Toetsingskader windenergie Reijerscop

Geldend van 24-06-2025 t/m heden

Intitulé

Toetsingskader windenergie Reijerscop

Definitieve versie na verwerking amendementen raadsvergadering 22 mei 2025

1. Inleiding

a. Wat is het Toetsingskader?

Het Toetsingskader windenergie Reijerscop (in het vervolg genoemd “Toetsingskader”) bestaat uit randvoorwaarden en uitgangspunten voor de ontwikkeling van windenergie in windzoekgebied Reijerscop. Het betreft een uitnodigingskader voor grondeigenaren, bedrijven en energiecoöperaties om het initiatief te nemen tot de vorming van een consortium (samenwerkingsverband) voor de ontwikkeling van één windpark. Dat plan moet voldoen aan de voorwaarden en uitgangspunten zoals opgenomen in het Toetsingskader.

Het Toetsingskader voor grote windturbines in Reijerscop bestaat uit:

  • Een aantal Randvoorwaarden (eisen) waaraan moet worden voldaan om aangemerkt te kunnen worden als initiatief. Dat in de gelegenheid wordt gesteld om een projectplan in te dienen;

  • Een aantal Uitgangspunten (wensen) voor het bevorderen en toetsen van de kwaliteit van het projectplan.

Belangen (verantwoordelijkheden) van de gemeente met dit Toetsingskader:

  • Bijdrage aan de gemeentelijke doelstelling voor het realiseren van lokale opwekcapaciteit van 76-88 gigawattuur (GWh) per jaar met grootschalige opwek in 2030. Dit is onderdeel van de totale bijdrage van de gemeente Woerden (118-138 GWh/jaar) aan de Regionale Energie Strategie (RES) U16, die totaal 1,8 TWh in 2030 bedraagt;

  • Zorgdragen voor een evenwichtige toedeling van functies en activiteiten binnen het zoekgebied Reijerscop en omgeving, onder invloed van te plaatsen windturbines;

  • Concreet betekent dit onder andere:

    • Het meewegen van de belangen van omwonenden van het beoogde windpark;

    • Het zorgdragen voor een optimale landschappelijke relatie tussen omgeving en windpark;

    • Het meewegen van andere aspecten en belangen, waaronder lokaal eigendom en ecologie.

Doelen van de gemeente met dit Toetsingskader:

  • Duidelijkheid verschaffen aan mogelijke initiatiefnemers over onze voorwaarden en voorkeuren. Ten aanzien van de ontwikkeling, exploitatie en ontmanteling van te plaatsen windturbines, inclusief participatie en lokaal eigendom;

  • Goedkeuring van de gemeenteraad op de kaders om initiatieven goed te keuren en het vergunningentraject te doorlopen als college;

  • Heldere communicatie naar omwonenden over de gemeentelijke voorwaarden en voorkeuren voor de ontwikkeling van een windpark in Reijerscop;

  • Bijdragen aan het lokaal beleidskader voor een inhoudelijke reactie op het principeverzoek van een geselecteerd initiatief;

  • Bijdragen aan het programma van eisen voor projectplannen bij een eventuele maatschappelijke tender;

  • Bijdragen aan het lokaal beleidskader voor het beoordelen van de BOPA-vergunningsaanvraag of concept-omgevingsplan.

b. Wat kan de gemeente concreet met het Toetsingskader doen?

Met het Toetsingskader nodigt de gemeente een lokaal consortium uit om voor de technische ruimte (zie figuur 1) één concept-projectplan voor een windpark in te dienen. Dat concept-projectplan dient aan de randvoorwaarden van het Toetsingskader te voldoen. Dat plan wordt in overleg met de omgeving uitgewerkt tot een projectplan waarmee besluitvorming onder de Omgevingswet wordt gestart. Het resultaat van die besluitvorming wordt door de initiatiefnemers vastgelegd in een wijziging van het omgevingsplan. Dan wel in een omgevingsvergunning voor de buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Daarnaast moet toestemming worden verkregen voor de uitvoering van overige activiteiten onder de Omgevingswet.

Nadere afspraken over de vorming van een definitief projectplan tussen gemeente en het te vormen consortium worden vastgelegd in een intentieovereenkomst. Daarmee heeft de gemeente zekerheid dat zij vanaf dat moment te maken heeft met één consortium dat één initiatief uitwerkt. Tegelijk heeft het consortium het vertrouwen dat zij als enige initiatiefnemers in het gebied met volledige inzet toewerken naar het indienen van een concreet projectplan. De gemeente verlangt van de partners die het consortium vormen dat zij afspraken over hun onderlinge samenwerking ook vastleggen in een overeenkomst.

Als het vormen van een lokaal consortium niet lukt, dan kan de gemeente alsnog een maatschappelijke tender uitschrijven. De selectierichtlijn daarvoor wordt opgesteld op basis van het Toetsingskader en daarbij passende weegfactoren.

c. Relatie met het gemeentelijk afwegingskader duurzame elektriciteit

Het beleidskader voor de beoordeling van plannen van initiatieven voor windenergie bestaat uit: dit geamendeerd toetsingskader en het geamendeerd Afwegingskader grootschalige duurzame energie uit 2021 (in het vervolg “Afwegingskader” genoemd). Het Toetsingskader is opgesteld in het verlengde van het Afwegingskader. En is enkel van toepassing op de ontwikkeling van een windpark in de zogenaamde technische ruimte in Reijerscop (zie figuur 1). Waar beide documenten strijdig zijn, geldt het Toetsingskader.

d. Leeswijzer

De Randvoorwaarden en Uitgangspunten in het Toetsingskader zijn voor de duidelijkheid in verschillende kleuren en in kaders opgenomen. De randvoorwaarden zijn voor de gemeente eisen, waar bij vergunningverlening op getoetst gaat worden. De uitgangspunten zijn wensen, omdat de gemeente dit niet mag of wil eisen. Bij uitgangspunten hebben initiatiefnemers meer ruimte om af te wegen hoe ze met hun totaalplan tot een zo goed mogelijk windpark kunnen komen. In het volgende hoofdstuk staan eerst alle randvoorwaarden en uitgangpunten bij elkaar. De toelichting staat vervolgens per randvoorwaarde of uitgangspunt in de hoofdstukken erna. Daar kan de uitleg in één tekst met de eisen en wensen worden gelezen. Per onderdeel is toegelicht waarom de gemeente waarde hecht aan deze voorwaarden en uitgangspunten en op welke wijze daaraan invulling kan worden gegeven.

2. Overzicht randvoorwaarden en uitgangspunten

In onderstaand overzicht staan achtereenvolgens de randvoorwaarden (eisen) en uitgangspunten (wensen) aan plannen en initiatiefnemers. In de hoofdstukken hierna staan de toelichtingen bij alle voorwaarden in lopende tekst.

Tabel randvoorwaarden en uitgangspunten

Randvoorwaarden

Technische ruimte

De windturbines binnen het initiatief dienen gelegen te zijn binnen de technische ruimte voor windenergie en buiten de adviesafstand tot buisleidingen, die gelijk is aan de tiphoogte van de windturbines.

Aantal turbines

Het projectplan bevat een kaart met opstellingsmogelijkheden voor precies 3 windturbines binnen de technische ruimte. Om grip te hebben op de milieueffecten, wordt een project-m.e.r. uitgevoerd.

Netaansluiting

Het projectplan bevat een kaart met een aanduiding van de gewenste aansluiting op een nabijgelegen onderstation of overige oplossing voor afzet van de geproduceerde elektriciteit.

Opruimplicht

De toestemming voor het gebruik van een windpark wordt voor maximaal 25 jaar verleend, vanaf de start van de bouw. De eigenaren van het windpark zijn verplicht om het windpark na maximaal 25 jaar af te breken, te verwijderen en voor hergebruik, of restmateriaal voor recycling, aan te bieden. De details van de sloop worden nader uitgewerkt in een sloopvergunning. Dat kan tot 5 jaar vóór beoogde ontmanteling uitgewerkt worden.

Initiatiefnemers van het windpark dienen in verband met het risico van voortijdig faillissement een vorm van garantie af te geven. Een garantie ter waarde van de ontmantelingskosten wordt geborgd via de anterieure overeenkomst.

Consortium

Een initiatiefnemer voor windenergie bestaat uit een consortium van:

  • Eén of meer coöperaties die in staat zijn en aannemelijk kunnen maken dat zij zowel lokaal eigendom als zeggenschap over de energieproductie door inwoners en MKB-bedrijven in de 3 schillen rondom Reijerscop kunnen realiseren;

  • Eén of meer ontwikkelaars van windenergie (mogelijk voorzien via een coöperatie);

  • Alle grondeigenaren, of hun vertegenwoordigers, die zich bereid hebben verklaard de grondposities beschikbaar te stellen die nodig zijn voor het betreffende initiatief.

De initiatiefnemer moet handelen naar de meest recente Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land van brancheorganisatie NedZero, voor zover niet in strijd met de overige randvoorwaarden uit dit Toetsingskader. Dit wordt vastgelegd in de anterieure overeenkomst.

Randvoorwaarden (vervolg)

Intentieovereenkomst

Uiterlijk op een door het bevoegd gezag te bepalen moment toont een consortium van partijen bij de gemeente aan dat onderlinge samenwerking is vastgelegd. Vervolgens wordt een intentieovereenkomst getekend tussen het consortium en de gemeente. Dit betreft een document met tenminste de volgende onderdelen:

  • Betrokken partijen;

  • Grondposities;

  • Rolverdeling: De specifieke rollen en verantwoordelijkheden van zowel de gemeente als de initiatiefnemer worden beschreven. De gemeente biedt ondersteuning in het vergunningentraject en beleidsonderzoek. Terwijl de initiatiefnemer zorgt voor technische en financiële haalbaarheidsstudies;

  • Tijdspad: Hier worden de belangrijke stappen in de procedure en de tijdlijn geschetst. Bijvoorbeeld: wanneer bepaalde milieuonderzoeken gereed zijn of wanneer besluitvorming plaatsvindt;

  • Kosten en financiering: Een beschrijving van de kosten die gepaard gaan met de voorbereiding en over wie die kosten verdeeld worden. Dit betreft onder andere het participatieproces van de initiatiefnemers.;

  • Vergunningentraject: Afspraken over de samenwerking bij het verkrijgen van toestemming voor de ruimtelijke ontwikkeling van windturbines.

Lokaal eigendom

De gemeente stelt de volgende randvoorwaarden aan eigendomsverhoudingen van het consortium:

  • Minimaal 50% lokaal eigendom;

  • Maximum van 35% eigendom van personen en partijen die buiten Woerden en de aangrenzende gemeenten gevestigd zijn, maar wel grondeigenaren in het gebied zijn. Dit is inclusief de verpachters in Reijerscop die daar niet gevestigd zijn. Ook niet particuliere grondeigenaren, zoals nutsbedrijven of terrein beherende organisaties worden tot deze categorie eigenaren gerekend.

Projectplan

Een (concept-)projectplan bevat tenminste de volgende onderdelen:

  • Een ondertekende verklaring van initiatiefnemers, waarin zij hun intentie bevestigen om aan het initiatief deel te nemen en aangeven dat zij het Toetsingskader accepteren;

  • Een plankaart, inclusief een aanduiding van het te gebruiken netstation;

  • Een overzicht met de voorgestelde eigendomsverhoudingen van het consortium;

  • De plaatsingsmogelijkheden voor windturbines met uitleg hoe daarmee wordt voldaan aan de gestelde geluids- en slagschaduwnormen;

  • Een uitleg over de verwachte meerwaarde van nulmetingen;

  • Een aanleg- en beheerplan op hoofdlijnen, met de volgende onderdelen:

    • Landschappelijke inpassing;

    • Ecologische kwaliteitsverbetering;

    • Recreatief medegebruik.

  • Een participatieplan op hoofdlijnen.

Geluidsnormen en handhavingsnorm voor maximaal momentaan geluid

  • De ontwerp rijksnormen voor geluidshinder (45 dBLden en 39 dB Lnight) en tonaal geluid (5 decibel (dB) toeslag) worden aangehouden. Mocht de norm voor tonaal geluid uiteindelijk niet worden overgenomen als definitieve norm, dan zal de gemeente deze norm alsnog als eis opnemen in de omgevingsvergunning;

  • De initiatiefnemer levert akoestisch onderzoek aan op basis waarvan het bevoegd gezag een handhavingsnorm en meetmethodiek bepaalt voor maximaal momentaan geluid, die worden opgenomen in de omgevingsvergunning;

  • In de omgevingsvergunning wordt voorgeschreven dat de vergunninghouder, binnen 6 maanden na overdracht van de windturbines, een bronsterktemeting laat uitvoeren conform de meet- en rekenmethode waarmee de windturbines zijn gecertificeerd.

Slagschaduwnormen

De gemeente kiest strengere slagschaduwnormen dan het Rijk, namelijk maximaal 1 uur per jaar slagschaduw op ramen in gevels van slagschaduwgevoelige gebouwen.

Obstakelverlichting

De initiatiefnemer dient te zorgen voor het zoveel mogelijk uitschakelen van obstakelverlichting, door middel van naderingsdetectie. Daardoor kan verlichting op de windturbines grotendeels uit blijven.

Meewerken aan metingen

Worden er na realisatie van de windturbines meerdere zwerfstroom of geluid gerelateerde klachten gemeld (te bepalen door het bevoegd gezag), dan is de initiatiefnemer verplicht mee te werken aan onderzoek naar de actuele situatie ter plaatse. Mogelijk moeten de windturbines hiervoor maximaal enkele dagen worden stilgezet. Is aangetoond dat de klachten veroorzaakt worden door de windturbines, dan is de initiatiefnemer verplicht om mee te werken aan beperkende maatregelen. Bij geluidsklachten geldt de laatste verplichting alleen als de in de vergunning vastgelegde geluidsnormen worden overschreden.

Procesparticipatie

De aanvrager stelt een participatieplan op. In het participatieplan wordt in ieder geval ingegaan op de volgende punten:

  • Welke personen/instanties/belanghebbenden zijn betrokken bij het participatieproces? Indien het participatieproces uit meerdere stappen/fases heeft bestaan, moet dit per stap/fase worden aangegeven;

  • Op welke wijze is het participatieproces uitgevoerd? Welke processtappen zijn daarbij genomen? En voor welke vorm(en) van participatie heeft de aanvrager gekozen?

  • Wat is de opbrengst van het participatieproces geweest? Welke opmerkingen, aanvullingen en verbeteringen zijn kenbaar gemaakt? De aanvrager dient zo veel mogelijk belangen en argumenten voor en tegen in beeld te brengen. Hierbij dient de initiatiefnemer aan te geven in welke mate er onder bovengenoemde betrokkenen al dan niet steun of draagvlak voor de plannen is.

De aanvrager geeft aan welke opmerkingen er zijn gemaakt die niet geleid hebben tot aanpassingen.

Uitgangspunten

Opstelling en hoogte

  • Windturbines in Reijerscop zijn van hetzelfde type en hebben een gelijke tiphoogte, binnen een bandbreedte van 215 tot 270 meter. Voor een goede landschappelijke inpassing voegt de hoogte van het windpark in Reijerscop Woerden zich daarmee naar dat van windpark Rijnenburg en Reijerscop in de gemeente Utrecht, als dat eerder onherroepelijk vergund is en de windturbines daarvoor aanbesteed zijn;

  • De initiatiefnemer toont aan dat de voorgestelde opstelling zo ver mogelijk is geplaatst van omliggende woningen, met inachtneming van andere factoren die impact hebben op de plaatsing van windturbines, zoals veiligheid, ecologie en landschap. Met de volgende berekeningswijze kunnen mogelijke opstellingsvarianten geoptimaliseerd worden, uitgaande van een minimale gemiddelde afstand van 750 meter tot woningen en rekening houdend met alle woninggevels die niet meer dan 800 meter van een windturbine staat:

    • Streef ernaar dat de som van de afstand van elke woning tot elke windturbine, gedeeld door: het aantal woningen binnen de 800 meter keer het aantal windturbines, gemaximaliseerd wordt.

Ontwerpprincipes

  • De windturbines staan in een lijn, die geknikt kan zijn;

  • De windturbines in Reijerscop vormen met de westelijke windturbine van Rijnenburg-Reijerscop samen één geknikte lijn;

  • De opstelling van het windpark sluit zo veel mogelijk aan bij bestaande landschappelijke structuren. Hierbij is het van belang om rekening te houden met de verschillende niveaus waarop windturbines impact hebben:

    • Ten eerste de inpassing bij de verschillende grote lijnen in het landschap: snelweg, cope-structuur en weteringen gerelateerd aan de Oude Rijn;

    • Op een lager schaalniveau de inpassing van de toevoerwegen en bijbehorende voorzieningen in het nabije landschap.

  • Voor het archeologisch onderzoek wordt aangesloten bij het parapluplan Woerden 2.

Bij of voor de ruimtelijke procedure dient de landschapsontwikkeling in Reijerscop nader geconcretiseerd te worden, in samenspraak met omwonenden en belanghebbende organisaties.

Combinatie met andere thema’s

De initiatiefnemer geeft in het projectplan aan hoe meerwaarde kan worden gecreëerd op minstens één van de volgende thema’s:

  • Recreatie;

  • Natuurontwikkeling;

  • Waterbeheer;

  • Bodemdaling;

  • Landschapsversterking.

Ecologische kwaliteitsverbetering

  • Het concept-projectplan bevat een aanzet tot een aanleg- en beheerplan voor ecologische kwaliteitsverbetering. Vóór aanvang van het vergunningsproces wordt dit verder uitgewerkt. Hierin is opgenomen:

    • Beschikbare geborgde budgetten;

    • Een planning;

    • Monitoring;

    • Verdeling van verantwoordelijkheden.

  • Weidevogeltellingen worden gebruikt voor een compensatieplan voor deze soorten.

Recreatief medegebruik

  • Permanente routes voor de bereikbaarheid van windturbines worden in overleg met de gemeente (deels) openbaar toegankelijk als recreatieve routes;

  • Paden en wegen hebben een recreatieve of agrarische uitstraling en zijn passend bij het verkavelingspatroon van de polder.

Lokaal eigendom

  • Initiatiefnemers spannen zich in voor een percentage lokaal eigendom van meer dan 50% en brengen daarover verslag uit aan het bevoegd gezag;

  • Het consortium toont aan te streven naar maximaal 10% eigendom van partijen die buiten de gedefinieerde schillen gevestigd zijn en geen grondeigendom binnen de technische ruimte hebben.

Omgevingsfonds

Initiatiefnemers beschrijven in het participatieplan op hoofdlijnen hoeveel budget ze beschikbaar stellen voor het omgevingsfonds en op welk moment dit budget beschikbaar komt. Ook wordt een voorstel gedaan voor de organisatievorm voor de besluitvorming over inzet van het omgevingsfonds.

Omwonendenregeling en sociale grondvergoeding

  • De initiatiefnemer doet in het (concept-)projectplan een voorstel voor een omwonendenregeling en hoe deze regeling in te vullen met gelden voor directe buren van de windturbines;

  • De initiatiefnemer doet in het (concept-)projectplan een voorstel voor een sociale grondvergoeding voor grondeigenaren en pachters in de technische ruimte.

3. Waar zijn windturbines mogelijk?

a. Totstandkoming plangebied windenergie

Voor het plaatsen van windturbines in Reijerscop is een zoekgebied en daarbinnen een technische ruimte bepaald.

Dat is gebeurd nadat het Afwegingskader door de gemeenteraad is vastgesteld in 2021, met een geamendeerd raadsbesluit. Vervolgens is er een gebiedsvergelijking gemaakt tussen de polders Barwoutswaarder en Reijerscop. In 2023 heeft de gemeenteraad besloten om te kiezen voor Reijerscop. Daarbij is een eerste verkenning uitgevoerd. Waarbij voor Reijerscop een zoekgebied is bepaald, uitgaande van een minimale afstand van ongeveer 500 meter afstand tot losse woningen (waaronder lintbebouwing) uit het Afwegingskader. De gemeente heeft in het Afwegingskader uit 2021 namelijk gekozen voor het aanhouden van een minimumafstand tussen windturbines en windturbine-gevoelige gebouwen.

Bij de eerste versie van de verkennende milieuonderzoeken (definitieve versie is van april 2024) is aangegeven dat er ook gasbuisleidingen in het zuiden en oosten van het zoekgebied lopen. Binnen een afstand die gelijk is aan de tiphoogte (ashoogte + ½ rotordiameter) is de ontwikkeling van windenergie niet wenselijk. Dit vanwege externe veiligheidsrisico’s in geval van een incident met windturbines. Vandaar dat dit gebied als ongeschikt wordt aangeduid. Hiermee is het belangrijkste kader voor externe veiligheid ingevuld. De ruimte buiten de adviesafstand tot buisleidingen en buiten de vuistregel voor woningen is in principe geschikt voor windturbines. Dit is de zogenaamde technische ruimte (groen in onderstaande figuur).

Figuur 1 Technische ruimte (groen, bij turbines < 270m tot in het gearceerde deel) binnen het zoekgebied

afbeelding binnen de regeling

Randvoorwaarde:

De windturbines binnen het initiatief dienen gelegen te zijn binnen de technische ruimte voor windenergie en buiten de adviesafstand tot buisleidingen, die gelijk is aan de tiphoogte van de windturbines.

b. Aantal turbines en jaarlijkse opbrengst

Uit de verkennende milieuonderzoeken bleek dat in de technische ruimte plaats is voor maximaal 5 windturbines binnen een bandbreedte in tiphoogte van 215 tot 270 meter. Met het raadsbesluit over het Toetsingskader van 22 mei 2025 heeft de gemeenteraad besloten dat er precies 3 windturbines geplaatst mogen worden in de technische ruimte. Omdat de gemeente grip wil hebben op de lokale milieueffecten wordt daarbij een project-m.e.r. gevraagd. Hiermee kan de verplichte m.e.r.-beoordeling worden overgeslagen.

Randvoorwaarden:

Het projectplan bevat een kaart met opstellingsmogelijkheden voor drie windturbines binnen de technische ruimte.

Om grip te hebben op de milieueffecten, wordt een project-m.e.r. uitgevoerd.

Er moet voor een mogelijke maatschappelijke tender een maximum worden gesteld in de technische ruimte. Daarbij dient er namelijk sprake te zijn van de verdeling van schaarse publieke rechten. Dat gebeurt in deze situatie met het stellen van het maximum van drie windturbines in de technische ruimte.

c. Netaansluiting

De gemeente heeft gesprekken gevoerd met Stedin over de mogelijkheden om het windpark in Reijerscop aan te sluiten op onderstation Ouderijn. Daaruit blijkt dat Stedin extra capaciteit aan het regelen is voor onder andere de mogelijke aansluiting van dit windpark. Er is ook extra uitbreiding nodig bij dat onderstation vanuit Tennet. Dat hoopt Tennet vanaf 2029 te regelen, wat op tijd is voor aansluiting van dit windpark. Er zijn ook mogelijkheden op andere onderstations.

Randvoorwaarde:

Het projectplan bevat een kaart met een aanduiding van de gewenste aansluiting op een nabijgelegen onderstation of overige oplossing voor afzet van de geproduceerde elektriciteit.

d. Opruimplicht

In de omgevingsvergunning voor de windturbines wordt vastgelegd dat het gebruik van de bouwwerken is toegestaan voor een periode van 25 jaar. Gerekend vanaf de start van de bouwactiviteiten. Na beëindiging van deze termijn geldt een opruimplicht. De volgende voorwaarden worden gesteld aan de verwijdering van de windturbines:

Randvoorwaarde:

De toestemming voor het gebruik van een windpark wordt voor maximaal 25 jaar verleend, vanaf de start van de bouw. De eigenaren van het windpark zijn verplicht om het windpark na maximaal 25 jaar af te breken, te verwijderen en voor hergebruik, of restmateriaal voor recycling, aan te bieden. De details van de sloop worden nader uitgewerkt in een sloopvergunning. Dat kan tot 5 jaar vóór beoogde ontmanteling uitgewerkt worden. Initiatiefnemers van het windpark dienen in verband met het risico van voortijdig faillissement een vorm van garantie af te geven. Een garantie ter waarde van de ontmantelingskosten wordt geborgd via de anterieure overeenkomst.

4. Kaders voor initiatiefnemers

a. Consortium

De gemeente hecht veel waarde aan betrokkenheid van inwoners en bedrijven uit het windzoekgebied bij de ontwikkeling en exploitatie van een windpark in Reijerscop. De gemeente verleent alleen medewerking aan de besluitvorming over een initiatief voor een windpark, als alle eigenaren van de voor het initiatief benodigde grondposities deel uitmaken van een consortium waarin grondeigenaren, energiecoöperatie(s) en ontwikkelende partijen zich aantoonbaar hebben verenigd. Daarvoor kan het consortium bijvoorbeeld een samenwerkingsovereenkomst sluiten of gezamenlijk een projectBV oprichten. De gemeente sluit met het consortium een intentieovereenkomst voordat vervolgstappen worden gezet naar de indiening en toetsing van een projectplan en de voorbereiding van besluitvorming onder de Omgevingswet. Daarbij wordt een anterieure overeenkomst getekend om privaatrechtelijke afspraken met de initiatiefnemers te borgen.

Randvoorwaarden:

Een initiatiefnemer voor windenergie bestaat uit een consortium van:

  • Eén of meer coöperaties die in staat zijn en aannemelijk kunnen maken dat zij zowel lokaal eigendom als zeggenschap over de energieproductie door inwoners en MKB-bedrijven in de 3 schillen rondom Reijerscop kunnen realiseren;

  • Eén of meer ontwikkelaars van windenergie (mogelijk voorzien via een coöperatie);

  • Alle grondeigenaren, of hun vertegenwoordigers, die zich bereid hebben verklaard de grondposities beschikbaar te stellen die nodig zijn voor het betreffende initiatief.

De initiatiefnemer moet handelen naar de meest recente Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land van brancheorganisatie NedZero, voor zover niet in strijd met de overige randvoorwaarden uit dit Toetsingskader. Dit wordt vastgelegd in de anterieure overeenkomst.

i. Procedure indiening

Lokale initiatiefnemers binnen de gemeentegrenzen van Woerden en aangrenzende gemeenten krijgen de gelegenheid om een consortium te vormen voor de ontwikkeling van een windpark. Zie hoofdstuk 4b voor de afbakening van wat de gemeente onder lokaal verstaat.

Het kan gebeuren dat, op een door het bevoegd gezag nader te bepalen moment, geen consortium is gevormd dat meer dan 50% lokaal eigendom aannemelijk kan maken. Dan kan het college zich genoodzaakt zien om een maatschappelijke tender te organiseren. Met deze maatschappelijke tender wordt het schaars recht om een maximum aan stroom op te wekken toegekend aan de partij met een grondpositie en een projectplan dat, in vergelijking met overige inschrijvingen, het beste scoort tijdens de maatschappelijke tenderprocedure. Daarbij speelt het percentage lokaal eigendom nog een grote rol. De randvoorwaarden en uitgangspunten uit het Toetsingskader worden in dat geval verwerkt tot een selectieleidraad. Waarin een set aan selectiecriteria is opgenomen met bijbehorende wegingsfactoren.

ii. Intentieovereenkomst

De vorming van een consortium vormt het sluitstuk van een gebiedsproces om te komen tot een samenwerking van grondeigenaren, energiecoöperatie(s) en overige partijen om binnen de betrokken gronden een opstelling met windturbines te onderzoeken en te ontwerpen. De samenwerking van partijen in het consortium wordt vastgelegd in een onderlinge overeenkomst. Zodra de samenwerking is bekrachtigd sluit de gemeente een intentieovereenkomst met het consortium. Dat biedt het consortium het vertrouwen dat zij verder kunnen investeren in de voorbereiding van besluitvorming over een windproject. En het biedt de gemeente de garantie dat inspanningen vanaf dat moment daadwerkelijk leiden tot invulling van de resterende opgave: de opgave voor lokale opwek van duurzame energie in windzoekgebied Reijerscop.

Randvoorwaarden:

Uiterlijk op een door het bevoegd gezag te bepalen moment toont een consortium van partijen bij de gemeente aan dat onderlinge samenwerking is vastgelegd. Vervolgens wordt een intentieovereenkomst getekend tussen het consortium en de gemeente. Dit betreft een document met tenminste de volgende onderdelen:

  • Betrokken partijen;

  • Grondposities;

  • Rolverdeling: De specifieke rollen en verantwoordelijkheden van zowel de gemeente als de initiatiefnemer worden beschreven. De gemeente biedt ondersteuning in het vergunningentraject en beleidsonderzoek. Terwijl de initiatiefnemer zorgt voor technische en de financiële haalbaarheidsstudies;

  • Tijdspad: Hier worden de belangrijke stappen in de procedure en de tijdlijn geschetst. Bijvoorbeeld: wanneer bepaalde milieuonderzoeken gereed zijn of wanneer besluitvorming plaatsvindt;

  • Kosten en financiering: Een beschrijving van de kosten die gepaard gaan met de voorbereiding en over wie die kosten verdeeld worden. Dit betreft onder andere het participatieproces van de initiatiefnemers; 

  • Vergunningentraject: Afspraken over de samenwerking bij het verkrijgen van toestemming voor de ruimtelijke ontwikkeling van windturbines.

b. Lokaal eigendom

Gemeente Woerden streeft naar de ontwikkeling van windenergie waarbij het economische en juridisch eigendom geheel of gedeeltelijk in eigendom is van partijen in de lokale omgeving van het windproject, want:

  • Dat verhoogt de betrokkenheid van de omgeving bij het windproject;

  • Zorgt ervoor dat de omgeving zeggenschap heeft bij de ontwikkeling van het windpark en;

  • Maakt het mogelijk dat de omgeving kan meeprofiteren van de opbrengsten uit het windpark.

Lokaal eigendom heeft betrekking op alle fasen van de ontwikkeling, exploitatie van het project en op de gehele businesscase van het windpark. Daarmee heeft de lokale partij zeggenschap bij alle aspecten van de onderneming, zoals bij het afsluiten van de Power Purchase Agreement (PPA).

De gemeente ziet graag het lokaal eigendom vormgegeven door een lokale partij die is georganiseerd volgens coöperatieve principes. Een coöperatie dient bij lokaal eigendom onafhankelijk te zijn van commerciële ontwikkelaars en minstens te voldoen aan 3 coöperatieve principes. Zoals omschreven door de Europese Commissie:

  • Open en vrijwillig lidmaatschap;

  • Democratische controle mogelijk door alle leden (één lid één stem);

  • Economische participatie door de leden.

Omdat een energiecoöperatie meestal geen grondcontract heeft met grondeigenaren is beleid nodig om een energiecoöperatie deel te laten nemen aan het consortium. Voor de ontwikkeling van windenergie moet daarom, bij de vorming van het consortium, minimaal 50% lokaal eigendom worden gegarandeerd in de waarde van de projectBV. Dat weerspiegelt de positie van grondeigenaren en lokale partijen bij de ontwikkeling van het windproject. De gemeente streeft naar maximalisatie van lokaal eigendom, waarbij de ontwikkeling grotendeels door lokale partijen wordt gedragen. Hiermee wordt invulling gegeven aan het amendement Maximalisatie lokaal eigenaarschap, dat in 2021 is aangenomen bij de vaststelling van het Afwegingskader grootschalige duurzame energie.

Om lokaal eigendom zeker te stellen moet al bij de vorming van het consortium worden aangetoond op welke wijze aan de voorwaarde voor lokaal eigendom wordt voldaan. Alle inwoners en bedrijven van gemeente Woerden en aangrenzende gemeenten komen in aanmerking voor de invulling van lokaal eigendom, al dan niet in de vorm van een energiecoöperatie. Behalve in de buitenste schil, waarbij alleen energiecoöperaties kunnen deelnemen. We stellen ook een maximale aan het eigendom van partijen die grond hebben in Reijerscop maar die niet binnen de lokale schillen gevestigd zijn.

De gemeente verwacht naast de invulling van lokaal eigendom dat enkele vormen van financiële participatie worden aangeboden aan de omgeving. Voor welke stakeholders een bepaalde vorm van financiële participatie wel of niet toegankelijk moet zijn wordt toegelicht in hoofdstuk 7. Daarvoor wordt gewerkt met enkele ‘schillen’ rond het windpark.

Rol energiecoöperatie of energiegemeenschap

In de Energiewet wordt het begrip ‘energiegemeenschap’ geïntroduceerd. Daarmee wordt erkend dat groepen burgers gezamenlijk (eventueel samen met bedrijven en overheden) een eigen rol kunnen spelen in het energielandschap, en wordt deze rol nader ingevuld. Zie het begrippenkader in bijlage 2 voor een definitie van een energiegemeenschap. Een energiecoöperatie is een vorm van energiegemeenschap. Deze wordt vanuit de gemeente Woerden gezien als een partij die bij uitstek een rol kan spelen om lokale betrokkenheid en een hoger aandeel lokaal eigendom te realiseren (zie het Afwegingskader grootschalige duurzame energie 2021). Dit doen zij door inwoners en lokaal gevestigde MKB te verenigen in het mede realiseren van duurzame energieopwekking en het besparen op (fossiele) energiedragers.

Randvoorwaarden:

De gemeente stelt de volgende randvoorwaarden aan eigendomsverhoudingen van het consortium:

  • Minimaal 50% lokaal eigendom;

  • Maximum van 35% eigendom van personen en partijen die buiten Woerden en de aangrenzende gemeenten gevestigd zijn, maar wel grondeigenaren in het gebied zijn. Dit is inclusief de verpachters in Reijerscop die daar niet gevestigd zijn. Ook niet particuliere grondeigenaren, zoals nutsbedrijven of terrein beherende organisaties worden tot deze categorie eigenaren gerekend.

Om minimaal 50% lokaal eigendom bij energieopwekking juridisch beter te borgen is een Verordening Lokaal Eigendom vastgesteld door de gemeenteraad. Daarmee wordt via de Energiewet een motiveringsplicht opgelegd aan initiatiefnemers om al in een vroeg stadium aan te geven welk percentage lokaal eigendom zij denken te realiseren. En, indien dat percentage lager dan 50% is, te motiveren waarom het niet lukt die 50% te halen. Aan de hand daarvan kan het college beoordelen of er een andere initiatiefnemer is om minimaal 50% lokaal eigendom te realiseren.

c. Projectplan

Er dient één plan te worden opgesteld voor de ontwikkeling van een windpark binnen de technische ruimte. Dit plan moet voldoen aan de randvoorwaarden die op grond van het Toetsingskader worden gesteld. Een concept-projectplan wordt op aanvraag, met daarbij aangegeven deadline, ingediend bij het bevoegd gezag in de vorm van een principeverzoek voor de wenselijkheid. Vervolgens dient dat concept-projectplan uitgewerkt te worden tot een definitief projectplan met alle bijbehorende onderzoeken. Deze uitwerking dient te worden ingediend als aanvraag principeverzoek voor de haalbaarheid. Onderdeel van deze procedure is de uitvoering van een participatieproces en een project-m.e.r., met afweging van een voorkeursopstelling. De omgevingsvergunningsaanvraag die daarop volgt is gebaseerd op het definitieve projectplan en kan worden ingediend nadat het definitieve projectplan is goedgekeurd door de gemeente.

Het concept-projectplan moet in elk geval bestaan uit een aantal belangrijke onderdelen. Allereerst is er een ondertekende verklaring van de initiatiefnemers vereist. Waarin zij hun intentie om aan het initiatief deel te nemen bevestigen en aangeven dat zij het Toetsingskader accepteren. Daarnaast moet het projectplan een gedetailleerde plankaart bevatten, inclusief een legenda en toelichting. Op deze kaart worden de beschikbare grondposities en de beoogde locaties voor de windturbines weergegeven. Net als indicatieve locaties voor de windparkbekabeling en de exportkabel, inclusief aansluiting op het elektriciteitsnet. Bij het opstellen van deze kaart wordt rekening gehouden met bestaande leidingen en watergangen.

Onder andere onderstaande zaken komen in het definitieve projectplan of in de anterieure overeenkomst bij de vergunningverlening aan de orde:

  • Welke beplanting en recreatieve voorzieningen (deels door de initiatiefnemer) worden gerealiseerd;

  • De capaciteit van de gewenste aansluiting (uitgedrukt in mega-volt ampère) en;

  • Hoe het belang van de netbeheerder wordt geborgd, als de aansluiting en bekabeling via particuliere grond moeten worden aangelegd.

Verder geeft het concept-projectplan een overzicht van de voorgestelde eigendomsverhoudingen binnen het consortium dat het windpark ontwikkelt. Ook is een inschatting nodig van de mogelijkheid om te voldoen aan de gestelde geluids- en slagschaduwnormen. Daarnaast wordt een aanleg- en beheerplan op hoofdlijnen opgenomen, waarin aandacht wordt besteed aan landschappelijke inpassing, ecologische kwaliteitsverbetering en recreatief medegebruik van het gebied.

Een belangrijk onderdeel van het concept-projectplan is een participatieplan op hoofdlijnen, waarin staat beschreven hoe omwonenden en andere belanghebbenden betrokken worden bij het project.

Randvoorwaarden:

Een (concept-)projectplan bevat tenminste de volgende onderdelen:

  • Een ondertekende verklaring van de initiatiefnemers, waarin zij hun intentie bevestigen om aan het initiatief deel te nemen en aangeven dat zij de randvoorwaarden uit het Toetsingskader accepteren en streven naar het voldoen aan de uitgangspunten;

  • Een plankaart, inclusief een aanduiding van het te gebruiken netstation;

  • Een overzicht met de voorgestelde eigendomsverhoudingen van het consortium;

  • De plaatsingsmogelijkheden voor windturbines met uitleg hoe daarmee wordt voldaan aan de gestelde geluids- en slagschaduwnormen;

  • Een uitleg over de verwachte meerwaarde van nulmetingen;

  • Een aanleg- en beheerplan op hoofdlijnen, met de volgende onderdelen:

    • Landschappelijke inpassing;

    • Ecologische kwaliteitsverbetering;

    • Recreatief medegebruik.

  • Een participatieplan op hoofdlijnen

De wijze waarop bovenstaande onderwerpen wordt uitgewerkt voor een (concept-)projectplan en de omgevingsvergunningsaanvraag, wordt in de volgende hoofdstukken toegelicht.

5. Kaders voor geluid en slagschaduw

a. Beperking hinder door geluid

i. Lden-norm

Voor toetsing van geluid van windturbines ter plaatse (van geluidgevoelige gebouwen) wordt aangesloten bij de systematiek van de Omgevingswet en de landelijke windturbinebepalingen die de staatssecretaris in voorbereiding heeft. De standaardwaarde, zoals opgenomen in het ontwerpbesluit windturbines leefomgeving, bedraagt 45 dB Lden dat staat voor het jaargemiddelde geluidniveau gedurende de dag, avond en nachtperioden (den = day-evening-night). De standaardwaarde voor de nachtperiode bedraagt 39 dB Lnight. Als gemeente mogen wij hier geen scherpere normen voor opstellen dan wat landelijk wordt vastgesteld. Deze waarden komen overeen met wat de gemeenteraad in 2021 heeft vastgesteld voor geluid.

ii. Tonaal laagfrequent geluid

Normaal functionerende moderne windturbines produceren een geluid dat omschreven kan worden als breedbandige ruis, die in sterkte varieert in het ritme van de draaiende rotorbladen. Het geluid kan daarom ook wel worden omschreven als amplitudegemoduleerde ruis. Voor dit geluid zijn conventionele dB(A) normen toereikend.

Deze normen zijn niet toereikend op het moment dat sprake is van zogenaamde tonaliteit. Uit recente onderzoeken blijkt dat sommige windturbines, bij verkeerde fabricage of installatie, naast ruis ook een andersoortig geluid produceren, namelijk (brom)tonen. Het zijn deze laagfrequente tonen (20 Hertz (Hz) tot en met 150 Hz) die kunnen leiden tot ernstige hinder in de omgeving van windturbines. Geluid met een tonaal karakter wordt als hinderlijker ervaren dan geluid op hetzelfde volume met een ruisachtig karakter.

Tonaal geluid van windturbines is niet toegestaan. Hiermee is in de normering van geluid van windturbines tot op heden geen rekening gehouden. Indien tonaal geluid wordt aangetoond moeten maatregelen worden getroffen om het tonaal geluid te beëindigen. Een veel toegepaste maatregel is het hanteren van een toeslag op het jaargemiddelde geluidniveau. Waardoor de windturbines geluidmitigatie moeten toepassen, totdat de tonaliteit is weggenomen.

Voor fabrikanten en ontwikkelaars vormt deze extra heffing voor tonale windturbinegeluiden een belangrijke stimulans om, via een goed ontwerp en zorgvuldige uitvoering, tonale geluiden te voorkomen. Het is ook een aanmoediging voor fabrikanten en ontwikkelaars om onderling duidelijke afspraken te maken over verantwoordelijkheden. Mocht er na de realisatie van een windturbine onverhoopt toch tonaal geluid optreden, spelen de financiële gevolgen van de toeslag een belangrijke rol bij het motiveren van technische oplossingen om het tonale geluid te verminderen. Het gebruik van geluidverminderende maatregelen (zogenaamde mitigerende modi) heeft namelijk ook invloed op de opbrengst van een windpark.

De staatssecretaris heeft in het ontwerpbesluit windturbines leefomgeving een toeslag van 5 dB voor tonaal geluid opgenomen, met in de bijbehorende ministeriële regeling een meet- en rekenmethodiek en normgrens voor tonaal laagfrequent geluid. Mocht zo een norm alsnog niet in de definitieve regelgeving worden opgenomen dan zal de gemeente, als bevoegd gezag, zelfstandig een norm voor tonaal geluid met toeslag van 5 dB stellen en motiveren in de omgevingsvergunning.

Randvoorwaarden:

De ontwerp rijksnormen voor geluidshinder (45 dBLden en 39 dBLnight) en tonaal geluid (5 dB toeslag) worden aangehouden. Mocht de norm voor tonaal geluid uiteindelijk niet worden overgenomen als definitieve norm, dan zal de gemeente deze norm alsnog als eis opnemen in de omgevingsvergunning.

iii. Maximaal momentaan geluid

Het vaststellen van een extra handhavingsnorm voor het maximale momentane geluidsniveau, in de vorm van LAeq norm, is mogelijk onder de Omgevingswet. Dit is bijvoorbeeld voorgeschreven bij windpark Rijnenburg in Utrecht. Deze norm kan worden gehanteerd naast de overige wettelijke handhavingsmogelijkheden. Het gaat om een norm voor een korte tijdsperiode waar altijd aan moet worden voldaan, ongeacht windsnelheid of weersomstandigheden. Een LAeq,t norm is gebaseerd op geluidwaarden die op grond van de kenmerken van de windturbine en het windaanbod op locatie worden verwacht. Het biedt geen (extra) milieubescherming, zolang de eigenschappen van de windturbine overeenkomen met de gegevens van de fabrikant. Een dergelijke norm komt tegemoet aan wensen van betrokkenen dat, naast een jaargemiddelde norm, een norm wordt gesteld voor een korte periode. Welke onder geen enkele omstandigheid mag worden overschreden. Het heet daarom een handhavingsnorm.

Normgrens en afstand waarop aan de norm moet worden voldaan, worden door het bevoegd gezag gesteld op basis van het akoestisch onderzoek dat, als onderdeel van het projectMER, door de initiatiefnemer wordt ingediend bij de omgevingsvergunningsaanvraag. Dit kan gezien worden als een vorm van nulmeting.

Als een windturbine eigenschappen vertoont die vergunninghouder, bevoegd gezag en omgeving niet mochten verwachten, op basis van de gegevens van de fabrikant, dan kunnen geluidniveaus in de praktijk afwijken van de vooraf berekende geluidwaarden. Die waarden zijn namelijk gebaseerd op gegevens van de fabrikant. Om te garanderen dat de windturbines overeenkomen met de gegevens van de fabrikant wordt in de vergunning voorgeschreven dat de vergunninghouder, binnen enkele maanden na de overdracht van de windturbines, een bronsterktemeting laat uitvoeren. Bij voorkeur wordt deze met dezelfde meet- en rekensystematiek uitgevoerd als de systematiek die is toegepast bij certificering van de windturbine.

Randvoorwaarden:

  • De initiatiefnemer levert akoestisch onderzoek aan op basis waarvan het bevoegd gezag een handhavingsnorm en meetmethodiek bepaalt voor maximaal momentaan geluid, die worden opgenomen in de omgevingsvergunning;

  • In de omgevingsvergunning wordt voorgeschreven dat de vergunninghouder, binnen 6 maanden na overdracht van de windturbines, een bronsterktemeting laat uitvoeren conform de meet- en rekenmethode waarmee de windturbines zijn gecertificeerd.

b. Beperking hinderlijke slagschaduw

Door de grote hinderlijkheid van binnenshuis optredende slagschaduw is het beperken van de slagschaduwduur voor de gemeente van groot belang. De gemeente Woerden vindt het belangrijk om slagschaduwgevoelige gebouwen in de omgeving van een windpark te beschermen tegen slagschaduwhinder. Het gaat in dit geval met name om woningen, en eventuele (voorziene) onderwijsgebouwen, verzorgingstehuizen en kinderdagverblijven. Een windturbine moet al voorzien zijn van een automatische stilstandvoorziening voor slagschaduw. En reeds in 2021 is 1 uur slagschaduw op de gevel per jaar vastgelegd in het Afwegingskader.

De landelijke nieuwe normen lijken 6 uur per jaar slagschaduw op ramen in de gevel aan te houden, waarbij de mogelijkheid is opgenomen dat de gemeente een scherpere norm mag kiezen. Daarom wordt onze lokale norm van 1 uur als randvoorwaarde geformuleerd.

Randvoorwaarde:

De gemeente kiest strengere slagschaduwnormen dan het Rijk, namelijk maximaal 1 uur per jaar slagschaduw op ramen in gevels van slagschaduwgevoelige gebouwen.

c. Meewerken aan metingen

Bij vaststelling van het Toetsingskader is een amendement aangenomen over het meewerken aan metingen door de turbine-eigenaren:

Randvoorwaarde:

Worden er na realisatie van de windturbines meerdere zwerfstroom of geluid gerelateerde klachten gemeld (te bepalen door het bevoegd gezag), dan is de initiatiefnemer verplicht mee te werken aan onderzoek naar de actuele situatie ter plaatse. Mogelijk moeten de windturbines hiervoor maximaal enkele dagen worden stilgezet. Is aangetoond dat de klachten veroorzaakt worden door de windturbines, dan is de initiatiefnemer verplicht om mee te werken aan beperkende maatregelen. Bij geluidsklachten geldt de laatste verplichting alleen als de in de vergunning vastgelegde geluidsnormen worden overschreden.

6. Kaders voor landschap, ecologie en recreatie

a. Landschappelijke inpassing

i. Posities, hoogte en afstand tot woningen

Het zoekgebied biedt mogelijkheden voor verschillende opstellingen van verschillende grootten. Hierover is een workshop geweest met landschapsexperts en belanghebbende organisaties, in het kader van het gebiedsproces. Om landschappelijke hinder zo klein mogelijk te maken en de gewenste koppeling met windpark Rijnenburg en Reijerscop te benadrukken, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:

Uitgangspunten:

  • Windturbines in Reijerscop zijn van hetzelfde type en hebben een gelijke tiphoogte, binnen een bandbreedte van 215 tot 270 meter. Voor een goede landschappelijke inpassing voegt de hoogte van het windpark in Reijerscop Woerden zich daarmee naar dat van windpark Rijnenburg en Reijerscop in de gemeente Utrecht, als dat eerder onherroepelijk vergund is en de windturbines daarvoor aanbesteed zijn;

  • De initiatiefnemer toont aan dat de voorgestelde opstelling zo ver mogelijk is geplaatst van omliggende woningen, met inachtneming van andere factoren die impact hebben op de plaatsing van windturbines, zoals veiligheid, ecologie en landschap. Met de volgende berekeningswijze kunnen mogelijke opstellingsvarianten geoptimaliseerd worden, uitgaande van een minimale gemiddelde afstand van 750 meter tot woningen en rekening houdend met alle woninggevels die niet meer dan 800 meter van een windturbine staat:

    • Streef ernaar dat de som van de afstand van elke woning tot elke windturbine, gedeeld door: het aantal woningen binnen de 800 meter keer het aantal windturbines, gemaximaliseerd wordt.

De afstemming van windpark Reijerscop in Woerden op windpark Rijnenburg-Reijerscop is een schriftelijk verzoek van de provincie als bevoegd gezag. Het is echter niet als harde eis geformuleerd, om ruimte te bieden voor afstemming tussen initiatiefnemers en omwonenden tijdens het volgend participatieproces. De gemeente formuleert het dan ook als uitgangspunt.

Er is door het Rijk als nieuwe norm voor windturbines een afstandsnorm voorgesteld tussen woningen en windturbines van twee keer de tiphoogte. In dit geval betekent dat een afstand van ongeveer 500 meter. Dat komt overeen met de vuistregel die gemeente Woerden al had bepaald in het Afwegingskader grootschalige duurzame energie 2021. Die is aangehouden voor het bepalen van de grenzen van de technische ruimte. Met bovenstaande begrenzing zullen de windturbines tussen de 500 en ruim 800 meter afstand van woningen worden geplaatst, met voor de meest dichtstbijzijnde woningen een gemiddelde afstand van minimaal 750 meter. Hiervan kan op verzoek van afgeweken worden als dit in het participatieproces zo wordt afgesproken. Om deze reden is dit ook als uitgangspunt opgenomen.

ii. Ontwerpprincipes opstelling windturbines

De rij van windturbines wordt zo mogelijk gekoppeld aan autonome lijnen in het landschap. Het is van belang rekening te houden met de verschillende niveaus waarop windturbines impact hebben. Dit wordt in de ruimtelijke onderbouwing toegelicht.

Uitgangspunten:

  • De windturbines staan in een lijn, die geknikt kan zijn;

  • De windturbines in Reijerscop vormen met de westelijke windturbine van Rijnenburg-Reijerscop samen één geknikte lijn;

  • De opstelling van het windpark sluit zo veel mogelijk aan bij bestaande landschappelijke structuren. Hierbij is het van belang om rekening te houden met de verschillende niveaus waarop windturbines impact hebben:

    • Ten eerste de inpassing bij de verschillende grote lijnen in het landschap: snelweg, cope-structuur en weteringen gerelateerd aan de Oude Rijn;

    • Op een lager schaalniveau de inpassing van de toevoerwegen en bijbehorende voorzieningen in het nabije landschap.

  • Voor het archeologisch onderzoek wordt aangesloten bij het parapluplan Woerden 2.

  • Bij of voor de ruimtelijke procedure wordt de landschapsontwikkeling in Reijerscop nader geconcretiseerd, in samenspraak met omwonenden en belanghebbende organisaties.

Omdat deze ontwerpprincipes vanuit de provincie als bevoegd gezag niet als harde eis zijn geformuleerd, worden deze als uitgangspunt opgenomen in dit Toetsingskader.

iii. Obstakelverlichting

Windturbines met een tiphoogte van 150 meter of meer moeten op grond van internationale luchtvaartregels worden voorzien van obstakelverlichting. Flitsende verlichting wordt bij nieuwe windparken niet meer toegepast, omdat vast brandende verlichting zorgt voor minder hinder. In Nederland is het sinds korte tijd ook toegestaan om vast brandende verlichting te vervangen door verlichting op basis van naderingsdetectie voor vliegtuigen. Daarmee kan de verlichting gemiddeld bijna 95% van de tijd uit blijven, waarmee lichthinder wordt voorkomen. Bij naderingsdetectie schakelt de rode verlichting 's nachts alleen in als een vliegtuig of ander luchtvaartuig zich in de detectiezone van de windturbine bevindt.

De keuze hoe flitsende verlichting te vervangen dient altijd voorgelegd te worden aan de Inspectie Leefomgeving en Transport. Om deze reden kan de specifieke techniek van naderingsdetectie niet als harde eis worden gesteld in het Toetsingskader. Het aanvragen ervan bij de inspectie wel.

Randvoorwaarde:

De initiatiefnemer dient te zorgen voor zoveel mogelijk uitschakelen van obstakelverlichting, door middel van naderingsdetectie. Daardoor kan verlichting op de windturbines grotendeels uit blijven.

iv. Combinatie met andere thema’s

In het projectplan van de initiatiefnemers moet een combinatie worden gemaakt met minimaal één ander thema. Zoals recreatie, natuurontwikkeling, waterbeheer, bodemdaling en landschapsversterking (met landbouw is er vanzelfsprekend een combinatie). Hierbij wordt rekening gehouden met de voorstellen gedaan door de inwoners tijdens het gebiedsproces.

Uitgangspunt:

De initiatiefnemer geeft in het projectplan aan hoe meerwaarde kan worden gecreëerd op minstens één van de volgende thema’s:

  • Recreatie;

  • Natuurontwikkeling;

  • Waterbeheer;

  • Bodemdaling;

  • Landschapsversterking.

Ook dit is geformuleerd als uitgangspunt, omdat het aan de initiatiefnemer wordt gelaten om, mede via hun participatieproces, te komen tot een optimale combinatie met andere thema’s.

b. Ecologische kwaliteitsverbetering

In de fase van vergunningverlening wordt een aanleg- en beheerplan opgesteld. Hieruit blijkt hoe met de al aanwezige natuurwaarden wordt omgegaan, op welke manier ontwikkeling van natuur wordt gestimuleerd en wat het beoogde natuurdoeltype is. In overleg met het bevoegd gezag wordt gekeken naar de indeling van het landschap. Het plan bevat ook informatie over beschikbare geborgde budgetten, planning, monitoring en verantwoordelijkheden voor de duur waarop de locatie in gebruik is. Het plan moet voldoen aan de eisen die de provincie stelt ten behoeve van het afgeven van een ontheffing Wet natuurbescherming.

De weidevogeltellingen en die van de grutto als gidssoort worden, in lijn met het Aanvalsplan Grutto, meegenomen bij de combinatie van het windparkvoorstel met ecologische aanpassingen. Uit de tellingen valt een aanzienlijke compensatieopgave te verwachten, voor in ieder geval windturbines aan de westzijde van de technische ruimte.

Uitgangspunten:

  • Het concept-projectplan bevat een aanzet tot een aanleg- en beheerplan voor ecologische kwaliteitsverbetering. Vóór aanvang van het vergunningsproces wordt dit verder uitgewerkt. Hierin is opgenomen:

    • Beschikbare geborgde budgetten;

    • Een planning;

    • Monitoring;

    • Verdeling van verantwoordelijkheden.

  • Weidevogeltellingen worden gebruikt voor een compensatieplan voor deze soorten.

Omdat het hier om een aanzet tot een aanleg- en beheersplan gaat en bedoeld is als een handreiking, is het geformuleerd als uitgangspunt. In het proces naar een formele vergunningsaanvraag is het gebruikelijk dat de vergunningverlener in overleg treedt met de initiatiefnemer over de inhoud van dergelijke plannen. Dat zal ook hierover gaan.

c. Recreatief medegebruik

De Reijerscop heeft naast een agrarische ook een recreatieve functie. De gemeente ziet een kans om toegangswegen te gebruiken als recreatieve routes, zolang dit verenigbaar is met:

  • De natuurdoelstellingen van het energielandschap;

  • De regels voor openbare veiligheid;

  • De privaatrechtelijke wensen van grondeigenaren;

  • Een passende uitstraling bij het verkavelingspatroon.

Uitgangspunten:

  • Permanente routes voor de bereikbaarheid van windturbines worden in overleg met de gemeente (deels) openbaar toegankelijk als recreatieve routes;

  • Paden en wegen hebben een recreatieve of agrarische uitstraling en zijn passend bij het verkavelingspatroon van de polder.

Omdat de gemeente dit als kans ziet, maar omwonenden de mogelijkheid wil geven om hier inspraak in te hebben tijdens het participatieproces van de initiatiefnemers, is dit als uitgangspunt geformuleerd.

7. Kaders voor participatie

De gemeente Woerden voorziet een verdeling in schillen rond het windpark om proces en financiële participatie te organiseren. Lokaal eigendom is mogelijk in alle schillen.

Participatieonderdeel

Directe buren

2e schil

3e schil

4e schil

Schil

De bewoners aan of binnen de begrenzing A12, Cattenbroekerdijk, Mastwijkerdijk/

Achthoven West en oostelijk N228.

Inwoners en ondernemers tot maximaal 10x de tiphoogte afstand van de turbines, inclusief rest van de bebouwde kom van Harmelen*.

Alle inwoners en lokale (MKB-)ondernemingen binnen de gemeente Woerden, inclusief energiecoöperaties of energiegemeenschap-pen.

(Leden van) energiecoöperaties of energiegemeenschap-pen gevestigd binnen alle aan Woerden grenzende gemeenten.

Zeggenschap via lokaal eigendom

Ja

Financiële participatie via aandelen of obligaties

Ja

Ja

Ja

Ja

Geïnformeerd over project

Ja

Ja

Ja

Nader te bepalen

Zeggenschap over omgevingsfonds (bijv. via lokale stichting)

Ja

Ja

Nader te bepalen

Nee

Participatieproces van de initiatiefnemers, leidend tot omgevingsafspraken

Ja

Nader te bepalen

Nee

Nee

Omwonendenregeling

Ja

Nee

Nee

Nee

Gesocialiseerde grondvergoeding

Deels**

Nee

Nee

Nee

* Zie ook figuur 3 Schillen van betrokkenheid. De precieze begrenzing van de 2e schil is hierbij mede afhankelijk van de slagschaduw door de windturbines, met een minimum van 2500m. Bovendien valt hier de gehele bebouwde kom van Harmelen onder, wat niet goed te verbeelden is in deze kaart.

** Met name voor grondeigenaren en pachters binnen de technische ruimte. In het participatieproces met de directe buren kan hier eventueel een andere afspraak over worden gemaakt.

Figuur 2 Directe buren conform de Startnotitie Gebiedsproces windenergie Reijerscop

afbeelding binnen de regeling

Figuur 3 Schillen van betrokkenheid

afbeelding binnen de regeling

In figuur 3 zijn alle gemeentegrenzen in de buurt weergegeven, terwijl bij de 4e schil alleen de volgende gemeenten direct aangrenzend zijn: Utrecht, Montfoort, Bodegraven-Reeuwijk, Nieuwkoop, De Ronde Venen en Stichtse Vecht.

a. Lokaal eigendom

De gemeente Woerden vindt lokaal eigendom erg belangrijk, onder andere voor een hoge betrokkenheid van de inwoners van Woerden en grondeigenaren die lokaal gevestigd zijn. Naast de randvoorwaarde van minimaal 50% lokaal eigendom in waarde van de projectBV, is er ook een uitgangspunt opgenomen om het lokaal eigendom verder te stimuleren. In het projectplan en bijbehorende proces moet worden aangetoond dat zo veel mogelijk van het eigendom in lokale handen komt.

Voor het initiatief geldt dat een participatieplan mede wordt opgesteld door een lokale energiecoöperatie, met een voorstel voor financiële participatie in samenwerking met een energiecoöperatie.

In het participatieplan wordt de initiatiefnemer gevraagd om in grote lijnen te beschrijven welke rechtspersonen voor lokaal eigendom deel uitmaken van het consortium. Uit de conceptstatuten van deze rechtspersonen in oprichting moet blijken welke personen en organisaties, volgens de gemeentelijke uitgangspunten voor lokaal eigendom, democratisch kunnen deelnemen, met één stem per lidmaatschap. Ook moet duidelijk zijn hoe voorwaarden worden gesteld aan verschillende vormen van deelname. Verder wordt in dit plan toegelicht op welke manier mensen met een beperkt budget kunnen meedelen in de opbrengst van de energieproductie.

In de definitieve versie van het participatieplan wordt beschreven welk percentage lokaal eigendom in de projectBV aantoonbaar of te verwachten is. En in hoeverre dit eigendom werkelijk van binnen de gemeente Woerden en aangrenzende gemeenten afkomstig is. Daarbij mogen (semi-)overheden bijdragen in de financiering.

Volgens de regels in een Verordening Lokaal Eigendom maakt een lokaal consortium bij het tekenen van de intentieovereenkomst, al aannemelijk in hoeverre lokaal eigendom gemaximaliseerd wordt. Bij de vergunningsaanvraag wordt de motiveringsplicht toegepast ten aanzien van het percentage lokaal eigendom dat aangetoond of aannemelijk kan worden gemaakt. Dit ter beoordeling van het bevoegd gezag. Eventueel kan het bevoegd gezag alsnog besluiten dat dit onvoldoende is om betreffend consortium het windpark te laten ontwikkelen.

Lokaal eigendom sluit aanvullende vormen van financiële participatie niet uit. Door met voorrang in de kleinste bovenstaande schil naar financiële participatie te zoeken, krijgen directe buren als eerste de mogelijkheid om financieel deel te nemen. Als het binnen de eerste schil niet lukt om voldoende geld op te halen, kan ook de tweede bovenstaande schil gevraagd worden om financieel in te stappen. Daarna de 3e bovenstaande schil en vervolgens de 4e schil. Waar aanvullende vormen van financiële participatie buiten de genoemde gemeenten tot mede-eigendom leiden, is het uitgangspunt om dit niet meer dan 10% van het eigendom te laten betreffen. Met de motiveringsplicht uit de Verordening Lokaal Eigendom moeten initiatiefnemers uitleggen waarom dit percentage meer dan 10% zou worden.

Uitgangspunten:

  • Initiatiefnemers spannen zich in voor een percentage lokaal eigendom van meer dan 50% en brengen daarover verslag uit aan het bevoegd gezag;

  • Het consortium toont aan te streven naar maximaal 10% eigendom van partijen die buiten de gedefinieerde schillen gevestigd zijn en geen grondeigendom binnen de technische ruimte hebben.

Omdat de gemeente niet kan bepalen hoeveel procent lokaal eigendom gehaald kan worden, is dat als uitgangspunt geformuleerd. We benoemen wel minimaal 50% lokaal eigendom, zie hoofdstuk 4 b. Het maximum van 10% eigendom door partijen van buiten de 4 schillen is een wens om het windpark zo veel mogelijk in lokale handen te laten. Ook hier kan de gemeente echter geen harde eis stellen, omdat dit ook van een eventueel lokaal consortium afhangt. Daarom is dit ook als uitgangspunt geformuleerd.

b. Financiële participatie

i. Omgevingsfonds

Het consortium stelt een omgevingsfonds in waar de initiatiefnemers jaarlijks een afdracht doen van minimaal 0,4€/megawattuur (MWh), zoals genoemd in de Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land. De afdracht wordt definitief bepaald als de productie over een heel kalenderjaar is vastgesteld. De hoogte van de afdracht is nader te bepalen in het participatieproces met de omwonenden. Binnen de kring van omwonenden, tot maximaal 2,5 km inclusief heel Harmelen (zie figuur 3). De initiatiefnemer moet omschrijven welke doelen met het omgevingsfonds, in overleg met de omgeving, worden ondersteund. Daarbij wordt aangetoond hoe het bestuur van het fonds wordt vormgegeven en de beslissing voor het jaarlijks steunen van doelen tot stand komt. De besteding van het omgevingsfonds wordt na een jaar na energielevering in handen gegeven van een stichting, opgericht vanuit de lokale omgeving.

Hiermee geeft de gemeente invulling aan het amendement van 26 januari 2023 bij het raadsvoorstel ‘Gebiedskeuze voor grootschalige wind- en zonne-energie’, om de gehele Woerdense samenleving in brede zin profijt te laten hebben van grootschalige energieopwekking met zon of wind in de gemeente. Een aantal mogelijke bestedingsdoelen worden in de begrippenlijst van dit Toetsingskader genoemd. De criteria voor toewijzing van deze gelden worden later uitgewerkt.

Uitgangspunt:

Initiatiefnemers beschrijven in het participatieplan op hoofdlijnen hoeveel budget ze beschikbaar stellen voor het omgevingsfonds en op welk moment dit budget beschikbaar komt. Ook wordt een voorstel gedaan voor de organisatievorm voor de besluitvorming over inzet van het omgevingsfonds.

Landelijk zijn er geen harde eisen gesteld aan het totaal van financiële bijdragen aan de omgeving. Dit is sterk afhankelijk van de lokale situatie en de grootte van het windpark. Om die reden is dit als uitgangspunt geformuleerd.

ii. Omwonendenregeling en sociale grondvergoeding

De initiatiefnemer is verplicht een omwonendenregeling op te zetten voor de directe buren (de omwonenden volgens figuur 2) van de windturbines. De inhoud van de regeling en de hoogte van de tegemoetkoming aan omwonenden wordt besproken in het participatieproces en vastgelegd in zogenoemde omgevingsafspraken.

Aan grondeigenaren binnen de technische ruimte van het zoekgebied, die geen grond inbrengen voor windturbines, opstelplaatsen, aanvoerwegen en bijgebouwen, wordt alsnog een redelijk deel van de totale grondvergoeding toegekend. Deze vergoeding is gekoppeld aan het grondeigendom en staat los van het aandeel in het eigendom van het project. Het principe van sociale grondvergoeding moet door de partijen van het consortium worden erkend en vastgelegd in de omgevingsafspraken. Het toepassen van dit principe wordt eerder al vastgelegd in de intentieovereenkomst. De hoogte van de vergoeding moet uiteindelijk door alle eigenaren van het project gezamenlijk worden bepaald en uiterlijk bij het verkrijgen van financiering worden vastgelegd.

Uitgangspunten:

  • De initiatiefnemer doet in het projectplan een voorstel voor een omwonendenregeling en hoe deze regeling in te vullen met gelden voor de directe buren van de windturbines;

  • De initiatiefnemer doet in het projectplan een voorstel voor een sociale grondvergoeding voor grondeigenaren en pachters in de technische ruimte.

Landelijk zijn er geen harde eisen gesteld aan het totaal van financiële bijdragen aan de omgeving. Dit is sterk afhankelijk van de lokale situatie en de grootte van het windpark. Om die reden is dit als uitgangspunt geformuleerd.

c. Procesparticipatie

i. Participatieplan

Het definitieve participatieplan wordt in de anterieure overeenkomst opgenomen.

De initiatiefnemer is verplicht om een participatieproces te doorlopen met de directe buren van het zoekgebied (zie de begrenzing daarvan volgens de Startnotitie Gebiedsproces windenergie Reijerscop 2023-2024). Hierbij worden minimaal twee bewonersbijeenkomsten verwacht, waarbij ook een klankbordgroep van directe buren en grondeigenaren mogelijk wordt gemaakt. Om zo tot omgevingsafspraken te komen. Met overige belanghebbende inwoners en MKB-bedrijven binnen tien keer de tiphoogte van beoogde windturbines kan er een minder intensief contact zijn, bijvoorbeeld alleen digitaal. In overeenstemming met de begrenzing van de belanghebbenden in het gebiedsproces valt onder deze tweede schil de gehele woonkern van Harmelen.

In het participatieproces wordt verwacht dat de initiatiefnemers de opvattingen en argumentatie uit de omgeving ophalen over relevante onderwerpen. Bijvoorbeeld het aantal windturbines, de optimalisatie van de turbineposities of de regels voor het omgevingsfonds, de omwonendenregeling en eventueel overige vormen van financiële participatie.

Overeenstemming onder de omwonenden kan niet worden verwacht, maar een beargumenteerde conclusie van de initiatiefnemers over de gemaakte keuzes naar aanleiding van de opvattingen en argumentatie wel. De gemeente vraagt het participatieproces af te sluiten met een schriftelijke uitkomst van het participatieproces met de omgeving vanuit de initiatiefnemers. Dit is inclusief omgevingsafspraken die met input van een klankbordgroep van directe buren tot stand zijn gekomen over in ieder geval bovenstaande onderwerpen. Het bevoegd gezag zal bij de vergunningsaanvraag beoordelen of de geleverde participatie-inspanning voldoende is geweest.

Daarbij is de beleidsregel over participatievereisten als volgt van toepassing voor windturbines:

Randvoorwaarden:

De aanvrager stelt een participatieplan op. In het participatieplan wordt in ieder geval ingegaan op de volgende punten:

  • Welke personen/instanties/belanghebbenden zijn betrokken bij het participatieproces? Indien het participatieproces uit meerdere stappen/fases heeft bestaan, moet dit per stap/fase worden aangegeven;

  • Op welke wijze is het participatieproces uitgevoerd? Welke processtappen zijn daarbij genomen? En voor welke vorm(en) van participatie heeft de aanvrager gekozen?

  • Wat is de opbrengst van het participatieproces geweest? Welke opmerkingen, aanvullingen en verbeteringen zijn kenbaar gemaakt? De aanvrager dient zo veel mogelijk belangen en argumenten voor en tegen in beeld te brengen. Hierbij dient de initiatiefnemer aan te geven in welke mate er onder bovengenoemde betrokkenen al dan niet steun of draagvlak voor de plannen is.

  • De aanvrager geeft aan welke afspraken er zijn gemaakt met de omwonenden en welke opmerkingen er zijn gemaakt die niet geleid hebben tot aanpassingen.

8. Uitvoering

a. Besluitvorming over (concept-)projectplan

Eerst wordt een opzet van een projectplan opgesteld. De gemeente kiest, vanwege het groot gemeentelijk belang van betrokkenheid en lokaal draagvlak, voor het maximaliseren van het lokaal eigendom in het windpark. Dat begint met het faciliteren van een lokaal consortium. Daarbij spreken lokale partijen de intentie uit om samen te werken aan één gezamenlijk windpark in Reijerscop met maximaal lokaal eigendom. Op 1 juni 2025 wordt een concept-projectplan verwacht van dit lokaal consortium, zodat een intentieovereenkomst kan worden getekend met de gemeente om tot een windpark te komen. Het college heeft de bevoegdheid om deze deadline aan te passen.

Als het college voor de intentieovereenkomst onvoldoende motivatie heeft ontvangen dat dit lokaal consortium uitzicht biedt op lokaal eigendom in het windpark van meer dan 50%, kan het college alsnog besluiten om een maatschappelijke tender uit te schrijven. Bij inschrijving van een maatschappelijke tender dient elke initiatiefnemer een concept-projectplan in, ter beoordeling van het college. Daaruit wordt alsnog een voorkeurs-consortium geselecteerd.

Het concept-projectplan wordt gezien als een principeverzoek wenselijkheid van medewerking aan de ruimtelijke procedure door het college. Het geselecteerd consortium start vervolgens een participatieproces met in ieder geval de directe buren. Dat leidt tot een definitief participatieplan met omgevingsafspraken en een definitief projectplan, als principeverzoek haalbaarheid. Dat wordt met de overige documenten voor een vergunningsaanvraag ingediend en besproken in het kader van de ruimtelijke procedure.

Zie ook bijlage 1 voor een schematische weergave van het besluitvormingsproces.

b. M.e.r. na het Toetsingskader

De Omgevingswet kent een algemene omschrijving van plannen waarop de plan-m.e.r.-plicht van toepassing is. Een plan-m.e.r.-plicht treedt op voor plannen en programma’s die een kader vormen voor mer-(beoordelings)plichtige activiteiten of op besluitvorming over dergelijke activiteiten vooruitlopen. In artikel 16.37 van de Omgevingswet is opgenomen dat het bevoegd gezag bij de voorbereiding van een plan of programma gebruik kan maken van een ander milieueffectrapport. Voor de milieugerelateerde onderbouwing van de locatie verwijst de gemeente naar het recent afgeronde PlanMER Windenergie Utrecht, opgesteld in opdracht van Gedeputeerde Staten (GS) van provincie Utrecht. Daarin zijn zoekgebieden voor windenergie op provinciaal niveau beoordeeld en daarmee ook op het gehele grondgebied van gemeente Woerden. Het planMER heeft voldoende detailniveau voor de gemeente.

Mede op basis van de beoordeling in het planMER is windzoekgebied Reijerscop door GS aangewezen als geschikt gebied voor de ontwikkeling van windenergie, boven andere zoekgebieden. Voor een uitgebreide afweging van locaties op gemeentelijk niveau wordt daarnaast verwezen naar het vergelijkende onderzoek van zoekgebieden Barwoutswaarder en Reijerscop en het raadsbesluit voor de aanwijzing van Reijerscop als eerste zoekgebied voor windenergie. Hiermee is aan een mogelijke plan-m.e.r.- verplichting voldaan. De gemeente wil echter wel dat er een milieueffectrapport (MER) wordt opgesteld voor dit windpark. Dat gebeurt vóór de besluitvorming over de omgevingsvergunning.

c. Mer-(beoordelings)plicht voor omgevingsvergunning

Bijlage V bij het Omgevingsbesluit bevat een opsomming van projecten en gevallen waarvoor de m.e.r.-beoordelingsplicht geldt. Bij de opsomming van projecten is ook vermeld op welke besluiten deze verplichting van toepassing is. Windparken zijn opgenomen in categorie C2 van bijlage V bij het Omgevingsbesluit. Voor windparken tussen 3 en 19 windturbines geldt een m.e.r.-beoordelingsplicht. Voor 1 of 2 windturbines is er geen m.e.r.-beoordelingsplicht en ook geen omgevingsvergunning voor milieubelastende activiteiten. Voor windenergie op land is de m.e.r.-(beoordelings)plicht gekoppeld aan de omgevingsvergunning voor de milieubelastende activiteit.

Een m.e.r.-beoordeling is een toets om aan de hand van onderzoek te bepalen of sprake is van aanzienlijke milieueffecten. Die een projectMER en het volgen van een m.e.r.-procedure wettelijk verplicht kan maken. Initiatiefnemers kunnen ervoor kiezen om de stap van de m.e.r.-beoordeling over te slaan en vrijwillig een projectMER te maken. De gemeente Woerden, als verwacht bevoegd gezag, gaat ervan uit dat er voldoende verwachte milieueffecten zijn om de stap van de m.e.r.-beoordeling over te slaan en dat de initiatiefnemer een projectMER opstelt. Dit komt er op neer dat de gemeente van de initiatiefnemer een projectMER eist (zie eerdere randvoorwaarde).

d. Anterieure overeenkomst

Uiterlijk voor publicatie van de ontwerp omgevingsvergunning moet de aanvrager, het consortium, een anterieure overeenkomst tekenen met de gemeente waarin in privaatrechtelijke zin afspraken tussen gemeente en vergunninghouder worden geborgd. In de anterieure overeenkomst worden onder andere afspraken gemaakt over het planschaderisico en de plankosten. Ook worden afspraken over financiële participatie vastgelegd, net als over de ontmanteling en het afvoeren van materialen na afloop van het windpark. Zie ook bijlage 1 voor de plaats van de anterieure overeenkomst in het schema voor besluitvorming.

Ondertekening

Bijlage 1 Procedureschema besluitvorming windenergie

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Begrippenlijst

Anterieure overeenkomst: Een privaatrechtelijke overeenkomst die wordt gesloten tussen een initiatiefnemer van het windenergieproject en de gemeente, voordat het omgevingsplan gewijzigd wordt of een omgevingsvergunning voor de activiteit BOPA wordt verleend. In deze overeenkomst worden onder meer afspraken gemaakt over plankosten en planschaderisico's.

Belanghebbende: Diegene die in de omgeving van een (potentieel) windproject woont en/of organisaties die in de omgeving van een (potentieel) windproject een ander rechtstreeks aantoonbaar belang hebben.

BOPA-procedure: Burgers, bedrijven en overheden kunnen toestemming vragen om activiteiten in de fysieke leefomgeving uit te voeren door een omgevingsvergunning aan te vragen. Als de activiteit in strijd is met het omgevingsplan, is er sprake van een buitenplanse omgevingsplanactiviteit (BOPA). Voor een omgevingsvergunning voor een BOPA voor windenergie geldt meestal de uitgebreide openbare voorbereidingsprocedure. Daarbij wordt een eerst ontwerpbesluit ter visie gelegd voordat een definitief besluit wordt genomen.

Energiecoöperatie: Een collectief van burgers, bedrijven en/of overheden dat gezamenlijk investeert in en profiteert van duurzame energieprojecten, zoals windparken. Leden van een energiecoöperatie hebben zeggenschap over de besluitvorming binnen het project indien de energiecoöperatie een aandeel heeft in het windpark.

Energiegemeenschap: Een samenwerking waarin meerdere belanghebbenden, zoals burgers, bedrijven en lokale overheden, samenwerken aan het opwekken, verdelen en lokaal gebruiken van duurzame energie. Dit kan op lokaal, regionaal of nationaal niveau plaatsvinden. Een energiecoöperatie is hier een voorbeeld van.

Evenwichtige toedeling van functies aan locaties: Het principe dat bij besluitvorming over nieuwe ontwikkelingen in de fysieke leefomgeving sprake moet zijn van een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is een leidend principe bij de uitoefening van taken door overheden die zijn gericht op de fysieke leefomgeving.

Financiële participatie: Investeren in en/of voordeel ervaren van de opbrengsten van een initiatief of project.

Gebiedsproces: Het participatieve proces wat heeft plaatsgevonden voorheen aan dit toetsingskader waarbij alle betrokkenen (zoals omwonenden, gemeenten, ontwikkelaars, en andere belanghebbenden) betrokken werden. Tijdens dit gebiedsproces zijn aandachtspunten vanuit de omgeving opgehaald waarvan enkele worden meegenomen in het Toetsingskader.

Gevoelige objecten: Objecten die extra bescherming vereisen in het kader van windenergieprojecten. Betreft woningen, onderwijs- en gezondheidsinstellingen.

Initiatiefnemer: Een partij (of consortium) die het initiatief heeft genomen – al dan niet op uitnodiging van het bevoegd gezag – om een windproject te ontwikkelen. De gemeente Woerden heeft de voorkeur voor een consortium waarbij lokale grondeigenaren, inwoners en omwonenden en bedrijven samenwerken.

Intentieovereenkomst: een document waarin de intentie tot samenwerking tussen het consortium en de gemeente wordt vastgelegd. Bestaat tenminste uit de volgende onderdelen:

  • Betrokken gronden;

  • Betrokken partijen;

  • Rolverdeling initiatiefnemers en gemeente;

  • Tijdspad;

  • Kosten en financiering;

  • Vergunningentraject.

Klankbordgroep: Een groep van belanghebbenden en vertegenwoordigers uit de omgeving die regelmatig bijeenkomt om advies te geven over een windenergieproject. Deze groep wordt vaak ingesteld om zorgen en ideeën vanuit de gemeenschap mee te nemen in de planvorming.

Lokaal eigendom: Het principe dat (een deel van) het windpark eigendom is van lokale bewoners of een organisatie die de omgeving vertegenwoordigt. Dit kan bijdragen aan lokale betrokkenheid, draagvlak, zeggenschap en economische voordelen voor de gemeenschap. In de tekst wordt dit begrip verder uitgewerkt.

M.e.r.-beoordeling: De beoordeling van een aanmelding van initiatiefnemers over hun voorgenomen turbine-opstelling door de gemeente, of er aanzienlijke milieueffecten te verwachten zijn.

Motiveringsplicht: een juridische verplichting voor de initiatiefnemers, waarmee zij de inspanningen die zij verrichten om het lokaal eigendom te maximaliseren onderbouwen en verantwoorden. De motiveringsplicht wordt nader uitgewerkt in een Verordening Lokaal Eigendom.

Omgevingsfonds: Een fonds dat wordt opgezet door de initiatiefnemer om de leefomgeving rondom een windenergieproject te verbeteren of te versterken. Dit fonds kan bijvoorbeeld worden ingezet voor lokale projecten zoals natuurherstel, sociale voorzieningen, of educatieve initiatieven. De Gedragscode Acceptatie & Participatie Windenergie op Land van NedZero noemt een richtbedrag van € 0,40 tot 0,50 per megawattuur (MWh).

Omgevingsafspraken: Een overzicht van afspraken die de initiatiefnemer van een windenergieproject heeft gemaakt met input van de lokale gemeenschap. Dit zijn afspraken over zaken die de omgeving aangaan zoals compensatie, participatie, en monitoring van het project. Gemaakte afspraken over financiële participatie worden vastgelegd in het participatieverslag, als sluitstuk van het gebiedsproces tussen initiatiefnemers en omwonenden. Indien nodig worden afspraken over bijvoorbeeld financiële participatie aanvullend vastgelegd in een anterieure overeenkomst tussen vergunningsaanvragers en het bevoegd gezag.

Omgevingsplan: Het omgevingsplan bevat alle regels over de fysieke leefomgeving die de gemeente stelt binnen haar grondgebied. Per gemeente is er één omgevingsplan.

Omwonende: Diegene die in zijn woon- en leefomgeving een gevolg ondervindt van de komst van het windpark. Wie als omwonenden worden aangemerkt is maatwerk per project. Een specifieke groep is de direct omwonenden, zij die geluid en/of slagschaduw kunnen ervaren.

Omwonendenregeling: Een omwonendenregeling bij windprojecten betreft meestal een geldbedrag dat wordt uitgekeerd aan directe omwonenden, vaak gestaffeld naar verschillende afstanden rondom het windpark. In sommige gevallen is sprake van een lokaal stroomaanbod aan omwonenden.

Participatie: Het betrekken van en op basis van gelijkwaardigheid in overleg gaan met belanghebbenden over de locatiekeuze, ontwikkeling, bouw en exploitatie van een windproject.

Participatieplan: Het plan waarin voor de verschillende projectfasen (locatiekeuze, ontwikkeling, bouw en exploitatie) wordt vastgelegd wie op welke wijze belanghebbend is en op welke wijze deze verschillende partijen worden betrokken bij het project. Dit plan is bedoeld om transparantie en inspraak te waarborgen.

Plangebied: Afgebakend gebied binnen de polder Reijerscop waarin de doelstelling voor windenergie moet worden behaald.

Projectplan: Een document waarin de planning, organisatie, financiering, en uitvoering van een initiatief wordt beschreven.

Project-m.e.r.: Het onderzoek van de initiatiefnemer om de milieueffecten van verschillende opstellingen binnen de technische ruimte te kunnen beoordelen.

ProjectMER: De rapportage die uit een project-m.e.r. komt.

Randvoorwaarden: De basisvoorwaarden waar een projectplan aan moet voldoen, zoals technische eisen, milieueisen, en juridische kaders.

Samenwerkingsovereenkomst: Een overeenkomst tussen de verschillende partijen die samen het consortium opmaken.

Sociale grondvergoeding: Een vergoeding die wordt verstrekt aan grondeigenaren binnen het zoekgebied of plangebied voor windenergie in verband met de bouw en het gebruik van windturbines en bijbehorende voorzieningen zoals kraanplaatsen en onderhoudswegen. Deze verdeling is bedoeld om de vergoeding niet alleen te goede te laten komen aan de eigenaren van de gronden waar de turbines op worden geprojecteerd maar aan alle grondeigenaren in het gebied waarbinnen opstellingen met windturbines zijn onderzocht.

Technische ruimte: Het vlak binnen het zoekgebied waar windturbines kunnen worden geplaatst.

Uitgangspunten: De voorwaarden waar een initiatiefnemer naar moet streven in het projectplan.

Vergunningsaanvraag: De vergunningsaanvraag is het proces waarbij een initiatiefnemer officieel toestemming vraagt aan de bevoegde overheid om een windpark te mogen bouwen en exploiteren. Dit verzoek wordt ingediend via een formele aanvraag voor een omgevingsvergunning, waarin alle relevante informatie over het project wordt opgenomen.

Vergunningverlening: Vergunningverlening is het proces waarbij de gemeente toestemming verleent voor de bouw, exploitatie en het beheer van een windpark of andere ruimtelijke ontwikkelingen. De voorschriften waaronder activiteiten mogen worden uitgevoerd worden vastgelegd in een omgevingsvergunning.