Permanente link
Naar de actuele versie van de regeling
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741117
Naar de door u bekeken versie
http://lokaleregelgeving.overheid.nl/CVDR741117/1
Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst de Vallei
Geldend van 26-06-2025 t/m heden
Intitulé
Gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst de ValleiDe colleges van burgemeester en wethouders van de gemeenten Ede, Barneveld, Nijkerk, Wageningen en Scherpenzeel, en het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Gelderland, ieder voor zover het hun bevoegdheden betreft;
Overwegingen:
De deelnemers oefenen bevoegdheden uit op grond van onder andere de Omgevingswet, waaronder bevoegdheden tot het beslissen op aanvragen om omgevingsvergunningen, het houden van toezicht en het beslissen over bestuursrechtelijke handhaving van wettelijke voorschriften.
De minister van VROM heeft aangedrongen op de vorming van uitvoeringsdiensten op regionale schaal en de provincie verzocht een proces te organiseren waarin dat gestalte krijgt.
Naar aanleiding daarvan hebben de colleges van alle Gelderse gemeenten en het college van Gedeputeerde Staten op 3 november 2009 een intentieverklaring ondertekend. In die intentieverklaring zijn als uitgangspunten opgenomen:
- 1.
dat de op te richten omgevingsdiensten de vorm van een openbaar lichaam op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen krijgen;
- 2.
dat de omgevingsdiensten zelf geen beleidstaken uitvoeren en dat de bestuurlijke bevoegdheden door de bevoegde gezagen zelf moeten worden uitgevoerd;
- 3.
dat voor wat de omvang van het werkterrein van de omgevingsdiensten betreft de samenwerking wordt gebaseerd op de bestaande regionale samenwerkingsverbanden in Gelderland (Gelders Stelsel).
De deelnemers hebben in het licht van de intentieverklaring gezamenlijk besloten tot oprichting van een omgevingsdienst die de juridische vorm heeft van een openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Deze omgevingsdienst is onderdeel van een stelsel van omgevingsdiensten in de provincie Gelderland, waarbij bepaalde taken op bovenregionale schaal kunnen worden belegd.
De raden van de gemeenten Ede, Barneveld, Nijkerk, Wageningen en Scherpenzeel, en Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben toestemming verleend als bedoeld in artikel 51 lid 4 Wet gemeenschappelijke regelingen;
De gemeenschappelijke regeling is in werking getreden op 14 november 2012
Gelet op:
het bepaalde in de Wet gemeenschappelijke regelingen, de Provinciewet en de Gemeentewet;
de inwerkingtreding van de Omgevingswet per 1 januari 2024;
Besluiten:
De gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst de Vallei te wijzigen zodat zij als volgt komt te luiden.
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsomschrijvingen
-
1. In deze regeling wordt verstaan onder:
- a.
basistaken: taken als bedoeld in artikel 13.12 van het Omgevingsbesluit;
- b.
bovenregionale taken: taken die ten behoeve van de deelnemers en van deelnemers aan andere omgevingsdiensten in Gelderland worden verricht, niet zijnde complexe taken;
- c.
burgemeester en wethouders: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten;
- d.
complexe taken: taken ten aanzien van
- °
vergunningplichtige milieubelastende activiteiten die zijn of worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 en hoger als bedoeld in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009; of
- °
milieubelastende activiteiten waarop de Richtlijn industriële emissies van toepassing is; of
- °
overige milieubelastende activiteiten die vallen onder provinciaal bevoegd gezag;
- °
- e.
directeur: directeur van het openbaar lichaam;
- f.
Gedeputeerde Staten: het college van Gedeputeerde Staten van Gelderland;
- g.
gemeenteraden: de raden van de gemeenten waartoe de deelnemers behoren;
- h.
openbaar lichaam: het openbaar lichaam Omgevingsdienst de Vallei;
- i.
deelnemers: de bestuursorganen die deze regeling hebben vastgesteld;
- j.
Provinciale Staten: Provinciale Staten van Gelderland;
- k.
regeling: de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst de Vallei;
- l.
Wet: Wet gemeenschappelijke regelingen;
- a.
-
2. Onder openbaar lichaam worden tevens de organen (algemeen bestuur, dagelijks bestuur en voorzitter) en de medewerkers van het openbaar lichaam verstaan.
-
3. Onder deelnemers worden tevens begrepen de rechtspersonen waarvan deelnemers bestuursorgaan zijn.
-
4. Uitgezonderd van de complexe taken zijn de volgende vergunningsplichtige milieubelastende activiteiten die zijn of worden ingedeeld in milieucategorie 4.2 en hoger als bedoeld in de VNG-uitgave Bedrijven en milieuzonering, editie 2009:
- °
het exploiteren van een IPPC-installatie voor het houden van pluimvee of varkens als bedoeld in de Richtlijn industriële emissies categorie 6.6;
- °
activiteiten ten behoeve van cultuur, sport en recreatie (SBI 9321, 931.1 t/m 931.10, 931.B t/m 931.D en 93299);
- °
het exploiteren van een rangeerterrein (SBI 491, 492.2);
- °
activiteiten ten behoeve van trafostations (SBI 35.C4 en 35.C5) en de schakelstations van het 380 KV hoogspanningsnet;
- °
agrarische activiteiten waarbij mest wordt verwerkt als nevenactiviteit, waarbij die mest uitsluitend afkomstig is uit de eigen activiteiten;
- °
activiteiten met een helikopterstandplaats als nevenactiviteit (SBI 5223.B);
- °
activiteiten met betrekking tot betonmortel en -waren (SBI 23611, 2363, 2364, 2365 en 2369), voor zover er geen sprake is van een IPPC-installatie;
- °
activiteiten met betrekking tot rioolwaterzuiveringen (SBI 3700), voor zover er geen sprake is van een IPPC-installatie.
- °
Artikel 2 Belang
De regeling is ingesteld ter gemeenschappelijke behartiging van de belangen van de deelnemers ter zake van vergunningverlening, toezicht en handhaving in het kader van het omgevingsrecht. Onder de belangen van de deelnemers wordt tevens begrepen het belang van een goede samenwerking tussen de omgevingsdiensten in Gelderland.
Artikel 3 Openbaar lichaam
-
1. Er is een openbaar lichaam, genaamd openbaar lichaam Omgevingsdienst de Vallei.
-
2. Het openbaar lichaam is gevestigd in Ede.
-
3. Het bestuur van het openbaar lichaam bestaat uit het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.
Hoofdstuk 2 Taken, bevoegdheden en bijdragen
Artikel 4 Basistaken
-
1. Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 brengen de deelnemers de uitvoering van de basistaken onder bij het openbaar lichaam.
-
2. Tot de basistaken kunnen behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met de basistaken.
-
3. Over het uitvoeren van de basistaken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer en het openbaar lichaam.
Artikel 5 Plustaken in het omgevingsrecht
-
1. Ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 kunnen de deelnemers bij het treffen van de regeling de uitvoering van plustaken in het omgevingsrecht onderbrengen bij het openbaar lichaam. De taken die de deelnemers inbrengen hebben betrekking op het Omgevingswet-takenpakket.
-
2. Tot de taken bedoeld in het eerste lid kunnen behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met die taken.
-
3. Het besluit van een deelnemer tot deelname aan de regeling bevat een opgave van de taken bedoeld in het eerste lid.
-
4. Over het uitvoeren van de taken bedoeld in het eerste lid worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer die het aangaat en het openbaar lichaam.
Artikel 6 Verzoektaken in het omgevingsrecht
-
1. Op verzoek van een deelnemer voert het openbaar lichaam andere uitvoerende, coördinerende, adviserende en ondersteunende taken op het gebied van het omgevingsrecht uit dan bedoeld in de artikelen 4 en 5.
-
2. Over de uitvoering van de andere taken worden afzonderlijke overeenkomsten gesloten tussen de deelnemer en het openbaar lichaam.
Artikel 7 Bovenregionale taken en complexe taken
-
1. Het openbaar lichaam is gehouden bovenregionale taken en complexe taken die niet in overeenstemming met de kwaliteitscriteria versie 2.2, dan wel de daarvoor in de plaats getreden nieuwe versie of andere wet- en regelgeving, kunnen worden uitgevoerd door het openbaar lichaam, te laten uitvoeren door andere omgevingsdiensten in Gelderland die de taken aan zich hebben getrokken.
-
2. Het openbaar lichaam is gehouden bovenregionale taken en complexe taken die het openbaar lichaam aan zich heeft getrokken, uit te voeren voor andere omgevingsdiensten in Gelderland.
-
3. De taken worden uitgevoerd tegen vergoeding van de tussen de omgevingsdiensten in Gelderland overeengekomen kosten.
-
4. Over de uitvoering van bovenregionale en complexe taken kunnen overeenkomsten worden gesloten tussen het openbaar lichaam en andere omgevingsdiensten in Gelderland.
-
5. Over de uitvoering van complexe taken en bovenregionale taken kunnen in daarvoor in het bijzonder aangewezen gevallen samenwerkingsovereenkomsten worden gesloten tussen een omgevingsdienst en andere overheidsorganen.
Artikel 8 Bevoegdheden
-
1. De deelnemers dragen geen publiekrechtelijke bevoegdheden over aan het openbaar lichaam.
-
2. De deelnemers beslissen ieder afzonderlijk over de verlening van mandaat, volmacht en machtiging aan het openbaar lichaam.
Artikel 9 beperking privaatrechtelijke bevoegdheden
Het openbaar lichaam is behoudens instemming van de deelnemers niet bevoegd tot:
- a.
het aangaan van geldleningen, waaronder begrepen het aangaan van rekening courant-verhoudingen met een hoger gezamenlijk maximum dan € 500.000,-;
- b.
het vestigen van opstal-, pand- en hypotheekrechten;
- c.
het afgeven van garanties of andere waarborgen;
- d.
het in erfpacht aannemen of uitgeven van roerende of onroerende zaken;
- e.
het in eigendom aannemen of uitgeven van onroerende zaken;
- f.
het oprichten van en het deelnemen in een rechtspersoon, met uitzondering van het oprichten van en het deelnemen in beroepsverenigingen binnen de omgevingsdiensten;
- g.
commerciële dienstverlening aan private partijen.
Artikel 10 Bijdragen
-
1. De deelnemers dragen bij aan de kosten van het goed functioneren van het openbaar lichaam en het uitoefenen van de bij hem ondergebrachte taken als bedoeld in artikel 4 en artikel 5.
-
2. Daarenboven vergoedt elke deelnemer de kosten voor het uitvoeren van taken als bedoeld in artikel 6.
-
3. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemer verschuldigd is voor het jaar waar de begroting betrekking op heeft.
-
4. vervalt
-
5. vervalt
-
6. De deelnemers dragen er steeds zorg voor dat het openbaar lichaam te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan al zijn verplichtingen jegens derden te voldoen.
-
7. De deelnemers betalen de bijdragen als bedoeld in lid twee van dit artikel per kwartaal vooruit, te weten vijfentwintig procent van de verschuldigde bijdrage.
Hoofdstuk 3 Algemeen bestuur
Artikel 11 Samenstelling en stemverhouding
-
1. Het algemeen bestuur bestaat uit 6 personen, waaronder de voorzitter.
-
2. Elke deelnemer wijst uit zijn midden een lid van het algemeen bestuur aan.
-
3. Elke deelnemer wijst uit zijn midden een plaatsvervangend lid van het algemeen bestuur aan.
-
4. De leden van het algemeen bestuur hebben het volgende aantal stemmen:
Ede |
2 |
Barneveld |
1 |
Nijkerk |
1 |
Wageningen |
1 |
Scherpenzeel |
1 |
Provincie |
1 |
Artikel 12 Aanwijzing, schorsing en ontslag leden algemeen bestuur
-
1. De deelnemers wijzen de leden van het algemeen bestuur aan.
-
2. Als tussentijds een vacature in het algemeen bestuur ontstaat, wijst de deelnemer in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.
-
3. Een lid van het algemeen bestuur kan door de deelnemer die hem heeft aangewezen ontslag worden verleend of worden geschorst als dit lid het vertrouwen van die deelnemer niet meer bezit. Het ontslag gaat onmiddellijk in.
-
4. Van elke aanwijzing, schorsing of ontslag geeft de deelnemer die het aangaat terstond kennis aan de voorzitter.
-
5. Een lid van het algemeen bestuur kan ontslag nemen. Hij stelt de voorzitter en de deelnemer die hem heeft aangewezen hiervan tijdig op de hoogte. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.
-
6. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt van rechtswege zodra het lid geen lid meer is van de deelnemer die hem heeft aangewezen.
-
7. Lid 1 tot en met 6 zijn van overeenkomstige toepassing op plaatsvervangende leden.
Artikel 13 Werkwijze
-
1. Het algemeen bestuur vergadert zo dikwijls als hij dat nodig oordeelt, alsmede indien het dagelijks bestuur of een lid van het algemeen bestuur daarom verzoekt, doch ten minste twee maal per jaar.
-
2. In de vergadering van het algemeen bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
-
3. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop lid 2 niet van toepassing is. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.
-
4. In een vergadering als bedoeld in lid 3 kan alleen worden beraadslaagd en besloten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd indien meer dan de helft van de leden aanwezig is, de voorzitter niet meegerekend.
-
5. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en andere werkzaamheden.
Artikel 14 Bevoegdheden
-
1. Het algemeen bestuur stelt de begroting en de jaarrekening vast. Voor besluiten gericht op het vaststellen van de begroting is tweederde deel van de stemmen vereist.
-
2. Het algemeen bestuur is belast met het aangaan van arbeidsovereenkomst naar burgerlijk recht, schorsing en ontslag van de directeur.
-
3. Het algemeen bestuur stelt een regeling vast omtrent de ambtelijke organisatie van het openbaar lichaam, alsmede de arbeidsvoorwaardenregelingen voor de directeur en het overige personeel.
-
4. Het algemeen bestuur stelt alle overige regelingen vast die noodzakelijk zijn.
-
5. Het algemeen bestuur is bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke overeenkomsten.
-
6. Het algemeen bestuur kan instructies geven voor de werkwijze van het dagelijks bestuur.
-
7. De bevoegdheid genoemd in het vijfde lid kan worden overgedragen aan het dagelijks bestuur.
-
8. Het algemeen bestuur beslist over alle andere aangelegenheden waarvoor de bevoegdheid niet op grond van de Wet of deze regeling aan het dagelijks bestuur of aan de voorzitter toekomt.
Hoofdstuk 4 Dagelijks bestuur
Artikel 15 Dagelijks bestuur
-
1. Het dagelijks bestuur bestaat naast de voorzitter uit tenminste twee en maximaal vier andere leden.
-
2. De leden van het dagelijks bestuur hebben ieder één stem. Ingeval van het staken van de uitgebrachte stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Artikel 16 Aanwijzing, schorsing en ontslag leden dagelijks bestuur
-
1. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden de leden van het dagelijks bestuur en de voorzitter aan.
-
2. Het lidmaatschap van het dagelijks bestuur eindigt zodra het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt of wanneer een ontslag uit het dagelijks bestuur ingaat.
-
3. Als tussentijds een vacature in het dagelijks bestuur ontstaat, wijst het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna een nieuw lid aan.
-
4. Een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, kan te allen tijden ontslag nemen. Hij doet daarvan schriftelijk mededeling aan het algemeen bestuur. Het ontslag gaat in zodra in opvolging is voorzien.
-
5. Het algemeen bestuur kan een lid van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter, ontslag verlenen of schorsen als dat lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. Het ontslag gaat onmiddellijk in.
Artikel 17 Werkwijze
-
1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls als de voorzitter dit nodig oordeelt of een lid van het dagelijks bestuur hierom verzoekt.
-
2. Het dagelijks bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen.
-
3. In de vergadering van het dagelijks bestuur kan slechts worden beraadslaagd en besloten als ten minste de helft van de leden aanwezig is.
-
4. Indien het vereiste aantal leden niet aanwezig is, schrijft de voorzitter een nieuwe vergadering uit waarop lid 2 niet van toepassing is. Tussen de twee vergaderingen zit minimaal een werkdag.
-
5. In een vergadering als bedoeld in lid 3 kan alleen worden beraadslaagd en besloten over andere aangelegenheden dan die waarvoor de oorspronkelijke vergadering was belegd indien meer dan de helft van de leden aanwezig is.
-
6. De vergaderingen van het dagelijks bestuur zijn niet openbaar.
Artikel 18 Bevoegdheden
-
1. Het dagelijks bestuur is belast met en bevoegd tot het voeren van het dagelijks bestuur, waaronder in ieder geval wordt verstaan:
- a.
het voorbereiden van al hetgeen aan het algemeen bestuur ter beraadslaging en besluitvorming wordt voorgelegd;
- b.
het uitvoeren van de besluiten van het algemeen bestuur;
- c.
het voorstaan van de belangen van de regeling en het openbaar lichaam bij andere overheden, instellingen en diensten waarmee, of personen met wie contact met het dagelijks bestuur van belang is;
- d.
het beheer van activa en passiva van het openbaar lichaam;
- e.
het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaring en verlies van recht en eigendom.
- a.
-
2. Het dagelijks bestuur bepaalt de wijze waarop de directeur bij verhindering of ontstentenis wordt vervangen.
-
3. Het dagelijks bestuur stelt voor de directeur een instructie vast die ten minste de taken van de directeur en de aansturing van het personeel betreft.
-
4. Het dagelijks bestuur kan in afwijking van artikel 14 lid 2 in spoedeisende gevallen tot schorsing van de directeur overgaan. Het dagelijks bestuur doet daarvan terstond mededeling aan het algemeen bestuur. De schorsing vervalt, wanneer het algemeen bestuur haar niet in zijn volgende vergadering bekrachtigt.
-
5. Het dagelijks bestuur is belast met het aangaan van arbeidsovereenkomsten naar burgerlijk recht, het ontslaan en schorsen van het personeel, met uitzondering van de directeur.
Hoofdstuk 5 Voorzitter
Artikel 19 Voorzitter
-
1. Het algemeen bestuur wijst in zijn eerste vergadering na inwerkingtreding van deze regeling uit zijn midden de voorzitter aan.
-
2. Het algemeen bestuur wijst uit zijn midden een plaatsvervangend voorzitter aan die de voorzitter vervangt bij diens verhindering of ontstentenis.
-
3. Als tussentijds de functie van de voorzitter vacant wordt, wijst het algemeen bestuur in zijn eerstvolgende vergadering of ten spoedigste daarna de nieuwe voorzitter aan.
-
4. De voorzitter is lid van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
Artikel 20 Bevoegdheden
-
1. De voorzitter is belast met de leiding van de vergaderingen van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.
-
2. De voorzitter ondertekent de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
-
3. De voorzitter vertegenwoordigt het openbaar lichaam in en buiten rechte. Hij kan de vertegenwoordiging opdragen aan een door hem aan te wijzen gemachtigde.
Artikel 21 Samenwerking tussen omgevingsdiensten
-
1. De voorzitter voert geregeld overleg met de voorzitters van de dagelijkse besturen van de andere omgevingsdiensten in Gelderland. Het overleg heeft als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen de omgevingsdiensten.
-
2. De voorzitter van de Omgevingsdienst de Vallei is voorzitter van het overleg.
-
3. Het overleg doet zo nodig voorstellen aan de deelnemers voor de programmering van bovenregionale taken.
Hoofdstuk 6 Informatie en verantwoording
Artikel 22 Dagelijks bestuur en voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur
-
1. De leden van het dagelijks bestuur zijn tezamen en ieder afzonderlijk aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.
-
2. Zij geven gevraagd en ongevraagd aan het algemeen bestuur alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.
-
3. Zij geven tezamen en ieder afzonderlijk inlichtingen aan het algemeen bestuur wanneer dit bestuur of een of meer leden daarvan hierom verzoekt.
Artikel 23 Algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van de raden en Provinciale Staten
-
1. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten gevraagd en ongevraagd alle inlichtingen die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig zijn.
-
2. Het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter verstrekken aan de gemeenteraden en Provinciale Staten alle inlichtingen die door een of meer leden van die gemeenteraden of Provinciale Staten worden verlangd.
-
3. Het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is aan de gemeenteraad of Provinciale Staten verantwoording verschuldigd voor het door hem gevoerde bestuur.
Artikel 24 Leden algemeen bestuur ten opzichte van deelnemers
-
1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft de deelnemer die hem als lid heeft aangewezen alle inlichtingen die door die deelnemer of door een of meer leden van die deelnemer worden verlangd.
-
2. Alvorens de gevraagde inlichtingen zoals bedoeld in het eerste lid te verstrekken, kan het lid zich daarover laten adviseren door het dagelijks bestuur.
-
3. Een lid van het algemeen bestuur is de deelnemer die hem als lid heeft aangewezen verantwoording verschuldigd voor het door hem in het algemeen bestuur gevoerde bestuur op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die deelnemer aangegeven wijze.
Artikel 25 Informatievoorziening omgevingsdiensten
Het openbaar lichaam zorgt ervoor dat wordt voldaan aan de volgende voorwaarden ten aanzien van informatievoorziening:
- a.
deelnemers kunnen op elk moment beschikken over de relevante informatie met betrekking tot vergunningverlening, toezicht en handhaving ten aanzien waarvan zij het bevoegd gezag zijn;
- b.
de wijze van benadering en ontsluiting van die informatie is afgestemd met die van de andere omgevingsdiensten,
- c.
investeringen in informatievoorziening worden zoveel als mogelijk gedaan in het licht van een samenhangend stelsel van informatievoorziening.
Artikel 26 Uitbrengen van zienswijze door de raad of Provinciale Staten
-
1. Voorafgaand aan het nemen van de in het derde lid van dit artikel genoemde besluiten door het bestuur worden de raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten gedurende 8 weken in de gelegenheid gesteld om een zienswijze naar voren brengen. Zienswijzen kunnen zowel schriftelijk als mondeling naar voren worden gebracht.
-
2. Als op grond van het eerste lid zienswijzen naar voren zijn gebracht, dan stelt het dagelijks bestuur voorafgaand aan het nemen van een besluit, de raden van de deelnemende gemeenten, Provinciale Staten en, indien het een besluit van het algemeen bestuur betreft, het algemeen bestuur van de Omgevingsdienst schriftelijk en gemotiveerd in kennis van het oordeel over de zienswijze, alsmede van de eventuele conclusies die het daaraan verbindt.
-
3. De raden van de deelnemende gemeenten en Provinciale Staten worden in de gelegenheid gesteld om zienswijzen in te dienen over besluiten met ingrijpende financiële of maatschappelijke gevolgen.
-
4. Het eerste lid is niet van toepassing op beschikkingen zoals bedoeld in artikel 1:3, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht, het besluit tot het vaststellen of wijzigen van de begroting en besluiten zoals bedoeld in afdeling 3.4 van de Awb.
Artikel 27 Participatie ingezetenen en belanghebbenden
De regeling voorziet niet in participatie door ingezetenen en belanghebbenden. De deelnemende gemeente- en provinciebesturen bepalen ieder voor zich of, en zo ja, op welke wijze ingezetenen en belanghebbenden bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van deze regeling worden betrokken.
Artikel 28 Evaluatie
-
1. Deze regeling wordt eens in de vier jaar geëvalueerd.
-
2. De evaluatie vindt plaats in het laatste jaar van een raadsperiode.
-
3. Het algemeen bestuur regelt de wijze waarop de evaluatie plaatsvindt.
-
4. Het algemeen bestuur kan bepalen dat een aanvullende evaluatie plaatsvindt die afwijkt van de in het eerste en tweede lid genoemde termijnen.
Hoofdstuk 7 Directeur
Artikel 29 Directeur
-
1. De directeur fungeert als ambtelijk secretaris voor het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur en is als zodanig het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter behulpzaam in alles dat de hun opgedragen taak aangaat.
-
2. De directeur is in de vergadering van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur aanwezig.
-
3. De directeur ondertekent mede de stukken die van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur uitgaan.
-
4. De directeur is hoofd van de ambtelijke organisatie.
Artikel 30 Samenwerking tussen omgevingsdiensten
-
1. De directeur voert geregeld overleg met de directeuren van de andere omgevingsdiensten in Gelderland. Het overleg heeft als doel het bevorderen van een goede samenwerking tussen de diensten.
-
2. De directeur van de Omgevingsdienst de Vallei is voorzitter van het overleg.
Hoofdstuk 8 Financiële bepalingen
Artikel 31 Kaderbrief
Het dagelijks bestuur zendt vóór 15 januari van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor de begroting dient de algemene financiële en beleidsmatige kaders aan de gemeenteraden en aan Provinciale Staten.
Artikel 32 Begrotingsprocedure
-
1. De vaststelling van de begroting door het algemeen bestuur, zoals bedoeld in artikel 58, eerste lid, van de Wet geschiedt niet eerder dan 12 weken nadat deze aan de gemeenteraden en Provinciale Staten is verzonden.
-
2. Onverminderd het bepaalde in artikel 59, eerste lid, van de Wet zorgt het dagelijks bestuur vóór 15 april van het jaar voorafgaande aan dat waarvoor zij dient voor de in dat lid bedoelde toezending van de ontwerpbegroting vergezeld van een behoorlijke toelichting.
-
3. In de begroting wordt het door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar verschuldigde bedrag opgenomen.
-
4. Het dagelijks bestuur houdt bij het opstellen van de ontwerpbegroting rekening met de door Provinciale Staten en de gemeenteraden opgestelde begrotingsrichtlijnen.
-
5. De ontwerpbegroting wordt door de deelnemers voor eenieder ter inzage gelegd en algemeen verkrijgbaar gesteld. Van de terinzagelegging en de verkrijgbaar stelling wordt openbaar kennis gegeven.
-
6. Provinciale Staten en de gemeenteraden vergaderen niet eerder dan twee weken na de openbare kennisgeving over de ontwerpbegroting. Zij kunnen bij het dagelijks bestuur hun zienswijze over de ontwerpbegroting naar voren brengen. Het dagelijks bestuur voegt deze zienswijzen, voorzien van zijn reactie, toe aan de ontwerpbegroting zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.
-
7. Terstond na de vaststelling van de begroting zendt het algemeen bestuur de begroting aan Provinciale Staten en de gemeenteraden, die ter zake bij de minister hun zienswijze naar voren kunnen brengen.
-
8. Het dagelijks bestuur zendt de begroting binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 september aan de minister.
-
9. Dit artikel is, met uitzondering van de daarin genoemde data, van overeenkomstige toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting.
Artikel 33 Jaarrekening
-
1. De vaststelling van de jaarrekening als bedoeld in artikel 58, derde lid, van de Wet geschiedt vóór 1 juli volgend op het jaar waarop deze betrekking heeft.
-
2. Artikel 32 lid 2 van de regeling is van overeenkomstige toepassing.
-
3. Het dagelijks bestuur zendt de jaarrekening binnen twee weken na de vaststelling, doch in ieder geval vóór 15 juli aan de minister.
-
4. Vaststelling van de rekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.
-
5. In de rekening wordt het door elk van de deelnemers over het desbetreffende jaar werkelijk verschuldigde bedrag opgenomen.
-
6. Verrekening van het verschil tussen hetgeen op grond van artikel 10 van deze regeling is bepaald enerzijds en hetgeen op basis van de rekening is verschuldigd anderzijds vindt plaats zo spoedig mogelijk na de vaststelling van de rekening.
Artikel 34 Verdeling saldo
-
1. Een batig saldo van de jaarrekening wordt toegevoegd aan de reserves tot een maximum van 5% van de jaarlijkse exploitatielasten of € 500.000 en wel de laagste van deze twee.
-
2. Het algemeen bestuur beslist of een nadelig saldo van de jaarrekening:
- a.
geheel of gedeeltelijk ten laste van bestaande reserves zal worden gebracht; of
- b.
geheel of gedeeltelijk ten laste van de deelnemers zal worden gebracht naar rato van de begroting.
- a.
-
3. Het besluit, zoals bedoeld in het tweede lid, sub b, van dit artikel, behoeft tweederde deel van de uitgebrachte stemmen.
Hoofdstuk 9 Archief
Artikel 35 Zorg en beheer archief
-
1. De zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam zal worden ondergebracht op de vestigingslocatie van de centrale staf van de Omgevingsdienst de Vallei.
-
2. Ten aanzien van de zorg voor en het beheer van de archiefbescheiden van het openbaar lichaam, alsmede ten aanzien van het toezicht op het beheer zijn de voorschriften, zoals deze gelden op de onder lid 1 bedoelde vestigingslocatie, van overeenkomstige toepassing.
-
3. De aan de uitvoering van het eerste lid verbonden kosten komen ten laste van het openbaar lichaam.
-
4. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden is het archief ter vestigingslocatie van de centrale staf de archiefbewaarplaats.
-
5. Het dagelijks bestuur is belast met de uitvoering van de zorg en het beheer als bedoeld in het eerste lid.
Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Artikel 36 Toetreding
-
1. De deelnemers zijn bevoegd te beslissen over toetreding van nieuwe deelnemers tot de regeling. Het algemeen bestuur wordt in de gelegenheid gesteld hierover zijn zienswijze bekend te maken.
-
2. De deelnemers regelen de voorwaarden voor toetreding.
Artikel 37 Uittreding
-
1. Een deelnemer kan uittreden uit de regeling na een daartoe strekkend besluit van de deelnemer.
-
2. Het besluit tot uittreding wordt niet later genomen dan een jaar voorafgaand aan de datum waarop de uittreding plaatsvindt. Uittreding is slechts mogelijk met ingang van 1 januari.
-
3. Het algemeen bestuur stelt een uittredingsplan vast. De daarin opgenomen verplichtingen zijn bindend.
-
4. Het uittredingsplan als bedoeld in lid 3 behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.
-
5. Het dagelijks bestuur ziet toe op de uittreding en de vereffening van de financiële verplichtingen.
-
6. Tot uittreding kan niet eerder worden besloten dan na verkregen toestemming van de raden, onderscheidenlijk Provinciale Staten van de betrokken deelnemers.
Artikel 38 Wijziging en opheffing
-
1. De regeling kan tussentijds worden gewijzigd of opgeheven als ten minste tweederde van de deelnemers daartoe besluit.
-
2. De regeling kan niet eerder worden gewijzigd dan na verkregen toestemming van de raden, onderscheidenlijk Provinciale Staten van de betrokken deelnemers.
-
3. Deelnemers en het algemeen bestuur zijn bevoegd een wijziging in de regeling aan de deelnemers in overweging te geven via een daartoe strekkend voorstel. Het dagelijks bestuur zendt het voorstel van het algemeen bestuur toe aan de deelnemers.
-
4. Ingeval van opheffing van de regeling stelt het algemeen bestuur vooraf, na overleg met de deelnemers, een liquidatieplan vast waarin in ieder geval wordt aangegeven wat de gevolgen zijn die de beëindiging heeft voor het personeel en de wijze waarop het positieve of negatieve saldo van het openbaar lichaam over de deelnemers wordt verdeeld.
-
5. Het liquidatieplan als bedoeld in lid 4 behoeft tweederde van de uitgebrachte stemmen.
-
6. Het dagelijks bestuur is belast met de vereffening van de financiële verplichtingen.
-
7. Zo nodig blijven de organen van de regeling na het tijdstip van opheffing in functie totdat de liquidatie is voltooid.
Hoofdstuk 11 Klachten
Artikel 39 Klachtenregeling
Het algemeen bestuur stelt, met inachtneming van hoofdstuk 9, titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht, een interne klachtenregeling vast.
Hoofdstuk 12 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 40 Inwerkingtreding
-
1. De regeling treedt in werking een dag nadat deze op de voorgeschreven wijze bekend is gemaakt.
-
2. Gedeputeerde Staten dragen zorg voor de in artikel 26, eerste lid van de Wet bedoelde publicatie in het Provinciaal blad van Gelderland.
Artikel 41 Duur van de regeling
De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
Artikel 42 Citeertitel
Deze regeling kan worden aangehaald als: gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst de Vallei.
Ondertekening
Toelichting Gemeenschappelijke Regeling Omgevingsdienst De Vallei
Algemene toelichting
Aanleiding
Het Rijk, het IPO en de VNG hebben in 2009 afspraken gemaakt om de kwaliteit van milieuvergunningverlening en -handhaving te verbeteren. Onderdeel van deze afspraken is het oprichten van regionale omgevingsdiensten, waarin de uitvoering van een bepaald minimum takenpakket (het basistakenpakket voor milieutaken) wordt ondergebracht. Het onderbrengen van andere taken in het kader van het omgevingsrecht is daarbij als optie open gehouden. Afgesproken is dat de uitvoeringsdiensten de vorm zullen hebben van een openbaar lichaam in de zin van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Wgr).
Een van de belangrijkste redenen om over te gaan tot het oprichten van omgevingsdiensten is om de kwaliteit van vergunningverlening en handhaving te verbeteren.
Gelders stelsel
De provincie en de Gelderse gemeenten hebben in verband met de vorming van omgevingsdiensten in 2009 gekozen voor het Gelders Stelsel. Onderdeel daarvan is de vorming van zes (aanvankelijk zeven) omgevingsdiensten, waardoor de uitvoering van taken zo dicht mogelijk bij het lokaal bestuur wordt gelegd.
De zes Gelderse omgevingsdiensten hebben onderling een taakverdeling afgesproken om enkele specialistische taken goed uit te kunnen voeren. Dit wordt het Gelderse stelsel genoemd.
Het gaat om complexe taken en bovenregionale taken. In de kwaliteitscriteria is vastgelegd bij welke bedrijven vergunningverlening en handhaving complex is. Wanneer een Gelderse Omgevingsdienst onvoldoende robuust is voor de aan haar gemandateerde Vergunningverlening Handhaving en Toezicht taken (VTH) dan geldt het volgende: de Omgevingsdienst Regio Nijmegen voert de complexe vergunningverlening uit voor de hiervoor niet robuuste Omgevingsdiensten in Gelderland. De complexe handhaving voor Omgevingsdiensten die hiervoor niet robuust zijn, inclusief de werkzaamheden van bureau milieumetingen, taken met betrekking tot vuurwerk en het toezicht op de bodemsaneringen, wordt uitgevoerd door de Omgevingsdienst regio Arnhem. Over de breedte van de uitvoering van deze taken worden nadere inhoudelijke en financiële afspraken tussen de regio’s gemaakt. De beschrijving van de wijze waarop de bovenregionale handhaving en vergunningverlening van de complexe bedrijven wordt uitgevoerd, zal worden geïnitieerd door de Omgevingsdienst regio Arnhem en de Omgevingsdienst regio Nijmegen. De gemeenten en de provincie hebben ervoor gekozen om aanvullend op het voorgaande nog een aantal bovenregionale taken in samenhang uit te voeren. Met deze onderlinge stelselafspraken wordt zowel tegemoet gekomen aan het principe van nabijheid en efficiency, als ook aan samenhang en kwaliteit van de omgevingsdiensten. Om het Gelders stelsel van zes omgevingsdiensten blijvend, op een kwalitatief goed niveau te laten functioneren is het van groot belang om duurzaam met elkaar in gesprek te zijn. De Omgevingsdienst in de Vallei voert daarover de regie en coördineert de agenda ten behoeve van dat gesprek.
De Omgevingsdienst Veluwe heeft de stelseltaak Portaal GO ingericht. De stelseltaak Portaal GO geeft invulling aan de onderdelen Portaal en Communicatie. Het Portaal is de spil in de contacten tussen de Gelderse Omgevingsdiensten en externe partners, met name met Openbaar Ministerie en politie op het gebied van strafrecht en coördinatie BOA inzet en BSBM. Portaal Communicatie onderhoudt en optimaliseert communicatiekanalen en middelen binnen de Gelderse Omgevingsdiensten.
Omgevingsdienst Rivierenland (ODR) voert namens de Gelderse Omgevingsdiensten Ketentoezicht uit. Team Ketentoezicht richt zich op het terugdringen van milieucriminaliteit. Dit programmateam is verantwoordelijk voor de analyses, de keuze van de ketens en de uitvoeringsplanning. De ketenprogramma’s worden uitgevoerd in samenwerking met de overige omgevingsdiensten. In het Gelders stelsel heeft ketentoezicht prioriteit. De Omgevingsdienst Achterhoek (ODA) coördineert de overkoepelende HRM systemen en onderhoud hierover contact met de vakbonden.
Seveso -taken
Vanuit het Rijk is er extra aandacht voor de kwaliteit van brede vergunningverlening onder de Omgevingswet, en toezicht en handhaving van majeure risicobedrijven. In Gelderland werken de gemeenten en de provincie al vanaf 2007 samen bij de uitvoering van de handhaving van BRZO-taken. In 2009 is de samenwerking uitgebreid met Flevoland, Overijssel en Utrecht. Vanaf 2013 zijn voor zowel vergunningverlening als toezicht en handhaving landelijk zes omgevingsdiensten aangewezen voor deze risicovolle bedrijven. Vanaf dat moment wordt zowel de vergunningverlening als de handhaving uitgevoerd door één verantwoordelijke omgevingsdienst in de regio Oost. De verantwoordelijkheid voor uitvoerende taken wordt belegd bij Omgevingsdienst Regio Nijmegen. Door de inwerkingtreding van de Omgevingswet op 1 januari 2024 is het Besluit Risico’s Zware Ongevallen komen te vervallen. Per 1 januari 2024 worden BRZO-inrichtingen ‘Seveso-inrichtingen’ genoemd.
Artikelsgewijze toelichting gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst De Vallei na wijziging
Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen
Artikel 1 Begripsbepalingen
Hier worden begripsbepalingen toegelicht.
Artikel 2 Belang
Ter uitvoering van artikel 10, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen wordt hier het belang vermeld ter behartiging waarvan de regeling is getroffen. Het begrip omgevingsrecht is in deze omschrijving ruim bedoeld en omvat op grond daarvan niet alleen het milieurecht, maar ook bouwrecht, ruimtelijke ordeningsrecht, natuurbeschermingsrecht en dergelijke. Vanwege het belang van alle deelnemers bij een goed werkend Gelders stelsel, in verband waarmee er relaties ontstaan tussen de omgevingsdienst en andere omgevingsdiensten bijvoorbeeld op het punt van complexe of bovenregionale taken, wordt onder de belangen van de deelnemers tevens begrepen het belang van een goede samenwerking tussen de omgevingsdiensten in Gelderland.
Artikel 3 Openbaar lichaam
In het eerste lid is met het oog op artikel 8, eerste lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen bepaald dat een openbaar lichaam wordt ingesteld. In het tweede lid is ter uitvoering van artikel 10, derde lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen de vestigingsplaats vastgelegd. Het betreft hier de statutaire vestigingsplaats. Die moet worden onderscheiden van de feitelijke plaats waar het openbaar lichaam zijn taken uitvoert. Die plaats kan verschillen van de statutaire vestigingsplaats. De regeling verzet zich er bovendien niet tegen dat de taken op meerdere plaatsen worden uitgeoefend.
Hoofdstuk 2 Taken, bevoegdheden en bijdragen
Artikel 4 Basistaken
De bestuurlijke eis van het Rijk is dat de uitvoering van ten minste de taken zoals opgenomen in het basistakenpakket worden belegd bij een omgevingsdienst. Artikel 4 komt aan die eis tegemoet door te bepalen dat de ter behartiging van het belang genoemd in artikel 2 de uitvoering van de basistaken worden ondergebracht bij het openbaar lichaam. Het tweede lid bepaalt dat tot de basistaken kunnen behoren coördinerende, adviserende en ondersteunende taken in verband met de basistaken. Daarbij kan worden gedacht aan interne advisering, documentondersteuning et cetera. De omschrijving is zo gekozen dat een ruime categorie van werkzaamheden daaronder kan worden verstaan, waaronder bijvoorbeeld ook het heffen van leges. Door de formulering wordt bovendien duidelijk dat er geen verplichting bestaat om dergelijke ondersteunende taken onder te brengen. Er kunnen tussen de omgevingsdienst en een of meer deelnemers op basis van het derde lid overeenkomsten (dienstverleningsovereenkomsten) worden gesloten. Die bevatten nadere afspraken over de uitoefening van de taken, die krachtens de regeling bij de omgevingsdienst zijn ondergebracht.
Afspraken kunnen onder meer worden gemaakt over de omvang en de kwaliteit van de taakuitoefening.
Artikel 5 Plustaken in het omgevingsrecht
Naast de basistaken als bedoeld in artikel 4 kunnen de deelnemers bij het treffen van de regeling de uitoefening van overige taken in het omgevingsrecht aan de omgevingsdienst overlaten, waaronder die milieutaken die niet tot het basistakenpakket behoren. Dit worden plustaken genoemd. Het besluit van een deelnemer tot het treffen van de regeling bevat op grond van het derde lid een opgave van die taken. Zowel het toevoegen van taken als het terugnemen van taken vergt een wijziging van de regeling, in verband waarmee ook de bijdrage van de deelnemers, de stemverhoudingen en andere zaken in de regeling opnieuw kunnen worden bezien. Net als bij de basistaken als bedoeld in artikel 4 kunnen ten aanzien van de in artikel 5 bedoelde taken dienstverleningsovereenkomsten worden gesloten tussen de omgevingsdienst en een of meer deelnemers.
Artikel 6 Verzoektaken in het omgevingsrecht
Naast het uitvoeren van de basistaken en overige taken als bedoeld in de artikelen 4 en 5 is het voorstelbaar dat de omgevingsdienst andere taken uitvoert op verzoek van een deelnemer. Het gaat daarbij om zogenaamde verzoektaken. Voor het beleggen van taken bij de omgevingsdienst die zij uitvoert op basis van de artikelen 4 en 5 is immers (zie de toelichting bij artikel 5 hierboven) een wijziging van de regeling vereist. Ook over de taken als bedoeld in artikel 6 kunnen dienstverleningsovereenkomsten worden gesloten.
Artikel 7 Bovenregionale en complexe taken
Dit artikel geeft een regeling voor de complexe taken die niet robuust kunnen worden uitgevoerd, alsmede de bovenregionale taken. Die begrippen zijn omschreven in artikel 1. Ten aanzien van deze taken is bestuurlijk de volgende verdeling tussen de diverse omgevingsdiensten afgesproken:
- 1.
Ten aanzien van complexe vergunningverleningstaken die niet robuust kunnen worden uitgevoerd, met inbegrip van de taken met betrekking tot Seveso-inrichtingen, is de omgevingsdienst regio Nijmegen de uitvoerder.
- 2.
Het toezicht in het kader van Seveso-inrichtingen wordt uitgevoerd door de omgevingsdienst regio Nijmegen.
- 3.
De complexe bestuursrechtelijke handhavingstaken worden uitgevoerd door de omgevingsdienst regio Arnhem, tenzij die taken in een regio robuust belegd kunnen worden. In dat geval worden die taken door de betreffende omgevingsdienst uitgevoerd.
- 4.
De provinciale meetploeg wordt ondergebracht bij de omgevingsdienst regio Arnhem.
- 5.
De coördinatie op de kwaliteit van de taakuitoefening en de coördinatie op de samenwerking tussen de omgevingsdiensten binnen het Gelderse stelsel worden uitgevoerd door de omgevingsdienst regio de Vallei.
- 6.
Het portaal voor externe (kennis)partners is in combinatie met het kenniscentrum belegd bij de omgevingsdienst Veluwe.
- 7.
Het gezamenlijke programma Ketentoezicht wordt belegd bij de omgevingsdienst Rivierenland.
Het uitgangspunt blijft dat de bevoegdheid deze taak uit te voeren bij de betreffende gemeente of bij de provincie blijft. Daarmee blijft de in het gebied werkzame uitvoeringsdienst het aanspreekpunt.
Over de exacte uitvoering van de complexe en bovenregionale taken zullen nadere inhoudelijke en financiële afspraken gemaakt moeten worden. De vergoeding voor de uitvoering van die taken wordt in overleg tussen alle Gelderse omgevingsdiensten vastgesteld. Er is enerzijds een verplichting van de betreffende uitvoeringsdienst om die taken uit te voeren, en anderzijds een verplichting van de ontvangende dienst om die taken te laten uitvoeren. Dat systeem geldt ten aanzien van alle complexe en bovenregionale taken, voor zover die bij de inwerkingtreding van de regeling niet robuust worden uitgevoerd. Het alsnog robuust worden van de omgevingsdienst op eerder niet robuuste taken leidt er derhalve toe dat de regelingen (van de vragende omgevingsdienst en van de leverende omgevingsdienst) mogelijk aangepast zal worden. Daarbij zullen ook de gevolgen voor het personeel en andere gevolgen worden betrokken. Het vijfde lid is opgenomen om de samenwerking in het kader van Seveso-inrichtingen te kunnen voortzetten die sinds enkele jaren bestaat tussen de bevoegde organen (van gemeenten en provincies) in Gelderland en Overijssel. De taken met betrekking tot Seveso-inrichtingen behoren tot de complexe taken. Binnen de provincie Gelderland vindt de aansturing van de taakuitvoering dan ook plaats op reguliere wijze, zoals die ook voor andere complexe taken geldt. Op grond van het artikellid kan een samenwerkingsovereenkomst worden gesloten met bevoegde organen in Overijssel die het mogelijk maakt dat voor de taakuitvoering in Overijssel gebruik wordt gemaakt van kennis en capaciteit binnen de Gelderse uitvoeringsdiensten. Deze samenwerking laat de bevoegdheid van de organen in Overijssel voor de inrichtingen onverlet.
Er bestaan groepen vergunningplichtige inrichtingen onder categorie 4.2 of hoger, die alleen voor het aspect geluid als complex worden aangemerkt, bijvoorbeeld scheepswerven. Het geluidsaspect is een specialisme waarop alle omgevingsdiensten in Gelderland robuust zijn. Doel van dit artikel is borging van kwaliteit. Als een bedrijf alleen ten aanzien van het aspect geluid als complex is aangemerkt, kan ook de lokale omgevingsdienst die kwaliteit leveren. Zo’n bedrijf wordt weliswaar als complex aangemerkt, maar de vergunningverlening kan door een lokale omgevingsdienst plaatsvinden, omdat ook de lokale omgevingsdienst de taak kan uitvoeren in overeenstemming met de kwaliteitscriteria.
In het geval dat een bedrijf vanwege andere of meerdere specialismen als complex wordt aangemerkt, dan blijft de stelselafspraak van toepassing en levert de omgevingsdienst regio Nijmegen voor het gehele milieudeel van een vergunningaanvraag bindend integraal advies (inclusief geluidsaspect).
Artikel 8 Bevoegdheden
Artikel 10, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen schrijft voor dat een regeling waarbij een openbaar lichaam wordt ingesteld, aangeeft welke bevoegdheden aan het bestuur van het openbaar lichaam worden overgedragen. Het is een uitgangspunt van de deelnemers om aan de omgevingsdienst geen bevoegdheden over te dragen. Dat is vastgelegd in het eerste lid. Dat neemt niet weg dat het functioneel en doelmatig kan zijn om aan (een functionaris van) de omgevingsdienst vertegenwoordigingsbevoegdheid te verlenen met betrekking tot de bevoegdheden van de deelnemers. Daarbij kan het gaan om mandaat (voor publiekrechtelijke bevoegdheden), volmacht (voor privaatrechtelijke bevoegdheden) en machtiging (voor feitelijke handelingen). In het tweede lid is bepaald dat het aan de deelnemers is om daarover te beslissen. Het gaat daarbij voor de goede orde om vertegenwoordiging, niet om het overdragen van enige bevoegdheid. Een krachtens mandaat genomen besluit, als voorbeeld, geldt immers als een besluit van de mandaatgever.
Artikel 9 Beperking privaatrechtelijke bevoegdheden
Het openbaar lichaam is krachtens de Wet gemeenschappelijke regelingen een rechtspersoon en uit dien hoofde bevoegd tot het aangaan van privaatrechtelijke rechtshandelingen. De Wet gemeenschappelijke regelingen bepaalt in artikel 55 dat bij de regeling beperkingen kunnen worden aangebracht in de bevoegdheden die het openbaarlichaam van rechtswege bezit om aan het maatschappelijk verkeer deel te nemen. Artikel 9 bevat dergelijke beperkingen. Daarbij is ervoor gekozen om de deelnemers de mogelijkheid te geven toestemming te verlenen voor privaatrechtelijke rechtshandelingen die op grond van de regeling anders niet zijn toegestaan.
Onder e is bepaald dat het openbaar lichaam niet bevoegd is voor commerciële dienstverlening aan private partijen. De achtergrond daarvan is om te voorkomen dat de omgevingsdienst met inzet van publieke middelen marktverstorend werkt. De deelnemers zijn van opvatting dat de overheid, ook ingeval van samenwerking in een gemeenschappelijke regeling, zich daarvan zou moeten onthouden.
Artikel 10 Bijdragen
Dit artikel heeft als achtergrond dat de deelnemers aan een gemeenschappelijke regeling verplicht zijn een daarbij opgericht openbaar lichaam van middelen te voorzien waardoor het de taken waartoe het is opgericht naar behoren kan vervullen. Daartoe behoren ook de financiële verplichtingen die het openbaar lichaam ter uitvoering van die taken is aangegaan. Daarnaast behoren tot de verplichte uitgaven van een openbaar lichaam evenals voor waterschappen de aflossing van schulden en renten en andere opeisbare schulden. Dat is bevestigd in de Circulaire aansprakelijkheid voor schulden van openbare lichamen op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen (Circulaire van 8 juli 1999).
Hoofdstuk 3 Algemeen Bestuur
Artikel 11 Samenstelling en stemverhouding
Met toepassing van artikel 13 van de Wet gemeenschappelijke regelingen worden de leden van het algemeen bestuur door en uit de deelnemende colleges (van burgemeester en wethouders, en Gedeputeerde Staten) aangewezen. Verder schrijft artikel 13 van die wet voor dat de regeling het aantal leden van het algemeen bestuur bepaalt dat door de deelnemers wordt aangewezen. Het eerst een het tweede lid voorzien daarin door het aantal leden van het algemeen bestuur te vermelden, alsmede te bepalen dat elke deelnemer een lid in het algemeen bestuur benoemt. De aanwijzing van plaatsvervangende leden op grond van het derde lid voorziet in de behoefte van alle deelnemers, gezien de bevoegdheden van het algemeen bestuur, om vertegenwoordigd te zijn in het algemeen bestuur als het gewone lid verhinderd is. De stemverhouding als bedoeld in het vierde lid weerspiegelt de bestuurlijke afspraken die ter zake zijn gemaakt. Op basis van onderstaande staffel zijn de stemverhoudingen in bepaald. Daarbij is de inbreng zoals die wordt voorzien gehanteerd. De stemverhouding kan dus wijzigen indien men meer taken inbrengt.
Artikel 12 Aanwijzing, schorsing en ontslag leden algemeen bestuur
Het algemeen bestuur is het hoogste orgaan van het openbaar lichaam. In het algemeen bestuur zijn alle deelnemers vertegenwoordigd. Het is de verantwoordelijkheid van de deelnemers om te zorgen voor het aanwijzen van de leden van het algemeen bestuur volgens het eerste en het tweede lid. Op grond van artikel 18 van de Wet gemeenschappelijke regelingen, in verbinding met artikel 16, vijfde lid, van die wet is in het derde lid van artikel 12 opgenomen dat een deelnemer een lid dat hij in het algemeen bestuur heeft aangewezen, kan ontslaan indien dat lid het vertrouwen van de deelnemer niet langer bezit. In het vijfde lid is bepaald dat een lid van het algemeen bestuur ontslag kan nemen. In dat geval is het aan de deelnemer om met toepassing van het tweede lid te voorzien in opvolging. Het zesde lid is overeenkomend met artikel 13, tweede lid, van de Wet gemeenschappelijke regelingen.
Artikel 13 Werkwijze
Behoeft geen toelichting.
Artikel 14 Bevoegdheden
Dit artikel regelt de bevoegdheden van het algemeen bestuur. Ook is opgenomen welke bevoegdheden niet mogen worden overgedragen aan het Dagelijks Bestuur. In het tweede lid is opgenomen dat het algemeen bestuur het besluit kan nemen tot oprichting van of deelneming in een rechtspersoon met in achtneming van artikel 55a van de Wet gemeenschappelijke regelingen. Een dergelijk besluit mag alleen genomen worden ten behoeve van de belangen die de omgevingsdienst behartigt. De bevoegdheid ligt conform de wet bij het algemeen bestuur. In dat bestuur zijn in beginsel alle deelnemers vertegenwoordigd. Zij zijn dan ook allen betrokken bij de besluitvorming. Het besluit mag niet eerder worden genomen dan nadat de raden en staten in gelegenheid zijn gesteld om hun wensen en bedenkingen te uiten over het ontwerpbesluit.
Hoofdstuk 4 Dagelijks bestuur
Artikelen 15 en 16 Dagelijks bestuur
De Wet gemeenschappelijke regelingen kent als hoofdregel dat het dagelijks bestuur naast de voorzitter bestaat uit twee of meer andere leden die door en uit het algemeen bestuur worden aangewezen, met inachtneming van hetgeen in de regeling is bepaald. Voor de OddV is gekozen voor een dagelijks bestuur bestaande uit drie leden, de voorzitter inbegrepen.
Voor wat het ontslag van de leden van het dagelijks bestuur betreft is in artikel 16 alleen sprake van ontslag van de overige leden van het dagelijks bestuur, niet zijnde de voorzitter. De voorzitter is bij wet zowel voorzitter van het algemeen bestuur als van het dagelijks bestuur. Indien men geen vertrouwen meer heeft in de betrokken persoon kan de voorzitter worden ontslagen door het algemeen bestuur maar dan van zowel het algemeen als het dagelijks bestuur.
Artikel 17 Werkwijze
Behoeft geen toelichting.
Artikel 18 Bevoegdheden
Behoeft geen toelichting.
Hoofdstuk 5 Voorzitter
Artikel 19 Voorzitter
Op grond van de Wet gemeenschappelijke regelingen is de voorzitter niet alleen voorzitter van het algemeen bestuur, maar ook van het dagelijks bestuur. De plaatsvervangend voorzitter die op grond van het tweede lid wordt aangewezen, is plaatsvervangend of waarnemend ten aanzien van alle bevoegdheden, dus ook ten aanzien van het voorzitterschap van het dagelijks bestuur en de bevoegdheid tot vertegenwoordiging van het openbaar lichaam in en buiten rechte.
Artikel 20 Bevoegdheden
Behoeft geen toelichting.
Artikel 21 Samenwerking tussen omgevingsdiensten
Om op bestuurlijk niveau de samenwerking tussen de Gelderse omgevingsdiensten te waarborgen, is in de regeling(en alle andere gemeenschappelijke regelingen waarbij een omgevingsdienst in Gelderland is ingesteld) voorzien in een overleg tussen de voorzitters. Dit overleg wordt voorgezeten door de voorzitter van de OD de Vallei conform afspraken binnen het stelsel van OD’s in Gelderland.
Hoofdstuk 6 Informatie en verantwoording
Artikel 22, 23, 24
Ter uitvoering van de artikelen 16 tot en met 19 van de Wet gemeenschappelijke regelingen houdt de regeling bepalingen in over informatie en verantwoording van het bestuur van het openbaar lichaam aan de deelnemers (met inbegrip van de gemeenteraden en Provinciale Staten).
Artikel 25 Informatievoorziening deelnemers
Behoeft geen toelichting
Artikel 26 en 27 en 28
De artikelen 26, 27 en 28 zijn naar aanleiding van de wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen van 1 juli 2022 toegevoegd. Het doel van deze wijziging van de Wet gemeenschappelijke regelingen is om de democratische legitimatie van gemeenschappelijke regelingen te versterken.
Artikel 26 Uitbrengen van zienswijze door de raad of provinciale staten
Artikel 26 geeft de gemeenteraad en de provinciale staten de mogelijkheid om een zienswijze te geven over besluiten met ingrijpende financiële of maatschappelijke gevolgen. De gemeenteraad en de provinciale staten krijgen hierdoor een meer sturende positie. Zij kunnen in een vroegtijdig stadium wensen en bedenkingen naar voren brengen die betrokken kunnen worden bij het al dan niet nemen van het besluit met ingrijpende financiële of maatschappelijke gevolgen.
Als de gemeenteraad of de provinciale staten geen zienswijze willen geven, dan moeten zij dat zo snel mogelijk aan het college dan wel gedeputeerde staten laten weten zodat de besluitvorming niet onnodig vertraagd wordt. Het is nadrukkelijk niet de bedoeling dat het college de conceptzienswijze voorbereidt. De gemeenteraad moet een eigen oordeel over het besluit geven.
Artikel 27 Participatie ingezetenen en belanghebbenden.
Artikel 10, zevende lid, van de Wgr bepaalt dat in de gemeenschappelijke regeling moet worden vastgelegd hoe ingezetenen en belanghebbenden worden betrokken bij de voorbereiding, uitvoering en evaluatie van beleid op grond van de regeling. Er is voor gekozen om participatie voor ingezetenen en belanghebbenden niet in de regeling vast te leggen. Participatie kan desgewenst door de gemeenteraden en provinciale staten zelf worden vormgegeven door bijvoorbeeld ingezetenen en belanghebbenden mee te laten denken over onderwerpen waarover zij een zienswijze kunnen uitbrengen. Op die manier kunnen de deelnemers zelf bepalen of, en zo ja, op welke manier zij ingezetenen en belanghebbenden in de gelegenheid willen stellen om mee te denken over besluitvorming die in de regeling plaatsvindt.
Artikel 28 Evaluatie
Artikel 28 bepaalt dat elke vier jaar de regeling wordt geëvalueerd. De evaluatie vindt plaats in het laatste jaar van een raadsperiode zodat de evaluatie nog uitgevoerd wordt door colleges en gemeenteraden die kennis over de gang van zaken bezitten. Artikel 28 lid 4 biedt het algemeen bestuur flexibiliteit om een aanvullende evaluatie te laten plaatsvinden mocht dat nodig zijn.
Hoofdstuk 7 Directeur
Artikel 29 Directeur
Behoeft geen toelichting
Artikel 30 Samenwerking tussen omgevingsdiensten
Behoeft geen nadere toelichting
Hoofdstuk 8 Financiële bepalingen
Artikel 31 Kaderbrief
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 32 Begrotingsprocedure
De begroting is gebaseerd op de wettelijke regels.
De termijnen voor de begroting en de zienswijzen kunnen onder de WGR worden verruimd. De gemeenschappelijke regeling is daarop aangepast.
In de praktijk zullen we eerdere termijnen hanteren, zodat besluitvorming door de raden en staten voor het zomerreces heeft plaatsgevonden.
Artikel 33 Jaarrekening
Behoeft geen toelichting.
Artikel 34 Verdeling saldo
Er ligt op grond van het eerste lid een verplichting om een beperkte reserve op te bouwen en aan te houden voor het opvangen van financiële schommelingen. Indien erin de jaarrekening sprake is van een nadelig saldo, beslist het algemeen bestuur op grond van het tweede en het derde lid.
Hoofdstuk 9 Archief
Artikel 35 Zorg en beheer archief
Op grond van artikel 40 van de Archiefwet houdt een regeling als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen een voorziening in omtrent de zorg voor de archiefbescheiden van bij die regeling ingestelde openbare lichamen. Hieraan wordt invulling gegeven door opneming in de regeling van artikel 34.
Hoofdstuk 10 Toetreding, uittreding, wijziging en opheffing
Op grond van artikel 9 van de Wet gemeenschappelijke regelingen houdt een regeling die voor onbepaalde tijd wordt getroffen bepalingen in over wijziging, opheffing, toetreding en uittreding. De regeling voorziet daarin in hoofdstuk 10.
Artikel 36 toetreding
Behoeft geen nadere toelichting.
Artikel 37 uittreden
Zou een deelnemer besluiten uit te treden, zorgt het tweede lid ervoor dat er voldoende tijd is om de gevolgen van de uittreding te regelen. Dat gebeurt door middel van een vaststellingsovereenkomst. Het algemeen bestuur is bevoegd te besluiten tot een dergelijke overeenkomst, dat het besluit neemt met tweederde van de uitgebrachte stemmen. In de verdeling van taken tussen het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur is het aan het dagelijks bestuur om de uittreding af te wikkelen.
Artikel 38 Wijziging en opheffing
Het wijzigen van de regeling is onder andere aan de orde als een deelnemer extra taken bij de omgevingsdienst wil onderbrengen. Een deelnemer kan op grond van het tweede lid zelf daarom verzoeken, dan wel kan het algemeen bestuur besluiten tot wijziging van de regeling. Gaat het om opheffing van de regeling, dan zijn het vooral de personele en financiële gevolgen die geregeld moeten worden. Dat geschiedt op grond van het derde lid in een liquidatieplan. Afhankelijk van de specifieke situatie kan dat plan bepalingen inhouden over het overnemen van personeel door deelnemers.
Hoofdstuk 11 Klachten
Artikel 39 Klachtenregeling
Behoeft geen toelichting
Hoofdstuk 12 Slot- en overgangsbepalingen
Artikel 40 Inwerkingtreding
Vaststellingbesluiten tot het wijzigen van de gemeenschappelijke regeling Omgevingsdienst de Vallei dienen op grond van artikel 3:42, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht door alle deelnemers bekend gemaakt te worden in de eigen gemeente/provincie. Daarnaast wordt één deelnemer (provincie Gelderland) verantwoordelijk gemaakt voor de bekendmaking van de gemeenschappelijke regeling zelf. De regeling dient door publicatie van de inhoud in het provincieblad bekend te worden gemaakt om in werking te kunnen treden. Het openbaar lichaam draagt zorg voor verwerking van de gegevens in het daartoe bestemde register (artikel 26 lid 2 juncto artikel 52, eerste lid, onder k, van de Wet).
Artikel 41 Duur van de regeling
Behoeft geen toelichting
Artikel 42 Citeertitel
Behoeft geen toelichting
Ziet u een fout in deze regeling?
Bent u van mening dat de inhoud niet juist is? Neem dan contact op met de organisatie die de regelgeving heeft gepubliceerd. Deze organisatie is namelijk zelf verantwoordelijk voor de inhoud van de regelgeving. De naam van de organisatie ziet u bovenaan de regelgeving. De contactgegevens van de organisatie kunt u hier opzoeken: organisaties.overheid.nl.
Werkt de website of een link niet goed? Stuur dan een e-mail naar regelgeving@overheid.nl