Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741211
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741211/1
Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente Weststellingwerf
Geldend van 27-06-2025 t/m heden
Intitulé
Richtlijnen bijzondere bijstand gemeente WeststellingwerfInhoudsopgave
- 1.
Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie (B012)
- 2.
Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde (B013)
- 3.
Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde (B014)
- 4.
Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting (B058)
- 5.
Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062)
- 6.
Draagkrachtpercentages (B063)
- 7.
Draagkrachtperiode bijzondere bijstand (B064)
- 8.
Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode (B065)
- 9.
Drempelbedrag (B066)
- 10.
Waar en wanneer medisch advies vragen (B069)
- 11.
Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (B070)
- 12.
Brillen en contactlenzen (B073)
- 13.
Overig beleid inzake medische kosten (B074)
- 14.
Uitvaartkosten (B075)
- 15.
Kosten bewindvoering (B076)
- 16.
Kosten curatele (B077)
- 17.
Kosten rechtsbijstand (B078)
- 18.
Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting (B079)
- 19.
Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting (B080)
- 20.
Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren (B081)
- 21.
Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen (B082)
- 22.
Baby-uitzet (B084)
- 23.
Maaltijdvoorziening (B085)
- 24.
Verzorging en hulp (B086)
- 25.
Communicatie en signalering (B087)
- 26.
Stookkosten (B088)
- 27.
Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089)
- 28.
Reiskosten bezoek zieke familieleden (B091)
- 29.
Kosten schuldhulpverlening (B094)
- 30.
Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten (B095)
- 31.
Bewassing en kledingslijtage (B096)
- 32.
Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders (B097)
- 33.
Kosten van scholing en opleiding (B098)
- 34.
Verwervingskosten (algemeen) (B099)
- 35.
Kosten kinderopvang (verwervingskosten) (B100)
- 36.
Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101)
- 37.
Verhuiskosten (B102)
- 38.
Eerste maand huur en administratiekosten (B103)
- 39.
Overbrugging scherpe terugval in inkomen (B105)
- 40.
Overige bijzondere kosten (B106)
- 41.
In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht (B137)
- 42.
Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen (B148)
- 43.
Dieetkosten (B151)
- 44.
Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening (B152)
- 45.
Tandheelkundige hulp (B153)
- 46.
Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (B154)
- 47.
Fysiotherapie en oefentherapie (B155)
- 48.
Kosten mentorschap (B165)
1. Bijzondere bijstand voor legeskosten verblijfsvergunningen en naturalisatie (B012)
Geen recht op bijzondere bijstand, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden.
Legeskosten voor een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die in beginsel uit de bijstandsnorm voldaan moeten worden. Jarenlange bijstandsafhankelijkheid, gestegen legeskosten, en het feit dat de verblijfsvergunning in beginsel tijdelijk is, kunnen niet als bijzondere omstandigheid worden aangemerkt. Als blijkt dat de vreemdeling niet kan reserveren of er is geen mogelijkheid om gebruik te maken van een voorliggende voorziening -in de vorm van bijvoorbeeld een lening- dan kan op grond van bijzondere omstandigheden wel bijzondere bijstand verleend worden. Voor zover het ontbreken van reserveringsmogelijkheden verband houdt met schulden, kan dit niet beschouwd worden als een bijzondere omstandigheid. In dat geval bestaat geen recht op bijzondere bijstand voor legeskosten.
Legeskosten aanvragen verblijfsvergunning
Om in aanmerking te komen voor bijzondere bijstand voor de legeskosten in verband met het aanvragen van een verblijfsvergunning of naturalisatie moet de aanvrager ten tijde van het opkomen van deze kosten een met een Nederlander gelijkgestelde vreemdeling zijn (artikel 11 lid 2 en 3 PW; zie ook ). In de meeste gevallen zullen reeds daarom de (leges)kosten voor de behandeling van een eerste aanvraag voor de verlening van een verblijfsvergunning niet in aanmerking komen voor bijstandsverlening. (Jurisprudentie nr.Awb 03/198 NABW)
Met betrekking tot de legeskosten voor een (eerste) verblijfsvergunning van de echtgenote, waarvoor haar Nederlandse partner bijzondere bijstand had aangevraagd, heeft de rechtbank Arnhem geoordeeld dat de enkele omstandigheid dat belanghebbende wenst te worden herenigd met zijn echtgenote en de aanzienlijke kosten welke gemoeid zijn met het verkrijgen van een verblijfsvergunning, niet zodanig bijzondere omstandigheden zijn dat het college gehouden was bijzondere bijstand te verstrekken (zie Rechtbank Arnhem 18-01-2006, ECLI:NL:RBARN:2006:AU9960). Aangenomen moet worden dat het voorgaande ook geldt indien het gaat om legeskosten die zijn verbonden aan een (eerste) verblijfsvergunning voor kinderen in het kader van gezinshereniging waarbij de aanvraag is ingediend door de legaal in Nederland verblijvende ouder.
Legeskosten verlenging verblijfsvergunning
Legeskosten voor de verlenging van een verblijfsvergunning behoren tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke kosten de belanghebbende in beginsel uit de bijstandsnorm dient te voldoen (zie CRvB 08-11-2005, ECLI:NL:CRVB:2005:AU6266, CRvB 16-05-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AX9506, CRvB 26-10-2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO2875 en CRvB 02-04-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ6083). De omstandigheid dat de legeskosten enkele jaren vóór deze CRvB-uitspraak ingrijpend zijn verhoogd en de omstandigheid dat deze kosten jaarlijks terugkeren vormen blijkens deze uitspraak geen bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 35 lid 1 PW. De afwezigheid van de mogelijkheid om voor deze kosten te reserveren en de mogelijkheid om voor deze kosten een lening af te sluiten, kunnen wel een bijzondere omstandigheid in de zin van artikel 35 lid 1 PW vormen (zie CRvB 24-01-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV6305). Voor zover het ontbreken van reserveringsruimte verband houdt met schulden, kan dat niet worden beschouwd als een bijzondere omstandigheid (zie CRvB 26-10-2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BO2875 en CRvB 16-01-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BY9282).
(Leges)kosten naturalisatie
De (leges)kosten van naturalisatie worden niet aangemerkt als noodzakelijke kosten.
Het komt voor dat met de spelling van namen fouten worden gemaakt, waardoor een verblijfsdocument moet worden gewijzigd. De IND bespreekt de spelling van de naam nadrukkelijk tijdens de afhandeling van de asielaanvraag. Indien desondanks een fout wordt gemaakt met de spelling en dit is de fout van de IND, dan worden geen legeskosten in rekening gebracht. Indien wel legeskosten in rekening worden gebracht, dan kan daaruit worden afgeleid dat het aan de klant zelf te wijten is dat het verblijfsdocument moet worden gewijzigd. De klant dient dit op te lossen met de IND.
Vorm en hoogte van de bijzondere bijstand
Bestaat er vanwege bijzondere omstandigheden recht op bijzondere bijstand, maar er is er sprake van tekort schietend besef (artikel 48 lid 2 PW: niet gereserveerd, terwijl dit wel had gekund) dan wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een lening. Is er geen sprake van tekort schietend besef, dan wordt de bijstand om niet verstrekt.
Zie voor de gemeentelijke beleidsregels inzake het in aanmerking te nemen inkomen en vermogen (Hoogte en vorm van de bijstand).
2. Bijstand voor vaste lasten woning gedetineerde (B013)
Algemeen
Een persoon aan wie rechtens zijn vrijheid is ontnomen, is in beginsel uitgesloten van het recht op (algemene en bijzondere) bijstand. In de noodzakelijke kosten van het bestaan van deze personen wordt voorzien door het ministerie van Veiligheid en Justitie (of in het geval van een opname krachtens de Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen (BOPZ) het eerste jaar door de Zvw en verder door de AWBZ). De uitzonderingen op deze regel staan omschreven in Grip op WWB, in de inleiding van Hoofdstuk 3. “Recht op bijstand”, paragraaf 6 “Gedetineerden”. Indien het college anderszins beleid hanteert voor het verlenen van bijzondere bijstand aan een gedetineerde, bijvoorbeeld voor de kosten van het aanhouden van zijn woning tijdens de detentie, dan is dit buitenwettelijk beleid.
Voor de kosten van het aanhouden van de woning tijdens de detentie, wordt in de volgende gevallen bijzondere bijstand verstrekt:
- –
De duur van de detentie is langer dan 30 dagen aaneengesloten, maar niet langer dan 1 jaar aaneengesloten en
- –
blijkens een verklaring van reclassering wordt het aanhouden van de betreffende woning aanbevolen en
- –
de kosten kunnen niet worden voldaan uit het aanwezige positieve saldo op de betaal- en/of spaarrekening(en).
Het college hanteert, wanneer aan alle drie voorwaarden wordt voldaan, dus buitenwettelijk beleid.
Hoogte bijstand
Als de huur wordt doorbetaald, dan wordt de eventueel verstrekte woonkostentoeslag beëindigd. De volledige huur die wordt doorbetaald dient als bijzondere bijstand te worden verstrekt. Met leveranciers van gas, elektriciteit en water dient te worden overlegd over verlaging van de voorschotbedragen, zodat de bijstand tot een minimum kan worden beperkt. Een richtlijn is het vastrecht en 25% van het normale (maandelijkse) gebruik te vergoeden. Is deze mogelijkheid niet aanwezig en krijgt de klant geld terug, dan kan via heronderzoek worden beoordeeld of dit teruggevorderd kan.
Vorm bijstand
Omdat de noodzaak om bijstand te verstrekken het gevolg is van een tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening in het bestaan, wordt de bijstand verstrekt in de vorm van een lening. De aflossing wordt vastgesteld op 5% van de relevante bijstandsnorm.
Opmerking
Er kan niet worden gesteld dat de gedetineerde had kunnen reserveren voor de kosten en vaste lasten van het aanhouden van de eigen (zelfstandige) huisvesting (vanwege het feit dat de detentie meestal voorzienbaar is). (Uitspraak CRvB van 26-2-2002).
3. Bijstand voor reiskosten bezoek gedetineerde (B014)
Voor reiskosten van bezoek aan een gedetineerd gezinslid kan aan de overige gezinsleden (partners, ouders, kinderen) bijzondere bijstand worden verleend. De hoogte van het bedrag is gelijk aan de kosten van openbaar vervoer, indien men daarmee reist, of € 0,23 per kilometer, indien men met de (eigen) auto reist.
Alleen de daadwerkelijk gemaakte kosten worden vergoed. Hierbij wordt uitgegaan van de volgende maximale bezoekfrequentie : 1x per 3 weken. De noodzaak van meer bezoeken moet door middel van een schriftelijke verklaring van de reclassering worden gemotiveerd.
Reisafstand:
Stap 1: http://route.anwb.nl/routeplanner/
Stap 2: vul adres vertrekt en adres aankomst in
Stap 3: vink bij type vervoer “auto” aan.
Stap 4: bepaal reisafstand (let op: heen en terug).
Reiskosten:
De reiskosten worden vastgesteld op:
- 1.
de kosten van openbaar vervoer (www.9292ov.nl) = € reiskosten.
- 2.
de reisafstand x €0,23 = € reiskosten.
Eigen bijdrage
Maandelijks komen per gezin de eerste € 25,00 voor eigen rekening (eigen bijdrage). Indien en voor zolang sprake is van tegelijkertijd verstrekte bijzondere bijstand op grond van zowel B014 als B082, dan vervalt de maandelijkse eigen bijdrage op grond van de B082.
Betaling:
Na vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand voor reiskosten, wordt deze maandelijks vooraf betaalbaar gesteld.
Aanvullende verplichtingen:
De klant dient bij beschikking op grond van artikel 55 PW de verplichting opgelegd te krijgen de vervoersbewijzen nog minimaal 1 jaar te bewaren, voor het geval de gemeente de correcte besteding van de bijzondere bijstand achteraf wil controleren. Verder dient bij beschikking de verplichting (artikel 17 lid 1 PW) opgelegd te worden om wijzigingen die van belang zijn voor het recht op en de hoogte van de toegekende bijstand, terstond door te geven.
Vorm:
De bijstand heeft de volgende vorm: om niet
4. Bijzondere bijstand voor vaste lasten tijdens verblijf in inrichting (B058)
Bijzondere bijstand kan worden verstrekt voor de doorlopende verschuldigde woonlasten. Bezien moet worden in hoeverre het aanhouden van de woonruimte noodzakelijk is. Wanneer bij het begin van de opname blijkt, dat cliënt langer dan een jaar wordt opgenomen, wordt de noodzaak voor het aanhouden van de woonruimte in principe niet aanwezig geacht. Het domicilie wijzigt dan in die van de gemeente van verblijf. In dat geval kan er eventueel bijzondere bijstand worden verleend voor de opslag van de inboedel.
Indien er rechtstreeks voorschotnota's gas, licht en water vanuit de uitkering worden betaald, dient zo spoedig mogelijk via de contactambtenaren van de betreffende leveranciers te worden bewerkstelligd, dat het voorschotbedrag wordt verlaagd. Een richtlijn is het vastrecht en 25% van het normale (maandelijkse) gebruik te vergoeden. Is deze mogelijkheid niet aanwezig en krijgt de klant geld terug, dan kan via heronderzoek worden beoordeeld of dit teruggevorderd kan worden (artikel 58, lid 2 onderdeel f Participatiewet naderhand verkregen middelen).
De volgende vaste lasten kunnen voor vergoeding in aanmerking komen:
- •
huur/rente hypotheek;
- •
vastrecht gas;
- •
vastrecht elektriciteit;
- •
vastrecht waterleiding;
- •
onroerendzaakbelasting (voor zover geen kwijtschelding kan worden verkregen);
- •
verzekeringen die samenhangen met de woning (inboedelverzekering).
De bijstand wordt verstrekt als bijzondere bijstand. Dat wil zeggen dat rekening dient te worden gehouden met eventuele draagkracht.
Als de huur wordt doorbetaald, dan wordt de eventueel verstrekte woonkostentoeslag beëindigd. De volledige huur (min de huurtoeslag als daar recht op is) die wordt doorbetaald dient als bijzondere bijstand te worden verstrekt.
Voor de aflossing van een hypotheek bij een eigen woning kan geen bijzondere bijstand worden verleend. In dit geval zou bijstandsverlening leiden tot vermogensvermeerdering, hetgeen niet de strekking is van de Participatiewet. De eigenaar zal met de hypotheekverstrekker een regeling moeten treffen.
5. Moment aanvragen bijzondere bijstand (terugwerkende kracht) (B062)
De algemene regel is dat een aanvraag om bijzondere bijstand moet worden ingediend voor of zeer spoedig na het tijdstip waarop de kosten zijn gemaakt. Dit heeft ook de voorkeur met het oog op de beoordeling van de noodzaak van de betreffende kosten.
In afwijking van deze algemene regel kan bijzondere bijstand met terugwerkende kracht worden toegekend, indien aan de volgende voorwaarden wordt voldaan:
- 1.
De kosten gaan niet langer terug dan 12 maanden, gerekend vanaf de datum aanvraag. De datum waarop de kosten zijn gemaakt, wordt bepaald op de datum van de originele nota (dus niet de datum van een eventuele herinnering of aanmaning).
- 2.
De noodzaak van de betreffende kosten is bij aanvraag nog steeds vast te stellen.
Houd rekening met de administratieve drempel. Zie B066
6. Draagkrachtpercentages (B063)
Het inkomen dat voor de vaststelling van de draagkracht in aanmerking wordt genomen, wordt over een periode van 12 maanden vastgesteld beginnend op de eerste dag van de maand waarin de bijzondere kosten -zowel incidentele als periodieke- zijn gemaakt.
Vermogen:
- •
Als regel wordt vermogen dat uitkomt boven de toepasselijke vermogensgrens ten volle als draagkracht aangemerkt.
- •
Uitzondering: Bij een aanvraag duurzame gebruiksgoederen zie B101.
Inkomen:
- •
Het netto-inkomen van betrokkene dient te worden vermeerderd met 5% (netto) vakantietoeslag. Verwervingskosten en onbelaste vergoedingen niet meenemen in de draagkrachtberekening in B067.
- •
Ingeval van medische (meer)kosten geen draagkracht tot 130% incl. vt van de toepasselijke bijstandsnorm*
- •
Ingeval andere kosten (dus niet medisch): geen draagkracht tot 100% incl. vt van de toepasselijke bijstandsnorm* en geen draagkracht bij inkomen uit alleen een AOW uitkering, tenzij er sprake is van een afwijkende norm , bijv. een zak- en kleedgeldnorm. Daarboven geldt een draagkracht van 35%.
- •
Uitzondering: 100% draagkracht van het inkomen boven de toepasselijke bijstandsnorm* als het gaat om de volgende kosten: woonkostentoeslag
- •
Van belang is om naar het feitelijke inkomen te kijken, ongeacht het te ontvangen leefgeld. Dit omdat er anders indirect bijstand voor schulden wordt verleend.
*Toepasselijke bijstandsnorm
Personen met een bijstandsuitkering of met inkomen uit alleen een AOW-uitkering (zie boven) hebben geen draagkracht, zodat er geen draagkrachtberekening plaats hoeft te vinden bij het aanvragen van bijzondere bijstand. Bij personen met andere inkomsten moet worden nagegaan of er sprake is van mogelijke kostendeling (zijn er inwonenden van 21 jaar en ouder).
Via BRP-onderzoek en via Suwinet (is een medebewoner student? Zo ja: geen kostendeling) kan worden nagegaan of er mogelijk sprake is van kostendeling.
Geen kostendeling: De toepasselijke norm voor een echtpaar wordt gesteld op 100% van de echtparennorm. Voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder wordt de norm gesteld op 70% van de echtparennorm.
