Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741157
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741157/1
Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2025
Geldend van 01-07-2025 t/m heden
Intitulé
Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2025De burgemeester van de gemeente Delft;
Gelezen het voorstel van 16 juni 2025, met kenmerk 6198681;
Gelet op de artikelen 13b Opiumwet, 4:81 Algemene wet bestuursrecht en Veiligheidsplan 2023-2026 ‘Samen veilig in Delft’;
Overwegende dat per 1 juli 2025 lijst IA (designerdrugs) aan de Opiumwet wordt toegevoegd en het wenselijk is om de beleidsregel daarop aan te passen;
Besluit vast te stellen de volgende:
‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2025’
Reikwijdte beleidsregel
Deze beleidsregel ziet op de bevoegdheid van de burgemeester tot sluiting van woningen of lokalen bij verkoop, aflevering of verstrekking van drugs vanuit die woningen of lokalen dan wel bij het daartoe aanwezig zijn van drugs. Tevens ziet deze beleidsregel op de aanpak van voorbereidingshandelingen voor het onder meer het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, dan wel voor beroeps- of bedrijfsmatige en/grootschalige softdrugsproductie en/of -handel.
Inleiding
Uit een oogpunt van openbare orde en veiligheid, bescherming van het woon- en leefklimaat alsmede volksgezondheid wordt streng opgetreden tegen illegale handel in drugs en de productie van drugs (hennepkwekerijen, drugslaboratoria). Met name als het gaat om hennepkwekerijen en drugslaboratoria in woningen is al snel sprake van een aanzienlijk brandgevaar. Bij druglaboratoria is er ook ontploffingsgevaar. Bij de aanpak van de diverse vormen van drugscriminaliteit (waaronder handel en productie) kan gebruik worden gemaakt van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet (bekend als de Wet Damocles). Het betreft een aan de burgemeester toekomende bevoegdheid tot het opleggen van een last onder bestuursdwang. Op grond van artikel 5:32, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan bij de toepassing van deze bevoegdheid ook een last onder dwangsom worden opgelegd. Bij de toepassing van de bevoegdheid op grond van 13b Opiumwet wordt in deze beleidsregel in beginsel gekozen voor het opleggen van een last onder bestuursdwang, omdat bestuursdwang een directer middel is, dat in tegenstelling tot de dwangsom direct tot feitelijke beëindiging van de overtreding zal leiden. Bovendien kunnen de andere doelen van deze beleidsregel, zoals het afgeven van een signaal aan de omgeving, het stoppen van de loop van en naar de woning en het teniet doen van de bekendheid van het pand als drugspand, wel worden bereikt met het toepassen van bestuursdwang en in mindere mate met een last onder dwangsom. Een last onder dwangsom wordt alleen bij uitzondering toegepast.
Bij het opleggen van een last onder bestuursdwang wordt gekozen voor het opleggen van een last tot sluiting van de woning/het lokaal, gelet op het feit dat dit als de meest effectieve maatregel wordt beschouwd om de met de Opiumwet strijdige situatie te doen beëindigen en herhaling ervan te voorkomen. Hiermee wordt verhinderd dat het pand nog langer dan wel opnieuw wordt gebruikt ten behoeve van de drugshandel. De sluiting moet de rust in de directe omgeving doen wederkeren en een verdere aantasting van het woon- en leefklimaat voorkomen. De ernstige verstoring van de openbare orde (waarvan sprake is in geval van drugshandel) wordt beëindigd en herhaling ervan wordt voorkomen. Ook wordt hiermee een signaal afgegeven dat de geconstateerde feiten onacceptabel zijn.
De sluitingsbevoegdheid is van toepassing ten aanzien van:
- •
voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, inclusief horeca-inrichtingen en seksbedrijven;
- •
niet voor publiek toegankelijke lokalen en bijbehorende erven, bijvoorbeeld bedrijfsruimten of loodsen;
- •
woningen en bijbehorende erven.
In deze beleidsregel staat beschreven onder welke omstandigheden en op welke wijze gebruik wordt gemaakt van de last onder bestuursdwang indien artikel 13b van de Opiumwet is overtreden.
Doelstelling
Sluiting van een lokaal of woning is erop gericht om de volgende doelen te bereiken:
- •
het teniet doen van de bekendheid van de woning of het lokaal als drugsadres;
- •
het afgeven van een signaal naar de (directe) omgeving dat de geconstateerde feiten niet geaccepteerd worden;
- •
het herstellen van de rust in de directe omgeving;
- •
het voorkomen van verdere verstoring van de openbare orde en aantasting van het woon- en leefklimaat.
Juridisch kader
Ingevolge de artikelen 2 en 3 van de Opiumwet is het verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I, IA, en II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen, te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren, aanwezig te hebben en te vervaardigen. Naast de inzet van het strafrecht is de burgemeester op grond van artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang, indien de in artikel 13b genoemde situatie zich voordoet.
Toepassing van artikel 13b Opiumwet is een vorm van bestuursrechtelijk optreden, waarbij het in beginsel niet van belang is of de eigenaar, exploitant, huurder, gebruiker of een derde de overtreding heeft begaan. De feitelijke constatering van een overtreding van de Opiumwet is voldoende om handhavend op te treden. Bij de toepassing van de bevoegdheid van artikel 13b Opiumwet dient te worden voldaan aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Voor de relevante wetsartikelen uit de Opiumwet, wordt verwezen naar Bijlage l van deze beleidsregel.
Grond voor sluiting: handelsvoorraad drugs
Het is vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State om de zinsnede ‘daartoe aanwezig is’ in artikel 13b lid 1 Opiumwet zo uit te leggen dat de burgemeester al bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, indien in een pand een handelshoeveelheid drugs aanwezig is. Bij overschrijding van de hoeveelheid die bestemd is voor eigen gebruik wordt aangenomen dat de drugs bestemd zijn voor verkoop, aflevering of verstrekking. Het tegendeel dient door de belanghebbende(-n) aannemelijk te worden gemaakt.
Bij de beoordeling of sprake is van een handelsvoorraad drugs gaat de burgemeester uit van de ‘Aanwijzing Opiumwet’ van het Openbaar Ministerie.
Harddrugs
Onder harddrugs wordt verstaan stoffen en artikelen zoals genoemd op lijst I en IA van de Opiumwet. In de ‘Aanwijzing Opiumwet’ wordt met betrekking tot harddrugs onder een gebruikershoeveelheid verstaan: een hoeveelheid/dosis die doorgaans wordt aangehouden als gebruikershoeveelheid. Hierbij kan worden gedacht aan bijvoorbeeld één bolletje, één ampul, één wikkel, één pil/tablet. Het gaat in elk geval om een aangetroffen hoeveelheid van maximaal 0,5 gram. Voor wat betreft GHB wordt een consumptie-eenheid aangehouden van 5 ml. Grotere hoeveelheden dan de genoemde hoeveelheden, worden in ieder geval aangemerkt als een handelsvoorraad. Voor sommige soorten harddrugs gelden andere gebruikershoeveelheden. Zo wordt voor een zeer sterke drug als Fentanyl een dosis van 2 miligram al aangemerkt als een gebruikershoeveelheid.
Softdrugs
Onder softdrugs wordt verstaan stoffen en artikelen zoals genoemd op lijst II van de Opiumwet. Met betrekking tot hennep wordt in de ‘Aanwijzing Opiumwet’ onder een handelsvoorraad verstaan een hoeveelheid van meer dan 5 gram. Echter, bij hoeveelheden tussen de 5 en 30 gram in een woning, wordt aangenomen dat die niet gebruikt worden om te verkopen of anderszins te verstrekken. Omdat bij een hoeveelheid onder de 30 gram de zogenoemde overdraagbaarheid gering is, wordt in dat geval niet overgegaan tot sluiting van de woning.
Onder softdrugs vallen ook bewerkte en onbewerkte ‘paddo’s’ (paddenstoelen die van nature de stof psilocine, psylocybine, muscimol dan wel iboteenzuur bevatten). Ten aanzien van het bezit van paddo’s dient bij het bepalen van wat een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik is, een onderscheid gemaakt te worden in verse paddo’s en gedroogde paddo’s. Onder een gebruikershoeveelheid wordt doorgaans verstaan 0,5 gram gedroogde paddo’s en 5 gram verse dan wel niet gedroogde paddo’s.
Lachgas
Het is vanaf 1 januari 2023 verboden om lachgas voor recreatief gebruik binnen Nederland te vervoeren, te verkopen, te produceren of in bezit te hebben. Lachgas is op lijst II van de Opiumwet geplaatst. Op 28 augustus 2023 is de Richtlijn voor strafvordering Opiumwet gepubliceerd in de Staatscourant, waarin ten aanzien van lachgas is bepaald dat er bij 1 ampul/1 ballon (inhoud 8 gram) sprake is van een geringe hoeveelheid voor eigen gebruik. Wordt meer dan 1 ampul/1 ballon in een woning of lokaal aangetroffen, dan wordt op basis van deze beleidsregel uitgegaan van een handelshoeveelheid lachgas. Wordt lachgas in een gasfles/tank/cilinder aangetroffen in een woning, dan wordt op basis van dit beleid uitgegaan van een handelshoeveelheid lachgas. Lachgas via een gasfles kent geen consumententoepassing. Bij het aantreffen van een handelshoeveelheid lachgas is - net als bij andere softdrugs - sluiting het uitgangspunt.
Uitzondering: het verbod van artikel 3 van de Opiumwet is niet van toepassing wanneer het lachgas bestemd is voor medische toepassing, technische doeleinden of als voedingsadditief. Bij het aantreffen van lachgas is een administratieve controle vaak onderdeel van het onderzoek om te komen tot de conclusie of er sprake is van een handelshoeveelheid lachgas. Degene bij wie lachgas is aangetroffen, dient aannemelijk te maken – bijvoorbeeld door middel van het overleggen van een passende ontheffing of vergunning – dat dit niet onder het lachgasverbod valt.
- •
Medische toepassing: medisch lachgas valt onder de Geneesmiddelenwet.
- •
Voedingsadditief, ampullen: via (groot)handel mag aan bedrijven, die volgens hun SBI-code14 lachgas mogen toepassen als voedingsadditief, maximaal 250 ampullen verkocht worden.
- •
Voedingsadditief, gasfles: lachgas is een voedingsadditief dat in de voedingsmiddelenindustrie, maar ook in bijvoorbeeld de horeca, wordt gebruikt om slagroom of andere voedingswaren mee op te kloppen. Het gebruik van lachgas uit gasflessen, anders dan voor de productieprocessen van kant- en klare (slagroom)spuitbussen en ampullen, valt buiten de toepassing van lachgas als voedingsadditief.
- •
Technische doeleinden: in de praktijk vormt de handel in lachgas dat bestemd is voor technische doeleinden een meer ondergeschikt deel van de bedrijfsvoering.
De aanname dat sprake is van een handelshoeveelheid lachgas kan worden versterkt door de feiten en omstandigheden van het specifieke geval. De volgende zaken kunnen erop wijzen dat het aangetroffen lachgas bestemd is als handelshoeveelheid (niet limitatief):
- •
(zeer) grote hoeveelheid ampullen;
- •
groot formaat gasflessen;
- •
geen Europese kenmerken; E-markering (voedingsadditief), REACH 15 -kenmerken (technische toepassing);
- •
geen duidelijke toepassing als voedingsadditief;
- •
geen duidelijk REACH-erkende toepassing;
- •
kwaliteit van inrichting en toegepaste technieken (professioneel of amateuristisch);
- •
lachgasbewerking/-verwerking is hoofdzaak van de bedrijfsvoering;
- •
er is geen duidelijke afspraak waar te nemen (op basis van een boekhouding) dat aan allerlei verstrekkingsregels wordt voldaan die binnen de gesloten keten gebruikelijk is (technische toepassing);
- •
specifieke documenten (handelsdocumenten, facturen, etc.) zijn niet te overleggen;
- •
het aantreffen van ballonnen, crackers of andere middelen om lachgas uit ampullen of gasflessen te halen of mee te vullen;
- •
meldingen, waarnemingen, antecedenten.
Grond voor sluiting: voorbereidingshandelingen
De burgemeester heeft tevens de sluitingsbevoegdheid wanneer in een pand voorwerpen of stoffen worden aangetroffen die bestemd zijn voor het telen of bereiden van drugs. Hierbij kan worden gedacht aan bepaalde apparatuur, chemicaliën en versnijdingsmiddelen alsmede producten die in samenhang bezien aangemerkt kunnen worden als producten voor de teelt van hennep. Dit zijn zogenoemde voorbereidingshandelingen.
De sluitingsbevoegdheid van de burgemeester heeft alleen betrekking op voorbereidingshandelingen die strafbaar zijn op grond van artikel 10a en 11a Opiumwet. Deze bepalingen vereisen dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen van harddrugs, respectievelijk voor grootschalige of bedrijfsmatige illegale hennepteelt. Dit kan al blijken uit de aard en hoeveelheid van de aangetroffen stof of uit de aangetroffen voorwerpen en stoffen in onderlinge combinatie. Hierbij kan gedacht worden aan het voorhanden hebben van een chemische stof of stoffen, apparatuur of aanverwante artikelen welke niet of nauwelijks anders kunnen worden toegepast dan bij de productie, handel of transport van drugs. Daarnaast kan dit ook blijken uit bijvoorbeeld tapgesprekken of observaties uit een opsporingsonderzoek.
Niet alle op grond van artikel 10 of 11a Opiumwet strafbare voorbereidingshandelingen wegen mee bij de inzet van de bestuurlijke sluitingsbevoegdheid van de burgemeester. Alleen het in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden hebben van de hierboven genoemde voorwerpen of stoffen, verschaffen de bevoegdheid aan de burgemeester om over te gaan tot sluiting.
Bestuursrechtelijke handhaving
Verstoring van de openbare orde
De illegale handel in drugs vormt op zichzelf reeds een ernstige verstoring van de openbare orde.
Strafrechtelijke en bestuurlijke aanpak
Het toepassen van een bestuurlijke last in het kader van de wet Damocles staat los van een eventuele strafrechtelijke aanpak. Nadat een overtreding van de Opiumwet is geconstateerd, kan zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk worden opgetreden. De verantwoordelijkheden van de burgemeester zijn van een andere aard dan die van een officier van justitie. Aangezien de handel in verdovende middelen strafbaar is, zal in voorkomende gevallen zo mogelijk strafvervolging worden ingesteld.
Strafrechtelijke sancties hebben een punitief karakter, omdat op de overtreding een straf volgt. De bestuurlijke maatregelen die de burgemeester treft hebben een reparatoir karakter. Een maatregel heeft als doel de aangetaste openbare orde en veiligheid te herstellen, dan wel te voorkomen dat deze verder wordt verstoord. De last onder bestuursdwang is gericht op het pand en niet op de overtreder. Artikel 13b Opiumwet is dan ook een bestuursrechtelijk element in de Opiumwet.
Met het Openbaar Ministerie en de politie wordt samengewerkt om naast strafrechtelijke vervolging, bestuursrechtelijke handhaving plaats te laten vinden. Het moment van inbeslagname van drugs en het effectueren van de bestuursdwang kan echter enige tijd uit elkaar liggen, nu de eisen van zorgvuldigheid bij het toepassen van bestuursdwang in acht genomen moeten worden. Dit betekent niet dat na inbeslagname geen reden meer bestaat de sluitingsprocedure te starten. De verstoring van de openbare orde is immers niet hersteld enkel door de inbeslagname van de drugs.
Handhavingsarrangement
Dit handhavingsarrangement maakt kenbaar hoe in verschillende situaties uitvoering wordt gegeven aan de artikelen 10a en 13b Opiumwet in de handhaving.
Onderscheid woningen en lokalen
In artikel 13b Opiumwet wordt onderscheid gemaakt tussen woningen en lokalen. Dit onderscheid is van belang, omdat een sluiting van een woning doorgaans dieper ingrijpt in de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Het ‘recht op ongestoord woongenot’ (artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)) en het verbod op ‘huisvredebreuk’ rechtvaardigen een terughoudender aanpak ten aanzien van woningen.
Onder woning wordt verstaan een voor bewoning gebruikte ruimte. Onder woning kan derhalve ook een boot, caravan, woonwagen e.d. worden verstaan. Of een woning gebruikt wordt als woonruimte blijkt uit de Basis Registratie Personen (BRP) en uit de feitelijke situatie. Een persoon die incidenteel overnacht in een woning en niet op dit adres in de BRP staat ingeschreven, wordt niet aangemerkt als bewoner. Een voor bewoning bestemde ruimte die niet gebruikt wordt als woning kan worden aangemerkt als lokaal.
Onder lokaal wordt verstaan: een pand niet zijnde een woning, al dan niet voor het publiek toegankelijk.
Coffeeshops
Deze beleidsregel geldt niet voor zover in dit onderwerp wordt voorzien in het “Coffeeshopbeleid Delft 2021 (met handhavingsarrangement)”.
Het Delftse coffeeshopbeleid beschrijft het toepassen van de Opiumwet wanneer drugs worden verhandeld in voor publiek toegankelijke lokalen waarin een coffeeshop is gevestigd. Verwezen wordt naar het “Coffeeshopbeleid Delft 2021 (met handhavingsarrangement)” en de rechtsopvolgers hiervan.
Noodzaak sluiting
Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding wordt beoordeeld in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Voor de beoordeling van de ernst en de omvang van de overtreding is onder andere van belang of de aangetroffen drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld. Uitgangspunt is dat als in een woning of lokaal een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen aangenomen mag worden dat de woning of het lokaal een rol vervult binnen de keten van drugshandel, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Met een sluiting wordt de bekendheid van een pand als drugspand weggenomen en/ of wordt de ‘loop’ naar het pand eruit gehaald, waarmee het pand aan het drugscircuit wordt onttrokken.
De noodzaak om tot sluiting over te gaan is in beginsel aanwezig als er een handelshoeveelheid harddrugs is aangetroffen, in een recidivesituatie of als de woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt.
Dat de drugs feitelijk in of vanuit het pand werden verhandeld kan blijken uit de onderstaande indicaties van handel:
- -
waarnemingen van handel door de politie;
- -
meldingen en verklaringen van buurtbewoners;
- -
aantreffen van attributen, die op handel duiden, zoals een grammenweegschaal, wapens, versnijdingsmiddelen, gripzakjes en/of ander veel gebruikte verpakkingsmaterialen voor drugs;
- -
er is sprake van een combinatie van middelen als bedoeld in lijst I, IA en lijst II van de Opiumwet;
- -
de betrokkene(n) verkeert(verkeren) in kringen van personen met antecedenten in het kader van de Opiumwet en/of zelf antecedenten in het kader van de Opiumwet heeft;
- -
de aanwezigheid van grote hoeveelheden cash geld, vaak in kleine coupures, en het (vermoeden van) witwassen;
- -
Aannemelijkheid dat behalve de woning of het daarbij behorende erf, nog een of meer locaties betrokken is/zijn bij drugshandel;
- -
Overige feiten of omstandigheden die duiden op drugshandel in georganiseerd verband. Dit kunnen bijvoorbeeld verklaringen of meldingen zijn van getuigen, omwonenden, gebruikers, handelaren en dergelijke.
Bij het ontbreken van bovengenoemde indicaties van drugshandel kan het toch noodzakelijk zijn om bestuursdwang toe te passen, bijvoorbeeld als er een uitzonderlijk grote hoeveelheid drugs wordt aangetroffen. Ook kan dan de noodzaak van een sluiting alsnog liggen in het feit dat het gaat om harddrugs, een recidivesituatie en/of de ligging van een pand in een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.
Indicaties voor strafbare voorbereidingshandelingen, met het oog op de handel in drugs zijn:
- 1.
de mate waarin de goederen erop wijzen bestemd te zijn voor handel in drugs;
- 2.
de combinatie van aangetroffen stoffen of goederen. Hierbij kan gedacht worden aan het tegelijk verkopen, dan wel aanwezig hebben van goederen die voor (grootschalige) verwerking, transport of bereiding van drugs bedoeld zijn (grammenweegschalen, drugsverpakkingen, versnijdingsmiddelen);
- 3.
de hoeveelheid aangetroffen stoffen of goederen;
- 4.
mate van bekendheid van het pand waar dergelijke producten verkocht, verhandeld of gebruikt kunnen worden. Dit kan bijvoorbeeld blijken uit informatie van de politie en/of uit meldingen van omwonenden;
- 5.
de mate van risico of gevaar voor het woon- of leefklimaat in de omgeving en/of voor omwonenden. Hierbij kan gedacht worden aan een buurt die door drugscriminaliteit reeds zwaar onder druk staat of het gevaar dat een drugslaboratorium (en het ontmantelen daarvan) met zich meebrengt.
Evenredigheid
De bevoegdheid van de burgemeester tot toepassen van artikel 13b Opiumwet betreft een discretionaire bevoegdheid. Dat wil zeggen dat de burgemeester een zekere mate van vrijheid heeft om deze bevoegdheid naar eigen inzicht te gebruiken. In deze beleidsregel wordt vastgelegd op welke wijze de burgemeester met deze discretionaire bevoegdheid om gaat.
Zowel gebruikers en bewoners als ook eigenaren hebben er belang bij dat een pand open blijft. De wetgever heeft bewust lokalen en woningen onder het regime van artikel 13b Opiumwet gebracht. Het is inherent aan deze keuze van de wetgever dat dit grote gevolgen kan hebben voor de eigenaren en gebruiker/bewoner. In de belangenafweging worden de belangen van zowel de eigenaar als de gebruiker/bewoner van het pand afgewogen tegen het belang om de verstoring van de openbare orde te herstellen.
De aanwezigheid van een handelshoeveelheid drugs en de gevolgen daarvan voor de openbare orde en veiligheid zijn dermate ernstig dat herstel daarvan zwaarder weegt dan enkel het individuele financiële belang van een eigenaar.
Een sluiting van een lokaal of woning dient evenredig te zijn. Bij de besluitvorming wordt niet alleen betrokken wat er in deze beleidsregel staat, maar wordt ook de individuele situatie van de betrokkene in ogenschouw genomen.
Hierbij kunnen de volgende factoren van belang zijn:
- -
de mate van verwijtbaarheid van de betrokkene;
- -
een bijzondere binding van de betrokkene met de woning of het lokaal;
- -
de aanwezigheid van minderjarige kinderen;
- -
de mate waarin terugkeer naar de woning mogelijk is;
- -
een beperking van de mogelijkheden om een andere woning te betrekken.
Als een of meerdere van deze factoren zich voordoen, betekent dat niet automatisch dat van een sluiting wordt afgezien. Het kan aanleiding vormen voor maatwerk. Soms kan met mitigerende maatregelen een deel van het nadeel voor de betrokkene worden weggenomen.
Als de toepassing van het evenredigheidsbeginsel tot de conclusie leidt dat van een sluiting dient te worden afgezien, maar het gelet op de ernst van de situatie niet wenselijk is om te volstaan met een waarschuwing, dan kan een last onder dwangsom worden opgelegd.
Sluitingsduur/ maatregelen
Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid dat uitgaat van de illegale handel in drugs, wordt bij lokalen direct overgegaan tot een sluiting, indien het aannemelijk is dat daar een middel als bedoeld in lijst I, IA of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is of indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen. Bij een geringe overschrijding (tot 30 gram) voor het aanwezig hebben van softdrugs, specifiek hennepproducten, in een woning zal bij het ontbreken van een van de andere indicatoren in eerste instantie overgegaan worden tot een last onder dwangsom.
Recidive
Bij herhaling van een overtreding zal de bekendheid van de locatie groter zijn en is een langere sluitingstijd noodzakelijk om het gestelde doel te bereiken. In beginsel sluit de zwaarte van de sanctie aan op de ernst van de overtreding. Het gaat om de proportionaliteit van de sancties ten opzichte van de overtreding.
Wanneer er tussen opeenvolgende constateringen meer dan drie jaar is verstreken, wordt de nieuwe constatering gezien als een eerste constatering. Bij een herhaalde overtreding binnen drie jaar, gaat een nieuwe termijn van drie jaar in en volgt de maatregel die staat opgenomen in de verschillende handhavingsmatrixen bij een herhaalde overtreding binnen drie jaar. Als de overtreding alleen aanleiding gaf om een waarschuwing te geven, dan geldt een termijn van twee jaar.
Last onder dwangsom
De last onder dwangsom zal alleen in bijzondere gevallen worden toegepast, bijvoorbeeld in gevallen waarin het niet evenredig is om een woning of pand te sluiten, maar een maatregel ter voorkoming van herhaling wel nodig wordt geacht.
De last onder dwangsom wordt in beginsel opgelegd voor een periode van 2 jaar. Bij het bepalen van de hoogte van de last onder dwangsom wordt aangesloten bij de dwangsombedragen in de onderstaande handhavingsmatrix. Bij het bepalen van de in de matrix opgenomen dwangsombedragen is rekening gehouden met het te behalen voordeel met de handel in drugs en het afschrikwekkende effect dat van de dwangsom dient uit te gaan. Er wordt in beginsel geen begunstigingstermijn gegeven, omdat met de maatregel beoogd wordt om herhaling van de overtreding te voorkomen.
Waarschuwing
In uitzonderlijke gevallen kan worden volstaan met een waarschuwing, bijvoorbeeld bij een zeer geringe overschrijding van de in de beleidsregel genoemde gebruikershoeveelheid. Een waarschuwing op grond van deze beleidsregel is geen besluit in de zin van artikel 1:3 van de Awb en geldt voor de duur van maximaal 2 jaar.
Handhavingsmatrix
Om de bevoegdheid van de burgemeester op grond van artikel 13b van de Opiumwet proportioneel en subsidiair toe te passen is het van belang dat de handhavingsstappen die genomen worden, zijn vastgelegd in beleid. De onder A tot en met H genoemde, getrapte, sanctionering wordt toegepast.
De op te leggen maatregel is bedoeld als herstelmaatregel. De zwaarte van de maatregel sluit aan op de ernst van de overtreding. Zo zal de sluitingsduur bij herhaling van een overtreding langer zijn. Dit omdat de bekendheid van de locatie dan groter kan zijn en het duidelijk is dat de betrokkene niet van de eerder opgelegde maatregel heeft geleerd. Maar ook omdat de maatregel kennelijk niet voldoende is geweest om herhaling van de overtreding te voorkomen of herstel van de oude situatie te bewerkstelligen. Ten aanzien van harddrugs geldt een zwaardere maatregel dan ten aanzien van softdrugs.
A Handelshoeveelheid drugs in een lokaal of op een daarbij behorend erf.
Softdrugs (inclusief lachgas) |
Harddrugs |
|
1e overtreding |
Sluiting voor periode van 3 maanden * |
Sluiting voor periode van 6 maanden |
2e overtreding binnen 3 jaar |
Sluiting voor periode van 6 maanden |
Sluiting voor periode van 12 maanden |
3e overtreding binnen 3 jaar |
Sluiting voor periode van 12 maanden |
Sluiting voor periode van 24 maanden |
* Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan bij een eerste overtreding worden overgegaan tot een sluiting van maximaal 6 maanden.
B Horeca
Er wordt tot sluiting van de horeca-inrichting voor de periode van 6 maanden overgegaan, indien in en/of buiten, doch in directe relatie met, de horeca-inrichting, harddrugs worden verhandeld en/of worden gebruikt. Bij de kennisgeving van de genoemde sluiting wordt meegedeeld, dat bij de eerstvolgende overtreding binnen twaalf maanden, de vergunning wordt ingetrokken.
C Handelshoeveelheid drugs in een woning of op een daarbij behorend erf.
Softdrugs (inclusief lachgas) |
Harddrugs |
|
1e overtreding |
Sluiting voor periode van 2 maanden * |
Sluiting voor periode van 3 maanden * |
2e overtreding binnen 3 jaar |
Sluiting voor een periode van 3 maanden * |
Sluiting voor een periode van 6 maanden |
3e overtreding binnen 3 jaar |
Sluiting voor periode van 6 maanden |
Sluiting voor periode van 9 maanden |
* Indien de ernst en de aard van de feiten en omstandigheden daartoe aanleiding geven kan in de met een * gemarkeerde gevallen worden overgegaan tot een sluiting van maximaal 6 maanden.
D Als op grond van de beleidsregel een last onder dwangsom wordt opgelegd, dan wordt bij een aangetroffen hennepplantage de hoogte van de last bepaald door het aantal aangetroffen hennepplanten:
Hoeveelheid |
Hoogte dwangsom |
Van 6 tot 50 planten |
€ 12.500 |
Van 50 tot 200 planten |
€ 25.000 |
Van 200 tot 750 planten |
€ 50.000 |
Vanaf 750 planten |
€ 75.000 |
E Als op grond van de beleidsregel een last onder dwangsom wordt opgelegd, dan wordt bij een aangetroffen hoeveelheid softdrugs de hoogte van de last bepaald door het aantal aangetroffen grammen softdrugs (voor lachgas, zie tabel H.):
Hoeveelheid |
Hoogte dwangsom |
6-30 gram |
€ 1.275 |
30-50 gram |
€ 3.500 |
50-100 gram |
€ 7.000 |
100-150 gram |
€ 10.500 |
150-200 gram |
€ 14.000 |
200 gram – 6 kilogram |
€ 25.000 |
6 kilogram – 22,5 kilogram |
€ 50.000 |
Vanaf 22,5 kilogram |
€ 75.000 |
De bedoeling is dat vanuit een last onder dwangsom een voldoende afschrikwekkend effect uitgaat zodat voorkomen wordt dat wederom een overtreding van de Opiumwet plaatsvindt. Bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom onder D en E is de omrekentabel uit de standaardberekening en normen, update 1 juni 2016, in geval van “Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht” van het Functioneel Parket betrokken. Ook zijn de in dit Damoclesbeleid opgenomen dwangsommen ten aanzien van het aantal aangetroffen planten betrokken.
F Zoals bekend wordt bij het aantreffen van harddrugs (stoffen op lijst I en IA) of het aantreffen van een combinatie van hard- en softdrugs een woning of lokaal in beginsel gesloten. Indien dit niet mogelijk blijkt, bijvoorbeeld omdat dat in het concrete geval niet evenredig is, dan kan een last onder dwangsom worden opgelegd. Harddrugs leiden tot grotere risico’s voor de openbare orde, de volksgezondheid en het woon- en leefklimaat dan softdrugs. Bovendien kan met de handel in harddrugs kan over het algemeen een groot voordeel worden behaald en de handel in harddrugs vindt vaak plaats in het criminele drugscircuit. Met deze factoren is rekening gehouden bij het bepalen van de hoogte van de dwangsom.
Hoeveelheid |
Hoogte dwangsom |
> 0,5 - ≤ 5 gram > 1 - ≤ 25 pillen/tabletten > 5 - ≤ 50 milliliter vloeistof |
€ 5.000 |
> 5 - ≤ 50 gram > 25 - ≤ 200 pillen/tabletten > 50 - ≤ 250 milliliter vloeistof |
€ 10.000 |
> 50 - ≤ 250 gram > 200 -≤ 500 pillen/tabletten > 250 - ≤ 1000 milliliter vloeistof |
€ 30.000 |
> 250 gram > 500 pillen/tabletten > 1000 milliliter vloeistof |
€ 75.000 |
G De hoogte van de last bij een aangetroffen voorwerp of stof als bedoeld in artikel 13b, eerste lid onder b, van de Opiumwet (strafbare voorbereidingshandelingen) wordt bepaald op € 25.000.
Bij een dergelijke overtreding is vereist dat degene die een voorwerp of stof in een woning of lokaal of daarbij behorend erf voorhanden heeft, weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat het voorwerp of de stof bestemd is voor het bereiden, bewerken of vervaardigen voor grootschalige hennepteelt. Aangezien het, gelet op de handhavingsmatrix in dit beleid, dan alleen gaat om een dwangsom voor voorwerpen of stoffen ten behoeve van grootschalige hennepteelt (van een grote hoeveelheid is sprake bij meer dan 500 g hennep, 200 hennepplanten of 500 eenheden van een ander middel als bedoeld in lijst II van de Opiumwet), maar geen hennep werd aangetroffen, wordt er in beginsel aangesloten bij de dwangsom zoals die geldt in het geval er van 50 tot 200 hennepplanten worden aangetroffen. Een hoger bedrag kan echter worden opgelegd als verzwarende omstandigheden daar aanleiding toe geven.
H Als op grond van de beleidsregel een last onder dwangsom wordt opgelegd in plaats van een sluitingsbevel wordt gegeven, dan wordt de hoogte van de last bij het aantreffen van lachgas (ampullen 12 en/of gasflessen 13) als volgt bepaald:
Hoeveelheid |
Hoogte dwangsom |
Van 2 tot 11 ampullen |
€ 2.500 |
Van 11 tot 20 ampullen |
€ 5.000 |
Van 20 tot 30 ampullen |
€ 7.500 |
Meer dan 30 ampullen |
maatwerk |
Gasfles: per kilogram volume/inhoud De volumes van de gasflessen die aangetroffen worden, kunnen nogal uiteenlopen. De handhavingsmatrix gaat uit van een dwangsom per kilogram volume-inhoud dat in het aantal aangetroffen gasflessen (gasfles) zit (exclusief het gewicht van de gasfles), ongeacht het formaat of de vullingsgraad (leeg-vol). Bijvoorbeeld: er wordt een gasfles van 2 kilogram lachgas aangetroffen, dan wordt volgens dit beleid een dwangsom opgelegd van € 10.000. |
€ 5.000 |
Maximum dwangsom bij aantreffen gasflessen (= 15 kilogram) Indien er meer dan 15 kilogram wordt aangetroffen, volgt een sluiting voor 3, 6 of 12 maanden (maatwerk). Dit omdat lachgas in potentie een zeer brand bevorderende eigenschap heeft en daarmee direct gevaar oplevert voor personen en de fysieke leefomgeving |
€ 75.000 |
Afwijkingsbevoegdheid
Op basis van de inherente afwijkingsbevoegdheid, zoals neergelegd in artikel 4:84 van de Algemene wet bestuursrecht, kan van dit beleid worden afgeweken. Hiertoe kan bijvoorbeeld aanleiding bestaan indien toepassing van het beleid voor een of meerdere belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.
Feitelijke sluiting
Bij de toepassing van bestuursdwang wordt uitgegaan van het sluiten van de gehele woning, of het gehele lokaal. Dit is de meest effectieve manier om de met de Opiumwet strijdige situatie te beëindigen en herhaling te voorkomen. Als er sprake is van handel in een woning waarin kamerverhuur plaatsvindt en de handel in drugs slechts in een van de verhuurde kamers is geconstateerd, dan kan een gedeeltelijke sluiting van de woning worden overwogen.
Bij de sluiting wordt een begunstigingstermijn gegeven van minimaal twee dagen. Dat betekent dat de betrokkene minimaal -twee dagen de tijd krijgt om de woning of het lokaal te ontruimen en af te sluiten. In geval van spoed kan worden afgezien van het geven van een begunstigingstermijn, bijvoorbeeld in geval van acuut brand- of ontploffingsgevaar. Indien de betrokkene de woning of het lokaal niet of niet tijdig sluit, dan zal de burgemeester overgaan tot het sluiten van de woning of het lokaal. In dat geval kan gebruik worden gemaakt van een slotenmaker. De daarmee gemoeide kosten kunnen worden verhaald op de overtreder.
De sluiting is feitelijk van aard en brengt met zich mee dat de woning of het lokaal door niemand mag worden betreden gedurende de sluitingstermijn. Als het gesloten pand toch wordt betreden, is sprake van een strafbaar feit. Alleen personen wier aanwezigheid wegens dringende redenen in het pand noodzakelijk is, mogen het pand nog betreden.
Van dringende reden kan bijvoorbeeld sprake zijn bij een spoedreparatie waarvoor betreding van het pand noodzakelijk is. Voor het betreden van het pand is te allen tijde toestemming nodig van de burgemeester.
De sluiting houdt in dat het pand wordt verzegeld en er een schriftelijke bekendmaking op de toegang tot het pand wordt aangebracht. Zo is het voor een ieder kenbaar dat het verboden is het pand te betreden en zo kan de sluiting eenvoudig worden gecontroleerd.
Spoedeisende situaties
Indien zich een spoedeisende situatie voordoet, kan op grond van art. 5:31 van de Algemene wetbestuursrecht (Awb) een bevel tot sluiting worden gegeven voor een periode van ten vier weken. Het bevel van de burgemeester kan mondeling worden bekendgemaakt en wordt daarna zo spoedig mogelijk schriftelijk bevestigd. Deze maatregel is bedoeld om de drugshandel te stoppen en verdere overtreding van de Opiumwet te voorkomen. Het biedt tevens de gelegenheid om gedegen onderzoek te doen naar de feiten en omstandigheden van de situatie. Tevens kan deze periode benut worden om de definitieve maatregel te bepalen.
Zorgvuldigheid (zienswijzen)
Voorafgaand aan een besluit van de burgemeester tot het nemen van een eventuele maatregel, worden de belanghebbenden in de gelegenheid gesteld een zienswijze te geven op het voorgenomen bestuursdwangbesluit. Dit in het kader van een zorgvuldige belangenafweging in de zin van artikel 4:8 Algemene wet bestuursrecht (Awb). Dit kan schriftelijk of in een zienswijzegesprek. De belanghebbenden kunnen zich laten vertegenwoordigen door een gemachtigde. Na het ontvangen van een zienswijze binnen de zienswijzetermijn worden alle feiten en omstandigheden afgewogen en getoetst aan de wet- en regelgeving en deze beleidsregel. Vervolgens neemt de burgemeester een beslissing. Het besluit wordt bekend gemaakt aan de belanghebbenden en de handhavingspartners.
Indien de belanghebbenden zich niet kunnen verenigen met het besluit van de burgemeester, dan kan hiertegen bezwaar worden gemaakt. Bezwaar schorst de werking van het besluit niet. Hiervoor zal de belanghebbende de voorzieningenrechter moeten vragen het besluit te schorsen hangende de behandeling van het bezwaar.
Objectgericht karakter van de maatregel
De sluiting van een woning of lokaal is een maatregel die gerelateerd is aan het pand en niet aan de bewoner, huurder, gebruiker of eigenaar. Dit betekent dat een eventuele overdracht van het pand, of de komst van nieuwe huurders, niet van invloed is op het besluit tot sluiting. Het pand blijft gesloten.
Registratie WKPB
Een besluit tot toepassing van bestuursdwang, is een beperkingsbesluit dat valt onder de ‘Wet kenbaarheid publiekrechtelijke beperkingen onroerende zaken’. Het besluit kan dan ook opgenomen worden in de landelijke voorziening die op deze wet is gebaseerd. Wanneer de sluiting wordt opgeheven of wanneer de sluitingstermijn afloopt, wordt dit aangepast in het WKBP-register.
Minderjarigen
Gelet op het Verdrag van de rechten van het kind behoeft het bepaalde in artikel 8 van het EVRM (recht op ongestoord woongenot) extra aandacht indien er kinderen bij betrokken zijn. Een dergelijke situatie kan aanleiding zijn voor maatwerk.
Huisraad, huisdieren, alternatieve huisvesting
Betrokkenen dienen in beginsel zelf voor hun huisraad, huisdieren en alternatieve huisvesting te zorgen. De last onder bestuursdwang omvat ook het zorgdragen voor eventuele dieren in de woning of het lokaal. Dat betekent dat indien na verloop van de begunstigingstermijn dieren aanwezig zijn, deze uit de woning zullen worden verwijderd en opgevangen. De kosten daarvan worden verhaald op degene tot wie het besluit tot sluiting is gericht.
Indien betrokkenen acuut op straat staan, binnen hun netwerk geen onderdak kunnen vinden, niet zelfredzaam zijn en geen financiële middelen hebben om ergens te overnachten, dan kan in uitzonderingsgevallen bekeken worden of de gemeente hierin een rol kan spelen.
Opheffing sluiting
Belanghebbenden kunnen een schriftelijk en gemotiveerd verzoek om opheffing van de sluiting indienen. Op basis van dit verzoek kan de sluiting worden opgeheven, als voldaan is aan twee voorwaarden. Een voorwaarde voor opheffing van de sluiting is dat de verzoeker aantoont dat het risico op nieuwe overtreding van de Opiumwet is weggenomen. Daarnaast geldt dat pas kan worden meegewerkt aan de opheffing van de sluiting als minimaal de helft van de sluitingsduur is verstreken. Dit met het oog op de doelen van deze beleidsregel als het tegengaan van de loop naar het pand en het wegenemen de bekendheid van het pand als drugslocatie
Einde sluiting
Wanneer de sluitingstermijn is verstreken, zal in overleg met de eigenaar en bewoners een overdracht van de woning of het lokaal plaatsvinden.
Strafbaarstellingen
Hieronder volgt een opsomming van gedragingen rondom de oplegging en uitvoering van een sluiting die strafbaar zijn gesteld:
- •
Op grond van artikel 2:33 lid 2 van de APV is het verboden zonder ontheffing een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten pand en bijbehorend erf te betreden;
- •
artikel 187 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving), met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, strafbaar is;
- •
het verbreken van een verzegeling is strafbaar gesteld in artikel 199, lid 1, van het Wetboek van Strafrecht en is een misdrijf tegen het openbaar gezag;
- •
artikel 447 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt dat het beschadigen, wederrechtelijk afscheuren of onleesbaar maken van de bekendmaking van de last (de kennisgeving) strafbaar is.
Intrekken beleidsregel ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2022’
De ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2022’ wordt op 1 juli 2025 ingetrokken.
Inwerkingtreding
Deze beleidsregel treedt in werking op 1 juli 2025.
Citeertitel
Deze beleidsregel wordt aangehaald als: ‘Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet, Delft 2025’.
Ondertekening
Aldus vastgesteld op datum te Delft
De burgemeester van Delft,
J.M. van Bijsterveldt-Vliegenthart
Bijlage I Relevante wetsartikelen
Artikel 2 Opiumwet
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst I dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
- A.
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
- B.
te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
- C.
aanwezig te hebben;
- D.
te vervaardigen.
Artikel 2a Opiumwet
Het is verboden een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst IA of een preparaat daarvan:
- A.
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
- B.
te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
- C.
aanwezig te hebben;
- D.
te vervaardigen.
Artikel 3 Opiumwet
Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid:
- A.
binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen;
- B.
te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren;
- C.
aanwezig te hebben;
- D.
te vervaardigen.
Artikel 3a lid 5 Opiumwet
Indien naar het oordeel van Onze Minister handelingen als bedoeld in artikel 2 of 3 ten aanzien van een middel onverwijld moeten worden verboden en de totstandkoming van een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in het eerste of tweede lid niet kan worden afgewacht, kan het middel daartoe bij ministeriële regeling worden aangewezen. Onze Minister draagt ervoor zorg dat tegelijk met de vaststelling van deze ministeriële regeling het ontwerp van een algemene maatregel van bestuur met dezelfde inhoud ter beoordeling aan de ministerraad wordt aangeboden. De ministeriële regeling blijft, behoudens eerdere intrekking, van kracht totdat de algemene maatregel van bestuur waarbij het betreffende middel wordt aangewezen in werking treedt, doch uiterlijk tot een jaar na het inwerkingtreden van de regeling.
Artikel 10 lid 4 en lid 5 Opiumwet
Artikel 10 lid 4 Opiumwet
Hij die opzettelijk handelt in strijd met het in artikel 2 onder B en D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste acht jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 10 lid 5 Opiumwet
Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 2 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twaalf jaren of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 10a Opiumwet
- 1.
Hij die om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10, voor te bereiden of te bevorderen:
- 1)
een ander tracht te bewegen om dat feit te plegen, te doen plegen, mede te plegen of uit te lokken, om daarbij behulpzaam te zijn of om daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen te verschaffen,
- 2)
zich of een ander gelegenheid, middelen of inlichtingen tot plegen van dat feit tracht te verschaffen,
- 3)
voorwerpen, vervoermiddelen, stoffen, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van dat feit, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
- 1)
- 2.
Niet strafbaar is hij die de in het eerste lid omschreven feiten begaat met betrekking tot het binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik.
Artikel 11 Opiumwet
- 1.
Hij die handelt in strijd met een in artikel 3 gegeven verbod, wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
- 2.
Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder B, C of D, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
- 3.
Hij die in de uitoefening van een beroep of bedrijf opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3, onder B, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie.
- 4.
Hij die opzettelijk handelt in strijd met een in artikel 3 onder A, gegeven verbod, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren of geldboete van de vijfde categorie.
- 5.
Indien een feit als bedoeld in het tweede of vierde lid, betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel, wordt gevangenisstraf van ten hoogste zes jaren of geldboete van de vijfde categorie opgelegd. Onder grote hoeveelheid wordt verstaan een hoeveelheid die meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel.
- 6.
Het tweede lid is niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een hoeveelheid van hennep of hasjiesj van ten hoogste 30 gram.
- 7.
Het tweede en vierde lid zijn niet van toepassing, indien het feit betrekking heeft op een geringe hoeveelheid, bestemd voor eigen gebruik, van de in lijst II vermelde middelen, met uitzondering van hennep en hasjiesj.
Artikel 11a Opiumwet
Hij die stoffen of voorwerpen bereidt, bewerkt, verwerkt, te koop aanbiedt, verkoopt, aflevert, verstrekt, vervoert, vervaardigt of voorhanden heeft dan wel vervoermiddelen, ruimten, gelden of andere betaalmiddelen voorhanden heeft of gegevens voorhanden heeft, waarvan hij weet of ernstige reden heeft om te vermoeden dat zij bestemd zijn tot het plegen van een van de in artikel 11, derde en vijfde lid, strafbaar gestelde feiten, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaar of geldboete van de vijfde categorie.
Artikel 13b Opiumwet
- 1.
De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:
- 1.
a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, of een substantie die deel uitmaakt van een stofgroep als bedoeld in lijst IA of een preparaat daarvan, met uitzondering van de middelen bedoeld in artikel 2a, tweede lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is.
- 2.
b. 2b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.
- 1.
- 2.
Het eerste lid is niet van toepassing indien woningen, lokalen of erven als bedoeld in het eerste lid, gebruikt worden ter uitoefening van de artsenijbereidkunst, de geneeskunde, de tandheelkunst of de diergeneeskunde door onderscheidenlijk apothekers, artsen, tandartsen of dierenartsen.
Artikel 2:33 APV voor Delft
- 1.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 2.
Het is verboden zonder ontheffing van de burgemeester een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.
- 3.
Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.
Artikel 187 Wetboek van Strafrecht
Hij die een bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, met het oogmerk om de kennisneming daarvan te beletten of te bemoeilijken, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie.
Artikel 199 Wetboek van Strafrecht
- 1.
Hij die opzettelijk zegels waarmede voorwerpen door of vanwege het bevoegd openbaar gezag verzegeld zijn, verbreekt, opheft of beschadigt, of de door zodanig zegel bewerkte afsluiting op andere wijze verijdelt, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of geldboete van de vierde categorie.
Artikel 447 Wetboek van Strafrecht
Hij die een bekendmaking, vanwege het bevoegd gezag in het openbaar gedaan, wederrechtelijk afscheurt, onleesbaar maakt of beschadigt, wordt gestraft met geldboete van de eerste categorie.
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl