de doelen zoals genoemd in ditzelfde artikel, maar dan onder het tweede lid, onder b. Deze doelen sluiten aan bij het provinciaal landbouwbeleid zoals beschreven in de kadernota “Toekomst voor de Gelderse boer 2021-2030”. Hier wordt beschreven dat de Gelderse landbouw zich kenmerkt door ondernemerschap en innovatiekracht. In de regeling voor kennisoverdracht krijgen agrariërs de kans om te leren van de kennis en praktijkervaringen van anderen.

De regeling richt zich op kennisaanbieders, die groepen landbouwers ondersteunen nieuwe kennis en ervaringen op te doen, bijvoorbeeld van deskundigen en van andere agrariërs met praktijkervaringen op genoemde thema’s.

Subsidiabele kosten

Kosten die voor subsidie in aanmerking komen hebben betrekking op kennisoverdracht die plaats vindt, gericht op groepen landbouwers. De kennisoverdracht kan betrekking hebben op trainingen, workshops, ondernemerscoaching, voorlichtingsacties en demonstratieactiviteiten.

Artikel 2 Aanvrager

De aanvrager kan een kennisaanbieder of een samenwerkingsverband van kennisaanbieders zijn. Een kennisaanbieder dient een aanvraag in voor een kennisoverdrachtproject. De aanvrager kan ook een samenwerking van kennisaanbieders zijn, die gezamenlijk kennisoverdrachtactiviteiten organiseren.

Artikel 3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten schrijven voor dat een aanvrager moet beschikken over voldoende gekwalificeerde en regelmatig getrainde projectuitvoerders. Ook wordt voorgeschreven dat het bereik (verwachte aantal deelnemers) van het kennisoverdrachtproject onderbouwd moet worden. Hierop wordt getoetst via het selectiecriterium over haalbaarheid behorend bij deze regeling, zie de toelichting onder artikel 7.

Artikel 4 Subsidiabele kosten

Subsidiabele kosten kunnen bestaan uit loonkosten, kosten van eigen arbeid, bijdragen in natura, afschrijvingskosten en overige kosten derden, zie ook artikel 1.8 uit de Verordening. In de begroting van deze kosten kan gewerkt worden op basis van verschillende begrotingsmethodieken:

  • 1.

    Op basis van werkelijke kosten, zie artikel 1.9a van de Verordening

  • 2.

    Op basis van de overige kosten waarvan 23% aan arbeidskosten kan worden begroot zonder dat voor deze arbeidskosten verantwoording afgelegd hoeft te worden. Alleen de overige kosten dienen verantwoord te worden met facturen en betaalbewijzen, zie artikel 1.9b van de Verordening. Voor deze optie kan gekozen worden wanneer bijvoorbeeld sprake is van overwegend overige kosten.

  • 3.

    Op basis van de arbeidskosten waarvan 40% aan overige kosten kan worden begroot zonder dat voor deze overige kosten verantwoording afgelegd hoeft te worden. Alleen de arbeidskosten dienen verantwoord te worden aan de hand van uurregistraties en uurtariefberekeningen, zie artikel 1.9c van de Verordening. Voor deze optie kan gekozen worden wanneer bijvoorbeeld sprake is van overwegend arbeidskosten.

Het feit dat deze begrotingsmethodieken zijn opgenomen in de voorwaarden van dit openstellingsbesluit, houdt in dat hierin een keuze gemaakt kan worden. Optie 2 en 3 bieden vereenvoudiging in de verantwoordingslast.

Artikel 5 Niet subsidiabele kosten

Dit artikel beschrijft de niet subsidiabele kosten, dat zijn kosten die niet voor subsidie in aanmerking komen. Kosten waarvoor geen subsidie kan worden aangevraagd.

Artikel 6 Hoogte subsidie

De kosten voor de uitvoering van een kennisoverdrachtactiviteit komen voor 80% voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7 Selectie en rangschikking

In dit openstellingsbesluit is gekozen voor toepassing van selectiecriteria met weging. In bijlage 1 bij dit openstellingsbesluit zijn de beoordelingsaspecten opgenomen behorend bij de drie selectiecriteria op basis waarvan aanvragen worden beoordeeld. Op deze manier kan per criterium bezien worden hoeveel punten een aanvraag kan scoren. Het toepassen van de puntenscore op basis van de selectiecriteria is opgedragen aan een onafhankelijke adviescommissie

Artikel 8 Voorschot

Voor dit openstellingsbesluit wordt overeenkomstig artikel 2.10.7 van de Verordening geen voorschot verstrekt.

Artikel 9 Verplichtingen

De kennisoverdrachtactiviteiten waarvoor subsidie is verleend dienen uiterlijk 30 juni 2028 te zijn afgerond. Tussentijds bij het rapporteren over de voortgang van uw project of bij het indienen van een deelbetalingsverzoek geldt de verplichting om aan te geven hoeveel deelnemers u tot dan toe bereikt heeft met de kennisoverdrachtactiviteiten. Bij het inhoudelijk verslag behorend bij uw vaststellingsverzoek na afloop van uw project, geeft u het totaal aantal deelnemers aan dat u bereikt heeft met de kennisoverdrachtactiviteiten.

Artikel 10 Subsidie-arrangement

De hoogte van de toe te kennen subsidie bepaalt de wijze van verantwoording. Bij subsidies tot € 125.000 zal tijdens de beoordeling van de aanvraag (deel)prestatie(s) worden vastgelegd die in de beschikking tot subsidieverlening wordt opgenomen. De uitvoering van het project moet dan leiden tot het leveren van deze (deel)prestatie(s). Als aangetoond kan worden dat de prestatie geleverd is na afloop van het project, dan wordt op basis daarvan de subsidie definitief vastgesteld en uitgekeerd.