Kostendeling (bij inwonenden van 21 jaar en ouder): De toepasselijke norm wordt 10% lager vastgesteld (conform de Toeslagenverordening die per 1-1-2015 is ingetrokken): echtpaar 90%, alleenstaande en alleenstaande ouder 60%. Er wordt dus niet uitgegaan van de kostendelersnorm, want de norm wordt maximaal 10% lager vastgesteld! Ook als er sprake is van een commerciële relatie (onderhuur/ kostganger) wordt de toepasselijke norm 10% lager vastgesteld (tot 90% of 60%) omdat er dan sprake is van kostendeling.
ALO-kop. De ALO-kop die een alleenstaande ouder ontvangt wordt niet meegeteld als inkomen en dus niet meegenomen in de draagkrachtberekening.
Maaltijdvergoeding bij verblijf in inrichting. De norm zak- en kleedgeld voorziet niet in de kosten van voeding omdat we ervan uit gaan dat de inrichting hierin voorziet. Wanneer de inrichting dit (deels) doet door geld te geven om eten te kopen, dan is dit geen inkomen dat in mindering moet worden gebracht op de zak- en kleedgeldnorm.
Draagkracht en WSNP
Alvorens over te gaan tot het verstrekken van bijzondere bijstand moet bij de bewindvoerder worden nagegaan of bij berekening van de eigen bijdrage WSNP rekening gehouden is met deze kosten. Als dat zo is kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt. Is er geen rekening gehouden met deze kosten, dan moet worden nagegaan of dat niet alsnog moet worden gedaan. Met name bij periodieke bijzondere bijstand (zoals bij woonkostentoeslagen) zal dat het geval moeten zijn.
Draagkracht bij beslag op inkomen
Als men een hoog inkomen heeft, maar vanwege een beslag op het inkomen feitelijk minder ontvangt, moet volgens de rechter bij de vaststelling van de draagkracht uitgegaan worden van dit lagere inkomen. Bij feitelijk een laag inkomen als gevolg van de WSNP zal hetzelfde gelden.
Als iemand een wettelijk of een minnelijk schuldsaneringtraject doorloopt, wordt al het meerinkomen en 5% van de toepasselijke bijstandsnorm aangewend voor de aflossing van schulden. Er blijft dan 95% van de geldende bijstandsnorm over om te besteden. In die gevallen wordt het deel van het inkomen dat wordt gebruikt voor schuldaflossing niet meegerekend bij het vaststellen van de draagkracht. Daardoor zal de draagkracht meestal op 0 uitkomen.
Beslag
Op grond van een rechterlijke uitspraak CRvB 28-3-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AV8374 dient inkomen waarop beslag ligt buiten een draagkrachtberekening te blijven. Dit alleen als er daadwerkelijk wordt ingehouden.
Op grond van art. 7 lid 7 van de Maatregelverordening kan, voor zover door tekortschietend besef (de beslaglegging) een aanvullend beroep op incidentele bijzondere bijstand wordt gedaan, een maatregel opgelegd worden ter hoogte van het bedrag van de incidentele bijstand waarop onterecht een beroep wordt gedaan. Iemand die keurig zijn schulden aflost, mag in principe niet slechter af zijn dan degene waarbij door beslag de schulden worden afgelost. In dat geval moet onderzocht worden in hoeverre het beslag een gevolg is van tekortschietend besef.
Let op: Bestuursrechtelijke premieheffing Zorgverzekeringswet (Bronheffing) lijkt op beslag maar is anders van aard. De Bronheffing bestaat voor een deel uit vervangende premie voor de basisverzekering en voor een deel uit een boete. De Bronheffing is bedoeld als drukmiddel om tot een schuldregeling te komen bij de zorgverzekeraar voor een (oude) premieachterstand. Zo’n regeling kan elk moment ingaan. Zodra er een regeling is getroffen en er een stabilisatieovereenkomst is afgesloten, meldt de Zorgverzekeraar de betrokkene af voor de Bronheffing.
Als er naast Bronheffing beslag ligt heeft dat invloed op de hoogte van het beslag. Het kan voorkomen dat het beslag (nog) niet, of maar deels, kan worden geëffectueerd. Alleen geëffectueerd beslag verlaagt de draagkracht.
Voor het berekenen van de beslagvrije voet, zie de volgende tool: http://wwb-beslagvrijevoet.nl/wwb/index.php
Draagkracht bij incidentele kosten
Indien het om incidentele kosten gaat (eenmalig of een aantal keren per jaar) dient eerst de volledige draagkracht aangewend te worden voordat de bijzondere bijstand kan worden uitbetaald. De draagkracht wordt in deze situatie niet uitgesmeerd over 12 maanden.
Voorbeeld:
Draagkracht € 20,- per maand is € 240,- per jaar.
Incidentele kosten bedragen € 300,-.
Bijzondere bijstand bedraagt dan € 60,-.
Draagkracht bij vermogen boven het vrij te laten vermogen
Het (over)vermogen wordt direct op de kosten in mindering gebracht. Draagkracht uit inkomen wordt bij periodieke kosten uitgesmeerd over 12 maanden.
Voorbeeld:
Bijzondere kosten € 1700,-.
Teveel vermogen € 500,-.
Draagkracht uit inkomen € 70,- per maand.
De bijzondere bijstand bedraagt dan € 1700,- - € 500,- = € 1200,- per jaar = € 100,- per maand minus draagkracht van € 70,- = € 30,- bijzondere bijstand per maand.
Bij incidentele kosten wordt eerst het oververmogen op de bijzondere kosten in mindering gebracht. Blijven er nog te vergoeden kosten over, dan wordt daarna de draagkracht uit inkomen bepaald. Deze draagkracht wordt ineens in mindering gebracht (en niet uitgesmeerd over 12 maanden).
7. Draagkrachtperiode bijzondere bijstand (B064)
Draagkrachtperiode voor cliënten
De draagkrachtperiode wordt bij aanvang van de bijzondere bijstand vastgesteld en loopt door tot beëindiging van de bijstand. Het draagkrachtjaar begint te lopen op de eerste van de maand waarin de bijstand wordt toegekend.
Bij beëindiging van de algemene bijstand wordt de periodieke bijzondere bijstand ook beëindigd. Betrokkene kan een nieuwe aanvraag indienen, waarbij rekening wordt gehouden met (evt.) gewijzigde draagkracht.
Draagkrachtperiode geen cliënten
De draagkrachtperiode voor personen die geen periodieke bijstand voor levensonderhoud ontvangen, bedraagt in principe 12 maanden. Het draagkrachtjaar begint te lopen vanaf de eerste van de maand waarop de (eerste) bijzondere kosten betrekking hebben. Een nieuw draagkrachtjaar hoeft niet aan te sluiten op een vorig draagkrachtjaar.
De draagkracht wordt eenmaal vastgesteld en niet meer aangepast zie B065. Uitzondering: Als het voor cliënt nadelig uitpakt door een tussentijdse verlaging van het inkomen, dan kan de draagkracht wel opnieuw vastgesteld worden.
Duur en ingang draagkracht
Periodiek vastgestelde bijzondere bijstand wordt voor maximaal 12 maanden toegekend. Gedurende deze periode wordt geen onderzoek gedaan naar de eventueel gewijzigde draagkracht.
Wanneer de omstandigheden dat vragen kan ook een andere aanvangsdatum worden gekozen als startpunt van het draagkrachtjaar. Dit kan het geval zijn als de kosten eerder gemaakt zijn dan de aanvraag is ingediend en de draagkracht in deze periode aanmerkelijk hoger ligt dan ten tijde van de aanvraagdatum.
Wanneer met terugwerkende kracht bijstand wordt verleend vangt de draagkrachtperiode aan op de eerste dag van de maand waarin de kosten zijn gemaakt (= waarin de handeling wordt verricht die tot kosten leidt). Er kan echter niet verder terug worden gegaan dan 12 maanden voorafgaand aan de eerste dag van de maand van indiening van de aanvraag.
Draagkracht bij periodieke kosten (minimaal één jaar)
Voordat tot bijstandsverlening kan worden overgegaan, dient eerst de beschikbare ruimte in het vermogen en inkomen te worden aangewend. Indien het - ingeval van periodieke bijzondere bijstandsverlening - aannemelijk is dat de bijstandsverlening minimaal één jaar doorloopt, verdient het aanbeveling de draagkracht over twaalf maanden uit te smeren (Haagse methode).
Oververmogen wordt direct volledig op de bijzondere bijstand in mindering gebracht (zie B063).
8. Wijziging draagkracht tijdens draagkrachtperiode (B065)
In het belang van de rechtszekerheid en de uitvoeringspraktijk geldt als uitgangspunt dat de draagkracht binnen de vastgestelde draagkrachtperiode in beginsel voor die periode definitief is. Met andere woorden: een eenmaal vastgestelde draagkracht wordt in beginsel niet meer aangepast (zie ook Richtlijn B064).
9. Drempelbedrag (B066)
Er geldt geen drempelbedrag als bedoeld in artikel 35 lid 2 PW. Wel worden klanten, om uitvoeringskosten te beperken, gestimuleerd om kosten zoveel als mogelijk op te sparen tot een bedrag van € 50,00. Als de klant er echter op staat een aanvraag in te dienen voor een marginaal bedrag, dan is dit geen reden om de aanvraag af te wijzen of niet in behandeling te nemen. Overigens gelden hierbij in alle gevallen wel de bepalingen van B062 over toekenning van bijzondere bijstand met terugwerkende kracht.
10. Waar en wanneer medisch advies vragen (B069)
Als bijzondere bijstand wordt gevraagd voor medische kosten, dan kan de noodzakelijkheid van de kosten meestal niet beoordeeld worden door de uitvoerende ambtenaar. De hoofdregel is daarom dat de noodzaak van medische kosten dient te worden vastgesteld met een medisch advies van een externe deskundige.
De hoofdregel kent een aantal uitzonderingen. In de volgende gevallen kan worden afgezien van een medisch advies, omdat de medische noodzaak voldoende aannemelijk is:
- 1.
De zorgverzekeraar vergoedt een deel van de kosten (Nb: Stel wel vast dat de zorgverzekeraar onvolledig vergoedt om budgettaire redenen en niet omdat bijvoorbeeld een goedkoper alternatief voorhanden is.
- 2.
De medische kosten bedragen minder dan € 500 en de noodzakelijkheid van de kosten kan worden vastgesteld aan de hand van een verklaring van een specialist/behandelaar.
- 3.
Het betreft regelmatig door belanghebbende te maken kosten en de noodzaak is al eerder vastgesteld door middel van een medisch advies dat nog steeds geldig is.
Een medisch advies dient in alle gevallen pas dan aan de orde te komen als geen sprake is van een passende en toereikende voorliggende voorziening en de noodzaak van de kosten dient te worden vastgesteld.
Een negatieve beschikking dient te allen tijde te steunen op een medisch advies van een externe deskundige, tenzij de aanvraag afgewezen wordt op grond van het bestaan van een passende en toereikende voorliggende voorziening.
Bij periodieke kosten dient altijd een medisch advies aanwezig te zijn.
Als het bijzondere bijstand betreft voor kosten die sociaal noodzakelijk zijn, dan kan de noodzakelijkheid van de kosten wél beoordeeld worden door de uitvoerende ambtenaar. In voorkomende gevallen kan desgewenst alsnog een medisch advies worden opgevraagd.
11. Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering (B070)
De gemeente heeft een collectieve ziektekostenverzekering afgesloten met De Friesland Zorgverzekeraar: de AV-Frieso. Iemand kan deelnemen als men een inkomen heeft dat niet hoger is dan 130% van de toepasselijke bijstandsnorm*. Er wordt geen vermogenstoets gedaan.
*Draagkrachtberekening bij de aanvraag van bijzondere bijstand
Personen met een bijstandsuitkering of met inkomen uit alleen een AOW-uitkering (zie boven) hebben geen draagkracht, zodat er geen draagkrachtberekening plaats hoeft te vinden bij het aanvragen van bijzondere bijstand. Bij personen met andere inkomsten moet worden nagegaan of er sprake is van mogelijke kostendeling (zijn er inwonenden van 21 jaar en ouder).
Via BRP-onderzoek en via Suwinet (is een medebewoner student? Zo ja: geen kostendeling) kan worden nagegaan of er mogelijk sprake is van kostendeling.
Geen kostendeling: De toepasselijke norm voor een echtpaar wordt gesteld op 100% van de echtparennorm. Voor een alleenstaande en een alleenstaande ouder wordt de norm gesteld op 70% van de echtparennorm.
Kostendeling (bij inwonenden van 21 jaar en ouder): De toepasselijke norm wordt 10% lager vastgesteld (conform de Toeslagenverordening die per 1-1-2015 is ingetrokken): echtpaar 90%, alleenstaande en alleenstaande ouder 60%. Er wordt dus niet uitgegaan van de kostendelersnorm, want de norm wordt maximaal 10% lager vastgesteld! Ook als er sprake is van een commerciële relatie (onderhuur/ kostganger) wordt de toepasselijke norm 10% lager vastgesteld (tot 90% of 60%) omdat er dan sprake is van kostendeling.
AV Frieso
De AV-Frieso biedt over het algemeen hogere vergoedingen van de ziektekosten tegen een lage premie (AV-Extra + AV Tand Standaard, met nog enkele extra's). Zo zijn er o.a. hoge vergoedingen voor kosten van brilmonturen, brillenglazen, contactlenzen en eerstelijns psychologische zorg.
Tevens worden de kosten voor tandheelkunde voor volwassenen in de meeste gevallen voor 100% vergoed tot een maximum van € 500,- per jaar (AV Frieso Compleet). Kinderen tot 18 jaar zijn gratis aanvullend meeverzekerd.
De basisverzekering ingevolge Zvw, de wlz en de Wmo gelden samen als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening die passend en toereikend wordt geacht.
De rol en functie van aanvullende verzekeringen
Omdat het wettelijk verstrekkingenpakket ingevolge de verplichte basisverzekering Zvw, de wlz en de Wmo passend en toereikend is, is uitbreiding van dat pakket door middel van aanvullende verzekeringen een eigen verantwoordelijkheid en dus keuzevrijheid van de burger. Wordt een bijstandaanvraag niet gehonoreerd omdat aanvrager er voor gekozen heeft zich niet aanvullend te verzekeren dan dient de afwijzing te worden gebaseerd op grond van artikel 15 lid 1 Participatiewet “de kosten zijn ‘niet noodzakelijk’, omdat deze niet in het wettelijk verstrekkingenpakket zijn opgenomen”. Van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid is geen sprake. Wel dient bij een dergelijke aanvraag steeds beoordeeld te worden of er sprake is van bijzondere omstandigheden (bijv. acute noodsituatie).
Wel aanvullend (collectief) verzekerd (AV)
De premie voor een AV komt in beginsel niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Het betreft hier vrijwillig te maken kosten. Het college heeft mogelijkheden om via (categoriaal) minimabeleid te voorzien in de dekking van veelvuldig voorkomende medische kosten, welke ingevolge de Zvw en Wlz niet noodzakelijk worden geacht. De meest voor de hand liggende mogelijkheid waarover het college beschikt is het aanbieden van een collectieve aanvullende verzekering. Op grond van artikel 35 lid 3 Participatiewet is het college bevoegd categoriale bijzondere bijstand te verstrekken in de vorm van een aanvullende zorgverzekering (AV). Door het aanbieden van de collectieve AV zijn belanghebbenden in de gelegenheid zich tegen een uitgebreider pakket (lees: uitgebreider aantal kostensoorten) dan waarin de basisverzekering voorziet te verzekeren en worden medische kosten vergoed die door de wetgever als niet noodzakelijk zijn aangemerkt. De kosten die op grond van deze aanvullende verzekering voor eigen rekening van belanghebbende blijven, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Op deze manier wordt binnen de kaders van de wet, tegemoet gekomen aan het gewenste minimabeleid.
Niet of minder uitgebreid aanvullend (collectief) verzekerd (AV)
Niemand kan verplicht worden om een (collectieve) aanvullende verzekering af te sluiten. Daarom zullen er altijd burgers zijn die bijzondere bijstand voor medische kosten aanvragen. Uitgaande van de visie van de wetgever, dat in het algemeen de Zvw en AWBZ alle noodzakelijke kosten vergoeden die verband houden met medische of paramedische behandelingen, kan over het algemeen geen bijstand worden verleend voor medische kosten. De basisverzekering Zvw en de AWBZ gelden samen immers als een aan de Participatiewet voorliggende voorziening welke passend en toereikend wordt geacht.
Mensen die bewust kiezen voor alleen een basisverzekering mogen - financieel gezien - niet beter uit zijn dan personen die wel aanvullend zijn verzekerd. Om aanvragen inzake bijzondere bijstand voor medische kosten gelijk te behandelen en te beoordelen wordt het volgende voorgesteld:
“Belanghebbenden die niet of minder uitgebreid aanvullend verzekerd zijn, of een aanvullende verzekering hebben afgesloten bij een andere verzekeraar, kunnen een beroep doen op bijzondere bijstand, doch enkel tot ten hoogste het bedrag dat voor eigen rekening (eigen bijdragen) zou zijn gebleven als zij zich collectief aanvullend zouden hebben verzekerd bij de door het college gekozen zorgverzekeraar.”
Met dit beleid wordt wel buiten de wettelijke kaders getreden en er is dan ook sprake van buitenwettelijk beleid. Hoewel de rechter dit buitenwettelijke beleid slechts marginaal zal toetsen, is het op zich niet wenselijk. Hiermee wordt mogelijk wel bereikt, dat mensen indirect gedwongen voelen zich bij een (bepaalde) verzekeringsmaatschappij aanvullend te verzekeren, omdat zij anders mogelijk bijzondere bijstand - tot de hoogte van het verstrekkingenniveau/pakket van de gemeentelijke collectieve verzekering AV Frieso - mislopen.
Rechtsgelijkheidsdrempel
Omdat het afsluiten van een aanvullende verzekering (AV) een vrijwillige keuze is en blijft, hanteert de gemeente de volgende rekenwijze:
Inwoners die "niet" of "minder uitgebreid" aanvullend verzekerd zijn en een beroep doen op bijzondere bijstand voor medische kosten, welke wel vallen onder de dekking van de AV Frieso Compleet, komen in aanmerking voor bijzondere bijstand onder aftrek van een rechtsgelijkheidsdrempel. De hoogte van de vergoeding c.q. de omvang van het verstrekkingenpakket is en blijft de AV Frieso Compleet.
De rechtsgelijkheidsdrempel bedraagt maximaal 12 keer het verschil tussen de maandpremie, inclusief de aanvullende premie voor de AV Frieso Compleet (met korting), en de maandpremie, inclusief de aanvullende verzekering van belanghebbende. Dit bedrag wijzigt steeds tegelijk met de wijziging van de premie van de AV Frieso Compleet.
Op deze manier wordt elke inwoner van onze gemeente uit het oogpunt van bijstandverlening financieel gezien in euro's (rechts)gelijk behandeld. Deze systematiek zal ook worden toegepast bij inwoners die op een andere wijze voor medische kosten aanvullend verzekerd zijn met een lagere dekkingsgraad dan de AV Frieso Compleet. Dit geldt dus ook voor inwoners, die verzekerd zijn bij de AV Frieso Compact.
Rekenvoorbeeld rechtsgelijkheidsdrempel:
Iemand heeft een verzekering bij de Zilveren Kruis:
Basispakket € 117,45 + aanvullend € 6,55 = € 124,- per maand.
De premie bij de Friesland Zorgverzekeraar (aanvullend compleet) bedraagt: € 149,78 per maand.
Het verschil tussen beide verzekeringen bedraagt: € 25,78.
In totaal bedraagt het verschil voor 12 maanden € 309,36 (12 x € 25,78). Dit bedrag wordt in mindering gebracht op de noodzakelijk geachte kosten.
Bronheffing
Als de aanvrager in de bronheffing zit en er geen sprake is van een financieel voordeel hoeft de rechtsgelijkheidsdrempel niet te worden toegepast. Indien de premie van de AV Frieso meer bedraagt dan de bestuursrechtelijke premie passen we de rechtsgelijkheidsdrempel toe.
Het verschil tussen de bestuursrechtelijke premie en de premie voor de AV Frieso brengen we in mindering op de noodzakelijk geachte kosten.
12. Brillen en contactlenzen (B073)
De kosten van een standaardmontuur en standaardglazen behoren tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan.
Conform het gemeentelijk beleid wordt voor de hoogte van de te verlenen bijstand voor een montuur, glazen en of contactlenzen met vloeistof aangesloten bij de vergoedingen zoals die vanuit de AV-Frieso verzekering gelden. Voor de meerkosten van het montuur kan in het beginsel geen bijzondere bijstand worden verleend, omdat de vergoeding van uw zorgverzekeraar toereikend wordt geacht. De gebruiksduur van een bril is 3 jaar. In geval van bijzondere omstandigheden kan daarvan worden afgeweken.
Medische noodzaak:
De meerkosten van bijzondere glazen of bijzondere contactlenzen (incl. vloeistof) kunnen alleen voor volledige vergoeding in aanmerking komen, wanneer deze zijn voorgeschreven door een oogarts dan wel de noodzaak is vastgesteld op grond van een extern onafhankelijk medisch advies.
Indien een prismabril wordt voorgeschreven is de noodzakelijkheid vastgesteld. Zie B069
13. Overig beleid inzake medische kosten (B074)
De Zorgverzekeringswet (Zvw) (met het Besluit Zorgverzekering en de Regeling Zorgverzekering) is een passende en toereikende voorliggende voorzieningen voor medische behandelingen, medicijnen en hulpmiddelen. Jaarlijks wordt door de minister van Volksgezondheid vastgesteld welke zorg noodzakelijk is, welke medicijnen voorgeschreven kunnen worden en welke hulpmiddelen tot de noodzakelijke zorg horen.
Al deze noodzakelijke zorg wordt opgenomen in de basisverzekering. De Zorgverzekeraars die de Zorgverzekeringswet uitvoeren hebben hier geen eigen beleidsvrijheid in. Als noodzakelijke zorg geweigerd wordt, staat de mogelijkheid van bezwaar en beroep open.
Op grond van art. 15 eerste lid PW bestaat er geen recht op bijstand voor kosten die onder de werking van deze en de hieronder beschreven voorliggende voorzieningen vallen.
Naast de basisverzekering zijn er aanvullende verzekeringen. Een aanvullende verzekering is geen wettelijke voorliggende voorziening, maar een particuliere verzekering voor kosten waarin mensen zelf horen te voorzien. Het wordt wel verwacht van mensen dat ze zich aanvullend verzekeren.
Het beleid ten aanzien van de volksgezondheid wijzigt regelmatig. De stelregel is dat alleen kosten die in de basisverzekering zijn opgenomen noodzakelijk zijn. Kosten die buiten de basisverzekering gelaten worden zijn uit het oogpunt van de volksgezondheid niet noodzakelijk.
De Wet langdurige zorg (Wlz) voorziet in langdurige verpleegzorg. Deze voorziening is passend en toereikend voor de zorg die samenhangt met opname in een verzorg- of verpleeghuis. Bij het beoordelen van de medisch noodzakelijke kosten moet eveneens gekeken worden naar de mogelijkheden van de Wet maatschappelijke ondersteuning. De Wmo voorziet o.a. in het bieden van ondersteuning in het voeren van een huishouding, vervoersvoorzieningen, woonvoorzieningen en rolstoelen. In een aantal situaties kan deze als voorliggend worden aangemerkt.
De Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) biedt alle benodigde voorzieningen aan gehandicapten om werken mogelijk te maken.
Het afsluiten van een aanvullende verzekering is, in tegenstelling tot de basisverzekering, niet verplicht. Als een belanghebbende niet, of minder uitgebreid aanvullend verzekerd is (bijvoorbeeld bij een andere ziektekostenverzekeraar), geldt in het algemeen het verstrekkingenpakket van de AV Frieso Compleet als maatstaf. Het bedrag dat is “bespaard” door niet, of minder uitgebreid aanvullend verzekerd te zijn, wordt in mindering gebracht op de te verstrekken bijzondere bijstand. Dit noemen wij de rechtsgelijkheidsdrempel. Voorbeeld: de aanvullende premie voor de AV Frieso Compleet bedraagt € 31,85 per maand of € 382,20 per jaar (bedragen per 1-1-2017). Als er een aanvullende verzekeringspremie betaald is van € 10,00 per maand (= € 120,00 per jaar), dan wordt een bedrag van € 262,20 (€ 382,20 minus € 120,00) gekort op de te verstrekken bijzondere bijstand. Op deze wijze wordt degene die niet (of minder uitgebreid) aanvullend verzekerd is, niet bevoordeeld ten opzichte van degene die meer betaalt voor de aanvullende premie.
Alle zorgverzekeraars werken met een wettelijk verplicht eigen risico. In 2025 is dat € 385,- per jaar. Tot dit bedrag, van de onder het verplicht eigen risico vallende kosten, kan geen bijzondere bijstand worden verleend.
Gemeentelijk beleid: Het college heeft bewust geen aanvullend of afwijkend beleid geformuleerd ten aanzien van het uitgangspunt dat de Wlz, Wmo en Zvw voor alle medisch noodzakelijke kosten een passende en toereikende voorliggende voorziening zijn en daarom bijstandsverlening in de weg staan.
Kosten die niet door Wlz, Wmo en Zvw worden vergoed komen (in beginsel) niet voor bijstandsverlening in aanmerking. De gemeente heeft ten aanzien van eventuele aanvragen op dit gebied wel de individuele onderzoekingsplicht (is er sprake van bijv. zeer dringende redenen of individuele bijzondere omstandigheden).
Eigen bijdragen Wmo
De kosten van de eigen bijdrage(n) Wmo behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan en moeten uit de bijstandsnorm betaald worden. In principe is bijzondere bijstandverlening niet mogelijk. Maar voor medische kosten is (conform gemeentelijk beleid) AV Frieso leidend.
AV Frieso Compleet heeft in haar vergoedingenpakket voor 2025 een vergoeding van alle eigen bijdragen Wmo. Heeft cliënt AV Frieso Compleet, dan is er dus een voorliggende voorziening, en wordt er geen bijzondere bijstand verstrekt. Is cliënt niet of minder uitgebreid aanvullend verzekerd, dan kan in principe tot dit bedrag bijzondere bijstand verleend worden minus de rechtsgelijkheidsdrempel (zie Standaard aanvullende of collectieve ziektekostenverzekering, onder rechtsgelijkheidsdrempel).
Reiskosten medische behandeling
Naar aanleiding van de vraag of er bijzondere bijstand verstrekt kan worden voor reiskosten naar een medische behandeling geldt het navolgende.
De andere OWO-gemeenten vergoeden deze reiskosten al op basis van het huidige beleid. Voor onze gemeente wordt hierbij aangesloten. Let daarbij wel op de huidige beleidsrichtlijnen.
Het gaat om het volgende:
- –
Geen vergoeding via voorliggende voorziening mogelijk:
- o
Zorgverzekering vergoedt de kosten niet;
- o
Wmo/Wlz vergoedt de kosten niet;
- o
Aftrekpost vervoerskosten bij de Belastingdienst geen mogelijkheid (over frequentie bezoeken en aftrekking van kosten bij de belasting staat het e.e.a. onder richtlijn (B091). Vergoeding is mogelijk via de voorlopige teruggave, dus ze hoeven niet te wachten op de aangifte/aanslag).
- o
- –
De te reizen afstand per enkele reis is meer dan 15 km;
- –
Reiskosten i.v.m. medische behandeling zijn bijzonder en kunnen niet worden voldaan uit bijstandsnorm (dus er geldt geen drempel van een x aantal bezoeken per (maand/week/jaar);
- –
Er geldt een eigen bijdrage van 25 euro per maand;
- –
We vergoeden 23 cent per km indien met auto, en anders volledige kosten OV;
- –
Vergoeding geschiedt na inlevering afspraakkaart en eventueel vervoersbewijzen OV;
- –
Voor draagkracht zie huidige richtlijnen.
14. Uitvaartkosten (B075)
Omschrijving van de kosten
Alle kosten die verband houden met de begrafenis of crematie van een overledene, voor zover deze kosten noodzakelijk zijn.
Algemeen
De noodzakelijkheid van deze kosten hangt mede af van de vraag of deze kosten kunnen worden toegerekend aan belanghebbende. Dit is het geval indien belanghebbende de hoedanigheid van erfgenaam heeft aangenomen, of indien belanghebbende behoort tot de bloed- en aanverwanten jegens wie een verhaalsrecht voor deze kosten bestaat op grond van artikel 22 van de Wet op de lijkbezorging. Als vaststaat dat de uitvaartkosten niet uit de nalatenschap voldaan kunnen worden en de belanghebbende niet over toereikende middelen beschikt om (zijn aandeel in) de uitvaartkosten te voldoen, bestaat er recht op bijzondere bijstand voor deze kosten (artikel 35, lid 1 PW).
Nadrukkelijk wordt er van uitgegaan dat de uitvaartkosten niet behoren tot de noodzakelijke kosten van het bestaan van de overledene zelf. Bijstandsverlening aan overleden personen is immers niet mogelijk. Zie CRvB 28-01-2003, nr. 01/4196.
Van uitvaartkosten kan als vaststaand worden aangenomen dat deze kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden als bedoeld in artikel 35 lid 1 PW.
Bijstand aan de nabestaanden
In beginsel dienen de nabestaanden (bijv. echtgenote, ouders, meerderjarige kinderen) de kosten van lijkbezorging van de overledene voor hun rekening te nemen. Ontbreken hiervoor de middelen dan kan ieder voor zijn eigen evenredige aandeel bijzondere bijstand aanvragen. Hierbij wordt rekening gehouden met de vermogenssituatie/draagkracht.
Voor de bepaling van de hoogte van de bijstand moet worden gekeken naar de kosten van de goedkoopste adequate voorziening.
Voor de noodzakelijk geachte kosten en/of de hoogte daarvan wordt aangesloten bij de reële kostenposten van een sobere uitvaart. Gelet op de bijzondere omstandigheden wordt een bedrag van € 3.500,00 passend geacht voor een begrafenis of een crematie, naar evenredig aandeel per nabestaande (partner, ouder(s) of kind(eren). Dit bedrag is vastgesteld aan de hand van de reële kosten van een sobere uitvaart.
Belanghebbende hoeft geen verantwoording af te leggen over de aard van de besteding, maar moet wel de nota’s overleggen. Indien de kosten van de uitvaart minder bedragen dan € 3.500,00, dan wordt uitgegaan van de werkelijke kosten. Kosten boven de € 3.500,00 zijn voor rekening van de belanghebbende.
De bijzondere bijstand voor uitvaartkosten wordt in beginsel om niet verleend. De beschikking moet vermelden dat de belanghebbende verplicht is om de verleende bijstand te besteden aan het voldoen van zijn aandeel in de uitvaartkosten van de overledene.
Voorliggende voorzieningen
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 PW). Denk in dit geval bijvoorbeeld aan: uitvaart-, levens- of ongevallenverzekering of nalatenschap.
Overlijdensuitkering is geen voorliggende voorziening
Van de overlijdensuitkering zoals die op grond van artikel 45 lid 5 PW wordt verstrekt, kan gesteld worden dat dit geen voorliggende voorziening is voor de uitvaartkosten. In de toelichting bij artikel 45 PW wordt deze overlijdensuitkering gelijk gesteld met andere wetten op het terrein van de sociale zekerheid die ook een dergelijke overlijdensuitkering kennen.
Daaruit en uit het feit dat deze overlijdensuitkering wordt uitbetaald aan een nabestaande, kan de conclusie worden getrokken dat ook overlijdensuitkering op grond van andere sociale wetten naar hun aard niet bedoeld zijn om te voorzien in de uitvaartkosten.
Sociale zekerheidsuitkeringen anders dan een PW-uitkering vallen onder het begrip inkomen als bedoeld in artikel 32 PW. Een overlijdensuitkering op grond van één van deze wetten kan dus leiden tot inkomstenkorting of draagkracht. Let wel: de bijstandsuitkering zelf is geen inkomen in de zin van artikel 32 WWB (zie CRvB 25-02-2003, nrs. 00/462 NABW).
Wet op de Lijkbezorging
Wanneer er geen nabestaanden zijn of wanneer deze weigeren de begrafenis of crematie te verzorgen, dan is op grond van de Wet op de Lijkbezorging de gemeente verplicht te zorgen voor de lijkbezorging. Deze wet wordt uitgevoerd door de Afdeling Publiekscentrum. Als de Wet op de Lijkbezorging al is toegepast, dan is bijstand voor deze kosten niet meer mogelijk. Er is dan reeds in de kosten voorzien. De Wet op de Lijkbezorging (art. 37) kent de mogelijkheid om het bedrag op de nabestaanden te verhalen.
Reiskosten bijwonen uitvaart
Voor reiskosten voor het bijwonen van een uitvaart kan geen bijzondere bijstand worden verstrekt. De reiskosten verbonden aan het bijwonen van een uitvaart binnen Nederland behoren tot de algemene bestaanskosten. Reiskosten voor het bijwonen van een uitvaart buiten Nederland kunnen niet worden vergoed, op grond van het territorialiteitsbeginsel.
15. Kosten bewindvoering (B076)
Als een belanghebbende bijzondere bijstand aanvraagt, moet het college de noodzaak van de kosten in beginsel aannemen als de kantonrechter beschermingsbewind heeft ingesteld en de kosten daarvan heeft vastgesteld.
Voorliggende voorzieningen
Er bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 Participatiewet; zie ook Voorliggende voorzieningen). Als de bewindvoering geschiedt in het kader van de WSNP, dan geldt het Besluit subsidie bewindvoerder schuldsanering als een voorliggende voorziening.
Jaarbeloning
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de jaarbeloning standaardbewind van de beschermingsbewindvoerder. Er dient geen machtiging overlegd te worden als de beloning overeenkomt met de tarieven voor standaard bewind zoals vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren.
Om aanspraak te kunnen maken op de hogere jaarbeloning in geval van problematische schulden bij bewind, dient de machtiging van de kantonrechter aan het college overgelegd te worden van de hogere jaarbeloning.
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. Met onkosten wordt bedoeld de kosten die de bewindvoerder in het belang van een goede uitoefening van zijn taak maakt. Het gaat dan om eventuele reiskosten, telefoonkosten, kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, kosten van het uitbesteden van taken voor zover de onder bewind gestelde deze voorheen zelf verrichtte. Deze onkostenvergoeding is verdisconteerd in het uurtarief.
In uitzonderlijke omstandigheden kan de kantonrechter de beloning van de bewindvoerder op andere wijze vaststellen. Bij een afwijkende beloning dient een machtiging van de kantonrechter aan het college te worden overgelegd.
Let op: Als een bewindvoerder in 2014 een eenmalige vergoeding voor extra werkzaamheden wegens problematische schulden heeft ontvangen op basis van het tarief behandeling schulden door beschermingsbewindvoerder (zie Aanbevelingen meerderjarigenbewind, versie 21 januari 2014), dan heeft de bewindvoerder in 2015 geen aanspraak op de jaarbeloning voor een bewind met problematische schulden.
Incidentiele werkzaamheden
De kosten in verband met incidentele werkzaamheden kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De bedragen staan vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Onder incidentiele werkzaamheden vallen: - aanvangswerkzaamheden; - verkoop of ontruiming van een woning; - beheren van een persoonsgebonden budget; - opmaken van eindrekening en – verantwoording. Een machtiging van de kantonrechter dient bij deze kosten ingeleverd te worden. Indien er geen machtiging wordt ingeleverd kan de bewindvoerder de noodzaak van de kosten niet aantonen. Uit de beschikking van de kantonrechter dient te blijken om welke specifieke kosten het gaat.
Problematische schuldenbewind (machtiging)
De bewindvoerder maakt alleen automatisch aanspraak op een hogere jaarbeloning als uit de instellingsbeschikking van het beschermingsbewind blijkt dat sprake is van bewind wegens problematische schulden. Uit instellingsbeschikkingen blijkt niet altijd wat de reden van onderbewindstelling is. Voor deze gevallen geldt dat bij de aanvraag om bijzondere bijstand de bewindvoerder een machtiging van de kantonrechter moet overleggen, waaruit blijkt dat de bewindvoerder aanspraak maakt op de hogere jaarbeloning. Als de bewindvoerder deze machtiging niet kan overleggen, dan bestaat enkel aanspraak op de (lagere) standaardvergoeding.
Met de komst van de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren, die in werking is getreden met ingang van 1 januari 2015, heeft de professionele bewindvoerder in een bewind met problematische schulden recht op een beloning die hoger is dan de beloning voor een professionele bewindvoerder in een standaardbewind (zie artikel 3 lid 2 onderdeel b Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren). Uit de instellingsbeschikking moet dan wel duidelijk blijken dat het bewind is ingesteld wegens problematische schulden.
De machtiging van de rechtbank voor schuldenbewind is geldig voor onbepaalde tijd (tenzij anders aangegeven). De rechtbank controleert jaarlijks of nog sprake is van schulden op grond waarvan het hogere tarief in rekening gebracht mag worden.
Vijfjaarlijks controleert de rechtbank of het ingestelde bewind nog steeds terecht is. Deze controle kan leiden tot het opheffen van bewind op initiatief van de rechtbank.
De jaarlijkse (rekening en verantwoording) controles bij de rechtbank gaan niet verder dan het vaststellen of er nog steeds een grond is voor bewind. Opheffen van bewind zal dan op initiatief van de bewindvoerder of de onder bewind gestelde moeten. In de toekenningsbeschikking moet worden opgenomen dat een dergelijk verzoek tot opheffing/wijziging bewind dient te worden ingediend, als door de rechtbank is vastgesteld dat de grond voor het bewind is komen te vervallen.
(Beschermings)bewindvoering en WSNP
(Beschermings)bewindvoerders van personen die in de WSNP zitten brengen in voorkomende gevallen ook het hoge bewindvoerderstarief van problematische schulden in rekening. Als de rechtbank een machtiging heeft afgegeven voor dit hogere tarief, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verleend.
Duur van toekenning bijzondere bijstand
Bij de kosten voor bewindvoering, mentorschap of curatele wijken we af van de duur van toekenning van bijzondere bijstand van maximaal 12 maanden. Alleen in de situatie dat er geen draagkracht is.
De kosten voor bewindvoering, mentorschap en curatele kunnen voor meerdere jaren worden toegekend als er geen sprake is van draagkracht. Hierbij houden we het volgende aan:
- –
Aan inwoners met een bijstandsuitkering wordt de bijzondere bijstand bewindvoering, mentorschap en curatele toegekend voor de duur van de bijstandsuitkering. Als de bijstandsuitkering wordt beëindigd wordt de bijzondere bijstand ook beëindigd. Dan kan de inwoner opnieuw een aanvraag indienen en wordt de draagkracht opnieuw beoordeeld.
- –
Aan inwoners met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering wordt de bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele voor de duur van maximaal 36 maanden toegekend als er geen draagkracht is.
De vastgestelde daagkracht voor de duur van maximaal 36 maanden is alleen voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele. Voor andere kosten gelden de regels waarbij de draagkracht voor maximaal 12 maanden wordt vastgesteld. Zie richtlijn (B064).
Per kalenderjaar beoordelen we opnieuw of er geen draagkracht is. Inwoners kunnen hiervoor vanaf 1 januari van het nieuwe kalenderjaar de bewijsstukken inleveren. Indien er per het nieuwe jaar draagkracht aanwezig is wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld voor maximaal 12 maanden, volgens de regels uit richtlijn B064.
In de beschikking staat hierover het volgende opgenomen:
Draagkracht
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand hebben wij rekening gehouden met uw draagkracht. De draagkracht is dat deel van uw inkomen en vermogen waarmee u geacht wordt de kosten zelf te kunnen betalen. In uw geval hebben vastgesteld dat u geen draagkracht heeft.
Kosten bewindvoering 2026 en 2027
U dient de nota bewindvoeringskosten van het jaar 2026 en 2027 na 1 januari en voor 1 april van het betreffende kalenderjaar bij ons in te leveren om voor continuering van de bijstand in aanmerking te komen. Hierbij dient tevens schriftelijk aangegeven te worden of er sprake is van gewijzigde omstandigheden of niet. Bij gewijzigde omstandigheden beoordelen we opnieuw of u recht heeft op bijzondere bijstand.
Als wij voor 1 april van het betreffende kalenderjaar de nieuwe nota niet ontvangen hebben vervalt de toekenning bijzondere bijstand.
Kosten bewindvoering 2028
Bij ongewijzigde omstandigheden en wet- en regelgeving kunt u voor het kalenderjaar 2028 een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand indienen. Deze dient na 1 januari, maar voor 1 april 2028 in ons bezit te zijn.
In situaties van bijstand
Kosten bewindvoering 2026 en verder
U dient de nota bewindvoeringskosten elk jaar na 1 januari en voor 1 april van het betreffende kalenderjaar bij ons in te leveren om voorcontinuering van de bijstand in aanmerking te komen. Hierbij dient tevens schriftelijk aangegeven te worden of er sprake is van gewijzigde omstandigheden of niet.
Als wij voor 1 april van het betreffende kalenderjaar de nieuwe nota niet ontvangen hebben vervalt de toekenning bijzondere bijstand.
16. Kosten curatele (B077)
De noodzaak tot curatele moet worden aangenomen als de curatele door de Rechtbank is uitgesproken.
Voorliggende voorziening
Er is geen voorliggende voorziening waar belanghebbende een beroep op kan doen voor de kosten van curatele.
Jaarbeloning
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de jaarbeloningen zoals vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren standaardbewind van de beschermingsbewindvoerder. Er dient geen machtiging te worden overlegd.
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. Met onkosten wordt bedoeld de kosten die de curator in het belang van een goede uitoefening van zijn taak maakt. Het gaat dan om eventuele reiskosten, telefoonkosten, kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, kosten van het uitbesteden van taken voor zover de onder bewind gestelde deze voorheen zelf verrichtte. Deze onkostenvergoeding is verdisconteerd in het uurtarief.
Als de beloning afwijkt dient er een machtiging overlegd te worden. In uitzonderlijke omstandigheden kan de kantonrechter de beloning van de mentor op andere wijze vaststellen.
Incidentiele werkzaamheden
De kosten in verband met incidentele werkzaamheden kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De bedragen staan vermeld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Onder incidentiele werkzaamheden vallen: - aanvangswerkzaamheden; - verhuizing, verkoop of ontruiming van een woning; - beheren van een persoonsgebonden budget; - opmaken van eindrekening en –verantwoording.
Een machtiging van de kantonrechter dient bij deze kosten ingeleverd te worden. Indien er geen machtiging wordt ingeleverd kan de bewindvoerder de noodzaak van de kosten niet aantonen. Uit de beschikking van de kantonrechter dient te blijken om welke specifieke kosten het gaat.
Duur van toekenning bijzondere bijstand
Bij de kosten voor bewindvoering, mentorschap of curatele wijken we af van de duur van toekenning van bijzondere bijstand van maximaal 12 maanden. Alleen in de situatie dat er geen draagkracht is.
De kosten voor bewindvoering, mentorschap en curatele kunnen voor meerdere jaren worden toegekend als er geen sprake is van draagkracht. Hierbij houden we het volgende aan:
- –
Aan inwoners met een bijstandsuitkering wordt de bijzondere bijstand bewindvoering, mentorschap en curatele toegekend voor de duur van de bijstandsuitkering. Als de bijstandsuitkering wordt beëindigd wordt de bijzondere bijstand ook beëindigd. Dan kan de inwoner opnieuw een aanvraag indienen en wordt de draagkracht opnieuw beoordeeld.
- –
Aan inwoners met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering wordt de bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele voor de duur van maximaal 36 maanden toegekend als er geen draagkracht is.
De vastgestelde daagkracht voor de duur van maximaal 36 maanden is alleen voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele. Voor andere kosten gelden de regels waarbij de draagkracht voor maximaal 12 maanden wordt vastgesteld. Zie richtlijn (B064).
Per kalenderjaar beoordelen we opnieuw of er geen draagkracht is. Inwoners kunnen hiervoor vanaf 1 januari van het nieuwe kalenderjaar de bewijsstukken inleveren. Indien er per het nieuwe jaar draagkracht aanwezig is wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld voor maximaal 12 maanden, volgens de regels uit richtlijn B064.
In de beschikking staat hierover het volgende opgenomen:
Draagkracht
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand hebben wij rekening gehouden met uw draagkracht. De draagkracht is dat deel van uw inkomen en vermogen waarmee u geacht wordt de kosten zelf te kunnen betalen. In uw geval hebben vastgesteld dat u geen draagkracht heeft.
Kosten bewindvoering 2026 en 2027
U dient de nota bewindvoeringskosten van het jaar 2026 en 2027 na 1 januari en voor 1 april van het betreffende kalenderjaar bij ons in te leveren om voor continuering van de bijstand in aanmerking te komen. Hierbij dient tevens schriftelijk aangegeven te worden of er sprake is van gewijzigde omstandigheden of niet. Bij gewijzigde omstandigheden beoordelen we opnieuw of u recht heeft op bijzondere bijstand.
Als wij voor 1 april van het betreffende kalenderjaar de nieuwe nota niet ontvangen hebben vervalt de toekenning bijzondere bijstand.
Kosten bewindvoering 2028
Bij ongewijzigde omstandigheden en wet- en regelgeving kunt u voor het kalenderjaar 2028 een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand indienen. Deze dient na 1 januari, maar voor 1 april 2028 in ons bezit te zijn.
In situaties van bijstand
Kosten bewindvoering 2026 en verder
U dient de nota bewindvoeringskosten elk jaar na 1 januari en voor 1 april van het betreffende kalenderjaar bij ons in te leveren om voor continuering van de bijstand in aanmerking te komen. Hierbij dient tevens schriftelijk aangegeven te worden of er sprake is van gewijzigde omstandigheden of niet.
Als wij voor 1 april van het betreffende kalenderjaar de nieuwe nota niet ontvangen hebben vervalt de toekenning bijzondere bijstand.
17. Kosten rechtsbijstand (B078)
De eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp en de bijkomende griffierechten worden tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan gerekend.
Als op grond van een toevoeging door de Raad voor Rechtsbijstand rechtshulp is verleend, dan gaat de gemeente er van uit dat de rechtshulp noodzakelijk is. De gemeente kan in dat geval voor de eigen bijdrage in de kosten van rechtshulp en de bijkomende griffierechten etc. bijstand verlenen, zowel in bezwaar- als beroepsprocedures. Het maakt niet uit of het een zaak tegen de gemeente is. Voor kosten van rechtshulp in strafrechtelijke procedures kan ook bijstand worden verleend, als er een toevoeging door de Raad van Rechtsbijstand is verleend.
Kosten leges uittreksel
De legeskosten van een uittreksel van de BRP betreffen incidentele kosten die behoren tot de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. De kosten moeten uit een inkomen of uitkering op bijstandsniveau worden voldaan. Zie CRvB 19-03-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ4808
Voorliggende voorziening
Er bestaat geen recht op bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 PW). Denk aan de gevallen waarin betrokkene een rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten. Het feit dat iemand geen verzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek voor bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.
Wet op de rechtsbijstand (Wrb):
Op grond van de wet op de rechtsbijstand (Wrb) kan betrokkene met een laag inkomen in aanmerking komen voor een toevoeging van een advocaat. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (excl. de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Wet tarieven burgerlijke zaken voor indebetstelling.
De wet op de rechtsbijstand (Wrb) moet met betrekking tot de proceskosten in beginsel als een aan de bijstandsverlening in de weg staande voorliggende voorziening worden beschouwd. Indien een betrokkene niet in aanmerking komt voor een toevoeging van een advocaat, omdat de wetgever het bieden van door de overheid gefinancierde rechtsbijstand in betreffende omstandigheden niet noodzakelijk heeft geacht, staat artikel 15 lid 1 PW bijstandsverlening in de weg, tenzij er zich zeer dringende redenen voordoen als bedoeld in artikel 16 lid 1 PW.
Uitzondering:
Het is vaste jurisprudentie dat onder bepaalde omstandigheden de kosten van een procedure die de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) voor eigen rekening laat (zoals de eigen bijdrage en griffiekosten) tot de bijzonder noodzakelijke kosten dienen te worden gerekend die redelijkerwijs niet uit de verstrekte uitkering en de aanwezige draagkracht kunnen worden voldaan. Hierbij komen de volgende kosten in beginsel niet in aanmerking voor bijzondere bijstand:
- •
Vertaalkosten (advocaten kunnen namelijk kosteloos gebruik maken van een gesubsidieerd tolkencentrum);
- •
Reiskosten van betrokkenen voor het bijwonen van rechtszittingen. In beginsel is het niet noodzakelijk dat betrokkenen in persoon aanwezig zijn op de rechtszitting, zodat reiskosten ten behoeve van betrokkenen niet noodzakelijk zijn (facultatief);
- •
Verdergaande rechtsbijstand ten vervolge op een spreekuur. Betreffende eigen bijdrage kan uit de norm worden voldaan.
- •
De kosten gemaakt in de bezwaarfase anders dan de eigen bijdrage op grond van Wrb.
Verplichtingen voor bijstand
Aan het verlenen van bijstand in deze kosten kunnen desgewenst verplichtingen verbonden worden, zoals:
- •
De verplichting om betalingsbewijzen te overleggen;
- •
De verplichting om het vonnis te overleggen;
- •
De verlichting om, indien mogelijk, te verzoeken om veroordeling van de tegenpartij in de proceskosten;
- •
Indien nodig: specifieke verplichtingen in verband met het feit dat de bijstand wordt verleend in de vorm van een geldlening of borgtocht.
Het betreft de kosten met betrekking tot het voeren van procedures bij de rechter. Voorbeelden hiervan zijn: de eigen bijdrage voor een advocaat, griffiekosten en reiskosten.
18. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen niet in inrichting (B079)
Als de noodzakelijke bestaanskosten van de jongere hoger zijn dan die waarin de basisnorm voorziet en de jongere geen beroep op zijn ouders kan doen, omdat de middelen van de ouders niet toereikend zijn en omdat hij redelijkerwijs zijn onderhoudsrecht ten opzichte van zijn ouders niet te gelde kan maken, kan er bij wijze van aanvullende bijstand een toeslag worden verstrekt. In beginsel wordt wel verhaal bij de onderhoudsplichtige ouders gehaald.
Thuiswonenden
Ouders kunnen aan hun onderhoudsverplichting voldoen door hun kind te laten inwonen. Een thuiswonende kan daarmee dus wel een beroep op zijn ouders doen en heeft daarom geen recht op aanvullende bijstand. Mits er sprake is van een verstoorde relatie bij bijvoorbeeld van huiselijk geweld, waardoor de jongere noodzakelijkerwijs niet bij de ouders kan wonen.
Uitwonenden
Wordt aanvullend op een lage norm van artikel 20 Participatiewet bijzondere bijstand verstrekt voor levensonderhoud, dan wordt de hoogte hiervan in beginsel zodanig vastgesteld, dat de hoogte van de totale bijstandsuitkering (norm algemene bijstand op grond van artikel 20 Participatiewet en bijzondere bijstand op grond van artikel 12 Participatiewet) overeenkomt 50% van de gehuwdennorm ingeval een alleenstaande en ook 50% van de gehuwdennorm ingeval van een alleenstaande ouder (die ontvangt de ALO-kop). Indien hiertoe aanleiding bestaat, kan de bijzondere bijstand echter op basis van individualisering ook hoger of lager worden vastgesteld.
Berekening (normen per 1-1-2018)
Norm alleenstaande, indien 21 jaar of ouder, inclusief vt |
€ 708,66 |
Norm alleenstaande, indien 18,19 of 20 jaar, inclusief vt |
€ 244,91 |
Verschil |
€ 463,75 |
Reservering vakantietoeslag (5% van € 244,91) |
€ 12,25 |
Inkomsten
Eventuele inkomsten van de jongere zelf, dienen eerst op de basisnorm in minder gebracht te worden, daarna pas op de bijzondere bijstand.
Inkomsten die het karakter hebben van alimentatie/onderhoudsbijdrage dienen verrekend te worden met de bijzondere bijstand.
Hoogte van de bijzondere bijstand voor jongeren in het voortgezet onderwijs
Jongeren van 18 tot 21 jaar kunnen, als zij aan een aantal voorwaarden voldoen, een beroep doen op aanvullende bijstand op de toelage die zij ontvangen ingevolge de WTOS 18+. Dit om te voorkomen dat de jongere door de hoogte van het inkomen gedwongen wordt om met de opleiding te staken.
Voorwaarden:
- •
De jongere volgt voortgezet onderwijs en ontvangt hiervoor een tegemoetkoming ingevolge de WTOS 18+;
- •
Het afronden van het voortgezet onderwijs is voor de jongere het meest aangewezen opleidingstraject (dit kan blijken uit een rapportage van een voogdij instelling) Voogdij is gezag over een minderjarige kind dat niet door de ouders wordt uitgeoefend, maar door iemand anders;
- •
De jongere heeft geen ouders waarop een beroep kan worden gedaan;
- •
De jongere is aangewezen op zelfstandige huisvesting.
Ex ama’s (alleenstaande minderjarige asielzoekers) die aan deze voorwaarden voldoen vallen uiteraard ook onder de werking van deze regeling.
De hoogte van de bijzondere bijstand is het verschil tussen de norm van een 21 jarige alleenstaande (50% van de gehuwdennorm, inclusief vt) en de basistoelage WTOS+18 voor een uitwonende. Bijzondere bijstand voor schoolkosten en les- of cursusgeld is niet mogelijk. Voor deze kosten kan door middel van een beroep op de hardheidsclausule een beroep op de DUO worden gedaan. Deze kosten worden daarna door DUO verrekend met de tegemoetkoming. (zie ook: Stappenplan: Jongeren, studeren of bijstand?).
Bijzondere bijstand voor bijzondere kosten
De hoogte van de bijzondere bijstand die is bedoeld voor bijzondere kosten (zoals een bril) wordt vastgesteld volgens de normale regels, zonder acht te slaan op de leeftijd van de betrokkene. Hiermee wordt bedoeld dat bij de draagkrachtberekening het inkomen afgezet wordt tegen de bijstandsnorm van een alleenstaande van 21 jaar en ouder, die in deze situatie van toepassing is. Wel zal ook hier eerst gecontroleerd moeten worden of er is voldaan aan de eisen van artikel 12 Participatiewet. Met andere woorden: ook voor bijzondere kosten zal eerst een beroep op de ouders gedaan moeten worden totdat de leeftijd van 21 jaar is bereikt.
19. Hoogte bijzondere bijstand 18 t/m 20-jarigen in inrichting (B080)
Belanghebbenden die jonger zijn dan 21 jaar en in een inrichting verblijven, hebben geen recht op algemene bijstand. Veelal zal van de ouders een bijdrage in de kosten van verblijf in de inrichting worden gevraagd. Als er in verband met bijzondere omstandigheden toch kosten moeten worden gemaakt, die niet te verhalen zijn op de ouders, dan kan hiervoor bijzondere bijstand worden verstrekt. Dit geldt zowel voor de eventueel te verstrekken norm verblijf in een inrichting als voor de overige te verstrekken bijzondere bijstand. De mogelijkheden van verhaal moeten worden onderzocht.
De hoogte van de eventueel te verstrekken norm verblijf in een inrichting (bijzondere bijstand) voor een 18- tot 21-jarige is in bovenstaande gevallen gelijk aan de hoogte van de norm verblijf in een inrichting voor een alleenstaande van 21 jaar of ouder (let op: inclusief vt en inclusief de verhoging van artikel 23 lid 2 PW).
LET OP: kinderbijslag wordt, als deze voor de jongere kan worden aangewend, in mindering gebracht. Bij plaatsing in een voorziening ingevolge de Wet op de Jeugdzorg is zak- en kleedgeld in de dagprijs begrepen.
20. Procedure verhaal bijzondere bijstand jongeren (B081)
In het geval bijzondere bijstand is verleend aan een 18, 19 of 20 jarige met toepassing van artikel 12 PW dan kan deze bijstand op grond van artikel 62 onder c PW worden verhaald op diens onderhoudsplichtige ouders. De vraag of de relatie tussen de ouders en de jongere daardoor (weer) wordt geschaad, dient in de afweging te worden betrokken. Voordat bijstand wordt toegekend, dient contact te worden gezocht met de ouder(s) met de vraag of zij de op hun rustende onderhoudsplicht na willen komen.
Daarna, bij weigering van de ouder(s) kan een toeslag in de vorm van bijzondere bijstand worden verstrekt. De toeslag (niet de algemene bijstand) dient te worden verhaald op de ouder(s) (vaststellen onderhoudsbijdrage).
21. Indirecte schoolkosten schoolgaande kinderen (B082)
Voor scholieren jonger dan 18 jaar in voortgezet onderwijs (VMBO, HAVO, VWO) of MBO kan een beroep worden gedaan op een tegemoetkoming op grond van hoofdstuk 3 van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten (Wtos). De Wtos voorziet echter enkel in vergoeding van directe studiekosten middels een tegemoetkoming in de onderwijsbijdrage (les- en cursusgeld) en schoolkosten (boeken en andere leermiddelen). Reiskosten worden niet vergoed op grond van de Wtos.
Beleid van de gemeente is om bijzondere bijstand in de vervoerskosten van schoolgaande kinderen jonger dan 18 jaar in voortgezet onderwijs te verlenen, indien:
- –
Er geen redelijk alternatief op kortere reisafstand is, én;
- –
Alle voorliggende voorzieningen zijn uitgeput (denk aan Wet Tegemoetkoming onderwijsbijdrage en studiekosten, hulp van het opleidingsinstituut), én;
- –
De enkele reisafstand is meer dan 15 kilometer (kinderen die na de basisschool hun middelbare schoolopleiding of een vervolgopleiding (bijv. MBO) gaan volgen, worden geacht een afstand tot en met 15 kilometer te kunnen overbruggen per fiets, brommer e.d.).
Alleen in uitzonderingssituaties kan hier van afgeweken worden, bijvoorbeeld als uit een medische verklaring blijkt dat het schoolgaande kind niet in staat is om te fietsen of er een andere verklaring is. Zoals van een mentor waaruit blijkt dat voor het kind het fietsen naar school een te grote belasting is.
Als kinderen nog niet goed kunnen fietsen houden we een termijn van 6 maanden aan om kinderen de gelegenheid te geven om fietsles te volgen en op de fiets vertrouwd te raken in het verkeer. Ook voor kinderen van de inburgeraar die nog fietsles moeten volgen houden we een termijn van 6 maanden aan.
Let op: De noodzakelijkheid van scholing staat nooit ter discussie (ook niet als het kind bijvoorbeeld al een startkwalificatie heeft). Scholing van ten laste komende kinderen is altijd noodzakelijk. Wel dient in voorkomende gevallen beoordeeld te worden of de gekozen schoolsoort noodzakelijk is (kan het kind naar een vergelijkbare opleiding die wél erkend is door het Ministerie van O&W).
Reisafstand
Stap 1: http://route.anwb.nl/routeplanner/
Stap 2: vul adres vertrekt en adres aankomst in
Stap 3: vink bij type vervoer “fiets” aan
Indien de enkele reisafstand per fiets 15 km of minder bedraagt bestaat geen recht bijzondere bijstand voor reiskosten.
Reiskosten
Bij een enkele reisafstand van meer dan 15 km kan de hoogte van de reiskosten worden berekend. Uitgegaan dient te worden van de kosten van een OV maandabonnement (www.9292ov.nl). Maandelijks komen per gezin de eerste € 25,00 voor eigen rekening (eigen bijdrage). Indien en voor zolang sprake is van tegelijkertijd verstrekte bijzondere bijstand op grond van zowel B014 als B082, dan vervalt de maandelijkse eigen bijdrage op grond van de B082.
Maximering
Per volledig schooljaar komt maximaal 10 x de kosten van een maandabonnement in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Betaling
Na vaststelling van het recht op en de hoogte van de bijzondere bijstand voor reiskosten, wordt deze maandelijks vooraf betaalbaar gesteld. De klant dient bij beschikking wel de verplichting opgelegd te krijgen de vervoersbewijzen nog minimaal 1 jaar te bewaren, voor het geval de gemeente de correcte besteding van de bijzondere bijstand achteraf wil controleren.
Inburgeraars
- –
Inburgeraars vallen in beginsel onder hetzelfde regime, tenzij er sprake is van een voorliggende voorziening.
- –
Indien de inburgeraar (nog) niet kan fietsen, dan kan (tijdelijk) van de hoofdregel worden afgeweken.
- –
Reiskosten tot de dichtstbijzijnde locatie voor inburgeren komen onder bovengenoemde voorwaarden voor bijzondere bijstand in aanmerking. Reiskosten naar verder weg gelegen inburgeringlocaties worden aangemerkt als niet noodzakelijke kosten en komen in beginsel dan ook niet voor bijzondere bijstand in aanmerking.
Bijzondere bijstand dient toegekend te worden voor het aantal lessen inburgering dat er volgens de overeenkomst gevolgd dient te worden (gangbaar is 3 keer per week). In de eeerste maand wordt een bedrag aan bijzondere bijstand verstrekt per voorschot ter hoogte van het aantal lessen dat de cursus per maand gevolgd dient te worden. Hiervan wordt de eigen bijdrage afgehaald.
Voorbeeld: reiskosten voor 12 keer les minus € 25,00 eigen bijdrage.
De reiskosten worden maandelijks gedeclareerd met daarbij het overzicht van aanwezigheid van de lessen met paraaf van de docent. Indien er vaker dan 1 keer per maand wordt gedeclareerd is dit geen probleem voor de administratie. De reiskosten worden uitbetaald onder aftrek van 1/12 van het verstrekte voorschot. Het voorschot wordt zo verrekend in 12 maanden.
Voorbeeldberekening reiskosten 3 schoolgaande kinderen
Aantal kinderen : |
3 |
Enkele reisafstand woon–school : |
25 kilometer (kind 1) |
Enkele reisafstand woon–school : |
35 kilometer (kind 2) |
Enkele reisafstand woon–school : |
12 kilometer (kind 3) |
maandabonnenment kind 1 : |
€ 100,00 |
maandabonnenment kind 2 : |
€ 120,00 |
maandabonnenment kind 3 : |
n.v.t. (< 15 km) |
------------- + |
|
Totaal alle kinderen per maand : |
€ 220,00 |
Eigen bijdrage gezin : |
€ 25,00 |
------------- - |
|
€ 195,00 |
|
10 (maanden) |
|
------------- x |
|
Reiskosten gezin volledig schooljaar : |
€ 1950,00 |
De maximale bijzondere bijstand voor reiskosten schoolgaande kinderen per schooljaar is voor dit gezin € 1950,00. De uiteindelijke hoogte van de bijzondere bijstand is natuurlijk afhankelijk van de aanwezige draagkracht. De uiteindelijke bijzondere bijstand kan gedurende het schooljaar in 10 maandelijkse termijnen vooraf betaalbaar worden gesteld.
Voor de kosten van excursies en werkweken georganiseerd door de school, geldt dat de bijdrage op grond van de Wtos en een eventuele regeling van de school inzake vrijstelling van een ouderlijke bijdrage o.i.d. als voorliggende voorziening moeten worden beschouwd. Daar waar een kostensoort niet wordt benoemd kan leenbijstand worden overwogen.
22. Baby-uitzet (B084)
De kosten verbonden aan de geboorte van een kind behoren tot de (te voorziene) incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. Dit betekent dat er in beginsel geen bijstandsverlening is voor deze kosten. Dergelijke kosten worden geacht voldaan te kunnen worden uit de norm. Door middel van reservering of in het geval van een geldlening van de gemeente door gespreide betaling achteraf.
Indien er sprake is van bijstand in de vorm van een lening, bedraagt de aflossing per maand 6% van de geldende bijstandsnorm inclusief vakantietoeslag.
Diverse uitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) ondersteunen dit en wordt een lening als voorliggende voorziening beschouwd. Indien zich in de praktijk een dergelijke situatie voordoet, dient beoordeeld te worden of er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor betrokkene niet heeft kunnen reserveren voor deze kosten.
Bijzondere omstandigheden
Hierbij kan gedacht worden aan geboorte van een meerling of een onvrijwillige zwangerschap. Indien betrokkene niet gereserveerd heeft, maar wel geacht wordt dit te doen, kan het college besluiten bijstand in de vorm van borgtocht of een geldlening te verstrekken.
Hoogte bijzondere bijstand
Betrokkene dient een lijst met benodigdheden aan te leveren met betrekking tot de baby-uitzet. Hiervoor kan een maximaal bedrag in de vorm van een lening worden verstrekt, ter hoogte van 50% van de richtprijzen zoals opgenomen in de NIBUD Prijzengids, tabel 21. Gekozen is voor 50% van de richtprijzen, omdat betrokkene geacht wordt een deel van de uitzet tweedehands te kunnen kopen. Verantwoording, in de vorm van bewijsstukken met betrekking tot de besteding van het bedrag aan bijzondere bijstand, wordt niet toegepast.
23. Maaltijdvoorziening (B085)
Omschrijving van de kosten
De meerkosten die verbonden zijn aan een maaltijdvoorziening voor personen die door ziekte en/of andere omstandigheden niet meer voor zichzelf kunnen koken.
Voorliggende voorziening
Voordat er overgegaan kan worden tot het verstrekken van bijzondere bijstand voor deze kosten moet eerst in een gesprek, onderbouwt met een onafhankelijk medisch/WMO advies, worden vastgesteld of er niet op een andere manier in een oplossing voorzien kan worden. Het verstrekken van een voorziening (Hulp bij het huishouden) op grond van de Wmo kan niet aangemerkt worden als voorliggende voorziening, aangezien deze voorziening duurder is dan het verstrekken van bijzondere bijstand.
Noodzakelijkheid
De beoordeling of de maaltijdvoorziening noodzakelijk is zal moeten blijken uit de (on)mogelijkheden die de aanvrager heeft.
Dit betekent dat in het gesprek met de aanvrager, met behulp van een WMO consulent, in ieder geval de volgende vragen aan de orde moeten komen:
- –
Is er een recent medisch advies of een advies van de afdeling WMO aanwezig? Hier kan bij worden aangesloten;
- –
Wat kan de aanvrager nog zelf of is hem/haar aan te leren?;
- –
In hoeverre kan er op een andere manier in een oplossing voorzien worden?
Bij twijfel kan een medisch advies of WMO advies worden opgevraagd. Als de situatie duidelijk in kaart is gebracht en er niet op een andere manier in een oplossing kan worden voorzien, dan is een vergoeding vanuit de bijzondere bijstand voor deze meerkosten mogelijk.
Hoogte
De maximale kosten voor een maaltijd worden (per 1-1-2024) vastgesteld op € 9,35 per maaltijd. Per maaltijd wordt een bedrag van € 4,91 in mindering gebracht. Dit zijn de gemiddelde kosten van een magnetronmaaltijd. De maximale bijzondere bijstand per maaltijd bedraagt € 4,44 (kosten maaltijd minus kosten gemiddelde maaltijd). Dit bedrag wordt om de vijf jaar geïndexeerd.
Bij de verstrekking van de bijzondere bijstand wordt rekening gehouden met de draagkrachtregels zoals deze in beleidsregel staan vermeld.
Betaling
De betaling zal maandelijks, na inleveren van specificaties, worden verricht.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
24. Verzorging en hulp (B086)
Bijvoorbeeld dagverzorging, thuiszorg en hulp in de huishouding. De zorgvoorziening wordt bekostigd uit de Wet langdurige zorg (Wlz). Eigen bijdragen voor verstrekkingen op grond van de Wlz komen voor bijstandsverlening in aanmerking. De behoefte aan (extra) zorg kan gezien worden als een bijzondere omstandigheid. De Wlz en Zvw vergoeden alle noodzakelijke kosten die verband houden met medische of paramedische behandeling.
Beide regelingen gelden samen met betrekking tot de Participatiewet als voorliggende voorzieningen die passend en toereikend worden geacht. Bijstandsverlening voor deze kosten is daarom in beginsel uitgesloten. Hetzelfde geldt voor de huishoudelijke zorg die vergoedt wordt op grond van de Wmo.
Indien de voorliggende voorziening een bewuste beslissing heeft genomen over de noodzakelijkheid van de voorziening in het algemeen of in een specifieke situatie, dient de Participatiewet zich bij die keuze aan te sluiten en komt men ten aanzien van die kosten niet voor bijstandsverlening in aanmerking.
Wordt de voorziening - in het individuele geval - door de zorgverzekeraar wel noodzakelijk geacht, maar worden de kosten om budgettaire redenen niet of niet volledig vergoed, dan heeft het college de bevoegdheid (aanvullende) bijstand te verlenen voor zover die kosten door de voorliggende voorziening voor belanghebbende noodzakelijk worden geacht. De eigen bijdrage voortvloeiende uit de basisverzekering komt dus wel voor bijstandsverlening in aanmerking. De noodzaak van de te maken kosten staat dan vast.
Voor vormen van zorg en hulp die niet tot het Wlz- en basis-Zvw-pakket behoren en daar ook niet bewust zijn uitgelaten, omdat die niet noodzakelijk werden geacht, dient het college de noodzakelijkheid te beoordelen. Het college zal moeten beoordelen of belanghebbende aangewezen is op zorg of hulp. Hierbij gaat het in wezen om een individuele beoordeling van de situatie van belanghebbende.
Met uitzondering van de verschuldigde eigen bijdragen voor Wlz-zorgvoorzieningen is bewust geen beleid geformuleerd met betrekking tot het verlenen van bijzondere bijstand voor kosten zorg en hulp. In dit verband is het college van oordeel dat de voorliggende voorziening in principe passend en toereikend wordt geacht.
Kortom de eigen bijdragen op grond van de Wlz en voortvloeiende uit de basiszorgverzekering komen voor vergoeding in aanmerking.
Op deze voor bijstand in aanmerking komende kosten wordt de (eventueel) aanwezige draagkracht en het (eventueel) van toepassing zijnde drempelbedrag in mindering gebracht
25. Communicatie en signalering (B087)
De aanschaf van een telefoon en de gesprekskosten, waaronder de aanschaf- en aansluitkosten begrepen, behoren tot de (incidenteel voorkomende) algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan, welke in beginsel uit de bijstandsnorm dienen te worden bestreden (CRvB 25-6-2002, nr. 99/5112 NABW). Indien het hebben van communicatie- of alarmeringsmiddelen gebaseerd is op een medische noodzaak dan zijn de regelingen op grond van de AWBZ en Zvw voorliggende voorzieningen.
Tevens wordt belanghebbende geacht de kosten van alarmering uit een inkomen ter hoogte van de van toepassing zijnde norm voor 65 jaar en ouder dan wel de bijstandsnorm plus de van toepassing zijnde individuele inkomenstoeslag te kunnen voldoen. M.a.w. betreffende kosten komen niet voor bijstandverlening in aanmerking.
26. Stookkosten (B088)
De CRvB stelt voorop dat stookkosten behoren tot de algemeen noodzakelijke bestaanskosten die - behoudens bijzondere omstandigheden - uit de toepasselijke bijstandsnorm moeten worden voldaan. Door bijzondere omstandigheden kan zich de situatie voordoen dat in het individuele geval de bijstandsnorm niet volledig toereikend is ter voorziening in bepaalde noodzakelijke kosten.
Volgens de Gemeentelijke Gezondheidsdienst (GGD) hangt het van veel factoren af, of iemand de temperatuur in zijn woning ervaart als aangenaam, bijvoorbeeld de kleding die hij draagt, de temperatuur van de omgeving, de luchtvochtigheid en de luchtsnelheid. Er is geen harde grens aan te geven voor een wel of niet acceptabele temperatuur in huis. Gemiddeld genomen is een aangename kamertemperatuur 18 tot 22 C°. Indien iemand gedurende langere periode zijn woning verwarmt tot een hogere temperatuur dan 22 C° zal sprake zijn van hogere dan gemiddelde stookkosten.
Vaststellen norm energieverbruik
Stel de norm energieverbruik vast. Dit is het door het NIBUD vastgestelde energieverbruik voor het type huis(-houden) van belanghebbenden. Zie: Energieverbruik, Gemiddeld totale stookkosten van huishoudens (tabel 25).
Aantonen meerkosten
Meerkosten worden aangetoond aan de hand van verbruiksgegevens (CRvB 19-12-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AZ6026). Verbruiksgegevens van de woning van belanghebbende worden vergeleken met de norm energieverbruik.
Vaststellen noodzaak meerkosten
Of sprake is van noodzakelijke meerkosten dient te worden vastgesteld door middel van een medische verklaring. Zie: CRvB 18-04-2006, ECLI:NL:CRVB:2006:AW5504
Vaststellen extra graden
Door middel van de medische verklaring wordt vastgesteld hoeveel graden de woning gemiddeld genomen extra moet worden verwarmd. Waar het om gaat is, hoeveel graden structureel boven de 22 C° moet worden verwarmd.
Berekening bijstand
Uitgangspunt is dat het gasverbruik met 7 procent toeneemt wanneer de thermostaat van de verwarming 1 graad hoger wordt gezet. Voor deze meerkosten kan bijzondere bijstand worden verstrekt.
- 1.
Bepaal het ‘gemiddeld verbruik per jaar in m3’ met behulp van de Nibudtabel 25 (Gemiddeld totale stookkosten van huishoudens).
- 2.
Stel vast dat het ‘verbruik van belanghebbende’ hier meer dan 7 procent van af wijkt
- 3.
Stel vast hoeveel graden de woning van belanghebbende volgens het medisch advies structureel boven de 22 C° verwarmd moet worden en vermenigvuldig dit aantal graden met 7. Dat is het ‘correctiepercentage’.
- 4.
Vermeerder het gemiddeld verbruik met het correctiepercentage. Dit is de ‘gecorrigeerde norm energieverbruik’.
- 5.
Trek het ‘verbruik van belanghebbende’ af van ‘de gecorrigeerde norm energieverbruik’. Het restant komt in aanmerking voor bijzondere bijstand.
- 6.
Vermenigvuldig het restant met het gemiddelde gastarief
Rekenvoorbeeld
- 1.
Belanghebbende tussenwoning: gemiddeld verbruik per jaar in m3 = 1.350 (Nibud prijzengids)
- 2.
Verbruik van belanghebbende per jaar (volgens voorschotberekening) in m3 = 1.539
- 3.
Medisch advies stelt noodzaak verwarming op 25 graden. Correctiepercentage is 3 x 7% = 21%
- 4.
Gecorrigeerde norm energieverbruik: 1.350 m3 + (1.350 x 21% = 283,50) = 1.633,50
- 5.
1.633,50 (gecorrigeerde norm energieverbruik) – 1.539 (verbruik van belanghebbende) = 94,50 (restant)
- 6.
94,50 (restant) x € 0,65 (gasprijs per m3) = € 61,43 komt in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Periode bijstand
Deze bijstand wordt steeds voor de duur van één jaar verstrekt. Bij elke verlenging worden de gebruiksgegevens gecontroleerd, om te beoordelen of nog steeds sprake is van noodzakelijke extra kosten. Op basis van deze gegevens kan eventueel opnieuw bijzondere bijstand toegekend worden. Let op: Vraag bij twijfel over de medische noodzaak opnieuw een medisch advies aan.
Aandachtspunten
Bij vergroting van de woning naar aanleiding van een handicap volgt verhoging van het voorschotbedrag. De extra bijstand bestaat dan uit deze verhoging. Bij de eindafrekening wordt vergeleken met dezelfde soort woning maar dan zonder uitbreiding en/of het energieverbruik in voorafgaande jaren. Het meerverbruik wordt aan de hand van deze vergelijkingen vastgesteld.
Niet in aanmerking voor bijzondere bijstand komen extra energiekosten in verband met:
- –
de verhuizing naar een oude woning (CRvB 05-03-2013, ECLI:NL:CRVB:2013:BZ3252)
- –
aansluiting op stadsverwarming (CRvB 23-02-2010, ECLI:NL:CRVB:2010:BL5316)
- –
fybromyalgie (CRvB 28-08-2007, ECLI:NL:CRVB:2007:BB2445)
Let op of de hoge stookkosten niet deels worden veroorzaakt door slechte isolatie of een oude ketel:
Op grond van artikel 243 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek kunnen huurders de verhuurder via de rechter verplichten bepaalde energiebesparende maatregelen aan te brengen, uiteraard wel indien daar een redelijke huurverhoging tegenover staat. Het gaat daarbij ondermeer om het ‘ten behoeve van de verwarmingsinstallatie plaatsen van een verwarmingsketel met een opwekkingsrendement van ten minste 80% indien de bestaande verwarmingsketel ten minste tien jaren oud is.’ Bij wijze van uitzondering kan onder voorwaarden (o.m. het nemen van juridische stappen) tijdelijk bijzondere bijstand worden verleend, wanneer de slechte kwaliteit van de woning de oorzaak is van de extra energiekosten.
27. Reiskosten woon-werkverkeer (verwervingskosten) (B089)
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand voor reiskosten woon-werkverkeer. Voor reiskosten die gemaakt worden voor een traject kan de gemeente re-integratiemiddelen inzetten.
28. Reiskosten bezoek zieke familieleden (B091)
Omschrijving van de kosten
De kosten voor het vervoer van het woonadres van de bezoeker (=belanghebbende) naar het verpleegadres waar de zieke verblijft.
Recht op bijzondere bijstand
Belanghebbende wordt geacht uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm de vervoerskosten te kunnen voldoen om in aanvaardbare mate deel te kunnen nemen aan het leven van alledag en sociale contacten te onderhouden. Hieronder zijn dus niet begrepen de kosten die samenhangen met een als gevolg van bijzondere omstandigheden, tijdelijk optredende, extra vervoersbehoefte. Indien onomstreden is dat het noodzakelijk kosten betreft, acht de CRvB het niet juist als het college voor de hoogte van de bijzondere bijstand rekening houden met het aandeel voor vervoerskosten dat begrepen is in de normuitkering (CRvB 4-7-2000, ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8866). Dit betekent dat de bijzondere reiskosten volledig voor vergoeding in aanmerking komen voor zover deze kosten aantoonbaar zijn.
Noodzakelijkheid van de kosten
De kosten moeten noodzakelijk zijn. De noodzaak voor het bezoeken van een zieke wordt aanwezig geacht indien:
- •
De zieke is een eerstegraads familielid van belanghebbende, en;
- •
Het verpleegadres ligt meer dan 10 kilometer van de woning van belanghebbende (maar binnen Nederland; zie ook “Recht op bijstand”).
De noodzaak voor het bezoeken van een zieke wordt in ieder geval aanwezig geacht indien:
- •
de zieke behoort tot het gezin van belanghebbende en;
- •
de zieke verblijft in een inrichting en;
- •
de inrichting buiten de gemeente is gelegen (maar binnen Nederland) en;
- •
de opname langer is dan 1 week op jaarbasis.
NB Indien nodig toepassen van de rechtsgelijkheidsdrempel.
Voorliggende voorziening
EEr bestaat geen recht op bijzondere bijstand als een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 PW; zie ook “Voorliggende voorzieningen”). Denk in dit verband aan een aanvullende zorgverzekering die belanghebbende heeft afgesloten (zie “Relatie Zvw en PW” en “Voorliggende voorzieningen”). Op basis van de AV Frieso wordt een vergoeding gegeven van maximaal € 750,00. De eigen bijdrage bedraagt € 100,00 per jaar. Deze kan, als deze de draagkracht te boven gaat, voor vergoeding in aanmerking komen.
Belastingdienst
De Belastingdienst staat een aftrek toe van reiskosten ziekenbezoek van € 0,23 per kilometer als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Deze aftrek is een voorliggende voorziening voor de bijzondere bijstand.
Als de cliënt de kosten niet direct kan dragen kan hij een voorlopige teruggave aanvragen bij de Belastingdienst.
Frequentie bezoeken
Het aantal te vergoeden bezoeken (de frequentie) hangt onder meer af van de ernst van de situatie en de afstand tussen de woonplaats en het ziekenhuis of de inrichting. Een en ander zal individueel beoordeeld moeten worden.
NB: Er kan verschil zijn tussen opname in een ziekenhuis en de definitieve opname in een verpleeginstelling/inrichting.
Hoogte bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt afgestemd op de kosten van openbaar vervoer. Bij gebruik van eigen auto geldt een vergoeding van € 0,23 per kilometer. Hiermee wordt aangesloten bij de door de Belastingdienst gehanteerde belastingvrije vergoeding. Voor het berekenen van de afstand wordt gebruikt gemaakt van de routeplanner (dus de werkelijk gereden afstand).
Betaling bijzondere bijstand
De uitbetaling vindt plaats na ontvangst van de declaratie. Deze moet voorzien zijn van de bonnetjes, strippenkaarten of de transactieoverzichten van de ov-chipkaart. In geval van het gebruik van de eigen auto, moet de declaratie voorzien zijn van een bijlage waaruit wanneer de bezoeken zijn afgelegd.
In de beschikking moet worden opgenomen op welke manier de declaratie moet worden ingediend. Bij voorkeur worden de kosten maandelijks gedeclareerd, maar uiterlijk drie maanden nadat de kosten gemaakt zijn.
Vorm bijzondere bijstand
De bijzondere bijstand wordt in beginsel om niet verleend.
29. Kosten schuldhulpverlening (B094)
Voor de kosten van schuldhulpverlening wordt geen bijzondere bijstand verstrekt. De door de gemeente aangeboden schuldhulpverlening is een passende en toereikende voorliggende voorziening.
30. Kosten van sociaal culturele en educatieve activiteiten (B095)
Omschrijving van de kosten
Een sociaal-culturele activiteit is een maatschappelijke, sportieve of culturele activiteit die een sociaal isolement dient te voorkomen of te doorbreken. Bijvoorbeeld een lidmaatschap van een sportvereniging of toneel vereniging. Een lidmaatschap van een belangengroep, bijvoorbeeld een vakbond, is geen sociaal-culturele activiteit.
De kosten voor deelname aan sociaal-culturele activiteiten zijn algemeen noodzakelijke kosten die uit de periodieke uitkering bestreden dienen te worden. Derhalve wordt voor deze kosten in beginsel geen bijstand verleend.
Via Stichting Leergeld en het Volwassenenfonds Sport en Cultuur zijn er vergoedingen mogelijk voor deze kosten.
31. Bewassing en kledingslijtage (B096)
Algemeen
Voor de kosten van bewassing en kledingslijtage zijn er geen specifieke (landelijke) voorzieningen. Ter voorkoming van extra bewassing bestaat er op grond van de Regeling zorgverzekering (art. 2.11) wel recht op incontinentie-absorptiemiddelen. Omdat bewassing en kleding behoort tot de algemene kosten van het bestaan waarin een inkomen op bijstandsniveau voorziet, zullen alleen de meerkosten voor bijstandsverlening in aanmerking behoren te komen. Voor het bedrag dat voor deze kosten in de norm begrepen kan aansluiting worden gezocht bij normen in het Handboek.
In beginsel kan geen bijstand worden verleend voor deze kosten. Alleen indien er sprake is van bijzondere omstandigheden in het individuele geval kan er aanleiding zijn bijzondere bijstand te verlenen voor deze kosten. Hiervan is in ieder geval sprake als gevolg van lichamelijke gebreken of het extra wassen tengevolge van het noodzakelijk gebruik van zalf meer is dan normale slijtage.
Voorliggende voorziening
Orthopedisch schoeisel wordt via de basisverzekering vergoed. Wel wordt rekening gehouden met eigen bijdragen (voor onder en vanaf 16 jaar gelden verschillende bedragen: zie B.7.5.9).
Indicatie
Voor het vaststellen van de mate van extra kosten van kleding, schoeisel en beddengoed als gevolg van een stoornis wordt een medisch advies gevraagd.
Vervanging garderobe
De normale aanschaf/vervanging van kleding behoort tot de algemeen noodzakelijke kosten van bestaan. Dit geldt voor zowel confectie- als maatkleding. Een afwijkende lichaamsbouw is op zich geen aanleiding voor bijstandsverlening.
Bijzondere omstandigheden die aanleiding geven tot plotselinge vervanging van een garderobe kunnen dat wel zijn, bijvoorbeeld wanneer betrokkene vanwege ziekte/gebrek een andere garderobe aan moet schaffen vanwege een plotseling sterk gewijzigde lichaamsomvang.
Wanneer het gewichtsverlies deel uitmaakt van een al dan niet op medisch advies gevolgd dieet, is er geen sprake van bijzondere omstandigheden. Dit geldt ook voor transseksualiteit. De wijziging van de garderobe vindt in deze gevallen immers geleidelijk plaats.
Extra schoenen
Wanneer betrokkene als gevolg van het hebben van twee ongelijke voeten genoodzaakt is in plaats van één paar schoenen steeds twee paar met verschillende maten aan te schaffen, is bijstandsverlening op z'n plaats. Een medisch advies is noodzakelijk. Er geldt wel een eigen bijdrage per paar voor iemand van 16 jaar of ouder. Voor iemand jonger dan 16 jaar geldt de helft van dit bedrag, zie B.7.5.9 ,op grond van de Regeling zorgverzekering), vanwege het besparingsmotief. Immers, iedereen zal regelmatig schoenen moeten aanschaffen. Het wordt daarom billijk geacht dat ook personen die aangewezen zijn op extra schoenen, een vergelijkbaar bedrag in de aanschaffingskosten van deze schoenen betalen.
Steunzolen
Aan belanghebbenden kan eens per twee jaar bijstand worden verleend in de eigen bijdrage kosten, rekening houdend met de vergoeding via de aanvullende ziektekostenverzekering en de rechtsgelijkheidsdrempel.
Hoogte van de bijstand
De hoogte van de bijstand wordt bepaald door de noodzaak en bijzondere omstandigheden. De draagkrachtberekening (inclusief vermogen) moet worden toegepast.
Kosten bewassing
Als de kosten van bewassing en slijtage van kleding en beddengoed uitstijgen boven het normale uitgavenpatroon i.c. het normale vervangingspatroon kan in individuele omstandigheden bijstand worden verstrekt. Een medisch advies (zie Wanneer en waar medisch advies vragen) is noodzakelijk omdat het ontstaan van de meerkosten een medische achtergrond heeft. Voor de vaststelling van de vergoeding wordt het medisch advies gehanteerd.
Vergoeding
De vergoeding wordt vastgesteld voor de duur van een jaar. Bij eventuele verlenging dient bij gewijzigde omstandigheden opnieuw medisch advies te worden gevraagd. De hoogte van de bijstand wordt bepaald door de noodzaak en bijzondere omstandigheden. De draagkrachtberekening (inclusief vermogen) wordt toegepast.
32. Bijzondere bijstand voormalig alleenstaande ouders (B097)
Onder de Participatiewet is geen sprake van terugval in inkomen aangezien zowel de alleenstaande als de alleenstaande ouder 70% van de gehuwdennorm ontvangt. De ALO-kop stopt op de eerste dag van de maand volgend op de maand waarin het kind 18 jaar wordt. In de praktijk blijkt dat de belastingdienst ongeveer acht weken nodig heeft om dit rond te krijgen. Voor deze overgangsperiode kan geen bijzondere bijstand (ter hoogte van de ALO-kop) worden gegeven, aangezien dit buitenwettelijk beleid is (zie Ingangsdatum normwijziging bij kind dat 18 jaar wordt (oude richtlijn) (Ingangsdatum normwijziging bij kind dat 18 jaar wordt).
33. Kosten van scholing en opleiding (B098)
Voor de kosten van noodzakelijk geachte scholing wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kan het college re-integratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten.
34. Verwervingskosten (algemeen) (B099)
Voor algemene verwervingskosten wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verleend. Indien nodig kan het college re-integratiemiddelen inzetten ter dekking van deze kosten. (zie Hoogte en vorm van de bijstand).
Onder algemene verwervingskosten moeten die kosten worden verstaan die belanghebbende moet maken om zijn beroep te kunnen uitoefenen, met uitzondering van reiskosten woon-werkverkeer en kinderopvang. Deze komen hierna aan de orde.
Bij verwervingkosten zoals hier bedoeld kan worden gedacht aan kosten die het gevolg zijn van werkaanvaarding zoals de aanschaf van (persoonlijke) gereedschappen of kleding, bijvoorbeeld een overall en veiligheidsschoenen voor een timmerman of badkleding voor een zweminstructeur.
Iedereen die werkt heeft in meerdere of mindere mate verwervingskosten. Zolang deze kosten tot het normale uitgavenpatroon behoren, wordt hiermee geen rekening gehouden. Zij kunnen worden voldaan uit een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm.
De tegemoetkoming in deze kosten die de werkgever verstrekt en de fiscale aftrekmogelijkheden zoals de arbeidskorting zijn voorliggende voorzieningen.
35. Kosten kinderopvang (verwervingskosten) (B100)
Mensen die vanuit een re-integratietraject recht zouden hebben op KOA kunnen na beoordeling van hun persoonlijke financiële situatie vanuit participatiebudget een aanvulling krijgen voor kinderopvangkosten. Maatwerk is het uitgangspunt. De inburgeraar krijgt de kosten van kinderopvang (indien nodig) volledig vergoed tot einde van het inburgeringstraject. Voor deze kosten kan dus geen bijzondere bijstand worden verstrekt.
SMI (Sociaal Medische indicatie)
Sommige mensen moeten op basis van een SMI kosten maken voor kinderopvang. Indien sprake is van een SMI, dan kan bijzondere bijstand worden overwogen. Eventueel recht op kinderopvangtoeslag is een voor de bijstand liggend recht.
Noodzaak van de opvang wordt beoordeeld door de Vlechtwerker. Aanvraag wordt vervolgens afgehandeld door de consulent Inkomen.
Neem bij een aanvraag de volgende stappen:
voorwaarde 1: doen de kosten zich voor: ja
voorwaarde 2: zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk: meegewogen mag worden of de kosten vermijdbaar zijn (kan de klant het op een andere manier oplossen, zijn het aantal dagen van de opvang noodzakelijk?, kan de klant minder werken om een oplossing te vinden, wat kan de eventuele partner bijdragen... etc.). Hoe lang weet de klant al dat deze kosten eraan zitten te komen, had hij/zij hierop kunnen anticiperen door te zoeken naar ander werk of aanpassing van werktijden?
voorwaarde 3: Had de klant kunnen reserveren voor de kosten, hoe lang weten ze al dat deze kosten eraan zitten te komen, hadden ze hierop kunnen anticiperen door te sparen etc.
voorwaarde 4: Pas de draagkrachtregels toe.
36. Duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten (B101)
Duurzame gebruiksgoederen
Omschrijving kosten
De kosten van duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Voorbeelden hiervan zijn: wasmachine, koelkast, huisraad en vloerbedekking.
De algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan dienen in beginsel te worden bestreden uit de eigen middelen (bijstandsuitkering en vermogen). Dit geldt ook voor de aanschaf, vervanging of reparatie van noodzakelijke gebruiksgoederen met een duurzaam karakter.
Inrichtingskosten
Bij de beoordeling van een aanvraag om bijstand in de kosten van woninginrichting dient in de eerste plaats de vraag beantwoord te worden of de verhuizing en (her)inrichting noodzakelijk is. Is de verhuizing niet noodzakelijk dan moet de bijstandsaanvraag reeds om die reden worden afgewezen. De noodzaak van de verhuizing kan worden aangenomen wanneer daaraan een medische of sociale indicatie ten grondslag ligt. In de tweede plaats dient te worden beoordeeld of de verhuizing onvoorzienbaar is geweest en of de mogelijkheid heeft bestaan om hiervoor middelen te reserveren. Kosten van een voorzienbare verhuizing en inrichting moeten namelijk voldaan worden uit het ter beschikking staande inkomen, door reservering vooraf of door gespreide betaling achteraf.
Aangezien financiering d.m.v. een lening bij duurzame gebruiksgoederen en verhuis- en inrichtingskosten zeer gebruikelijk is, zal de bijstandsverlening een aanvullende rol moeten blijven spelen, ook al is er sprake van door bijzondere omstandigheden veroorzaakte extra noodzakelijke uitgaven. Als er een voorliggende voorziening is, dient hiervan gebruik gemaakt te worden.
Wanneer er dus sprake is van een niet-voorzienbare verhuizing en/of inrichting door bijzondere omstandigheden ontbroken heeft kan bijzondere bijstand in deze kosten worden verstrekt.
Jonggehuwden en alleenstaanden worden geacht de kosten van de eerste woninginrichting zelf te dragen. Deze kosten zijn immers voorzienbaar.
Onderzoek bij aanvraag om bijstand
Bij verzoeken om bijstand voor de kosten van woninginrichting in verband met een (noodzakelijke) verhuizing dient te worden onderzocht:
- –
of de verhuizing (en inrichting) noodzakelijk is;
- –
in hoeverre de woninginrichting noodzakelijk is (de hoogte van het benodigde bedrag);
- –
de voorzienbaarheid van de verhuizing;
- –
de reserveringsmogelijkheden;
- –
het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de eigen bestaansvoorziening;
- –
of er sprake is van 'eerste woninginrichting'.
Voorliggende voorzieningen
Dit betekent dat men doorgaans zelf in die kosten moet voorzien, aangezien men geacht wordt voor dergelijke kosten te reserveren of een betalingsregeling te treffen. Gespreide betaling achteraf dient in principe plaats te vinden via een lening bij de bank.
Doorverwijzing naar de Kredietbank Nederland voor een lening is niet langer noodzakelijk. De stap van (duur) lenen kan worden overgeslagen en de mogelijkheid van leenbijstand kan direct worden bekeken. Aanvragen waarbij suppletie moet worden toegekend zullen dus ook niet meer voor kunnen komen.
Borgstelling voor een schuldsaneringskrediet in het kader van een traject schuldhulpverlening kan ook niet meer voorkomen.
Als iemand een aanvraag indient voor niet-bijzonder noodzakelijke kosten, dan kan van bijstand uiteraard geen sprake zijn en kan een aanvrager eventueel zelf beslissen om alsnog naar de Kredietbank Nederland te stappen.
Voor medisch geïndiceerde kosten met betrekking tot woningaanpassing geldt de WMO als voorliggende voorziening. Dit geldt eveneens voor verhuis- en inrichtingskosten. Hier gelden geen vaste bedragen (meer). Er wordt een maatwerkvoorziening verstrekt. Bij de beoordeling wordt gekeken naar de noodzaak van de voorziening en naar de eigen verantwoordelijkheid van de inwoner (kan hij dit in zijn eigen netwerk organiseren).
Draagkracht en vermogen
Heeft betrokkene een banksaldo (lopende rekeningen en spaarrekeningen opgeteld) dat hoger is dan de voor hem van toepassing zijnde bijstandsnorm*, dan moet dit surplus aangewend worden voor de inrichtingskosten.
*Omdat bij een achterafbetaling van de uitkering, het inkomen van de voorafgaande maand bestemd is voor het levensonderhoud van de lopende maand.
Geldlening voor duurzame gebruiksgoederen
Indien de kosten/uitgaven niet voorzienbaar zijn geweest en de mogelijkheden om te reserveren door bijzondere omstandigheden niet aanwezig waren en zoals gezegd de mogelijkheid van een lening eveneens ontbreekt, kan bijstand worden verleend in de vorm van een geldlening.
Onderscheid duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten
Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de kosten voor duurzame gebruiksgoederen en overige inrichtingskosten. Met overige inrichtingskosten worden de kosten van inrichting bedoeld die niet zien op duurzame gebruiksgoederen, zoals verf, behang en vloerbedekking. Het onderscheid is van belang voor de vorm waarin de bijzondere bijstand kan worden verstrekt.
Onderzoek bij geldlening
Bij verzoeken om een geldlening moet worden onderzocht:
- •
of de aanschaf van het goed noodzakelijk is;
- •
de hoogte van het benodigde bedrag;
- •
de voorzienbaarheid van de uitgave;
- •
de reserveringsmogelijkheden;
- •
het betoonde besef van verantwoordelijkheid voor de eigen bestaansvoorziening.
Vorm bijstand
Bijstandsverlening voor duurzame gebruiksgoederen (met uitzondering van de hierboven genoemde overige inrichtingskosten) geschiedt praktisch altijd in de vorm van een geldlening (art. 51 PW). Slechts in uitzonderlijke situaties kan bijstand om niet worden verstrekt.
Hoogte bijzondere bijstand
Na bepaling van de noodzaak moet de hoogte van de te verstrekken bijzondere bijstand worden bepaald. Dit kan aan de hand van de richtprijzen zoals die zijn vermeld in de NIBUD-Prijzengids. De bijstand bedraagt maximaal 50% van de bedragen die hier worden genoemd omdat belanghebbende geacht wordt sommige gebruiksgoederen tweedehands aan te kunnen schaffen.
Wij hanteren aparte uitgangspunten voor de categorie “eerste huisvesting statushouders”. Zie de hieronder genoemde alinea.
Geldlening en beschikking
Wordt bijzondere bijstand in de vorm van een geldlening verstrekt dan dienen in de toekenningsbeschikking, naast de bestemming en de hoogte van het bedrag van de lening, de volgende punten te worden vermeld:
- •
maandelijkse termijnen voor de terugbetaling;
- •
ingangsdatum van de eerste aflossing;
- •
wijze van terugbetaling (in veel gevallen middels inhouding op de bijstandsuitkering);
- •
de voorwaarden waaronder het aflossingsbedrag kan wijzigen;
- •
de voorwaarden waaronder de lening in zijn geheel opeisbaar zal zijn.
Looptijd geldlening
De looptijd van de geldlening is in beginsel 36 maanden. In de situatie dat men heeft nagelaten geheel of gedeeltelijk te reserveren of een niet-noodzakelijke lening heeft afgesloten, kan, afhankelijk van de mate van het ongenoegzaam betoond besef van verantwoordelijkheid, de aflossingstermijn op maximaal 60 maanden worden gesteld. Na drie of in laatstgenoemd geval vijf jaar regelmatige en volledige aflossing wordt het restant van de lening buiten invordering gesteld. Hierbij dient te worden opgemerkt dat achterstallige termijnen eerst moeten worden afgelost, voordat tot buiten invorderingstelling wordt overgegaan.
Aflossing
De hoogte van de aflossingsbedragen wordt voor personen met een inkomen ter hoogte van de bijstandsnorm (ongeacht de samenstelling van dit inkomen) met ingang van 1 januari 2021 vastgesteld op ten minste 5% van de som van de van toepassing zijnde theoretische bijstandsnorm (incl. vt.). De totaal door de belanghebbende te betalen bedragen worden zo vastgesteld dat hij ten minste blijft beschikken over de beslagvrije voet. Premies en vrijlatingen op grond van het premiebeleid en verwervingskosten worden niet als inkomen aangemerkt en tellen daarom niet mee. De aflossingsbedragen worden hoger vastgesteld als een inkomen boven de norm wordt genoten. Van het deel van het inkomen dat boven de toepasselijke bijstandsnorm ligt, wordt 35% in aanmerking genomen. Op grond van artikel 51 lid 2 PW kunnen de aflossingsbedragen en/of de duur van de aflossing gewijzigd worden afhankelijk van de omstandigheden van persoon en gezin.
Matiging
Indien er sprake is van noodzakelijk te achten extra financiële lasten, kan de hoogte van het aflossingsbedrag worden gematigd. Ook de looptijd kan in dergelijke gevallen worden bekort.
Samenloop met andere leningen/schulden
Andere leningen bij de afdeling worden zoveel mogelijk samengevoegd tot één lening. In andere gevallen kan een schuldregeling of schuldsanering aan de orde zijn. Zie ook paragraaf ““Natura”” onderdeel 4.
Vorm bijstand
Bijzondere bijstand in de kosten van woning-(her-)inrichting (duurzame gebruiksgoederen) wordt verstrekt als leenbijstand. In bijzondere gevallen wordt de bijstand om niet verstrekt
Eerste huisvesting statushouders (Vbta/Vota)
Wanneer een statushouder na het verlaten van het AZC een woning betrekt, kan bijzondere bijstand voor inrichtingskosten worden verstrekt.
Hiervoor geldt het volgende:
- •
Een lening wordt verstrekt voor de totale woninginrichting tot maximaal het bedrag genoemd in onderstaande tabel. De te maken inrichtingskosten wordt in twee voorschotten verstrekt. Voordat het tweede voorschot wordt verstrekt, moeten de nota’s van de gemaakte inrichtingskosten van het eerste voorschot worden ingeleverd en beoordeeld.
- •
De lening dient gedurende maximaal 36 maanden te worden terugbetaald door inhouding op de PW-uitkering van 5% van de uitkeringsnorm (inclusief vakantietoeslag). Bij eventuele werkaanvaarding kan het aflossingsbedrag worden verhoogd. Na de periode van 36 maanden het restant van de lening om niet verstrekken (niet terugvorderen).
- •
De lening moet in zijn geheel verantwoord worden door het overleggen van de nota’s/betalingsbewijzen. In de situatie dat men na aanmaning heeft nagelaten de nota’s (meest voorkomend alleen van het tweede voorschot) te overleggen, kan er een huisbezoek plaatsvinden door de specialist inkomen om te beoordelen of het geleende bedrag op een juiste manier is besteed. Indien dan blijkt dat de lening niet besteed is aan het doel waarvoor deze verstrekt is, kan overwogen worden dit deel van de lening in zijn geheel terug te vorderen met toepassing van artikel 54 lid 3 tweede volzin PW en artikel 58 lid 2 onder b PW.
Overbruggingsuitkering
Er kan een overbruggingsuitkering (op individualiserende gronden) worden verstrekt: echtpaar € 660,00; alleenstaande ouder € 420,00; alleenstaande € 420,00 (bedragen per 1-1-2025; bedragen blijven de komende 3 jaren tot 1-1-2028 ongewijzigd). De overbruggingsuitkering behoeft niet te worden terugbetaald.
Woninginrichting
Gezinssamenstelling en bedrag (50% van bedrag Nibud), per 1 januari 2024 tot 1 januari 2026
Alleenstaande (zelfstandig gehuisvest) |
€ 5.166,00 |
(Kamerbewoner 50% van het bedrag) |
|
Alleenstaande ouder 1 kind |
€ 5.780,00 |
Alleenstaande ouder 2 kinderen |
€ 6.356,00 |
Alleenstaande ouder 3 kinderen |
€ 7.139,00 |
Alleenstaande ouder 4 kinderen |
€ 7.715,00 |
Gehuwden |
€ 5.856,00 |
Gehuwden 1 kind |
€ 6.431,00 |
Gehuwden 2 kinderen |
€ 7.215,00 |
Gehuwden 3 kinderen |
€ 7.791,00 |
Gehuwden 4 kinderen |
€ 8.536,00 |
Voor elke persoon meer |
€ 650,00 |
Indien de woning volledig gestoffeerd wordt opgeleverd brengen we een bedrag van € 1.900,00 (2 personen) minus het bedrag dat is betaald voor overname van de stoffering in mindering. Indien het om meer personen gaat het bedrag zoals omschreven in de prijzengids.
De bedragen worden aan de hand van de Nibud-prijzengids elke 2 jaar aangepast. Dit wordt automatisch doorgevoerd.
37. Verhuiskosten (B102)
Aanvragen in gemeente van vertrek
De noodzakelijke kosten, die rechtstreeks verband houden met de verhuizing (zoals transportkosten) kunnen worden vergoed.
Algemeen
De kosten van een medisch of sociaal geïndiceerde verhuizing behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, geen afzonderlijke bijstand wordt verstrekt. Men wordt geacht voor dergelijke kosten te reserveren, dan wel een betalingsregeling te treffen. Dat geldt ook voor een verhuizing naar bijvoorbeeld een aanleunwoning. Een dergelijke verhuizing is levensloopgerelateerd en daarmee voorzienbaar. Wanneer er sprake is van bijzondere omstandigheden, kan bijstand worden verleend. De te verlenen bijstand krijgt daardoor het karakter van bijzondere bijstand.
Domicilie
Aanvragen om bijstand in de kosten van verhuizing worden in behandeling genomen door de gemeente waaruit men vertrekt. De gemeente van vestiging dient de aanvraag om (her)-inrichting te beoordelen.
Beoordelingscriteria
Bij de beoordeling van een aanvraag voor verhuiskosten zijn de volgende criteria van belang:
- •
de voorliggende voorzieningen;
- •
de reserveringscapaciteit;
- •
de noodzaak van de kosten, in het bijzonder de urgentie van de verhuizing;
- •
de aanwezige bijzondere omstandigheden:
- •
calamiteit;
- •
samenloop onvoorziene uitgaven;
- •
beperkte reserveringscapaciteit;
- •
de omvang van de gevraagde bijstand.
Voorliggende voorzieningen
Met betrekking tot medisch geïndiceerde verhuizingen geldt de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) als voorliggende voorziening. Het moet dan wel gaan om een situatie waarin de belanghebbende aangeeft dat hij/zij door lichamelijke beperkingen niet meer in de woning kan wonen. De WMO onderzoekt of de woning kan worden aangepast op de beperking. Indien in het kader van een voorliggende voorziening een eigen bijdrage wordt gevraagd, kan voor de eigen bijdrage in beginsel bijzondere bijstand worden verleend. Als voorliggende voorziening kan ook het afsluiten van een geldlening (36 maandtermijnen op basis van de aflossingscapaciteit) of het aanspreken van het eigen vermogen aan de orde zijn.
Reserveringscapaciteit
De vastgestelde reserveringscapaciteit wordt in mindering gebracht op de te maken verhuiskosten. De reserveringscapaciteit wordt bepaald door drie factoren:
- 1.
de reserveringsruimte;
- 2.
de reserveringsperiode;
- 3.
het uitgavenpatroon.
1. Reserveringsruimte
Voor het vaststellen van de reserveringsruimte in het inkomen is aansluiting gezocht bij de aflossingsbedragen voor geldleningen, aangegaan voor duurzame gebruiksgoederen. De reserveringsruimte wordt bepaald op 6% van de bijstandsnorm, inclusief de gemeentelijke toeslag en de vakantietoeslag.
2. Reserveringsperiode
De periode waarover rekening wordt gehouden met de reserveringsruimte begint op het tijdstip waarop de te maken kosten redelijkerwijs voorzienbaar zijn en eindigt op het moment dat de kosten feitelijk zijn gemaakt.
3. Uitgavenpatroon
Bij de vaststelling van de reserveringscapaciteit kan rekening worden gehouden met onvermijdelijke uitgaven van niet geringe omvang. Hierbij valt te denken aan duurzame gebruiksgoederen en uitgaven, die in aanmerking komen voor bijzondere bijstandsverlening.
Noodzakelijke verhuizing
Indien er sprake is van een niet-voorzienbare, noodzakelijke verhuizing en de mogelijkheid om te reserveren, door bijzondere omstandigheden, niet aanwezig was en de mogelijkheid van een lening bij een (krediet)bank eveneens niet aanwezig is, kan bijzondere bijstand in deze kosten worden verstrekt. Van een noodzakelijke verhuizing is sprake indien daaraan een medische of sociale indicatie ten grondslag ligt. Een medische noodzaak kan worden bepaald naar aanleiding van een medisch onderzoek. Een eventuele sociale noodzaak dient te worden vastgesteld na onderzoek door de bijstandsconsulent.
Vorm bijstand
Bijzondere bijstand in de verhuiskosten wordt om niet verstrekt. Hierbij dient rekening gehouden te worden met de aanwezige draagkracht.
Omvang van de bijstand
Tot de verhuiskosten worden gerekend:
- •
de transportkosten;
- •
de kosten van tijdelijke opslag;
- •
de administratiekosten;
- •
de kosten van aansluiting van nutsvoorzieningen en het daarop aansluiten van huishoudelijke apparaten bij verhuizing binnen de gemeente.
- •
Verhuizing uit een woning boven de huursubsidiegrens
Wanneer betrokkene verhuist van een woning boven het maximum van de huurtoeslaggrens naar een woning die voor huursubsidie in aanmerking komt, wordt de bijstand om niet verstrekt.
De kosten van een medisch of sociaal geïndiceerde verhuizing behoren in beginsel tot de incidenteel voorkomende algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan waarvoor, behoudens bijzondere omstandigheden, geen afzonderlijke bijstand wordt verstrekt. Men wordt geacht voor dergelijke kosten te reserveren dan wel een betalingsregeling te treffen. Dat geldt ook voor een verhuizing naar bijvoorbeeld een aanleunwoning.
38. Eerste maand huur en administratiekosten (B103)
Het college verstrekt in beginsel geen overbruggingsuitkering voor algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan. In het geval van huisvesting van een statushouder die direct vanuit een AZC in de gemeente wordt gehuisvest, wordt van deze bepaling afgeweken.
Eerste maand huur en administratiekosten
Onderscheid de volgende situaties:
- •
Eerste keer zelfstandig gaan wonen (bijvoorbeeld bij verlaten van het ouderlijk huis);
- •
Vestiging in de gemeente als gevolg van verkrijgen verblijfsvergunning/status;
- •
Vestiging in/verhuizing binnen de gemeente als gevolg van prive-omstandigheden (bv. scheidingssituatie);
- •
Vestiging in/verhuizing binnen de gemeente als gevolg van werk/re-integratieactiviteiten.
De kosten van eerste maand huur en administratie behoren tot de incidenteel voorkomende algemene kosten van het bestaan die men in beginsel geacht wordt te voldoen uit het inkomen op bijstandsniveau, door hiervoor te reserveren of een lening te sluiten. Als gevolg hiervan wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt voor de kosten van eerste maand huur en administratie.
In zeer bijzondere gevallen kan, indien geen beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (lening, tegemoetkoming werkgever, Wmo), bijzondere bijstand worden overwogen.
Vorm van bijstand: afhankelijk van situatie is dit in de vorm van een lening of in uiterste situaties bijstand om niet.
Het college maakt, gezien de bijzondere situatie ten gevolge waarvan de noodzaak van een overbruggingsuitkering is ontstaan, geen gebruik van de bevoegdheid tot terugvordering na beëindiging van de bijstand.
Statushouders uit het AZC
Voor statushouders uit het AZC wordt de zelfstandige huisvesting noodzakelijk geacht. Voor de administratiekosten kan bijzondere bijstand worden verleend. Bovendien wordt ter overbrugging van de eerste twee maanden huur, waarop in de eerste maand nog geen recht op huurtoeslag is als gevolg van een onvolledige maand huur, voor de kosten van huur bijzondere bijstand verleend.
De statushouder kan in aanmerking komen voor:
- •
Een overbruggingsuitkering c.q. voorschot levensonderhoud. In het AZC krijgt men een toelage van het COA die vooraf wordt uitbetaald en de uitkering van de gemeente wordt achteraf uitbetaald. Er is dus altijd sprake van een gat. Zie richtlijn B101.
- •
Bijzondere bijstand ter overbrugging van de eerste twee maanden huur, volgens onderstaande berekening:
- 1.
In de eerste (onvolledige) maand, waarop nog geen recht is op Huurtoeslag, wordt voor de kosten van huur (eerste huurnota) bijzondere bijstand verleend;
- 2.
In de tweede maand, waarop in principe wel recht bestaat op de Huurtoeslag, wordt de fictieve Huurtoeslag op de bijzondere bijstand in mindering gebracht.
Toelichting:
De huur moet altijd voor de 1e van maand binnen zijn (dus vooraf). De uitkering wordt altijd pas achteraf overgemaakt. De overbruggings-uitkering is niet toereikend om deze kosten van te betalen. Om te voorkomen dat er direct huurachterstanden ontstaan bij aanvang van de uitkering kan om die reden bijzondere bijstand worden verleend voor de eerste twee maanden huur, met toepassing van bovenstaande rekenwijze.
- 1.
De bijstand wordt om niet verstrekt.
39. Overbrugging scherpe terugval in inkomen (B105)
Het college verstrekt geen bijzondere bijstand ter (gedeeltelijke) compensatie van een (scherpe) inkomensachteruitgang. De bijstandsnorm (zie art. 5 onder c PW) wordt toereikend geacht voor de voorziening in de algemeen noodzakelijke kosten van het bestaan.
40. Overige bijzondere kosten (B106)
Voor de beantwoording van de vraag of er recht op bijzondere bijstand bestaat, zullen bij elke situatie, in het individuele geval, de volgende vier vragen beantwoord moeten worden (CRvB 28-05-2002, ECLI:NL:CRVB:2002:AJ9942):
- 1.
Betreft het (aantoonbare) noodzakelijke kosten van het bestaan?;
- 2.
Betreft het kosten waarin de algemene bijstand voorziet?;
- 3.
Is er sprake van bijzondere omstandigheden?;
- 4.
Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht? (middelentoets)
Gelet op de grote diversiteit aan resterende kostensoorten, waarvoor bijzondere bijstand kan worden verleend, is een volledige opsomming onmogelijk.
De beoordeling is afhankelijk van individuele omstandigheden en dus maatwerk.
41. In aanmerking te nemen middelen voor draagkracht (B137)
Tenzij anders aangegeven, wordt bij de vaststelling van de hoogte van inkomsten en het in aanmerking te nemen vermogen, aangesloten bij de bepalingen met betrekking tot algemene bijstand.
42. Extra kosten chronisch zieken, gehandicapten en ouderen (B148)
Individuele bijzondere bijstand
De juridische grondslag voor het recht op bijzondere bijstand voor extra kosten van chronisch zieken en gehandicapten is gelegen in artikel 35 lid 1 PW. Bijzondere bijstand kan worden verstrekt ter vergoeding van (bijzondere) kosten in het individuele geval die naar het oordeel van het college niet betaald kunnen worden uit de algemene bijstand (of een daarmee in hoogte vergelijkbaar inkomen), de individuele inkomenstoeslag of de bij belanghebbende aanwezige draagkracht. Daarnaast geldt dat geen recht op bijzondere bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening (artikel 15 lid 1 PW). Denk daarbij aan de AWBZ, ZVW, WMO en de Belastingdienst
43. Dieetkosten (B151)
Algemeen
Dieetkosten behoren, voor zover de kosten van het normale voedingspakket worden overschreden, tot de bijzondere noodzakelijke kosten van het bestaan, mits het volgen van een dieet medisch noodzakelijk is.
Voorliggende voorziening
Er zijn twee soorten dieetkosten, te weten: kosten voor dieetpreparaten en kosten voor dieetproducten.
- •
Dieetpreparaten zijn preparaten die ten opzichte van normale voeding zowel een gewijzigde chemische samenstelling als een gewijzigde fysische vorm hebben. Er bestaat alleen aanspraak in geval van een ernstige slikstoornis, passagestoornis, voedselallergie of stofwisselingsstoornis. Deze preparaten worden door de AWBZ vergoed.
- •
Dieetproducten zijn alleen wat betreft chemische samenstelling gewijzigd (bijvoorbeeld een zoutarm dieet). De meerkosten van dieetproducten ten opzichte van een normaal eetpatroon worden vergoed via de bijzondere bijstand. Let wel op dat kosten voor diverse medisch geïndiceerde diëten van de belasting kunnen worden afgetrokken. Belastingvoordeel als gevolg van dieetkosten, dient in mindering te worden gebracht op de bijzondere bijstand (Nb: dit dient bewaakt te worden!).
Indicatiestelling
Voor de bepaling van de medische noodzaak van dieetproducten is een medisch advies vereist. In het advies worden de eventuele meerkosten aangegeven. Indien er sprake is van meerkosten, wordt in het advies tevens de code van het betreffende dieet aangegeven. Die code verwijst naar de dieetlijst van de VNG (Vereniging van Nederlandse Gemeenten). Als er een advies van een diëtist of specialist aanwezig is waaruit blijkt dat het een dieetpreparaat betreft, kan direct verwezen worden naar de AWBZ.
44. Zelfzorgmiddelen bij een chronische aandoening (B152)
Voor zelfzorgmiddelen wordt in beginsel geen bijzondere bijstand verstrekt. Deze middelen zijn bewust uit het verstrekkingenpakket gelaten en zijn zonder recept verkrijgbaar.
45. Tandheelkundige hulp (B153)
Noodzakelijke tandheelkundige behandelingen zijn geregeld in de Zorgverzekeringswet en het Besluit Zorgverzekering (art. 2.7) . De voorzieningen voor jongeren en volwassenen zijn in beginsel passend en toereikend om een goede mondgezondheid te behouden.
De voorzieningen voor jongeren tot 18 jaar zijn uitgebreider dan voor volwassenen. Volwassenen zijn zelf verantwoordelijk voor de staat van hun gebit. Saneringskosten horen dus tot de eigen verantwoordelijkheid.
De verstrekkingen van de basisverzekering voor volwassenen zijn beperkt tot:
- •
Chirurgisch tandheelkundige hulp (uitgezonderd paradontale chirurgie en het aanbrengen van tandheelkundige implantaten);
- •
Röntgenonderzoek door kaakchirurg;
- •
Gewone volledige onder- en/of bovenprotheses (hiervoor geldt een eigen bijdrage, maar die is vanuit de AV Frieso gedekt).
Voorzover bovenop het wettelijk eigen risico nog een eigen bijdrage resteert dan komt die in beginsel in aanmerking voor bijzondere bijstand.
Niet, of onder voorwaarden, zijn in de basisverzekering opgenomen:
- •
Verwijderen van tandsteen;
- •
Tandheelkundige hulp en voorzieningen, zoals kronen en bruggen, frame protheses en orthodontie voor volwassenen. Kronen en bruggen worden alleen uit de basisverzekering vergoed na een strenge medische beoordeling van de noodzaak. Dit gebeurt door de behandelende tandarts in overleg met de zorgverzekeraar. Voor kronen, bruggen en frameprotheses wordt geen bijzondere bijstand verstrekt omdat de basisverzekering daarvoor een passende en toereikende voorziening heeft, namelijk een prothese.
Cosmetische overwegingen zijn geen reden om bijstand te verlenen. Als de kosten van een behandeling niet worden vergoed uit de basisverzekering, zijn het niet-noodzakelijke kosten. Een adviesaanvraag voor tandartskosten is niet aan de orde.
46. Geneeskundige geestelijke gezondheidszorg (B154)
In principe wordt geen bijzondere bijstand verleend voor kosten van psychotherapie of een psycholoog als deze therapie niet vergoed wordt door de basiszorgverzekering Zvw of de Wlz.
Als de basiszorgverzekering of de Wlz de therapie niet vergoed, dan wordt deze namelijk niet als noodzakelijk gezien. Wel kan belanghebbende mogelijk recht hebben op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage voor psychotherapie als hij deze volgt binnen een van de reguliere instellingen voor Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ).
Maakt belanghebbende kosten voor geestelijke gezondheidszorg, bij een andere psychotherapeut/instelling dan behorend bij de GGZ-instellingen, dan kan hij/zij recht hebben op bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage als:
- •
De hulp deel uitmaakt van een door een medisch specialist (psychiater of neuroloog) vastgesteld hulpverleningsplan;
- •
De GGZ van oordeel is dat hulp noodzakelijk is, maar zij deze niet of niet tijdig zelf kan verstrekken.
47. Fysiotherapie en oefentherapie (B155)
Uitgangspunt is dat de vergoeding voor paramedische zorg (fysiotherapie en aanverwante therapieën) vanuit de AV-Frieso toereikend is. Wanneer echter de medische noodzaak voor meer behandelingen (en dus overschrijding van het maximaal te vergoeden bedrag) aangetoond is (middels een gemotiveerd advies van de behandelend therapeut of een medisch advies) kan bijzondere bijstand voor deze extra kosten worden verstrekt.
48. Kosten mentorschap (B165)
De noodzaak van het mentorschap dient in beginsel aangenomen te worden als de rechter een mentor heeft benoemd.
Voorliggende voorziening
Er is geen voorliggende voorziening waar belanghebbende een beroep op kan doen voor de kosten van het mentorschap.
Jaarbeloning
Er bestaat recht op bijzondere bijstand voor de jaarbeloningen zoals vastgesteld in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren standaardbewind van de beschermingsbewindvoerder. Er dient geen machtiging te worden overlegd.
De forfaitaire jaarbeloning is inclusief onkostenvergoeding en exclusief BTW. Met onkosten wordt bedoeld de kosten die de mentor in het belang van een goede uitoefening van zijn taak maakt. Het gaat dan om eventuele reiskosten, telefoonkosten, kosten van het opmaken van de rekening en verantwoording, kosten van het uitbesteden van taken voor zover de onder bewind gestelde deze voorheen zelf verrichtte. Deze onkostenvergoeding is verdisconteerd in het uurtarief.
Als de beloning afwijkt dient er een machtiging overlegd te worden. In uitzonderlijke omstandigheden kan de kantonrechter de beloning van de mentor op andere wijze vaststellen.
Incidentele werkzaamheden
De kosten in verband met incidentele werkzaamheden kunnen in aanmerking komen voor bijzondere bijstand. De bedragen staan vermeld in de regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren. Onder incidentiele werkzaamheden vallen: - aanvangswerkzaamheden; - verhuizing; - beheren van een persoonsgebonden budget.
Een machtiging van de kantonrechter dient bij deze kosten ingeleverd te worden. Indien er geen machtiging wordt ingeleverd kan de bewindvoerder de noodzaak van de kosten niet aantonen. Uit de beschikking van de kantonrechter dient te blijken om welke specifieke kosten het gaat.
Duur van toekenning bijzondere bijstand
Bij de kosten voor bewindvoering, mentorschap of curatele wijken we af van de duur van toekenning van bijzondere bijstand van maximaal 12 maanden. Alleen in de situatie dat er geen draagkracht is.
De kosten voor bewindvoering, mentorschap en curatele kunnen voor meerdere jaren worden toegekend als er geen sprake is van draagkracht. Hierbij houden we het volgende aan:
- –
Aan inwoners met een bijstandsuitkering wordt de bijzondere bijstand bewindvoering, mentorschap en curatele toegekend voor de duur van de bijstandsuitkering. Als de bijstandsuitkering wordt beëindigd wordt de bijzondere bijstand ook beëindigd. Dan kan de inwoner opnieuw een aanvraag indienen en wordt de draagkracht opnieuw beoordeeld.
- –
Aan inwoners met een ander inkomen dan een bijstandsuitkering wordt de bijzondere bijstand voor kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele voor de duur van maximaal 36 maanden toegekend als er geen draagkracht is.
De vastgestelde daagkracht voor de duur van maximaal 36 maanden is alleen voor de kosten van bewindvoering, mentorschap en curatele. Voor andere kosten gelden de regels waarbij de draagkracht voor maximaal 12 maanden wordt vastgesteld. Zie richtlijn (B064).
Per kalenderjaar beoordelen we opnieuw of er geen draagkracht is. Inwoners kunnen hiervoor vanaf 1 januari van het nieuwe kalenderjaar de bewijsstukken inleveren. Indien er per het nieuwe jaar draagkracht aanwezig is wordt de draagkracht opnieuw vastgesteld voor maximaal 12 maanden, volgens de regels uit richtlijn B064.
In de beschikking staat hierover het volgende opgenomen:
Draagkracht
Bij het vaststellen van de hoogte van de bijzondere bijstand hebben wij rekening gehouden met uw draagkracht. De draagkracht is dat deel van uw inkomen en vermogen waarmee u geacht wordt de kosten zelf te kunnen betalen. In uw geval hebben vastgesteld dat u geen draagkracht heeft.
Kosten bewindvoering 2026 en 2027
U dient de nota bewindvoeringskosten van het jaar 2026 en 2027 na 1 januari en voor 1 april van het betreffende kalenderjaar bij ons in te leveren om voor continuering van de bijstand in aanmerking te komen. Hierbij dient tevens schriftelijk aangegeven te worden of er sprake is van gewijzigde omstandigheden of niet. Bij gewijzigde omstandigheden beoordelen we opnieuw of u recht heeft op bijzondere bijstand.
Als wij voor 1 april van het betreffende kalenderjaar de nieuwe nota niet ontvangen hebben vervalt de toekenning bijzondere bijstand.
Kosten bewindvoering 2028
Bij ongewijzigde omstandigheden en wet- en regelgeving kunt u voor het kalenderjaar 2028 een nieuwe aanvraag bijzondere bijstand indienen. Deze dient na 1 januari, maar voor 1 april 2028 in ons bezit te zijn.
In situaties van bijstand
Kosten bewindvoering 2026 en verder
U dient de nota bewindvoeringskosten elk jaar na 1 januari en voor 1 april van het betreffende kalenderjaar bij ons in te leveren om voor continuering van de bijstand in aanmerking te komen. Hierbij dient tevens schriftelijk aangegeven te worden of er sprake is van gewijzigde omstandigheden of niet.
Als wij voor 1 april van het betreffende kalenderjaar de nieuwe nota niet ontvangen hebben vervalt de toekenning bijzondere bijstand.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl