Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741178
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741178/1
Uitvoeringsplan Onderwijshuisvesting 2026 – 2030 2e tranche IHP
Geldend van 01-07-2025 t/m heden
Intitulé
Uitvoeringsplan Onderwijshuisvesting 2026 – 2030 2e tranche IHP18 juni 2025
1. Inleiding
Aanleiding
Het doel van het Goudse onderwijshuisvestingsbeleid is geschikte onderwijsgebouwen op het juiste moment op de juiste plek in de stad beschikbaar te hebben. Geschikt wil zeggen dat er voor ieder schoolgaand kind in Gouda en voor de onderwijsprofessionals een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving is.
De gemeente Gouda zet zich in voor adequate en toekomstbestendige onderwijshuisvesting.
Op 3 april 2019 heeft de raad de strategische kaders vastgesteld om het Integraal Huisvestingsplan Gouda (IHP) uit te werken in drie tranches.
Het voorliggende Uitvoeringsplan Onderwijshuisvesting 2026 – 2030 2e tranche IHP (hierna: Uitvoeringsplan 2 IHP) is het Uitvoeringsplan voor de tweede tranche en betreft de periode 2026 tot en met 2030. De periode is niet geheel aansluitend aan de periode van het eerste Uitvoeringsplan (2020 tot en met 2024), aangezien een het Uitvoeringsplan 1 IHP nog volop in uitvoering is en projecten in 2026 worden afgerond. Op 7 februari 2024 heeft de gemeenteraad, mede gegeven de evaluatie van het Uitvoeringsplan 1 IHP, ingestemd met de toetsingskaders en uitgangspunten voor het Uitvoeringsplan 2 IHP.
Concreet maakt voorliggend plan duidelijk welke projecten in het kader van het IHP de komende vijf jaar worden opgepakt in Gouda. Het Uitvoeringsplan is tot stand gekomen in samenwerking met de betrokken schoolbesturen. In het Uitvoeringsplan wordt eveneens een perspectief geboden aan schoolbesturen voor de projecten in de periodes erna (2031 – 2040). Met deze doorkijk kunnen schoolbesturen hun meerjarenonderhoudsplanningen (MJOP’s) voor hun schoolgebouwen op een adequate wijze inrichten. Tevens geeft de gemeente Gouda hiermee invulling aan haar wettelijke zorgplicht voor onderwijshuisvesting.
Reikwijdte Uitvoeringsplan
Volgens de strategische kaders voor het IHP en de Verordening voorzieningen huisvesting onderwijs gemeente Gouda (hierna: Verordening) is het uitvoeringsplan een uitwerking van de Strategische uitvoeringskaders onderwijshuisvesting over een deelperiode van vijf jaar. Het Uitvoeringsplan IHP beschrijft voor die deelperiode de aard, omvang en financiële vertaling van de huisvestingsbehoefte van één of meerdere scholen per jaar van bekostiging. Het college stelt, na hiertoe op overeenstemming gericht overleg te hebben gevoerd met de schoolbesturen, op basis van de strategische uitvoeringskaders voor een deelperiode van vijf jaar een Uitvoeringsplan IHP op en legt deze ter besluitvorming voor aan de raad. Het uitvoeringsplan bevat per deelperiode tenminste een beschrijving van de geplande huisvestingsvoorzieningen per jaar per school alsmede de daaruit voortvloeiende kosten. Onderdeel van elk uitvoeringsplan is een Meerjarig investeringsschema dat de voorzieningen bevat die binnen de periode van het uitvoeringsplan voor een gemeentelijke vergoeding in aanmerking komen.
Na vaststellen van de strategische kaders op 3 april 2019 hebben gemeente en schoolbesturen een intentieverklaring onderwijshuisvesting ondertekend. Hierin hebben partijen de ambitie uitgesproken de komende 15 jaar (2017 – 2032) een substantiële slag te maken in de vernieuwing en verduurzaming van de onderwijshuisvesting in Gouda. De uitdagingen voor wat betreft onderwijshuisvesting in Gouda zijn de afgelopen jaren toegenomen, onder meer door gestegen bouwkosten, beperkte gemeentelijke financiële middelen en vergroting van onderhouds- en verduurzamingsopgaven en andersoortige gebouw gerelateerde kwaliteitseisen (o.a. frisse scholen). Deze leiden ertoe dat de oorspronkelijke planperiode 2017 – 2032, om de substantiële inhaalslag te maken, moet worden verlengd. Er zal naast een Uitvoeringsplan 2 IHP en Uitvoeringsplan 3 IHP dan ook minstens nog een Uitvoeringsplan 4 IHP noodzakelijk zijn om de beoogde inhaalslag te maken. In dit Uitvoeringsplan wordt in bijlage I een doorkijk gegeven in de periode van 2031 tot 2040. In een derde uitvoeringsplan worden definitief de projecten voor de periode 2031 – 2035 vastgelegd en opnieuw een doorkijk gegeven voor de periode erna.
Leeswijzer
- •
In hoofdstuk 2 wordt de huidige situatie van het Goudse onderwijshuisvestingslandschap beschreven, alsmede het wenselijke toekomstbeeld van onderwijshuisvesting in Gouda.
- •
In hoofdstuk 3 worden de beleidskaders voor het Uitvoeringsplan beschreven alsmede de richtlijnen voor de projecten binnen het Uitvoeringsplan.
- •
In hoofdstuk 4 worden de projecten uit het Uitvoeringsplan 2026 – 2030 beschreven, alsook de wijze waarop deze prioritering tot stand is gekomen.
- •
Hoofdstuk 5 beschrijft de financiële uitgangspunten voor de uitvoering van de projecten uit dit uitvoeringsplan.
- •
Hoofdstuk 6 gaat in op de wijze waarop de uitvoering georganiseerd gaat worden.
In bijlage I van dit Uitvoeringsplan is de doorkijk opgenomen van de projecten in de periode 2031 – 2040. De reden dat deze formeel niet in het hoofddocument staat maar in de bijlage, is omdat de doorkijk niet officieel met dit Uitvoeringsplan wordt vastgesteld. De intentie is om de doorkijk concreet uit te werken in een Uitvoeringsplan onderwijshuisvesting 3e tranche IHP 2031- 2035 (Uitvoeringsplan 3 IHP). De doorkijk uit dit Uitvoeringsplan 2 IHP vormt hiervoor nadrukkelijk wel de basis waarop we voortborduren. Maar de praktijk leert ook dat er gedurende de looptijd van het uitvoeringsplan onvoorziene ontwikkelingen zijn die tot planaanpassing en -optimalisatie kunnen of moeten leiden.
In bijlage II zijn de strategische uitvoeringskaders voor het IHP, zoals vastgesteld door de raad opgenomen.
In bijlage III zijn de resultaten van de bouwkundige schouw van de schoolgebouwen in Gouda opgenomen.
In bijlage IV is definitieve visie IKC Ontwikkeling Gouda behorende bij dit Uitvoeringsplan opgenomen.
In een separate geheime bijlage 3 bij het raadsbesluit is het Meerjarig investeringsschema onderwijshuisvesting 2026-2040 opgenomen. Hierin zijn tevens de projectnormbladen opgenomen met de projectbudgetten. Deze geheime bijlage ligt ter inzage bij de griffie.
2. Toekomstbeeld Goudse onderwijshuisvesting
2.1. Huidige Goudse situatie
In Gouda volgen momenteel circa 16.000 leerlingen onderwijs in een van de 56 schoolgebouwen in het primair onderwijs (PO) (ruim 6.100 leerlingen), (voorgezet) speciaal onderwijs ((V)SO) (ruim 1.000 leerlingen) en voortgezet onderwijs (VO) (ruim 8.700 leerlingen). De gemiddelde leeftijd van de schoolgebouwen in Gouda bedraagt circa 51 jaar.
Een gebouwbestand van 56 schoolgebouwen voor een gemeente van onze omvang, zelfs met het bredere verzorgingsgebied van Gouda, is als zeer ruim te zien. Dit is mede ingegeven de grote diversiteit aan scholen en schoolbesturen (16). Onderstaande grafiek geeft een overzicht van de bouwperioden van deze scholen (in aantallen).
De grafiek laat zien dat het gebouwenbestand bestaat uit relatief veel gebouwen uit de jaren 50, 60 en 70: de wederopbouwperiode. Een periode waarin bouwkosten werden beperkt om de grote vraag aan te kunnen. Dit is te zien in de vaak gestandaardiseerde bouwmethodiek en matige bouwkwaliteit. Oudere gebouwen zijn in de basis vaak van betere bouwkwaliteit, echter ook hier zijn diverse gebreken die opspelen (o.a. fundering en leidingwerk).
In 2017 is door een extern bureau (HEVO) een rapport opgemaakt ten aanzien van de bouwkundige staat van de schoolgebouwen in Gouda, daaruit bleek dat 44% van de 52 onderzochte gebouwen toen al duidelijk onvoldoende was. In 2024 is een deel van de gebouwen door een onafhankelijk bureau (ICS) opnieuw geschouwd om een beknopte actualisatieslag te maken. Het algemene beeld dat daaruit voortgekomen is, is dat de situatie in de afgelopen jaren verder is verslechterd. De bouwkundige schouw die onder 32 van deze 56 schoolgebouwen is uitgevoerd, laat een gemiddelde score zien waarbij het verouderingsproces regelmatig zichtbaar is, installaties niet naar behoren werken en actie moet worden ondernomen. Bouwkundige situaties waar schoolbesturen tegenaanlopen zijn onder andere; gebrekkige leidingen, geen tot slechte ventilatievoorzieningen en enkel glas (en deze niet kunnen vervangen door de bouwkundige staat van de kozijnen). Dit ondanks dat de schouw aangeeft dat schoolbesturen in Gouda zich over het algemeen als ‘goed huisvader’ gedragen (dus periodiek hun panden goed onderhouden).
De 16 schoolbesturen in het PO, (V)SO en VO staan voor wat betreft hun onderwijsgebouwen voor grote uitdagingen. Door de ouderdom worden ze voor grote en bovengemiddelde onderhoudskosten gesteld. De situatie in veel van deze gebouwen is onder de maat en leiden tot klachten van onderwijspersoneel en ouders/verzorgers over het werk- en leerklimaat in gebouwen, zoals over temperatuur, ventilatie (CO2) en comfort. De exploitatiekosten waaronder energiekosten zorgen voor additionele opgaven. Vanuit de handhaving rond de energiebesparingsplicht (door ODMH) ontstaat eveneens spanning.
Sinds 2020 wordt er door de gemeente Gouda hard gewerkt om de achterstand in onderwijshuisvesting weg te werken. Met de uitvoering van Uitvoeringsplan 1 IHP (2020-20240) worden zes schoolgebouwen weer in goede staat gebracht of gebouwd voor de komende 40 jaar. Daarnaast wordt IKC De Ontdekkingsreizigers in Westergouwe gerealiseerd vanuit de Nota Maatschappelijke Voorzieningen Westergouwe en zijn de afgelopen jaren het gebouw van De Goudse Waarden aan de Heemskerkstraat en De Startbaan (voorheen: De Ark) vernieuwbouwd. Hierdoor krijgen ruim 3.200 leerlingen (ruim 20% van het totaal in Gouda) een toekomstbestendig gebouw om te leren. Met de daarbij behorende investering van circa € 100 miljoen heeft de gemeente Gouda haar nek uitgestoken voor het verbeteren van het onderwijshuisvestingslandschap.
2.2. Toekomstbeeld 2040
Het doel van het Goudse onderwijshuisvestingsbeleid is geschikte onderwijsgebouwen op het juiste moment op de juiste plek in de stad beschikbaar te hebben. Geschikt wil zeggen dat er voor ieder schoolgaand kind in Gouda en voor de onderwijsprofessionals een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving is. Met het realiseren van de projecten uit het Uitvoeringsplan 2 IHP en de geplande doorkijk, ziet het toekomstbeeld er in 2040 als volgt uit:
1. Toekomstbestendige en kwalitatief goede gebouwen
Leerlingen en leraren zitten in een toekomstbestendig schoolgebouw, zoals besloten door de raad bij het vaststellen van de strategische beleidskaders in 2019. De focus ligt op het realiseren van gebouwen die minstens 40 jaar meegaan en voldoen aan de huidige en toekomstige eisen voor onderwijs. Deze gebouwen kennen een normale onderhoudscyclus waarbij schoolbesturen in staat zijn hun gebouw in goede staat te houden. Met het realiseren van de projecten uit Uitvoeringsplan 2 IHP en de doorkijk van de periode 2031 – 2040 kan 50% van de bestaande onderwijshuisvestingsvoorraad worden aangepast naar de eisen van deze tijd. De andere helft voldoet aan de op dit moment geldende eisen in 2025.
2. Toewerken naar een voorraad van circa 40 schoolgebouwen in Gouda
Gouda kent een relatief grote diversiteit aan scholen, met veel verschillende denominaties en onderwijstypen. Dit geeft ruimte aan leerling en ouders om een school te zoeken die bij de opvattingen, achtergrond en opvoeding past. Een gevolg is echter ook dat er een vrij gefragmenteerd onderwijslandschap is ontstaan met veel relatief kleine scholen. Het vergroten van de totale gebouwefficiency en het verminderen van het aantal individuele locaties kan bijdragen aan het betaalbaar houden van de onderwijshuisvesting. Daarom wordt ingezet op clustering. Met het verminderen van het aantal schoolgebouwen wordt een aantal doelen gerealiseerd. Zo wordt de toekomstige opgave voor vernieuwing van gebouwen voor de gemeente Gouda in de toekomst verkleind. Daarnaast verminderen de onderhoudslasten voor schoolbesturen op moment dat het aantal schoolgebouwen vermindert en kunnen o.a. voorzieningen en ruimten worden gedeeld. En via clustering ontstaat schaalgrootte om eventueel ook aanverwante voorzieningen, zoals kinderopvang toe te voegen. Meerdere scholen stimuleren samenwerking onder een dak. Met het realiseren van de projecten uit Uitvoeringsplan 2 IHP en de doorkijk van de periode 2031 – 2040 wordt het aantal schoolgebouwen naar huidige inzichten verkleind van 56 schoolgebouwen naar circa 44 schoolgebouwen.
In onderstaande kaart zijn de plannen uit het Uitvoeringsplan 2 IHP en de doorkijk 2031-2040 visueel weergegeven. Hierin is ook de tijdelijke huisvesting opgenomen net als de potentiële vrijvallende locaties.
3. Schoolgebouwen sluiten aan op het aantal leerlingen
De prognose van het leerlingenaantal van Gouda is verdeeld in basisonderwijs en voorgezet onderwijs. De prognose van het leerlingenaantal van Gouda wordt tweejaarlijks vastgesteld door het college na afstemming met de schoolbesturen.
Voor het basisonderwijs is er een lichte stijging te zien in het leerlingenaantal van 6.362 leerlingen in 2025 tot 7.288 leerlingen in 2038. Hierna is de verwachting dat het leerlingenaantal stabiliseert en niet verder groeit. De prognose van het voortgezet onderwijs ziet er anders uit en is te zien in figuur 2. Hier is tot 2034 een stabiel leerlingenaantal, wat vanaf 2025 tot 2044 een stijging laat zien tot een maximum van 9.663 VO-leerlingen in 2044.
De demografische ontwikkelingen per wijk in Gouda zijn divers. De groei van het leerlingenaantal is vooral te verklaren door de ontwikkelingen in de Spoorzone en in Westergouwe. Additioneel is te zien dat nieuwkomersonderwijs en de mogelijkheid voor nieuw op te richten scholen (wet Meer Ruimte voor Nieuwe Scholen) onzekerheid geeft in de onderwijshuisvestingsopgave de komende jaren. In beginsel is er geen ruimte vanuit het perspectief van onderwijshuisvesting om nieuw op te richten scholen op korte termijn te voorzien van huisvesting.
Zeven van de 56 scholen zitten onder de instandhoudingsnorm voor scholen. Enkele scholen zijn gehuisvest in vrij grote gebouwen waar ze bovennormatief ruimte hebben. Een aantal van deze scholen hebben die ruimte verhuurd aan kinderopvang, waarmee ze een belangrijke functie vervullen voor de wijk. Daarnaast is er een aantal scholen, verspreid over Gouda, waar sprake is van een ruimtetekort. Met clustering en nieuwbouw worden scholen gerealiseerd met een veel effectievere en compactere voetafdruk wat schoolbesturen helpt scholen de lasten omlaag te brengen.
In dit Uitvoeringsplan 2 IHP krijgt Het Schateiland nieuwbouw, waarbij de inhuizing van het Groene Eiland ook ruimtelijk beter wordt gefaciliteerd evenals de verwachte groei in dit deel van de stad (vanwege o.a. Spoorzone-ontwikkeling). Daarnaast worden de leerlingen van de Westerschool en de Goudakker onder één dak geplaatst (locatie Westerschool), waardoor er in de wijk Korte Akkeren een toekomstbestendige school voor de wijk (naast openbare basisschool De Kas) blijft behouden.
4. Een scholenvoorraad waarbij de bereikbaarheid en keuzevrijheid van onderwijs in Gouda blijft behouden
Een efficiënter gebouwenbestand en de inzet op clustering laten onverlet dat het Gouds onderwijs keuzevrijheid biedt en goed verspreid beschikbaar is in de stad. De gemeente kijkt daarom ook nadrukkelijk naar de beschikbaarheid van scholen in wijken, in samenhang met het breder sociaal voorzieningenniveau in de stad. Daarbij is er spanning tussen (sterk) groeiende stedelijke scholen versus breed toegankelijke wijkscholen.
5. Een flexibele scholenvoorraad die in staat is om ontwikkelingen op te vangen
Het is van belang om als gemeente een (beperkt) aantal scholen in eigendom te hebben (zogenoemde bruikleenscholen), waardoor het mogelijk is om veranderingen in het onderwijslandschap op te vangen. De gemeente heeft immers meer grip op deze gebouwen. Zo heeft de sluiting van Het Groene Eiland door Stichting Klasse het mogelijk gemaakt om dit schoolgebouw tijdelijk voor de Internationale Schakelklas (ISK) in te zetten. Daarnaast bieden de schoolgebouwen aan de Willem en Marialaan en Calslaan tijdelijke huisvesting voor scholen die de komende jaren (ver)nieuwbouw krijgen.
De tijdelijke huisvesting is een factor van grote betekenis in de totale IHP-puzzel. Zeker voor grotere PO-scholen en VO-scholen is het aantal opties (zeer) beperkt. In het Uitvoeringsplan zijn de aanpassingskosten voor een aantal bruikleenscholen opgenomen zodat scholen daar tijdelijk kunnen worden gehuisvest. Voor het realiseren van dit Uitvoeringsplan is er beschikking over drie scholen ten behoeve van de tijdelijke huisvesting. Waar noodzakelijk wordt aanvullend gewerkt met tijdelijke units, maar die zijn ontzettend kostbaar.
6. Vrijvallende locaties worden herontwikkeld
Met het realiseren van de projecten uit Uitvoeringsplan 2 IHP en de doorkijk van de periode 2031 – 2040 wordt voorzien dat er op termijn 12 schoollocaties vrijvallen voor herontwikkeling en -bestemming. In het tijdsbestek van het Uitvoeringsplan 2 IHP zal worden ingezet op herbestemming van de locaties: gymzaal Hoogenburg en de scholen De Aakwerf, De Goudakker en de plek van het tijdelijk voorzieningencluster IKC De Ontdekkingsreiziger in Westergouwe. Dit biedt allerlei maatschappelijke baten zoals het realiseren van doorstroomwoningen voor senioren op locaties die vaak midden in wijken liggen, versnelling woningbouw en andere maatschappelijke ontwikkelingen. Daarnaast genereert herontwikkeling financiële opbrengsten die ten bate komen van de reserve onderwijshuisvesting en gebruikt kunnen worden voor de onderwijshuisvestingsopgave. Regie op herontwikkeling van de locaties en proactiviteit is nodig om hier de benodigde voortgang in te realiseren. Die strategische regie wordt momenteel versterkt.
3. Beleidskaders uitvoeringsplan
De raad heeft in haar besluit van april 2019 strategische uitvoeringskaders voor onderwijshuisvesting vastgesteld. De vastgestelde strategische uitvoeringskaders bestaan uit de bouwstenen en aanvullende (inhoudelijke) kaders zoals omschreven in bijlage II.
Naast deze strategische uitvoeringskaders heeft de raad op 7 februari 2024 (dossiernummer 7499) de kaderstelling voor het Uitvoeringsplan 2 IHP vastgesteld, waarin aanvullende toetsingskaders en uitgangspunten voor dit op te stellen uitvoeringsplan mee te geven. Met het vaststellen hiervan is het vastgestelde toetsingskader bij het Uitvoeringsplan 1e tranche komen te vervallen. In dit Uitvoeringsplan 2 IHP is verdere invulling gegeven aan deze toetsingskaders en uitgangspunten en zijn hiermee geldend voor de uitvoering van de projecten in dit plan.
3.1. Toetsingskaders en uitgangspunten projecten
De toetsingskaders richten zich op de urgentie van de onderwijshuisvestingsvragen van de schoolbesturen en zijn ingezet om een volgorde in de prioritering van projecten aan te brengen. De toetsingskaders zijn als volgt ingevuld:
a. Bouwkundige staat
Bij de bouwkundige staat is het volledige gebouw geschouwd door een onafhankelijk onderzoeksbureau. Voor de prioritering zijn drie aspecten leidend geweest namelijk de technische staat van de installaties, het binnenklimaat en duurzaamheid (zie verdere toelichting in paragraaf 4.1).
b. Clustering
Clustering is een middel om het totale scholenbestand te verminderen waardoor de huisvestingsopgave verminderd wordt voor zowel gemeente als schoolbesturen. Bovendien maakt clustering combinatiegebruik mogelijk en het toevoegen van aanverwante voorzieningen zoals kinderopvang. Door meerdere scholen wordt samenwerking onder een dak gestimuleerd tussen scholen. Clustering is daarom een kader waarmee een school voorrang krijgt in de prioritering ten opzichte van een school zonder clustering bij een vergelijkbare bouwkundige staat.
c. Schaalgrootte
Scholen met meer leerlingen dan 150% van de instandhoudingsnorm krijgen een hogere prioritering dan scholen met een vergelijkbare bouwkundige staat. Dit heeft alleen betrekking op het regulier basisonderwijs. In Gouda ligt de instandhoudingsnorm op 195 leerlingen. Overigens heeft de gemeente nadrukkelijk oog voor de spreiding van scholen, in het bijzonder basisonderwijs, over de stad. De instandhoudingsnorm is geen wetmatigheid (maar kan wel invloed hebben op de bekostiging van de school vanuit het rijk, artikel 139 Wet op primair onderwijs).
Naast bovenstaande toetsingskaders gelden de volgende uitgangspunten voor de realisatie van de projecten in dit uitvoeringsplan:
1. Wettelijk kader
Nieuwe gebouwen voldoen aan de vigerende wettelijke en gemeentelijke eisen ten aanzien van ruimtelijke ordening, welstand, verkeer, duurzaamheid en milieu. Bij de gemeentelijke eisen kan onder andere gedacht worden aan het vastgestelde parkeerbeleid, groennorm en inrichting openbare ruimte wanneer van toepassing.
Bij nieuwbouw moet rekening gehouden worden met de parkeernorm (Parapluherziening Parkeren 2018) die geldt in Gouda. Daarnaast is momenteel in de Structuurvisie Groen een gemeentelijke groennorm vastgesteld van 15%. Uitgangspunt is dat alle projecten uit het uitvoeringsplan hieraan voldoen. De gemeente Gouda heeft een Leidraad Inrichting Openbare Ruimte. Dit geeft de keuzes en beschrijvingen weer voor de (her)inrichting van de openbare ruimte en (nieuwe) ontwikkelingsprojecten. Deze wordt gebruikt bij de uitwerking van de projecten.
2. Efficiënt ruimtegebruik
Bij de ontwikkeling van de projecten wordt het aantal m2 zo efficiënt mogelijk ingezet. Het aantal m2 waar een school recht op heeft wordt bepaald met het aantal leerlingen in de prognose met peildatum over 15 jaar bij start van het project. Uitgangspunt hierbij is sober, doelmatig en compact. Vrijvallende locaties worden benut voor tijdelijke huisvesting of krijgen een andere invulling. De opbrengsten van herontwikkelingen op deze vrijvallende locaties komen ten bate van de reserve onderwijsvesting.
3. Renovatie of nieuwbouw
Binnen de gemeente Gouda wordt eerst onderzocht of vernieuwbouw van het schoolgebouw mogelijk is. Hierbij is er aandacht voor het behoud van schoolgebouwen met een monumentale waarde of monumentale kenmerken. Bij vernieuwbouw wordt uitgegaan van renovatie met een levensduurverlenging van 40 jaar. Wanneer dit niet (kosten)efficiënt is of technisch onmogelijk is, heeft nieuwbouw de voorkeur.
4. Duurzaamheid
Nieuwbouw en vernieuwbouw zal moeten voldoen aan de dan geldende wettelijke eisen ten aanzien van duurzaamheid. Bij vernieuwbouw is minimaal BENG (Bijna Energie Neutraal Gebouw) en gasloos de norm, voor nieuwbouw heeft de gemeente Gouda de ambitie op ENG-niveau (Energie Neutraal Gebouw) of nul-op-de-meter te bouwen. Aanvullende uitgangspunten voor alle projecten zijn Frisse scholen klasse B en de gemeentelijke groennorm. Verder wordt onderzocht wat de mogelijkheden zijn met circulair bouwen. Een mogelijk beperkende factor om deze normen te bereiken is de schaarste in netcapaciteit. Deze kan mogelijk leiden tot vertragen en/of extra kosten binnen de projecten.
Schoolgebouwen en schoolpleinen vormen bij uitstek een plek om klimaat adaptief in te richten. Denk aan groene daken, regenwateropvang op eigen terrein en een groen schoolplein tegen hittestress. Dergelijke maatregelen zijn goed voor de leefbaarheid in en rond scholen, hebben een belangrijke educatieve functie en helpen mee aan bewustwording bij kinderen, hun verzorgers en de omgeving van de school. Bij het uitvoeren van de projecten uit dit Uitvoeringsplan worden mogelijkheden voor klimaatadaptatie onderzocht.
Sinds 1 januari 2025 committeert de gemeente Gouda zich aan het convenant Schoon en Emissieloos Bouwen (SEB). Hierin staan afspraken over het verduurzamen van materiaal en materieel van onder andere bouw- en sloopprojecten. Dit zal, volgens het convenant, opgenomen moeten worden in de aanbestedingseisen.
5. Combinatiegebruik
Naast de inzet op clustering om scholen onder één dak te huisvesten en voorzieningen binnen een gebouw te delen wordt onderzocht welke functies een schoolgebouw en schoolplein nog meer kunnen vervullen. Over medegebruik worden afspraken met schoolbesturen gemaakt in de zogenoemde afsprakenbrieven. Voorbeelden zijn het toevoegen van kinderopvang aan een cluster (zie de visie op IKC-vorming in bijlage IV), het inzetten van een schoolplein voor het beoefenen van sport of als openbaar speelterrein voor de wijk of het gebruik van het schoolgebouw voor andere maatschappelijke voorzieningen buiten schooltijd. Met schoolbesturen wordt gezocht naar mogelijkheden voor het realiseren van een beweegvriendelijke buitenruimte op het schoolplein.
6. Participatie
De communicatie met de omgeving en stakeholders van de school is primair de verantwoordelijkheid van de bouwheer. Per project wordt er een participatietraject ingericht met stakeholders (onder andere de buurt, ouders, onderwijsteam en mogelijk maatschappelijke partners).
7. Eigen bijdrage
In het Uitvoeringsplan 2 IHP is net als bij het Uitvoeringsplan 1 IHP een eigen bijdrage van de schoolbesturen van 10% het uitgangspunt. In hoofdstuk 5 wordt dit verder toegelicht.
8. Bouwheerschap
Het bouwheerschap ligt op basis van de wet- en regelgeving in principe bij het schoolbestuur.
Het schoolbestuur kan de gemeente verzoeken het bouwheerschap op zich te nemen. Bij een clustering, onvoldoende ervaring of onvoldoende capaciteit overweegt de gemeente het bouwheerschap naar zich toe te trekken op moment dat het schoolbestuur (of –besturen) dit verzoek doet.
3.2. Aanvullende beleidslijnen
Naast de toetsingskaders en uitgangspunten voor de projecten in het Uitvoeringsplan 2 IHP zijn er nog aanvullende beleidslijnen die van invloed zijn op de uitwerking van de projecten binnen dit uitvoeringsplan.
a. Leerlingenprognoses
Uitgangspunt volgens de Verordening voor het onderwijshuisvestingsbeleid zijn de leerlingenprognoses die tweejaarlijks worden geactualiseerd en vastgesteld in overleg met de schoolbesturen. Het benodigd aantal vierkante meters voor het project wordt aan de hand van de berekeningsmethode conform de verordening bepaald. Hiervoor wordt de laatst vastgestelde leerlingenprognose gebruikt met peildatum 15 jaar na start van het project.
b. Gymzalen
Scholen maken voor hun bewegingsonderwijs overdag veel gebruik van de binnensportlocaties in Gouda. Clustering of verhuizing van scholen hebben invloed op waar ruimte voor bewegingsonderwijs in de toekomst nodig is. Met een studie is inzichtelijk gemaakt waar gymzalen nodig zijn op basis van dit uitvoeringsplan en de lange termijn doorkijk. In dit Uitvoeringsplan zijn vernieuwingen van gymzalen financieel opgenomen, waar deze fysiek gekoppeld zijn aan bestaande schoolgebouwen. Investeringen in op zichzelf staande gymzalen zijn financieel niet in dit plan opgenomen. In een nog afzonderlijk op te stellen, IHP Binnensportlocaties zal dit nader worden uitgewerkt.
c. IKC-vorming en kinderopvang
Op 7 februari 2024 heeft de raad de ‘Notitie IKC ontwikkeling 2023’ ter kennisgeving aangenomen. In deze voorlopige notitie is aangekondigd dat er een definitieve visie IKC Ontwikkeling Gouda bij de besluitvorming IHP wordt aangeboden. Deze definitieve visie is in de bijlage van dit Uitvoeringsplan opgenomen.
Een IKC is een voorziening waarin een school (of meerdere scholen) en een partner uit de kinderopvang (dagopvang en eventueel buitenschoolse opvang) samenwerken aan een ononderbroken ontwikkelingslijn voor kinderen tussen nul en dertien jaar.
Gemeente kunnen op verschillende manieren bijdragen aan de ontwikkeling van IKC’s, van faciliterend tot actief investerend. Kinderopvang is in beginsel een commerciële taak en geen wettelijke verantwoordelijkheid van de gemeente en valt daardoor onder de staatssteunregelgeving. Voor het Uitvoeringsplan 2 IHP is de lijn voor IKC-vorming faciliterend zoals hieronder beschreven:
- •
De gemeente is voorstander van IKC-vorming. IKC-vorming kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de sociale cohesie in een wijk en de pedagogische en didactische ondersteuning van kinderen.
- •
De gemeente Gouda is bereid om zich in te zetten voor het ruimtelijk accommoderen van een IKC, bijvoorbeeld door erfpachtconstructie.
- •
Gezien de financiële positie van de gemeente is de prioriteit gelegen bij het financieren van onderwijshuisvestingsopgaven zoals die wettelijk bij de gemeenten zijn neergelegd. Gemeente Gouda zal daarom in principe niet voorfinancieren bij projecten van het Uitvoeringplan 2 IHP bij gebrek aan investeringsruimte.
- •
Het gemeentelijk beleid ten aanzien van garantstellingen is ‘nee, tenzij’. Garantstellingen moeten zover mogelijk overgelaten worden aan professionele waarborgfondsen en worden alleen toegepast als het publieke belang in het geding is en er geen wezenlijke alternatieven zijn. Garantstelling kan dan alleen als er vanuit de gemeente voldoende financiële ruimte is. Die ruimte is er binnen de looptijd van dit uitvoeringsplan naar huidige inzichten niet.
- •
Met schoolbesturen en kinderopvangorganisaties spannen we ons in om tot IKC-constructies te komen bij in ieder geval clusterprojecten, waarbij gebruik wordt gemaakt van onder andere waarborgfondsen en investeringskracht vanuit de betrokken kinderopvangorganisaties.
d. Inclusief onderwijs
Inclusief onderwijs is onderwijs waarbij alle kinderen en jongeren toegang hebben tot een inclusieve leeromgeving, dichtbij huis, waar iedereen meetelt, meedoet en gelijkwaardig is. Hierdoor worden de kansen voor kinderen en jongeren vergroot. Inclusief onderwijs draagt bij aan het tegengaan van segregatie. De Rijksoverheid geeft aan dat het toewerken naar inclusief onderwijs gestimuleerd en gefaciliteerd wordt vanuit landelijk beleid. Daarbij moet nog onderzocht worden wat de nadere concretisering van inclusief onderwijs betekent voor onderwijshuisvesting en welke aanpassingen aan de schoolgebouwen nodig zijn om een inclusief onderwijsstelsel te realiseren.
De PO Raad geeft aan dat bij een inclusief schoolgebouw gedacht kan worden aan:
- •
Rustig en prikkelarm interieur.
- •
Extra aandacht voor een optimale (flexibele) inzet van de standaard toegekende vierkante meters.
- •
Meer kleine ruimtes voor extra ondersteuning.
- •
Flexibele (zorg)ruimtes.
- •
Ruimte voor huisvesten van (zorg)partners.
Er is in dit Uitvoeringsplan geen financiële dekking voor extra vierkante meters voor inclusief onderwijs ten opzichte van de gehanteerde vierkante meters conform aangegeven onder punt a. Leerlingenprognoses.
Conform het Besluit bouwwerken leefomgeving (Bbl) worden de projecten uit de uitvoeringsplan voor iedereen toegankelijk. Uitgangspunt is in samenspraak met scholen te handelen conform de principes en uitgangspunten van het ‘VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking’.
e. Visie op bereikbaarheid onderwijs in Gouda
Bij de plannen in dit Uitvoeringsplan is bij het basisonderwijs rekening gehouden met zowel een maximale afstandsnorm van huis tot school, als de keuzevrijheid van het onderwijs.
Als uitgangspunt voor de bereikbaarheid van onderwijs binnen Gouda wordt een maximale afstandsnorm van 1000 meter aangenomen. Als uitgangspunt voor keuzevrijheid van onderwijs wordt aangenomen dat er binnen een straal van 1000 meter ten minste twee basisscholen van verschillende denominatie moeten zijn, en dat er binnen een straal van 1500 meter een school voor openbaar onderwijs aanwezig moet zijn.
Op dit moment wordt aan beide normen voldaan. Met de voorgestelde clusteringen in het Uitvoeringsplan en in de doorkijk erna, wordt nog steeds aan deze uitgangspunten voldaan en daarmee de bereikbaarheid van het onderwijs dus niet aangetast.
4. Uitvoeringsplan 2026 – 2030
4.1. Werkwijze prioritering projecten
Voor het opstellen van het Uitvoeringsplan 2 IHP en het maken van een doorkijk is samen met de schoolbesturen verkend welke projecten uit het oorspronkelijke IHP (2017) het meest urgent en kansrijk zijn om in het tweede uitvoeringsplan op te pakken. Hierbij zijn de toetsingskaders meegegeven door raad toegepast, te weten bouwkundige staat, clustering en schaalgrootte. Ook de beschikbaarheid van de tijdelijke huisvestingsopgave en de bepaling van de definitieve locatie bleken een grote factor van betekenis in de programmering.
Bouwkundige prioritering
Om een prioritering van schoolgebouwen te bepalen aan de hand van de bouwkundige staat, is allereerst de rapportage die in 2017 gemaakt is (door HEVO) opnieuw bestudeerd. Op basis van die rapportage bleek het lastig te zijn om te komen tot een sluitende onderbouwing voor de prioritering van de projecten:
- •
De scores wijken nauwelijks af bij de meeste scholen (veel vijven).
- •
De scorebepaling is niet meer actueel (immers, 2017 verricht).
- •
De scores op de bouwkundige staat maken onvoldoende helder wat de conditie is van de afzonderlijke constructieve bouwelementen (dak, gevel, ramen, vloer en fundering).
- •
De scores op het binnenmilieu maken onvoldoende helder welke installaties voor verwarming en ventilatie aanwezig is en in welke staat deze verkeren.
Dit waren redenen om opnieuw een bouwkundige schouw uit te voeren door een extern bureau (ICS). Aanvullend is advies op maat gevraagd voor een aantal panden waarbij moest worden bepaald of vernieuwbouw of nieuwbouw de gewenste oplossing is. Niet alle gebouwen zijn in de schouw meegenomen. Dit geldt voor panden die de afgelopen 30 jaar grondig zijn gerenoveerd of gebouwd.
De bouwkundige schouw resulteerde in een prioritering op basis van twee methodes:
- •
Methode 1 presenteert de ongewogen resultaten van de schouw. De gemeente heeft alle locaties op basis van een zevental hoofdcriteria laten schouwen. In deze methode worden alle criteria zonder enige weging meegenomen en wordt de prioritering van methode 1 op basis van de gemiddelde beoordeling van alle criteria gemaakt.
- •
Methode 2 maakt gebruik van dezelfde schouwresultaten, maar in gezamenlijk overleg is vastgesteld dat drie aspecten leidend zijn bij het bepalen van de urgentie ten behoeve van het uitvoeringsplan: de technische staat van installaties, het binnenklimaat en duurzaamheid. Voor deze aspecten geldt dat met alleen onderhoud de instandhouding van het gebouw niet toekomstbestendig is en de levensduur van het gebouw niet kan worden verlengd. Voor de overige aspecten geldt dat het schoolbestuur vanuit haar verantwoordelijkheid voor instandhouding de betreffende gebouwonderdelen in orde zou moeten kunnen houden. Met deze methode wordt getracht om de onwenselijke prikkel in het wettelijke systeem te vermijden, waarbij een schoolgebouw dat slecht wordt onderhouden hoger scoort en daarmee eerder wordt opgenomen in een uitvoeringsplan. De prioritering van methode 2 wordt vervolgens op basis van de gemiddelde beoordeling van de drie genoemde criteria (gewogen schouwresultaat) gemaakt.
De keus vanuit de gemeente is gemaakt om op basis van methode 2 bouwkundig te prioriteren. Deze is met schoolbesturen besproken. Een deel van de schoolbesturen had kritiek op de schouw en de uitkomsten daarvan. Kort samengevat zijn deze:
- •
Scholen komen lager op de prioriteitenlijst op moment dat ze goed onderhoud aan de klimaatinstallatie hebben gepleegd, ondanks dat er voor methode 2 is gekozen.
- •
De schouw was een QuickScan en geen NEN-meting, waardoor enkele scholen zich niet herkennen in de uitkomsten van de schouw en deze van onvoldoende kwaliteit vinden.
- •
Informatie over de constructieve kwaliteit wordt gemist. Alleen dat wat zichtbaar is, is meegenomen in de schouw.
Uitkomst van de schouw bleek weinig onderscheid te maken aangezien de helft van de gebouwen in matige tot slechte staat verkeren (scores tussen 4 en 5). Met schoolbesturen is afgesproken om met gezond verstand de resultaten van de schouw in te zetten bij de definitieve prioritering. Er is gestart met projecten uit de top 13 waarop ook de andere toetsingskaders van de raad zoals clustering en schaalgrootte zijn toegepast. Hierdoor veranderde de volgorde van projecten.
In de prioritering is verder gebleken dat de volgorde van de projecten zeer afhankelijk is van de beschikbaarheid van:
- •
Tijdelijke huisvesting voor een schoolgebouw.
- •
De definitieve locatie van het schoolgebouw.
Specifiek voor grote PO-scholen (meer dan 300 leerlingen) en het VO (meer dan 600 leerlingen) zijn deze factoren van belang, aangezien het daar om grote aantallen leerlingen gaat, die heel lastig tijdelijk kunnen worden gehuisvest. Het is dan van belang dat er een verhuisbeweging op gang komt, waarbij scholen op een ander plot gehuisvest worden. Op basis van informatie van PO- en VO-besturen en vele gesprekken met hen is een logistieke planning gemaakt.
Afronding prioritering
De logistieke planning is vervolgens vertaald naar een financiële planning. De conclusie daarvan was dat het uitvoeren van de gewenste logistieke planning niet past binnen het taakstellend budget voor de komende jaren. De logistieke planning is vervolgens aangepast aan de hand van de beschikbare investeringsruimte. Voor grote uitgaven die de jaarruimte overschrijden, moet er in de jaren daarvoor voldoende investeringsruimte worden gespaard. Concreet betekent dit dat projecten gefaseerd zijn in de tijd, waarbij de logistieke afhankelijkheden van projecten zijn gehandhaafd, en waar de middelen zo efficiënt mogelijk worden besteed.
4.2. Projecten 2026 – 2030
De volgende projecten zijn opgenomen in het Uitvoeringsplan 2 IHP voor de periode 2026 – 2030:
Project |
Schoolbestuur |
Wat |
Duurzaamheids- niveau |
|
1. |
Westerschool – De Goudakker |
De Vier Windstreken en De Groeiling |
Clustering in vernieuwbouw locatie Westerschool |
BENG |
2. |
Coornhert Gymnasium |
Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Gouda |
Nieuwbouw op nader te bepalen locatie, zoekgebied (<1,5 km van het station). |
ENG/NoM |
3. |
Het Schateiland |
Stichting Klasse |
Nieuwbouw op huidige locatie inclusief nieuwbouw gymzaal |
ENG/NoM |
4. |
Graaf Jan van Nassauschool |
Stichting Verstrekken Basisonderwijs op Gereformeerde Grondslag Gouda |
Vernieuwbouw van hoofdlocatie Coornhert Gymnasium |
BENG |
5. |
Driestar gebouw Alfa |
Stichting Christelijk Voortgezet Onderwijs op Reformatorische grondslag Driestar Wartburg |
Vernieuwbouw huidige locatie |
BENG |
6. |
Voorbereiding clusteringsprojecten VO |
CSG De Goudse Waarden en Stichting Carmel College |
Nieuwbouw Antoniuscollege (huidig John Mottstraat) geclusterd met Antonius MavoXL (AMXL) op Kanaalstraat (inclusief gymzalen) en aanpassing AMXL-gebouw ter inpassing De Goudse Waarden vmbo/PRO (nabij DGW-lyceum Heemskerkstraat). |
ENG Kanaalstraat |
De planning van de projecten van het Uitvoeringsplan 2 IHP ziet er op hoofdlijnen als volgt uit:
4.3. Toelichting projecten
1.Westerschool en De Goudakker: clustering en vernieuwbouw Westerschool
Het huidige gebouw van de Westerschool wordt vernieuwbouwd, waarbij het mogelijk wordt gemaakt de school De Goudakker erbij in te passen. Het gebouw van de Westerschool is gebouwd in 1932 en is toe aan vernieuwing en dit geldt ook voor De Goudakker. Clustering van deze twee scholen op één locatie biedt de mogelijkheid om in de wijk Korte Akkeren een toekomstbestendige school voor de wijk, naast de openbare basisschool De Kas, te behouden. Hierdoor blijft er keuzevrijheid in onderwijs in de wijk Korte Akkeren, maar wordt mede gezien de demografie terug gegaan van drie naar twee schoollocaties in de wijk.
Daarnaast biedt clustering mogelijkheden om functies en gemeenschappelijke ruimten te delen. Tevens, wordt gezocht naar mogelijkheden van combinatiegebruik binnen de (financiële) kaders van het Uitvoeringsplan 2 IHP. De Goudakker doet in deze clustering dienst als tijdelijke huisvesting voor leerlingen van de twee scholen, eventueel aangevuld met tijdelijke units op het terrein van De Goudakker. Daarna biedt dit terrein de mogelijkheid voor herontwikkeling.
2.Coornhert Gymnasium: clustering en nieuwbouw op passende locatie
De huidige panden van Het Coornhert Gymnasium zijn beide hard aan vernieuwing toe. Het Coornhert Gymnasium is op dit moment in twee losse schoolgebouwen (hoofdgebouw en een dependance) gehuisvest aan weerszijden van een drukke weg. Het schoolbestuur van het Coornhert Gymnasium, STOVOG, heeft aangegeven dat dit als een belemmering wordt gezien. Clustering van deze twee schoolgebouwen op één van deze twee locaties is niet mogelijk gebleken.
Door het zoeken naar een andere locatie voor het Coornhert worden bovenstaande problemen opgelost. Bovendien is er dan geen tijdelijke huisvesting nodig van ruim 600 leerlingen van het Coornhert Gymnasium. Het vrijkomen van het hoofdgebouw biedt kansen om de schuifpuzzel in het basisonderwijs te leggen. Het huidige hoofdgebouw van het Coornhert Gymnasium is na vernieuwbouw voorzien voor de basisschool Graaf Jan van Nassauschool (die dan ook geen tijdelijke huisvesting nodig heeft). De dependance is voorzien als een op korte termijn her te ontwikkelen locatie.
Cruciaal voor het Coornhert Gymnasium is een locatie die gelegen is op redelijke loopafstand van het station (binnen circa 1,5 km) met voldoende buitenruimte. De loopafstand is essentieel vanwege de regiofunctie van deze school, waarbij leerlingen en docenten veel gebruik van het openbaar vervoer. De exacte locatiekeuze is nog onzeker en wordt komende maanden nader onderzocht. Duidelijkheid over een nieuwe locatie zal, gezien de planning, binnen een jaar gevonden moeten zijn. De voorkeur gaat uit naar locaties die de gemeente zelf in bezit heeft. Afhankelijk van de definitieve locatie moet bepaald worden waar bewegingsonderwijs van het Coornhert Gymnasium moet plaatsvinden.
3.Het Schateiland: nieuwbouw op huidige locatie
Het huidige pand van de openbare basisschool Het Schateiland is aan vernieuwing toe. Sinds 2024 huisvest het schoolgebouw Het Schateiland ook de leerlingen van de openbare basisschool Het Groene Eiland (voormalig de school Het Vlot). Deze clustering is op initiatief van Stichting Klasse doorgevoerd, waarmee de gemeente de vrijkomende locatie aan de Oosthoef 3 heeft ingezet voor de Internationale Schakelklas (ISK). De prognose is dat in het gebouw ruimtetekort ontstaat. Met nieuwbouw en een efficiëntere indeling op het perceel ontstaat er een toekomstbestendig schoolgebouw met voldoende ruimte. Door nieuwbouw blijft er een openbare school in de wijk Bloemendaal waardoor keuzevrijheid van onderwijs blijft. Er is tevens een extra gymzaal voorzien op deze locatie gezien de behoefte aan bewegingsonderwijs in deze wijk. De huidige gymzaal naast Het Schateiland blijft bestaan. Tijdelijke huisvesting voor de leerlingen van Het Schateiland is voorzien op de locatie Calslaan 100. Deze is beschikbaar op het moment dat de Livingstoneschool, na tijdelijk gebruik tijdens nieuwbouw, weer terugkeert naar hun nieuwe gebouw (Uitvoeringsplan 1 IHP).
4.Graaf Jan van Nassauschool: vernieuwbouw Coornhert Gymnasium
De Graaf Jan van Nassauschool is toe aan vernieuwing. De bouwkundige staat is ondermaats evenals de staat van de technische installaties en het binnenklimaat. Er zijn diverse mogelijkheden onderzocht (vernieuwbouw, nieuwbouw). De school heeft een regiofunctie waarbij er veel verkeersbewegingen plaatsvinden. De huidige locatie zorgt in de ochtenden voor veel vertraging op de Zwarteweg en Joubertstraat tot aan de rotonde naar Stolwijk. De Graaf Jan van Nassauschool heeft niet persé de noodzaak om te vertrekken van de huidige locatie, maar een locatie die verkeersveiliger en beter bereikbaar is, is gewenst. De verplaatsing naar het hoofdgebouw van het Coornhert Gymnasium, nadat deze vernieuwbouwd is, biedt diverse voordelen: er is voor deze grote school geen tijdelijke huisvesting nodig, de nieuwe locatie biedt een betere toegankelijkheid, de huidige locatie aan het Steijnpad voorziet hierna als tijdelijke huisvesting voor andere scholen (op een centrale plek in Gouda) én op termijn is deze locatie gelegen aan het water een perspectiefrijke locatie voor herontwikkeling.
5.Driestar gebouw Alfa: vernieuwbouw huidige gebouw
Het huidige gebouw van Driestar Alfa zal volledig vernieuwbouwd worden zodat de levensduur met 40 jaar verlengd wordt. Tijdelijke huisvesting is voorzien in het gebouw van De Goudse Waarden aan de Kanaalstraat. Een nader onderzoek is nodig hoe Driestar Alfa tijdelijk in te passen is in het gebouw van de Kanaalstraat en hoe dit praktisch mogelijk te maken. Alternatieve financiering van dit project maakt eerdere realisatie mogelijk en biedt kansen om de ontwikkelingen op de Kanaalstraat te versnellen (zie paragraaf 5.4 alternatief financieren). Rondom de campus van Driestar, met 5 schoolgebouwen, ziet de gemeente nadrukkelijk kansen om naar de toekomst te kijken naar slimmer benutten en intensiever grondgebruik. Mogelijk kan hierdoor op termijn ruimte worden vrijgespeeld voor andere relevante ontwikkelingen in de Spoorzone.
6.Voorbereiding clusteringsprojecten VO (De Goudse Waarden en Carmel College)
Met de VO-schoolbesturen is uitvoerig onderzocht welk toekomstbeeld scholen en gemeente willen realiseren voor het VO-onderwijs, en de wijze hoe hier te komen. Gezamenlijk is de wens uitgesproken dat ieder VO-schoolbestuur in de toekomst met zijn gebouwen bij elkaar zit in Gouda, al is dit niet voor elk bestuur een harde eis. Dit biedt een aantal voordelen:
- •
Beperking vervoersbewegingen tussen schoolgebouwen van leerlingen en docenten.
- •
Makkelijker kunnen opvangen van veranderende leerlingenaantallen van deelscholen.
- •
Efficiënter gebouwbeheer.
- •
Minder schoollocaties/gebouwen.
Om dit toekomstbeeld te bereiken zijn verschillende scenario’s onderzocht en uitvoerig besproken met de betreffende schoolbesturen. Het uiteindelijke voorkeursscenario is dat het Carmel college met zowel het Antoniuscollege als de MavoXL nieuwbouw krijgt, samen geclusterd op de Kanaalstraat (thans locatie van De Goudse Waarden), en dat De Goudse Waarden met de richtingen VMBO en PRO (Praktijkonderwijs) in het huidige gebouw van de MavoXL aan de Groen van Prinsterersingel wordt gehuisvest. Dit is nabij haar ‘lyceum’-gebouw aan de Heemskerkstraat. Dit scenario gaat uit van gelijktijdige ruil van leerlingen van MavoXL naar het gebouw van De Goudse Waarden in de Kanaalstraat en leerlingen van De Goudse Waarden naar de MavoXL. Het gebouw van de MavoXL heeft aanpassingen nodig om volledig geschikt te zijn voor de leerlingen van De Goudse Waarden. Belangrijk aandachtspunt is dat de aanpassingen plaatsvinden op het moment dat de leerlingen van De Goudse Waarden al in het gebouw van de MavoXL zitten.
Bij dit scenario is het mogelijk dat de technieklokalen van het MavoXL-gebouw opnieuw gebruikt worden voor techniekonderwijs in Gouda. AMXL biedt in tegenstelling tot De Goudse Waarden geen techniekonderwijs meer aan. Voordeel is ook dat de bouw van het Antoniuscollege en de MavoXL onder 1 dak leidt tot een efficiënter en compacter gebouw. De grote locatie van ACG aan de Mottstraat komt op termijn vrij. Bezien moet worden of die grote locatie daarbij een nieuwe onderwijsinstelling krijgt (bijvoorbeeld clustering van nabije PO-scholen) of kan worden herbestemd.
Het nadeel van dit scenario is vooralsnog dat het binnen de huidige investeringsruimte niet mogelijk is om gelijktijdig beide scholen onder één dak te realiseren. Momenteel zijn in het Meerjarig investeringsschema 2026-2040 beide projecten daarom achtereenvolgens opgenomen. Echter, dit betekent dat de leerlingen van de MavoXL erg lang (10 jaar) tijdelijk in een ouder gebouw van De Goudse Waarden (bouwjaar 1961) op de Kanaalstraat moeten worden gehuisvest, voordat ze in een nieuw gebouw terecht komen; en dat terwijl ze nu in jonger gebouw (bouwjaar 2005) zitten. Dit voorkeursscenario is alleen mogelijk wanneer het Antoniuscollege en MavoXL gelijktijdig worden gebouwd. Dit kan alleen wanneer er financieel gezien meer ruimte komt óf dat een deel met alternatieve financiering (lening schoolbestuur en garantstelling gemeente) bekostigd wordt. Deze vorm van financiering moet de komende jaren verder worden onderzocht (zie paragraaf 5.4 alternatief financieren). Gedurende het Uitvoeringsplan 2 IHP worden de mogelijkheden met nadruk verder onderzocht voor dit prioritaire project voor het Uitvoeringsplan 3 IHP.
4.4 Tijdelijke huisvesting
Tijdens de uitvoering van het Uitvoeringsplan 1 IHP en de planvorming voor voorliggend uitvoeringsplan is opnieuw duidelijk geworden dat de beschikbaarheid van tijdelijke huisvesting cruciaal is om de scholenvoorraad in Gouda te vernieuwen. De volgende schoolgebouwen worden naar huidige inzichten komende jaren ingezet als tijdelijke huisvesting voor de realisatie van de projecten uit het Uitvoeringsplan 2 IHP en de projecten uit de verdere doorkijk.
Calslaan 100
Momenteel is dit gebouw in gebruik van de Internationale Schakelklas (ISK), tot het moment dat het ISK naar de gerenoveerde Burgemeester Martenssingel 15 verhuist. In de periode 2025 – 2027 wordt de Calslaan ingezet voor tijdelijke huisvesting van de Livingstoneschool (Uitvoeringplan 1 IHP). Daarna is het gebouw voorzien als tijdelijke huisvesting voor achtereenvolgens Het Schateiland, de Plaswijckschool en De Carrousel.
Willem en Marialaan 1
Het voormalig pand van Auris Taalplein wordt momenteel tijdelijk gebruikt door de Garenspinnerij. In de periode 2026 – 2027 wordt het pand ingezet voor de tijdelijke huisvesting van de Herpstraat-dependance van de Casimirschool (Uitvoeringsplan 1 IHP). Het pand, met acht lokalen, is helaas niet geschikt om de grote basisscholen in dit gebied tijdelijk te huisvesten. Het pand is daarna voorzien voor onderwijshuisvesting of herontwikkeling.
Kanaalstraat
De Goudse Waarden is momenteel met VMBO/PRO gehuisvest aan de Kanaalstraat. DGW heeft daar een ruimteoverschot. In een deel van het gebouw wordt in de periode 2025 – 2027 het Kesper College tijdelijk gehuisvest (Uitvoeringsplan 1 IHP). Voor de periode 2032 – 2033 is een deel van het pand voorzien als tijdelijke huisvesting voor een deel van de leerlingen van Driestar Alfa. Daarna zal het terrein worden benut voor permanente huisvesting van Antoniuscollege en de MavoXL (Stichting Carmel College).
Het huidige gebouw van Driestar Alfa zal volledig vernieuwbouwd worden zodat de levensduur met 40 jaar verlengd wordt. Tijdelijke huisvesting is gedeeltelijk voorzien in het gebouw van De Goudse Waarden aan de Kanaalstraat. Een nader onderzoek is nodig hoe Driestar Alfa tijdelijk in te passen is in het gebouw van de Kanaalstraat en hoe dit praktisch mogelijk te maken.
Steijnpad 1
In het huidige pand is momenteel de Graaf Jan van Nassauschool (GJvN) gehuisvest. Na de vernieuwbouw van het Coornhert Gymnasium en verhuizing van de GJvN, is het huidige pand beschikbaar voor tijdelijke huisvesting van een aantal basisscholen. De grote pluspunten van dit pand zijn dat gezien de omgang het grote basisscholen kan huisvesten en centraal in Gouda ligt; ook is het goed bereikbaar is voor meerdere scholen in het IHP. Het pand voorziet in tijdelijke huisvesting voor achtereenvolgens de Aloysiusschool (locatie Spieringstraat), de Julianaschool en de Aloysiusschool (locatie A.G. de Vrijestraat). Daarna is deze locatie voorzien als herontwikkeling.
Heemraadslag 1
In Vindingrijk wordt nieuwkomers basisonderwijs verzorgd. Voor de toekomst is het een optie om hierin de ISK tijdelijk extra te huisvesten. Op termijn is deze locatie voorzien voor clustering van de speciaal onderwijsscholen van De Boomgaard.
5. Financiën
5.1. Totale investering in periode 2026 - 2040
In november 2024 heeft de raad met het Herfstakkoord 2024 als onderlegger de meerjarenbegroting 2025 en verder vastgesteld. Hierin is een investeringsbudget voor onderwijshuisvesting opgenomen. In de periode tot en met 2028 is er € 11 miljoen gereserveerd, voor 2029 € 17 miljoen en vanaf 2030 structureel € 20 miljoen per jaar. Dit zijn taakstellende budgetten voor het uitvoeringsplan. De gemeente investeert hiermee jaarlijks meer dan het dubbele dan wat de bijdrage is vanuit het Rijk voor dit taakdomein.
De werkelijkheid is niettemin dat de financiële middelen voor nu onvoldoende zijn om de grote opgave op korte termijn op te lossen. Om de huidige achterstand in de onderwijshuisvestingsopgave in te halen is met de kennis van nu ten minste een investering nodig van circa € 300 miljoen. Met de huidige beschikbare middelen betekent dit dat de oorspronkelijke drie tranches, zoals omschreven in de kaders van het IHP uit 2019, moeten worden uitgebreid met ten minste een Uitvoeringsplan 4 IHP om de beoogde inhaalslag te maken.
Dit stelt de gemeente en schoolbesturen voor een hele grote uitdaging. De pijn die bij de schoolbesturen wordt gevoeld richting hun leerlingen (inclusief ouders) en personeel en in hun eigen financiën is groot. Met deze doorkijk krijgen schoolbesturen weliswaar een perspectief, maar de onderhoudskosten zullen bovengemiddeld toenemen de komende jaren om gebouwen in stand te houden. En ook de exploitatielasten voor energie zijn bijvoorbeeld hoog. Ook de situatie in de onderwijsgebouwen rondom temperatuur, ventilatie en comfort leiden komende jaren tot meer klachten van onderwijspersoneel en ouders/verzorgers over het werk- en leerklimaat in gebouwen. Een veelgehoorde klacht vanuit besturen is dat zij een groter deel van hun lumpsum-vergoeding kwijt zijn aan materiële kosten, waardoor relatief minder budget richting onderwijs en leerlingen gaat. Dat beeld is helaas herkenbaar gezien de opgave.
Gezocht is naar de maximale benutting van de beschikbare middelen om de achterstand zoveel mogelijk in te lopen.
5.2. Uitgangspunten investeringen
Voor het meerjarig investeringsschema is er per project gebruik gemaakt van een projectnormblad. Het meerjarig investeringsschema 2026-2040 met de onderliggende projectnormbladen zijn opgenomen in de (geheime) bijlage 3 van het raadsbesluit. Voor de bepaling van projectnormbladen is gebruikt gemaakt van de volgende uitgangspunten:
- •
De normbedragen (prijspeil 2025) die zijn ingerekend zijn gebaseerd op een levensduur(verlenging) van 40 jaar. Hiervoor is gekozen omdat het scholenbestand van Gouda voornamelijk bestaat uit gebouwen uit de periode 1945-1980. Maatregelen met een levensduurverlenging van 20 jaar zijn voor deze gebouwen onvoldoende effectief om leerlingen en onderwijsprofessionals in een gezonde, prettige, duurzame en toekomstbestendige leeromgeving naar school te laten gaan.
- •
De normbedragen voor vernieuwbouw zijn gelijk gesteld aan die van nieuwbouw. Beide beogen een levensduur(verlenging) van 40 jaar en de ervaring leert dat de kosten nagenoeg gelijk zijn.
- •
Basis voor de projectnormbladen zijn de VNG-normbedragen voor onderwijshuisvesting met een opslag van 25%. De projectbudgetten zijn inclusief BTW en niet geïndexeerd. De normbedragen gaan uit van de stichtingskosten voor nieuwbouw, dat wil zeggen alle kosten voor het oprichten of stichten van een bouwproject, dus inclusief kosten architect, projectmanagement en dergelijke. De praktijk laat zien dat het VNG-normbudget onvoldoende is om een school neer te zetten die aan de toekomstige eisen (nieuw bouwbesluit) en diverse aanvullende eisen worden gesteld (Gouds kwaliteitskader, zoals vastgesteld door de raad – inclusief Frisse Scholen B, duurzaamheid ENG in plaats van BENG). Het onderstaand overzicht geeft dat weer (Bron: Kwaliteitskader Huisvesting. BDB).
De projectbudgetten zijn gebaseerd op VNG-normen waarover een opslag van 25% is berekend, mede op advies van onze onafhankelijk bouwkundig adviseur. Hiermee kan naar verwachting worden voldaan aan de eisen die in de gemeente Gouda stelt aan schoolgebouwen, tegelijkertijd is de ervaring dat het nog steeds noodzakelijk is om ‘sober en doelmatig’ te bouwen. De tussentijdse evaluatie van het IHP 1 laat zien dat met name het aantal vierkante meters nieuwbouw bovengemiddeld doortelt in het projectbudget.
- •
Indien een gymzaal is gekoppeld aan een bestaande school, zijn kosten voor de realisatie van een gymzaal opgenomen. In de normberekening wordt uitgegaan van een standaardoppervlakte van 308 m2 (KVLO). De standaardoppervlakte wijkt daarmee af van de VNG-norm (252 m2). Reden is dat een dergelijke zaal veel meer flexibiliteit biedt voor zowel scholen tijdens schooluren als voor verenigingen in de avonduren.
- •
Net als bij het Uitvoeringsplan 1 IHP, zijn er aanvullende bouwkosten opgenomen waaronder voor (het gereedmaken van) tijdelijke huisvesting, eerste inrichting van scholen waar nodig, sloopkosten en locatiekosten (bijvoorbeeld voor herinrichting openbaar terrein rondom de school ten behoeve van toegankelijkheid).
- •
De opbrengsten van vrijvallende locaties zijn niet ingerekend in deze meerjareninvesteringsschema. Opbrengsten zullen leiden tot extra middelen in de reserve onderwijshuisvesting, die gebruikt te kunnen worden voor de onderwijshuisvestingsopgave. Dit is conform de vastgestelde Nota reserves en voorzieningen. Gelet op het incidentele karakter van deze opbrengsten is het waarschijnlijk niet mogelijk hiermee structurele lasten te dekken die voortvloeien uit (extra) investeringen. Deze kan wel bijvoorbeeld worden ingezet bij asbestsanering.
- •
De opbrengsten van de eigen bijdrage van schoolbesturen zijn eveneens niet ingerekend in de projectnormbladen. Na vaststellen van de eigen bijdrage zal dit bedrag conform de BBV in mindering worden gebracht op de projectinvestering.
5.3. Eigen bijdrage schoolbesturen
In het Uitvoeringsplan 2 IHP is net als bij het Uitvoeringsplan 1 IHP een eigen bijdrage van de schoolbesturen van 10% het uitgangspunt.
In de tussentijdse evaluatie van Uitvoeringsplan 1 IHP en in de voortgangsrapportages onderwijshuisvesting is aangeven dat het uitgangspunt van 10% eigen bijdrage in de praktijk bij de PO-scholen niet volledig gehaald wordt. Bij uitbreiding en vernieuwbouw is dit nog lastiger dan bij nieuwbouw (tot nu toe 4% als maximum). Dit heeft grotendeels te maken met de beperkingen vanuit het investeringsverbod voor het PO.
De Wet op het Primair Onderwijs (WPO) voorziet in een bestedingsbeperking (de onderwijsbekostiging mag alleen worden besteed aan zaken waarvoor de onderwijsbekostiging is verstrekt, art. 148 WPO), dat wil zeggen dat onderwijsbekostiging uitsluitend mag worden aangewend voor de in die wetten bepaalde personeelskosten en kosten voor de materiële voorzieningen voor de instandhouding van de school. Dit betekent dat schoolbesturen geen gelden beschikbaar mogen stellen voor scholenbouw. Investeren in verduurzaming van het schoolgebouw is toegestaan mits er een terugverdientijd van 15 jaar wordt aangehouden. Dit is tijdens het Uitvoeringsplan 1 IHP dan ook gebeurd. Schoolbesturen hebben afgelopen periode in het kader van de eigen bijdrage naast duurzaamheidsmaatregelen geïnvesteerd in de inrichting van een schoolterrein en maatregelen die de exploitatie van de schoolbesturen ten goede komen (aluminiumkozijnen en vloerafwerking).
Een eerdere ervaring met de vernieuwbouw van een VO-school is dat 10% eigen bijdrage over de stichtingskosten wel gerealiseerd is. Met het in de toekomst opheffen van het investeringsverbod van het PO worden de mogelijkheden voor PO-scholen om eigen bijdrage te leveren wettelijk verruimd. Tot dan moment wordt de reële eigen bijdrage berekend op basis van een businesscase en binnen de wettelijke dan geldende kaders. Dit gebeurt aan de hand van maatregelen in duurzaamheid, maatregelen die de gebouwexploitatie ten goede komen en inrichting van het schoolplein.
De eigen bijdragen zijn derhalve geen boekhoudkundig gegarandeerde inkomsten. In het investeringsbedrag van het Uitvoeringsplan is de eigen bijdrage niet op voorhand meegecalculeerd. Het investeringsbedrag is daarmee conservatief ingestoken conform het uitgangspunt van zorgvuldig begroten. De te realiseren eigen bijdragen zullen leiden tot extra ruimte in het investeringsbudgetten en ten bate komen van de onderwijshuisvestingsopgave. De hogere onderhouds- en exploitatielasten waar schoolbesturen mee kampen door de achterstanden in de onderwijshuisvestingsopgave, maken de budgettaire ruimte voor de beoogde 10% eigen bijdrage ook beperkter volgens de schoolbesturen.
5.4. Alternatief financieren
De raad heeft op 19 februari 2020 de Motie ‘Alternatieve Financiering Onderwijs’ aangenomen, waarin de raad ook in het vervolg, bij de definitieve (financiële) besluitvorming over de 2e en 3e tranche van het IHP geïnformeerd dient te worden over onderliggende financiële consequenties en de (on)mogelijkheden tot alternatieve financiering.
Bij de totstandkoming van het Uitvoeringsplan 2 IHP zijn er diverse varianten van alternatief financieren onderzocht, allen vormen van off-balance financiering. Deze vormen zijn:
- •
Schoolbestuur gaat lening aan met gemeentelijke garantstelling.
Een primair of voortgezet onderwijsinstelling kan een lening aanvragen voor (ver)nieuwbouw van een schoolgebouw. Hiervoor is een garantstelling van de gemeente nodig. Deze lening kunnen ze bij het Rijk aanvragen (“schatkistbankieren”) of bij een reguliere bank. Voor de financiële balans is deze vorm van alternatief financiering voordelig: er wordt geen lening door de gemeente aangegaan, die anders een negatieve invloed zou hebben op balanspositie (schuldquote en solvabiliteit). Nadelen van deze vorm van alternatieve financiering zijn de risico's en de beheersmatige en administratieve aandacht dit vraagt. Wel heeft het effect op de exploitatie en weerstandsratio van gemeenten. De kapitaallasten bestaande uit rente en aflossing van de lening worden immers door de gemeente vergoed.
- •
Een externe partij investeert.
Bij deze variant ontwikkelt, financiert en exploiteert een externe partij (bijvoorbeeld Stichting Maatschappelijk Vastgoed) de integrale huisvesting voor onderwijs, kindcentra en/of zorg. Deze variant is bij de totstandkoming van het Uitvoeringsplan 1 IHP ook al onderzocht middels een uitgebreide marktconsultatie. Voordeel is ook hier dat het schoolgebouw niet op de balans staat van de gemeente. Nadeel is dat er minder zeggenschap is door gemeente en schoolbestuur over het ontwerp en de exploitatie van het pand en eigenaarschap van het perceel. Nadeel is ook dat er diverse managementfees zijn opgenomen voor het ontwikkelen en onderhouden van het schoolgebouw. Bovendien betalen schoolbesturen hun lumpsumvergoeding aan een externe partij en moet de gemeente nog steeds de kapitaallasten betalen. Schoolbesturen staan hier negatief tegenover omdat ze zeggenschap kwijt zijn over onderhoud aan hun panden en in de inzet van hun lumpsumvergoeding. Ook is er in Nederland beperkte ervaring opgedaan voor scholen.
- •
Volledige doordecentralisatie van de verantwoordelijkheden van de gemeente naar de schoolbesturen.
Dit is een wettelijke toegestane vorm van bekostiging waarbij de geldstromen voor de huisvesting via gemeente en het Rijk samenkomen bij het schoolbestuur. In gemeenten als Nijmegen en Breda is doordecentralisatie doorgevoerd. Ook hiervoor geldt dat de middelen die schoolbesturen en gemeenten krijgen voor onderhoud en (ver)nieuwbouw van scholen ontoereikend zijn om de opgaven te financieren. Daarnaast is de ervaring dat doordecentralisatie jaren duurt om dit te organiseren en schoolbesturen niet verplicht zijn/kunnen worden om aan doordecentralisatie mee te doen.
Alle voor- en nadelen afwegend is voor het Uitvoeringsplan 2 IHP de eerste variant, waarbij de school en lening aangaat en de gemeente garant staat, de meest aantrekkelijke vorm van alternatief financieren. Deze variant is relatief snel door te voeren, de regie blijft in handen van gemeente en schoolbestuur, er is landelijk ervaring opgedaan met dergelijke constructies en er zijn enkele schoolbesturen in Gouda die er positieve ervaring mee hebben bij andere gemeentes. Het voordeel is dat in principe ieder schoolbestuur met garantstelling een dergelijke lening kan aanvragen. In het concrete geval van alternatieve financiering zal nog moeten worden bepaald of in dit geval aan alle vereisten voor de garantie kan worden voldaan. Ook moet dan duidelijk worden of het schoolbestuur daadwerkelijk kan lenen tegen een (vrijwel) gelijk tarief als de gemeente dat kan.
Waarom is alternatief financieren voor Gouda interessant?
Het grote voordeel van alternatief financieren is dat er een versnelling gebracht kan worden in de planvorming en uitvoering van het uitvoeringsplan. Met deze versnelling kan ingelopen worden op de achterstanden op onderwijshuisvesting. Daarnaast bevordert het een gezond leerklimaat. Dit biedt schoolbesturen een aanzienlijke verlichting gezien de grote uitdagingen die ze hebben rondom het onderhoud van hun panden en het slechte binnenklimaat voor leerlingen en personeel. Voordeliger lijkt het vooralsnog niet: de gemeente moet ook bij alternatief financieren de kapitaallasten dragen immers.
Er zijn diverse projecten doorgerekend met deze vorm van alternatief financieren om het financiële effect in kaart te brengen. Alternatief financieren in deze vorm heeft de grootste impact op het versnellen van het uitvoeringsplan op het moment dat deze wordt toegepast op een of meerdere VO-scholen. Deze schoolgebouwen kennen immers een hoog investeringsbudget die gemakkelijk twee of meerdere investeringsjaarbudgetten opsoupeert.
Alternatief financieren biedt voor het Uitvoeringsplan 2 IHP de mogelijkheid om de eerste stap in de VO-puzzel te versnellen door de vernieuwbouw van Driestar Alfa gebouw eerder te realiseren dan wanneer dit uitgevoerd wordt zonder alternatief financieren.
Daarnaast biedt alternatieve financiering in de vervolgfase dé oplossing om het voorkeursscenario van de VO-scholenhuisvesting van het Carmelcollege en De Goudse Waarden te realiseren. Concreet maakt alternatief financieren in deze situatie de nieuwbouw gelijktijdig mogelijk voor het Antoniuscollege en de MavoXL. Dit zorgt voor een versnelling van 5 jaar voor drie grote VO-scholen (zie paragraaf 4.3).
6. Organisatie
Uitvoeringsplannen zijn complexe en omvangrijke programma’s met veel ambities, verschillende type projecten, partners en financiële uitdagingen. De uitvoering van dit Uitvoeringsplan vraagt om een goede projectorganisatie per project én goed programmamanagement van het gehele Uitvoeringsplan. Wat hiervoor nodig is, is in dit hoofdstuk beschreven. Uit de tussentijdse evaluatie van het Uitvoeringsplan 1 IHP is gebleken dat het scheiden van programma (uitvoeringsplan) en projectmanagement en van opdrachtgeverschap en opdrachtnemerschap, belangrijk is om in control te zijn en te blijven.
6.1. Projectorganisatie per project
6.1.1. Bouwheerschap
Het bouwheerschap ligt op basis van de wet in principe bij het schoolbestuur. Het schoolbestuur kan de gemeente verzoeken het bouwheerschap op zich te nemen. Bij een clustering, onvoldoende ervaring of onvoldoende capaciteit overweegt de gemeente het bouwheerschap naar zich toe te trekken op moment dat het schoolbestuur (of –besturen) dit verzoek doet.
6.1.2. Beschikkingen en afsprakenbrieven
De kaders voor de afzonderlijke projecten worden juridisch vastgelegd in een voorlopige beschikking (inclusief afsprakenbrief als bijlage) en een definitieve beschikking aan het schoolbestuur. Deze methodiek is vastgelegd in de Verordening. In de beschikking staat het budget dat voor de bouw of vernieuwbouw van het schoolgebouw beschikbaar wordt gesteld.
Via de afsprakenbrief die door beide partijen wordt ondertekend, zijn de rollen en verantwoordelijkheden van gemeente en schoolbesturen vastgelegd alsmede de benodigde ‘checks and balances’ tijdens het project. Door gemeente en schoolbestuur worden in een afsprakenbrief per project in ieder geval de volgende elementen vastgelegd:
- •
Wie bouwheer is.
- •
We rollen, taken en bevoegdheden die verband houden met het bouwheerschap.
- •
De fasen in het project; Iedere fase wordt afgesloten met een fasedocument waarop het schoolbestuur en de gemeente akkoord moet geven voordat begonnen wordt aan de volgende fase.
- •
De projectorganisatie en de werkwijze van projectgroep en stuurgroep. In de stuurgroep zitten vertegenwoordigers vanuit gemeente en schoolbestuur (of –besturen) die het mandaat hebben om fasedocumenten te accorderen.
- •
De wijze en de momenten waarop de bouwheer verantwoording aflegt over de besteding van de beschikbaar gestelde middelen.
- •
De risico’s, de eventuele maatregelen om die risico’s te voorkomen danwel te beheersen.
- •
De te realiseren voorziening, het aantal te realiseren vierkante meters, het budget en de planning op basis van de uitgangspunten in het Uitvoeringsplan.
- •
De randvoorwaarden op het vlak van stedenbouw, verkeer, planning en plantoetsing en bestemmingsplanvoorschriften.
- •
Afspraken over medegebruik van het schoolgebouw en het schoolplein.
- •
De eigen bijdrage van het schoolbestuur in de stichtingskosten en bij het PO de werkwijze van de businesscase om de eigen bijdrage te bepalen.
- •
De wijze en organisatie van plantoetsing en betalingsritme, inclusief verrekening eigen bijdrage. Betaling vindt plaats na afronding van iedere projectfase in de stuurgroep op basis van volledige fasedocument en stukken en vastgelegd in de notulen. Partijen spreken nader af wat het betalingsregime is tijdens de realisatiefase, aansluitend op de werkzaamheden van de aannemer.
- •
In het geval van alternatieve financiering: afspraken over de financiering en garantstelling.
- •
De wijze van oplevering en verantwoording van de gerealiseerde voorziening. Het project wordt afgerond, niet alleen met een proces verbaal van oplevering, maar ook met een accountantsverklaring van het schoolbestuur (in geval school bouwheer is).
6.1.3. Werkwijze bij budgetoverschrijding
Budgetoverschrijding moeten in eerste instantie worden opgevangen binnen het project zelf, met andere woorden door versoberingen en optimalisaties van het plan. Op moment dat realisatie van een project niet mogelijk is binnen het taakstellend budget, ondanks maatregelen die genomen zijn voor versobering of optimalisatie moet worden gekeken of er financiële ruimte is in het taakstellend jaarbudget van Uitvoeringsplan 2 IHP. Voor deze situatie wordt een werkwijze nog nader uitgewerkt om binnen het jaarlijks taakstellend investeringsbudget te blijven. Hierbij wordt gestuurd op twee onderdelen, namelijk: verschuivingen in projectplanningen en mee-/tegenvallers in projectbudgetten.
6.1.4. Onafhankelijk bouwkundig adviseur
Als gevolg van evaluatie van eerdere projecten van onderwijshuisvesting, is er ook voor dit uitvoeringsplan gekozen (conform werkwijze Uitvoeringsplan 1 IHP) om een onafhankelijk bouwkundig adviseur te betrekken bij de afronding van de projectfases. Deze adviseur kan zowel door de gemeente als door het schoolbestuur tijdens projecten worden ingeschakeld ten behoeve van het project, onafhankelijk van wie er bouwheer is. In de praktijk handelt de extern bouwkundig adviseur vooral op verzoek van de gemeente en incidenteel van het schoolbestuur.
De second opinion van de extern bouwkundig adviseur op ontwerpstukken en fasedocumenten (risicobeheersing, stichtingskosten) zijn van toegevoegde waarde gebleken tijdens het Uitvoeringsplan 1 IHP. De adviseur brengt de gemeente en ook het schoolbestuur beter in positie. De adviseur maakt gemeente en schoolbestuur bewust van de investeringskeuzes en de consequenties voor de exploitatie van het gebouw. Zijn onafhankelijke rol draagt bij aan de samenwerking en de besluitvorming in de stuurgroep.
6.1.5. Rol van de gemeentelijk inkoopadviseur
De gemeentelijk inkoopadviseur heeft tijdens het Uitvoeringsplan 1 IHP een belangrijke rol gespeeld in met name rondom de aanbestedingsstrategieën en de uitvoer van de aanbestedingen. Het uitgangspunt is (ook beschreven in de afsprakenbrief) dat het aanbestedingsbeleid van de bouwheer leidend is en aansluiting wordt gezocht bij het gemeentelijk aanbestedingsbeleid. In de praktijk is discussie geweest of het advies van inkoopadviseur bindend was of alleen adviserend. Op moment dat de gemeente zelf geen bouwheer is, dan zijn de adviezen niet bindend. De inkoopadviseur heeft schoolbesturen als bouwheer geholpen om een goede strategie te volgen ten aanzien van de aanbesteding. Het is van belang om inkoopadviseurs vroegtijdig (bij start definitiefase) in het proces te betrekken om vertraging, risico’s en onduidelijkheid in het proces te voorkomen.
6.2. Programmamanagement
Om regie te voeren op de voortgang van het gehele Uitvoeringsplan 2 IHP, de periodieke voortgang te monitoren en hierover te rapporteren en te verantwoorden, is een actief programmamanagement nodig. Vanuit het programmamanagement is het bovendien nodig om aanvullende onderzoeken en analyses te verrichten. Daarnaast is programmamanagement nodig om tijdig kennis en capaciteit van binnen en mogelijk van buiten de organisatie te organiseren die nodig zijn om tot succesvolle uitvoering van de projecten te komen. Te denken valt juridisch advies, financieel advies of het inschakelen van een bouwkundig adviseur. Voor de inzet van aanvullend advies en onderzoek van derden is reeds met het Uitvoeringsplan 1 IHP een structurele post opgenomen in de exploitatiebegroting van onderwijshuisvesting, het zogenoemde programmabudget. Het programmamanagement houdt toezicht op het gehele uitvoeringsplan dus het Uitvoeringsplan 1 IHP, 2 IHP en verdere ontwikkeling.
Financieel dashboard
Om als gemeente financieel in control te zijn, zijn er afspraken gemaakt over de finance en control rondom de projectbudgetten. Binnen elk project wordt een projectadministratie bijgehouden in een financieel dashboard dat is ontwikkeld in het Uitvoeringsplan 1 IHP. In dit dashboard is per project te zien de actuele uitgaven, de planning van investeringen, taakstellend budget, wat de actuele stichtingskosten zijn (op basis van VO-, DO-ontwerp of aanbesteding) en welke bedragen er voorlopig en definitief beschikt zijn.
Voortgangsrapportages
Via het college zal de raad middels de P&C-cyclus en jaarlijkse voortgangsrapportages worden geïnformeerd over de inhoudelijke en financiële voortgang van de projecten. Momenteel loopt met de raad ook het gesprek over risicovolle projecten. De uitvoeringsplannen lopen daar ook in mee.
Ondertekening
Bijlage I: Doorkijk projecten in periode 2031 – 2040
In deze bijlage is de doorkijk opgenomen van de projecten in de periode 2031 – 2040. De reden dat deze formeel niet in het hoofddocument staat maar in de bijlage, is omdat de doorkijk niet officieel met dit Uitvoeringsplan wordt vastgesteld. Conform de Verordening Voorzieningen Huisvesting Onderwijs (de ‘Huisvestingsverordening’) stelt de gemeente een Uitvoeringsplan vast voor vijf jaar. Schoolbesturen hebben aangegeven een doorkijk te willen hebben van de planning voor de periode op een termijn van 10 – 15 jaar. Dit heeft te maken met de duidelijkheid die besturen willen hebben ten aanzien van hun meerjarenonderhoudsplanning en het managen van verwachtingen van personeel en (ouders van) leerlingen. De gemeente Gouda heeft zelf ook behoefte aan een doorkijk gezien de totaalopgave die er in de onderwijshuisvesting in Gouda ligt.
Met het vaststellen van het Uitvoeringsplan 2 IHP wordt formeel de uitvoering van de projecten in de periode 2026 – 2030 vastgesteld. Met het kennisnemen van de projecten in de doorkijk voor de periode 2031-2040 en het uitspreken van de intentie om deze doorkijk concreet uit te werken in een Uitvoeringsplan onderwijshuisvesting 3e tranche IHP 2031- 2035.
De doorkijk ziet er met, met de kennis van nu, als volgt uit:
2031-2035
- •
St. Aloysius, locatie Spieringstraat: vernieuwbouw huidige pand. Met de vernieuwbouw van de Spieringstraat blijft er keuzevrijheid met twee scholen in de binnenstad. Tijdelijke huisvesting is voorzien in de Graaf Jan van Nassauschool.
- •
De Boomgaard (voortzetting van de Samuelschool en Beversluisschool): clustering en nieuwbouw op de locatie Vindingrijk. De Boomgaard verzorgt speciaal basis- en voortgezet onderwijs; op dit moment op drie locaties verspreid over Gouda. Naast de matige tot slechte staat van de gebouwen vormt het hebben van drie locaties voor deze school een enorme uitdaging voor de personele bezetting en het onderhoud van de scholen. Clustering op 1 locatie biedt de mogelijkheid voor het oplossen van deze problemen en de mogelijkheid voor herontwikkeling van 3 locaties. Een locatie die goed bereikbaar is met taxivervoer is een vereiste. Voor nu is de locatie Vindingrijk in de wijk Achterwillens voorzien als toekomstige locatie. Hiervoor is geen tijdelijke huisvesting nodig
- •
Plaswijckschool en de Cirkel (locaties Rijnlust en Brittenburg): clustering en nieuwbouw op locatie Plaswijckschool. Deze twee scholen zijn momenteel op drie locaties gehuisvest in de wijk Plaswijck. Clustering op 1 locatie biedt diverse voordelen en levert potentiële herontwikkelinglocaties op. Voor nu is de locatie van de Plaswijckschool voorzien als beoogde clusterlocatie. Tijdelijke huisvesting van de Plaswijckschool is voorzien in de Calslaan 100.
- •
Julianaschool: vooralsnog wordt uitgegaan van vernieuwbouw van het huidige gebouw. Tijdelijke huisvesting is voorzien in de Graaf Jan van Nassauschool.
- •
Project clustering VO: Antoniuscollege en Antonius MavoXL en ruilen van locatie met De Goudse Waarden (Kanaalstraat). Zie de beschrijving in hoofdstuk 4.
2036-2040
Voor de periode 2036-2040 zijn de volgende projecten voorzien. Hierbij is nog niet duidelijk hoe de logistieke planning, volgorde en tijdelijke huisvesting eruit gaat zien. Ook worden de mogelijkheden voor clusteringskansen komende tijd nog verder onderzocht. Met de kennis van nu zijn dit de projecten:
- •
St. Aloysius A.G. de Vrijestraat: vernieuwbouw huidige gebouw.
- •
De Carrousel: vernieuwbouw huidige gebouw of nieuwbouw op huidige locatie.
- •
Casimirschool locatie Groeneweg: vernieuwbouw huidige gebouw.
- •
Driestar Bèta: vernieuwbouw huidige gebouw.
- •
De Bijenkorf en Wilhelminaschool: clustering en nieuwbouw of vernieuwbouw met uitbreiding huidige gebouw de Bijenkorf.
- •
De Kas: vernieuwbouw of nieuwbouw met uitbreiding gebouw E.J. Potgieterstraat.
- •
De Ridderslag: vernieuwbouw of nieuwbouw op huidige locatie.
- •
’t Palet: vernieuwbouw of nieuwbouw op huidige locatie.
Bijlage II: Strategische uitvoeringskaders onderwijshuisvesting
De raad heeft in haar besluit van april 2019 strategische uitvoeringskaders voor onderwijshuisvesting vastgesteld. De raad heeft het college verzocht om op basis van deze strategische uitvoeringskaders vijfjarige uitvoeringskaders op te stellen, te beginnen het met eerste uitvoeringsplan 2019 – 2023, met als richtinggevend kader het Integraal Huisvestingsplan 2017-2032.
De vastgestelde strategische uitvoeringskaders bestaan uit de volgende bouwstenen en aanvullende (inhoudelijke) kaders.
De acht bouwstenen uit het IHP 2017 – 2032, te weten:
- 1.
Samenwerking tussen schoolbesturen en gemeente. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening gehouden wordt met samenwerkingscombinaties (BO, SBO, (V)SO, kinderopvang, BSO en/of overige maatschappelijke partners).
- 2.
Ruimte voor diversiteit en identiteit. Uitgangspunt is dat wanneer identiteit, denominatie en/of onderwijsconcept onderscheidend is, dit erkend mag worden in de huisvestingsoplossing.
- 3.
Huisvesting op wijkenniveau. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening wordt gehouden met het onderwijsaanbod op wijkniveau. Voor BO betekent dit kansen benutten en bepalen op wijkniveau, handhaving BO op wijkniveau en aanwezigheid van een gymvoorziening op wijkniveau.
- 4.
Eigen bijdrage van scholen (binnen juridische kaders) van ongeveer 10%. Uitgangspunt is dat schoolbesturen een deel van de stichtingskosten van de nieuwbouw of renovatieopgave financieren, waarbij de investering het onderhoud en exploitatie van het gebouw ten goede komt.
- 5.
Meer renovatie in plaats van nieuwbouw, met de nieuwe optie voor renovatie voor veertig jaar. Uitgangspunt is dat er bij realisatie van onderwijshuisvesting rekening wordt gehouden met renovatiemogelijkheden. Concreet: de mogelijkheid van renovatie wordt onderzocht.
- 6.
Herbestembaarheid en flexibiliteit van gebouwen, middels onder meer clustering ten behoeve van efficiency en kostenvoordeel. Uitgangspunt is dat bij realisatie van onderhuisvesting rekening wort gehouden met herbestembaarheid (locatiegebonden mogelijkheden, andere school, schooltype of woningbouw) en flexibiliteit (binnenwanden verplaatsbaar, kolommenstructuur bij nieuwbouw, modulaire inrichting, mogelijkheid in beperkte mate van uitbreidbaarheid).
- 7.
Milieu en duurzaamheid. Uitgangspunt is dat rekening wordt gehouden met duurzaamheidseisen die gesteld worden per 1 januari 2021.
- 8.
Leegstand beperken en benutten. Uitgangspunt is binnen bestaande schoolgebouwen passende oplossing te vinden voor leegstand, schoolgebouwen af te stoten waar mogelijk, medegebruik stimuleren en vorming van IKC’s te bevorderen.
Drie aanvullende kaders, gericht op de werkwijze bij uitvoering, te weten:
- 9.
Oog voor het buurteffect binnen wijkgerichte aanpak. Uitgangspunt is dat er gekeken wordt naar de effecten op de schaal van buurten. Specifiek voor de clusteringlocaties wordt een analyse gedaan op buurteffect.
- 10.
Aandacht voor verkeerskundige inpassing. Uitgangspunt is dat het uitvoeringsplan omvat een verkeerskundige analyse van de bouwlocaties.
- 11.
Uitvoering in participatief overleg met de omgeving. Uitgangspunt is dat in de uitvoering en gemeente op locatieniveau aanvullend overleg zullen plegen met de directe omgeving, met als focus inpassingsvraagstukken.
Zes aanvullende inhoudelijke kaders, bovenop de afspraken uit het IHP:
- 12.
Nul-op-de-Meter (inclusief gasloos) gebouwen als gezamenlijk doel schoolbesturen en gemeente. Uitgangspunt is het streven om Nul-op-de-Meter schoolgebouwen te realiseren en dit betekent dat nieuwbouw en renovatie gasloze schoolgebouwen opleveren.
- 13.
15% groennorm toepassen (conform Structuurvisie groen). Uitgangspunt is dat wordt voorzien in 15% openbaar groen in of rond het projectgebied.
- 14.
Benutten van vrijvallende locaties. Uitgangspunt is dat panden/locatie die terugvallen aan de gemeente worden herontwikkeld, mogelijk na verkoop.
- 15.
Gerichte inzet op combinatiegebruik (wonen en werken bij scholen) en benutten rendement. Uitgangspunt is dat er wordt gekeken naar de kansen van wonen of werken bij en/of boven scholen, of naar de financiële voordelen ten behoeve van dekking van kosten gemaakt vanuit het IHP.
- 16.
Toegankelijkheid. Uitgangspunt is in samenspraak met scholen te handelen conform de principes en uitgangspunten van het ‘VN-verdrag inzake de rechten van personen met een beperking’.
- 17.
Nabijheid. Uitgangspunt is dat als er sprake is van een kleinschalige aanvullende ruimtebehoefte van een school voor primair onderwijs en er binnen de verwijsafstand geen medegebruik mogelijk is van een bestaand schoolgebouw, waardoor (gedeeltelijke) nieuwbouw noodzakelijk is, vindt deze zoveel mogelijk in de directe nabijheid van (het) bestaande schoolgebouw(en) plaats.
Bijlage III: Bouwkundig afwegingskader IHP Gouda (ICS)
Afwegingskader IHP
Datum: 22 januari 2025
Opsteller: ICS Adviseurs
Referentienummer: 2240230
Opdrachtgever: Gemeente Gouda
Versie 2.5
Inleiding
De gemeente Gouda is momenteel bezig om een IHP Onderwijshuisvesting 2e tranche vorm te geven, met een doorkijk naar de 3e tranche met een plantermijn van 0 – 15 jaar. Het streven is om het plan voor de zomer in de raad te behandelen. Voor het IHP is het nodig om (1) projecten te prioriteren naar bouwkundige urgentie (2) inzicht te krijgen in de maatregelen en kosten van verduurzaming, vanuit een beoogde levensduurverlenging van 40 jaar. Bouwkundige urgentie is één van drie kaders voor definitieve prioritering van projecten in het IHP.
De gemeente heeft ICSadviseurs o.a. opdracht gegeven voor het aanleveren van een gemotiveerd advies voor de prioritering van 32 schoolgebouwen op basis van de opgenomen scores in de projectkaart. Het doel is om op basis van het advies een gemotiveerde keuze te maken in de prioritering van projecten.
Werkwijze
Ten behoeve van de prioritering in het IHP zijn schouwrapportages en projectkaarten opgesteld. In de schouwrapportages zijn alle schoolgebouwen op basis van een visuele schouw en aan de hand van een zevental hoofdcriteria beoordeeld. Daarnaast is voor alle schoolgebouwen een zogenaamde projectkaart opgesteld, waarin diverse relevante gebouwinformatie is opgenomen.
In een gezamenlijk overleg met de gemeente is verkend welke onderdelen uit de schouwrapportages van belang zijn bij het bepalen van de prioritering van de schoolgebouwen voor het IHP. Op basis hiervan zijn de volgende 2 prioriteringsmethodes uitgewerkt:
- •
Methode 1: o.b.v. ongewogen schouwresultaat
- •
Methode 2: o.b.v. gewogen schouwresultaat
Methode 1 presenteert de ongewogen resultaten van de schouw. De gemeente heeft alle locaties op basis van een zevental hoofdcriteria laten schouwen. In deze methode worden alle criteria zonder enige weging meegenomen en wordt de prioritering van methode 1 op basis van de gemiddelde beoordeling van alle criteria gemaakt.
Methode 2 maakt gebruik van dezelfde schouwresultaten, maar in gezamenlijk overleg is vastgesteld dat drie aspecten leidend zijn bij het bepalen van de urgentie ten behoeve van het IHP: de technische staat van installaties, het binnenklimaat en duurzaamheid. Voor deze aspecten geldt dat met alleen instandhouding het gebouw niet toekomstbestendig is en de levensduur van het gebouw niet kan worden verlengd. En het toekomstbestendig houden en de levensduur verlengen van schoolgebouwen sluit aan bij de gemeentelijke verantwoordelijkheid voor onderwijshuisvesting. Voor de overige aspecten geldt dat het schoolbestuur vanuit haar verantwoordelijkheid voor instandhouding de betreffende gebouwonderdelen in orde zou moeten kunnen houden.
Met deze methode wordt getracht om de onwenselijke prikkel in het wettelijke systeem te vermijden, waarbij een schoolgebouw dat slecht wordt onderhoud hoger scoort en daarmee eerder wordt opgenomen in een IHP. De prioritering van methode 2 wordt vervolgens op basis van de gemiddelde beoordeling van de drie genoemde criteria (gewogen schouwresultaat) gemaakt.
Bijlage IV: Visie IKC Ontwikkeling Gouda
Visie op IKC-ontwikkeling in Gouda
Inhoud
- 1
Aanleiding en Inleiding
- 2
Begripsbepaling Integraal Kind Centrum
- 2.1
Wat is een IKC
- 2.2
Verwante begrippen
-
2.2.1 Verlengde schooldag
2.2.2 De Brede School
2.2.3 De Brede School Gouda
2.2.4 De Familie School
-
- 2.1
- 3
Wettelijk kader
- 3.1
Samenwerking kinderopvang en onderwijs
- 3.2
Knelpunten
- 3.3
Een nieuw financieringsstelsel
- 3.1
- 4
Belang van IKC’s voor de gemeente
- 4.1
Gemeentelijke verantwoordelijkheden
- 4.2
Mogelijke rollen van de gemeente bij IKC-vorming
- 4.3
Belangrijke aandachtspunten bij IKC-vorming
-
4.3.1 Intentie
4.3.2 Huisvesting
4.3.3 Partnerschap met kinderopvang
4.3.4 Gezamenlijke pedagogische visie en organisatie
4.3.5 Draagvlak
4.3.6 Wettelijke knelpunten
4.3.7 Zwakke wijken/scholen met risico op onderwijsachterstanden
4.3.8 Clustering, schaalgrootte en keuzevrijheid
4.3.9 Brede sociale basis
-
- 4.1
- 5
Visie op IKC ontwikkelingen in Gouda
- 5.1
Kaderstelling Uitvoeringsplan IHP 2e tranche
- 5.2
Vormen van ondersteuning
-
5.2.1 Voorfinanciering met kostendekkende huur.
5.2.2 Gemeentelijke garantstelling
5.2.3 Fysieke ruimte
-
- 5.3
Van IKC naar Familieschool
-
5.3.1 IKC-vorming in Gouda
5.3.2 Een Goudse Familieschool
-
- 5.1
- 6
Vervolgstappen en planning
- 7
Bronnen en meer lezen
Aanleiding en Inleiding
Met het oog op het opstellen van het uitvoeringsplan onderwijshuisvesting tweede tranche (IHP 2) heeft de raad gevraagd antwoord te geven op de vraag of ontwikkelingen tot de vorming van Integrale Kindcentra (IKC’s) in Gouda wenselijk zijn vanuit het maatschappelijke perspectief. Er is behoefte aan een principe uitspraak over IKC-ontwikkelingen en de rol die de gemeente daarbij zou kunnen hebben.
Ten behoeve van een antwoord op die vraag wordt in het eerste deel van deze notitie toegelicht wat onder een IKC moet worden verstaan, op welke wijze IKC’s kunnen bijdragen aan de doelstellingen van de gemeente en hoe een IKC-ontwikkeling in zijn algemeenheid succesvol kan zijn.
Vervolgens wordt ingegaan op de mogelijkheden die er momenteel vanuit de gemeente zijn om de IKC-ontwikkelingen te ondersteunen.
Dit advies maakt integraal deel uit van het tweede uitvoeringplan onderwijshuisvesting van het Integraal Huisvestingsplan (IHP).
2.Begripsbepaling Integraal Kind Centrum
2.1 Wat is een IKC
Een IKC is voorziening waarin een school (of meerdere scholen) en een partner uit de kinderopvang (dagopvang en eventueel buitenschoolse opvang) samenwerken aan een ononderbroken ontwikkelingslijn voor kinderen tussen 0-13 jaar. De samenwerking is sterk op inhoud. Er is een vastgestelde gezamenlijke pedagogische visie op ontwikkeling en educatie. Ook is de samenwerking goed vastgelegd in formele afspraken. Er is idealiter sprake van één gebouw waarbinnen het onderwijs- en kinderopvangaanbod wordt gedaan maar dat hoeft niet. Een IKC heeft lange openingstijden en biedt naschoolse activiteiten bijvoorbeeld in samenwerking met sportverenigingen en culturele organisaties. Er zijn IKC’s die ook een wijkfunctie op zich nemen: een rol in het bieden van gelijke kansen voor alle kinderen in de vestigingswijk ongeacht of zij in het IKC naar school gaan. Ook voorzieningen voor jeugdzorg kunnen aansluiten bij de samenwerking binnen IKC’s. De kern van een IKC is altijd de samenwerking tussen onderwijs en een organisatie voor kinderopvang.
2.2 Verwante begrippen
Rond IKC-vorming ontstaat soms begripsverwarring, omdat verschillende termen naast en door elkaar gebruikt worden. Hieronder worden de meest relevante besproken met daarbij aandacht voor het verschil met een IKC:
2.2.1 Verlengde schooldag
Bij een verlengde schooldag worden er op de basisschool extra activiteiten georganiseerd na school. Dit kan bijvoorbeeld een BSO zijn, die ruimte huurt bij een basisschool. Een IKC gaat dus verder dan een school met een verlengde schooldag die in veel gevallen niet meer is dan een accommodatie met meerdere aanbieders die wel dingen samen doen (activiteiten, ruimte delen) maar vrijblijvend en ieder vanuit een eigen perspectief en visie.
2.2.2 De Brede School
De Brede School is een samenwerkingsverband tussen partijen die zich bezighouden met opgroeiende kinderen. Doel van het samenwerkingsverband is de ontwikkelingskansen van de kinderen te vergroten. Een ander doel kan zijn een doorlopende, en op elkaar aansluitende opvang te bieden. Onderwijs is in elk geval participant. Kinderopvang, welzijn, peuterspeelzaal, sport, fysiotherapie, cultuur, bibliotheek en andere instellingen kunnen ook een onderdeel van de Brede School zijn. Het begrip Brede School kent dus hele verschillende invullingen en verschilt per gemeente en zelfs per school. In Gouda heeft de Brede School een geheel eigen invulling gekregen.
2.2.3 De Brede School Gouda
De Brede School Gouda (BSG) is anders georganiseerd, omdat ze niet aan één school verbonden is, maar voor het hele basisonderwijs actief is. Daarnaast heeft de BSG ook een regionale functie. De BSG is een netwerk van scholen en andere voorzieningen op het gebied van welzijn, cultuur, sport, natuur & techniek en educatie met als doel de ontwikkelingskansen van kinderen en hun ouders te vergroten en een actieve deelname van kinderen aan de samenleving te bevorderen, kinderen een goede 'dagindeling' te bieden, mogelijke achterstanden van kinderen weg te nemen en hun sociale competentie te vergroten.
2.2.4 De Familie School
In Amsterdam is de zogenaamde Familie School in opkomst. In feite lijkt de Amsterdamse Familie School op een IKC. De invulling kent dezelfde diversiteit als bijvoorbeeld de Brede School. De Amsterdamse Familie School werkt vanuit de gedachte dat kinderen zich optimaal kunnen ontwikkelen in een brede en rijke context, waarin de drie leefwerelden (school, thuis en de buurt) met elkaar samenwerken en elkaar versterken. De idee is dat wanneer een school samenwerkt met ouders en partners in de wijk, er een soepele overgang ontstaat tussen de leefwerelden van kinderen. Alle inspanningen vanuit school, ouders of buurtorganisaties die bijdragen aan de ontwikkeling van het kind, hebben meer impact wanneer ze in een andere leefwereld navolging krijgen.
3.Wettelijk kader
3.1Samenwerking kinderopvang en onderwijs
Volgend op een in de Tweede Kamer aangenomen motie hebben de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Minister voor Primair en Voortgezet Onderwijs in april 2023 een brief aan de kamer gestuurd waarin ze knelpunten in de samenwerking tussen de kinderopvang en het primair onderwijs benoemen samen met de oplossingen die ze hier met het veld al voor inzetten. Zij zien samenwerking niet als doel op zich, maar als een middel om de ontwikkeling van jonge kinderen te bevorderen en ouders en professionals daarbij beter te ondersteunen. De genoemde oplossingen maken ook samenwerking in de vorm van een IKC eenvoudiger.
De gesignaleerde knelpunten waarvoor deels al oplossingen zijn gevonden en ten uitvoer worden gebracht, hebben te maken met cultuurverschillen, Europese btw-regelgeving, VOG-eisen, verschillende schooltijden en verschillende kwalificatie-eisen in de opleidingen. Meer hierover is te lezen in de genoemde kamerbrief.*
3.2 Knelpunten
Vanuit de betrokken ministeries zijn er nog geen oplossingen gevonden voor meer complexe knelpunten bij het realiseren van gezamenlijke huisvesting. Die knelpunten leiden er toe dat onderwijs en kinderopvang in de praktijk geen gelijk speelveld hebben. Kinderopvangorganisaties hebben bijvoorbeeld binnen de gangbare onderwijshuisvesting geen huurbescherming. Een ander voorbeeld is dat scholen vrije partnerkeuze hebben bij de samenwerking met een aanbieder van kinderopvang en zelf ook kinderopvang kunnen starten. Dit kan andere kinderopvangorganisaties benadelen en brengt gemeenten die een IKC-ontwikkeling willen stimuleren in botsing met de Wet Markt en Overheid vanwege het ontstaan van oneerlijke concurrentie.
3.3 Een nieuw financieringsstelsel
Momenteel wordt door het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gewerkt aan een nieuw financieringsstelsel voor de kinderopvang. Het streven is dat dit nieuwe stelsel per 1 januari 2027 ingaat. Belangrijkste wijzigingsvoornemen is dat kinderopvang voor de ouders bijna gratis wordt. De gevolgen van zo’n stelselwijziging voor de ontwikkeling van IKC’s zijn vooralsnog onduidelijk, daarnaast is er nog geen politieke zekerheid dat deze wijziging er ook daadwerkelijk gaat komen.
4.Belang van IKC’s voor de gemeente
4.1 Gemeentelijke verantwoordelijkheden
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor het bieden van jeugdhulp en maatschappelijke ondersteuning en voor het stimuleren van de arbeidsparticipatie van hun inwoners. Ook het tegengaan van onderwijsachterstanden is een gemeentelijke taak evenals het bevorderen van kansengelijkheid. Steeds meer wordt benadrukt dat bij die taken ook een component preventie aan de orde is: voorkómen dat burgers een beroep moeten doen op ondersteuning van de gemeente door de aanwezigheid van een sterke sociale en pedagogische basisinfrastructuur. Onderdeel van die basis zijn de onderwijs- en kinderopvangvoorzieningen. Deze faciliteiten dragen immers bij aan de ontwikkeling van kinderen tot zelfstandige en zelfredzame burgers en als arbeidsmarktvoorziening ook aan het welbevinden en de economische zelfredzaamheid van hun ouders. Gemeenten doen er dan ook goed aan om ontwikkelingen die de basisinfrastructuur versterken te volgen en daar waar mogelijk aan bij te dragen. Bijvoorbeeld door vorming van IKC’s in de plaats van traditionele gescheiden locaties voor onderwijs en kinderopvang.
4.2 Mogelijke rollen van de gemeente bij IKC-vorming
De gemeente kan op verschillende manieren bijdragen aan de ontwikkeling van IKC’s. Sommige gemeenten kiezen ervoor alleen faciliterend op te treden op het moment dat initiatiefnemers uit het onderwijs of de kinderopvang een beroep op ondersteuning doen. In sommige gemeenten wordt door schoolbesturen en kinderopvangorganisaties gevraagd om een gemeentelijke visie op IKC-ontwikkelingen. Er zijn ook gemeenten die van de ontwikkeling van IKC’s een speerpunt maken en een actieve regierol nemen bij het verbinden van onderwijs en kinderopvangvoorzieningen. Ze brengen partijen met elkaar in gesprek om hun inzet onderling af te stemmen en grijpen ontwikkelingen op het gebied van huisvesting aan om een IKC-ontwikkeling te stimuleren. De gemeente faciliteert in die gevallen bijvoorbeeld een onafhankelijke projectleider. Een ander voorbeeld van ondersteuning door de gemeente is het hanteren van een hogere berekeningsgrondslag voor onderwijshuisvesting wanneer bij de bouw of aanpassing van een onderwijs gebouw rekening moeten worden gehouden met extra m2, materialen en indeling ten behoeve van een IKC. Andere vormen van ondersteuning zijn vooral praktisch van aard, zoals voorfinanciering van het kinderopvanggedeelte, het beschikbaar stellen van bouwgrond al dan niet in erfpacht, het meenemen van de overheadkosten bij gecombineerde bouw van onderwijs en kinderopvang zoals ontwerpkosten en projectkosten en garantstelling als er voor de ontwikkeling van kinderopvang extra middelen aangetrokken moeten worden..
In ieder geval zullen bij aanvang van een project voor de bouw van een IKC duidelijke afspraken moeten worden gemaakt over het bouwheerschap, het juridisch eigendom van het gebouw na oplevering en de wijze waarop, met name, het deel van het gebouw dat voor de commerciële activiteiten wordt gebruikt aan die betreffende organisatie juridisch in gebruik wordt gegeven. Daarvoor zijn verschillende opties denkbaar, maar in ieder geval moeten de investeringskosten worden verhaald op de commerciële partij. Dit gebeurt vaak in de vorm van kostendekkende huur.
4.3 Belangrijke aandachtspunten bij IKC-vorming
Een evaluatie van een aantal IKC-ontwikkelingen in de gemeente Utrecht geeft een goed beeld van de do’s en dont’s waar rekening mee gehouden moet worden. Nummer één en twee van onderstaande lijst zijn een absolute voorwaarde voor bemoeienis van de gemeente.
4.3.1 Intentie
Er sprake is van een positieve grondhouding, met name bij de beoogde onderwijspartner. Er is een schoolbestuur of schoolleider die stuwende kracht achter de IKC-ontwikkeling kan en wil zijn. Men is zich er van bewust dat het proces vraagt om een lange adem. Het realiseren van de juiste huisvesting is door financiering en eigendomsverhoudingen vaak lastig. Er moet bij alle partijen bereidheid zijn om veel tijd te steken in inhoudelijke voorbereiding.
Als er sprake is van meerdere wensen tot een IKC-ontwikkeling en de gemeente een keuze moet maken kan dit criterium als doorslaggevend worden betiteld. Het moet voor onderwijspartners dan wel duidelijk zijn welke objectieve kaders en uitgangspunten door de gemeente worden gehanteerd.
4.3.2 Huisvesting
Een IKC is gebaat bij een gebouw waarin goed is nagedacht over het samengaan van verschillende functies en mogelijkheden tot samenwerking door de ruimtelijke voorzieningen worden ondersteund. Kinderopvang en BSO voorzieningen vragen om een andere omgeving dan schoolse voorzieningen. Als de huisvestingsituatie van één of meerdere scholen in een wijk dusdanig is dat nieuwbouw of vergaande renovatie aan de orde is, is dat een kans die kan worden aangegrepen om een IKC-ontwikkeling in te zetten. Naast inhoudelijke argumenten speelt ook de fysieke ruimte op een potentiële bouwlocatie een grote rol.
4.3.3 Partnerschap met kinderopvang
De keuze voor partnerschap met de kinderopvang is opgelost doordat aanbieders van kinderopvang gelijke kansen krijgen om mee te doen of de condities zijn geschapen om met een specifieke commerciële partij aan de slag te kunnen gaan. Aandachtspunt hierbij is de positie van kleinere kinderopvangorganisaties die mogelijk minder financiële armslag hebben om in een IKC-ontwikkeling mee te kunnen doen.
4.3.4 Gezamenlijke pedagogische visie en organisatie
In de wetenschap dat schoolleiding en leiding van een kinderopvangorganisaties verschillende disciplines zijn met ieder eigen specialisaties, moet er tussen beoogde samenwerkingspartners de serieuze intentie zijn om te komen tot een gezamenlijke pedagogische visie op ontwikkeling en educatie en een eenduidige aansturing van het gezamenlijke team.
4.3.5 Draagvlak
Het draagvlak voor de ontwikkelingen komt uit alle geledingen van de onderwijs- en kinderopvangorganisatie. Samenwerking start vaak op directieniveau maar er moet op alle niveaus volop ondersteuning voor zijn of komen. Er is dus bereidheid nodig om er ook op uitvoeringsniveau en bestuurlijk aan mee te werken. Als plannen voor een IKC-ontwikkeling concrete vormen aan gaan nemen is er bereidheid nodig om te bepalen wat de behoefte is van derde partijen en ouders.
4.3.6 Wettelijke knelpunten
Er zijn momenteel (nog) knelpunten in het wettelijk kader waar oplossingen voor gevonden moeten worden in de vorm van heldere afspraken ten aanzien van de eigendomsverhoudingen, financiering, cao’s etc. Scholen en kinderopvangorganisaties kunnen zich hierbij verlaten op kennis die bij andere IKC-ontwikkelingen is opgedaan zoals bijvoorbeeld verwoord in de praktische handreiking over gezamenlijke huisvesting kinderopvang en onderwijs samengesteld door de VNG, de Branchevereniging Maatschappelijke Kinderopvang, de Brancheorganisatie Kinderopvang, de PO-Raad, het Waarborgfonds & Kenniscentrum Kinderopvang, en het Kenniscentrum Ruimte-OK, OCW en SZW.1 Nu moet een kinderopvang-organisatie bijvoorbeeld vaak plaatsmaken als de school waarvan zij huren de ruimte zelf nodig heeft. Binnen een IKC moeten afspraken over een vorm van huurbescherming kunnen worden gemaakt.
4.3.7 Zwakke wijken/scholen met risico op onderwijsachterstanden
De voordelen van een IKC voor de ontwikkeling van kinderen wegen het zwaarst bij kinderen die van huis uit minder “bagage” meekrijgen bijvoorbeeld doordat thuis sprake is van laaggeletterdheid of een andere voertaal. Dat kan een extra reden zijn om de ontwikkeling van een IKC te stimuleren in sociaaleconomisch zwakkere wijken of met scholen waar kinderen meer risico lopen op onderwijsachterstanden dan elders. Het moet dat wel de intentie van de initiatiefnemers zijn om aan het inlopen van die achterstanden bij te dragen door het bieden van vroegschoolse educatie en bijvoorbeeld wijkgerichte activiteiten.
4.3.8 Clustering, schaalgrootte en keuzevrijheid
IKC-vorming mag er niet toe leiden dat kinderen geen vrije toegang meer hebben tot een school van hun keuze omdat alleen leerlingen vanuit de aangesloten kinderopvang zich kunnen inschrijven. Om segregatie te voorkomen gaat de voorkeur uit naar clustering (of samengaan) van meerdere scholen in een IKC. Het IKC moet wel een minimale leerlingenomvang hebben om nieuwbouw financieel haalbaar te maken.
4.3.9 Brede sociale basis
Initiatiefnemers uit onderwijs en kinderopvang tonen bereidheid om onderzoek te doen naar samenwerking in het IKC met andere partners binnen de sociale basis. Daarbij moet wel de kanttekening worden gemaakt dat het betrekken van meer partijen het proces niet nog ingewikkelder moet maken dan het al is. Inmiddels wordt er in Westergouwe (Stichting Federatief) ervaring opgedaan met IKC-vorming en ook bij de recent opgeleverde clusterlocatie van Auris-Taalplein en De Triangel wordt de verbinding gezocht met de kinderopvangorganisatie in hetzelfde gebouw.
5.Visie op IKC ontwikkelingen in Gouda
IKC-vorming kan een belangrijke bijdrage leveren aan het verbeteren van de sociale cohesie in een wijk en de pedagogische en didactische ondersteuning van kinderen. (zie ook hoofdstuk 4.1)
Ten aanzien van de huisvesting, is er een aantal factoren van belang. (zie ook hoofdstuk 4.3) Rendabele kinderopvang vraagt een bepaalde schaalgrootte. Rendabele onderwijshuisvesting ook. Clustering is een kans om voor zowel het onderwijs als de kinderopvang rendabele huisvesting te creëren. Risico van clustering is echter wel dat door efficiënter grondgebruik er juist geen ruimte meer overblijft voor kinderopvang. Kinderopvang vraagt om rendabel te zijn namelijk minimaal 3 extra klaslokalen.
5.1 Kaderstelling Uitvoeringsplan IHP 2e tranche
In het raadsbesluit van 12 december 2023 is bij het onderwerp clustering het volgende vastgelegd: Scholen werken samen in één gebouw (clustering), bij voorkeur in combinatie met kinderopvang en gymzalen. Clustering zorgt er voor dat er met hetzelfde aantal projecten meer scholen vernieuwd kunnen worden. Consequentie van het onderbrengen van kinderopvang in een IKC is, dat de gemeente in deze situatie de bouw van deze ruimte zal moeten meenemen de planvorming.
Eventueel voorfinancieren is expliciet voorbehouden aan situaties waarin sprake is van clustering. Inzet is daarnaast om te komen tot een vastgestelde gezamenlijke pedagogische visie op ontwikkelen en educatie. Overigens is voorfinanciering alleen mogelijk als er vanuit de gemeente voldoende investeringsruimte is en als de fysieke ruimte het toelaat dat er kinderopvang toegevoegd wordt aan het onderwijsgebouw. Deze investeringskosten keren overigens op termijn terug in de vorm van kostendekkende huur.
5.2 Vormen van ondersteuning
Eerder in deze notitie is geconstateerd dat wanneer de gemeente een actieve rol als regisseur op zich neemt, dit positief bijdraagt aan het samenwerkingsproces tussen de diverse potentiële partners van een IKC.
In relatie tot huisvesting zijn er globaal gezien drie opties waarin de gemeente kan bijdragen aan de vorming van een IKC.:
5.2.1 Voorfinanciering met kostendekkende huur.
De voorkeur gaat uit naar het zelf laten voorfinancieren door de deelnemende partijen. De gemeente staat echter positief tegenover IKC-vorming en wil voorfinanciering met kostendekkende huur niet uitsluiten. Deze vorm is voorbehouden aan clustervorming waarbij de inzet tevens is te komen tot een vastgestelde gezamenlijke pedagogische visie op ontwikkeling en educatie. Om tot voorfinanciering te komen moet er voldoende financiële en fysieke ruimte beschikbaar zijn.
5.2.2 Gemeentelijke garantstelling
Garantstelling waarbij de kinderopvang (of de school) de lening aangaat. Het gemeentelijk beleid ten aanzien van garantstellingen is ‘nee, tenzij’. Garantstellingen moeten zover mogelijk overgelaten worden aan professionele waarborgfondsen en worden alleen toegepast als het publieke belang in het geding is en er geen wezenlijke alternatieven zijn. Een gemeentelijke garantstelling voor kinderopvang past daarmee niet binnen het beleid van de gemeente Gouda. Kinderopvang is namelijk geen wettelijke verplichting.
5.2.3 Fysieke ruimte
De gemeente faciliteert de fysieke mogelijkheid. Kinderopvang in de planvorming meenemen betekent dat de gemeente fysieke ruimte beschikbaar stelt aan een kinderopvangorganisatie. Door deze grond in erfpacht beschikbaar te stellen geeft de gemeente aan de kinderopvangorganisatie de fysieke ruimte om bij een school kinderopvang te realiseren. De kinderopvangorganisatie financiert dit uiteindelijk in de vorm van een kostendekkende huur.
5.3 Van IKC naar Familieschool
Momenteel wordt onderzocht of het inzetten op de familieschool in Gouda meer mogelijkheden biedt ten opzichten van de IKC-vorming. Het ligt in de lijn van dit onderzoek om hiertoe op korte termijn een pilot te starten in Goverwelle. Daarvoor is inmiddels een subsidievraag ingediend bij de Gelijke Kansen Alliantie. De koppeling van IKC-vorming aan clustering van scholen zou daarmee mogelijk opnieuw ter discussie gesteld moeten worden.
5.3.1 IKC-vorming in Gouda
De gemeente gaat de komende periode steviger inzetten op doorontwikkeling van het concept van de IKC’s. De ondersteuning van de gemeente is afhankelijk van de huisvestingssituatie van de betrokken scholen en de concrete behoeften en belangen van onderwijs- en kinderopvangorganisaties, derde partijen, kinderen en hun ouders. Hoe dan ook moet er sprake zijn van constructieve inzet om te komen tot een vastgestelde gezamenlijke pedagogische visie op ontwikkeling en educatie, een bepaalde schaalgrootte en ruimtelijke inpasbaarheid die investeringen in kinderopvang bij scholen legitimeert. Essentieel is om te kijken waar de energie zit.
Als de huisvestingsituatie van één of meerdere scholen in een wijk dusdanig is dat nieuwbouw of vergaande renovatie aan de orde is, is dat een kans die kan worden aangegrepen om een IKC ontwikkeling in te zetten. Naast inhoudelijke argumenten speelt ook de fysieke ruimte op een potentiële bouwlocatie een grote rol. Het onderwijslandschap in Gouda is sterk versnipperd en dat is ook zichtbaar in het grote aantal, relatief kleine locaties. Het is hierbij belangrijk om de praktische haalbaarheid van extra ruimte voor kinderopvang al in een vroeg stadium mee te nemen. Evenals de m2 voor andere functies en functionaliteiten als organisaties in de (jeugd)zorg, welzijn, cultuur, sport.
5.3.2 Een Goudse Familie School
Welke mogelijke actoren hebben de drive, de kracht en de lange termijn adem om het concept van de Familie School tot een duurzaam succes in de praktijk te maken. Lokaliseer potentiële initiatiefnemers uit onderwijs en kinderopvang die bereid zijn om onderzoek te doen naar samenwerking in het IKC met andere partners binnen de sociale basis. Daar waar schoolbesturen de intentie hebben om samenwerking te zoeken met kinderopvangorganisaties en eventuele andere maatschappelijke partners om tot de vorming van een inhoudelijk en organisatorisch sterk IKC te komen, vinden de initiatiefnemers de gemeente aan hun zijde. Dit doen wij door middelen vrij te maken om een projectleider Familie School aan te stellen in afstemming met de Brede School Gouda. Het ziet ernaar uit dat financiering van deze projectleider voor de komende twee jaar kan plaatsvinden middels eerder genoemde subsidie vanuit de Gelijke Kansen Alliantie. In die periode moet ook helder worden of deze functie in de verdere toekomst noodzakelijk is en op welke wijze duurzame financiering hiervoor kan worden georganiseerd.
6.Vervolgstappen en planning
- •
Zomer 2025: besluitvorming IHP 2 inclusief definitieve IKC visie
- •
Communicatie met organisaties en onderwijsveld
- •
Uitwerken van een notitie Familieschool waarin concrete stappen ten aanzien van IKC-vorming en ontwikkeling tot familieschool verder worden uitgewerkt.
7.Bronnen en meer lezen
- –
https://www.nji.nl/kinderopvang/kwaliteit-van-kinderopvang-voor-een-sterke-pedagogische-basis
- –
- –
- –
- –
- –
https://raad.ridderkerk.nl/documenten/Presentaties/2020-02-06-Presentatie-IKC-visie.pdf
- –
https://bouwstenen.nl/sites/bouwstenen.nl/files/uploads/IHP%20Gouda%20inclusief%20bijlagen.pdf
- –
- –
https://www.poraad.nl/system/files/2022-01/Brochure%20Op%20weg%20naar%20een%20ikc.pdf
- –
https://open.overheid.nl/documenten/ronl-095be1e56b96ff7dd02ea2f45d76f19d1c89bfff/pdf
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl